Werkboek Pragmatische vaardigheden
Een product van kwaliteitskring 044, KTV (Kring Ter Verrijking), Borculo Maart 2011
Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................................................2 Opbouw ....................................................................................................................................................3 Overzicht van pragmatische vaardigheden ..............................................................................................4 Communicatieve functies: 1. Verzoek om uitleg ......................................................................................5 Communicatieve functies: 2. Verzoek om verduidelijking ........................................................................5 Communicatieve functies: 3. Beschrijven van gevoelens ........................................................................6 Communicatieve functies: 4. Suggestie geven ........................................................................................6 Communicatieve functies: 5. Informatie geven ........................................................................................7 Communicatieve functies: 6. Instructie geven ..........................................................................................7 Communicatieve functies: 7. Vragen om informatie .................................................................................8 Communicatieve functies: 8. Vragen om actie .........................................................................................9 Communicatieve functies: 9. Praten over wat anderen doen ...................................................................9 Communicatieve functies: 10. Vragen naar wens ................................................................................. 10 Communicatieve functies: 11. Verklaring geven ................................................................................... 10 Communicatieve functies: 12. Onderhandelen ..................................................................................... 11 Conversatievaardigheden: 1. Herhaling bij onduidelijkheid .................................................................. 12 Conversatievaardigheden: 2. Gericht roepen om aandacht .................................................................. 13 Conversatievaardigheden: 3. Reden geven met betrekking tot een waardeoordeel ............................ 13 Conversatievaardigheden: 4. Betekenis voorafgaande zinnen ............................................................. 14 Conversatievaardigheden: 5. Rekening houden met de voorkennis van de luisteraar ......................... 14 Conversatievaardigheden: 6. Praten buiten het hier-en-nu .................................................................. 16 Conversatievaardigheden: 7. Beurtwisseling ........................................................................................ 16 Conversatievaardigheden: 8. Openen van contact ............................................................................... 17 Conversatievaardigheden: 9. Beëindigen van contact .......................................................................... 18 Verhaalopbouw: 2. Oriëntatie van persoon ........................................................................................... 19 Verhaalopbouw: 3. Oriëntatie van plaats .............................................................................................. 19 Verhaalopbouw: 4. Oriëntatie van tijd ................................................................................................... 20 Verhaalopbouw: 5. Structuur ................................................................................................................. 20 Verhaalopbouw: 6. Kern ........................................................................................................................ 21 Verhaalopbouw: 7. Eindresultaat .......................................................................................................... 22 Verhaalopbouw: 8. Afronding ................................................................................................................ 22 Verhaalopbouw: 9. Causaal verband .................................................................................................... 23 Verhaalopbouw: 10. Referentie ............................................................................................................. 23 Verhaalopbouw: 11. Conjunctie............................................................................................................. 24 Bijlage: Pictogrammen........................................................................................................................... 25 Literatuurlijst .......................................................................................................................................... 27 1
Inleiding In de logopedische praktijk komen we steeds vaker tegen dat de pragmatische ontwikkeling van een kind niet normaal verloopt, bijvoorbeeld bij een kind met een taalontwikkelingsstoornis of een kind met een stoornis in het autistische spectrum. Er zijn inmiddels verschillende instrumenten op de markt om de pragmatiek te onderzoeken of te observeren, waaronder de Nijmeegse Pragmatiek Test en de CCC-2-NL vragenlijst. Methoden voor behandeling zijn echter niet of nauwelijks voorhanden. Van april 2008 tot september 2009 heeft kwaliteitskring 044 KTV (Kring Ter Verrijking) Borculo daarom een IT-traject gevolgd dat gericht was op de behandeling van pragmatische stoornissen bij kinderen. Pragmatische stoornissen kunnen zich voordoen op verschillende aspecten van de pragmatiek. Een model dat vaak wordt gehanteerd om de verschillende deelvaardigheden in de pragmatiek te definiëren is het model van Roth en Spekman (1984) waarop ook de Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) is gebaseerd. In de NPT worden drie categorieën onderscheiden: Communicatieve Functies, Conversatievaardigheden en Verhaalopbouw. Wij hebben ons in het IT-traject gebaseerd op deze indeling. Voor alle deelvaardigheden die in de NPT aan de orde komen hebben we onderzocht wat de beheersingsleeftijd is en hoe de vaardigheid getraind zou kunnen worden. Wij verwijzen naar de literatuurlijst voor de theoretische onderbouwing waarvan we gebruik hebben gemaakt. Uiteindelijk heeft het IT-traject geresulteerd in een verzameling behandelsuggesties en materialen die gebruikt kunnen worden bij de training van pragmatische vaardigheden van kinderen met een talige leeftijd van 4 tot 6 jaar.
2
Opbouw De verschillende vaardigheden van de NPT worden weergegeven. De pragmatische vaardigheden zijn opgebouwd uit 3 categorieën te weten: 1. Communicatieve functies, 2. Conversatievaardigheden, 3. Verhaalopbouw. Per categorie zijn er deelvaardigheden. Deze deelvaardigheden zijn beschreven in 6 onderdelen: 1. Doel, 2. Materiaal, 3. Werkwijze, 4. Aandachtspunt, 5. Variaties 6. Beheersingsleeftijd. Het werkboek is op deze wijze opgebouwd om vanuit de NPT werkbare praktische handvatten te kunnen bieden. Om het praktisch en snel bruikbaar te maken, worden de pictogrammen in de bijlage bijgeleverd.
3
Overzicht van pragmatische vaardigheden Communicatieve functies - Verzoek om uitleg: het vragen van een verklaring waardoor iets duidelijk wordt; - Verzoek om verduidelijking: het vragen om een nadere verduidelijking; - Beschrijven van gevoelens: het verwoorden van emoties en gevoelens; - Suggestie geven: het aandragen van ideeën waardoor een oplossing gevonden wordt; - Informatie geven: het geven van nieuwe inlichtingen om een beeld van iets te krijgen; - Instructie geven: het geven van opdrachten die opgevolgd moeten worden; - Vragen om informatie: het vragen om inlichtingen om bepaalde zaken uit te sluiten en een helder beeld te krijgen; - Vragen om actie: het verzoek tot het uitvoeren van een handeling; - Praten over wat anderen doen: het praten over bezigheden van anderen; - Vragen naar wens: het vragen naar de wens van de luisteraar; - Verklaring geven: het duidelijk maken van de gevolgen van een gebeurtenis of voorval; - Onderhandelen: het proces waarbij ten minste twee mensen(of partijen) iets tot stand proberen te brengen. Om te slagen moeten beide partijen met het besluit instemmen. Conversatievaardigheden - Herhaling bij onduidelijkheid: iets opnieuw zeggen of verduidelijken; - Gericht roepen om aandacht: het expliciet roepen van één persoon van wie men aandacht wil; - Reden geven met betrekking tot een waardeoordeel: het motiveren van een mening over iets; - Betekenis voorafgaande zinnen: wat verteld wordt, heeft een logisch verband met de voorafgaande zinnen; - Rekening houden met de voorkennis van de luisteraar: wanneer iets ter sprake gebracht wordt wat bij de luisteraar niet bekend is, wordt een toelichting gegeven; - Praten buiten het hier-en-nu: het praten over iets dat niet in de gesprekssituatie aanwezig is; - Beurtwisseling: het om beurten reageren, afwisselend de rol van de spreker en luisteraar op zich nemen om op deze manier adequaat gedachten en gevoelens uit te wisselen; - Openen van contact: het groeten of zich voorstellen waardoor een gesprek wordt begonnen of gewoon de initiatie van een conversatie; - Beëindigen van contact: het groeten of afscheid nemen waardoor een gesprek wordt beëindigd. Verhaalopbouw - Oriëntatie binnen een verhaal in het algemeen; - Oriëntatie van persoon: het aangeven over welke hoofdfiguur het verhaal gaat; - Oriëntatie van plaats: het aangeven van de plaats waar het verhaal zich afspeelt; - Oriëntatie van tijd: het aangeven van het tijdstip waarop de gebeurtenis plaatsvindt; - Structuur: het aangeven van de opbouw van of de lijn in het verhaal, waardoor het geheel logisch en duidelijk wordt; - Kern: het aangeven van het belangrijkste deel van het verhaal; - Eindresultaat: het vertellen van de afloop van het verhaal; - Afronding: het aangeven dat het verhaal ten einde is; - Causaal verband: het aangeven van een oorzakelijk verband tussen twee aspecten; - Referentie: het verwijzen naar een ander woord uit de context; - Conjunctie: het verbinden van zinnen door middel van een voegwoord. 4
Communicatieve Functies 1.Verzoek om uitleg Doel
Het kind kan om uitleg vragen wanneer iets onduidelijk is.
Materiaal
Een, voor het kind, onbekend spelletje.
Werkwijze
De therapeut legt een nieuw spelletje neer en zegt: “nou begin maar!” Hierbij is het wel van belang dat de therapeut het doel voor ogen houdt.
Aandachtspunt
Durft het kind te vragen?
Variaties
Met, voor het kind, onbekende voorwerpen een voelspelletje doen en afwachten of het vraagt wat ermee gedaan kan worden.
Beheersingsleeftijd
2 tot 3 jaar
2.Verzoek om verduidelijking
Doel
Het kind kan om verduidelijking vragen.
Materiaal
Een, voor het kind, onbekend spelletje.
Werkwijze
Het spelletje wordt op tafel gelegd en de therapeut vertelt op onlogische wijze de spelregels.
Aandachtspunt
Durft het kind te vragen?
Variaties
Het kind onduidelijke opdrachten laten uitvoeren. Bijv. “Pak daar maar dat spannende spelletje.”
Beheersingsleeftijd
2 tot 3 jaar. 5
3. Beschrijven van gevoelens
Doel
Het kind kan gevoelens herkennen en beschrijven.
Materiaal
Mimiekplaatjes van Logo-art.
Werkwijze
Er is een onderscheid tussen gevoelens herkennen of kunnen beschrijven. Als eerste moet het kind vertellen om wat voor soort gevoel het gaat. Vervolgens beschrijven de therapeut en het kind samen de gevoelens.
Aandachtspunt
De beheersingsleeftijd bij het herkennen van gevoelens en het beschrijven van gevoelens is verschillend.
Variaties
Emotioncards, CD-rom “Lekker weertje koekenpeertje”, Boekjes Blue, Jip & Janneke boekjes.
Beheersingsleeftijd
2 - 3 jaar: drukt emoties uit. 4 - 5 jaar: Gebruikt 2 keer zoveel effectieve uitingen dan 3-jarige om over emoties en gevoelens te praten.
4. Suggesties geven
Doel
Het kind kan een suggestie geven n.a.v. een probleemstelling.
Materiaal
LDA: “what would you do?”
Werkwijze
De therapeut heeft een plaat waarop een probleem is afgebeeld. Het kind bedenkt eventuele oplossingen.
Aandachtspunt
De therapeut zegt: “ Wat zou jij doen?”
6
Variaties
Logische reeksen van Schubi. Bijv: Wat ziet het poesje als oplossing om de hond weg te jagen? DGM-map.
Beheersingsleeftijd
6-7 jaar.
5. informatie geven
Doel
Het kind kan relevante informatie geven en verwoorden wat het ziet/denkt/voelt/wil/beleeft/enz.
Materiaal
Topologie/toporimo.
Werkwijze
A.d.h.v. een plaat vertellen en zo voorwerpen 2- en 3dimensionaal laten rangschikken. De één vertelt en de ander voert het uit.
Aandachtspunt
De therapeut en het kind spreken af dat er alleen verbaal gecommuniceerd wordt.
Variaties
Plaatjes omschrijven en raden, aanvulzinnen(transparant), ik zie ik zie wat jij niet ziet, alledaagse dingen vertellen, wat hoort er niet bij....waarom niet?
Beheersingsleeftijd
5 – 6 jaar.
6. Instructie geven
Doel
Het kind kan instructies geven aan een ander.
Materiaal
Potloden en tekenpapier.
7
Werkwijze
De therapeut en het kind gaan samen tekenen. De therapeut vraagt het kind hoe een huis of een poppetje getekend moet worden. De therapeut tekent vervolgens volgens de instructies van het kind.
Aandachtspunt
Laat ook ruimte voor het kind om tussendoor zelf iets te tekenen.
Variaties
Dit kan ook met lego bouwen of met een topologiekaart. Ook kan het kind een knutselwerkje van school meenemen. De therapeut kan dan vragen: “Als ik dit ook wil maken, hoe moet ik dit dan doen?” Of nog een stapje moeilijker: “Ik wil koffie zetten/ pannenkoeken bakken, hoe moet ik dit dan doen?”
Beheersingsleeftijd
6-7 jaar.
7. Vragen om informatie
Doel
- Het kind kan relevante vragen stellen. - Het kind kan een vraag stellen om tot een gewenst antwoord te komen.
Materiaal
Transparant oefening.
Werkwijze
De therapeut en het kind bekijken een plaat. Eerst zal de therapeut vragen stellen bij de plaat. Dan lokt de therapeut het kind uit om een vraag te stellen.
Aandachtspunt
Vragen stellen met “wat” en “waar”, andere vraagwoorden komen later pas.
Variaties
Spel “Wie is het?”, praatplaten, prentenboeken, rollenspellen.
Beheersingsleeftijd
3 – 4 jaar. 8
8. Vragen om actie
Doel
Het kind kan een vraag stellen om de ander tot handelen aan het zetten.
Materiaal
Kleurplaat en stiften / kleurpotloden.
Werkwijze
De therapeut en het kind mogen om beurten een voorwerp op de kleurplaat inkleuren, de ander „beheert‟ de stiften/ potloden. De therapeut begint met het stellen van de vraag: “Wil je mij het groene potlood geven?” Daarna wordt gewisseld en mag het kind de vraag stellen en kleuren.
Aandachtspunt
N.v.t.
Variaties
- Situaties schetsen zoals: “Kees kan zijn veters nog niet strikken, wat vraagt hij aan de juf?” - Transparantblad: “Wil je de hark even in de schuur zetten?” - Poppenhuis, rollenspel: mama is erg druk vandaag; ze vraagt de andere poppen om hulp: “Wil jij even koffie zetten?” (eventueel met actie-kaartjes van b.v. boodschappen doen / stofzuigen / enz.)
Beheersingsleeftijd
4 - 5 jaar.
9. Praten over wat anderen doen
Doel
Het kind kan begrijpelijk verwoorden wat anderen doen.
Materiaal
Vertelplaat.
Werkwijze
Het kind vertelt bij een vertelplaat wat anderen doen. Dit kan gestimuleerd worden door “wie”, “wat” en “waar” vragen te 9
stellen.
Aandachtspunt
Vaak komt dit item veelvuldig in de logopedische behandeling voor om bijvoorbeeld de zinsbouw te oefenen, maar is het doel niet pragmatisch.
Variaties
Logische reeks, babbelspel, uitbeelden.
Beheersingsleeftijd
4 jaar.
10. vragen naar wens
Doel
Het kind kan vragen naar de wens van de luisteraar.
Materiaal
Speelgoed winkeltje.
Werkwijze
De therapeut speelt een klant en het kind is de winkelier. Het kind vraagt “wat wil je kopen?”Eventueel kan de therapeut eerst winkelier spelen en zo voordoen wat de bedoeling is.
Aandachtspunt
N.v.t.
Variaties
Restaurant.
Beheersingsleeftijd
3 - 4 jaar.
11.Verklaring geven
Doel
Het kind kan de gevolgen van een gebeurtenis onder woorden brengen.
Materiaal
Oorzaak/gevolgkaarten.
10
Werkwijze
De therapeut stelt het kind “waarom” en “hoe” vragen om het te stimuleren.
Aandachtspunt
Het kind moet gestimuleerd worden een goede, complete zin te formuleren.
Variaties
Logische reeks, vertelplaat.
Beheersingsleeftijd
5 jaar.
12. Onderhandelen
Doel
Het kind kan onderhandelen waarbij beide partijen tevreden zijn.
Materiaal
2 playmobilpoppetjes.
Werkwijze
Om beurten vertellen waarom het ene poppetje wel en het andere poppetje niet gewenst is, om zo tot een besluit te komen. Uiteindelijk moeten beide partijen met het besluit instemmen.
Aandachtspunt
N.v.t.
Variaties
Bv. 2 autootjes, 2 pennen, 2 knuffels, 2 boeken en ander 3Dmateriaal.
Beheersingsleeftijd
5 jaar.
11
Conversatievaardigheden 1. Herhaling bij onduidelijkheid; deel 1
Doel
Het kind kan een herhaling geven van hetgeen net gezegd is.
Materiaal
N.v.t.
Werkwijze
De therapeut zegt dat ze het niet gehoord heeft bijvoorbeeld omdat ze even niet oplette of omdat ze slecht hoort..
Aandachtspunt
De therapeut zegt: “Sorry, ik heb het niet goed gehoord, wil je het nog eens zeggen?”
Variaties
n.v.t.
Beheersingsleeftijd
3- tot 4 jaar
Herhaling bij onduidelijkheid; deel 2
Doel
Het kind kan zichzelf verduidelijken wanneer het niet wordt begrepen.
Materiaal
Colour Cards What‟s Wrong?
Werkwijze
De therapeut geeft het kind een Colour Card.. Het kind vertelt wat er verkeerd is op de foto. De therapeut geeft aan dat ze het niet begrijpt.
Aandachtspunt
Er wordt afgesproken dat de kaart niet door de ander mag worden gezien. Eventueel een scheidingsscherm op tafel zetten.
Variaties
Topoprimo, Varimages (logische reeksen met verwisselbare stukjes die in de vertelplaten passen).
Beheersingsleeftijd
3 - 4 jaar.
12
2. Gericht vragen om aandacht
Doel
Het kind kan bij een hulpvraag gericht aandacht vragen aan één persoon.
Materiaal
Een potlood zonder punt.
Werkwijze
Het kind moet iets tekenen of kleuren en krijgt een potlood zonder punt. De therapeut geeft een voorbeeld van wat er gevraagd kan worden om de aandacht te krijgen. Daarna het kind erop wijzen dat het aandacht moet vragen. Uitleggen wat het belang van het vragen om aandacht is.
Aandachtspunt
N.v.t.
Variaties
Kapot speelgoed, geen pen geven als het kind iets moet schrijven of tekenen.
Beheersingsleeftijd
Vanaf 2 jaar
3. Reden geven m.b.t. een waardeoordeel
Doel
Het kind kan een reden voor zijn mening geven..
Materiaal
Verschillende materialen waarbij telkens een keuze is uit 2. Bijv. Mooie schelpen, knopen, steentjes.
Werkwijze
De therapeut zegt: “We maken ieder een tentoonstelling met mooie spulletjes. Kies maar welke knoop/steen/schelp jij het mooist vindt.” Na de keuze vraagt de therapeut: “Waarom vind je die het mooist?”
13
Aandachtspunt
3 dimensioneel materiaal heeft het meest gewenste effect.
Variaties
Een verkeerskleed met telkens keuze uit 2 auto‟s, huizen, vrachtauto‟s enz.
Beheersingsleeftijd
5-6 jaar.
4. Betekenis voorafgaande zinnen
Doel
Het kind kan zinnen maken waarbij een logisch verband is met de voorafgaande zinnen.
Materiaal
Logische reeksen.
Werkwijze
De reeks wordt samen met het kind neergelegd. De therapeut vertelt de inleiding bv. de “wie”, “wat” en “waar” aspecten en laat het kind het afmaken.
Aandachtspunt
Meerdere zinnen kunnen maken die op elkaar aansluiten.
Variaties
Gesprekken buiten het hier-en-nu.
Beheersingsleeftijd
6-7 jaar.
5. Rekening houden met de voorkennis van de luisteraar
Doel
Het kind kan bij het vertellen rekening houden met de voorkennis van de luisteraar.
Materiaal
Foto‟s/afbeeldingen van een peuter, een kind van 6-7 jaar en een volwassene. Daarnaast een grote vertelplaat van bijvoorbeeld “Bas in de speelgoedwinkel”. 14
Werkwijze
De therapeut legt eerst uit dat er tegen mensen verschillend wordt gesproken; tegen een jong kind wordt er op een andere manier gesproken dan tegen een volwassene. De therapeut geeft daarbij voorbeelden en stelt de vraag “Tegen wie zou ik dit kunnen zeggen?” Het kind moet dan de juiste afbeelding aanwijzen. Vervolgens vertelt het kind dingen over de vertelplaat waarbij de therapeut moet raden wie het gezegd heeft. Bv. “Kijk eens, mooie pop!”, “Oh, dat is vet! Een bestuurbare auto!”, “Als ik heel goed mijn best doe met zwemles, mag ik dan zo‟n vlieger?”
Aandachtspunt
De therapeut moet uitleggen dat mensen het soms niet kunnen begrijpen als het kind zich niet voldoende aanpast; Ouderen weten misschien niet wat „vet‟ betekent en kleine kinderen begrijpen het niet als er te veel moeilijke woorden worden gebruikt. Probeer dit terug te koppelen naar de familiesituatie van het kind.
Variaties
De therapeut kan ook uitleggen dat niet alleen de leeftijd van mensen belangrijk is om rekening mee te houden maar ook hoe bekend diegene is. Bv. Het kind kan tegen moeder zeggen “Nog maar twee nachtjes slapen mama!” en moeder weet wat het kind bedoelt. Tegen een mevrouw in de winkel moet het eerst uitgelegd worden; “Over twee nachtjes ben ik jarig en dan word ik 7 jaar, daarom mag ik nu een cadeau uitkiezen”. Dit kan ook weer middels een vertelplaat worden geoefend, maar ook in een rollenspel tijdens „winkeltje spelen‟. De therapeut kan tijdens spontane gesprekken inhaken op onduidelijkheden die ontstaan doordat het kind informatie weglaat. Zo kan de therapeut het kind laten blijken dat bepaalde personen voor het kind bekend zijn maar niet voor de therapeut. Het kind moet dan duidelijk vertellen om wie het gaat. De therapeut kan dan zelf een voorbeeld geven; “Esther belde mij deze week nog om te vragen of we samen naar het feestje konden gaan”.
Beheersingsleeftijd
6-7 jaar.
15
6. Praten buiten het hier-en-nu
Doel
Het kind kan praten over situaties / dingen die op dat moment niet aanwezig zijn binnen de therapiesessie.
Materiaal
N.v.t
Werkwijze
Praten over dingen die het kind bezig houden. Bv. Hoe ziet de slaapkamer van het kind eruit. Waar gaat het kind naar toe op vakantie.
Aandachtspunt
N.v.t.
Variaties
Babbelspel (aangepast aan de leeftijd van het kind), door veel open en gesloten vragen te stellen, zoveel mogelijk situaties koppelen aan het leven van het kind, logische reeksen.
Beheersingsleeftijd
3 -4 jaar.
7. Beurtwisseling
Doel
Het kind kan deelnemen aan korte dialogen, afwisselend luisteren en reageren als spreker en op die manier informatie uitwisselen.
Materiaal
Winkeltje.
Werkwijze
Eerst één op één oefenen middels winkeltje spelen. Mocht het kind niet op zijn beurt wachten en door de ander heen praten, dan kan het kind er op dat moment op gewezen worden. Er kunnen ook afspraken gemaakt worden betreffende de beurtwisseling. Vervolgens kan de beurtwisseling in de gezinssituatie of klassensituatie toegepast worden.
16
Aandachtspunt
Bespreken wat het belang van beurtwisseling is en het kind bewust maken van eventuele fouten.
Variaties
Telefoonspelletjes, poppenkast, handpoppen, in een groepssituatie, poppenhuis, rollenspel.
Beheersingsleeftijd
2 - 3 jaar.
8. Openen van contact
Doel
Het kind kan initiatief nemen om contact te openen.
Materiaal
Winkeltje
Werkwijze
Het is belangrijk eerst het groeten te leren. Vervolgens het openen van een gesprek. Tijdens het winkelspel vermijdt de therapeut oogcontact. Het kind zal zelf initiatief moeten nemen om het contact te openen. Door van rol te wisselen wordt het goede voorbeeld gegeven en kunnen variaties van initiatief nemen voorgedaan worden.
Aandachtspunt
Het is belangrijk om het belang van groeten uit te leggen. Bij het komen altijd verbaal groeten. Geef het kind de gelegenheid initiatief te nemen om het contact te openen. Zo nodig het kind vragen zelf verbaal te openen. Het kind blijven stimuleren om zelf initiatief te nemen. Geen enkel initiatief van het kind onbeloond laten.
Variaties
Hand- en vingerpoppen, poppenkast, rollenspel, de opdracht geven om de volgende keer het contact te openen.
Beheersingsleeftijd
2 – 3 jaar.
17
9. Beëindigen van contact
Doel
Het kind kan contact met anderen beëindigen door afscheid te nemen of te groeten.
Materiaal
Winkeltje
Werkwijze
Bij het afscheid nemen tijdens het winkelspel het beëindigen van het contact stimuleren / uitlokken door zelf het goede voorbeeld te geven. Uiteindelijk kan het kind dit spontaan. Varianten van het geen je kan zeggen tijdens het beëindigen van het contact aanbieden.
Aandachtspunt
Uitleggen wat het belang van het beëindigen van het contact is. Het kind erop wijzen en/of vragen het contact te beëindigen. Indien nodig dit voor doen. Bij het gaan altijd het verbaal beëindigen van het contact stimuleren.
Variaties
Telefoneren, poppenhuis / poppenkast, het beëindigen van het contact na afloop van de behandeling.
Beheersingsleeftijd
9 mnd. - 2 jaar.
18
Verhaalopbouw 1. Oriëntatie binnen een verhaal in het algemeen wordt onderverdeeld in oriëntatie van persoon, plaats en tijd. Om deze reden zal deze subcategorie niet worden uitgewerkt.
2. Oriëntatie van persoon
Doel
Het kind kan aangeven over welke hoofdpersoon het verhaaltje gaat.
Materiaal
Een logische reeks en als ondersteuning de pictogram met “wie”.
Werkwijze
De therapeut en het kind leggen samen de reeks neer en de therapeut stelt de vraag: “Over wie gaat dit verhaal?”
Aandachtspunt
Dit combineren met de pictogrammen “wat” en “waar”.
Variaties
Vertellen buiten het hier-en-nu met de opdracht: begin het verhaal met “wie”, “wat” en “waar”.
Beheersingsleeftijd
5 - 6 jaar.
3. Oriëntatie van plaats
Doel
Het kind kan aangeven op welke plaats het verhaal zich afspeelt.
Materiaal
Een logische reeks en als ondersteuning de pictogram met “waar”.
Werkwijze
De therapeut en het kind leggen samen de reeks neer en de therapeut vraagt het kind: “Waar is xxx?/ Waar zijn xxx?”.
Aandachtspunt
Dit combineren met de pictogrammen “wie” en “wat”.
Variaties
Vertellen buiten het hier-en-nu met de opdracht: begin het verhaal met “wie”, “wat” en “waar”.
19
Beheersingsleeftijd
5 - 6 jaar.
4. Oriëntatie van tijd
Doel
Het kind kan het tijdstip aangeven waarop de gebeurtenis plaatsvindt.
Materiaal
- Een logische reeks waarin een tijdstip te herleiden is. Bv.: ‟s morgens, ‟s middags, ‟s avonds, lente, zomer, herfst, winter, voor het eten, na het eten etc. - Het pictogram “wanneer”.
Werkwijze
De therapeut en het kind leggen samen de reeks neer en de therapeut vraagt het kind: “wanneer was dat?”.
Aandachtspunt
Dit combineren met de pictogrammen “wie”, “wat” en “waar”. Het is belangrijk dat deze vragen eerst worden gesteld.
Variaties
Vertellen buiten-het-hier-en-nu waarbij “wie”, “wat”, “waar”, “wanneer” aan bod komen. Ook moet de ondersteuning van de pictogrammen aanwezig zijn.
Beheersingsleeftijd
6 - 7 jaar.
5. Structuur
Doel
Het kind kan een verhaal in een logische volgorde vertellen.
Materiaal
Logische reeksen.
Werkwijze
Er wordt een logische reeks van 5 plaatjes aangeboden. 20
Het kind zoekt zelf de logische volgorde. De therapeut kan de plaatjes niet zien en nodigt het kind uit zo volledig mogelijk te vertellen. (eventueel vertelt de therapeut het verhaal van het kind na.)
Aandachtspunt
Zoek logische reeksen uit waar een duidelijke opbouw in zit.
Variaties
Opklimmende moeilijkheidsgraad: -visuele ondersteuning, -een kort verhaal alleen auditief aangeboden, -laten vertellen over eigen gebeurtenissen (eventueel vooraf aan de ouders vragen om recente gebeurtenissen op te schrijven zodat het verhaal makkelijker te structureren is voor de therapeut).
Beheersingsleeftijd
5 - 6 jaar.
6. Kern
Doel
Het kind kan de kern van een verhaal duidelijk weergeven.
Materiaal
Logische reeksen.
Werkwijze
Dit wordt geoefend aansluitend aan de structuur (zie hiervoor). De therapeut vraagt wat volgens het kind het belangrijkste is van het verhaal en laat het kind kiezen uit twee mogelijkheden, bijvoorbeeld: “Jan is gevallen met zijn fiets” of “Jan had een blauwe jas aan”.
Aandachtspunt
Kies een duidelijk verhaal. Houdt er rekening mee dat voor het kind iets anders belangrijk kan zijn dan voor een volwassene.
Variaties
Als het kind zonder problemen de goede keuze kan maken, 21
kan het eventueel zelf aangeven wat de kern van het verhaal is.
Beheersingsleeftijd
6 - 7 jaar.
7. Eindresultaat
Doel
Het kind kan vertellen hoe het verhaal afloopt.
Materiaal
Logische reeks en de pictogram “waarom/hoe”.
Werkwijze
Leg i.p.v. het laatste plaatje een vraagteken. Het kind bedenkt zelf de afloop van het verhaal.
Aandachtspunt
Het is zinvol om het verhaal eerst volledig te vertellen.
Variaties
N.v.t.
Beheersingsleeftijd
6 – 7 jaar.
8. Afronding
Doel
Het kind kan aangeven dat het verhaal is afgelopen.
Materiaal
Logische reeksen.
Werkwijze
Er wordt een logische reeks van 5 plaatjes aangeboden. Het kind zoekt de logische volgorde. De therapeut kan de plaatjes niet zien en nodigt het kind uit zo volledig mogelijk te vertellen. (eventueel vertelt de therapeut het verhaal van het kind na.) Vraag echter van tevoren het kind aan te geven wanneer het verhaal is afgelopen en wanneer jij kunt beginnen.
Aandachtspunt
Niet ieder verhaal behoeft een expliciete afronding. 22
Variaties
N.v.t.
Beheersingsleeftijd
Onbekend.
9. Causaal verband
Doel
Het kind kan een oorzakelijk verband uitleggen.
Materiaal
- “What‟s wrong?”, - Pictogram “waarom/hoe”.
Werkwijze
De therapeut vraagt het kind bij de plaatjes uit te leggen wat er verkeerd is en waarom.
Aandachtspunt
Het kind moet gestimuleerd worden een goede, complete zin te formuleren. Dit kan eventueel d.m.v. een aanvulzin; “Dit is niet goed, omdat …” Het kind moet in eerste instantie noemen wat er fout is en niet meteen hoe het zou moeten.
Variaties
Logische reeks, why / because.
Beheersingsleeftijd
4 - 5 jaar.
10. Referentie
Doel
Het kind kan verwijzen naar een ander woord uit het verhaal.
Materiaal
Color Cards → Basic sequences.
Werkwijze
Het kind krijgt het eerste en het laatste kaartje en vertelt erover.
23
Bijvoorbeeld: De jongen klimt → Hij is op het klimrek geklommen.
Aandachtspunt
Het kind moet de goede referent gebruiken.
Variaties
Transparant, kopieerboek taalspelletjes.
Beheersingsleeftijd
5-6 jaar.
11. Conjuncties
Doel
Het kind kan zinnen verbinden d.m.v. de voegwoorden “en”, “maar”, “wat”, “omdat”, “doordat”, “als…dan”, “nadat”, “dus” enz.
Materiaal
Transparant.
Werkwijze
Volg de werkwijze van de transparantbladen.
Aandachtspunt
N.v.t.
Variaties
“What‟s wrong?”, logische reeksen.
Beheersingsleeftijd
4-5 jaar.
24
Bijlage: pictogrammen
wie?
waar?
wanneer?
25
wat?
hoe?
waarom?
26
Literatuurlijst Baker, A.E., Blankenstijn C.J.K. & Roelofs, M. (1999).Taalontwikkeling: de pragmatische ontwikkeling. Handboek Stem- Spraak- Taalpathologie, Hoofdstuk A7.4.1, Aflevering 8. Embrechts, A., Mugge, A. & Bon, W. van (2005). Nijmeegse Pragmatiek Test Handleiding. Amsterdam, Pearson Assesment and Information B.V. Jansonius, K. & Roelofs, M.(2006) Pragmatiek, pragmatische ontwikkeling en pragmatische stoornissen bij kinderen. Reader bij de Post-HBO cursus Inzicht in pragmatische problemen. Roth, F & Spekman, N. (1984). Assessing the pragmatic abilities of children: Part I. Organizational framework and assessment parameters. Journal of Speech and Hearing Disorders, 49: 2 – 11.
27