Alle Taal Centraal 2009
Drs. M.P. Ketelaars
Classificatie van kinderen met pragmatische taalproblemen
Achtergrond project • Samenwerkingsverband Radboud Universiteit Nijmegen en Sint Marie – Prof. L. Verhoeven – Dr. J. Cuperus – Dr. K. Jansonius
• Praktijkgestuurde onderzoeksvraag: – Wat zijn pragmatische taalproblemen?; – Hoe kunnen we deze problemen in kaart brengen?; – Wat zijn mogelijke onderliggende oorzaken?
Longitudinaal onderzoek met taalmaten en neuropsychologische maten, raakvlak linguistiek en (neuro)psychologie
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Deelonderzoeken
Pragmatische taalproblemen?
•
• Pragmatische competentie: juist gebruik van taal in context • Rapin & Allen (1983) semantisch pragmatische taalstoornis
Studie 1: Screening van kinderen met PLI (Ketelaars, Cuperus, Jansonius, & Verhoeven, in press)
•
Studie 2: Gedragsproblemen in relatie tot PLI (Ketelaars, Cuperus, Jansonius, & Verhoeven, in press)
•
Studie 3: Semantische vaardigheden van kinderen met PLI
•
Studie 4: Narratieve vaardigheden van kinderen met PLI (Ketelaars, Jansonius, Cuperus, & Verhoeven, submitted)
•
Studie 5: Ontwikkeling van narratieve vaardigheden in kinderen met PLI
Alle Taal Centraal 2009
Onderzoeksgroep • Regulier onderwijs CCC (Bishop, 1998, Nederlandse vertaling: Hartman et al., 1998)
– Symptomen: praatgraag, atypische woordkeus, niet adequate conversationele vaardigheden. – Taalstoornis MAAR ook zichtbaar bij ASS
• Inmiddels: pragmatische taalstoornis (Bishop, 2000) • Ergens tussen ASS en SLI in • Niet in DSM-IV of ICD10
Alle Taal Centraal 2009
Studie 3:
Semantische vaardigheden
– 84 kinderen met PLI (4;11 tot 6;01 jaar, M = 5;06) 59 jongens, 25 meisjes – 81 normaal ontwikkelende kinderen (NC) (4;11 tot 6;01 jaar, M = 5;06) leerkracht geeft aan geen problemen
• Matching op klas, geslacht en leeftijd (max. 6 maanden verschil) • Nederlandstalig
1
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Waarom semantische vaardigheden?
Eerdere onderzoeken
•
• Semantische problemen geen kernprobleem (Bishop, 2000)
Twee visies op pragmatiek: – Modulaire/nauwe visie: fonologie, semantiek, pragmatiek, … etc. – Functionele/brede visie: interactief, in alle systemen
•
MAAR: • Oorpronkelijke definitie woordvindingsproblemen (Rapin, Allen, 1983) • Lagere score op benoemingstaak (Botting & Conti Ramsden, 1999) • Vreemd woordgebruik, stereotiepe zinnen in narratieven en conversatie (Bishop & Norbury, 2002) • Lagere score op semantische taak (similar meaning; Botting & Adams, 2005)
Historische ontwikkeling term SPLD PLI
Alle Taal Centraal 2009
Onderzoeksopzet
Alle Taal Centraal 2009
Wat gebeurt er tijdens het benoemen van plaatjes?
• 20 plaatjes uit Nederlandse bewerking Renfrew Word Finding Vocabulary Test (Jansonius, Borgers, DeBruin & Stumpel, 2006)
Object identificeren
– Hoogfrequent vs. laagfrequent (RUPS - BOOR) – Kort vs. lang (SLAK – KROKODIL)
Naam selecteren (semantische problemen)
Articulatie voorbereiden (fonologische problemen)
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Waar kijken we naar?
Resultaten (aantal goed)
• Benoemingsvaardigheden: totaal aantal goed • Benoemingsproblemen: effect frequentie en lengte • Benoemingsproblemen: soort fouten
• • • •
– – – – –
Semantisch Fonologisch Niet gerelateerd ‘Weet niet’/omschrijving Zelf bedachte woorden
paard ipv kameel anger ipv anker gras ipv pijl … plantenwatergever ipv gieter
• ‘Embedding van het woord’: informatie uit definieren woord (‘Wat kun je er mee/wat kan deze?’) • Effect van semantische cue
PLI < NC Frequentie-effect Lengte-effect Interactie-effect
5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
NC PLI
HF HF LF LF kort lang kort lang
2
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Resultaten (gemaakte fouten)
Soort fouten: voorbeelden
Absolute aantallen • PLI > NC
• Gras in plaats van pijl
– semantische fouten (sem), ongerelateerde fouten (fon), wn/omschrijvingen (w.n./om)
70% 60% 50% 40% NC PLI
30%
Proportioneel • PLI > NC
• Douche in plaats van microfoon
20%
zelf
wn/om
fon
0%
niet
10% sem
– ongerelateerde fouten (niet)
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Resultaten (informatie in definities)
Resultaten (alternatieve definities)
0 = geen info 1 = juist maar incompleet 2 = volledig
Categorisch/evaluatief/plaatsbepalend • PLI = NC
1,8 1,6 1,4
• •
PLI < NC Kwalitatief vreemde antwoorden
VB boor – snijdt door hout slak – sleet over de grond
• Gebruik van geluiden en bewegingen PLI > NC
1,2 1
NC PLI
0,8
VB: gitaar spelen, boorgeluid maken
0,6 0,4 0,2 0 goed
sem.
w.n.
Alle Taal Centraal 2009
Resultaten (semantische cues)
Alle Taal Centraal 2009
Conclusies en klinische implicaties • Aanwezigheid semantische problemen
Aantal correcte antwoorden na cue Totaal aantal gegeven cues
• Kwalitatieve analyse deel problemen mogelijk pragmatisch van aard
• PLI = NC • Ongeveer 10 % extra benoemd Het is belangrijk om semantische en pragmatische aspecten niet als modulair te benaderen. Diagnostiek dient zich te richten op zowel de semantiek als op de pragmatiek. Daarbij lijken kinderen met pragmatische taalproblemen wat betreft semantiek ten dele dezelfde problematiek te vertonen als kinderen met SLI.
3
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Beperkingen
Studie 4:
Narratieve competentie
• PLI-groep uit regulier onderwijs • Benoemingstaak relatief simpel semantiek in meer natuurlijke setting biedt mogelijk meer/andere informatie.
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Waarom narratieve competentie?
Narratieve competentie en ToM
•
• Perspectief karakter begrijpen
• •
Narratieve competentie vereist pragmatische vaardigheden Ecologisch valide maat Voorspeller academische EN sociale vaardigheden
begrijpen gedrag karakter
• Perspectief luisteraar – – – –
Onderbelicht: • Theory of Mind? • Executief functioneren?
Kwaliteit Kwantiteit Relevantie Wijze
Alle Taal Centraal 2009
☺
Alle Taal Centraal 2009
Narratieve competentie en EF
Eerdere onderzoeken
• Organisatie van informatie
• Kinderen met SLI: zwakkere narratieve competentie (bijv. Botting, 2002)
– inhoud (plotelementen) – structuur (binnen en tussen zinnen)
?
• Kinderen met PLI: minder plotelementen (specifiek setting en ending). Mogelijk ook problemen op het gebied van linguistische structuren (Botting, 2002) – N = 5, te kleine groep – Geen vergelijkingsgroep – Relatie ToM/EF??
4
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Onderzoeksopzet
Narratieve maten
• Nederlandse bewerking Renfrew Busverhaal (Jansonius, Borgers, DeBruin & Stumpel, 2006) • Testbatterij Theory of Mind en EF
Grote diversiteit, gekozen voor:
– – – – –
• • • • • •
False belief Aandacht Inhibitie Werkgeheugen Planning
Totaal aantal uitingen ML5LU Aantal onderschikkingen Gerealiseerde plotstructuur elementen (proportie) Proportie ruis Proportie impliciete referenten
• Gekeken naar: – Profiel narratieve competentie – Factorstructuur in narratieve competentie – Relatie narratieve competentie en ToM/EF
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Resultaten (narratieve competentie)
Voorbeelden PLI groep
• Kinderen met PLI zwakkere linguistische vaardigheden
ML5LU:
– Totaal aantal uitingen – ML5LU – Aantal onderschikkingen
(PLI = 16 (PLI = 7,7 (PLI = 1,2
NC = 20) NC = 9) NC = 2,2)
“Die bus wou rijden” “Doet het niet meer”
Impliciete referenten: • Plotelementen: PLI < NC (PLI = 36%
NC = 49%)
“En toen ging ie (de bus) naar de stad. En wou die zo fluiten”. “Toen valde de bus in. Toen had die een moddertrekker gevonden”
• Ruis: PLI > NC, maar geen verschil verkeerde tijdsvolgorde (PLI = 20% NC = 13%)
Ruis:
• Bijna significant verschil proportie impliciete referenten
“De trein had zo een deuk” “En hier werd die steeds bozerder. En hier was die nog steeds bozer.”
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Resultaten (relatie met ToM/EF)
Resultaten (factorstructuur narratieve competentie) •
Bewijs voor drie factoren: linguistische vaardigheden, verhaalinhoud, cohesie 1
Totaal aantal uitingen
.854
ML5LU
.902
Aantal onderschikkingen
.867
2
Aandacht
Inhibitie/flex.
Werk geheugen
Planning
Linguistische structuur
.40**
.24*
.35**
.12
.11
Verhaalinhoud
-.11
.12
-.04
-.08
.23*
Cohesie
-.06
-.09
.02
-.13
-.15
Linguistische structuur
.08
.30**
.28*
.26*
.38**
Verhaalinhoud
.09
.06
.22†
.26*
.09
Cohesie
.15
.08
.06
.17
-.04
PLI
Proportie plotelementen
.904
Proportie ruis
-.923
Proportie impliciete referenten
3
False belief NC
.974
5
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
Conclusies en klinische implicaties
Beperkingen
• • •
• • • •
PLI zwakkere narratieve competentie Narratieve competentie vertoont relatie met EF en ToM Relatie ToM is bij kinderen met PLI echter afwezig, wel sterke relaties met EF informatieverwerkingsproblematiek
PLI-groep uit regulier onderwijs Maten voor cohesie meer uitwerken ‘Retelling’ is mogelijk simpeler dan ‘generating’ Narratieve competentie geeft slechts een beperkt beeld van pragmatische vaardigheden • ToM/EF beperkt gemeten
In kaart brengen van narratieve competentie levert veel informatie op. Daarbij is het van belang om ook te kijken naar neuropsychologische aspecten. Deze kunnen mogelijk ten grondslag liggen aan problemen in narratieve competentie. Mogelijk kan interventie gericht op executief functioneren eveneens de narratieve competentie verbeteren.
Alle Taal Centraal 2009
Alle Taal Centraal 2009
• Bishop, D. V. M. (1998). Development of the Children's Communication Checklist (CCC): A method for assessing qualitative aspects of communicative impairment in children. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 39(6), 879-891.
[email protected]
• Bishop, D. V. M. (2000). Pragmatic language impairment: A correlate of SLI, a distinct subgroup, or part of the autistic continuum? In L. B. Leonard & D. V. M. Bishop (Eds.), Speech language impairments in children: Causes, characteristics, intervention and outcome. (pp. 305). New York, NY, US: Psychology Press. • Bishop, D. V. M., & Norbury, C. F. (2002). Exploring the borderlands of autistic disorder and specific language impairment: A study using standardised diagnostic instruments. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 43(7), 917-929. • Botting, N. (2002). Narrative as a tool for the assessment of linguistic and pragmatic impairments. Child Language Teaching and Therapy, 18(1), 1-21. • Botting, N., & Adams, C. (2005). Semantic and inferencing abilities in children with communication disorders. International Journal of Language and Communication Disorders, 40(1), 49-66. • Botting, N., & Conti-Ramsden, G. (1999). Pragmatic language impairment without autism: The children in question. Autism, 3(4), 371-396.
Alle Taal Centraal 2009
• Hartman, C. A., Geurts, H. M., Verte, S., Roeyers, H., Sergeant, J. A., & Bishop, D. V. M. (1998). De drie C's: Children's Communication Checklist [The Three C's: Children's Communication Checklist. Dutch translation]. Unpublished manuscript: Vrije Universiteit, Amsterdam. • Jansonius-Schultheiss, K., Borgers, M., DeBruin, B., & Stumpel, H. (2006). Renfrew's language scales Dutch adaptation. Amsterdam: Pro-education, HvA. • Ketelaars, M. P., Cuperus, J. M., Jansonius, K., & Verhoeven, L. (in press). PLI and associated behavioural problems. International Journal of Language and Communication Disorders. • Ketelaars, M. P., Cuperus, J. M., Van Daal, J., Jansonius, K., & Verhoeven, L. (in press). Screening for pragmatic language impairment: The potential of the Children's Communication Checklist. Research in Developmental Disabilities. • Rapin, I., & Allen, A. (1983). Developmental language disorders: Nosological considerations. In U. Kirk (Ed.), Neuropsychology of language, reading and spelling. London: Academic Press.
6