214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 1
buiteNLand 3 vwo B
ak
www.buiteNLand.epn.nl
Moniek de Boer Adwin Bosschaart Ko Dek
concept en redactie: Geert van den Berg
Harrie Mennen Daan van Noppen Huub Prinsen
ICT-redactie: Hub Stohr
eerste druk eerste oplage 2004
werkboek-i
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 2
Omdat een mooi vak een prachtig boek verdient.
basisontwerp: Greet Egbers, Marieke Zwartenkot, Amsterdam opmaak: Elgraphic+DTQP bv, Schiedam © 2004 EPN, Houten, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van niet-korte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher. ISBN 90 11 07318 5
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 3
inhoud 3
brandhaarden
1 2
Kindsoldaat of oorlogskind? Conflictgebieden in de wereld 2.1 Een kaart vol geweld 2.2 Oorlog: houdt het ooit op? 2.3 Gevolgen van gewelddadige conflicten 2.4 Internationale bemoeienis Enkele brandhaarden 3.1 Israël en de Palestijnen 3.2 De Kaukasus 3.3 Liberia Europa 4.1 Bloedig Europa 4.2 De eenwording van Europa 4.3 Regionalisme 4.4 Nieuwe lidstaten Praktische opdrachten Keuzestof
3
4
5 6
4
water: soms te veel, vaak te weinig
1 2
Te veel en te weinig! Waterworld 2.1 De blauwe planeet 2.2 Rivieren: een vloek of een zegen? 2.3 Aan de kust 2.4 Strijd om water Bangladesh en Israël: waterproblemen 3.1 Bangladesh: soms te weinig, meestal te veel 3.2 Israël: als elke druppel telt 3.3 Zijn er oplossingen? Nederland, waterland 4.1 Aan de kust 4.2 Laag Nederland: nóg lager? 4.3 De achterdeur lekt 4.4 Het grondwater in hoog Nederland Praktische opdrachten Keuzestof
3
4
5 6
legenda tekstboek verwijzing naar het tekstboek
atlasopdracht verwijzing naar de methodesite www.buiteNLand.epn.nl verwijzing naar de cd-rom bij het werkboek verwijzing naar internetpagina GB
Grote Bosatlas 52e druk
5
5
ruimte: kiezen of delen
73
6 8 8 10 12 14 18 18 20 21 24 24 26 28 30 34 36
1 2
Oudjaar met Hans Teeuwen ‘Nederland is af’ bestaat niet 2.1 De facelift van Nederland 2.2 Waarom die facelift van Nederland? 2.3 En wat nu? 2.4 Het gaat niet van harte Spiegeltje, spiegeltje aan de wand... 3.1 Platteland of museum? 3.2 Stad of museum? 3.3 Natuur of museum? Ook de inrichting van Europa verandert 4.1 De facelift van Europa 4.2 Waarom die facelift? 4.3 Smoelenboek van Europa 4.4 Het roer moest om Praktische opdrachten Keuzestof
74 76 76 78 80 82 86 86 88 90 92 92 94 96 98 102 103
39 40 42 42 44 46 48 52 52 54 56 58 58 60 62 64 68 70
3
4
5 6
Topografie Noord-Amerika Topografie Rusland Onderzoeksvaardigheden
106 108 110
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 4
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 5
hoofdstuk
03
brandhaarden Je gaat nu beginnen aan een hoofdstuk dat ‘brandhaarden’ heet. Het gaat over conflictgebieden op aarde. Bijvoorbeeld gebieden waar oorlog is. Dit is een belangrijk onderwerp omdat er helaas veel brandhaarden op aarde zijn en er voorlopig nog wel oorlogen zullen blijven. In dit hoofdstuk leer je meer over de achtergronden van gewelddadige conflicten. Als je de paragraaf 2 goed hebt bestudeerd,
Als je de paragraaf 4 goed hebt bestudeerd,
weet je:
weet je:
•dat er twee soorten conflicten bestaan; • waarin regionalisme verschilt van nationalisme; • dat staat, volk en territorium de ingrediënten zijn van veel conflicten; • vijf omstandigheden die de kans op conflicten vergroten; • economische, sociale en demografische gevolgen; • hoe tot vredesoperaties wordt besloten en wie ze betaalt.
• hoe de grenzen in Europa zijn veranderd sinds 1871; • welke landen tot de EU horen en welke (nog) niet; • wat de verschillen tussen Oost- en West-Europa tussen 1945 en 1989 waren; • wat voor- en nadelen van de EU zijn; • welke eisen de EU aan nieuwe lidstaten stelt; • dat er conflicten in verschillende gradaties zijn; • in welke gebieden zich conflicten voordoen en waarom; • wat de uitbreiding van de EU voor gevolgen heeft; • welke problemen op de Balkan toetreding bemoeilijken.
begrijp je: • hoe intranationale conflicten zich over grenzen kunnen uitbreiden; • hoe ontwikkelingsfactoren samenhangen met conflicten; • waarom niet alle volkeren een staat krijgen; • dat in een land met vele volkeren niet altijd gewelddadige conflicten zijn; • de overwegingen van landen om wel of niet aan vredesoperaties deel te nemen.
kun je: • • • •
informatie vinden in de atlas; samenhangen ontdekken in atlaskaarten; van een tabel een kaart maken; uit een leeftijdsgrafiek informatie halen over oorlogsgebeurtenissen.
begrijp je: • • • • • • • •
waarom steeds meer landen bij de EU willen horen; waarom sommige landen niet bij de EU willen horen; waarom de toelating van nieuwe landen moeilijk is; waarom centralisering van de macht soms ‘eng’ gevonden wordt; hoe de EU ook voor kleinere regio’s kansen kan bieden; waarom enclaves bestaan; hoe het Bretonse regionalisme zich ontwikkelde; de samenhang tussen welvaart en regionalisme en nationalisme.
kun je: • samenhangen ontdekken in kaarten; • economische, sociale en politieke factoren van elkaar onderscheiden.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 6
6 brandhaarden 3
1 Kindsoldaat of oorlogskind? tekstboek Bekijk de foto op de openingspagina van dit hoofdstuk en lees de tekst.
1
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
3
a
In welk cultuurgebied woont Grace?
X
A In Afrika ten zuiden van de Sahara. B In Azië. C In Latijns-Amerika. D In de islamitische wereld. b Gebruik GB 147, 149 en 150 en vul de volgende zinnen aan en streep de foute woorden door.
De foto is genomen op 27 juni 2003, tijdens een korte wapenstilstand in Monrovia, de hoofdstad van Liberia in West-Afrika. a Is dit een kindsoldaat of een slachtoffer van de oorlog? Of allebei? Geef argumenten voor je antwoord.
Dit is een kindsoldaat, hij heeft een geweer. Natuurlijk is hij ook slachtoffer. De psychologische gevolgen zijn groot, zeker voor zulke jonge soldaten.
Soedan, Rwanda, Kenia, Tanzania en Democratische Republiek Kongo. Oeganda telt 21.042 miljoen inwoners. Als je door het land reist, vallen een De vijf buurlanden van Oeganda zijn
b Wat vind je van de foto?
paar dingen op. Overal kun je je uitstekend verstaanbaar
eigen antwoord
maken in het
Engels. Dat komt door het koloniale
verleden. Het is een prachtig land met bergen, meren en 2
plateaus. De natuurlijke plantengroei is
Los de puzzel op. Op een van de verticale balken verschijnt het woord waar het in dit hoofdstuk om draait. Het woord is
savanne, naar het noorden toe wordt het droger. De
conflicten.
natuur is rijk, maar de mensen verdienen gemiddeld maar
1 de meest ontwikkelde landen 2 gekanteld staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking 3 grote, ongewenste verschillen in ontwikkelingsgraad binnen een land 4 alle voorzieningen die nodig zijn om verkeer mogelijk te maken, bijvoorbeeld wegen en spoorlijnen 5 overzees gebiedsdeel waar een Europees land de dienst uitmaakte 6 eenwording van Europa manier waarop een groep mensen (volk) samenleeft land met een duidelijke grens en een eigen regering 9 de Europese Unie 10 welvaart wordt gemeten op basis van het ... per hoofd
1
B E V 3 R E G I O 4 I N 5 K O 2
6 7 8
S 9
10 figuur 1
B
C O N F L I C T E N
vochtige
E L A R O N U A U P
N K L A N T L A
T I E S I E T T
R U M N G S O N T R U E G R A U U R
922 euro per jaar. Dat is vergeleken met Nederland erg weinig / best redelijk / zeer veel. Maar vergeleken met de buurlanden is het erg weinig / best redelijk / zeer veel. Helaas is het ook een land met veel/weinig vluchtelingen.
L P G C
A I E T
N R L U
T I E
D A I U
E N M I D E J K H E I D R
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 7
3 brandhaarden 7
4
a Grace heeft een moeilijk leven. Wat vind jij het ergst van de dingen die ze heeft meegemaakt? Waarom?
5
eigen antwoord
Niet waar, in Nederland ben je dan in opleiding en mag je nog niet meevechten.
b Waarom zijn de consequenties van een oorlog voor vrouwen en meisjes vaak ernstiger dan voor mannen?
b Vrouwen zijn niet geschikt om aan een gewapend conflict mee te doen.
Zij worden vaak seksueel misbruikt. c Hoe kwam ze in het kamp aan voedsel?
Niet waar, in veel landen vechten vrouwen net zo hard mee!
Ze stal het van mensen die ze bedreigde. d Door wie wordt Grace gered?
c De meeste slachtoffers in een oorlog zijn soldaten.
Door de soldaten van het gewone leger.
Niet waar, oorlogen veroorzaken vaak meer burgerslachtoffers.
e Grace zal het nog moeilijk genoeg krijgen in haar nieuwe leven. Noem drie problemen. Geef ook aan hoe ze die kan oplossen. Probleem
Oplossing
psychologische problemen geldgebrek familie verloren
therapie bij pater
Waar, niet waar, of niet helemaal waar? Geef ook een argument voor je mening. a In Nederland mag je vanaf je 17e in het leger, dus wij kennen ook kindsoldaten.
d Gelukkig kennen wij in de westerse wereld geen brandhaarden.
Niet waar, denk aan Noord-Ierland, Bosnië, de Kaukasus. e Om een oorlog te kunnen voeren, moet je wel een rijk land zijn.
werken vrienden maken, trouwen
Niet waar, arme landen voeren ook oorlog. Wel is het zo dat oorlogen veel geld kosten.
f Grace heeft op sommige punten nog geluk gehad. Noem er ten minste twee.
bv. ze is niet in verwachting geraakt, ze heeft kunnen vluchten, ze wordt opgevangen bij een pater
f Er komen steeds meer brandhaarden die op gewapende conflicten uitlopen.
Niet waar, juist vanaf 1989 is het aantal gewapende conflicten afgenomen. g Gewapende conflicten komen vaker voor in arme dan in rijke landen.
Waar, juist in arme landen komen veel conflicten voor. 6
Overleg met je buur. Noteer in de tabel onderaan de bladzijde drie landen buiten Europa waarvan jij weet dat er op dit moment een gewapend conflict aan de gang is. Weet je ook wie tegen wie strijdt en waar het om gaat? Kijk eventueel in de krant voor meer informatie.
Landen
Wie vecht tegen wie?
Waar gaat het om?
eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord
eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord
eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord
tabel bij opdracht 6
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 8
8 brandhaarden 3
2 Conflictgebieden in de wereld
2
internationaal b Welk soort hoort bij de terreur van Stalin?
2.1 Een kaart vol geweld
intranationaal
In de wereld zijn verschillende gebieden waar zich conflicten afspelen. We noemen die gebieden brandhaarden. In deze paragraaf ga je bestuderen waar ze zijn en waarom ze daar zijn.
c De woorden inter en intra worden ook in het dagelijks leven vaak gebruikt. Noem eens wat voorbeelden van samenstellingen.
intercitytrein, interland, intranet d Vul in: Inter betekent: tussen en intra betekent binnen.
tekstboek
Lees de tekst van paragraaf 2.1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten. 1
Er worden twee soorten conflicten onderscheiden. a Tot welk soort hoort de Tweede Wereldoorlog?
e Veel intranationale conflicten escaleren tot een regionaal conflict, zoals in Oeganda. Waarom heet het dan niet internationaal?
Bekijk figuur 2. a Door welke twee oorzaken vallen er altijd veel slachtoffers bij een gewapend conflict? Geef van beide oorzaken een voorbeeld.
Omdat de staten niet met elkaar in conflict zijn, het gaat om rebellengroepen.
direct, bv. door het geweld, kogels, bommen; indirect, bv. door hongersnood en ziekte
f Noem drie redenen waarom rebellengroepen vaak in grensregio’s zitten.
Grensregio’s zijn afgelegen, vaak slecht bereikbaar, er is minder controle door de overheid, rebellen kunnen makkelijk de grens over vluchten en zijn dus minder goed te bestrijden.
b Waarom lopen de schattingen van het aantal doden soms sterk uiteen?
Om politieke redenen wordt het aantal soms overdreven, de statistieken werden slecht bijgehouden. 3
c Welk conflict lijkt jou het ernstigst?
eigen antwoord d Noem drie manieren om de ernst van een conflict aan te geven.
duur, aantal doden per jaar, percentage doden van totale bevolking, totaal aantal doden
a
Bron 5 is een wereldkaart vol geweld. In welke drie regio’s komt veel geweld voor?
Afrika ten zuiden van de Sahara, Zuidoost-Azië, de islamitische wereld b Vergelijk onderstaande GB-kaarten met bron 5. Geef het verband aan tussen geweld en het thema van de GBkaart. – GB 192A
In gewelddadige gebieden is de levensverwachting lager.
e Welke van deze oorlogen zijn internationaal?
WO I, Korea, Afghanistan
– GB 193F Conflict
Aantal doden 1000
Eerste Wereldoorlog 1914-1918
8500
China, nationalistische tijd 1917-1937
4000
Rusland, burgeroorlog 1918-1921
8800
Korea 1950-1953
1500-2800
Nigeria (Biafra) 1967-1970
1000-2000
Cambodja, Rode Khmer 1975-1979
1650-2000
Afghanistan 1980-2001
600-1400
Rwanda, 6 weken in 1994 Soedan 1983-(2004?)
800 400-1900
figuur 2 Aantal doden bij enkele grote conflicten in de 20ste eeuw
Landen waar veel conflicten zijn, krijgen veel ontwikkelingshulp. c Kies zelf ook twee kaarten waarmee je een verband kunt leggen met bron 5 en schrijf het kaartnummer en het verband op.
eigen antwoord, bv. GB 195A: landen met conflicten hebben een lager BNP/hoofd; GB 196D: in landen met conflicten zijn de levensomstandigheden slecht tot zeer slecht
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 9
3 brandhaarden 9
5 a
b brandhaard
Wat is een burgeroorlog? A Een oorlog waarin vooral burgerslachtoffers vallen. B Een oorlog waarin burgers tegen elkaar strijden. C Een niet gewelddadig conflict. D Een conflict binnen een land.
X
figuur 3 Regio’s met vluchtelingen en brandhaarden
In figuur 3 zie je een regio met brandhaarden en vluchtelingen. a Teken brandhaarden in de juiste landen.
in a, b en c b Beschrijf kort de situatie in elk land. Let op de ernst van het conflict, het aantal vluchtelingen (herkomst en opvang) en de mate van veiligheid. – land a
– land b
– land c
– land d
het ernstigste conflict, levert de meeste vluchtelingen, maar vangt ook een paar vluchtelingen op uit land c vangt de meeste vluchtelingen op, maar is zelf ook niet helemaal rustig er is een conflict dat mensen doet vluchten, ook vangt het vluchtelingen uit land a op het veiligste land, zonder conflict
c Zoek in de GB naar een kaart met vluchtelingen in Afrika. In welk land lijkt de situatie op die in land a uit figuur 3?
Angola d Lees de legenda van de atlaskaart. Welke vluchtelingen uit 1998 staan niet op de kaart?
Alleen de vluchtelingen in kampen en/of geholpen door humanitaire organisaties zijn geteld. Veel vluchtelingen zitten niet in kampen. e In de kaart wordt de ernst van het vluchtelingenprobleem in absolute en in relatieve cijfers weergegeven. Vergelijk Soedan met Guinee. In welk land is het conflict relatief en in welk land is het conflict absoluut het ernstigst? Verklaar je antwoord.
In Guinee is het relatief het ernstigst, daar is het hoogste aantal vluchtelingen ten opzichte van de bevolking. In Soedan is het absolute aantal vluchtelingen het grootst.
totaal aantal voortdurende conflicten 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
aantal en status 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
<1 19 956 56 -1 19 960 61 -1 19 965 66 -1 19 970 71 -1 19 975 76 -1 19 980 81 -1 19 985 86 -1 19 990 91 -1 19 995 96 -2 20 000 01 -2 00 2
4
Gewapende onafhankelijkheidsoorlogen, 1956-2002
d
c
nieuw conflict
staakt het vuren
bijgelegd of gewonnen
voortdurend aan het eind van de periode
figuur 4 6
Bekijk figuur 4 en vul de tekst aan met jaartallen.
1956 tot 1990. Het grootste aantal conflicten was in 1990. Het aantal conflicten in de wereld steeg vanaf
Daarna daalde het aantal brandhaarden. De periode waarin de meeste nieuwe conflicten oplaaiden was
1991-1995.
Dat had te maken met de val van het communisme. In het jaar 2002 waren er net zoveel conflicten als in
1971-
1975. Het is dus weer een stuk rustiger in de wereld.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 10
10 brandhaarden 3
2.2 Oorlog, houdt het ooit op? tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.2 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
7
Er is wel informatie over honger, maar alleen over landen, niet over provincies.
Waar of niet waar? a Elk volk heeft een eigen territorium.
niet waar
10 Bekijk bron 8. a Zet bij elk van de volgende conflicten welke factor het belangrijkst is.
b Elk volk heeft een eigen staat.
niet waar
– Noord-Ierland: katholieken tegen protestanten
c In elke staat woont één volk.
landverdeling
d De Friezen zijn een volk.
taal – Nigeria: arme inwoners tegen Shell grondstoffen – België: Vlamingen tegen Walen
waar e Suriname is een staat.
– Mexico: arme indianen tegen grootgrondbezitters
waar
landverdeling
f Er zijn meer staten dan volkeren.
b Streep het foute woord door en maak de zin af. Een eigen staat voor alle volkeren is wel/niet mogelijk,
niet waar Zet achter elke zin een R voor regionalisme of een N voor nationalisme. – De joodse staat Israël werd in 1948 gesticht.
N
– Sommige Basken strijden voor onafhankelijkheid.
N
– De Friezen voerden een felle strijd voor erkenning van hun taal.
R
– De meeste Basken zijn tevreden met gedeeltelijke onafhankelijkheid.
R
– De Koerdische partij PKK streeft naar een eigen Koerdistan.
N
– De Samen willen meer subsidie voor hun cultuur en economie. 9
religie
– Zimbabwe: zwarte landarbeiders tegen blanke boeren
niet waar
8
c Honger is een van de vijf kenmerken van een land waardoor er snel conflicten kunnen ontstaan. Zoek in GB Statistiek op of je informatie over honger in Aceh kunt vinden. Waarom lukt dat niet?
R
Bekijk bron 7. a In welk land zal deze foto gemaakt zijn? Tip: Kijk in de GB.
Indonesië b Dit land was een kolonie van Nederland. Is deze foto genomen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd? Hoe kun je dat zien?
Nee, Indonesië werd in 1949 onafhankelijk. Deze foto is recent, te zien aan de gebouwen en het feit dat het een kleurenfoto is.
er soms veel volkeren in één land wonen die onmogelijk allemaal een eigen land kunnen krijgen. omdat
11 Als een samenleving bepaalde kenmerken heeft (mensenrechten, honger enzovoort), ontstaan er gemakkelijk gewelddadige conflicten. Noem voor de volgende situaties die kenmerken. a De hoofdredacteur van de enige onafhankelijke krant Izvestija is gearresteerd op verdenking van opruiing.
De mensenrechten worden geschonden (persvrijheid). b De voedselschaarste leidde tot een grote trek naar de steden.
Een groot deel van de bevolking heeft honger. c Door de slachtpartijen die de rebellen aanrichtten, zijn honderdduizenden mensen op de vlucht geslagen naar het buurland.
Meer dan 500.000 vluchtelingen uit buurlanden. d De VN-vredesmacht heeft de grootste moeite om de huurlingen te bewegen hun wapens in te leveren.
Kort geleden heeft een ander gewelddadig conflict plaatsgevonden. e Voorafgaand aan de verkiezingen in Zimbabwe trokken leden van de regeringspartij dreigend door het land.
Ze zijn niet-democratisch.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 11
3 brandhaarden 11
12 a Waarom staan bendeoorlogen niet op de kaart in paragraaf 2.1?
7
Het gaat hier om criminele activiteiten, niet om een strijd voor onafhankelijkheid.
2
12
b Verdeel de gegevens van figuur 5 in vijf klassen naar eigen inzicht, en kleur die in de kaart van figuur 6 in. Gebruik steeds donkerder kleuren (maar geen zwart) voor toenemende bevolkingsdichtheid. Denk aan de legenda. c Zet in figuur 7 de districten 5, 8, 11 en 13 op de juiste plaats. d Welke van deze districten hebben veel krottenwijken?
6 2
3
5
4
11
8 en 13
1
13
4
14
10
e Welk verband is er tussen bevolkingsdichtheid en het voorkomen van krottenwijken? Hoe kun je dat met gegevens in figuur 5 en 6 aantonen?
8
Er is wel een verband, maar het is niet sterk. Krottenwijken komen alleen niet voor bij een bevolkingsdichtheid tussen 1034 en 1415/km2, maar in alle andere districten wel en daar loopt de bevolkingsdichtheid uiteen van 1415 tot 4820/km2.
9
Krottenwijken
f Welke kenmerken uit figuur 7 passen wel bij een krottenwijk in LA?
laag aandeel blanken, veel leegstand, veel eenoudergezinnen, laag inkomen, veel moorden
15
figuur 6 Wijken in Los Angeles 2000
inwoners/km2 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
gem. 1970
1328
1606
2150
1415
2590
2026
3519
4173
4465
1034
1008
4821
2653
1708
4403
figuur 5 Bevolkingsdichtheid in Los Angeles per wijk District
11 8 13 5 heel LA figuur 7
LatijnsAmerikaans %
Zwart %
Blank %
Een ouder gezinnen %
Leegstand % Inwoners/ Inkomen boven Aantal of onder moorden per km2 gemiddelde jaar
21
6
59
10
4
1034
boven
16
41
50
4
29
8
3519
onder
142
62
3
16
17
5
4821
onder
53
9
3
74
7
4
1415
boven
14
47
11
30
15
5
1971
gemiddeld
591
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 12
12 brandhaarden 3
2.3 Gevolgen van gewelddadige conflicten tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.3 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
13 In de zinnen hieronder staan gevolgen van een oorlog. a Zet bij elke zin of het een economisch (e), sociaal (s) en/of demografisch (d) gevolg is. Soms moet je twee gevolgen noemen! – Yaël heeft haar twee broers verloren bij een zelfmoordaanslag in een bus.
S
– Ze durft nog steeds niet alleen op straat en haalt slechte cijfers op school.
S
– Hua Tai is in de oorlog gemarteld. Hij kan zijn rechterarm niet meer gebruiken.
S
– Daardoor liggen zijn akkers braak.
E
– De brug wordt eerder gerepareerd dan de medische hulppost.
E+S
S+D – Veel mensen zijn gevlucht naar het buurland. D – Hierdoor is de zuigelingensterfte toegenomen.
– Je moet geen diamanten uit Liberia kopen. Anders financier je de oorlog daar.
E
b Wat wordt bedoeld met psychische gevolgen? Geef ook een voorbeeld.
Gevolgen voor de geestelijke gezondheid, bv. depressief, angstig. c Bekijk bron 9. Welke twee gevolgen van oorlog zie je? Zet erbij of het sociale, economische en demografische gevolgen betreft.
economische gevolgen: invalide kan zelf niet zoveel meer werken; sociale gevolgen: invalide moet verzorgd worden d Aan welke vier dingen zou je kunnen zien waar deze foto is gemaakt?
Het landschap is bergachtig; het is een arm land, want de weg is niet bestraat; het uiterlijk van de mensen; het moet een oorlogsland zijn i.v.m. landmijnen. e Welk land is het? A Marokko B Afghanistan C Italië D Liberia
X
14 Bekijk bron 10. a Welke drie dingen op de foto maken meteen duidelijk dat het een vluchtelingenkamp is en niet een dorp of krottenwijk?
Oxfam-tent, veel kranen bij elkaar, geen bebouwing b Waar is dit? A Tunesië B Afghanistan C Soedan D Bolivia c Noem een overeenkomst en een verschil tussen een ontheemde en een vluchteling.
X
Beiden zijn gevlucht. De ontheemde is in zijn eigen land gebleven, de vluchteling ging naar een ander land. d Hoe groot is het percentage asielzoekers van het totaal aantal vluchtelingen?
2% e Hoe komt het dat mijnheer S. een uitzondering is?
De meeste mensen in conflictgebieden zijn arm en kunnen niet naar Europa vluchten. f Bedenk eens drie redenen waarom vluchten zo erg is.
bv. je eigendommen achterlaten, je werk niet kunnen doen, angst, familieleden uit het oog verliezen, afhankelijk zijn van hulp, onzekere toekomst 15 Bekijk bron 11. a Maak van de tabel een kaart in figuur 8. Je hebt daarvoor een passer en een geodriehoek nodig. b Wat vind jij de beste manier om de gegevens over de massamoorden weer te geven: een kaart of een tabel? Waarom?
eigen antwoord: kaart: duidelijker, dramatischer, meer gegevens in één oogopslag; tabel: preciezer 16 Bekijk figuur 9. Hier zie je de leeftijdsopbouw van Duitsland. a Zet een a bij de leeftijdsbalk die laat zien dat er in die oorlog minder kinderen werden geboren. b Zet een b bij de balken die laten zien dat meer mannen dan vrouwen door de oorlog overleden. c Zet een c bij de balk van de naoorlogse geboortegolf. d Hoeveel jaar geleden (voor de grafiek) was de Eerste Wereldoorlog?
82 tot 86 jaar geleden
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 13
3 brandhaarden 13
1935-’45 Door Japan bezet Azië 3-5 milj. Chinezen, Koreanen en Vietnamezen 1947-48 Indië-Pakistan 4-6 milj. Indiërs, Moslims en Hindoes
1941-’45 Door Duitsland bezet Europa 5-6 milj. Joden Meerderen milj. Slaven 130 000-170 000 Zigeuners
1915-’17 Turkije 1,5 milj. Armeniërs
1991-’95 Voormalig Joegoslavië 300 000 Bosniërs, Kroaten en Serven
Aantal doden (in milj.) 8
1994 Ruanda-Burundi 450 000-800 000 Tutsies (en Hutus)
1884-1907 Belgisch Kongo 4-8 milj. Afrikanen
6
1904 Duits Zuid-west-Afrika 70 000 Hereros (80% van de bevolking)
4 2
1975-’78 Cambodja 3 milj. Khmer (10 000 Vietnamezen)
1975-’79 Indonesië 1947 200 000 Oost-Timorezen Madagaskar 70 000 mensen uit Madagaskar door de Fransen
0 Hoge schatting Lage schatting
figuur 8 Massamoorden in de twintigste eeuw Duitsland, 2000 man
vrouw e b b a c
8
7
6
5
4
3
2
100+ 90-99 80-89 70-79 60-69 50-59 40-49 30-39 20-29 10-19 0-9
1 0 0 1 bevolking (in miljoenen)
b e b a c
2
3
4
5
6
7
8
figuur 9 De leeftijdsopbouw van de Duitse bevolking in 2004
e Zet een e bij de leeftijdsbalk die daarvan de gevolgen laat zien. f Denk goed na: gaat het hier om de teruggelopen geboorten of het aantal slachtoffers van de oorlog?
teruggelopen geboorten tijdens en kort na de oorlogstijd 17
Bekijk nogmaals bron 11. Hoe verschrikkelijk ook, een massamoord is niet altijd terug te vinden in de bevolkingspiramide. Je ziet het alleen als het om grote aantallen gaat op een relatief kleine bevolking. Bij welk land uit bron 11 zal de genocide in de leeftijdsopbouw van 2025 nog goed zichtbaar zijn? Tip: Gebruik de GB voor de bevolkingsgrootte.
Cambodja, er zijn 2 miljoen slachtoffers op maar 12,2 miljoen inwoners.
18 a Wat is een vicieuze cirkel?
Een reeks handelingen of gebeurtenissen waardoor je steeds terugkeert bij het beginpunt. b Waarom vormen burgeroorlog en armoede een vicieuze cirkel?
Omdat de oorlog armoede en geweld veroorzaakt, wat de kans op conflicten weer vergroot, waardoor weer armoede ontstaat enzovoort. c Noem twee redenen waarom een burgeroorlog vaak ook een negatief effect heeft op buurlanden.
Door illegale handel om de oorlog te financieren, doordat veel vluchtelingen naar buurlanden trekken, doordat de infrastructuur in de hele regio kapotgaat.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 14
14 brandhaarden 3
2.4 Internationale bemoeienis tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.4 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
19 a Wat is een vredesmacht (doel en samenstelling)?
Het bestaat uit licht gewapende soldaten, politieagenten en burgers uit lidstaten van de VN. Ze staan tussen de strijdende partijen in zodat ze een land weer samen kunnen opbouwen. b Wie beslist er over het inzetten van een vredesmacht?
De VN Veiligheidsraad. c Kan een land weigeren bij te dragen aan een vredesmacht?
ja d Vredesoperaties lukken soms wel en soms niet. Waar ligt dat aan?
Aan de bereidheid van de partijen om het bestand te respecteren. 20 a Leid uit bron 13 twee redenen af waarom sommige landen niet of zeer weinig bijdragen aan vredesmachten.
armoede, hebben zelf vredesmacht nodig b Hieronder staan redenen om aan vredesoperaties mee te doen. Schrijf eronder voor welk(e) land(en) die reden geldt. Kies uit: VS • Ghana • Nederland – De salarissen zijn wel $1000 per maand en worden betaald door de VN.
Ghana – We willen bijdragen aan de wereldvrede.
VS, Nederland, Ghana
d Geeft deze foto een positieve of negatieve situatie weer? Leg uit.
Positief, want de rebellen geven hun macht op ten gunste van de vrede. e Waarom is het belangrijk dat er ook met de sociale en economische opbouw meteen wordt gestart na het sluiten van vrede?
Armoede is een bron van conflicten; als er niet aan de opbouw wordt gewerkt, laait het conflict meteen weer op. 22 a Hoe dragen de volgende dingen bij tot vrede? – opgeknapte scholen
Kinderen krijgen de kans iets anders dan soldaat te worden. – opgeknapt ziekenhuis
Als zieken worden behandeld, krijg je meer hoop op verbetering. – een eerlijke rechtspraak plus gevangenissen
Misdadigers worden gestraft, de situatie wordt veiliger. – herstelde wegen en bruggen
Meer economische mogelijkheden, meer welvaart, minder conflicten. b Welke rol spelen wapenleveranties door andere landen in het voortbestaan van intranationale conflicten?
Lichte wapens worden zonder probleem verkocht en de controle op zware wapens is niet waterdicht. Hierdoor kunnen intranationale conflicten voortduren.
– We willen niet te veel risico’s lopen.
Nederland, VS – Ons materieel en personeel moet niet gaan roesten.
Nederland – Kleine landen hebben weinig politieke invloed, je moet je laten zien.
Nederland, Ghana 21 a Bekijk bron 12. Lees het bijschrift. Wie waren er in dit gebied aan de macht?
rebellen b Was de VN aan de macht ten tijde van deze foto?
Nee, de vredesmacht bemiddelt alleen. c Wie komt er aan de macht als de vredesmacht weer is weggetrokken?
Een democratisch gekozen regering.
23 a Waarom kan de VN Veiligheidsraad niet goed bemiddelen in het Israëlisch-Palestijnse conflict?
Omdat beide partijen niet willen, omdat de VS, als permanent lid, erbij betrokken is. b Waarom is er verschil gemaakt tussen permanente en roulerende leden van de VN Veiligheidsraad? A Omdat de permanente leden bij WO II betrokken waren, en na afloop daarvan is de VN Veiligheidsraad opgericht. B Omdat de permanente leden de machtigste landen zijn. C Omdat de permanente leden het meest vredelievend zijn. D Omdat de permanente leden de meeste landen vertegenwoordigen.
X
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 15
3 brandhaarden 15
24 Overleg met je buurman of -vrouw. Er zijn ook conflicten waarbij de NAVO of de VS militair ingrijpen. Bijvoorbeeld door bombardementen in Bosnië en Irak. Soms noemt men dat ook vredesmissies. Ben je het daarmee eens? Geef een voor- en een tegenargument. Voor:
uiteindelijk is het doel vrede
men gebruikt zware wapens, daarmee sta je niet tussen de partijen in, maar kies je partij Tegen:
25 Bekijk bron 14. a Over welk conflict gaat deze cartoon?
26 a Lees de tekst in figuur 10. Verdeel de tijd tussen 1970 en 1995 in vijf perioden. Geef elke periode een naam. 1
burgeroorlog 1970-1975
Killing Fields of regime van Pol Pot-Rode Khmer 1975-1979 3 Vietnamese bezetting 1982 tot 1992 2
4
VN-vredesmacht 1992-1993
5
Hun Sen-regime 1993-2004
Irak, Saddam Hoessein, VS b Je buurman of -vrouw snapt de cartoon niet. Leg hem in twee zinnen uit.
De wapenindustrie houdt conflicten in stand door wapens te verkopen. Maar soms worden dictators dan te sterk. c Waarom beeldt de tekenaar de VS uit als een soort aap met een banaan?
Om de domheid te benadrukken. d Niet iedereen zal het eens zijn met de tekenaar van de cartoon. Waarom niet?
Je moet de vrede nu eenmaal met wapens verdedigen tegen het kwaad.
Arm Cambodja Op donderdag 17 april 1975 trokken duizenden guerrillastrijders van de Rode Khmer de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh binnen en kwam er een eind aan een burgeroorlog die sinds 1970 aan 700.000 mensen het leven had gekost. Binnen enkele dagen werd Phnom Penh ontruimd en veranderde Cambodja in een spookland, waar Pol Pot over leven en dood besliste. In de jaren erna lieten anderhalf tot twee miljoen mensen het leven op de Killing Fields. Er kwam een einde aan de terreur in 1989 toen Vietnamese troepen binnenvielen en Cambodja tien jaar bezetten. In maart 1992 beleefde Cambodja opnieuw een invasie van vreemde troepen, afkomstig uit meer dan honderd landen en ditmaal met vreedzame bedoelingen. Belangrijkste doel van de UNTAC was het organiseren van verkiezingen, die in mei 1993 plaatsvonden. Bijna 90 procent van de kiezers kwam opdagen. Daarna vertrokken de blauwhelmen weer. Maar de duizenden soldaten en hulpverleners lieten blijvende chaos achter: buitenechtelijke kinderen, drugsverslaving en een enorme toename van aids. In december 1993 greep Hun Sen de macht. In 2004 is het land nog steeds een van de armste ter wereld. Er is nog geen begin gemaakt met de berechting van de misdaden van het Pol Pot-regime. Geweld, corruptie en schendingen van de mensenrechten zijn aan de orde van de dag. figuur 10
b Welke periode was het bloedigst?
1975-1979 c ‘De UNTAC is een model-mislukking die nooit had mogen plaatsvinden.’ Wat vind je van deze uitspraak? Geef een argument voor en tegen. Voor:
ze hebben geen vrede gebracht, alleen
aids je moet toch op zo goed mogelijke manier proberen vrede te brengen Tegen:
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 16
16 brandhaarden 3
Toepassingsopdrachten 1
b Welk deel van Nigeria is het rijkst, het zuiden of het noorden?
Voor de volgende vragen gebruik je niet alleen kaartblad Politiek en Ruimte, Nigeria, maar ook enkele kaarten van geheel Afrika. a Wat is kenmerkend voor Nigeria als je naar de kaarten op deze bladzijde kijkt?
verschillende godsdiensten, veel volkeren in één staat b Zijn er geweldsuitbarstingen in dit land? Gebruik de GB.
GB 149D, nee c Welk land heerste er in de koloniale tijd over Nigeria? Gebruik de GB.
Verenigd Koninkrijk d Hoe komt het dat er veel volkeren in de staat Nigeria wonen?
In de koloniale tijd werden grenzen getrokken waardoor (vijandige) volkeren bij elkaar in een staat kwamen te wonen. 2
Blijf op het kaartblad Politiek en Ruimte, Nigeria. a Beschrijf met behulp van kaart C wat er in Nigeria is gebeurd.
Tussen 1960 en 1996 werd Nigeria in steeds meer staten opgedeeld. b Is dat proces in 1996 voltooid? Hoe weet je dat?
Nee, in 1996 werden er nog meer nieuwe staten gevormd. c Wat is daarvoor de reden?
Steeds meer volkeren willen onafhankelijker zijn. 3
Bekijk figuur 11 over de Sharia, het islamitische rechtssysteem in Nigeria. a Op welke kaart in de atlas kun je een verklaring vinden voor het verschil tussen Noord- en Zuid-Nigeria?
GB 151A
Het zuiden. c Licht je keuze in vraag b toe met informatie uit een van de kaarten. Noem ook het kaartnummer.
GB 151B: het zuiden is rijk aan olie. d Hoe zullen migratiestromen lopen?
Van noord naar zuid. e Op GB 151F wordt ingezoomd op een kleiner gebied. Wat wil men daarmee laten zien?
Binnen één gebied zijn weer minderheden. f Heerst er honger of voedselschaarste in Nigeria? Welke oorzaak wordt in de atlas genoemd?
Ja, afnemende productie van voedsel, door toename bevolking. g In 2004 braken hevige onlusten uit tussen christenen en moslims rond Plateau, een van de staten in Nigeria. Haal uit de atlaskaarten nog een oorzaak voor dat conflict.
Verschil in taal (zie opmerking kaart D). h Formuleer een conclusie over de oorzaken van de conflicten in Nigeria.
De oorzaken van de conflicten in Nigeria liggen in de grote welvaartsverschillen tussen noord en zuid, de grote groepen arme migranten en de bevolkingsgroei, waardoor er steeds meer honger is. Tekst A
Tekst B
Wereldleiders pleiten voor verstand in brandhaard Midden-Oosten
‘Vrede – nu meer dan ooit,’ zeggen Arabieren en joden terwijl het dodental stijgt
De vredeskansen in het Midden-Oosten liggen volledig in duigen na de meest gewelddadige dag in de bezette gebieden sinds de strijd twee weken geleden in alle hevigheid oplaaide.
Vredesactivisten in het Midden-Oosten versterken hun oproep tot dialoog, nadat geweld in de bezette gebieden vannacht weer leidde tot het verlies van twee levens.
figuur 12
Tips voor een vredesjournalist NIGERIA
Sharia 0
figuur 11
250 km
1 Geef niet alleen aandacht aan wat de partijen verdeelt, maar benadruk overeenkomsten en gemeenschappelijke doelen. 2 Leg niet eenzijdig de nadruk op geweld. Laat menselijke angsten zien om zo het geweld te begrijpen. 3 Wijs geen schuldige aan. Laat zien dat er iets gebeurt dat niemand wil. 4 Benadruk lijden, angst en wrok niet alleen van één partij. 5 Gebruik geen zielige of dramatische taal. 6 Gebruik geen vage of emotionele woorden bij het beschrijven van gebeurtenissen. figuur 13
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 17
3 brandhaarden 17
4
Lees de tekst in figuur 12 en 13. a Over welk land in het Midden-Oosten gaat het in figuur 12, denk je?
Israël b Bespreek de verschillen tussen de twee kopjes en de artikelen met je buurman of -vrouw.
eerste negatief: oorlog blijft; tweede positief: hoop op vrede c Welke van de tips uit figuur 13 zijn gebruikt voor stukje B?
1, 5, 6 d Herschrijf het bericht in figuur 14, zoals een vredesjournalist dat zou doen.
Religieus geweld Nigeria eist leven van 67 moslims De slachtoffers vielen bij een aanval van een christelijke militie van Tarok-boeren op islamitische Fulani-schaapherders in de stad Yelwa. Een wanhopige taxichauffeur uit Yelwa vertelt dat hij uit de stad was gevlucht nadat deze was aangevallen door gewapende Taroks. Volgens hem zijn vele onschuldige vrouwen en kinderen gestorven. Er zijn al maandenlang gevechten in de christelijke deelstaat Plateau. De gevechten gaan voornamelijk over moslimherders die hun kudden op het land van christenen willen laten grazen. Naar schatting zijn over en weer al meer dan 400 mensen vermoord. Duizenden christenen en moslims zijn op de vlucht geslagen voor de gewelddadigheden. figuur 14
Samenvattingsopdracht 1
Werk samen met je buurman of -vrouw. Hieronder staan acht rijtjes van drie begrippen. Beslis steeds welk begrip er niet in hoort, en schrijf op waarom niet. Vaak zijn meerdere antwoorden mogelijk. Belangrijk is jullie redenering. a bendeoorlog • burgeroorlog • regionalisme
bv. regionalisme, dit is niet gewelddadig b conflict • vredesmacht • onafhankelijkheid
onafhankelijkheid, dit is een eindstadium. De andere woorden duiden op strijd die nog niet is afgelopen c separatisme • internationaal conflict • burgeroorlog
internationaal conflict, want de andere begrippen hebben met intra te maken d directe slachtoffers • bevolkingsregistratie • vluchtelingen
vluchtelingen, zij worden vaak niet goed geregistreerd, zijn vaak indirecte slachtoffers e infrastructuur • dollars • ontheemde
ontheemde, de eerste twee zijn een economisch gevolg, de laatste is een sociaal gevolg f genocide • babyboom • ondervoeding
ondervoeding, de eerste twee zijn een demografisch gevolg, de laatste is een sociaal gevolg g macht • staat • volk
volk, dit heeft soms geen macht, een staat wel h Veiligheidsraad • wapenleveranties • Verenigd Koninkrijk
Verenigd Koninkrijk, de Veiligheidsraad zou voor vrede moeten kunnen zorgen maar kan dat door wapenleveranties, o.a. van VK, niet waarmaken
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 18
18 brandhaarden 3
3 Enkele brandhaarden
2
Je kunt deze paragraaf ook met de computer maken.
5 De Palestijnen voelen zich tweederangsburgers in
In deze paragraaf ga je aan de slag met drie conflictgebieden. Je bekijkt de bronnen en maakt daar enkele vragen over. Daarna maak je de samenvattingsopdracht. Ten slotte vergelijk je de gebieden en trek je een conclusie.
Israël. Zij strijden (de intifadah) voor een eigen staat en plegen aanslagen.
2 Koloniale situatie. De Engelsen heersen over Palestina. Er wonen nog niet veel joden.
1
3.1 Israël en de Palestijnen tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.1. Maak daarna de opdrachten.
1
De bronnen 15, 16 en 17 geven een historisch overzicht van de staat Israël. a Geef met een cijfer voor de volgende zinnen aan wat de volgorde in de tijd moet zijn.
6 Binnen Israël zijn aparte gebieden ontstaan waar Palestijnen zelfbeschikking over hebben. In die gebieden wonen ook joodse ‘kolonisten’, die een ongedeeld Israël willen. Zij worden door de staat Israël militair beschermd.
a Zoek via het achterschutblad van de atlas de kaart van
Libanon, Jordanië, Syrië en Egypte. Israël op. De vier buurlanden zijn:
3
b Welke drie dingen in de legenda van de overzichtskaart wijzen erop dat Israël een brandhaard is?
De Arabische buurlanden vallen in 1967 de nieuwe staat Israël aan. Maar die is militair veel sterker. Israël bezet dan grote delen van de buurlanden uit veiligheidsoverwegingen. b Sommige van de bovenstaande zinnen horen bij de kaarten uit bron 15, 16 en 17. Zet achter deze bronnen de juiste zin. Bron 15:
c Wat betekent het woord ‘autonoom’?
d Bekijk het kaartblad over de economie van Israël. Met welke drie gegevens kun je het verschil in ontwikkeling tussen Israël en de Palestijnse gebieden aantonen?
Het bevloeide cultuurland, industrie en mijnbouw bevinden zich grotendeels in het Israëlische deel.
Het joodse volk heeft, na zoveel eeuwen lijden, recht op een eigen land: Israël wordt gesticht. Ze gaan het land delen met de Palestijnen die er al eeuwen wonen.
4
dat de grenzen van 1967 zijn, dat er nu dus onenigheid over is; dat de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever Palestijns autonoom gebied zijn; dat er door Israël bezet gebied is zelfstandig, onafhankelijk
Het joodse volk werd verdreven uit Israël. Sindsdien zijn ze overal vervolgd. Het ergst was WO II, de holocaust: er werden 6 miljoen joden vermoord.
3
2
Bron16:
3
Bron 17:
6
Bekijk bron 20. Let op: Er zijn drie gebieden! De gegevens van Israël gaan niet over de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. a Hoeveel Palestijnen wonen er in de drie gebieden samen? Waarom is dat moeilijk vast te stellen?
Je weet niet wat een Palestijn is: een nietjood, een Arabier, gaat het om geloof of om etnische groep en waar horen de christenen bij? b Bereken het aantal Palestijnen door het aantal niet-joden in alle gebieden te nemen. Rond af op 100.000.
1,3 miljoen – Westelijke Jordaanoever: 2,2 miljoen – Israël: 19,9% van 6,1 miljoen = 1,2 miljoen – Totaal: 4,7 miljoen – Gazastrook:
c Hoeveel joden zijn er? Rond af op 100.000.
80,1% van 6,1 miljoen, plus 355.000 kolonisten, afgerond 5,3 miljoen
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 19
3 brandhaarden 19
d Waarom zullen er binnen enkele jaren meer Palestijnen dan joden zijn?
5
Het geboortecijfer van de Palestijnen is veel hoger.
Door een hoog geboortecijfer. b En in Israël?
e Welk van de drie gebieden is het dichtst bevolkt?
Door immigratie.
Gazastrook
c Vul aan: Bron 24 laat zien dat Israël
f Wat zijn joodse kolonisten?
welvarender
Joodse mensen die zich in Palestijns gebied hebben gevestigd.
– in vergelijking tot de bevolking van de Gazastrook:
weinig, minder dan 1%, nl. 5.000 : 1.300.000 x 100% – in vergelijking tot de bevolking in de Westelijke Jordaanoever:
vrij veel, 16%, nl. 355.000 : 2.200.000 x 100% 4
Bekijk bron 21 en 22. a Wie zijn er gevlucht?
Arabieren, Palestijnen b Noem de vijf gebieden waar de mensen naartoe vluchtten.
Gazastrook en Westelijke Jordaanoever, Jordanië, Libanon en Syrië c Waarom vluchtten de mensen?
Ze waren bang voor het Israëlische leger. d Verklaar het grote verschil in aantallen vluchtelingen tussen de twee bronnen. Denk aan demografische factoren.
Bron 21 is al oud. De vluchtelingen hebben inmiddels kinderen gekregen. e Het verschil in aantallen kan ook ontstaan zijn doordat de bron van de gegevens verschillend is. Welke bron – 21 of 22 – is het meest betrouwbaar? Licht je keuze toe.
Bron 22 is van de VN, dat is een onpartijdige bron.
is dan de Palestijnse gebieden.
armer een gebied geboortecijfer Hoe
355.000
weinig, 6,6%, nl. 355.000 : 5.300.000 x 100%
veel
d Vergelijk bron 23 en 24 met elkaar. Welk verband bestaat er tussen deze bronnen? Maak een ‘hoe... hoe-zin’.
g Hoeveel joodse kolonisten zijn er?
h Vind je dat veel of weinig? Bereken het percentage joodse kolonisten: – in vergelijking tot de totale joodse bevolking:
Bekijk de bronnen 23 en 24. a Waardoor wordt de bevolkingsgroei in de Palestijnse gebieden veroorzaakt?
6
, hoe
hoger het
a Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik de begrippen staat • volkeren • territorium • nationalisme. Israël is één
staat
met daarbinnen Palestijnse
volkeren die het oneens zijn over de verdeling van het territorium .
autonome gebieden. Er zijn twee
De Palestijnen willen een eigen staat, dit noemen we
nationalisme. b Bekijk bron 18. Wat vind je ervan dat deze man met een pistool schiet tijdens een demonstratie? A Het is te begrijpen, de Palestijnen zijn een onderdrukt volk. B Geweld is nooit te rechtvaardigen. C Gevaarlijk, kijk maar hoe angstig die vrouw is. D Hij wil indruk maken, maar hij schiet in de lucht, dus het is niet serieus bedoeld. E
Eigen antwoord:
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 20
20 brandhaarden 3
3.2 De Kaukasus tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.2. Maak daarna de opdrachten.
7
a
Vergelijk GB 117 met GB 123C. In de Kaukasus wonen veel verschillende volkeren. Hoe zou dat komen? Tip: Denk aan de fysische omstandigheden.
Het is een bergachtig, weinig toegankelijk gebied. b Bekijk GB 123C. In de Kaukasus heeft ook veel immigratie plaatsgevonden. Aan de spreiding van welke vier etnische groepen is dat goed te zien?
Turkse volkeren, Mongoolse volkeren, Koerden, Grieken 8
Bekijk bron 26. a Welke (deel)republiek telt het grootste aantal volkeren?
Dagestan Omdat de volkeren erg op zichzelf gericht en zeer verdeeld zijn. c Bekijk bron 26 en lees bron 29 en 30. Hoe verklaar je het hoge percentage Russen in Tsjetsjenië?
Om de macht te kunnen behouden, stuurde Rusland altijd veel Russen naar die gebieden. Gebruik bron 26 en 31. Streep de foute woorden door en vul de zinnen aan. a De welvaart van de (deel)staten in de Kaukasus lijkt sterk/niet op elkaar, want
het BNP loopt sterk
uiteen. b De etnische samenstelling van de (deel)staten in de
Dagestan heeft heel veel verschillende volkeren, maar Armenië niet. Kaukasus lijkt sterk/niet op elkaar, want
c De politieke staatsvorm van de (deel)staten in de
Tsjetsjenië en Dagestan zijn niet onafhankelijk van Rusland, maar Armenië en Azerbeidzjan wel. Kaukasus lijken sterk/niet op elkaar, want
10
X
X
X
11 Bekijk bron 30 en 33. De genocide van het Tsjetsjeense volk en de Armeniërs was vergelijkbaar. a Wat is een genocide? Tip: Kijk in de begrippenlijst.
Een poging tot vernietiging van een volk, een ras of een groep. b Noem twee overeenkomsten van deze twee genocides.
b Bekijk bron 26 en lees bron 29. Waarom remt juist dat grote aantal volkeren in Dagestan het nationalisme?
9
b De bevolkingsdichtheid van de Kaukasus is vrij hoog/laag vergeleken met de rest van het land. c Het BNP is sterker / minder sterk gedaald in de Kaukasus vergeleken met de rest van het land. d Het percentage Russen in de Kaukasus is lager/hoger dan in de rest van het land. e De Kaukasus is dus een economisch en sociaal modern/achtergebleven gebied. f Kruis aan wat in de Kaukasus de belangrijkste factoren zijn die tot conflicten leiden. A Het gebergte werkt als een scheidingswand. B Grote verschillen in welvaart. C Grote verschillen in politieke macht. D De uitgestrektheid van het land. E De verschillende volkeren, talen en godsdiensten.
Zoek in de atlas de kaartbladen op die over de voormalige Sovjet-Unie gaan. a Waarom spreekt men van de voormalige Sovjet-Unie?
De Sovjet-Unie bestond uit een heleboel deelrepublieken. Na 1991 is een aantal daarvan onafhankelijk geworden.
Beide volkeren werden door hun eigen staat naar onherbergzame gebieden gedeporteerd. Velen stierven. Dit gebeurde voor WO II. 12 Maak de volgende zinnen compleet. a Bron 28: De strijd verplaatst zich vanuit Tsjetsjenië naar
het buurland Dagestan. b Bron 32: Deze strijder in deelrepubliek de
Tsjetsjenië heeft
islamitische godsdienst.
c Bron 31 en 35: De aanhoudende strijd in
Tsjetsjenië
Azerbeidzjan zorgt ervoor dat de olie niet vervoerd kan worden Daardoor blijft de armoede bestaan en
13 Beschrijf de vier besproken conflicten in de Kaukasus kort met behulp van de begrippen staat • volkeren • territorium • nationalisme. a Dagestan: er zijn veel
volkeren die binnen deze deelre-
publiek van Rusland wonen. Ze hebben dus geen eigen
territorium, maar er is ook geen onafhankelijkheidsstrijd. b Tsjetsjenië: er zijn veel volkeren, er is geen eigen territorium, geen eigen staat. Het is een deelrepubliek van Rusland, er is wel een onafhankelijkheidsstrijd. c Armenië: weinig verschillende
volkeren, wel een eigen
staat, er is een strijd om een stuk land in Azerbeidzjan. d Azerbeidzjan: een aantal verschillende volkeren die geen eigen staat vormen, Armenië heeft een gebied bezet waar veel Armeniërs wonen.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 21
3 brandhaarden 21
3.3 Liberia
E In dit gebied kon hij makkelijk strijders rekruteren. F Het leven in dit afgelegen gebied is zeer goedkoop. d De spoorlijnen in West-Afrika zijn aangelegd in de koloniale tijd en dienden vooral om grondstoffen te exporteren. Hoe kun je dat aan de loop van de spoorlijnen op bron 37 goed zien?
tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.3. Maak daarna de opdrachten.
14
Zoek in de GB op waar Liberia ligt en kruis de juiste zinnen aan. A Liberia ligt ten noorden van de evenaar. B De buurlanden zijn Nigeria en Soedan. C Monrovia, de hoofdstad, ligt meer dan 3000 km ten zuiden van Rabat (Marokko). D Het land ligt in West-Afrika.
Ze lopen allemaal vanuit het binnenland naar de kust.
X X
e Denk je dat de spoorlijn in Liberia nog in gebruik is? Kijk naar bron 43 en trek je conclusie.
X
Nee, die infrastructuur is vernield door de burgeroorlog, en er is geen geld voor onderhoud.
15 Bekijk bron 36, 37 en 39. a Aan de vlag van welk land doet deze vlag je denken?
Van de VS. 18
b Verklaar de overeenkomst juist met die vlag.
De vlag werd gekozen door ex-slaven uit de VS. c Bewering: ‘De vlag van Liberia laat de eenheid van het land zien.’ Welke bronnen spreken dat het sterkst tegen?
bron 36, 38 16 Lees bron 38 en 42. a Noem drie belangrijke redenen voor al het geweld in Liberia.
de corruptie, de ongelijkheid, de armoede, het geweld lokt nieuw geweld uit b Al vanaf de vestiging van het land ging het niet goed. Waarom?
Bekijk bron 44. a Geef in de tabel aan uit welke vijf districten de meeste mensen zijn gevlucht en waar ze naartoe zijn gegaan.
Gevlucht uit
Gevlucht naar
Grand Cape Mount Bomi Grand Bassa River Cess Grand Kru
Montserrado Montserrado Nimba Nimba Maryland
b Verklaar waarom je dit antwoord hebt gegeven.
De gebieden waar de bevolking sterk is afgenomen, liggen vlak naast de gebieden waar de bevolking is toegenomen.
Vanaf het begin was er geweld tegen de oorspronkelijke bewoners. c Bekijk bron 40. Je ziet hier zo’n soldaat. Wat voor wapen en wat voor amulet heeft hij?
een menselijk bot
c Kijk in de atlas bij het kaartje over vluchtelingen in Afrika. Waar vluchtten de mensen nog meer naartoe?
Naar de buurlanden Ivoorkust en Guinee. d Waarvandaan komen vluchtelingen naar Liberia?
d Waar dienen amuletten en drugs voor in zo’n oorlog?
Sierra Leone
Om de angst te onderdrukken.
e Het conflict is dus een nationaal/regionaal/lokaal conflict. 17 Bestudeer bron 41, 42 en 43. a Wat hebben bodemschatten en conflicten met elkaar te maken?
Met de opbrengsten van bodemschatten wordt de oorlog gefinancierd.
Montserrado b Waarom wonen zij juist daar?
b Om welke bodemschatten gaat het in Liberia?
goud en diamanten c Charles Taylor opereerde lange tijd vanuit het grensgebied met Sierra Leone. Omcirkel de twee redenen waarom dat slim was. A Zo kon hij snel voorraden uit het buurland halen. B Hij sprak de taal van Sierra Leone beter. C Zo was hij ongrijpbaar voor de regering van Liberia. D Hij zat in de buurt van de bodemschatten, die hij tegen wapens kon ruilen.
X
X
19 Bekijk bron 36 en 44. a In welk district wonen de afstammelingen van de Amerikaans-Liberianen vooral?
Ze kwamen met de boot aan in de hoofdstad en kochten land in die buurt. c Zijn er onder de Amerikaans-Liberianen veel vluchtelingen? Waaraan zie je dat?
Nee, in dat gebied is de bevolking juist toegenomen.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 22
22 brandhaarden 3
vluchtelingen bij de zesdaagse oorlog op de Westelijke Jordaanoever
Samenvattingsopdrachten 1
Schrijf op deze bladzijden voor elk van de drie gebieden een korte samenvatting. Behandel achtereenvolgens Israël, de Kaukasus en Liberia. Geef per conflict antwoord op onderstaande vragen: a Welke situaties uit bron 6 zijn van toepassing op het conflict? b Wat voor soort conflict is het? Kies uit: nternationaal • intranationaal • regionaal c Is er regionalisme of nationalisme? d Geef aan of er verschillen zijn in welvaart en politieke macht. e Ga na of er in elk conflict sprake is van de volgende vijf kenmerken: 1 Ze zijn niet-democratisch. 2 De mensenrechten worden geschonden (marteling, corruptie, geen persvrijheid). 3 Een groot deel van de bevolking heeft honger. 4 Er zijn meer dan 500.000 vluchtelingen uit buurlanden. 5 Kort geleden heeft er een ander gewelddadig conflict plaatsgevonden. f Beschrijf een economisch, sociaal en demografisch gevolg van elk conflict.
De Kaukasus
situatie 2, alle gebieden hebben meerdere volkeren Tsjetsjenië wil een eigen territorium. Daarnaast is er het Armeense volk in de enclave in Azerbeidzjan, dat bij de staat Armenië wil horen. b overwegend intranationaal, maar bij Azerbeidzjan en Armenië internationaal c alle conflicten zijn nationalistisch d ja, er zijn grote verschillen in welvaart en politieke macht e 3: honger is er niet, wel veel armoede a
f Israël
situatie 2, omdat er Israëli en Palestijnen in Israël wonen b intranationaal: binnen de staat Israël bestrijden joden en Palestijnen elkaar c nationalisme: Palestijnen willen zelfbeschikking d ja, de Palestijnen zijn het armst en ze hebben geen eigen staat e 1: de Palestijnen hebben geen kiesrecht in Israël (staat niet in de bronnen) 2: de mensenrechten worden geschonden (marteling, corruptie, geen persvrijheid) 3: geen honger, maar wel grote armoede a
f
5: ja, het is al jaren oorlog met af en toe een wapenstilstand of vrede –economische gevolgen: de Palestijnse economie zit in het slop door de blokkades. De militaire uitgaven van Israël zijn een grote belasting –sociale gevolgen: (bron 18) demonstraties, onschuldige burgers worden gedood, vluchtelingen –demografische gevolgen: groot aantal
–economische gevolgen: vernietiging bezittingen, Tsjetsjenen raken bezittingen kwijt: grote armoede, armoede in Azerbeidzjan ondanks oliereserves, vernietiging bezittingen als huizen, oliepijpleidingen wegens conflict buiten gebruik –sociale gevolgen: verdriet en angst, veel leed –demografische gevolgen: grote aantallen Armeniërs in buitenland
Liberia
situatie 2, er wonen veel volkeren in één staat b het is een intranationaal conflict dat regionaal is uitgebreid door de grote aantallen vluchtelingen c het gaat om de regeringsmacht, niet om territorium. Diverse rebellengroeperingen strijden hierom d of er verschillen zijn in welvaart wordt niet duidelijk uit bronnen, maar verschillen in politieke macht wel: Samuel Doe bevoordeelde zijn eigen stam. a
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 23
3 brandhaarden 23
Israël en de Palestijnen
Soort conflict
Internationaal intra-nationaal Regionaal
Oorzaken
kolonialisme of bezetting, gevolgd door nationalisme grote economische ongelijkheid Grote politieke ongelijkheid aparte gebieden
X X X X X X X
Kaukasus: Azerbeidzjan en Armenië
Liberia
X
X X
X
X
X X X X
X X X X
X X X X X
X
X X X X X
X
X
ondemocratisch mensenrechten
Kaukasus: Tsjetsjenië en Dagestan
honger vluchtelingen uit buurland recent conflict
e
f
1: er werd gestemd, dus democratie, maar in hoeverre eerlijk? 2: de mensenrechten worden geschonden 3: een groot deel van de bevolking heeft honger, maar dit blijkt niet uit de bronnen 4: er zijn niet meer dan 500.000 vluchtelingen uit buurlanden, maar dit geldt wel voor de buurlanden van Liberia. Er zijn zeer veel vluchtelingen in Guinee en Ivoorkust (GB 149D) 5: afwisselend geweld en vrede sinds 1980 (bron 42) –economische gevolgen: (bron 43) vernietiging infrastructuur –sociale gevolgen: vluchtelingen, gebruik van jonge strijders die gruwelijke dingen meemaken: psychologisch gevolg, corruptie en het gebruik van jonge slecht opgeleide strijders, schade aan gezondheidszorg –demografische gevolgen: grote migratiestromen door vluchtelingen heeft invloed op bevolkingsaantal en samenstelling
X
2
Vat je conclusies over de conflictgebieden samen in de tabel door op de juiste plekken kruisjes te zetten.
3
Mijn mening Kies een van de volgende uitspraken en schrijf twee argumenten op waarom je het er juist wel of juist niet mee eens bent. I Elk land is uniek en er zijn dan ook vrijwel geen overeenkomsten tussen de conflictgebieden. II Het is opvallend hoeveel overeenkomsten je kunt zien in conflictgebieden, ondanks dat de omstandigheden zeer van elkaar verschillen. III In gebieden met deze kenmerken is het onvermijdelijk dat er gewapend naar een oplossing wordt gezocht. IV Gewapende conflicten zijn niet op te lossen door de partijen zelf.
eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 24
24 brandhaarden 3
4 Europa
Noord-Europa 1
Oost-Europa
4.1 Bloedig Europa
Zuid-Europa West-Europa
Europa stabiel? Er is een heleboel veranderd in de afgelopen 150 jaar.
3 5
tekstboek
Lees de tekst van paragraaf 4.1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten. 1
a Hoeveel staten telde Europa in 1871?
10 6
16 2
29 En in 2000? 41 En in 1955?
8
X
Duitsland a Verdeel figuur 15 naar eigen inzicht in Noord-, Oost-, Zuid- en West-Europa. b Kleur de delen (zeer licht!) in en maak een legenda. c Zijn de delen allemaal even groot? Welk deel is het grootst?
0
1000 km
figuur 15 Europa
Economie
Politiek
armoede welvaart vrije markt Marshallplan vijfjarenplan
vrije meningsuiting onafhankelijkheidsstrijd jonge staten nationalisme democratie communistisch de Partij
eigen antwoord d Welk deel is het belangrijkst? Geef daar een argument voor.
eigen antwoord e José vindt dat Griekenland bij Oost-Europa hoort. Geef een argument voor die mening.
Het grenst aan andere Oost-Europese landen zoals Macedonië en Albanië. f Jacco vindt dat Griekenland bij Zuid-Europa hoort. Geef een argument voor die mening.
Het is een echt zonnig vakantieland, het maakt deel uit van de Balkan. g Bojan vindt dat Griekenland een West-Europees land is. Geef een argument voor die mening.
Griekenland maakt deel uit van de EU. 3
9
4
b Welke zin is juist? A Het aantal volkeren in Europa neemt toe. B In Europa neemt het aantal onafhankelijke staten af. C Het aantal staten in Europa neemt toe. D Europese volkeren vallen steeds verder uiteen. c Welk land is, in tegenstelling tot de andere landen tussen 1955 en 2000, juist groter geworden?
2
9 7
a Welke tweedeling bestond er tot 1989 in Europa?
Tussen het Westen en het Oostblok. b De verschillen waren zowel economisch als politiek groot. Zet de volgende begrippen in de juiste kolom: armoede • vrije meningsuiting • welvaart • vrije markt • jonge staten • onafhankelijkheidsstrijd • Marshall Plan • nationalistisch • democratie • vijfjarenplan • communistisch • de Partij
tabel bij opdracht 3 4
a Wat was op economisch gebied het grootste verschil tussen het Westen en het Oostblok?
Westen: vrijemarkteconomie; Oostblok: er staat bepaalt in vijfjarenplannen wat er geproduceerd moest worden b Wat was op politiek gebied het grootste verschil tussen het Westen en het Oostblok?
Westen: democratie, meer partijen; Oostblok: alleen de Communistische Partij
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 25
3 brandhaarden 25
c Zoek in de atlas naar de plaatsjes Baarle-Nassau en Baarle-Hertog. Welke plaats hoort bij welk land?
c Het is 1980. Zet achter de zinnen een T voor Tsjecho-Slowakije, een B voor België of een A voor allebei. – Ah, u bezit een kleurentelevisie! Heel bijzonder! – Mijn vader is lid van de Partij.
T
Baarle-Hertog hoort bij België, BaarleNassau hoort bij Nederland.
T
– Deze zomer zijn korte rokjes hevig in de mode, vorig jaar liep iedereen nog in broekrokken.
d Waarom wordt Baarle niet gewoon helemaal Nederlands?
B
Omdat de mensen gewend zijn aan de regels in hun eigen land.
– Het artikel over de armoede op het platteland wordt stevig gecensureerd.
T
e Waarom is Kaliningrad sinds kort ook een enclave?
Omdat Litouwen onafhankelijk is geworden.
– Een Mini! Er zijn zeven versies op de markt, in twaalf verschillende kleuren.
B
– We demonstreren tegen kernwapens.
7
B
a Rond 1970 veranderde er veel in West-Europa. Wat waren de traditionele autoriteiten?
Instanties of personen met van oudsher wettig gezag: kerk, rijken, notabelen.
d Wat was de belangrijkste reden voor het uiteenvallen van het Oostblok na 1989?
De mensen eisten meer vrijheid en welvaart.
b Wie kwamen er in verzet tegen de traditionele autoriteiten?
e En voor het uiteenvallen van Joegoslavië?
nationalisme 2
Jongeren en arbeiders. c Zet de juiste actiegroep (jongeren, feministen, vakbonden) achter de resultaten die ze bereikt hebben. Pas op, er zitten instinkers bij.
a Zet de nummers van de volkeren op de juiste plaats in de kaart van figuur 15. Zet een cirkel rond de nummers van de gewelddadige groepen. 1 Lappen • 2 Basken • 3 Noord-Ieren • 4 Corsicanen • 5 Baltische volkeren • 6 Tsjechen • 7 Slowaken • 8 Voormalige Joegoslaven • 9 Voormalige Sovjets • 10 Friezen b Een uitspraak van mijnheer Van Vliet aan de borreltafel: ‘Die Oost-Europese staten zijn gewoon nog niet volwassen, ze zijn altijd zo gewelddadig.’ Mevrouw Van Dam naast hem vindt dat flauwekul. Welke twee argumenten geeft zij?
Ook in West-Europa hebben we een gewelddadige onafhankelijkheidsstrijd, zoals in Noord-Ierland. 2 De Baltische landen, Tsjechië en Slowakije hebben zich afgescheiden zonder geweld.
– Vrouwen verdienen evenveel als mannen. – De leerlingenraad op school.
figuur 16 6
Lees de tekst in figuur 16. a Wat is een enclave?
Een stukje grondgebied van het ene land binnen het andere land. b Waardoor kan een enclave ontstaan?
Door oorlog/revolutie waarbij grenzen opnieuw worden vastgesteld.
jongeren
feministen – Het minimumloon. vakbonden – Meidenvoetbal.
– We kregen een koningin i.p.v. een koning.
hadden we al
1
Baarle is het merkwaardigste dorp ter wereld. Dertig enclaves, twee landen, twee gemeenten. De rijksgrens loopt dwars door de winkel van Zeeman: de onderbroeken liggen in Nederland, de bloesjes hangen in België. Dat is lastig besturen: een Nederlandse gemeente is verplicht een rioleringsplan te hebben, de Belgen doen pas iets als er een gat in het riool zit.
niet bereikt
– Studentenverenigingen 8
a
bestonden altijd al
Wie waren tot 1989 de autoriteiten in het Oostblok?
de staat, de overheid, de Partij b Om welke twee redenen was er tot 1989 geen grootschalig verzet tegen die autoriteiten?
De staat zorgde voor iedereen en het was heel gevaarlijk om kritiek te hebben. c Gebruik de atlas. Welke godsdiensten komen het meest voor in het voormalige Oostblok?
oosters-orthodox en katholiek d De kerken in het Oostblok beleefden na de ineenstorting van het communisme een opbloei. Hoe verklaar je dat?
Het geloof was jarenlang verboden geweest.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 26
26 brandhaarden 3
4.2 De eenwording van Europa
11 a Waarom hoort Oost-Europa bij Europa?
Door de geschiedenis, vóór WO II waren het belangrijke landen.
tekstboek
Lees de tekst van paragraaf 4.2 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten. 9
a Wat was de belangrijkste reden voor de aanhoudende vrede in West-Europa na de Tweede Wereldoorlog?
b Waardoor leidde het ineenstorten van het communisme tot zoveel werkloosheid en armoede?
Bedrijven gingen failliet, arbeiders verloren hun baan.
De economische samenwerking. b Is bron 49 een voorbeeld van de horizontale of de verticale uitbreiding van de EU?
horizontaal c Een krantenkop: ‘EU-commissie overlegt over een Europees eindexamenprogramma vanaf 2010’. Noem drie dingen waardoor dat gezamenlijke programma er niet snel zal komen.
c Door welke oorzaak konden sommigen steenrijk worden na de val van het communisme? A Er was nog geen goede wetgeving voor de nieuwe economie. B In Oost-Europa is altijd veel corruptie. C Het kapitalisme is de beste garantie voor rijkdom. D Omdat dat toegestaan werd in de nieuwe wetgeving. d Wat is het ‘aquis communautaire’?
X
Het geheel aan wet- en regelgeving in de EU.
de schoolsystemen zijn verschillend, grote bureaucratie, veel talen d Als dit door zou gaan, zou het dan een horizontale of verticale uitbreiding van de EU zijn?
verticaal 10
Bekijk GB 77A. a Leg zo precies mogelijk uit wat het donkerblauwe deel van de rechter kolom bij Nederland betekent.
De handel van Nederland met de oorspronkelijke zes EEG-lidstaten was 64% van de totale handel van Nederland in 1995. b Werk samen met een buur. Schrijf vier zinnen op over de handel gebaseerd op deze kaart. Zet er een zin tussen die niet klopt. Bijvoorbeeld: ‘De handel tussen Finland en de oorspronkelijke lidstaten is gedaald tussen 1965 en 1995.’ Laat je buur je zinnen lezen en de foute zin eruit halen.
12 a
Kies een (Oostblok)land dat recent tot de EU is toegetreden. Zoek nu op GB 80-81 drie kaarten op waarmee je kunt aantonen dat het land achterloopt in ontwikkeling vergeleken met de rest van de EU.
bv. GB 80 C of I: geen goed werkende markteconomie; F: er is hoge zuigelingensterfte, er wordt minder geld aan gezondheidszorg besteed b Als je GB 80-81 goed bestudeert, zie je ook enkele dingen waarop de voormalige Oostbloklanden beter scoren dan de West-Europese landen. Noem twee kaartjes.
GB 81D: inentingen; GB 81H: onderwijsuitgaven 13 a Je zusje van 10 jaar vindt bron 50 helemaal niet grappig. Leg haar uit wat je eraan moet snappen om de grap te waarderen.
De oudste geschriften hebben weinig woorden nodig en zeggen belangrijke dingen. De EU heeft tegenwoordig voor iets onbenulligs heel veel woorden nodig. b Welk nadeel van de EU blijkt uit bron 50?
Er zijn erg veel regels en wetten, veel bureaucratie. c Waarom is dat lastig voor de ondernemer die een snoepfabriek wil bouwen? c Hoe komt het dat de handel met EU-lidstaten zo’n groot deel van hun totale handel uitmaakt?
Doordat ze economisch samenwerken.
Dat kost veel tijd en geld. d Wat zijn supranationale regels?
Regels die boven de nationale regels staan.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 27
3 brandhaarden 27
e Welk voordeel hebben supranationale regels voor de ondernemer die zijn snoepfabriek wil uitbreiden naar alle EU-landen?
Overal gelden dezelfde regels. f Noem twee voordelen die supranationale regels t.a.v. snoepjes hebben voor de consument.
je kunt de snoepjes overal kopen, de snoepjes zijn goedkoper, je kunt op de hygiëne en veiligheid ervan vertrouwen 14 a
Noem drie dingen waaraan je op de foto van bron 51 kunt zien dat dit arme mensen zijn.
bv. kapotte spullen, houten hut, vuile omgeving, koken in buitenlucht, groot gezin b Het zal je misschien verbazen, maar de foto is in Italië gemaakt. Bekijk GB 111. In welk deel van Italië zal de foto genomen zijn: noord/midden/zuid? c Welke twee kaartjes op GB 111 ondersteunen jouw keuze in vraag b het beste?
GB 111 C en D d Landen waar mensen in deze omstandigheden leven kunnen geen lid worden van de EU. Maar Italië is wel lid van de EU. Hoe verklaar je dat?
Italië trad in 1951 toe, de eisen gelden alleen voor nieuwe leden. 15 a
Bekijk GB 80A. Vergelijk Noorwegen met Spanje. Wat is een opvallend verschil?
Noorwegen is veel rijker dan Spanje. b Bekijk GB 77F. Waarom stemden de Noren twee keer tegen lidmaatschap van de EU?
Ze zouden ook nettobetalers worden, dat hebben ze er niet voor over. c Voor welke landen geldt dit ook?
IJsland, Liechtenstein en Zwitserland d Bij lidmaatschap van de EU verliest een land een stuk soevereiniteit. Wat betekent dit?
Dat soms de regels van EU gelden i.p.v. de regels van het land.
16 Bekijk bron 49. a Schrijf de landen op die behoren tot de ‘nog geen kandidaat-lidstaten’ van de EU. Kies uit: Turkije • Hongarije • IJsland • Albanië • Griekenland • Bosnië-Herzegovina • Kroatië • Slovenië • Macedonië • Moldavië • Servië en Montenegro • Syrië • Oekraïne • Wit-Rusland • Georgië • Armenië • Irak • Azerbeidzjan • Marokko
Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië, Moldavië, Servië en Montenegro, Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan b In welk deel van de EU liggen deze landen vooral?
In het zuidoosten en oosten van Europa. c Zet de juiste term onder de volgende zinnen. Kies uit: economische situatie • juridisch-administratieve situatie • rechtsstaat – Twee weken geleden barstte het conflict tussen Kosovaren en Serviërs weer uit: 34 doden.
rechtsstaat – De meeste landbouwbedrijven produceren nauwelijks voor de markt.
economische situatie – Gemiddeld 27% van de bevolking is werkloos.
economische situatie – Om aan de EU-eisen van hygiëne te voldoen, moet het restaurant meer dan 1 miljoen euro investeren.
economische situatie – Het is onmogelijk voor de vluchtelingen om terug te keren naar hun huizen.
rechtsstaat – Voor een klein vergrijp moet je duizenden euro’s betalen voordat de rechter zelfs maar naar je zaak wil kijken.
rechtsstaat – De regeringspartij werd beschuldigd van grootschalige fraude tijdens de verkiezingen.
juridisch-administratieve situatie
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 28
28 brandhaarden 3
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.3 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
17 a Welke munteenheid had Nederland voor de euro in 2001 werd ingevoerd?
gulden b Weet je nog hoe de afzonderlijke munten heetten?
stuiver 10 cent dubbeltje 25 cent kwartje 250 cent rijksdaalder 5 cent
percentage Bretonssprekenden
4.3 Regionalisme 100%
E
H B D I
A
G F C tijd
figuur 17 f Hoe zou je de kleinere gebieden in de EU meer macht kunnen geven?
c Vul dit spreekwoord over de oude munt aan: Als je voor
dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje. een
d Wat betekenen de woorden ‘duit’ en ‘botje’ in de volgende spreekwoorden: ‘Een duit in het zakje doen’ en ‘Botje bij botje leggen’?
Het zijn allebei oude munten. e Professor Ella Beentjes vreest dat door het afschaffen van de gulden de vertrouwde spreekwoorden en gezegden verdwijnen. Maar wat blijkt uit het antwoord van vraag d?
Spreekwoorden blijven lang nadat de munt verdwenen is nog bestaan. 18 a Wat is de hoofdstad van Europa?
Brussel b Wat is centralisering van de macht?
Dat steeds meer macht in handen van maar enkele Europese instanties komt. c Wat is het gevaar daarvan?
Daardoor worden de belangen van kleinere gebieden misschien niet goed verdedigd. d Wat is een goed voorbeeld van het opkomen voor de belangen van een regio? A Meer geld voor het Academisch Ziekenhuis in Utrecht. B Een werkgelegenheidsprogramma in Noordoost-Groningen. C De technische eisen voor bierfabricage voor de EU gelijktrekken. D De aanleg van een snelweg naar een afgelegen gebied. e Wat zijn de machtigste landen in de EU? A De landen met de meeste inwoners. B De landen met de meeste stemmen. C De landen met het hoogste BNP. D De landen met de grootste oppervlak.
X
X
X
Door de regio’s stemrecht te geven. 19 a Bekijk bron 52. In welk land is dit?
Frankrijk b Zet de letters van de onderstaande zinnen in de juiste volgorde in figuur 17. Begin met E. A Er ontstaat een generatie die haar kinderen geen Bretons meer leert. B Alleen in de westelijk gelegen regio’s heeft het verbod weinig kans van slagen. C De actiegroep Red het Bretons wordt opgericht. D De werkloosheid is groot, de nationale taal levert meer op bij het zoeken naar werk. E De Franse nationalistische politiek verenigt het gehele land. F De EU financiert tweetalig onderwijs. G Vissers en oude omaatjes worden omgeschoold tot leraren in het Bretons. H Het Bretons wordt verboden, kinderen krijgen op school straf als ze het spreken. I Een nieuwe generatie Bretonssprekende kinderen ontstaat, maar Frans blijft de voertaal.
juiste volgorde is E • H • B • D •A • C • F • G • H, discussie is mogelijk c Waar past bron 52 in de grafiek?
In ieder geval na F. 20 Bekijk bron 53. a Je kunt vier soorten conflicten onderscheiden. Zet ze in de juiste volgorde van ernstig tot minder erg en zet bij elk type een voorbeeldgebied. 1
gewapend conflict, bv. Noord-Ierland
2
nationalisme met geweld bv. Baskenland
3
nationalisme zonder geweld bv. Catalonië
4
strijd voor erkenning minderheidsrechten, bv. België
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 29
3 brandhaarden 29
b Welke beweringen zijn juist? A De conflictgebieden liggen allemaal in Europa. B De conflictgebieden liggen geen van alle in de EU. C De conflictgebieden liggen vooral in de perifere delen van de landen. D De conflictgebieden liggen vooral in de perifere delen van Europa. c Streep de woorden door die niet bij Noord-Ierland, Baskenland, Bosnië en Kosovo horen. godsdienst • politiek • geweld • vrede • terrorisme • nationalisme • onafhankelijk • regionalisme • soldaten • economie • taal • geschiedenis • democratie • mensenrechten • vredesbesprekingen d Op welke manier kunnen politieke spanningen geweldloos naar buiten komen?
X
22 Bekijk figuur 18. a Wat betekent <75 in de legenda?
Het BNP van het gebied is minder dan 75% van het gemiddelde BNP van de EU.
X
b Zoek Groningen op in figuur 18. Hoe rijk is deze provincie?
125% van het gemiddelde BNP van de EU. c Waar komt dat door?
Gaswinning d Waarom zou een rijker gebied zich willen afscheiden van de rest van het land?
door politieke partijen, demonstraties
Omdat ze hun welvaart niet willen delen met het arme deel van het land.
e Welke gebieden binnen de EU zijn daar goede voorbeelden van?
Lapland, Catalonië, Schotland, Wales, Padania
e Padania (in Noord-Italië) wil zich afscheiden van het arme zuiden in Italië. Vind je dat terecht?
eigen antwoord
f Wat zijn twee belangrijke redenen dat conflicten in Europa niet opgelost worden?
Doordat de economische situatie uitzichloos is en doordat jongeren met geweld zijn opgegroeid en zelf ook weer gewelddadig zijn. 21 a Bekijk bron 54. In welk land is deze foto genomen? A Engeland B Groot-Brittannië C Verenigd Koninkrijk D Noord-Ierland b Dit land bestaat uit vier delen. Hoe heten die?
BNP per hoofd (2001) EU (16) = 100 < 75 75 - 100
X
100 - 125 > 125
Wales, Schotland, Noord-Ierland en Engeland c Hoe lang bestaat dit conflict al?
sinds 1169 d Waarom staan er gewapende mannen voor het hek?
Ze moeten de wijk bewaken tegen aanvallen. e Wat zijn de overeenkomsten tussen dit en het Baskische conflict? A Er zijn meer dan 100.000 doden gevallen. B Het conflict stamt uit de Romeinse tijd. C Er is grote mate van zelfstandigheid, maar nog steeds veel terreur. D Grote delen van de bevolking vechten in de onafhankelijkheidsstrijd. f Loyalisten zijn degenen die met geweld willen bereiken dat Noord-Ierland, dat zij Ulster noemen, bij Groot-Brittannië blijft horen. Hun tegenhangers heten unionisten. Zijn de kindertjes op de foto protestant of katholiek?
X
protestant
0 figuur 18
50 km
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 30
30 brandhaarden 3
4.4 Nieuwe lidstaten
e Welk van de vier landen vormt een uitzondering op de regel in vraag d? Leg uit.
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.4 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
Griekenland, het heeft heel veel mensen in de landbouw, maar is vrij welvarend.
23 a De EU groeit maar door. Hoeveel lidstaten zijn er nu?
2004: 25; 2007: 27 of 28 b Zijn alle lidstaten het eens met de uitbreiding?
ja
De bevolking is veel groter.
c Zijn alle mensen het eens met de uitbreiding?
nee d Noem vier redenen om tegen de uitbreiding te zijn.
bedrijven verhuizen naar de lagerelonenlanden of ze gaan failliet aan de concurrentie; migratie van goedkope arbeidskrachten leidt tot werkloosheid; oneerlijke concurrentie door jarenlange subsidies aan bedrijven in oude landen; het gaat ons te veel geld kosten, we halen probleemlanden binnen e Noem vier positieve aspecten van de uitbreiding van de EU.
grotere markt, economische groei, werkgelegenheid, reizen, studeren, meer kans op vrede 24 a
25 Bekijk figuur 19. a Waarom krijgt Polen zoveel meer steun dan de andere nieuwkomers?
Bekijk bron 56 en 49. Wat is:
Luxemburg – het rijkste nieuwe EU-land? Slovenië – het armste oude EU-land? Griekenland – het armste land van de EU? Letland – het rijkste land van de EU?
b Zet deze landen in de tabel en zoek in GB Statistiek op hoe hun beroepsbevolking verdeeld is. Land
Primair
Secundair
Tertiair
Luxemburg Slovenië Griekenland Letland
3 5 21 16
28 46 26 40
69 49 53 45
c Welke twee sectoren zeggen iets over de mate van ontwikkeling van een land?
primaire en tertiaire sector d Welke relatie bestaat er tussen de welvaart van een land en de verdeling van de beroepsbevolking?
Hoe groter de welvaart, hoe minder mensen in de primaire sector werken.
b Vergelijk nu figuur 19 met figuur 20. Wat valt je op als je de bedragen vergelijkt?
De oude EU-landen krijgen tien keer zoveel als de nieuwe. c Gebruik bron 57 om een verklaring daarvoor te vinden.
De nieuwe landen krijgen minder omdat ze ook minder zullen bijdragen, de oude leden willen ook nog iets ontvangen. Structuurfondsen voor nieuwe landen (2004-2006), in miljoenen euro. Totaal: 24 451 miljoen euro. 0
3 000
6 000
9 000
12 000
15 000
Polen Hongarije Tsjechië Slowakije Litouwen Letland Estland Slovenië Cyprus Malta figuur 19 Structuurfondsen voor nieuwe landen
Structuurfondsen voor EU-15 (2000-2006) in miljarden euro. Totaal: 233 miljard euro. 0
10
20
30
Spanje Duitsland Italië Griekenland Portugal Ver. Koninkrijk Frankrijk Ierland Nederland Zweden Finland België Oostenrijk Denemarken Luxemburg figuur 20 Structuurfondsen voor de EU-15
40
50
60
70
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 31
3 brandhaarden 31
d Stelling: ‘De bijdrage aan de nieuwe lidstaten moeten sterk verhoogd worden, ten koste van de bijdrage aan de oude lidstaten.’ Geef een argument voor en een argument tegen deze stelling.
bv. voor: dan zouden zij zich sneller kunnen ontwikkelen, de lonen gaan dan omhoog en dan is er eerlijker concurrentie; tegen: er zijn ook veel gebieden in de oude lidstaten die nog gesteund moeten worden A Het biedt geweldige investeringsmogelijkheden: iedereen wil er goed uitzien
1 Hongaarse boer
B Hun boeren zijn ouderwets en hebben daardoor geen last van allerlei milieuwetgeving
2 Ierse student
C Ik heb al zeven fabrieken in Slowakije
3 Poolse vrachtwagenchauffeur
D Het scheelt veel tijd aan de grens
4 Nederlandse boer
E Wij krijgen nu ook wel wat 5 Belgische autobandensubsidie, maar hoe kunnen we fabrikant concurreren met die moderne landbouwbedrijven F Alles wordt duurder
6 Tsjechische huisvrouw
G Ze pikken ons werk af
7 Italiaanse modeketen
H Vakantie daar is heel goedkoop
8 Duitse bouwvakker
tabel bij opdracht 26
26 a De meningen over het nut van de uitbreiding van de EU waren in 2004 sterk verdeeld. Combineer de letters van de standpunten met de cijfers van de juiste partij (zie de tabel hierboven). Omcirkel de eurosceptici met rood en de positieven met groen.
A–7 (groen), B–4 (rood), C–5 (groen), D–3 (groen), E–1 (rood), F–6 (rood), G–8 (groen), H–2 (groen) b Bekijk de foto in bron 58. Wat kan de jongen met deze tattoo bedoelen?
Hij houdt van rock- en punkmuziek, hij is een pessimist, voelt zich kansloos, zet zich af tegen de maatschappij. c Vind je dat hij er Europees uitziet? Waarom wel of niet?
wel: oorringetje, tattoo, sportief, Engelse tekst, eigen antwoord
d Deze jongen is Bulgaar. Geef een argument waarom hij positief over de EU zal denken.
Hij voelt zich bij de EU horen, omdat hij van dezelfde muziek houdt. e Geef ook een argument waarom hij euroscepticus zal zijn.
De welvaart is buiten zijn bereik, hij zal wel niet kunnen profiteren van de EU. 27 a Geef in maximaal zes steekwoorden aan wat er zo problematisch is op de Balkan.
bv. etnische oorlog, Servische dominantie, wreedheden, armoede
b ‘De situatie op de Balkan is een vicieuze cirkel.’ Wat wordt hiermee bedoeld?
Dat er geen uitweg is omdat de armoede tot geweld leidt, en geweld tot armoede en nog meer geweld leidt. c Aan welke van de drie toelatingscriteria, die in paragraaf 4.2 staan, voldoen de landen op de Balkan nog niet?
Aan geen van de drie.
d De EU geeft deze landen een soort ontwikkelingshulp om dichter bij de toelating tot de EU te komen. Om welke redenen doet de EU dat? A Omdat de EU hoopt de handel met deze landen te kunnen uitbreiden. B Omdat de EU geen gewapende conflicten aan haar grenzen wil. C Uit humanitaire overwegingen. D Om goedkope arbeidskrachten te kunnen werven uit deze landen. E Om de vluchtelingen eerder te kunnen laten terugkeren naar hun eigen land. F Omdat deze landen historisch gezien ook bij Europa horen. G Omdat de burgers van de EU hier op vakantie willen.
X
X
X
X
X
X
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 32
32 brandhaarden 3
Toepassingsopdracht 1
Bekijk figuur 21 op de volgende bladzijde. a Wat is het gemiddelde BNP in de EU?
100 b Welk Ierland is rijker: het zuiden of het noorden?
het zuiden c Kleur de brandhaarden rood. Twee stellingen: I Rijke gebieden willen zich meestal afscheiden. II Geweld komt vooral voor in arme gebieden. d Vergelijk figuur 21 met bron 50 en ga voor de volgende gebieden na of de stellingen kloppen. Schrijf er ook achter waarom dat zo is.
er is geweldloos nationalisme. Stelling I klopt deels: een deel is rijker, maar een deel ook armer dan gemiddeld. Stelling II klopt niet. B Noord-Ierland: er is een gewapend conflict. Stelling I is niet van toepassing, stelling II klopt: het is iets armer dan gemiddeld. A Schotland:
er is nationalisme met geweld. Stelling I klopt, het is iets rijker dan gemiddeld, stelling II gaat niet op.
C Baskenland:
er is nationalisme zonder geweld. Stelling I klopt: het is iets rijker dan gemiddeld, stelling II gaat niet op. E Zuid-Tirol (Noord-Italië): er is nationalisme zonder geweld. Stelling I klopt: het is rijker dan gemiddeld, stelling II klopt niet. D Catalonië:
e Bedenk nu goed in hoeverre de stellingen voor de EU gelden en in hoeverre je verwacht dat ze voor gebieden buiten de EU gelden. Trek dan een conclusie over de twee stellingen.
Stelling I klopt wel, maar niet alle rijke gebieden willen zich afscheiden. Stelling II klopt niet voor de EU, maar zou kunnen gelden voor andere gebieden buiten de EU.
De tuin van Engeland. Een lieflijke omgeving met een bijzonder cultuurlandschap op korte afstand van Londen... Met EU-fondsen wordt dit Zuid-Engeland ontsloten met nieuwe en bredere wegen. Zo kunnen de stadjes aan de zuidkust zich beter ontwikkelen. Londenaren kunnen erheen verhuizen en gaan forensen, bedrijven kunnen zich er vestigen en stedelingen kunnen er in het weekend een frisse neus halen. De actiegroep South Coast Against Roadbuilding (SCAR = litteken) vindt dat dit soort ontwikkelingen het landschap beschadigt en dat er te veel vervuiling zal optreden. Dus: openbaar vervoer en fiets- en wandelroutes in plaats van autowegen! figuur 22 2
a
Lees de tekst in figuur 22. Gebruik de GB. Welke stad, Folkstone of Hastings, is vanuit Londen het best te bereiken? Waarom? (Gebruik de begrippen relatieve en absolute afstand).
De absolute afstand naar Folkstone is langer. De relatieve afstand naar Folkstone is korter, door een autosnelweg en een spoorweg. b Welke stad kan zich het beste ontwikkelen? Waarom?
Folkstone, dat is beter bereikbaar, door de nabijheid van Dover en de tunnel naar Frankrijk. c Met welke belangen houdt de EU volgens de tekst in figuur 22 vooral rekening?
Met de belangen van Londen: toeristen, forensen en bedrijven. d Met welke belangen houdt de EU geen rekening?
Met de belangen van de natuur en het milieu in Zuid-Engeland. e Het natuurgebied rond Hastings wordt door de EU aangewezen als Europese habitat (beschermde natuur). Er mag nu geen weg aangelegd worden. Voor wie is dit een dikke tegenvaller?
Voor Londenaren en de wegenbouwers. f Voor wie is dit positief?
Voor SCAR en voor het milieu. g Stelling: ‘De centrale macht van de EU houdt geen rekening met de belangen van kleine gebieden. Ben je het hiermee eens of niet?’ Geef een argument.
eigen antwoord, de EU houdt ook rekening met het milieu
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 33
3 brandhaarden 33
Samenvattingsopdracht 1
d soevereiniteit • centralisering
Leg met een voorbeeldzin uit wat de volgende begrippenparen al dan niet met elkaar te maken hebben. a verticale uitbreiding • toetreding
Verticale uitbreiding gaat over meer manieren van samenwerking, toetreding gaat over horizontale uitbreiding.
Door de centralisering van de macht verliezen landen hun soevereiniteit.
e probleemgebieden • nationalisme
Nationalisme leidt vaak tot geweld, met name in de drie probleemgebieden.
b taal • regionalisme
Taal is vaak een oorzaak van regionalisme.
f aquis communautaire • ruig kapitalisme
Het aquis communautaire zorgt ervoor dat het ruig kapitalisme wordt beteugeld.
c economische verschillen • gewelddadig conflict
Economische verschillen kunnen aanleiding geven tot een gewelddadig conflict, zoals in Noord-Ierland, voormalig Joegoslavië.
g kerk • vakbond
De kerk is een traditionele autoriteit, de vakbond een nieuwe, deze werken op verschillende terreinen.
h Servië • EU
Servië komt nog niet in aanmerking voor het lidmaatschap van de EU.
BNP per hoofd (2001) EU (16) = 100 < 75 75 - 100 100 - 125
i gelijkwaardig • dominant
> 125
Dit is elkaars tegengestelde.
geen gegevens
3 1
2 5 4
0
figuur 21
500 km
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 34
34 brandhaarden 3
5 Praktische opdrachten Bij dit hoofdstuk horen twee praktische opdrachten waaruit jij of je docent(e) kan kiezen. Een daarvan staat
1
Praktische opdracht De erfenis van Trianon
Figuur 25 is gedrukt als ansichtkaart in 1990. ‘Gerechtigheid voor Hongarije’ staat erop. Kun je het daarmee eens zijn of niet? Eerst ga je met behulp van historische kaarten onderzoeken wat er precies is gebeurd. Dan vorm je je mening. Daarna maak je een alternatieve ansichtkaart die jouw mening goed weergeeft. In een toelichting geef je ten slotte argumenten voor je opvatting. Stap 1 De onderzoeksvraag Zijn er voldoende redenen om Hongarije te herenigen? Deelvragen 1 Wat zijn Hongaren?
Verschillende antwoorden mogelijk: mensen die Hongaars spreken, of mensen die in Hongarije wonen 2
Hoeveel Hongaren zijn er?
Hongaarssprekenden: bijna 15 miljoen; in Hongarije: 10,4 miljoen 3
Waar leven Hongaren?
Overal ter wereld, maar de meesten in Hongarije, daarna in Roemenië en de andere omringende landen. 4
Hoe zijn de grenzen van Hongarije veranderd van de Middeleeuwen tot nu?
zie kaartjes hieronder, Welke argumenten zijn er nu nog voor en tegen hereniging?
onrechtvaardigheid in het verleden, familiebanden, het gaat economisch beter in Voor:
Polen
Duitsland
5
hieronder uitgewerkt. De andere staat op de www.buiteNLand.epn.nl
Sovjetu Sovjetunie
Tsjechoslowakije Oostenrijk HONGARIJE
Hongarije, ze worden als minderheid gediscrimineerd in ander land, Hongarije heeft veel economisch belangrijke gebieden verloren in 1920 Tegen: gemengde bevolking in de gebieden waar Hongaren wonen, het is niet meer nodig, bv. omdat etnische Hongaren in Roemenië allerlei voordelen genieten, Hongaren willen vaak zelf ook niet, ze hebben een goede en vaste positie in Roemenië door eigen bedrijven en ook in de politiek Stap 2 Informatie verzamelen Bestudeer eerst de bijgevoegde bronnen (figuur 27 t/m 29) en de atlas. Kijk waar al die gebieden liggen. Kijk ook op: – www.hongarijevakantieland.nl/hongaarse–geschiedenis.htm (halverwege de tekst een kaartanimatie met veranderende grenzen!) – www.jrbooksonline.com/HTML-docs/Trianon–illus–1.htm (argumenten voor hereniging) – historicaltextarchive.com/ (scroll naar beneden, klik dan op Articles>Europe> Hungarian images and historical background>maps and coats of arms) Land (regio)
Aantal Hongaren* in 1990
Hongarije
10.360.000
Slowakije
710.000
Oekraïne
220.000
Roemenië
2.100.000
Joegoslavië (incl. Kroatië en Slovenië)
465.000
Oostenrijk
70.000
rest van Europa
200.000
rest van wereld
860.000
Wereld totaal
14.985.000
Roemenië
Joegoslavië Italië 0
figuur 23
Hongarije tot 1920 250 km
Hongarije na 1920
*Hongaren zijn personen die Hongaars spreken figuur 24
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 35
3 brandhaarden 35
Het verdrag van Trianon Het is 1920, een tijd waarin zelfbeschikking der volkeren hoog op de agenda staat. Frankrijk en Engeland, overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog, willen de grenzen van Hongarije opnieuw vastleggen. Gebieden die massaal bewoond worden door niet-Hongaren, kunnen niet bij Hongarije blijven: Kroatië natuurlijk, Slowakije en het Duits sprekende Burgenland aan de grens met Oostenrijk. Maar wat te doen met de regio’s met een sterk gemengde bevolking: Transsylvanië en de Banaat? Engeland en Frankrijk willen de nieuwe bondgenoten tevredenstellen. Daarom worden zelfs gebieden die overwegend Hongaarstalig zijn aan buurlanden toegewezen. Tsjecho-Slowakije wil een grens aan de Donau en die krijgt het ook, ondanks honderdduizenden Hongaren die op de linkeroever wonen. In dezelfde geest krijgt Roemenië, naast Transsylvanië, een reeks onderling met (spoor)wegen verbonden grotere steden: Timisoara, Arad, Oradea, Satu Mare. Zo valt ook deze dichtbevolkte Hongaarstalige strook buiten Hongarije. De lappendeken van de Banaat wordt verdeeld tussen Servië en Roemenië, inclusief haar Hongaren.
figuur 25
figuur 27 Het Verdrag van Trianon is meer dan tachtig jaar geleden gesloten, maar de meeste Hongaren ervaren het smartelijke verlies nog alsof het gisteren was. De solidariteit met familieleden in de buurlanden is zeer groot. Om deze ‘historische onrechtvaardigheid’ goed te maken, hebben etnische Hongaren in het buitenland bepaalde voorrechten. Ze krijgen een speciale identiteitskaart waarmee ze drie maanden per jaar in Hongarije kunnen werken. Verder krijgen ze vier gratis reizen per jaar naar hun moederland, toegang tot voortgezet onderwijs in Hongarije en een ziektekostenverzekering. Ook financiert de regering Hongaarse scholen in de buurlanden. Zo hoopt de overheid de etnische Hongaren te steunen, maar ook de immigratie te ontmoedigen. Want zodra Hongarije toetreedt tot de EU, wordt een massale immigratie van etnische Hongaren verwacht.
figuur 26 Stap 3 Informatie verwerken Geef met kleuren de veranderingen in de omvang van Hongarije aan op de blanco kaart (figuur 26). Zet de argumenten (voor en tegen) hereniging op een rij. Geef met behulp van de bronnen antwoord op de deelvragen. Stap 4 Conclusie Geef met behulp van de deelvragen antwoord op de hoofdvraag. Gebruik argumenten om je mening te onderbouwen. De conclusie die je trekt is afhankelijk van de argumenten die jij belangrijk vindt. Stap 5 Presentatie Een ansichtkaart van Hongarije met grenzen die volgens jou rechtvaardig zijn. Achter op de kaart schrijf je een toelichting waarin je je standpunt met argumenten uiteenzet. Je docent(e) geeft aan of het nodig is om de antwoorden op de deelvragen apart in te leveren.
Praktische opdracht 1
De erfenis van Trianon
figuur 28 In Roemenië wonen de meeste Hongaren verspreid. Alleen in twee districten in de provincie Tanssylvanië vormen zij de meerderheid. Daar spreekt men Hongaars en is men katholiek of protestant. De Roemenen spreken een Romaanse taal en zijn christelijk-orthodox. Er is geen sprake van economische achterstand van Hongaren. Veel Hongaren hebben goedlopende bedrijven. Ook in de politiek zijn ze goed vertegenwoordigd, van gemeenteraden tot het kabinet. Sinds 1990 hebben de Hongaren meer autonomie geëist en de erkenning van het Hongaars als officiële taal in de rechtspraak en op scholen. Dankzij de steun van de bevolking in Hongarije en hun regering zijn deze eisen ingewilligd. Een sterke afscheidingsbeweging is er niet, men is meer gericht op samenwerking met de Roemenen. figuur 29
1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 36
36 brandhaarden 3
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk horen drie keuzeopdrachten waaruit je kunt kiezen. Een daarvan staat hieronder uitgewerkt.
1
www.buiteNLand.epn.nl
Keuzeopdracht Noord-Ierland, een brandhaard dichtbij
In Noord-Ierland bestrijden verschillende groepen elkaar met geweld. De republikeinen of nationalisten staan tegenover de loyalisten of unionisten. Grofweg (maar niet helemaal) komen die groepen overeen met de katholieken en de protestanten. Bekijk de figuren en maak de opdrachten. In sommige jaren vielen er veel slachtoffers, in andere jaren minder. De intensiteit van de strijd varieert dus. a Beschrijf met behulp van de grafiek van figuur 31 zo precies mogelijk de ontwikkeling van het aantal doden in het NoordIerse conflict. Geef aandacht aan hoogte- en dieptepunten, het totaal en de globale ontwikkeling in de tijd.
Het totaal aantal doden in het NoordIerse conflict tot en met 1990 is ongeveer 2800. In 1972 vielen de meeste doden: 500. Sindsdien is het conflict minder hevig geworden: er vallen nu minder slachtoffers. Het rustigste jaar was 1985 (50 doden). Maar in 1987 vielen er weer meer doden (100). Het geweld is dus nog niet gestopt.
c
Waar verwacht je de Peace Lines vooral: in wijken met een sterk gemengde bevolking of met een eenzijdige samenstelling van de bevolking?
In wijken met een sterk gemengde bevolking.
Probeer te ontdekken waar deze wijken liggen door een vergelijking te maken met figuur 33. Tip: Let op de baai (Lough). Liggen de Peace Lines vooral in wijken met een sterk gemengde bevolking of met een eenzijdige samenstelling van de bevolking?
In wijken met een eenzijdige samenstelling van de bevolking.
Bekijk figuur 30 en 32 met wijken in Belfast. Hebben de meeste wijken een evenwichtige samenstelling van de bevolking of zijn de meeste wijken eenzijdig samengesteld?
Jaar
Inwonersaantal
% Katholieken
1780
13.000
5%
De meeste wijken hebben óf veel katholieken óf veel protestanten. Er zijn maar weinig wijken waar 45% van de bevolking katholiek is, dus waar de samenstelling van de bevolking evenwichtig is.
1861
121.000
33%
1911
387.000
<25%
1996
750.000
45%
figuur 30 Bevolkingssamenstelling in Belfast werkelijk aantal doden 500
cummulatief aantal doden 3000
400 2000 300
Bekijk figuur 33. Hierop staan Peace Lines aangegeven. In Belfast wonen de mensen in gescheiden woonblokken. Peace Lines zijn afscheidingen tussen katholieke en protestantse woonblokken, soms 20 meter hoge hekken, soms een betonnen muur. Deze Peace Lines werden door de bevolking zelf gebouwd om zich veiliger te kunnen voelen.
200
werkelijk aantal doden cummulatief aantal doden 1000
100 0
0
1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990
b
De andere staan op de
figuur 31 Werkelijk en cumulatief aantal doden in Noord-Ierland
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 37
3 brandhaarden 37
d
Probeer een verklaring te vinden. Tip: Onbekend maakt onbemind.
Een verklaring kan zijn dat mensen in een wijk waar iedereen door elkaar woont, elkaar ook vaker tegenkomen. Dan ziet men dat de ander niet zo eng is. Angst groeit juist wanneer je gescheiden van elkaar woont, maar wel allerlei gewelddadige dingen in de krant leest over de ander.
Belfast Lough
Verdeling katholieke bevolking over de wijken van Belfast in 1991
0
0 - 9% 10 - 29% 30 - 49% 50 - 69% 70 - 89% 90 - 100%
5 km
figuur 32
gh ou
d
Duncalm Gardens
as Be lf
a
Crumlin Rd.
Stewartstown Road
C rum
llyg om art
nk il
a
Ainsworth Avenue
Ba
Peace line
lR
o ad
N
ng ri
0
km
3
d roa
Cupar Way Roden St..
Fa
lls
Sp
Lower Newtownards Road
k
Springhill Ave.
fie ld
Ro
Northumberland Street
CITY CENTRE
Springmartin Rd. ad
Manor St./ Roe St.
Sh
ad Ro in
lin Rd .
To Stewartstown Road
Bryson St.
Riv er La g
tew
West lin
S
rts t
Ellengrove St.
tL
Alliance Ave./ Glenbryn
oa
M2
nR ow
an
Cluan Place
Donegal Road
figuur 33 Peace Lines, afscheidingen tussen katholieke en protestantse woonblokken in Belfast
Keuzeopdracht 1
Noord-Ierland, een brandhaard dichtbij
1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 38
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 39
hoofdstuk
04 water
soms te veel, vaak te weinig Slechts 0,00000671% van het water op aarde kunnen we gebruiken en dat is ook nog slecht verdeeld over het aardoppervlak. In dit hoofdstuk leer je hoe de mensen omgaan met het teveel of juist het tekort aan water.
Als je paragraaf 2 goed hebt bestudeerd,
Als je paragraaf 4 goed hebt bestudeerd,
weet je:
weet je:
• de betekenis van de begrippen; • hoe een gebied aan water komt en hoe je dat duurzaam beheert; • hoe kustvormen ontstaan; • hoe een wadi ontstaat; • waarom waterstress toeneemt; • hoe je water kunt sparen.
• de betekenis van de begrippen. De begrippen moet je vooral kunnen gebruiken om een vraagstuk op te lossen; • wanneer een duinkust ontstaat; • wat de verschillen zijn tussen de polders in laag Nederland; • wat het nieuwe waterbeheer van de overheid in de kustzone en de riviergebieden inhoudt; • hoe geestgronden ontstaan; • hoe je gebiedseigen water moet vasthouden.
begrijp je: • welke invloed het verval op het stroomgedrag en de uitslijpende werking van de rivier heeft; • waarom rivieren steeds vaker uit hun oevers treden; • het verband tussen kustvorm en overstromingsgevaar; • dat Israël met andere waterproblemen kampt dan Bangladesh; • de rol van wetlands in de waterhuishouding.
kun je: • de juiste aardrijkskundige vragen stellen; • diverse bronnen raadplegen, onder andere internet en de atlas; • werken met diverse schaalniveaus. • rekenen met verval en verhang; • op een kaart de verschillende kustvormen herkennen; • beoordelen of een stuwdam een goede oplossing is; • een klimaatgrafiek lezen en interpreteren; • het verloop van een meanderende rivier intekenen.
begrijp je: • het verschil tussen jonge en oude duinen; • welke rol de jonge duinen in de drinkwatervoorziening spelen; • waarom laag Nederland en het rivierengebied steeds meer met wateroverlast te maken krijgen; • de werking van zoute kwel; • het verschil in problemen met de drinkwatervoorziening tussen laag en hoog Nederland.
kun je: • de juiste aardrijkskundige vragen stellen; • diverse bronnen raadplegen, onder andere internet en de atlas; • informatie verzamelen met behulp van de cd-rom van de GB. • aan de hand van een doorsnede een landschap analyseren; • beargumenteerde oplossingen aandragen om verdroging van de bodem en verontreiniging van het grondwater tegen te gaan.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 40
40 water, soms te veel vaak te weinig 4
1 Te veel en te weinig! tekstboek Bekijk de foto op de openingspagina van dit hoofdstuk en lees de tekst.
1
a
Noem twee aanwijzingen op de foto dat het hier al lange tijd niet heeft geregend.
grond is volkomen uitgedroogd, rivier staat vrijwel droog b De foto is genomen in Vietnam. Zoek op waar dit land ligt en bekijk dan GB 181C. Kaarten gaan uit van gemiddelden, de natuur werkt echter met uitersten. Hoe blijkt dat als je de foto vergelijkt met GB 181C?
4 5 6 7 8 9 10 11
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
3
Vietnam heeft een gemiddelde neerslag van meer dan 2000 mm per jaar, maar er komen ook langere, droge perioden voor.
b Noem vijf verschillende spullen die de mensen waarschijnlijk meegenomen hebben naar het dak.
bv. kleren, water, eten, dekens, matras c Stel dat jouw straat wordt getroffen door een overstroming. Vluchten naar het dak is je laatste redmiddel. Je kunt maar twee dingen uit je kamer meenemen. Wat neem je dan mee?
In een kleistreek, want in de bodem zitten diepe scheuren. Wanneer zand uitdroogt valt het uit elkaar. Klei krimpt in tot brokken.
eigen antwoord
In dit hoofdstuk maak je opnieuw kennis met begrippen die je al eerder in buiteNLand tegen bent gekomen. In de kruiswoordpuzzel zitten twaalf begrippen verstopt. Zoek het juiste begrip bij de omschrijving. Kom je er niet helemaal uit, kijk dan even in de begrippenlijst achter in het tekstboek. Als je de puzzel goed hebt ingevuld, verschijnt er ergens een twaalfde begrip. Het begrip is
1
2
3
D E Z L W A T A N A D D D B E A N N K figuur 1 Puzzel
d De familie Hernandes zit al bijna een week op het dak. Aan welke twee dingen zullen ze dringend behoefte hebben?
Aan voedsel en schoon drinkwater. e Bekijk bron 3. Het Mozambikaanse leger beschikt niet over een helikopter, zoals je op de foto ziet. Welk rijker land in de buurt is het getroffen Mozambique te help geschoten?
waterstress.
Omschrijving 1 Deel van de Waddenzee dat twee keer per dag droogvalt 2 Ondiepe plaatsen in de zee of in een rivier 3 Wordt door een rivier uitgebouwd in zee
4
K W E L D E R S
5
S P A A R B E K K E N
6
E R O S I E
7
S T R A N D
8
I R R I G A T I E
9 10 11
V L O E D
F O S S I E L
K U S T L I J N
Mozambique is een land waar regelmatig verwoestende overstromingen voorkomen. Bekijk bron 2. a Wat gebeurt er op de foto?
Mensen worden gered bij een overstroming.
c Is de foto genomen in een kleistreek of in een zandgebied? Licht je keuze toe.
2
Deze delen van de Waddenzee lopen zelden onder water Hier haal je het water uit in tijden van schaarste Wegschuren van materiaal door de wind, het water of het ijs Dit is de overgang tussen zee en land Bevloeiing De hoge stand van het zeewater Zo noem je water dat al heel lang in de ondergrond zit De grens tussen zee en land
Zuid-Afrika 4
Vooral West-India wordt regelmatig door grote droogte getroffen. Bekijk de foto van bron 4 en lees de tekst. a Op welke drie verschillende manieren zie je op de foto dat er in deze streek grote droogte heerst?
de omgeving van de put is kurkdroog, de mensen komen van heinde en ver om water te halen, de mensen gebruiken lange touwen om water te putten b Zoek op GB 129 de deelstaat Gujarat op. Je reist als journalist door deze door droogte getroffen streek. Bij de put ontmoet je Idrah Djoufi, links vooraan op de foto, met de kruik op haar hoofd. Je stelt haar drie vragen over de situatie in het gebied. Lees nu eerst ‘Vaardig met Vaardigheden’. Welke drie geografische vragen ga je haar stellen?
eigen antwoord, maar je moet wel een antwoord krijgen op vragen als: wat gebeurt er, waar gebeurt het en waarom gebeurt het daar?
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 41
4 water, soms te veel vaak te weinig 41
c Welke antwoorden zal Idrah Djoufi waarschijnlijk geven?
eigen antwoord
5
a Bekijk figuur 2. Ernaast zie je een aantal krantenkoppen over waterproblemen in de wereld. Schrijf in het juiste vakje de letter van het probleem. b Verzin een titel voor het kaartje in figuur 2.
bv. Waterproblemen
Waterproblemen
F
H
D
C
B
G
A
E
I
A Vervuild drinkwater maakt duizenden slachtoffers B Duitsers door water verrast C Kosten waterzuivering stijgen snel D Boeren en nomaden strijden om water in Sahel E Bossen sterven door verzilting van grondwater in Australië F Zee ernstig vervuild door ramp met olietanker G Palestijnen willen meer water H Hurricane Daisy teistert kust I Atol bedreigd door stijgende zeespiegel
figuur 2
Vaardig met vaardigheden Welke vragen stel je bij aardrijkskunde?
Bij aardrijkskunde gebruiken we speciale vragen. Die vragen zijn gekoppeld aan het soort onderzoek: beschrijvend, verklarend, voorspellend, beoordelend. Soort onderzoek
Vragen
Voorbeeld
Ik wil iets beschrijven
Wat is daar? Waar is dat? Hoe is dat daar?
Wat is het probleem in het stroomgebied van de Limpope? Waar ligt het rampgebied? Op welke manieren heb je last van de overstroming?
Ik wil iets verklaren
Waarom is dat daar?
Waarom komt juist in dit gebied regelmatig een overstroming voor?
Ik wil iets voorspellen
Hoe zal dat daar in de toekomst zijn?
Hoe zullen de mensen in dit gebied zich aanpassen aan de overstromingen?
Ik wil iets beoordelen
Kan dat daar?
Moeten we de Limpope niet meer ruimte bieden?
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 42
42 water, soms te veel vaak te weinig 4
2 Waterworld
4
Bekijk bron 6. a Wat wordt er bedoeld met waterbalans?
Een overzicht waarop je kunt zien hoeveel water een gebied binnenkomt en hoeveel eruit gaat.
2.1 De blauwe planeet Je kent ongetwijfeld de uitdrukkingen ‘waterrijk’, ‘water in overvloed’, ‘geld hebben als water’. Water lijkt een bron die nooit opraakt. Maar is dat wel zo? Gelden deze uitdrukkingen ook nog voor de 21 ste eeuw?
b Uit welke vier bronnen kan een gebied water halen?
grondwater, rivieren en meren, aquifer, neerslag (zee na ontzilting)
tekstboek
Lees de tekst van paragraaf 2.1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten. 1
c De waterbalans van Nederland wordt vooral bepaald op een hoger schaalniveau. Hoezo?
In 2004 ontdekte een Marssonde dat er op deze planeet sporen van vroegere rivierstelsels aanwezig zijn. Daarmee zou 1 miljard jaar geleden aan één voorwaarde voor leven op Mars voldaan zijn. Wat ontbreekt er echter?
Water wordt vooral door de rivieren aangevoerd die ontspringen in het buitenland.
Een dampkring met zuurstof. 2
7 4 9 1 6 3 5 2 8 3
d Bekijk bron 7. De grondwaterspiegel zal in de winter/zomer het dichtst onder het maaiveld staan omdat
Water is voortdurend onderweg. Daar zorgt de waterkringloop voor. Zet de onderstaande begrippen en omschrijvingen in de goede volgorde door het juiste cijfer ervoor te zetten en noteer in figuur 3 de cijfers 1 t/m 9 op de juiste plek:
in die tijd van het jaar
de verdamping het
kleinst is. e In welk jaargetijde zal de uitstroom in zee het grootste zijn?
grondwater korte kringloop
winter
gletsjer 5
verdamping
De meest eenvoudige waterbalans is het verschil tussen neerslag en verdamping. a Bekijk GB 43M. Dit kaartje zou als titel kunnen hebben: ‘De nuttige neerslag’. Waarom?
neerslag condensatie
Omdat hier alleen het verschil tussen neerslag en verdamping wordt aangegeven.
aanlandige wind stijgende lucht
b In welke maand is de nuttige neerslag het grootst?
afvoer door rivier
december
a Op welke twee manieren komt een gebied aan water?
c Noem twee oorzaken daarvoor.
nuttige neerslag, aanvoer van elders
December is relatief vochtig en de verdamping is laag.
b Voor de plantengroei is het bodemwater/grondwater het belangrijkste.
1
6 3 4
bergmeer
5 9
2 7
412
445
8 1
figuur 3
ondoordringbare laag
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 43
4 water, soms te veel vaak te weinig 43
d Op GB 43I zie je dat de nuttige neerslag hier en daar flink afwijkt van die van De Bilt. Op GB 43H zie je dat er op de Veluwe en in Zuid-Limburg relatief veel neerslag valt. Wat is daarvoor de verklaring?
c In sommige gebieden wordt zeewater ontzilt en gebruikt als drink- of irrigatiewater. Voor de ontzilting is veel energie nodig. Sommigen vinden dit een duurzame vorm van waterbeheer; anderen juist niet. Leg dat uit.
Deze gebieden liggen hoger en daar ontstaan eerder stuwingsregens.
Wel, want er is onbeperkt veel zeewater beschikbaar; niet, want er is de ontzilting veel energie nodig
e Welke kaart kun je het beste gebruiken om je uitleg in vraag d te ondersteunen?
GB 33
8
f Het uiterste puntje van Walcheren heeft in Nederland met <150 mm de laagste nuttige neerslag. Welke drie kaarten op GB 43 kun je gebruiken om dat te verklaren? Schrijf achter elk kaartnummer de verklaring.
GB 43H: er valt minder dan 700 mm neerslag – GB 43A: gebied heeft een hoge gemiddelde jaartemperatuur – GB 43E: gebied telt veel zonuren per jaar
bv. Libië, Egypte, Saudi-Arabië b Saudi-Arabië gebruikt zijn aquifer wel, Egypte niet. Verklaar dit.
–
6
a Leg kort uit wat je op bron 8 ziet. Probeer ook de vorm te verklaren!
Dit zijn geïrrigeerde velden. Grote sproeiinstallaties draaien steeds rondjes en beregenen een perfecte cirkel. b Het sproeiwater komt uit een aquifer. Bij een aquifer is geen sprake van duurzaam waterbeheer. Waarom niet?
Men pompt meer water op dan er wordt aangevuld. c In Nederland pompen we veel grondwater op om te gebruiken. Waarom is dat beter dan het oppompen uit een aquifer?
Grondwater wordt steeds aangevuld. 7
Bekijk bron 9. a Onder welke twee voorwaarden kan zich een aquifer vormen?
Er moet water beschikbaar zijn of zijn geweest en een poreus gesteente b Waarom is het oppompen van water uit het meer wel een goede vorm van duurzaam waterbeheer en het oppompen uit het aquifer niet?
het meer wordt voortdurend aangevuld, het aquifer niet
Bekijk GB 132F. a Noem twee landen met een grote voorraad niet-vernieuwbaar (fossiel) water.
Egypte heeft water uit de Nijl. 9
Bekijk figuur 4. a Wat betekent 16?
In Nederland wordt 16% van de vernieuwbare voorraad water ook gebruikt. b Verklaar waarom het percentage in Egypte veel hoger is dan in Turkije.
De neerslag in Egypte is veel lager dan in Turkije. c Libië heeft een percentage van ver boven de 100. Hoe kan dat?
Libië gebruikt veel niet-vernieuwbaar water, bijvoorbeeld uit een aquifer. Land
%
Canada
2
Turkije
12
Nederland
16
België
72
Egypte
97
Libië
374
figuur 4 Het benuttingspercentage: de verhouding tussen het werkelijke watergebruik en de voorraad vernieuwbaar water voor een aantal landen Bron: World Resources
d Zoek op GB 132 op aan welke aquifer Libië veel water onttrekt.
Nubische aquifer e Welk land zal hiertegen regelmatig protesteren?
Egypte
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 44
44 water, soms te veel vaak te weinig 4
2.2 Rivieren: een vloek of een zegen?
c Verklaar waarom bij een klein verhang de rivier gaat meanderen.
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.2 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
De stroomsnelheid is dan laag, de rivier gaat slingeren.
10 Meer dan 70% van de wereldbevolking woont langs rivieren. Noem daar drie redenen voor.
d Wat is er bij bron 10 gebeurd?
Een meanderbocht wordt afgesneden.
water beschikbaar, transport over rivier, langs rivier vruchtbare grond
12 In ‘Zandzakken voor de deur’ gaat het over overstromingen. Vul in: Rivieren overstromen door:
11 Bekijk figuur 5. a Welke lijn, A of B, laat het verval zien?
A b Rivieren in laagland zijn ondiep. Welke van onderstaande zinnen zijn daar een verklaring voor? A De waterafvoer is niet zo groot als in de bovenloop. B De stroomsnelheid is laag. C De horizontale erosie is groter dan de verticale erosie. D De rivier in laagland meandert sterk. E De rivier vult haar eigen bedding op. F De rivier heeft regelmatig met een piekafvoer te maken.
X
X
X
250
B hoogte A
0 bron
figuur 5 Verval en verhang
natuurlijke factoren. Dat komt doordat er plotseling een vloedgolf de rivier afzakt en de rivier overstroomt. – menselijke factoren. Dat komt doordat het water steeds sneller wordt afgevoerd omdat mensen bossen kappen en mensen steeds meer oppervlak verharden.
–
100 km monding
13 Figuur 6 is een foto van een meanderende rivier (zie ook bron 17). a Teken onder de foto zo nauwkeurig mogelijk in hoe de rivier verder stroomt. b Geef in je tekening met rood aan waar vooral erosie zal plaatsvinden en met geel waar sedimentatie overheerst. c Geef met pijlen aan hoe een bocht van de rivier zich verplaatst. d Geef met groen aan hoe op den duur een hoefijzermeer kan ontstaan. 14 De afstand van Lobith tot Rotterdam is ongeveer 150 km. Het verhang is 8 cm. Hoe groot is het verval van de Rijn tussen Lobith en Rotterdam?
ongeveer 12 m
figuur 6
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 45
4 water, soms te veel vaak te weinig 45
A
C
afvoer
afvoer
B
tijd
tijd
figuur 7 Waterafvoer van een rivier vóór en ná de urbanisatie van het stroomgebied
15 Bekijk figuur 7. a Hoe noem je de verhoogde waterafvoer bij C?
piekafvoer b Welke figuur, 7a of 7b, toont de waterafvoer na de verstedelijking van het stroomgebied?
17 Bekijk bron 13. Je brengt als verslaggever een bezoek aan het overstroomde gebied. In Wertheim aan de Main ontmoet je postbode Erich Schulz. a Stel Herr Schulz drie geografische vragen. Tip: Kijk nog even naar ‘Vaardig met Vaardigheden’ in paragraaf 1.
eigen antwoord, maar je moet wel een antwoord krijgen op vragen als: waar is dit, wat is er aan de hand en waarom vindt het juist hier plaats?
B c Noem twee uit de figuur af te leiden redenen voor je keuze in vraag b.
De piekafvoer komt veel hoger en duurt veel korter omdat het water veel sneller wordt afgevoerd.
b Welke drie antwoorden zal de postbode waarschijnlijk geven?
bv. de Main is plotseling overstroomd, het heeft de hele week verschrikkelijk geregend, maar het komt ook doordat het water tegenwoordig pijlsnel wordt afgevoerd
16 Bekijk bron 12. a Wat versta je onder het regiem van een rivier?
De schommelingen in de waterafvoer van een rivier binnen het jaar. b In bron 12 staat het regiem van drie typen rivieren aangegeven. Schrijf achter de naam welk type rivier dit is. Kies daarbij uit gletsjerrivier • regenrivier • gemengde rivier. Schrijf er kort achter waarom je voor dit type kiest.
gletsjerrivier , omdat er een piekafvoer is aan het begin van de zomer B Shannon is een regenrivier , omdat er weinig afvoer is in de zomer, wanneer veel water verdampt C Rijn is een gemengde rivier , omdat de afvoer vrij gelijkmatig is A Glomma is een
18
Zoek op GB 89 het dal van de rivier de Gard op. Deze rivier treedt regelmatig buiten haar oevers. a Bij welk plaatsje langs de Gard ligt de overgang tussen gebergte en laagland?
Alès b Geef twee verklaringen waarom juist bij dit plaatsje de rivier vaak buiten haar oevers treedt. Dit is af te leiden uit de kaart. Tip: Lees de tekst ‘Zandzakken voor de deur’ nog een keer door.
Alès ligt op de overgang van gebergte naar laagland in een gebied met een rotsige ondergrond.
c Welke rivier past het beste bij figuur 7b uit vraag 15?
Glomma 19
In het tekstboek staat: ‘In woestijnen komen meer mensen om door verdrinking dan van de dorst!’ Leg dat uit.
Een wadi kan na een flinke bui veranderen in een woeste rivier die alles meesleurt.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 46
46 water, soms te veel vaak te weinig 4
2.3 Aan de kust
b Doe nu hetzelfde voor een riakust. 1 de zee vult de rivierdalen 2 er ontstaat en ijstijd 3 de zeespiegel gaat stijgen 4 rivieren schuren tot ver in zee diepe dalen uit 5 de zeespiegel gaat dalen 6 het wordt warmer
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.3 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
20
Neem GB 66 voor je en volg de reis zoals beschreven in de tekst vanaf Kaap Finisterre tot Hammerfest. Je komt een aantal kustvormen tegen. Schrijf bij onderstaande beschrijvingen welke kustvorm wordt bedoeld en op welke plaatsen deze kust voorkomt. Kies daarbij uit: NW-Spanje • Bergen • Nauw van Calais • Zeeland a Kust met diepe inhammen, ontstaan doordat gletsjerdalen door de stijgende zeespiegel onder water zijn komen te staan. – kustvorm: – plaats:
2–5–4–6–3–1 c Wat is nu de belangrijkste oorzaak dat in het ene gebied een fjord ontstaat en in het andere gebied een riakust?
Of er wel of niet een gletsjer voorkomt. 23
fjord Bergen
In de ijstijd daalde de temperatuur sterk. b Vergelijk GB 67 A met B. Zo’n 20.000 jaar geleden was er weer een ijstijd. Het was toen kouder/warmer dan 200.000 jaar geleden , want op kaart B zie je dat
b Kustvorm met langgerekte en soms vertakte inhammen, ontstaan door het onderlopen van rivierdalen. – kustvorm: – plaats:
Ria NW-Spanje
het landijs veel minder uitgebreid was. c Noem twee kustsoorten die bij een zeespiegelstijging ernstig bedreigd worden.
c Steile kust, ontstaan door afbrokkeling van de rotsen door de branding. – kustvorm: – plaats:
klifkust Nauw van Calai
d Laaggelegen kustgebied, opgebouwd door een rivier. – kustvorm: – plaats:
Deltakust Zeeland
21 Soms vindt op de ene plek kustafslag plaats, elders groeit de kust juist aan. Zet achter de volgende begrippen/omschrijvingen of er afslag of aanwas plaatsvindt.
afslag – deltakust aanwas – riakust afslag – fjordenkust
afslag – daling van temperatuur aanwas – stijging van temperatuur
22 Vergelijk bron 14 en 15 met elkaar. a Een fjordenkust ontstaat in een aantal stappen. Hieronder staan die stappen. Zet de letters in de goede volgorde. 1 het wordt warmer 2 de zeespiegel gaat dalen 3 de zeespiegel gaat stijgen 4 gletsjers schuren tot ver in zee diepe dalen uit 5 er ontstaat en ijstijd 6 de zee vult de gletsjerdalen
5–2–4–1–-3–6
Bekijk GB 67A. a Hoe komt het dat Europa met ijs bedekt was?
deltakust en duinkust 24
Zoals je weet zijn de fjord- en riakust op een verschillende manier ontstaan. Vergelijk op GB 98 het Hardangerfjord ten zuiden van Bergen met de Ria de Muros e Noia in Noordwest-Spanje op GB 108. a Stel op basis van deze vergelijking een algemene regel op hoe je op de kaart kunt zien of je met een fjord of met een ria te maken hebt.
In een ria mondt altijd een rivier uit en in een fjord meestal niet. De regel is:
b Welke twee nadelen van het wonen in het fjordengebied toont bron 14?
weinig vlakke stukken, zeer steile oevers 25 a Bekijk bron 16. Schrijf in je eigen woorden op wanneer springtij ontstaat.
Springtij ontstaat wanneer de aarde, de maan en de zon op één lijn staan en de aantrekkingskracht dus groot is. b Eén keer in de 28 dagen staan de zon, de maan en de aarde op één lijn. Toch komt springtij één keer in de veertien dagen voor. Hoe kun je dat verklaren? Tip: Kijk goed naar bron 16.
Aan de andere kant van de aarde ontstaat dan ook extra hoog water.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 47
4 water, soms te veel vaak te weinig 47
c Springtij leidt meestal niet tot een springvloed. Wanneer is dit echter wel het geval?
Wanneer springtij samenvalt met een zware, op de kust gerichte storm. 26
Bij de ramp in de Indiase deelstaat Orissa liet de cycloon in 1999 een spoor van vernieling achter. Meer dan 10.000 mensen verdronken, 500.000 stuks vee stierven, 90 miljoen vruchtbomen gingen verloren en duizenden hectaren vruchtbare grond werden overstroomd met zout water. Zoek op GB 136 het gebied op dat in 1999 zo ernstig werd getroffen door een cycloon. a Door welke twee natuurlijke omstandigheden werd juist dit gebied zwaar getroffen?
27 Je gaat nu via internet informatie verzamelen over tropische orkanen (hurricanes, cyclonen en tyfoons). De informatie geef je weer op het kaartje van figuur 8. a Zoek een site op die gaat over cyclonen. b Geef op het kaartje aan welke drie tropische orkanen de laatste tijd hebben huisgehouden. c Vermeld in een vakje bij het gebied hoeveel slachtoffers er te betreuren vielen. d Schrijf onder het kaartje een passende titel.
in de Golf van Bengalen wordt het water hoog opgestuwd; het is een vlakke deltakust b Hoe kan in een tropische orkaan de zee worden ‘opgetild’?
In een orkaan is de luchtdruk erg laag, veel lager dan in de omgeving. Water uit de omgeving stroomt toe en het water komt als het ware omhoog. c Vergelijk dit rampgebied met het meer noordelijk gelegen Bangladesh. Als Bangladesh getroffen wordt door een cycloon kunnen de gevolgen nog veel ernstiger zijn. Geef daar twee natuurlijke en een menselijke reden voor. Tip: Kijk op GB 129 goed naar de verschillen tussen de twee gebieden.
In Bangladesh ligt ook nog het mondingsgebied van grote rivieren. 2 Het land is nog lager gelegen. Het is veel dichter bevolkt.
Natuurlijk: 1
Menselijk:
d Een tropische wervelstorm van dezelfde kracht als in India trof in 2003 Florida. Slechts 23 doden vielen er te betreuren. Noem twee redenen voor dit verschil in aantal en zie af van het verschil in bevolkingsdichtheid.
veel betere huizen, veel beter waarschuwingssysteem
figuur 8 Titel:
Orkaan
eigen antwoord Waarom juist in dit gebied?
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 48
48 water, soms te veel vaak te weinig 4
2.4 Strijd om water
f Hoe kun je uit de vorm van de rivier in bron 17 afleiden dat we hier met een vlak moerasgebied te maken hebben?
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.4 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
28
De rivier meandert sterk en dat duidt op een zeer vlak gebied; typisch voor een moerasgebied.
Er zijn in de wereld steeds meer landen met waterstress. a Welke twee problemen hebben die landen?
Tekort aan schoon drinkwater en tekort aan irrigatiewater. b Zie GB 132. In het Midden-Oosten zijn er verschillende landen met waterstress. Welke twee kaarten laten dat het beste zien?
30 Wereldwijd strekken maar liefst 261 stroomgebieden van rivieren zich uit over meerdere landen. a Onder welke twee omstandigheden leidt dit tot conflicten?
Als het land stroomopwaarts te veel water aftapt en wanneer het land stroomopwaarts het water vervuilt.
GB 132 C en E c Turkije en Sudan kennen voorlopig nog geen waterstress. Welke kaart geeft hiervoor een verklaring?
b Verklaar waarom de aanleg van stuwdammen vaak de aanleiding is tot ruzie.
GB 132A
Gebieden stroomafwaarts krijgen dan minder water.
d Ook Irak heeft voorlopig nog geen probleem. Hoe is dat te verklaren?
De rivieren voeren voldoende water aan. 29
De aanleg van grote stuwdammen leidt vaak ook tot binnenlands verzet. Bekijk figuur 9. In de Chinese staatskrant De Morgenster staat: Drieklovendam temt de Yangtze! Maar in een illegaal krantje van een groep die zich verzet tegen de bouw van de dam, worden de nadelen breed uitgemeten. c Schrijf drie voordelen en drie nadelen op van grote stuwdammen.
Bekijk bron 18. a In welk werelddeel hebben de meeste mensen geen schoon drinkwater?
Afrika b Volgens de VN zal de drinkwatersituatie in het in vraag a bedoelde continent nog verslechteren. Wat zijn twee verschillende redenen daarvoor?
Voordelen: 1
Bevolkingsgroei en toename van welvaart. 2
c In bron 18 zijn zes gebieden aangegeven waar conflicten rond water bestaan. Zoek op GB 181C op wat de meeste van deze gebieden gemeenschappelijk hebben.
De rivier wordt veiliger. De stuwdam levert elektriciteit.
In droge tijden is er water beschikbaar voor irrigatie. 1 Mensen moeten verhuizen voor het stuwmeer. 2 Het stuwmeer zal dichtslibben. 3
Zeer lage neerslagcijfers. d Bekijk bron 17. Dit is in het Okavangomoeras in zuidelijk Afrika. Zoek in de GB op waar dit moeras precies ligt. Een wetland werkt als een spons. In dit gebied is dat erg belangrijk. Leg dat uit en gebruik daarvoor een van de kaarten op kaartblad GB 146-147.
Nadelen:
Op GB 147 B en C zie je dat in dit gebied naast een nat seizoen een lang droog seizoen voorkomt.
3
De dam kan doorbreken.
e Bekijk op GB 146 het gebied goed. Het wetland wordt vooral gevoed door rivieren uit het noorden/zuiden. Dat is logisch, want
het gebied in het noorden is veel
Stuwmeer in aanleg
vochtiger. De rivier die aan de noordoostkant het moeras uit stroomt noemen we een wadi .
Yichang Drieklovendam
Chongqing 0
250 km
figuur 9 Drieklovendam
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 49
4 water, soms te veel vaak te weinig 49
d Bij kleinschalige irrigatie wordt geen gebruikgemaakt van grote stuwdammen. Dat heeft voordelen. Schrijf achter de voordelen A t/m C op hoe die zichtbaar zijn op bron 20.
er is geen dure stuwdam B Minder aantasting van de natuur er is geen stuwmeer A Goedkoop en veilig
C Sluit aan bij de lokale mogelijkheden van de mensen
de mensen maken met eenvoudige middelen gebruik van het water e Marokko heeft vanaf 1960 veel stuwdammen gebouwd rond de Hoge Atlas. Op welke twee manieren kun je op GB 152 zien dat hier stuwdammen zijn gebouwd?
Aan het kaartsymbool (zie Algemene legenda) en aan het stroomopwaarts gelegen stuwmeer. 31 Bekijk bron 19. Volg de tekening van geul- naar druppelirrigatie. a Waarom bespaar je zo water?
Omdat er minder verdamping is. b Leg in je eigen woorden uit waarom de grondwaterspiegel dan minder stijgt.
bv. door geulirrigatie wordt er veel meer water op het land gebracht en daardoor komt de grondwaterspiegel omhoog
c Een groot probleem bij irrigatie is de verzilting. Dit proces verloopt in een aantal stappen. Bekijk bron 19 en zet de stappen van verzilting met de letters A t/m E in de goede volgorde. A opstijgend water B irrigeren C verzilting D infiltratie E verdamping F stijgende grondwaterspiegel
B–D–F–A–E–C 32 a
Lees de tekst in figuur 10. Zoek op GB 130 eerst op waar dit gebied ligt. b In figuur 11 staan zes mogelijke oplossingen voor het watertekort. Kies een van de oplossingen die in figuur 11 staan en probeer een aantal argumenten te bedenken waarom dit voor Gazastad een prima oplossing kan zijn. Gebruik ter ondersteuning de atlas en eventueel internet.
Gaza heeft dorst, veel dorst Het tekort aan drinkwater dreigt hét probleem van de 21ste eeuw te worden. In de Gazastrook, een Palestijnse enclave in Israël, is dat nu al zo! Het bestuur van Gazastad roept creatieve geesten op een oplossing te bedenken voor het nijpende watertekort. Bedenk een oplossing en bied deze aan het gemeentebestuur aan. figuur 10
1 IJsbergen verslepen
2 Waterzakken transporteren
3 Afvalwater beter zuiveren
4 Water op transport
5 Dé oplossing: maak zoet wat zout is!
6 Stop de verspilling
In ijsbergen aan de noordpool liggen enorme hoeveelheden zeer schoon water opgeslagen. Jullie gaan een plan maken om deze ijsbergen naar de Gazastrook te slepen. Internet: typ in de zoekmachine: ‘ijsbergen verslepen’.
Jullie werken bij het Noorse bedrijf Nordic Water Supply uit Bergen. Jullie bedrijf is gespecialiseerd in het brengen van grote waterzakken zoet water van natte naar droge gebieden. Jullie maken een plan voor Gazastad. Internet: Turks water voor Israël.
De Gazastrook is dichtbevolkt. Elke dag worden enorme hoeveelheden afvalwater geproduceerd. Jullie bedenken een systeem om dat vervuilde water weer opnieuw te gebruiken, bijvoorbeeld in de landbouw.
Onder de Westelijke Jordaanoever zit in een aquifer een enorme hoeveelheid zoet water. Jullie bekijken de mogelijkheid om een deel van de dorst van Gaza te lessen met dit ondergrondse water.
Ontzilten wordt misschien wel de belangrijkste manier in deze eeuw om de voorraad zoet water te vergroten. Jullie zoeken uit welke mogelijkheden de Gazastrook heeft om met technische hulp uit Nederland op deze manier haar drinkwatervoorziening te verbeteren. Internet: website van de TU in Delft.
De huishoudens in Gaza gebruiken vrij veel water. Daarbij vindt behoorlijk wat verspilling plaats. Jullie taak is maatregelen te bedenken om het waterverbruik per huishouden met 20% omlaag te brengen vooral door verspilling aan te pakken. Bedenk: Gaza is een arm gebied!
figuur 11 Oplossingen
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 50
50 water, soms te veel vaak te weinig 4
Toepassingsopdracht 1
c Noem twee aanwijzingen uit figuur 12 waarmee je je keuze bij vraag b kunt verdedigen.
De Mississippi als voorbeeld Bekijk figuur 12. Dit is een deel van de Mississippi ten noorden van Vicksburg tussen Memphis en Baton Rouge. Huidige bedding Vroegere bedding Restanten meanders Stad 1 3
i ss
is s
ip p
d De Mississippi heeft in de benedenloop een zeer gering verval. Dat blijkt uit de figuur, maar ook uit GB 156. Hoe blijkt het geringe verval uit figuur 12?
sterke meandering
Eagle Meer
2
M
sterke meandering, verschillende beddingen, afgesneden meanderbochten
i
e Welke twee aanwijzingen geeft de GB voor dit geringe verval?
Je ziet dat het laagland (0-100 meter boven zeeniveau) betreft en er komen veel moerassen voor.
Yazoo Meer
Talluha
f Zoek het Eagle Meer. Hoe noem je een dergelijk meer?
hoefijzermeer figuur 12 De Mississippi tussen Memphis en Baton Rouge a Zoek in de GB het deel van de Mississippi op dat je in figuur 12 ziet. b Is dit in de benedenloop of de bovenloop van de rivier?
g Hoe is dit meer ontstaan?
Door het afsnijden van een meander. h Bekijk de nummers 1, 2 en 3. De beddingen van 1 naar 3 worden steeds ouder/jonger omdat
benedenloop
de bocht steeds
scherper wordt
Voor- en nadelen van maatregelen om de rivier te beheren geen echte oplossing rivier wordt beter bevaarbaar
verhoging afvoercapaciteit en ontstaan natte natuurgebieden
groter overstromingsgebied en
tijdig maatregelen treffen bij piekafvoer dus minder slachtoffers en schade
verhoging afvoercapaciteit en de rivier is ook bij laag water bevaarbaar
zeer duur en complete woongebieden moeten worden ontruimd
zeer duur en landschap aangetast
minder overstromingsgevaar
slib is vaak verontreinigd
gebied te gebruiken voor landbouw of wonen wordt kleiner
kleiner overstromingsgevaar, meer recreatiemogelijkheden en spaarbekkens van water
duur en bij dijkdoorbraak grotere schade
Maatregelen
Voordelen
Nadelen
groter overstromingsgebied en ontstaan natte natuurgebieden minder overstromingsgevaar
gebied te gebruiken voor landbouw of wonen wordt kleiner duur en bij dijkdoorbraak grotere schade zeer duur en complete woongebieden moeten worden ontruimd slib is vaak verontreinigd
gebieden dicht bij de rivier niet bebouwen aanleggen van dijken verder van de rivier aanleggen van dammen en waterbekkens
uitbaggeren van de bedding
Kanaliseren
waarschuwings-systeem aanleggen
tabel bij opdracht 2
kleiner overstromingsgevaar, meer recreatiemogelijkheden en spaarbekkens van water verhoging debiet en de rivier is ook bij laag water bevaarbaar verhoging afvoercapaciteit, rivier wordt beter bevaarbaar tijdig maatregelen treffen bij piekafvoer dus minder slachtoffers en schade
zeer duur en landschap aangetast geen echte oplossing
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 51
4 water, soms te veel vaak te weinig 51
i De Mississippi is voor de bewoners van haar stroomgebied geen ‘gemakkelijke’ rivier. Regelmatig treedt zij buiten haar oevers en zet grote delen van de overstromingsvlakte onder water. Natuurlijk proberen de mensen daar iets aan te doen. Op de vorige bladzijde staat een tabel met maatregelen die ook gebruikt kunnen worden in andere riviergebieden. 2
Erboven staan twaalf voor- en nadelen van bepaalde vormen van riviermanagement. Bespreek eerst met je buurman of -vrouw elke maatregel. Schrijf de voor- en nadelen in het juiste vak van maatregelen in de onderste tabel. Let op: Je mag elk voor- en nadeel maar één keer gebruiken.
Samenvattingsopdracht 1
Hieronder wordt op schematische wijze paragraaf 2 samengevat. Er ontbreken nog een paar begrippen in het schema van figuur 13. Vul deze in en maak daarbij gebruik van onderstaande termen. Tip: Een goede voorbereiding voor de toets is dat je ‘het verhaal’ van deze paragraaf kunt navertellen met dit schema bij de hand. Begrippen: piekafvoer • klif • duurzaam beheer • springtij • dijken • kort • niet-vernieuwbaar • waterbalans • duin • dijkenbouw • welvaart • niet-duurzaam • verhang • fjord • ria
Water in beweging Mens A te veel water bij
Natuur
overstromingen
piekafvoer
rivier
zee vooral bij
Bescherming door
springtij
dijkenbouw
A Kringloop lang en Watervoorraad
B te weinig water door:
vernieuwbaar bijv. nuttige neerslag
– groeiende bevolking – groeiende
Waterstress
kort
welvaart
oplossingen: – stuwdammen – zuinig irrigeren – aquifer benutten
niet-vernieuwbaar In balans: waterbalans B Kenmerken rivier in laagland:
Door: weinig verval en
– meandering – ondiep
verhang
C Stromend water vormt landschap: Vorm van
niet-duurzaam waterbeheer
Rivier Zee
rivierdalen en delta’s kustvormen: – delta
fjord – duin – ria – klif –
Bepaald door: – zeeniveau – soort materiaal figuur 13
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 52
52 water, soms te veel vaak te weinig 4
3 Bangladesh en Israël: waterproblemen
c In paragraaf 1 zag je dat ook Mozambique regelmatig door overstromingen wordt getroffen. De gevolgen zijn in Bangladesh meestal veel erger. Uit welk gegeven in de tabel kun je dat afleiden?
de hoge bevolkingsdichtheid
Je kunt deze paragraaf ook met de computer maken. 3
Overstromingen horen thuis bij natuurrampen. Maar in paragraaf 2 heb je geleerd dat de mens de rampen soms over zichzelf afroept. Dat geldt ook voor Bangladesh. a Zoek in de bronnen naar oorzaken voor de overstromingen en zet deze op de juiste plek in de tabel onderaan de bladzijde. Ook het geringe verval van de rivieren in Bangladesh draagt bij aan de overstromingen. b Hoe kun je op bron 21 zien dat de rivieren een gering verval hebben?
Israël en Bangladesh hebben allebei te maken met waterproblemen. Israël kampt voortdurend met een watertekort. Bangladesh wordt regelmatig getroffen door overstromingen waarbij soms de helft van het land onder water staat. Hoe gaan deze twee landen om met hun waterprobleem?
3.1 Bangladesh: soms te weinig, meestal te veel
vele meanders en vertakkingen
tekstboek
Bekijk de bronnen van paragraaf 3.1. Maak daarna de opdrachten. 1
a
c Waardoor neemt bij een gering verval het overstromingsgevaar toe?
Bekijk op GB 136 hoe Bangladesh ligt. Op deze kaart vind je drie redenen waarom dit land regelmatig wordt getroffen door overstromingen. Welke zijn dat?
de rivieren hebben dan een heel ondiepe bedding
het is laagland omgeven door gebergte, het is het mondingsgebied van veel rivieren, het ligt laag aan de Golf van Bengalen
c
b Bekijk bron 21. Zet de volgende cijfers en letters op de juiste plek in figuur 14. Steden: 1 Dhaka • 2 Chittagong • 3 Calcutta Wateren: a Golf van Bengalen • b Ganges • c Brahmaputra Buurland: I India • II Myanmar c Geef met een rode stip aan waar Cherrapunji ligt. d In welk gebergte ontspringen de grote rivieren?
I
Himalaya 2
b
II 1
Bekijk de bronnen van deze paragraaf en lees de onderschriften. a Welke bron geeft het probleem van Bangladesh het beste weer? Licht je keuze toe.
Bron 22, want hierop is duidelijk te zien dat grote stukken land onder water staan.
INDIA 3
2
b Bekijk de tabel bij bron 21. In welke periode van het jaar is de foto van bron 22 genomen?
zomer
a 0
150 km
figuur 14 Bangladesh Natuur
natte moesson 2 stuwingasregens tegen gebergte 3 cyclonen 4 Bangladesh is laagland 1
tabel bij opdracht 3
Mens
ontbossing van berggebieden 2 verstening van stroomgebied 3 bufferbekkens voor water in cultuur gebracht 4 bedijking 1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 53
4 water, soms te veel vaak te weinig 53
d Bekijk GB 136. Ook door de vorm van de kust neemt het overstromingsgevaar voor Bangladesh toe. Hoezo? Tip: Lees in paragraaf 2.3 de tekst onder het kopje ‘Bedreigde kust’ nog eens door!
De kust vormt een baai waarin het water hoog kan worden opgestuwd bij een tropische orkaan. 4
Bekijk bron 26. a Waar valt in juli meer regen, in Dhaka of in Cherrapunji?
Cherrapunji b Wat is de verklaring voor dit verschil in neerslag? Tip: Bekijk ook bron 25 en gebruik de begrippen loefzijde en stuwingsregen.
Dhaka ligt in een vlak gebied, terwijl Cherrapunji aan de loefzijde van een gebergte ligt. Hier valt heel veel stuwingsregen. c Bekijk GB 180 E5. Vergelijk het neerslagregiem van Cherrapunji met dat van De Bilt (GB 43l). Wat zijn twee opvallende verschillen tussen De Bilt en Cherrapunji?
6
Bekijk bron 22. Op de foto zie je Rasjid, 14 jaar, die met de fiets op weg is naar huis. Hij is in het dorp 4 kilometer verderop naar de markt geweest om voor zijn moeder boodschappen te doen. Thuisgekomen vertelt hij het verhaal van zijn barre tocht. Schrijf zijn verhaal, waarvan hieronder de beginregels staan, af. Zorg ervoor dat de volgende vier vragen in het verhaal worden beantwoord: – Hoe ziet het gebied eruit op weg naar de markt: de wegen, de velden de huizen? – Hoe komen de mensen naar de markt en wat vertellen ze over de ramp? – Ziet Rasjid onderweg ook slachtoffers (mensen en dieren) van de overstroming? – Hoe proberen de mensen zich te beschermen tegen het hoge water? Extra informatie kun je vinden op internet. Zoek op ‘overstromingen in Bangladesh’.
Mag ik even klagen? ‘Nou moe, als je nog eens wat weet. Wat een toestand. Weet je wel hoelang ik erover heb gedaan om op de markt te komen. Nou markt? Het leek meer een eiland. De mensen kwamen ...’
In de Bilt valt veel minder neerslag en de neerslag is veel gelijkmatiger verdeeld over eigen antwoord het jaar. 5
Bekijk bron 23 nogmaals en vul in de onderstaande tekst de ontbrekende woorden in. Kies daarbij uit: moessonregens • Brahmaputra • loefzijde • laagland • piekafvoer • regiem • Himalaya • Golf van Bengalen • stuwingsregens • Ganges • Bharab • stroomgebied In 1998 was het weer raak. Bangladesh stond onder water. Logisch, want Bangladesh is
laagland. Het land wordt
doorkruist door een groot aantal rivieren met een onregel-
regiem. Zij worden in de bovenloop gevoed door de smeltende sneeuw in de Himalaya en stroomafwaarts door moessonregens. Vooral de hevige neerslag aan de loefzijde van de Meghalayaheuvels ten noorden van matig
Bangladesh zorgen voor een enorm wateraanbod. De zeer vochtige en warme moessonlucht uit de
Golf van
Bengalen moet hier voor het eerst fors stijgen en dat leidt tot enorme stuwingsregens. De dunne bergbodem kan maar weinig water vasthouden. Dit leidt tot een piekafvoer. Op het kaartje zie je dat het gebied ten noorden van Bharab zwaar overstroomde. Dit ligt in het stroomgebied van de Meghna, naast de Brahmaputra en de Ganges de derde rivier van Bangladesh.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 54
54 water, soms te veel vaak te weinig 4
3.2 Israël: als elke druppel telt I
tekstboek
Bekijk de bronnen van paragraaf 3.2. Maak daarna de opdrachten.
II 7
a
Bekijk op GB 128 hoe Israël ligt in het Midden-
B
Oosten. b Nu zoom je in op Israël zelf. Welke kaart op GB 130-131 kun je daarvoor het beste gebruiken?
A 1
130
d
4
c Hoe kun je op GB 130 zien dat Israël een land is met conflicten?
Sommige gebieden zijn door Israël bezet.
a
d Gebruik GB 130. Zet de volgende cijfers en letters op de juiste plek in figuur 15. Steden: 1 Haifa • 2 Jeruzalem • 3 Tel Aviv • 4 Nazareth Wateren: a Middellandse Zee • b Jordaan • c Dode Zee • d Meer van Galilea (Kinneret) Gebieden: A Galilea • B Golan • C Westelijke Jordaanoever (West Bank) • D Gaza • E Negev Buurland: I Libanon • II Syrië • III Jordanië • IV Egypte 8
b C 3
2
c
Bestudeer de bronnen van deze paragraaf en beantwoord de volgende vragen. Vul de ontbrekende woorden in en streep de foute woorden door: a Waar haalt Israël 40% van zijn zoete water vandaan?
III
D
aquifer van de West Bank b Door welk systeem wordt veel water naar het droge zuiden gevoerd?
National Water Carrier c De vernieuwbare watervoorraad per hoofd van Nederland is
22 keer zo groot als in Israël.
E
d De omgeving van het Meer van Kinneret is groen omdat er voldoende neerslag valt / wordt geïrrigeerd. e Wil een aquifer goed functioneren, dan heb je diep in de ondergrond een
ondoordringbare laag nodig.
IV
f Het water van de West Bank is eerlijk/oneerlijk verdeeld tussen de Israëli en de Palestijnen. 9
Israël bestaat voor meer dan de helft uit woestijn. Er bestaat een schril contrast tussen het klimaat in de Negevwoestijn en het vruchtbare, vochtige noorden. Bekijk figuur 16. a Hoeveel neerslag valt er op de plaats van deze grafiek gemiddeld per jaar?
ongeveer 600 mm
0 figuur 15 Israël Neerslagregiem in Israël
4
b Noem twee verschillen tussen deze grafiek en die van Bangladesh.
Het regent hier veel minder en de zomers zijn hier droog. In Bangladesh zijn de zomers juist zeer nat.
50 km
3
1
2
150 100 50
J
F
figuur 16
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
150
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 55
4 water, soms te veel vaak te weinig 55
c Het westelijke deel van de aquifer ontvangt veel meer water dan het oostelijke deel. Verklaar dat verschil. Je hoeft geen rekening te houden met verschil in grootte van het voedingsgebied. Gebruik GB 130. Tip: Het begrip loefzijde komt weer van pas!
c Abdul Elatik is tuinder op de West Bank. Wanneer doet hij de volgende uitspraken? Zet de cijfers in het juiste rondje in figuur 16. 1 ‘De waterbalans is nu wel erg negatief.’ 2 ‘Veel neerslag vloeit niet-gebruikt weg.’ 3 ‘Ik moet gaan irrigeren.’ 4 ‘Perfect weer voor mijn groente.’
Aan de westkant, de loefzijde van het gebergte, valt veel meer neerslag door stuwing
van links naar rechts: 4–3–1–2 10
Bekijk bron 28 en GB 130A. a Waar haalt de National Water Carrier zijn water vandaan?
Meer van Galilea of Kinneret b Trek op GB 130A een denkbeeldige lijn van Galilea naar Beersjewa. Welke ontwikkeling zie je dan?
13 Bekijk bron 32. Water is voor Israël van levensbelang. Daarom probeert het land zijn aanvoer veilig te stellen. a Hoe stelt Israël de toevoer vanuit het Meer van Galilea en vanuit de West Bank-aquifer veilig?
Door de bezetting van de Golanhoogte en de West Bank.
De neerslag neemt af. c Welk ruimtelijk verband zie je tussen bron 27 en GB 130A?
b Jaarlijks wordt vanuit de aquifer onder de bergen van Judea en Israël zo’n 700 miljoen m3 weggepompt. Is hier sprake van duurzaam waterbeheer? Licht je antwoord toe en gebruik daarbij het begrip vernieuwbaar water.
Water wordt vooral vervoerd naar de droge gebieden om irrigatie mogelijk te maken. d De National Water Carrier is een puur Israëlische aangelegenheid. Toon dat aan met een voorbeeld uit bron 28.
De Gazastrook valt buiten het gebied dat van irrigatiewater wordt voorzien. 11
Bekijk GB 130. a Welke kustvorm past het best bij de kustzone van Israël? A riakust B klifkust C duinkust D deltakust b Noem twee aanwijzingen uit de kaart om je keuze in vraag a te verdedigen.
X
De verdamping en de afstroming over de oppervlakte.
X
Een apart probleemgebied vormt de Gazastrook, een gebied waar vooral Palestijnse vluchtelingen wonen. a De Gazastrook heeft heel veel water nodig. Welke drie kaarten op GB 130 tonen dat aan? Schrijf achter elk kaartnummer waarom je dat vindt. Let op: Bij één kaart moet je het begrip nuttige neerslag gebruiken.
GB 130A: de nuttige neerslag is hier laag – GB 130B: er is hier geïrrigeerd gebied – GB 130C: het gebied kent een hoge bevolkingsdichtheid –
Zeewater dringt binnen en vult de open ruimtes in het reservoir op.
Bekijk bron 31. a Welke twee schakels uit de waterkringloop zijn niet getekend in de bron?
b Een aquifer kan alleen ontstaan als er aan een aantal eisen is voldaan. Welke twee zijn op deze figuur zichtbaar? A Aanwezigheid van poreus gesteente. B Een ondoordringbare laag om de aquifer af te sluiten. C Voldoende nuttige neerslag. D Een nattere periode in het verleden.
14
b De Palestijnen in de Gazastrook pompen elk jaar 20% meer water op dan erbij komt. Daardoor dringt steeds meer zout water de aquifer binnen. Leg dat uit.
Het is een vlakke kust met een oplopende zeebodem (zie diepte van de zee voor de kust) zonder dat er grote rivieren uitmonden. 12
Nee, want er is jaarlijks maar 679 miljoen m3 vernieuwbaar water beschikbaar.
X
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 56
56 water, soms te veel vaak te weinig 4
3.3 Zijn er oplossingen?
17 a
tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.3. Maak daarna de opdrachten.
15 a Welke bron geeft geen oplossing voor het probleem, maar probeert de gevolgen te beperken?
Jordanië, de Yarmuk vormt hier in de middenloop een grensrivier met Syrië en stroomt uit in de Jordaan. B: Turkije, omdat dit land veel zoet water over heeft en over zee te bereiken is. A:
bron 34 b In bron 33 zie je plannen voor de aanleg van zee- en rivierdijken. Welke dijken zullen het hoogst moeten worden? Licht je keuze toe.
De zeedijken, want de vloedgolven kunnen meters hoog zijn. c Zoals je in bron 33 ziet, heeft de aanleg van de rivierdijken ook een aantal nadelen. Deze nadelen gelden ook voor het Nederlandse rivierengebied, met één uitzondering. Welk nadeel is de uitzondering? A De dijken kunnen doorbreken. B Bij bedijking hoogt de rivier haar bedding steeds meer op. C De aanleg kost veel geld. D Overstromingen zorgen voor vers drinkwater.
X
16 a
Bangladesh heeft een actieplan om de overstromingen te controleren. Hieronder worden ze genoemd. Schrijf eronder wat men ermee wil bereiken. I Bouwen van stuwdammen stroomopwaarts.
Afvoer regelen en piekafvoer voorkomen. II Aanleg bufferbekkens.
In het natte seizoen water opvangen. III Het waarschuwingssysteem verbeteren.
Lees de twee berichten in figuur 17. Gebruik ook GB 130. In welk land stond bericht A, en in welk land stond bericht B in de krant? Kies uit: Israël • Libanon • Turkije • Syrië • Jordanië. Schrijf achter het land van je keuze een toelichting.
b Syrië/Israël/Jordanië wil de helft van het water en Syrië/Israël/Jordanië wil de dam bombarderen. c Bericht A/B kan aanleiding geven tot een wateroorlog. A Al 25 jaar liggen de plannen klaar. Eens zal de stuwdam in de middenloop van de Yarmouk er komen. Dat is van belang voor ons hele land. Met het water uit het stuwmeer kunnen we ons geïrrigeerde oppervlak in één klap verdubbelen. Probleem is dat onze buren moeilijk doen. De een dreigt de dam te bombarderen, de ander wil de helft van ons water hebben. Is de dam een wateroorlog waard? B Intussen zijn de plannen in een vergevorderd stadium. Binnenkort zal het eerste zoete water bij Chadera ten zuiden van Haifa aan land worden gebracht door supertankers. Op langere termijn moet er een onderzeese waterpijpleiding vanuit ons land komen. Eindelijk gaat ons wateroverschot geld opbrengen. De samenwerking is pikant, omdat het ene land islamitisch land is en het andere joods. figuur 17 Strijd om water
Mensen kunnen tijdig maatregelen nemen. IV Uitbreiden van het aantal schuilplaatsen (bron 34).
Mensen kunnen vluchten bij hoog water. b Bij welke maatregelen uit vraag a worden de oorzaken van de overstromingen aangepakt en bij welke de gevolgen? – Oorzaken: – Gevolgen :
I en II III en IV
c De cycloonshelter (bron 34) is een vluchtplaats bij een overstroming. Maar in normale tijden kan hij door de dorpelingen voor allerlei andere doeleinden worden gebruikt. Noem daar twee voorbeelden van.
bv. school, gemeenschapshuis, winkel, soort hotel d De cycloonshelter uit bron 34 staat in de buurt van Cox’s Bazar, een berucht overstromingsgebied aan de kust. Zoek op GB 136 op waar dit gebied ligt. Waarom is het logisch dat dit een berucht overstromingsgebied is? Ga bij je antwoord in op de kustvorm.
Het ligt heel laag aan de Golf van Bengalen, die een soort baai vormt waar cyclonen vloedgolven hoog opstuwen.
18
Leven in een droog gebied zorgt voor een hoop problemen. In Israël waren ze daar al snel achter. Zeker in de landbouw. Waar vroeger geulirrigatie werd toegepast, wordt tegenwoordig steeds vaker met de techniek van druppelirrigatie (bron 37) gewerkt. a Noem twee problemen die je bij geulirrigatie wel en bij druppelirrigatie niet of nauwelijks hebt. Tip: Kijk ook nog even naar bron 19.
minder water nodig en minder last van verzilting b Israël ligt aan zee. Het ontzilten van zeewater is ook een mogelijkheid om aan zoet water te komen. Bekijk GB 132F. Saudi-Arabië heeft veel ontziltingsinstallaties, Israël niet. Hoe komt dat? Tip: Ontzilting kost veel energie!
Saudi-Arabië heeft veel olie (energie), Israël niet. c Bekijk bron 36. Op de tekening is nog een andere manier te vinden om water te sparen. Welke?
Vervuild water schoonmaken en opnieuw gebruiken, bijvoorbeeld als irrigatiewater.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 57
4 water, soms te veel vaak te weinig 57
Verloop exportwaarde van landbouwproducten binnen een jaar (2003) 100 miljoenen ($)
90
Samenvattingsopdracht 1
80
In deze slotopdracht kun je al je kennis kwijt over de waterproblemen in Israël en Bangladesh. Kies uit de volgende mogelijkheden en zet het cijfer op de juiste plek in het rondje Mogelijkheden in willekeurige volgorde: 1 waarschuwingssysteem verbeteren • 2 bevolkingsgroei • 3 aantasting nietvernieuwbare voorraad • 4 ontbossing • 5 verspreiding ziekte • 6 herbebossen berggebieden • 7 waterstress neemt toe • 8 cycloonshelters bouwen • 9 toename welvaart • 10 irrigatielandbouw beperken • 11 lage nuttige neerslag • 12 dakloos • 13 cyclonen • 14 verzilting • 15 verstening • 16 stijgende waterprijs • 17 dijken bouwen • 18 aanvoer van water van elders • 19 stuwingsregens • 20 oogst vernield • 21 meer water oppompen • 22 natte moesson • 23 ontzilting zeewater • 24 toepassen druppelirrigatie • 25 laagland • 26 aanvoer van vruchtbaar slib
70 60 50 40 30 20 10 0
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
D N maanden
figuur 18 19 Bekijk bron 38 en figuur 18. a Zeg in je eigen woorden waar de grafiek over gaat.
bv. wat is de waarde van de export van landbouwproducten in de loop van het jaar
25 Natuur
citroenen, sinaasappels, druiven, groenten
Oorzaken
4
M e n s e n
Gevolgen
Mensen
In de winter en in het vroege voorjaar. X
5 12
Overstromingen in Bangladesh
15
d Naar welk gebied zal de export vooral gaan, denk je? A Europa B Afrika C Amerika D buurlanden e Leg je keuze in vraag d uit en maak daarbij onder andere gebruik van figuur 18.
20
1 Echte oplossingen
Bestrijden nadelen
17
Oplossingen
6
8 11
In de winter is de vraag naar verse groenten en fruit in Europa groot. In het warme klimaat van Israël kan al vroeg in het voorjaar worden geoogst. Bovendien is Europa rijk en ligt het vrij dichtbij.
De landbouw gebruikt bij zijn productie veel zoet water. Een deel van de oogst wordt geëxporteerd.
4
Milieu
13
c In welke periode van het jaar vindt de grootste export plaats?
f Stelling: ‘De Israëlische landbouw exporteert vooral water.’ Licht deze stelling toe met behulp van onder andere bron 38.
26
22
19
b Noem drie landbouwexportproducten van Israël.
16
7
14
3
Natuur Voor mensen
Oorzaken
9
10
Gevolgen Waterstress in Israël
Mensen
2
Voor milieu
Echte oplossingen
18
Oplossingen
24
23
figuur 19 Overstromingen in Bangladesh
Nadelen verminderen
21
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 58
58 water, soms te veel vaak te weinig 4
4 Nederland, waterland
b Vergelijk bron 39 met figuur 20. Welke twee processen die het landschap van figuur 20 hebben gevormd zijn in bron 39 zichtbaar?
4.1 Aan de kust
Zeespiegelstijging en vorming van jonge duinen. c De zeespiegelstijging is ontstaan door de stijging van de temperatuur De jonge duinen zijn ontstaan doordat vanaf de twaalfde eeuw de stormen stukken oude duinen opruimden en een nieuwe duinenrij vormden.
tekstboek
Lees de tekst van paragraaf 4.1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten. 1
Bekijk het fragment uit het gedicht van Gerrit Komrij. Hij vergelijkt Nederland met het menselijk lichaam. a Welke geografische term zou je kunnen gebruiken voor:
delta – aderen en aorta’s: beken en rivieren – ons lage land aan zee:
b Wat bedoelt de dichter met: ‘dat we pijnloos ademhalen’?
d In bron 40 zie je vier elementen in het landschap die vooral door invloed van de mens zijn ontstaan. Noem deze elementen.
Het afvoersysteem van het water zorgt ervoor dat we in dit deltagebied goed kunnen leven. 2
stuifkoppen en duinvalleien, polders, bollenvelden en dorpen op de oude duinen
Bekijk bron 40 goed. In figuur 20 staat hetzelfde gebied in een zijaanzicht. a De kustzone wordt door de mensen druk gebruikt. Zeker op een zonnige dag als op zaterdag 24 juni. Hieronder staan tien uitspraken van mensen die op die dag een bezoek brachten aan de kustzone of die daar gewoon wonen. Plaats de letter van de betreffende uitspraak op de juiste plek in de doorsnede. Let op: Eén uitspraak kun je niet gebruiken! A ‘Nou schat, hier kunnen we rustig zoenen en hebben we geen last van die vervelende zeewind.’ B ‘Nee joh, op dit deel van het strand kun je veel beter voetballen.’ C ‘Lowietje, kleine dondersteen! Jij komt onmiddellijk van dat hoge duin af! Daar mag je helemaal niet komen!’ D ‘We laten nu het duingebied met helmbegroeiing achter ons en komen in het beboste deel. Loopt u mee?’ E ‘Look, tulips. Nice, isn’t it?’ F ‘Die schutsluis blijft nog even dicht. Het heeft al 14 dagen niet geregend.’ G ‘Goh, wat woon jij hier toch zalig! Alle voorzieningen in de buurt en je zit zo op het strand.’ H ‘Mam, ik ben hartstikke moe van al die klimmetjes.’ ‘Doorfietsen meid, we zijn er zo.’ I ‘Kicken! Ik maakte net een sprong van 4 meter, man!’ J ‘Hey Jaap, let je op dat koe Hendrikje 5 ook de goede kant op loopt.’ K ‘Dit is geen picknicken meer, Frieda. Dit lijkt wel zandhappen!’
I
B
figuur 20 Van strand tot polder
C
A
H
3
a
Bekijk GB 40. In West-Nederland ligt een langgerekte duinenrij; aan de kust van Friesland en Groningen ontbreekt die. Aan welke voorwaarden voor vorming van duinen is hier niet voldaan?
Er is geen branding. b Op volle zee vergaat een olietanker. Honderdduizenden liters olie stromen in zee. Een ramp in het Nauw van Calais heeft voor de Nederlandse kust veel ernstiger gevolgen dan wanneer het schip vergaat bij Helgoland. Gebruik GB 66 en leg uit hoe dat komt.
Door de zuid-noord gerichte kuststroom komt de olie vanuit het Nauw van Calais onze kant op. 4
Bekijk bron 41. a Zoek in GB 36C3 op waar De Zilk ligt. Je wilt weten of De Zilk op een oud duin ligt. Welke atlaskaart moet je dan raadplegen? Kies uit GB 35 t/m 45.
GB 40A b Bekijk op GB 19C het duingebied. Zo’n prachtige foto als in bron 40 kun je ook maken in de buurt van: A de Melkvlakweg B de Molensloot C jeugdherberg Koningsbosch D Noord-Bakkum
X
D
E
J
G
F
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 59
4 water, soms te veel vaak te weinig 59
c Bij het afgraven van de oude duinen sloeg men twee vliegen in één klap. Hoezo?
Er ontstonden geschikte gebieden voor bollenteelt en het zand werd verkocht voor de bouw. d Na afgraving van de oude duinen ontstonden de geestgronden. Noem twee redenen waarom deze geestgronden zo geschikt zijn voor de bloembollenteelt.
bv. de grondwaterspiegel is goed en de kalkrijke onderlaag komt nu bovenop te liggen 5
Bekijk bron 42 en GB 47D. a Leg kort uit hoe de duinen worden gebruikt voor de winning van drinkwater. In je antwoord moet je minstens de vragen: ‘wat’, ‘waar’ en ‘hoe’ beantwoorden.
bv. rivierwater wordt aangevoerd naar de jonge duinen, infiltreert in het duinzand en wordt schoongemaakt en wordt vervolgens weer opgepompt
b Bekijk GB 47A. Hoog Nederland komt op een andere manier aan zijn drinkwater dan laag Nederland. Wat is het verschil?
Hoog Nederland wint grondwater, laag Nederland zuivert vooral oppervlaktewater. c Verklaar het in vraag b geconstateerde verschil.
In laag Nederland is het grondwater te zout. 6
Bekijk GB 33A. Zonder duinen en dijken zou elke dag minstens de helft van Nederland onder water staan. Is het aandeel van de bevolking dat zou moeten verhuizen groter of kleiner dan de helft? Licht je antwoord toe.
Groter, want laag Nederland is relatief dichtbevolkt. 7
Bekijk GB 47B. a Welke twee ontwikkelingen kun je uit deze grafiek afleiden?
Het totale waterverbruik neemt toe en het verbruik per persoon neemt ook toe.
b Geef voor elke ontwikkeling uit vraag a een aparte verklaring.
Door de groeiende bevolking neemt het totale verbruik toe en door de gestegen welvaart neemt het verbruik per persoon toe.
c Op GB 47D zie je een jong duingebied waar waterwinning plaatsvindt. Waar komt dit water vandaan? Kijk ook op GB 46A en 47A.
uit de Andelse Maas d De prijs van drinkwater in Nederland was in 2004 gemiddeld e 1,40 per m3, maar er zijn grote regionale verschillen. Bij Waterleidingbedrijf Noord-Holland was de prijs het hoogst. Waarom is het water hier zo duur?
In Noord-Holland gebruikt men vooral oppervlaktewater en geïnfiltreerd oppervlaktewater. Dat is duur om drinkwater van te maken.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 60
60 water, soms te veel vaak te weinig 4
4.2 Laag Nederland: nóg lager? tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.2 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
8
In laag Nederland kennen we drie verschillende poldertypen. a Bepaal met behulp van het tekstboek en GB 21 en 22 de kenmerken van de drie typen polders die in Nederland voorkomen en zet ze in de tabel onderaan de bladzijde. b Bekijk bron 43. Plaats de letters A, B en C uit de bron onder het juiste kopje in de tabel. c Noem twee redenen waarom polder C rechtstreeks op zee kan lozen en er bij polder A een gemaal aan te pas moet komen.
C ligt boven NAP en grenst aan zee. Bij eb kan het overtollige water worden geloosd. A ligt veel lager. 9
In deze eeuw komt een steeds groter deel van Nederland onder de zeespiegel te liggen. Daarvoor zijn drie processen verantwoordelijk. a Welke drie zijn dat? Leg bij elk proces kort uit waarom het bijdraagt aan de (relatieve) daling van Nederland.
d Bekijk GB 62A. Stadsuitbreiding slokt een steeds groter deel van het veengebied van het Groene Hart op. Daardoor zal de inklinking toenemen, maar zal ook de zoute kwel oprukken. Leg beide ontwikkelingen uit.
Men zal steeds dieper moeten bemalen, waardoor het veen nog meer inklinkt, het peil daalt en daardoor zal het zoute water nog meer opdringen. 10 Bestudeer bron 44 goed. a Waarom is hier sprake van relatieve zeespiegelstijging?
Omdat de combinatie van bodemdaling en zeespiegelstijging te zien is. b Hieronder worden een aantal ontwikkelingen beschreven, maar helaas staan ze niet in de goede volgorde. Vergelijk deze beschrijvingen met bron 44. 1 Zet de omschrijvingen in de goede tijdsvolgorde. Doe dat door vóór elke omschrijving een letter, A t/m G, te zetten. A is het langst geleden. 2 Geef achter elke omschrijving aan welk cijfer uit bron 44 (1 t/m 5) daar het beste bij past. Let op: Eén cijfer kun je twee keer gebruiken!
Temperatuurstijging op aarde waardoor de Bodemdaling in het West-Nederlandse veengebied vanaf de zeespiegel stijgt. elfde eeuw 2 Bodemdaling als gevolg van de G Dat is dubbelop! 5 inklinking door bemaling (wegpompen van A De ontginning is wel heel eenvoudig. We graven gewoon greppels. 1 water). 3 Bedijking waardoor er geen sedimentatie F Met zo’n sterk werkpaard wil dat water wel zakken. De bodem trouwens ook! 4 meer plaatsvindt op het land. b Je weet dat er door bemaling inklinking optreedt. In welk B Vanaf nu is de inklinking zo sterk dat we ons serieus type polder uit vraag 8 zal de bodemdaling als gevolg moeten beschermen tegen het water. 2 van inklinking het sterkste zijn? Licht je antwoord toe. D Pompen of verzuipen. Gelukkig helpt de wind een In de veenpolder, want veen is het meest handje. 3 gevoelig voor inklinking. C De eerste veenpolders ontstaan. 2 c Veel deskundigen zeggen dat we in de toekomst door Aan die tijd danken we ons typisch Hollandse landschap. steeds maar te bemalen de voeten niet droog zullen hou- E den in laag Nederland. Welke andere manier van polderSoms staan er wel vijf achter elkaar. 3 beheer stellen zij voor? 1
Sommige landbouwgebieden als retentiegebied gaan gebruiken. soort polder ouderdom hoogteligging grondsoort verkaveling letters bron 43 voorbeelden tabel bij opdracht 8
veenpolder GB 22C
sinds 1000 n.Chr. -1 – -2 m NAP veen strookvormig B bv. Waterland
droogmakerij GB 21E
e
sinds de 17 eeuw -4 m NAP zeeklei blokvorm A bv. Schermer
zeepolder GB 21A,C
sinds 1000 n.Chr. 0-1 m NAP zeeklei strook- en blokvorm C bv. Wieringermeer
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 61
4 water, soms te veel vaak te weinig 61
e De tuinders in het Westland hebben last van zoute kwel door de zeespiegelstijging. Maar GB 46A geeft nog een andere oorzaak. Welke?
Polder
Het binnendringen van zeewater door het uitdiepen van de Nieuwe Waterweg.
Slechtdoorlatende deklaag Zee Ondergrond van zand en grind
f Welke aanwijzing geeft GB 46A dat Rijkswaterstaat probeert de invloed van zoute kwel tegen te gaan?
Ondoorlatende laag
Vanuit verschillende gebieden wordt zoet oppervlaktewater aangevoerd om het zout terug te dringen.
Scheiding zout en zoet water Zoute kwel Relatieve zeespiegelstijging figuur 21 Zoute kwel in een polder
13
11 Bekijk figuur 21. a Geef met een groene lijn de scheiding tussen zoet en zout water aan. b Geef met een rode pijl aan hoe het zoute water de polder binnendringt. c Geef met twee blauwe pijlen de relatieve zeespiegelstijging aan. d Vul de legenda aan. e Waaruit zal de slecht doorlatende deklaag in West-Nederland vooral bestaan?
klei- of veenlagen f Door ingrijpen van de mens is de deklaag dunner geworden. Het gevolg is dat er minder weerstand is tegen de zoute kwel. Door welke twee ontwikkelingen kan de deklaag dunner zijn geworden? Door: A verlaging van het polderpeil B inlaten van zoet water in de polder C turfwinning D uitbreiding van de steden
X
X
12
Bekijk GB 46C. a Van de kustzone zijn geen gegevens beschikbaar. Hoe komt dat? Tip: Kijk ook op GB 55A.
Dit zijn duingebieden die geen agrarische functie hebben. b Waarom is de schade in een droog jaar veel groter dan in een nat jaar?
In een nat jaar is er voldoende zoet water om het zout terug te dringen. c De Wieringermeer in de kop van Noord-Holland ondervindt meer schade dan de rest van dat gebied. Hoe komt dat?
De Wieringermeer is een laaggelegen droogmakerij. d Welke andere kaart kun je goed gebruiken om je antwoord in vraag b te ondersteunen?
bv. GB 33
Bekijk bron 45. a Wat heeft deze foto te maken met modern kustbeheer?
Men laat de natuur meer haar gang gaan. Je ziet dat er een slufter is gegraven om het water bij vloed in de duinen te laten stromen. b Zoek in de GB het duingebied van Schoorl op. Ook hier heeft Rijkswaterstaat in 1997 een slufter (De Kerf) gegraven. Waarom neemt Rijkswaterstaat het risico hier de zeereep te onderbreken?
Dit is een breed duingebied dat voldoende bescherming tegen de zee biedt. Tip: Wil je meer weten over De Kerf, kijk dan op www.dekerf.nl.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 62
62 water, soms te veel vaak te weinig 4
4.3 De achterdeur lekt
16
tekstboek Lees de tekst van paragaaf 4.3 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
14 a
Leg de titel uit van het stukje ‘Wie het water deert, die het water keert’.
Als je last hebt van hoog water zul je er zelf iets aan moeten doen. b Vroeger werd het water vaak hoog opgestuwd door de vorming van ijsdammen. Waarom vormen deze dammen zich eerder in de benedenloop van een rivier dan in de boven- en middenloop?
In de benedenloop zitten er in de meanderende rivier veel meer scherpe bochten waar ijsschotsen blijven steken en zich ophopen. c In de toekomst zal het probleem van ijsdammen zich
de temperatuur op aarde als gevolg van het broeikaseffect verder stijgt opnieuw / niet meer voordoen omdat
d Bekijk GB 39 en volg de loop van de Maas van Maastricht tot Venlo. Zoek langs de Maas de plaats Wessem. Welk verschil in de loop van de Maas zie je tussen het traject Maastricht-Wessem en het stuk Wessem-Venlo?
Tot Wessem meandert de Maas veel meer. e Geef een verklaring voor het verschil uit vraag d en gebruik daarbij een begrip uit deze paragraaf.
Ten noorden van Wessem is de Maas gekanaliseerd. 15
Zoek op GB 33 het gebied op binnen de lijnen Utrecht-Arnhem-Nijmegen-Den Bosch. a Dit gebied kent een lange geschiedenis van strijd tegen water. Hoe blijkt dat uit deze kaart?
Er liggen veel terpen of woerden en dijken in dit gebied.
8
b De Betuwe is de afgelopen 1000 jaar een soort badkuip geworden. Hoe kun je dat verklaren?
4
Door de dijken kan de rivier haar slib alleen nog kwijt in de eigen bedding of de uiterwaarden en komt de rivier steeds hoger te liggen ten opzichte van het binnendijkse land.
Bekijk bron 46 nauwkeurig. a Zoek de lijn A-B. In deel 2 heb je geleerd hoe je een dwarsdoorsnede moet tekenen vanaf een kaart. Nu teken je met behulp van onderstaande hoogtecijfers het verloop van de hoogtelijn in het rivierdal. Gebruik figuur 22. Let op: Bij de hoogteverschillen is uitgegaan van een rivierniveau van 0 meter! Hoogtecijfers (in meters): winterdijken: 6, uiterwaarden: 2, rivier: 0, zomerdijk: 3, kleiput: 1, binnengedijkt land: -1. b Schrijf in het bovenste deel van figuur 22 de belangrijkste landschapselementen die het reliëf veroorzaken. Gebruik hierbij bron 46. c Dit is een groepsopdracht. Bespreek met je team de foto en beantwoord de onderstaande vragen. Doe het snel en goed, want het team dat de meeste punten haalt wint de Grote Rivieren Prijs. Het is slim om eerst een taakverdeling maken. Zorg ervoor dat de goede antwoorden in minstens één werkboek worden genoteerd! I Is de foto stroomopwaarts of stroomafwaarts genomen? Tip: Let op het veerpont midden op de rivier. (1 pnt.) II Waar in Nederland is deze foto genomen? Gebruik GB 39 en kies uit: omgeving Roermond • tussen Zutphen en Deventer • ten noorden van Cuyk • nabij Heusden (2 pnt.) III Waarom ligt de uiterwaard hoger dan het binnendijkse land? (1 pnt.) IV Noem twee redenen waarom bij punt 9 een wiel ligt en bij punt 5 (kleiput) niet. (2 pnt.) V Waarom is de winterdijk hoger dan de zomerdijk? (1 pnt.) VI Noem een op de foto zichtbaar inrichtingselement waardoor de kans op een overstroming juist is toegenomen. (2 pnt.) VII Waarom ligt juist in dit gebied een steenfabriek? (1 pnt.) VIII Zal verandering van de zeespiegel door het broeikaseffect de afwatering versnellen of vertragen? Licht je keuze toe en gebruik een belangrijk begrip uit dit hoofdstuk. (2 pnt.) IX Als hoog water lang duurt, worden de dijken steeds zwakker. Hoe komt dat? (1 pnt.) zomerdijk
winterdijk
6
2
A
C
B
0 -2 1 figuur 22 Dwarsdoorsnede door rivierengebied
9
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 63
4 water, soms te veel vaak te weinig 63
17 a
Gebieden in de benedenloop merken de veranderingen in het stroomgebied van een rivier stroomopwaarts. Bekijk de veranderingen in de tabel hieronder en schrijf erachter welk effect de verandering op het gedrag van de rivier heeft. b In bron 47 zie je dat ook door de oprukkende stadsuitbreiding de rivieren steeds minder ruimte krijgen. Welke twee rivieren zitten hier in de knel?
De Nederrijn en de IJssel. c Waar zullen in dit gebied bij hoog water de meeste problemen ontstaan? Gebruik GB 37. A Tussen Huissen en Westervoort. B Tussen Driel en Oosterbeek. C Ten zuidoosten van Velp. D Tussen Arnhem en Huissen.
X
18
De overheid wil de rivier meer ruimte geven. Hoe? In bron 48 worden drie verschillende maatregelen genoemd: A water vasthouden, B water tijdelijk bergen, en C water lozen. a Geef met de letters A, B en C in figuur 22 aan waar elke maatregel uitgevoerd kan worden. b Vanaf 2000 is men bezig de Maas tussen Maastricht en Maasbracht aan te passen om een piekafvoer beter te kunnen opvangen (Maaswerken). Het plan is om de uiterwaarden te verdiepen en te verbreden zodat er retentiegebieden ontstaan en het gebied een hogere natuurwaarde krijgt. Bovendien kan men het grind in de ondergrond goed gebruiken voor de bouw. Maar de plannen stuiten op veel lokaal, regionaal en internationaal verzet. Bekijk op GB 39 het Maastraject van Maastricht tot Stevensweert. Noem in de tabel onderaan de bladzijde bij elk schaalniveau wat het voornaamste bezwaar zal zijn. Als je meer wilt weten over de actuele stand van de Maaswerken, kijk dan op internet en zoek op ‘Maaswerken’.
Verandering
Effect op het gedrag van de rivier
Meanders afsnijden
Rivier gaat sneller stromen en voert water sneller af. rivieren krijgen minder ruimte en dijken kunnen doorbreken. Regenwater wordt sneller afgevoerd en na een bui stijgt het rivierpeil snel.
Dijken verhogen Draineren en verstenen tabel bij opdracht 17 Schaalniveau
Voornaamste bezwaren tegen de Maaswerken
Internationaal
De Maas is grensrivier. De Belgen willen inspraak, want aanpassingen kunnen gevolgen voor hun grondgebied hebben. eigen antwoord, bijvoorbeeld het landschap wordt ernstig aangetast.
regionaal/provinciaal
Lokaal
tabel bij opdracht 18
Bijvoorbeeld: mensen moeten hun land opgeven of zelfs verhuizen.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 64
64 water, soms te veel vaak te weinig 4
4.4 Het grondwater in hoog Nederland tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.4 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
Tekort aan zoet water groeit Nederland krijgt steeds meer te maken met een zoetwatertekort. De komende vijftig jaar neemt het probleem waarschijnlijk met 10% toe en dat kan grote economische schade tot gevolg hebben. Klimaatverandering en het waterbeheer van de laatste tientallen jaren zijn daar de oorzaak van. Het tekort doet zich vooral voor in de zomer, maar de natuur ondervindt constant schade door de verdroging van de bodem. Dat komt vooral door het veelvuldig watergebruik in de landbouw. Het zo veel mogelijk vasthouden van water in de bodem lijkt de meeste kansrijke oplossing, aldus een studie naar verdroging.
Kenmerken doorlatendheid opdroging toplaag meeste water in opvangbeker (B) na 1 dag? vochthoudend vermogen van de grondsoort droogtegevoelig
Als in een natuurgebied als gevolg van een dalende grondwaterstand de soortenrijkdom daalt. b Stelling: ‘Door ruilverkaveling neemt verdroging toe.’ Licht deze stelling met een voorbeeld toe.
bv. in een ruilverkavelingsgebied worden diepe, rechte sloten gegraven waardoor het water snel kan worden afgevoerd maar de grondwaterspiegel daalt c Bekijk bron 50. Welke maatregel die ook in het artikel wordt genoemd is hier genomen om verdroging tegen te gaan?
vasthouden van gebiedseigen water
2 2 2 2 2
1 1 1 3 1
Bekijk op GB 64 de kaartjes A t/m F. Welke tweedeling van Nederland zou je bij de meeste kaartjes kunnen maken?
Indeling in zandgronden en nietzandgebieden of hoog en laag Nederland. b Op de zes kaartjes zijn zowel oorzaken als gevolgen van overbemesting te zien. Welke twee kaartjes geven een beeld van de oorzaak van de mestproblematiek?
D en E c Welke twee kaartjes tonen gevolgen van de mestproblematiek?
E en F d Vergelijk bron 51 met GB 64E. Vind je dat de overheidsmaatregelen om de overbemesting tegen te gaan hebben geholpen of niet?
in 2002 is de uitstoot aanzienlijk kleiner.
Ja/nee, want
d Zoek op waar de foto van bron 50 is genomen. Bekijk GB 46D. Je ziet dat Weert in een gebied ligt dat behoorlijk gevoelig is voor verdroging. Welke twee fysisch-geografische (dus vanuit de natuurlijke omstandigheden!) redenen kun je daarvoor aandragen?
Weert ligt in hoog Nederland en ook in een zandstreek. Zandgronden houden water slecht vast. e Het heeft hard geregend. We gaan in een proefopstelling na hoe drie verschillende grondsoorten op deze bui reageren. Bekijk in figuur 24 de proefopstelling. In drie potten met een gaatjesbodem (A) worden de grondsoorten zand, klei en löss gedaan. Op deze drie grondsoorten gieten we eenzelfde hoeveelheid water. Hoe reageren de grondsoorten op het water? Geef in de tabel rechtsboven steeds met de getallen 1, 2 en 3 de rangorde aan hoe de grondssoorten zullen reageren op de bui. Let op: 1 is steeds het snelst of het meest en 3 het traagst of het minst.
3 3 3 1 3
De korrelgrootte. Zand heeft de grofste korrel en verwerkt het water snel, maar houdt het ook slecht vast. 20 a
Lees het krantenartikel in figuur 23. a Wanneer spreek je van verdroging?
Zand Klei
f Welke eigenschap van de grondsoort heeft de grootste invloed op de waterhuishouding? Licht je antwoord toe met informatie uit de tabel.
figuur 23 Bron: de Volkskrant, maart 2004 (bewerkt) 19
Löss
löss
zand
figuur 24 Het heeft hard geregend en dan?
klei
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 65
4 water, soms te veel vaak te weinig 65
21
Mest en milieu In deze opdracht onderzoek je de oorzaken en gevolgen van overbemesting met de cd-rom van de GB. a Start de cd-rom, klik op Statistiek en kies Nieuw Thema. Kies in het hoofdmenu voor Milieu en in het subthema voor Mestproblematiek. Onder Regio typ je Nederland. Klik op Zoek. Kies uit het aanbod steeds voor het schaalniveau EEG. Een EEG zit – gelet op de grootte – tussen een provincie en de gemeente. Een streek eigenlijk. Gemeenten binnen een EEG-gebied hebben vaak een aantal dingen gemeen. Bijvoorbeeld op het terrein van bestaanswijze. b Kies uit het aanbod in het rechtervak achtereenvolgens: – Stikstof – Rundvee en Varkens, steeds per EEG c Je krijgt drie tabellen. De boerderij is compleet en we kunnen aan de slag. Zorg ervoor dat boven de tabel Stikstof het bolletje Kaart rood is. Zet hier Staaf op kaart uit, maar dat moet juist bij de andere twee tabellen aangevinkt staan. Klik op Staaf op kaart. d Dat kan mooier. Ga naar Legenda Klassen wijzigen en zet de klassen op 8. Ga nu naar Diagrammen wijzigen. Zet de schaalverdeling op 550, pas de kleuren nog wat aan en klik op Toepassen. Door op een gebied te klikken krijg je de informatie aangeboden. e Vul nu onderstaande tabel in, onder andere voor de EEG waarin jij woont. f Op welk gebied, de Gelderse Vallei of de Zuidelijke IJsselmeerpolders, lijkt jouw gebied het meest?
g Je maakt een fietstocht over het platteland van jouw EEG. Je kijkt naar het landschap om je heen. Noem minimaal drie kenmerken waaraan je kunt zien dat je antwoord in vraag e klopt. Uiteraard let je op kenmerken die samenhangen met overbemesting.
eigen antwoord, maar elementen die wijzen op overbemesting zijn: veel boerderijen met stallen en silo’s, het stinkt vaak naar mest, zandgebied h Pak GB 64 erbij. Hoe komt het dat de Zuidelijke IJsselmeerpolders veel minder gevoelig zijn voor verzuring dan de Gelderse Vallei? Tip: Kijk ook op GB 42.
In de Gelderse Vallei komt de grondsoort zand voor en zand is door zijn geringe kalkgehalte veel gevoeliger voor verzuring dan de kalkrijke klei in de Zuidelijke IJsselmeerpolders. i Welke kaart maakt het best duidelijk dat intensieve veehouderij juist in de zandgebieden als de Gelderse Vallei extra risico met zich meebrengt voor het milieu?
GB 64C
eigen antwoord Kenmerken aantal varkens p.100 ha aantal runderen p.100 ha hoeveelheid stikstof p. ha tabel bij opdracht 21
Gelderse Vallei
Zuidelijke IJsselmeerpolders
2669 1091 827
27 71 72
‘Mijn EEG’
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 66
66 water, soms te veel vaak te weinig 4
Toepassingsopdracht 22
d Het Verdronken Land van Saeftinge is een getijdenlandschap. Op welk ander kustlandschap in Nederland lijkt dit gebied?
Lees de tekst in figuur 25 en bekijk het kaartje van figuur 26. a De Schelde is onderdeel van een deltakust/duinkust/waddenkust. b Welk stukje tekst en welke kaartinformatie ondersteunt jouw keuze in vraag a het beste?
het waddengebied e In 1976 werd het dorp Ruisbroek weggespoeld. Waarom is dit gebied extra gevoelig voor stormvloeden vanuit zee?
(...) de rivier breed uitwaaiert in de Westerschelde
Het vormt het eindpunt van een trechter waarin het water hoog wordt opgestuwd.
c Hoe noem je de monding van een rivier zoals die van de Schelde?
f Bekijk GB 44B. Welk gegeven op deze kaart ondersteunt jouw uitleg in vraag e?
estuarium
Je ziet dat de tijverschillen in het oostelijk deel van de Westerschelde het grootst zijn van heel Nederland.
Antwerpen aan de Schelde
g Na de stormvloedramp van 1953 zijn in Zeeland de meeste zeearmen afgedamd. In de Westerschelde is dat niet gebeurd. Waarom niet? Tip: Ga niet in op technische problemen bij de afdamming.
Antwerpen ligt met zijn haven in een onmogelijke positie aan het smalle deel van de Schelde. Vanuit de lucht is te zien hoe de rivier breed uitwaaiert in de Westerschelde. Aanvankelijk bestaan de oevers uit keurig geordende akkers en lappen weiland. Maar dan ineens een totaal ander beeld. De helikopter hangt boven het Verdronken Land van Saeftinge, een zompig natuurgebied met platen, kwelders en grillige geulen. Voorbij de brede monding van de rivier zijn in de Westerschelde zandpatronen zichtbaar, gevormd door het ritme van eb en vloed. Diep onder mij vaart een containerschip de Schelde op. Alles is rustig. In 1976 was dat wel anders. Toen kreeg Vlaanderen te maken met een stormvloed waarbij het water zo hoog werd opgezwiept dat het dorp Ruisbroek vlak bij Antwerpen werd weggespoeld. Als reactie werden de dijken verhoogd. Maar men vraagt zich steeds vaker af of dit op lange termijn wel een oplossing is, zeker nu de zeespiegel verder zal stijgen. Voorzichtig worden plannen geopperd het water langs de Westerschelde meer ruimte te geven. De Braakmanpolder ‘ontpolderen’ misschien?
De haven van Antwerpen zou dan afgesloten worden van zee. h Je bent kapitein op een containerschip op weg van de Noordzee naar Antwerpen. Teken in figuur 26 met een rode lijn je vaarroute in.
figuur 25 Vrij naar de Volkskrant, november 2003
Goes
Middelburg
Bergen op Zoom
Vlissingen
Terneuzen
Oostburg
NEDERLAND
Hulst Axel Kwelders en platen Verbredingsgeul Mogelijke locatie Overschelde Ondiepte in vaargeulEeklo Voorbeeldmaatregelen natuurontwikkelingen figuur 26 Plannen rond de Schelde
BELGIË Sas van Gent Antwerpen
Zelzate 0
15 km
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 67
4 water, soms te veel vaak te weinig 67
Samenvattingsopdracht 1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Wie is de vreemde eend in de bijt? In figuur 27 zijn alle belangrijke begrippen en processen uit paragraaf 4 genoemd. In de tabel daaronder worden steeds drie begrippen (genummerd) naast elkaar gezet. Het is jouw taak om steeds aan te geven welk van de drie begrippen niet in het rijtje thuishoort. a Bekijk de lijst nauwkeurig en vorm jezelf zo’n nauwkeurig mogelijk beeld bij elk begrip. zeepolder sedimentatie duinkust draineren zeespiegelstijging gemaal buitendijks land zeespiegeldaling water bergen bloembollenteelt overbeweiding wiel polder piekafvoer
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
veenpolder droogmakerij lozen boezem bodemdaling uiterwaard waddenkust retentiegebied akkerbouw jonge duinen buitenwater waterwinning dijkdoorbraak deltakust
b Schrijf in de tweede kolom van de tabel het nummer van het begrip dat er niet in thuishoort. c Schrijf in de derde kolom waarom je dat vindt. d Geef in de laatste kolom het nummer aan van het woord uit de lijst dat er wel bij past. e Vergelijk jouw oplossing met je buurman of -vrouw en probeer tot één tabel te komen. Gebruik argumenten! f Maak in de laatste tabel nu zelf drie rijtjes en leg deze opdracht voor aan je buurman of -vrouw.
29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
meanders afsnijden oude duinen zeereep binnendijks land inklinking zomerdijk relatieve zeespiegelstijging grasland vasthouden ophoging rivierbedding natuurontwikkeling duinkoppen en duinvalleien
figuur 27 Lijst van begrippen en processen uit paragraaf 4 Nummers van begrippen
Onjuist nummer
Waarom onjuist?
24-30-35
30 31 16 26
oude duinen juist gevormd in koudere periode zeereep hoort bij duinkust in een droogmakerij vind je vooral akkerbouw door waterwinning in de duinen wordt natuur juist aangetast een gemaal loost juist water binnengedijkt land wordt niet gebruikt als retentiegebied een zeepolder loost rechtstreeks op zee doorbraak in zomerdijk leidt niet tot wielvorming
21-28-31 15-16-36 26-39-40
6-9-18 20-22-32
1-15-18 12-14-34
Nummers van begrippen
6 32 1 34 Onjuist nummer
Waarom onjuist?
Juist nummer
Juist nummer
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 68
68 water, soms te veel vaak te weinig 4
5 Praktische opdrachten Bij dit hoofdstuk horen twee praktische opdrachten waaruit jij of je docent(e) kan kiezen. Een daarvan staat
1
hieronder uitgewerkt. De andere staat op de www.buiteNLand.epn.nl
Praktische opdracht Waterpeil
Als je een flink gat graaft, verschijnt er na enige tijd water. Je hebt dan het grondwater bereikt. Het grondwater staat niet overal en altijd even hoog. In een natte tijd stijgt het peil en hoger gelegen gebieden hebben vaak een diepere grondwaterstand (GWS). In het landschap kun je aan het waterpeil in de sloot ongeveer zien hoe hoog het grondwater staat. Maar het is nauwkeuriger om een peilgat te boren. Je gaat bij deze opdracht voor verschillende plaatsen in het landschap vaststellen hoe hoog de GWS is. Ook probeer je aan te tonen dat er verband is tussen de GWS en het bodemgebruik.
Kenmerken
Punt 1
A
B 4 29
2
3 26.5
1 23.1
25
1
Legenda Rivier Grasland
23.1
Dorp Bouwland
hoogte
A De voorbereiding van het onderzoek 1 Stel met je team een goede onderzoeksvraag op voor dit onderzoek. Tip: Kijk nog even naar Vaardig met vaardigheden op bladzijde 41. 2 Zoek op een grootschalige topkaart (1:10.000 tot 1:25.000) vier geschikte meetpunten op. Het eerste punt moet aan de rand van een rivier, beek of poldersloot liggen. De andere punten liggen in een min of meer rechte lijn haaks op deze
afwatering. Het vierde punt is, zoals je in figuur 28 ziet, het hoogste punt in de omgeving. Als je onderzoek doet in een poldergebied, neem je het waterpeil van de poldersloten en de boezem op in je onderzoek. Als je ook over een bodemkaart van je onderzoeksgebied beschikt, kun je voor je meetpunten de grondwatertrap noteren.
30 29 28 27 26 25 24 23 22 21 20 19
Naaldbos
4
Naaldbos
3
Heide
2 1
A
g.w.s. 1
B
afstand
figuur 28 Landschap in de omgeving van Valkenswaard
Punt 2 Kaartinformatie
Hoogteligging t.o.v. NAP Afstand tot afwatering (in meters) Bodemgebruik Grondwatertrap: GHG* GLG** Overige kenmerken die wijzen op nat of droog Veldinformatie Waterstand in sloten
Grondwaterstand Bodemgebruik directe omgeving Overige kenmerken * GHG = Gemiddeld hoogste grondwaterstand ** GLG=gemiddeld laagste grondwaterstand tabel bij opdracht 3
Punt 3
23.1 Hoogteligging
Punt 4
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 69
4 water, soms te veel vaak te weinig 69
Noteer in de tabel alvast de belangrijkste informatie die je uit de topkaart kunt halen.
B De uitvoering Zorg dat je voor je meting meeneemt: de kaart, een grondboor, een peilstok van max. 1,5 meter, een duimstok, een scoreblad. Ga met je team naar de geselecteerde punten. a Meet bij elk punt de hoogte van de waterstand in sloten ten opzichte van het maaiveld. Als er ergens een officieel peilbord te vinden is, neem je dat uiteraard in je onderzoek mee b Je boort met de grondboor op een geschikte plek • nooit in een weiland waar vee loopt • een peilgat tot je grondwater tegenkomt of zo diep als je boor reikt c Meet na 5 minuten de diepte van het grondwater of, wanneer er geen water in staat, de diepte van het boorgat met een peilstok. Noteer de meting in je tabel. d Schets op een apart blad in de vorm van een plattegrond de situatie in de directe omgeving. Gebruik een stuk van 50x50 meter. Noteer het bodemgebruik, let op greppels, kleine slootjes, het type bomen in de directe omgeving. Let op speciale kenmerken die iets zeggen over de grondwaterstand ter plekke. e Sluit het boorgat netjes zodat je er niks meer van ziet. C Verwerking a Zorg ervoor dat de verwerkingstabel compleet is. b Zet de vier gekozen punten uit in een doorsnede (figuur 29) zoals in het onderste deel van figuur 28 is voorgedaan. c Teken het verloop van de GWS in de doorsnede van figuur 29.
Praktische opdracht 1
Waterpeil
hoogte
3
afstand
figuur 29 Een doorsnede van ons onderzoeksgebied 1
2
3
4
figuur 30
d
Van de vier meetpunten heb je een klein kaartje gemaakt. Leg deze in het bovenste deel van figuur 29 naast elkaar langs het traject zoals in het voorbeeld van figuur 30. Noteer in je kaartje in elk geval de diepte van de GWS.
D Conclusies trekken Jullie conclusie moet over twee dingen gaan. Eén verklaring voor het verloop van de GWS of voor de verschillen in de sloten langs het lijntraject. En een verklaring voor het verband tussen het bodemgebruik en de vier meetpunten. Beantwoord ten slotte jullie onderzoeksvraag.
1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 70
70 water, soms te veel vaak te weinig 4
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk horen drie keuzeopdrachten waaruit je kunt kiezen. Een daarvan staat hieronder uitgewerkt.
1
Delta
Kenmerken
www.buiteNLand.epn.nl
Keuzeopdracht Kustvormen in kaart gebracht
De kust trekt. Hoe slecht het weer ook is, altijd zie je mensen op het strand lopen of een wandeling maken over een klif. De toeristenindustrie maakt van die belangstelling handig gebruik. Je ziet in figuur 31 acht toeristische omschrijvingen van kusten. Sommige ken je al, maar andere zijn nieuw. a Bekijk in figuur 31 de kaartjes met de kusten en lees de teksten. Let op: die staan in willekeurige volgorde. Zet onder elke kustvorm in de tabel op de eerste regel de letter (A t/m F) van de bijpassende tekst. Tip: Doe het eerst met potlood!
Tekst
De andere staan op de
Duin
B C 1 uitbouw in 1 strand zee 2 riviermonding 2 vlakke kust
Wadden
b
c
In figuur 32 zie je een kaartje van Europa. Op een aantal plaatsen zie je een vakje. Schrijf hierin de kustvorm die daar thuishoort. Gebruik hierbij GB 66. Let op: Sommige kustvormen passen op meer dan een plaats! Noteer ten slotte in de tabel twee opvallende kenmerken waaraan je de kustvorm herkent. De kenmerken moet je uit de kaartjes in figuur 31 kunnen afleiden.
Ria
Fjord
Haf
F E A D 1 eilanden voor 1 diepe 1 steile oevers 1 lagune de kust inhammen 2 platen vallen 2 eindpunt van 2 diepe 2 ’dubbele droog bij eb rivier inhammen kust’
tabel bij vraag 1
Delta
A ‘Vandaag maken we en prachtige tocht langs de kust. Hoewel het eindpunt hemelsbreed maar 20 km van het startpunt ligt, bent u toch de hele dag onderweg. U rijdt eerst een heel stuk naar het oosten om dan weer terug te keren naar de zee. Intussen geniet u van prachtige vergezichten over dit grillige landschap.
Duin
B Een paradijs voor de waterliefhebber. Met je kano of met een fluisterboot kun je urenlang dwalen door een labyrint van smalle kreken en geulen. De natuur is overweldigend. Hier vind je nog echte bossen bevolkt door een ongekende variatie aan watervogels. Zorg wel dat je bij eb in dieper water bent, anders loop je het risico zes uur vast te zitten op een modderbank’
Riakust
C ‘Lekker lui! Wat is mooier dan op een zonnige dag met je voeten in zee te zitten, terwijl de aanrollende golven in de branding witschuimend uit elkaar spatten.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 71
4 water, soms te veel vaak te weinig 71
Waddenkust
D ‘De binnenzee is ondiep en het water warmt zomers tot een aangename temperatuur op. Het verschil tussen eb en vloed is klein. Door een smalle opening vaar je vanuit de lagune naar de open zee.
Fjord
E Sommige toeristen vinden onze kust op z’n mooist bij een flinke storm. Hoog spatten de golven tegen de harde rotsblokken. Alleen de echte durfals wagen zich met hun plank in de ruige branding. Ze worden beloond met spectaculaire sprongen. Maar ook bij rustig weer is de kust een aantrekkelijk gebied. Vanuit de hogere rotsen zie je vissersboten passeren op weg naar de haven diep landinwaarts.
Hafkust
F ‘De platte jungle’, zo noemde een filmer ooit dit gebied. En inderdaad! Onder het slib en zand vind je hier miljoenen diertjes. En als jij ze niet vindt lukt dat de duizenden watervogels wel. Tweemaal daags komen ze bij eb aanvliegen. Eten, de tafel is gedekt!
figuur 31
Fjorden
Wadden Haf
Duin
Delta
Delta
Ria
Delta
figuur 32
Keuzeopdracht 1
Kustvormen in kaart gebracht
1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 72
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 73
hoofdstuk
05
ruimte: kiezen of delen De inrichting van de ruimte van Nederland, van Europa maar ook die van jouw omgeving verandert steeds. In een andere tijd hebben mensen andere ideeën over het beste ruimtegebruik en dat vertaalt zich in een andere inrichting. Als je de opdrachten bij dit hoofdstuk heb doorgewerkt, weet je daar vermoedelijk veel meer van af.
Als je paragraaf 2 goed hebt bestudeerd,
Als je paragraaf 4 goed hebt bestudeerd,
weet je:
weet je:
• de definities van de begrippen; • dat de inrichting van Nederland is veranderd; • dat bij elk technologisch systeem een bepaalde inrichting hoort; • dat we in Nederland te weinig ruimte hebben; • dat nota’s momentopnames zijn van ideeën; • dat het westelijk deel van het Groene Hart ‘mag’ verstedelijken.
• de definities van de begrippen; • dat de inrichting van Europa is veranderd; • dat bij elk technologisch systeem een bepaalde inrichting hoort; • dat het belangrijk is voor de economie van een stedelijk gebied om in een ‘banaanzone’ te blijven; • dat het Duitse Ruhrgebied is heringericht.
begrijp je: • het verband tussen technologische revoluties en veranderingen in productie- en locatiefactoren; • het verband tussen veranderingen in productie- en locatiefactoren en de veranderingen in de ruimtelijke inrichting; • het verband tussen veranderingen in EU-beleid en veranderingen in de inrichting van Nederland; • het verband tussen ruimtenood, ruimtelijke conflicten en de noodzaak van ruimtelijke ordening; • het verband tussen ruimtetekort enerzijds en hoogbouw, ondergrondse bouw, multifunctioneel ruimtegebruik en aantasting van het Groene Hart anderszijds.
kun je: • aan de hand van geografische bronnen de inrichting van gebieden met elkaar vergelijken en verklaren.
begrijp je: • het verband tussen veranderingen in productie- en locatiefactoren in de EU en de veranderingen in de ruimtelijke inrichting van de EU; • het verband tussen veranderingen in EU-beleid en veranderingen in de inrichting van de Nederlandse ruimte; • het verband tussen wel of geen toegang tot nieuwe kennis en de plaats in de centrum-periferiestructuur.
kun je: • aan de hand van geografische bronnen de inrichting van gebieden met elkaar vergelijken en verklaren; • op een kaart de mogelijke verschuiving van ontwikkelingsassen aangeven door de uitbreiding van de EU.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 74
74 ruimte: kiezen of delen 5
1 Oudjaar met Hans Teeuwen
2
tekstboek Bekijk de foto op de openingspagina van dit hoofdstuk en lees de tekst.
1
Lees voor deze opdracht de titels van het hoofdstuk, de paragrafen en de subparagrafen. – De titel van hoofdstuk 5 luidt:
Ruimte: kiezen of delen niet – Een bekende uitvinder die in 2.2 opduikt is Willie Wortel – Het eerste stukje van 2.3 gaat over ruimtegebrek. – In 2.4 is de ene nota de andere niet. – Nederland is volgens de titel van paragraaf 2
af.
a Deze opdracht maak je in tweetallen. Hieronder zie je een aantal begrippen uit klas 1 en 2. In de tabel onderaan de bladzijde is een aantal begrippen in een rijtje gezet. Overleg met elkaar welk begrip niet in het rijtje thuishoort en motiveer jullie keuze. 1 provincie • 2 netto-ontvangers • 3 grens • 4 Europese Unie • 5 internationalisering • 6 periferie • 7 regionale ongelijkheid • 8 culturele overeenkomsten • 9 nationale en regionale identiteit • 10 grondstoffen • 11 Europese integratie • 12 nettobetalers • 13 beroepsbevolking • 14 gemeente • 15 globalisering • 16 vestigingsplaatsfactor b Bedenk aan de hand van de begrippen van vraag a in je eentje een nieuw rijtje. Vul dit rijtje in de tabel in bij G. c Laat je buurman of -vrouw jouw rijtje oplossen en los jij dat van hem of haar op. Bespreek het rijtje na met je buurman of -vrouw.
eigen antwoord
– In de titels van de subparagrafen van paragraaf 3 komt steeds het begrip
museum voor.
– In paragraaf 4, over de inrichting van Europa, wordt gesproken over een stedelijke zone die de vorm heeft van een bepaald soort fruit. Om precies te zijn een
banaan.
– Welk begrip in 4.1 begint twee keer met de letter ‘c’?
cumulatieve causatie – In 4.2 kun je lezen dat dereguleren doet verhuizen. – In de paragraaf over het smoelenboek van Europa kun je lezen dat
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
3
In het openingsverhaal lees je over een oudejaarstoespraak van Hans Teeuwen in 2037. a Welke zes technische vernieuwingen staan in het verhaal?
elektronische bril, suismobiel, transportgoot van containers, irisscanner, magneettrein en zeppelincontainerlijn
kennis steeds meer macht betekent. (Willie
Wortel?) – In welk gebied dat in 4.4 wordt besproken moest het roer om?
het Ruhrgebied
Rijtje
Nr.
Nr.
Nr.
Fout nr.
Motivatie
a
1
14
15
b
6
7
13
c
4
5
9
15 13 9
d
2
6
12
2
e
8
10
16
f
3
4
11
8 3
de andere twee zijn overheden de andere twee hebben te maken met achtergesteld zijn de andere twee zorgen ervoor dat de nationale en regionale identiteit vermindert de andere twee leveren in, of 12: de andere twee zijn arme gebieden de andere twee hebben te maken met de locatie van een bedrijf de andere twee zorgen voor het verdwijnen van grenzen Eigen antwoord Eigen antwoord Eigen antwoord Eigen antwoord Eigen antwoord
g
tabel bij opdracht 2
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 75
5 ruimte: kiezen of delen 75
c Wat probeert figuur 1 duidelijk te maken?
b Wat wordt er bedoeld met HSL, Vinexlocatie en Betuweroute?
HSL staat voor HogeSnelheidsLijn; Vinexlocatie is een door de regering aangewezen extra bouwterrein voor nieuwbouwwijken; Betuweroute is een spoorlijn voor goederen tussen Rotterdam en het Ruhrgebied
Als er weinig ruimte is, moet je iets slims bedenken. 5
Stel dat jij nu net als Hans Teeuwen een oudejaarstoespraak zou mogen houden. Wat zou jij nu te mopperen hebben op het gebied van ruimtelijke ordening in jouw woonplaats? Bespreek minstens twee zaken.
eigen antwoord
c Wat is er gebeurd met de EU?
De EU is naar het oosten toe uitgebreid. d Waarom heeft dit verhaal met ruimtelijke ordening te maken?
Het gaat over de voortdurende verandering van de inrichting van Nederland. e Blijven de ideeën die mensen hebben over de meest wenselijke inrichting van een land volgens Teeuwen altijd geldig? Verklaar je antwoord.
Nee, hij moppert zelfs dat een nieuwe nota het vaak weer anders wil dan de vorige. 4
a Leg het verband uit tussen de titel van dit hoofdstuk en bron 1.
De foto laat zien dat kiezen voor bouwen en transport het landschap erg verandert, het is het een of het ander. b Is in bron 1 of in bron 3 de snelste vorm van transport te zien?
bron 3, de magneetzweeftrein
figuur 1
6
Dit hoofdstuk gaat over de ruimtelijke ordening in Nederland en West-Europa. In klas 1 ging het in het laatste hoofdstuk over Europa en in de tweede klas is de opbouw en de verandering van de westerse stad besproken. Hieronder staan zes uitspraken over geografische ontwikkelingen in Europa. Welke uitspraken zijn juist? A In Europese steden is vooral sprake van urbanisatie en niet van suburbanisatie. B Er is steeds meer sociale segregatie omdat in oude stadswijken steeds meer allochtonen wonen. C De economie van Europa is steeds meer geïntegreerd, omdat de EU steeds meer compacte steden telt. D Alle belangrijke zakencentra zitten nog steeds in het CBD. E In de negentiende eeuw wordt de aanwezigheid van grondstoffen voor een stad belangrijker dan haar bereikbaarheid. F Door gentrification bloeien sommige stadswijken nu weer helemaal op.
X
X
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 76
76 ruimte: kiezen of delen 5
2 ‘Nederland is af’ bestaat niet
d Tot 1960 trad in Nederland regionale specialisatie op. Waarom?
De kosten voor de productiefactoren arbeid, kapitaalgoederen en natuur waren niet overal even hoog.
2.1 De facelift van Nederland tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
1
e Waarom nam na 1960 de regionale specialisatie af?
Het transport verbeterde sterk, waardoor je niet meer per se op een bepaalde plek hoefde te zitten.
a Noteer achter onderstaande kenmerken: ‘1900’ of ‘nu’.
1900 – pizzakoerier nu
– karrensporen
– weinig contacten tussen de verschillende gebieden van Nederland
2
Deze opdracht maak je in tweetallen. In de tabel onderaan de bladzijde is een aantal begrippen en uitspraken uit paragraaf 2.1 in een rijtje gezet. Overleg met elkaar welk begrip niet in het rijtje thuishoort en motiveer jullie keuze. 1 karrensporen • 2 kleine polders • 3 regionale specialisatie neemt weer af • 4 textielindustrie • 5 zware industrie • 6 sigarenindustrie • 7 winkelketens • 8 regionale specialisatie • 9 uniform landschap • 10 heide en hoogveen • 11 Flevopolder • 12 stedelijke gebieden • 13 het landschap wordt saaier • 14 een boer opent een minicamping • 15 citymarketing
3
a
1900
nu – uniform landschap nu – trekpaard 1900 – veel boeren 1900 – veel kennis nu – citymarketing nu – last-minuteboeking
b Wat is het verband tussen het gemak waarmee de mens zich kan verplaatsen of het landschap kan veranderen enerzijds en de mate van uniformiteit van het landschap anderzijds?
Hoe meer technische mogelijkheden de mens heeft, hoe uniformer het landschap wordt.
Raadpleeg bron 5 en 6 en in de GB het kaartje ‘Nederland: landaanwinning vanaf 1300’. In Noord-Holland is sinds 1850 veel water verdwenen. Geef hier twee voorbeelden van.
Wieringermeer en Haarlemmermeer (Schiphol) b Raadpleeg bron 5, 6, 7 en GB 32. In Drenthe is veel hoogveen en heide verdwenen, terwijl ‘bebouwing en wegen’ niet zo spectaculair zijn toegenomen. Welke bestemming heeft dat hoogveen en die heide ten noorden van Assen vooral gekregen?
c Geef hiervoor een verklaring.
Het landschap wordt overal ‘machinevriendelijk’ ingericht.
grasland en akker Rijtje
Nr.
Nr.
Nr.
Fout nr.
Motivatie
a
1
2
3
3
b
4
5
6
5
c
7
8
9
8
d
10
11
12
10
e
3
13
14
13
f
8
9
15
9
1 en 2 zijn zaken van rond 1900, terwijl de regionale specialisatie in Nederland sinds 1960 weer afneemt. Textiel- en sigarenindustrie zijn arbeidsintensieve industrieën die gebieden met lage lonen opzoeken. Alle zaken van een winkelketen zien er hetzelfde uit, ze dragen bij aan het ontstaan van uniforme landschappen. De Flevopolder en de stedelijke gebieden zijn redelijk ‘jong’, terwijl veel van de heide- en hoogveengebieden tegenwoordig juist verdwenen zijn. Door de komst van de minicamping wordt het agrarisch landschap minder uniform. bij 8 en 15 onderscheiden gebieden zich
tabel bij opdracht 2
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 77
5 ruimte: kiezen of delen 77
en 60
die nst
40 20
80
60 40 industrie
20
figuur 2 Driehoeksdiagram beroepsbevolking van Nederland 6
Leg in eigen woorden het verband uit tussen de titels van paragraaf 2 en 2.1.
Bij een facelift verander je jouw uiterlijk, je gezicht. Omdat het uiterlijk, de inrichting, van Nederland voortdurend verandert, is de inrichting nooit af. Er valt altijd wel weer iets te ‘faceliften’. 5
80
4
w 60
Die moeten gunstig geweest zijn, want door de ontwikkeling van industrie en diensten is de stedelijke bebouwing enorm toegenomen.
Ja, het aandeel van overheid en diensten is toegenomen.
ou
d Wat zegt dit over de locatiefactoren voor industrie en diensten in dit gebied? Verklaar je antwoord.
e Is dit in overeenstemming met de ontwikkeling van de beroepsbevolking in de dienstensector en bij de overheid in bron 7?
db lan 40
Randstad
20
80
c Raadpleeg bron 5 en 6. In welk gebied tref je in 2000 de meeste ‘bebouwing en wegen’ aan?
a Bekijk bron 7. In een driehoeksdiagram moet je een punt aflezen onder de hoek die gemaakt wordt bij 0% van het gegeven. Je schuift als het ware je liniaal evenwijdig aan die 0%-hoek naar het af te lezen punt. De lijn die van je punt naar de af te lezen zijde loopt, wijst de score aan. Wat is de verdeling van de beroepsbevolking van Nederland in 1900?
landbouw 32% industrie 32% diensten 36% b Wat is de verdeling van de beroepsbevolking van Nederland in 2000?
landbouw 2% industrie 24% diensten 74%
a Je hebt in bron 5 en 6 gezien dat de oppervlakte ‘bebouwing en wegen’ enorm is toegenomen. Vind jij het te druk worden in Nederland? Licht je antwoord toe.
eigen antwoord
c Bekijk figuur 2. Teken de beroepsbevolking van Nederland van 2000 in.
b Overleg met je buurman of -vrouw of je groepje. Bedenk drie redenen waarom jonge Nederlanders emigreren.
bv. files, kleine tuintjes, ook in de natuur zie je overal mensen, op het strand handdoek tegen handdoek c Met welke reden ben jij het eens? Licht je antwoord toe.
eigen antwoord
7
Schrijf een stukje van vijf regels waarin je de sterke punten van jouw gemeente promoot om investeerders en toeristen te lokken.
eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 78
78 ruimte: kiezen of delen 5
2.2 Waarom die facelift van Nederland? tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.2 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
8
9
Zet onderstaande begrippen op de juiste plaats in de tabel. Noteer niet de cijfers, maar het verschijnsel. Zo krijg je vanzelf een handig schema om te leren. 1 industrienatie • 2 landbouw- en handelsland • 3 tertiairisering • 4 verbrandingsmotor • 5 sluiting arbeidsintensieve industrieën • 6 op loop- of fietsafstand van je werk wonen • 7 aanleg autowegen • 8 schaalvergroting • 9 afgelegen regio’s worden ontsloten en gaan er anders uitzien • 10 overheden richten nutsbedrijven op • 11 vrachtauto’s verschijnen op de weg • 12 de tijd staat een beetje stil • 13 elektrotechniek • 14 eerste stoommachines • 15 Europese Unie • 16 eenvoudig gereedschap • 17 ontstaan Philips • 18 wind- en waterenergie • 19 wegenkaarten alleen voor fietsers • 20 wegenkaarten ook voor automobilisten • 21 industrie in kleine stadjes aan trekvaarten • 22 industrie in grotere steden met goede spoorwegverbindingen • 23 logistiek Welke uitspraken zijn juist? A Bron 8 is een voorbeeld van de technologie van na 1945, omdat er sprake is van schaalvergroting in transport. B Volgens figuur 3 was Nederland voor West-Europese begrippen een land dat snel ‘gas’ ging geven. C De schaalvergroting is medeschuldig aan de toename van het aantal files. D Technologische revoluties hebben het agglomeratieeffect en de tertiairisering veroorzaakt (en niet andersom). E De inzet van logistieke kennis is niet van invloed op de gegevens van bron 9b.
10 In deze opdracht ga je werken met ‘taboewoorden’. Taboewoorden zijn woorden die je niet mag gebruiken bij het omschrijven van een begrip. Je moet dus samen met je buurman of -vrouw of groep een goede omschrijving van een begrip bedenken zonder dat je die verboden ‘taboewoorden’ in de omschrijving gebruikt. a Technologische revolutie Taboewoorden: reeks uitvindingen • inrichting • op de kop zetten
Een serie ontdekkingen die de indeling van de ruimte erg verandert. b Schaalvergroting Taboewoorden: grotere eenheden • transporteren
Het maken en vervoeren van spullen in enorme aantallen per bedrijf en per vervoermiddel. Start industrialisatie van een aantal Europese landen Rusland Zweden Nederland Duitsland
X
Frankrijk België
X
Groot-Brittannië 1770 1800
1850
1900 1920
figuur 3 Vooral tot 1890
Vooral tussen 1890 en 1940
Vanaf 1945
landbouw- en handelsland wind- en waterenergie op loop- of fietsafstand van je werk wonen de tijd staat een beetje stil eerste stoommachines
industrienatie ontstaan Philips verbrandingsmotor
tertiairisering schaalvergroting sluiting arbeidsintensieve industrieën Europese Unie wegenkaarten ook
eenvoudig gereedschap industrie in kleine stadjes aan trekvaarten
aanleg autowegen afgelegen regio’s worden ontsloten en gaan er anders uitzien voor automobilisten overheden richten nutsbedrijven op vrachtauto’s verschijnen op de weg elektrotechniek wegenkaarten alleen voor fietsers industrie in grotere steden met goede spoorwegverbindingen
tabel bij opdracht 8
logistiek
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 79
5 ruimte: kiezen of delen 79
c Agglomeratie-effect Taboewoorden: voordeel • profiteren • nabijheid
De kosten die je bespaart door dicht bij andere bedrijven te zitten. d Tertiairisering Taboewoord: dienstensector
Steeds meer mensen gaan buiten de landbouw- en industriesector werken in de sector die mensen en bedrijven met allerlei zaken helpt. e Logistiek Taboewoorden: kennis • transport
Het slim organiseren van vervoersstromen. 11
Bekijk GB 36 en 37 en bron 9b, de file-top-10 van 2003. Veel vaste fileplekken zijn zogenoemde flessenhalzen. Het verkeer moet op die plekken vaak ‘ritsen’. Duidelijke voorbeelden zijn de files met rangorde 4, 5, 6 en 7. Waarom moet hier worden geritst?
Bij bruggen en tunnels loopt het aantal rijstroken terug. 12 a Uitvindingen leiden tot ander ruimtegebruik en een andere inrichting. Hieronder staan een aantal voorbeelden. Streep steeds het foute woord door. 1 Met een tractor/schop kun je makkelijker een stuk heide omtoveren in een akker. 2 Door de komst van mammoettankers moesten de meeste oliehavens zich verder landinwaarts/zeewaarts verplaatsen. 3 Zonder vliegtuigen/postkoetsen zouden er aan de Turkse kust geen hotels voor Nederlandse toeristen gebouwd zijn. 4 Honderd jaren geleden zou een tunnel onder de Westerschelde wel/niet mogelijk zijn geweest. 5 Met een moderne pomp (gemaal) kun je een grotere/kleinere polder droog houden dan met een windmolen. 6 Naarmate de mens beschikt over meer/minder technologie is hij beter in staat om het landschap naar zijn wensen te veranderen. b Geef van voorbeeld 1, 4 en 5 aan waarom de ruimtelijke orde daardoor veranderde.
De landbouw kon woeste natuurgebieden ontginnen. 4 Toerisme en bedrijven in ZeeuwschVlaanderen zijn nu beter bereikbaar en kunnen groeien. 5 Een diep watergebied kan nu wel drooggelegd worden. 1
13 a Geef de logistieke verklaring waarom vertegenwoordigers van bedrijven (bv. uitgeverijen) vaak een eigen rayon (werkterrein) hebben.
Dan is ieder minder tijd (en geld) kwijt aan reizen, omdat je klanten bezoekt in je eigen landsdeel.
b Geef de logistieke verklaring waarom de Thalys-trein op het traject Parijs-Brussel en Parijs-Lyon het vliegtuig verdringt.
Het is sneller, omdat je in het centrum van de stad in- en uitstapt, je hoeft niet naar een vliegveld buiten de stad met lange incheckprocedures.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 80
80 ruimte: kiezen of delen 5
2.3 En wat nu? tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.3 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
14 We hebben vastgesteld dat Nederland door technologische ontwikkelingen steeds voller wordt. a Er ontstaan ruimtelijke conflicten. Wat zijn dat?
Belangen die ruimtelijk botsen door plaatsgebrek. b Hoe probeert de overheid die ruimtelijke conflicten te vermijden?
Met nota’s. Dit zijn inrichtingsplannen van de regering.
c Maar hierdoor komt er niet meer ruimte bij. Daarom gaan we soms over op multifunctioneel ruimtegebruik. Wat is dat?
Een plek voor meerdere doelen gebruiken. 15 a Zet in de tabel hieronder op de juiste plaats een kruisje. b Vergelijk nu jouw kruisjes met die van je buurman of vrouw. Over hoeveel kruisjes zijn jullie het eens?
eigen antwoord c Waar gaat jullie grootste meningsverschil over? Waarom?
eigen antwoord d Vul nu samen voor elk begrip twee goede voorbeelden in.
Omschrijving
Hoogwaardig ruimte gebruik
Een voetbalstadion met vergaderruimten.
X X
Een benzinestation met een speeltuintje.
X X
In de klas tijdens uitleg van de leraar sms’en
X
Een avondje uit in een disco. Een technofeest in een veilinghal.
X X
Een weg die wordt aangelegd in een natuurgebied. De parkeergarage onder stadion Arena. Zoenen in de fietsenstalling.
X X
leerling moet hier zelf een voorbeeld invullen leerling moet hier zelf een voorbeeld invullen leerling moet hier zelf een voorbeeld invullen tabel bij opdracht 15 Begrip
Twee taboewoorden
Omschrijving
(omschrijving van je buur)
Ruimtelijk conflict
(voorbeelden van goede taboewoorden) ruimtelijk, botsen
eigen antwoord
Ruimtelijke ordening
regelen, overheid
eigen antwoord
Nota
inrichten, plan
eigen antwoord
meerdere doeleinden, stapelen
eigen antwoord
Hoogwaardig of multifunctioneel ruimtegebruik tabel bij opdracht 16
Geen van beide
X
Een waterscooter die een vislijn kapot vaart. Een bestelbus die in de vakantie als camper gebruikt wordt.
Ruimtelijk conflict
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 81
5 ruimte: kiezen of delen 81
16 a In deze opdracht ga je weer werken met taboewoorden. Doe het als volgt. Bedenk bij elk begrip uit de tabel op de vorige bladzijde twee taboewoorden die je buurman of vrouw niet mag gebruiken bij de omschrijving van het begrip. Daarna laat je hem of haar de omschrijvingen invullen in jouw tabel. Draai de rollen daarna om: hij of zij heeft ook taboewoorden voor jou en jij omschrijft de begrippen in zijn/haar werkboek. b Welk begrip vind je door je buurman of -vrouw sterk omschreven en waarom?
120
Aantal bedrijven (1988 = 100)
100 80 60 40 20 0 Melkkoeien
Varkens
eigen antwoord
1988
1993
1998
Kassen 2003
Bron: CBS Omvang bedrijven in 2003 (1988 = 100) 100 150 200
c Welk begrip vind je door je buurman of -vrouw niet zo sterk omschreven en waarom niet?
eigen antwoord
250
Varkens Areaal consumptieaardappelen
17 Beoordeel onderstaande uitspraken. I Bron 12 is een voorbeeld van Nederland als Deltametropool, maar niet van multifunctioneel ruimtegebruik. II Bron 13 is een voorbeeld van een logistiek probleem. A I en II zijn juist B I is juist, II niet C II is juist, I niet D I en II zijn onjuist
X
Melkkoeien Gemiddelde bedrijfsoppervlakte Bron: CBS
figuur 4 De ontwikkeling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven (bron CBS en WUR) b Zet figuur 4 en GB 55F, 55L, 56E, 61A, 61C, 62E en 62F onder de juiste groep: – kaarten of figuren die aangeven dat de overheid de ruimtelijke ordening probeert te beïnvloeden
18 a De belangenvereniging ‘de ANWB’ bemoeit zich met de plannen van de regering om tolpoorten te plaatsen op (te) drukke wegen. Leg uit wat de reden hiervoor is.
GB 56E, 61A en 61C
De ANWB telt veel automobilisten onder zijn leden en probeert de belangen van de automobilisten zo goed mogelijk te behartigen.
– kaarten of figuren die aangeven dat we in Nederland ruimte tekortkomen en keuzes moeten maken
GB 62E en 62F – kaarten of figuren die aangeven dat er in Nederland toch ruimte vrijkomt
b De belangenvereniging ‘de Waddenvereniging’ praat vaak al mee in commissies waarin toekomstig beleid samen met de overheid wordt ontwikkeld. Zo’n commissie komt vaak met een voorstel in de vorm van een compromis. Veel leden van de Waddenvereniging zijn tegen de deelname van leden van hun vereniging aan dergelijke commissies. Waarom?
Je kunt dan later niet meer vrijuit tegen de uitkomsten van dat gezamenlijke overleg actie voeren. 19 a
Welke conclusie kun je trekken uit figuur 4?
Het aantal boerenbedrijven neemt af.
figuur 4, GB 55F en 55L c Er komt in Nederland steeds meer ruimte vrij, zoals je ziet in figuur 4. Wat zou jij met de vrijgekomen ruimte doen? Licht je antwoord toe.
eigen antwoord
20
Zoek in de GB de kaart op over de bevolkingsdichtheid van Nederland. Kun je deze kaart gebruiken om aan te geven in welke regio’s de noodzaak van multifunctioneel ruimtegebruik het grootst is? Verklaar je antwoord.
Hoe hoger de bevolkingsdichtheid, hoe meer ruimtegebrek, des te groter de noodzaak van multifunctioneel ruimtegebruik.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 82
82 ruimte: kiezen of delen 5
2.4 Het gaat niet van harte tekstboek Lees de tekst van paragraaf 2.4 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
23 a Bekijk bron 14 en 15. Past de foto van het Groene Hart beter bij het contourenbeleid of juist beter bij de Nota Ruimte? Verklaar je antwoord.
Bij de nota, want er is geen groene contour meer die het Groene Hart vrijwaart van bebouwing.
21 a Is het Groene Hart kenmerkend voor een monocentrische of een polycentrische stad?
polycentrische stad b Wat houdt het contourenbeleid van de Vijfde Nota voor de Ruimtelijke Ordening in?
Om gemeenten komt een rode lijn tot waar ze mogen bouwen, om gebieden die met rust gelaten moeten worden komt een groene lijn. c Staat in de nota die kort na 2000 verscheen om het Groene Hart een rode of een groene contour?
b Bekijk bron 16. Geef een argument dat deze bron zou kunnen passen bij het contourenbeleid.
Het Groene Hart blijft grotendeels open, de tunnel gaat onder het mooiste stuk van het Groene Hart door. c Geef een argument dat bron 16 zou kunnen passen bij de Nota Ruimte.
De HSL is ook een stuk in het Groene Hart bovengronds.
een groene d Zet het nieuwe kabinet dat aantreedt na de Vijfde Nota het contourenbeleid voort?
nee e Hieronder staan zes redenen waarom het westelijk deel van het Groene Hart niet langer heilig is. Welke zijn juist? A Door de hoge grondwaterstand rotten de wortels van het gras weg. B Er moeten retentiebekkens komen voor hoog water. C Het is al aangetast door Vinexlocaties en infrastructuur. D Men bouwt voor de HSL een tunnel. E Overbegrazing. F Schiphol, de Rotterdamse haven en het Westland moeten groeien. f Neemt de invloed van de regering op de ruimtelijke ordening van het Groene Hart in de toekomst toe of af? Licht je antwoord toe.
X
X
X
Die neemt af; provincies en gemeenten moeten het meer gaan regelen. 22
Bekijk bron 14. a Noem de drie grote gemeenten die de driehoek in het Groene Hart begrenzen waar volgens het concept van de Nota Ruimte gebouwd mag gaan worden.
Leiden, Alphen a/d Rijn, Gouda b Neem GB 36 erbij. Hoeveel vierkante km is dit gebied ongeveer?
1cm=4,6 km bij 2 cm=9,2 km : 2 = 20 vierkante kilometer c Welke gebieden in Nederland krijgen in de nota volgens de journalist van bron 14 nauwelijks aandacht?
N, O, en Z d Krijgen de gebieden in de ecologische hoofdstructuur in de Nota Ruimte meer of minder bescherming dan voorheen?
minder
24 a
Bekijk het kaartje van bron 14. Tussen welke vier grote steden ligt het Groene Hart?
Utrecht, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam b Welk kaartje op GB 62 tekent het Groene Hart nog het meest volgens de ideeën van de nota die kort na 2000 verscheen? Licht je antwoord toe.
GB 62B, rond het Groene Hart ligt een groene lijn en het gebied is hier het minst verstedelijkt. c Ligt het te ontruimen vliegveld Valkenburg dichter bij Leiden of dichter bij Den Haag?
Leiden d Wat is volgens jou uit het oogpunt van ruimtelijke ordening de beste reden voor het ontruimen van vliegveld Valkenburg? Kies uit de volgende uitspraken: A ‘Bovendien blijft er ruimte genoeg over voor een prachtig natuurgebied tussen de Haagse en de Leidse regio.’ B ‘Prima dat Valkenburg dichtgaat: we stikken van de vliegveldjes in ons landje en de Oranjes kunnen heus wel ergens anders terecht.’ C ‘Daarmee heeft het kabinet een belangrijke bijdrage geleverd aan de oplossing van de ruimtelijke vraagstukken in de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek.’ D ‘De Orionvliegtuigen kunnen hun oorspronkelijke taak niet meer uitvoeren omdat er geen vijandelijke onderzeeërs meer zijn.’ E ‘De komende twintig jaar mogen er in de regio Leiden en Duin- en Bollenstreek alleen maar nieuwe huizen gebouwd worden op het vliegveld en nergens anders. Op deze wijze behoud je mooie open bollenvelden en het groenblauwe polderlandschap!’
X
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 83
5 ruimte: kiezen of delen 83
F ‘Wat is beter? Nu af en toe een laagvliegende Orion of straks als vliegveld Valkenburg weg is iedere drie minuten de vliegtuigen die laag overvliegen naar Schiphol. Dan heb je pas geluidsoverlast. Daarbij is Valkenburg belangrijk voor de economie in de regio en als natuurgebied.’ e Welke uitspraak uit vraag d zou het best binnen een contourenbeleid passen?
E 25 a Bekijk bron 14, 15 en 16. Welke bron maakt jou het duidelijkst dat het Groene Hart als open groene ruimte gevaar loopt? Verklaar je antwoord.
Bron 15, de flats rukken op ten koste van de groene open ruimte. b Welke bron houdt juist het meeste rekening met het open karakter van het Groene hart? Verklaar je antwoord.
Bron 16, de HSL gaat hier niet door het Groene Hart, maar eronderdoor. c Wat is een retentiebekken?
een gebied dat bij hoge waterstanden als overloopgebied (buffer) dienst doet d
Neem GB 84 erbij. Welk kaartje heeft het meest te maken met de mogelijke aanleg van retentiebekkens in het Groene Hart?
84D e Verklaar je keuze bij 25d.
De uitstoot van kooldioxide is een van de voornaamste oorzaken van het versterkte broeikaseffect. Door de hogere zeespiegel wordt de afwatering van de Nederlandse rivieren bemoeilijkt f Noem een andere reden voor het optreden van het versterkte broeikaseffect.
de verstening van het landschap waardoor je een grotere piekafvoer krijgt g Welk multifunctioneel ruimtegebruik van de retentiebekkens wordt geopperd in het tekstboek?
er komen dorpen in die bij hoog water kunnen drijven h Vind jij dit een realistisch plan? Licht je antwoord toe.
eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 84
84 ruimte: kiezen of delen 5
Toepassingsopdracht 1
a
Dankzij de opmars van trein, stoomboot, stoomtram, fiets en auto werden de reistijden sterk bekort. Had een haastige reiziger in 1850 gemiddeld nog vijftien uur nodig om van Utrecht in Groningen of Maastricht te komen, in 1920 was dat al teruggebracht tot vijf uur. De onderstaande zinnen vormen een waargebeurd verhaal. Zet de zinnen in de juiste volgorde. Gebruik hiervoor de GB. Bij de Waal aangekomen kon hij aan de veerbel trekken wat hij wilde: er verscheen niemand. Hij nam meteen de veerboot naar Terneuzen. Op 10 januari 1857 hoorde J. van Niftrik dat zijn moeder in Nijmegen was overleden. Hij was op dat moment in Goes. Ten einde raad pikte hij een bootje en roeide, tussen de ijsschotsen door, naar de overkant. Inmiddels was het 12 januari geworden. Voor het exorbitante bedrag van 7,50 was iemand bereid Van Niftrik over te roeien. In een open kar kwam hij, via Dordrecht en IJsselmonde, versteend aan in Rotterdam. De stoomboot naar Rotterdam, die in beeld kwam, bleef echter wegens ijsgang aan de kade. Daar kon hij nog juist de laatste trein naar Arnhem nemen. Het traject Arnhem-Nijmegen legde hij te voet af omdat er geen vervoer was. Om vier uur ’s ochtends vertrok hij van daaruit met de postkoets naar het stationnetje van het Belgische SintNiklaas. Daarvandaan treinde hij naar Moerdijk, waar de rails eindigden; de brug over het Hollands Diep zou pas in 1872 in gebruik worden genomen.
b Hoe en hoelang zou deze persoon nu reizen?
Goes ligt nu aan de spoorverbinding Vlissingen/Nijmegen; volgens NSrouteplanner 2 uur en 9 minuten of met de auto 2
De minister heeft onlangs over ruimtelijke ordening gediscussieerd met jonge boeren, jonge natuurbeschermers en jonge ondernemers. Hieronder staan de ruimtewensen van die jongerenverenigingen. a Maak een persoonlijke Nota Ruimtelijke Ordening. Kies uit figuur 5 jouw vier favoriete ruimtewensen. Noteer de letters en schrijf erachter waarom je die thema’s kiest. Overleg nog niet met klasgenoten.
eigen antwoord
b Overleg nu met je buurman of -vrouw over elkaars top-4 en probeer tot een gezamenlijke (nota)top-3 te komen. Schrijf in een paar zinnen op wat jullie grootste geschilpunten waren.
eigen antwoord
3, 2, 10, 7, 5, 6, 8, 9, 1, 4
Top-10
De wensen van de jongeren zijn dat:
A
overtollig rivierwater opgevangen wordt in Europees verband en niet alleen in Nederland.
B
boeren hun bedrijven kunnen uitbreiden.
C
boeren delen van de ecologische hoofdstructuur kunnen beheren. (Met de ecologische hoofdstructuur heeft de Nederlandse regering geregeld dat belangrijke natuurgebieden met elkaar in verbinding blijven staan, zodat de dier- en plantensoorten die daar leven, contact met elkaar kunnen blijven houden en niet uitsterven.)
D
als boeren en tuinders moeten verhuizen, mogen ze niet naar een plek gestuurd worden, waar zij niet kunnen boeren.
E
niet iedere gemeente zijn eigen bedrijfsterrein heeft, maar dat er regionale bedrijfsterreinen komen.
F
er gestreefd wordt naar hoogwaardig- of multifunctioneel ruimtegebruik.
G
sneller en frequenter openbaar vervoer aangelegd wordt.
H
de boer een belangrijke rol krijgt als beheerder van de groene ruimte.
I
er een landelijk strak contourenbeleid komt (dat wil zeggen dat de grenzen tussen steden, dorpen, platteland en natuurgebieden goed afgebakend worden. Alleen op die manier kan voorkomen worden dat heel Nederland er hetzelfde uit gaat zien.)
J
jongeren meer zeggenschap krijgen over de inrichting van Nederland, omdat zij de toekomstige generatie zijn.
figuur 5 Ruimtewensen jongeren
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 85
5 ruimte: kiezen of delen 85
Samenvattingsopdracht 1
Vul de ontbrekende woorden in onderstaande tekst in. Raadpleeg daarvoor de paragrafen 1 en 2. Je krijgt zo vanzelf een handig hulpmiddel voor het leren van de toets.
Technologische revoluties beïnvloeden de locatiefactoren en dat heeft weer veel invloed op de inrichting van de ruimte. Tot 1960 trad regionale specialisatie op. Daarna nam dit verschijnsel af. Als bedrijven elkaars nabijheid opzoeken, spreek je van een
agglomeratieeffect. Na 1945 treedt suburbanisatie en tertiairisering op. Als je in steeds grotere eenheden gaat produceren en transporteren, spreek je van
schaalvergroting. De vor-
EU heeft dit proces versneld. Overheidsplannen op het terrein van de ruimtelijke ordening worden nota’s genoemd. Ze dienen om ruimtelijke conflicten te voorkomen. Deze plannen zijn onderhevig aan de mode. Dat komt omdat ming van de
de ideeën van de mensen en de omstandigheden met betrekking tot gewenst ruimtegebruik steeds
veranderen.
technologie kan de mens kan zich nu sneller verplaatsen. Tevens kan de mens nu meer aan het Door de nieuwe
landschap veranderen. Het platteland, de steden, de dorpen, de winkelcentra en zijn hierdoor
bedrijventerreinen in Nederland
meer op elkaar gaan lijken. Het landschap is
uniformer geworden. gebrek. Daarom moeten we onze ruimte slim gebruiken. Dit kan door hoogwaardig of multifunctioneelruimtegebruik, door hoogbouw en ondergrondse planning. De Randstad is een polycentrische stad. Te midden van Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam ligt het Groene Hart. Het contourenbeleid staat ter discussie. Daarom loopt vooral het westelijk deel van het In Nederland is sprake van ruimte
Groene Hart het gevaar te verstedelijken.
2000 verschilt erg van die van 1900. Toch is de ruimtelijke inrichting nooit af. De inrichting van Nederland van
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 86
86 ruimte: kiezen of delen 5
3 Spiegeltje, spiegeltje aan de wand...
2
Je kunt deze paragraaf ook met de computer
b Voor deze opdracht moet je bron 17 en 21 en GB 33, GB 36, GB 104 en GB 106 gebruiken. Welke beweringen zijn juist? A Utrecht ligt dichter bij Kinderdijk dan Rotterdam. B De kortste afstand van het Parco Agricolo Sud Milano naar de Zwitserse grens is ongeveer 30 km. C De grootste afstand van de westrand naar de oostrand van het Parco Agricolo is 80 km. D Het molengebied bij Kinderdijk hoort bij de Krimpenerwaard. E Het molengebied bij Kinderdijk ligt onder de zeespiegel. F Het Parco Agricolo ligt meer dan 100 meter boven de zeespiegel. G Milaan telt meer dan 1 miljoen inwoners. H De meeste molens bij Kinderdijk staan in een lijn van Kinderdijk naar Nieuw-Lekkerland. I In het Parco Agricolo is het aantal inwoners bijna 100 tot 200 inwoners per km. J Het Parco Agricolo wordt doorsneden door twee autosnelwegen en één belangrijke internationale spoorweg. K Bij Kinderdijk ligt geen brug over de Lek. c Laat je berekening bij B van vraag b zien.
Je hebt nu al veel geleerd over de invloed van technologische revoluties op de inrichting van de samenleving. Nu ga je de inrichting en de ruimtelijke ordening van enkele soorten gebieden in Nederland en Italië met elkaar vergelijken.
X
3.1 Platteland of museum? tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.1. Maak daarna de opdrachten.
X
Zoek in de atlas de kaart van Italië op. Zet de volgende letters en cijfers op de goede plek in de kaart in figuur 6. Gebieden: A Frankrijk • B Zwitserland • C Oostenrijk • D Slovenië • E Kroatië • F San Marino • G Sicilië • H Sardinië • I Toscane (toerisme) Plaatsen: 1 Rome (Romeinen en Paus) • 2 Venetië (gondels) • 3 Rimini (strand) • 4 Milaan (voetbal) • 5 Turijn (Fiat) • 6 Napels • 7 Florence (kunst) • 8 Genua (haven) • 9 Pisa (toren) • 10 San Remo (strand) • 11 Siena (plein) • 12 Palermo • 13 Ancona (veerboten) Wateren: a Po • b Tiber • c Tyrrheense Zee • d Adriatische Zee • e Comomeer Gebergten: I Alpen • II Dolomieten • III Apennijnen • IV Etna (vulkaan) • V Vesuvius (Pompeï)
B
X
X
GB 104, kaartschaal 1:2.000.000 x 1,5 cm = 30 km d Geef je redenatie bij E van vraag b. Tip: Kijk op GB 33.
GB 33, Kinderdijk ligt in de Alblasserwaard met de kleur paars, en dat is onder NAP
C D
e 4 5
E a
3
2
8 A
7
9
10
Welke twee plattelandsgebieden worden in paragraaf 3.1 met elkaar vergeleken?
Kinderdijk in Nederland en het Parco Agricolo Sud Milano in Italië
maken.
1
a
F
3
bron 19
13
11 I
b
d
1 6 c
H
Voor deze opdracht moet je de bronnen van 3.1 met elkaar vergelijken. a Welke bron geeft het beste de agrarische functie van het platteland weer?
b Is bron 23 geschikt om een uitspraak te doen of het samen met bron 19 een uniform landschap vormt? Verklaar je antwoord.
nee, je ziet alleen het nest in bron 23. Je kunt niet zien of het een vlak landschap is met molens en weides c Welke bron geeft het beste multifunctioneel ruimtegebruik weer? Verklaar je antwoord.
Bron 22, want op dezelfde foto staan landbouw, natuur en monumenten afgebeeld.
12 G 0 figuur 6 Italië
250 km
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 87
5 ruimte: kiezen of delen 87
d Een museum is een gebouw waarin voorwerpen worden bewaard en tentoongesteld. Welke bron straalt het meest een museumfunctie van een landschap uit? Verklaar je antwoord.
Bron 18a, Japanse toeristen komen het oude Hollandse molenlandschap bekijken. e Welke twee bronnen zijn voorbeelden van ruimtelijke ordening? Verklaar je antwoord.
Bron 20 en 24, hier staan de overheidsplannen in t.a.v. de inrichting van deze gebieden. f Is het Parco Agricolo volgens jou een waterrijk landschap? Verklaar je antwoord.
Ja, ooievaars leven van kikkers en visjes. 4
Lees de beheers- en beleidsmaatregelen aandachtig door en maak dan de volgende opdracht. Bepaal welk begrip in de tabel niet in het rijtje thuishoort en geef een motivatie. 1 ondergrondse planning • 2 onderwijsroute • 3 schaalvergroting • 4 geen last van horizonvervuiling • 5 inzaaien van traditionele gewassen • 6 aanleg nieuwe fietspaden • 7 milieubesef • 8 stedelijke inbreuken op het platteland • 9 duurzame landbouw • 10 toestaan bemesten • 11 stilte van het platteland handhaven • 12 schaalvergroting toerisme
Rij
Nr.
Nr.
Nr.
A
2
7
3
B
9
10
5
C
8
4
1
D
6
11
12
tabel bij opdracht 4
Fout
3 10 8 12
5
a Streep de foute woorden in de onderstaande zinnen door. In plattelandsgebieden in de buurt van grote stedelijke gebieden worden de locatiefactoren voor moderne landbouw gunstiger/ongunstiger. Bij de ruimtelijke conflicten in deze gebieden in Nederland en Italië lijken natuur/ moderne landbouw, recreatie/moderne landbouw en verstedelijking/moderne landbouw aan de winnende hand. De moderne grootschalige landbouw krijgt het hier dus moeilijker/makkelijker. Daarentegen worden bij de ruimtelijke ordening de natuur en de oude landbouwlandschappen wel/niet beschermd. Dit doet men vooral voor de boeren/recreanten uit de stad. Parco Agricolo en Kinderdijk zijn slechte/goede voorbeelden van het beschermen van landschappen. b Wat zou er gebeuren als deze plattelandsgebieden verder van de grote stedelijke gebieden zouden liggen?
Ze zouden minder beschermd worden, maar er zou ook meer landbouw zijn want er is minder concurrentie met andere vormen van ruimtegebruik.
Motivatie
eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 88
88 ruimte: kiezen of delen 5
3.2 Stad of museum? tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.2. Maak daarna de opdrachten.
6
a
Welke twee steden worden in paragraaf 3.2 met elkaar vergeleken?
Den Bosch in Nederland en Lucca in Italië b Voor deze opdracht moet je GB 33, GB 39, GB 110 en GB 111 A t/m E gebruiken. Welke van de onderstaande beweringen zijn juist? A Inwoners van Lucca rijden voor een dagje strand naar de westkust. B De autosnelweg A2 (Amsterdam-Maastricht) loopt ten oosten van Den Bosch. C De stad Lucca ligt tussen de 100 en 200 meter boven de zeespiegel. D Lucca telt 100.000 tot 250.000 inwoners. E Den Bosch ligt even hoog boven de zeespiegel als Breda en Roosendaal. F In de regio waarin Lucca ligt wordt het meest verdiend van heel Italië. G Van Den Bosch naar Tilburg loopt een autosnelweg. H De rivier die langs Lucca stroomt is de Serchio. I De Maas ligt dichter bij Den Bosch dan de Waal. J Lucca ligt ongeveer op dezelfde geografische breedte als het ministaatje San Marino. K Den Bosch telt bijna 50.000 inwoners.
X
X
X
figuur 7 Parkeren aan de vestinggracht
X X
X
7
Voor deze opdracht moet je de bronnen 26, 27, 28, 31, 32 en de figuren 7 en 8 gebruiken en met elkaar vergelijken. a Lees de tekst van bron 28 en bekijk bron 27 en figuur 7. Is bron 27 al in overeenstemming met het nieuwe beleid van bron 28 om de vestingwerken meer herkenbaar te maken? Verklaar je antwoord.
Nee, de auto’s ontsieren de vestingwerken nog. b Worden de locatiefactoren voor slijterijen of voor de eigenaren van terrasjes gunstiger door het parkeerbeleid van de gemeente Den Bosch? Verklaar je antwoord.
De binnenstad wordt meer autovrij gemaakt, dus de slijterij wordt per auto minder goed bereikbaar terwijl de autovrije binnenstad leuker wordt om op een terras te gaan zitten. c Is bron 26 al in overeenstemming met het nieuwe beleid uit bron 28?
Ja, het ‘contrast’ tussen binnen en buiten de vesting is versterkt door de restauratie van de muur.
figuur 8 Parkeergarage Hekellaan d Welke twee begrippen uit paragraaf 2.3 zijn het meest van toepassing op figuur 8? Verklaar je keuze.
Multifunctioneel of hoogwaardig ruimtegebruik en ondergrondse planning, want onder de stadsgracht wordt een parkeergarage gebouwd. e Bekijk bron 31. Hier staat geen legenda bij. Waar staat de kleur groen voor ten noorden van Lucca naast de rivier?
parken en recreatie f Welke aanwijzing vind je hiervoor in bron 32?
De maatregelen: het veiligstellen van de oevers van de rivier door er langgerekte parken van te maken en het aanleggen van recreatiezones in het noord- en zuidwesten van deze groene longen.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 89
5 ruimte: kiezen of delen 89
g Welke kleur in bron 31 heeft de bebouwing binnen de eventuele vestingwerken van Lucca?
rood 8
Den Bosch en Lucca zijn bijzondere steden omdat ze nog of weer in het bezit zijn van vestingwerken. Welke vestingstad straalt voor jou het meest een museumfunctie uit? Verklaar je antwoord.
eigen invulregels
10 Streep in onderstaande tekst de foute woorden door en vul de ontbrekende woorden in. In Den Bosch vindt men dat de vestingwerken zo veel mogelijk opgeruimd moeten worden/zo veel mogelijk in ere hersteld moeten worden. Tegelijk wordt de binnenstad autovrij/beter toegankelijk voor auto’s gemaakt.
multifunctioneel ruimtegebruik omdat onder de stadsgrachten parkeergarages worden Er is sprake van
gebouwd. Door de aanleg van wandel- en
fietspaden probeert men
het zicht op het contrast tussen centrale stad en ommeland te versterken/verminderen. De
buitenwijken die de oude stad van Lucca omringen,
moeten meer op de stad/het platteland gaan lijken. De ruimtelijke
ordening van Lucca bestrijkt een
groter/kleiner gebied dan de plannen met de vestingwerken in Den Bosch. Het 9
a De titel van paragraaf 3.2 luidt ‘Stad of museum?’ Waarom is volgens jou deze titel gekozen?
eigen antwoord
autovrij maken van binnensteden versterkt/vermindert
de museumfunctie van de binnenstad. Hierdoor verbeteren/verslechteren de locatiefactoren voor de horeca en verbeteren/verslechteren de locatiefactoren voor grote supermarkten. Het genieten van een mooie binnenstad en de bereikbaarheid per auto van die binnenstad zitten vaak in een ruimtelijk
b Vind je dat vooral voor de vestingwerken in Den Bosch of juist meer voor de ruimtelijke ordening van Lucca gelden? Verklaar je antwoord.
eigen antwoord
conflict.
Het beperken van het autoverkeer in de binnenstad heeft veel/weinig te maken met het verbeteren van de trein- en
busverbindingen. Het aanleggen van
overdekte voetgangerspassages
heeft veel/weinig te maken met het autovrij maken van de binnenstad.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 90
90 ruimte: kiezen of delen 5
3.3 Natuur of museum? tekstboek Bekijk de bronnen van paragraaf 3.3. Maak daarna de opdrachten.
11
Voor deze opdracht moet je bron 33 en 37 en GB 33, GB 39, GB 105 en GB 106A gebruiken. Welke van de onderstaande beweringen zijn juist? A Het Riels Laag ligt eerder ten zuiden van Tilburg dan ten zuiden van Breda. B Het Parco Dolomiti Bellunesi ligt ongeveer tussen Venetië en Zwitserland. C Vanuit de vogelkijkhut zie je in het oosten het Riels Laag liggen. D Ten noorden van de lijn Feltre-Belluno neemt de bevolkingsdichtheid in één keer af. E De Poppelsche Leij stroomt door het Riels Laag. F De Piave stroomt door het Parco Dolomiti Bellunesi. G In het Parco Dolomiti Bellunesi ligt eeuwige sneeuw. H In het gebied van het Riels Laag liggen meer parkeerplaatsen dan in het gebied van Het Ooievaarsnest. I De lengte van het natuurgebied van het Riels Laag is minder dan 15 km. J De lengte van het natuurgebied van het Parco Dolomiti Bellunesi is minder dan 25 km. K Bron 39 is een bewijs van multifunctioneel ruimtegebruik. L De natuurlijke meanderende loop van de Oude Leij is in het Riels Laag ten noorden van het Riels Hoefke nog niet hersteld.
X
X
X
X
X
X
12 a Lees de beleids- en beheersmaatregelen door. Waar zijn ze vooral op gericht? A Op het ontwikkelen van een grootschalig landschap. B Op het stimuleren van nieuwe manieren van landbouw in combinatie met natuur. C Op het herstellen van vroegere natuurgebieden. D Op het tegengaan van storende vormen van toerisme. b Bepaal van de bronnen 34, 35 en 39 met welke beheersmaatregelen ze te maken hebben. Kies uit: a het beschermen van het korhoen • b het afvoeren van in het verleden opgebrachte grond • c het tegengaan van vormen van toerisme die het milieu verstoren
X
34–b, 35–a, 39–c 13 a Hieronder staan zes uitspraken. Bepaal welke uitspraak bij welke persoon hoort. Maak de juiste letter-cijfercombinaties. Kies uit: 1 medewerker van de afdeling ruimtelijke ordening • 2 campingbaas • 3 boer • 4 recreant • 5 natuurbeschermer • 6 militair • 7 klimmer A ‘De weidevogels worden beter beschermd dan de mensen. De compensatie voor het later hooien is veel te laag. Wij betalen de natuurgebieden voor de stadse mensen.’ B ‘Hoe kunnen we nu terroristen pakken of ons land verdedigen als we nergens mogen oefenen.’ C ‘Daar lijdt zo’n bevroren waterval toch niets van. Het is alleen maar ijs.’ D ‘Die crossmotoren verstoren het broeden van het korhoen.’
E ‘Ik word knettergek van dat overleggen met iedereen. Dan is het weer de politiehondenvereniging, dan weer de modelvliegbouwclub en dan weer de vereniging tot behoud van de vleermuis. Het schiet zo niet op.’ F ‘De overheid had de bouw van die nieuwe schuur aan de rand van het beekdal nooit mogen goedkeuren. Het is geen gezicht.’ G ‘Als ik er niet veertig staanplaatsen bij mag maken, wordt mijn bedrijf nooit rendabel.’
A–3, B–6, C–7, D–5, E–1, F–4, G–2 b Hoe denken de volgende personen over de natuur? – militair
Je kunt de natuur niet overal ontzien, soldaten moeten ergens oefenen. – boer
Het beschermen van de natuur kost vooral de boer geld. – recreant
De natuur moet er mooi uitzien, anders is er niks aan. c Waarom laten we deze verschillende personen in deze paragraaf aan het woord?
Omdat het hier gaat om ruimtelijke conflicten. 14 Ruimtelijke ordening is bedoeld om een einde te maken aan ruimtelijke conflicten, of nog beter: om die te voorkomen. Schrijf op basis van de beheersmaatregelen van bron 36 namens ‘Het Brabants landschap’ een mininota waarin je vier ongewenste situaties (conflicterend ruimtegebruik) in het Riels Laag benoemt en aangeeft waarom die ongewenst zijn.
bv. het gebied is door boeren opgehoogd waardoor het geen natuurlijk vochtig laaglandbeekdal meer is, de Oude Leij is gekanaliseerd waardoor water niet meer wordt vastgehouden en de grondwaterspiegel is gedaald, mesten en rioollozingen zorgen voor overbemesting, recreanten en militairen banjeren door het hele gebied en zorgen voor verstoring
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 91
5 ruimte: kiezen of delen 91
ruimtelijke conflicten te beëindigen of te voorkomen door beheersmaatregelen. Hierdoor kunnen de locatiefactoren van bedrijven beïnvloed
15 a Bekijk nogmaals bron 36 en 40. In welk natuurgebied mag de mens het minst?
De overheid probeert
Riels Laag b Is in het Riels Laag nog wel sprake van ‘echte’ natuur of is het volgens jou een beetje ‘nep’? Verklaar je antwoord.
worden.
natuurgebieden zijn deze factoren voor bedrijven die aan schaalvergroting willen doen het ongunstigst. Het lijken wel musea waar technologische revoluties buiten de deur worden gehouden. Hierdoor zal er geen agglomeratie-effect optreden en zal van tertiairisering van de In
eigen antwoord
beroepsbevolking geen sprake zijn. In de steden is de druk op de ruimte zo
Samenvattingsopdracht
groot dat men
extra slim met de beschikbare ruimte moet omgaan. Dit kan Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is het mooiste van het land? Deze vraag komt uit een sprookje. Net zoals mensen moedertje natuur wel eens helpen met wat ‘make-up’, zo worden gebieden ook wel eens geholpen er op een bepaalde manier uit te gaan zien. Dat noem je ruimtelijke ordening. Kijk nog eens terug naar de bronnen van paragraaf 3 en kijk welk gebied op welke manier wordt ‘opgemaakt’.
multifunctioneel of hoogwaardig ruimtegebruik, ondergrondse planning en hoogbouw. soms door
In plattelandsgebieden in de buurt van grote steden is vaak een mix van 3
1
Hieronder zie je vijf uitspraken over gebieden. Kies bij iedere uitspraak het gebied dat erbij hoort. Maak de juiste letter-cijfercombinaties. Kies uit: 1 het molengebied bij Kinderdijk • 2 het Parco Agricolo Sud Milano • 3 Den Bosch • 4 Lucca • 5 het Riels Laag • 6 Parco Dolomiti Bellunesi A De ruimtelijke ordening probeert de ligging van de stad te midden van een krans van agrarische dorpjes te behouden. Alles mag niet aan elkaar vastgroeien. B De ruimtelijke ordening probeert zowel de landbouw, de natuur als de recreatie een plaatsje te geven. C De ruimtelijke ordening probeert de natuur van een beekdal in haar oude glorie te herstellen. D De ruimtelijke ordening probeert onder andere door een ander parkeerbeleid de vestingwerken weer beter in beeld te krijgen. E De ruimtelijke ordening probeert het juiste evenwicht te vinden tussen natuurbeheer en menselijke activiteiten. F De ruimtelijke ordening probeert het behouden van het oude molengebied te combineren met het economisch gezond houden van de boerenbedrijven in de directe omgeving.
A–4, B–2, C–5, D–3, E–6, F–1 2
Vul in onderstaande samenvatting de ontbrekende woorden in. Kies uit: recreatie • natuur • multifunctioneel • beleids • land • agglomeratie • ondergrondse • ruimtelijke conflicten • groot • inrichting • locatie • hoogwaardig • beheers • hoog • technologische • tertiair • schaal • ruimtelijke
ruimtelijke ordening komt het duidelijkst aan bod in de bronnen over beleids- en beheersmaatregelen.
Het begrip
Dat komt omdat hier aangegeven staat welke ruimtelijke
inrichting van het gebied wordt nagestreefd.
landbouw, natuur en recreatie.
Prijs voor ruimtelijke ordening Stel dat jij een prijs mag uitreiken voor de beste ruimtelijke ordening. Genomineerd zijn de zes gebieden van paragraaf 3. Wie is de mooiste van het land? Aan welk gebied zou jij de prijs willen overhandigen en waarom? Schrijf hieronder je juryrapport en gebruik hierin minstens vijf begrippen van paragraaf 2. Denk aan je argumentatie.
eigen antwoord
Wie verdient de poedelprijs (laatste prijs) en waarom? Houd het kort en krachtig.
eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 92
92 ruimte: kiezen of delen 5
4 Ook de inrichting van Europa verandert Je hebt in paragraaf 2 gekeken naar de ruimtelijke ordening in Nederland. Nu gaan we naar Europa kijken. Hoe is daar de ruimtelijke ordening veranderd en hoe gaat het er in de toekomst uitzien?
4.1 De facelift van Europa tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.1 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
1
Je hebt gelezen dat in Europa door technologische revoluties voortdurend een herschikking van mensen en bedrijven plaatsvindt. a Wat wordt er bedoeld met de Blauwe Banaan?
Het economische hart van Europa. b Welke economische activiteiten waren daar het belangrijkst?
kolen- en staalindustrie c Hoe noem je het proces als hierdoor een sneeuwbaleffect optreedt?
cumulatieve causatie d Welke economische activiteiten zijn daar nu belangrijk?
kennis en dienstverlening e Hoe worden hoofdverbindingen van vervoer genoemd?
transportcorridors Transportcorridor
0 figuur 9 Europa
1000 km
f Waarom worden deze hoofdverbindingen ook wel ontwikkelingsassen genoemd?
Nieuwe bedrijvigheid verspreidt zich via transportcorridors. 2
a Figuur 9 is een blind kaartje van bron 42. Teken nauwkeurig de ligging van de Blauwe Banaan in. Als je slim bent doe je dat met blauw en arceer je de banaanvorm. Werk netjes, want verderop in het boek heb je deze figuur weer nodig. b Welke landen maken ‘momenteel’ deel uit van deze economische kernzone?
Engeland (Groot-Brittannië), Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Italië c Welk Italiaans gebied van paragraaf 3 ligt duidelijk in deze banaanzone?
Parco Agricolo Sud Milano d Zet het juiste begrip in de legenda.
transportcorridors e Waarom staat bij vraag 2b ‘momenteel’?
Locatievoordelen komen in gebieden op en kunnen ook weer verdwijnen, de huidige ligging van de banaanzone is een momentopname, alles blijft in beweging.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 93
5 ruimte: kiezen of delen 93
f Zet een pijltje bij de banaan dat de waarschijnlijke verschuiving aangeeft door de uitbreiding van de EU. Kies uit een NW-, een NO-, een ZW- of een ZO-pijltje.
b Welk gebied in kaart B heeft het hoogste percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de industrie?
Oost-Europa
ZO-pijltje
c Welk gebied in kaart C heeft het hoogste percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de diensten?
g Lopen de meeste hoofdverkeerswegen van bron 41 in dezelfde richting als de belangrijkste transportassen van bron 42? Verklaar je antwoord.
West-Europa d Welk gebied in kaart D heeft het hoogste bruto binnenlands product?
Nee, in bron 41 is er nog geen duidelijke noord-zuidoriëntatie. 3
West-Europa
a Zet de nummers van onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde. Begin bij 2. 1 Microsoft is zeer tevreden over dit programma. 2 De universiteiten van Twente, Delft en Eindhoven steunen financieel de universiteit van Bangalore in India. 3 Een aantal briljante ICT-studenten van deze faculteit ‘hacken’ een aantal computers van het Pentagon. 4 Het ministerie van defensie tipt Microsoft dat er een aantal ‘wizzkids’ in Bangalore huizen. 5 De ICT-werknemers kunnen meer geld uitgeven en nemen werksters en tuinpersoneel in dienst. 6 Microsoft laat de hackers een beveiligingsprogramma ontwikkelen. 7 Microsoft gaat meer werk uitbesteden aan Bangalore en opent er vestigingen. 8 Al snel komen er ook duurdere restaurants, luxe winkels en autodealers. 9 De ICT-werkgelegenheid in Bangalore groeit als kool. 10 De concurrentie volgt. 11 De universiteit van Bangalore zet met dit geld een ICTfaculteit op.
e Welk ruimtelijk verband is er tussen de kaarten A en C?
Gebieden met een hoog percentage in de landbouw hebben een laag percentage in de dienstensector. f Welk ruimtelijk verband is er tussen de kaarten A en B enerzijds en D anderzijds?
Gebieden met een hoog percentage van de beroepsbevolking in de landbouw of industrie hebben een laag bruto binnenlands product. g Welk verband is er tussen het percentage van de beroepsbevolking in de dienstensector en de hoogte van het bruto binnenlands product?
Hoe hoger het percentage in de dienstensector, hoe meer er wordt verdiend. h Hoe is de Blauwe Banaan herkenbaar in kaart D?
2, 11, 3, 4, 6, 1, 7, 10, 9, 5 en 8
Die komt overeen met de zone met een hoge dienstensector en een hoog bruto binnenlands product.
b Is vraag a een voorbeeld van cumulatieve causatie? Verklaar je antwoord.
Ja, het is een zichzelf versterkende verbetering, door het opzetten van een ICTfaculteit treedt een kettingreactie van verbeteringen op. 4
Welke uitspraken zijn juist? A Het kaartje van bron 41 past bij een succesvolle uitbreiding van de EU in oostelijke richting. B De kaartjes van GB 82 C en D passen bij een succesvolle uitbreiding van de EU in oostelijke richting. C GB 83A laat zien dat vanuit de Rotterdamse haven veel transportassen starten en eindigen. D Bron 9b staat geheel los van GB 83B.
X
X
5
Bekijk GB 78A, B, C en D. Kies steeds uit: Zuidwest-Europa • West-Europa • Noord-Europa • Oost-Europa a Welk gebied in kaart A heeft het laagste percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw?
West-Europa
6
Kijk nog een keer terug naar bron 7 en figuur 2 in paragraaf 2.1. a In welke fase zit de banaanzone? Kies uit: fase 1 veel landbouw, weinig industrie en diensten • fase 2 doorschuiving van landbouw naar industrie • fase 3 doorschuiving van industrie naar diensten
fase 3 b In welke fase zit Oost-Europa nu?
fase 2 c Met welke tijd in West-Europa is Oost-Europa nu te vergelijken? Kies uit: 1850-1900 • 1900-1960 • 1960-2000
1900-1960
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 94
94 ruimte: kiezen of delen 5
4.2 Waarom die facelift?
9
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.2 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
7
In Europa kan men door technologische revoluties steeds intensiever contacten aangaan. a Wat bedoelt men met integratie of vervlechting?
Deel uit gaan maken van een groter geheel. b Door deregulering kunnen mensen en bedrijven zich makkelijker over de grenzen verplaatsen. Wat is deregulering?
Het afschaffen van regels. c Streep de foute woorden door. Als locatiefactoren veranderen, kunnen footloose bedrijven sneller/langzamer reageren dan inerte bedrijven. Het gaat beter met een gebied naarmate het meer stuwende/verzorgende bedrijven telt. d Noem zelf nog drie footloose bedrijven (anders dan in het tekstboek).
Bekijk bron 44 en 45. Overleg met je buurman of -vrouw of je groep. a Waar gaan de cartoons over?
Bron 44 gaat over een inert bedrijf en bron 45 over een footloose bedrijf. b Bedenk zelf andere geschikte titels voor de cartoons.
eigen antwoord c Welke van de twee cartoons legt volgens jou het best het behandelde begrip uit en waarom?
eigen antwoord d Bedenk een cartoon van een verzorgend bedrijf. Maak hieronder een eenvoudige schets van jouw cartoon.
eigen antwoord 8
a In deze opdracht gaan we weer werken met taboewoorden. Bedenk voor de begrippen uit de tabel zelf twee goede taboewoorden. Daarna laat je je buurman of -vrouw een omschrijving invullen in de tabel in jouw werkboek. Jij doet dat op jouw beurt bij hem of haar. b Welk begrip vind je door je buurman of -vrouw sterk omschreven?
eigen antwoord c Welk begrip vind je door je buurman of -vrouw niet zo sterk omschreven? e Zal een stuwend of een verzorgend bedrijf zich ergens als eerste vestigen? Verklaar je antwoord.
eigen antwoord d Waarom niet?
Een stuwend bedrijf, want een verzorgend bedrijf komt pas als er al geld is in een regio.
eigen antwoord
Begrip
Twee taboewoorden
Omschrijving
Integratie of vervlechting
deel uitmaken, groter geheel
royaal de ruimte voor een eigen antwoord
Deregulering
verminderen, regels
royaal de ruimte voor een eigen antwoord
Inerte bedrijven
gebonden, verhuizen
royaal de ruimte voor een eigen antwoord
Stuwende bedrijven
geld van buiten de regio
royaal de ruimte voor een eigen antwoord
tabel bij opdracht 8
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 95
5 ruimte: kiezen of delen 95
10 a Uit welke vier onderdelen is bron 43 opgebouwd?
een tijdbalk, een balk met afbeeldingen, een balk met technologische systemen, een balk met ontwikkelingen in de infrastructuur b Maak de juiste combinaties van technologische systemen en ontwikkelingen in de infrastructuur. Systemen: 1 waterkracht • 2 stoommachine op steenkool • 3 verbrandingsmotor • 4 elektronica • 5 informatietechnologie Ontwikkelingen: A internet en satelliet-tv • B kanalen • C opkomst spoorwegen • D opkomst auto • E opkomst luchtvaart
1–B, 2–C, 3–D, 4–E, 5–A
12 a Welke van de volgende bedrijven of activiteiten zijn stuwend? A De buurtsuper in jouw dorp. B De koffiebranderijen van Albert Heijn in Zaandam. C Schiphol voor Amsterdam. D Een bekend restaurant met twee Michelinsterren in een dorp. E De ‘catering’ in school. F De zeilscholen in Sneek. G De DAF-vrachtwagenfabrieken in Eindhoven. H De lokale snackbar in je gemeente. I De bekendste banketbakker van de hele regio voor een dorp. J Aspergekwekerijen voor Venlo. K Een vestiging van ‘het Kruidvat’ in het winkelcentrum van een stadsdeel. L Een souvenirshop in Volendam. M De komst van Guus Hiddink en twee Koreaanse spelers naar PSV. b Over welk voorbeeld heb je het langst getwijfeld en waarom?
X
X
X
X
X
X
X
X
c Maak zelf ook twee andere combinaties uit bron 43.
eigen antwoord
X
d Wat is het verband tussen technologische ontwikkeling en infrastructuur?
eigen antwoord
Elke technologische revolutie verandert het verkeer en daardoor de infrastructuur en inrichting. e Kijk nog eens naar figuur 3 in paragraaf 2.2. Zal Nederland in bron 43 rond 1900 vooropgelopen hebben? Verklaar je antwoord.
Nee, Nederland was Europees gezien een laatkomer. 11 a Zet in de tabel op de juiste plaats(en) een kruisje. Let op! Soms kunnen meerdere kruisjes achter een begrip worden gezet. b Bespreek met je buurman of -vrouw de verschillen in jullie antwoorden. Omschrijving
Integratie
Deregulering
Afschaffing douaneposten
X
X X
Een lokale aannemer Zeeuwse mosselen in Italië
X X
Het vereenvoudigen van de belastingwetgeving Een hbo-stage in het buitenland
X X
Het bloemencorso in Valkenswaard Pardonregeling voor asielzoekers Poolse aspergestekers zijn welkom in de Brabantse Peel
X X X
X
Een inert bedrijf Een fabriek van een multinationale onderneming tabel bij opdracht 11
X X X
Afschaffen kapvergunning voor bomen in eigen tuin Een weekendje stappen in Antwerpen
Geen van beide
X
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 96
96 ruimte: kiezen of delen 5
4.3 Smoelenboek van Europa
b Bekijk figuur 10. Neem GB 68 en GB 69 erbij. Wat zijn de namen van de nieuwkomers? Zet ze op de juiste plaats in figuur 9.
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.3 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
14 Welke beweringen zijn juist? A Van der Vaart, Van Bommel, Zidane en researchinstellingen hebben iets gemeen. B Een mentor biedt maatwerk als hij tegen alle leerlingen met een onvoldoende zegt dat ze harder moeten werken. C Je spreekt van flexibel produceren als een jeneverstokerij snel overschakelt op Breezers als de markt voor jenever inzakt. D Er worden nog weinig grote uitvindingen in boerenschuurtjes gedaan. E De mediterrane kusten van Frankrijk, Italië en Spanje zouden tot een nieuwe ontwikkelingsas kunnen uitgroeien. F Door de uitbreiding van de EU wordt de banaan aan de westkant alsmaar dikker. G Als je bij een autodealer het basismodel (het ‘instapmodel’) kunt uitbreiden met allerlei opties, spreek je van maatwerk. H Standaardisatie is het tegenovergestelde van een flexibele productie. I Kennis betekent steeds meer macht. J Alle jeugdelftallen van Ajax spelen volgens hetzelfde spelsysteem, dit is een vorm van standaardisatie. K Regionaal beleid probeert regionale verschillen weg te poetsen. L De titel ‘Smoelenboek van Europa’ betekent dat Europa verschillende gezichten oftewel ruimtelijke inrichtingen kan krijgen.
Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Tsjechië, Slovenië, Hongarije, Roemenië, Bulgarije
X
X
17
Gebruik bron 42 en figuur 10. Houd ook de ‘centrum-periferiestructuur’ in gedachten. a Bekijk GB 80. Noem drie landen die al langer lid zijn van de EU en volgens bron 42 niet echt de kenmerken vertonen van sterke ‘centrumlanden’.
X
X
X
Portugal, Spanje, Griekenland, Italië, Duitsland (Oost-Duitsland) b Welk bewijs vind je hiervoor ook in figuur 10?
veel werklozen en/of er zijn nog veel mensen werkzaam in de primaire sector c Welke kolom van figuur 10 verklaart waarom multinationale ondernemingen eenvoudige productieprocessen overplaatsen naar de periferie?
X
X
X
15 De Fiat-fabrieken in Turijn hebben moderne productiehallen. Zet achter onderstaande zinnen een F als het flexibele productie betreft, een M als het om maatwerk gaat, een R als het regionaal beleid is en een S als het standaardisatie betreft. a Het onderhoudsboekje is geschikt voor alle uitvoeringen van het nieuwste model.
S
b Als outdoorvakanties populairder worden, kan Fiat snel meer terreinwagens produceren.
F
c Als West-Europa een mooi voorjaar heeft, hoeven de dea-
F d De klant kan ook een uitvoering met airco kiezen. M lers niet maanden op extra ‘cabriootjes’ te wachten.
e In de stationcar ligt dezelfde motor als in het normale model (sedan).
S
f De bekleding kan desgewenst ook in echt leder.
M
g Als Fiat een nieuwe fabriek vestigt in Zuid-Italië, krijgt het geld van de EU. 16 a
R
Bekijk figuur 9 in paragraaf 4.1 en bron 42. Teken in figuur 9 nauwkeurig de ligging van de mogelijke nieuwe ontwikkelingsassen in. Arceren mag ook. Neem rood voor de mediterrane as en zwart voor de stedenband.
De kolom van werkloosheidscijfers. d Leg je antwoord op vraag c uit.
Veel werklozen betekent meestal lage lonen, lager dan in de centrumlanden. e Geeft bron 46 aan dat het verplaatsen van fabricageprocessen uit West-Europa slechts een tijdelijke zaak is?
Nee, volgens de Philips-directeur is de fabricage in West-Europa op termijn niet te handhaven. 18 a
Vergelijk GB 69C en 75A met elkaar. Leg uit dat je aan de hand van GB 75A uitspraken kunt doen over twee EU-landen die in 1999 in aanmerking komen voor regionaal beleid.
Portugal en Ierland zijn landen waar het niet zo best gaat, daarom vertrekken veel mensen. b Bekijk GB 77G. Welke landen hebben in het verleden vooral te maken gehad met regionaal beleid?
Portugal, Spanje, Ierand, Italië, Griekenland, Oostenrijk c Heeft het regionaal beleid geholpen? Verklaar je antwoord.
Ja, achterblijvers zijn dichter bij het gemiddelde gekomen en sneller dan gemiddeld gegroeid.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 97
5 ruimte: kiezen of delen 97
Aandeel in BNP (2000)
De oude EUstaten België Denemarken Duitsland Finland Griekenland Groot-Brittannië en Noord-Ierland Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Spanje Zweden De nieuwe EUstaten Bulgarije Estland Hongarije Letland Litouwen Polen Roemenië Slovenië Slowakije Tsjechië
Aandeel in werkgelegenheid (2000)
Werklozen in % (2001)
primaire sector
secundaire sector
tertiaire sector
primaire sector
secundaire sector
tertiaire sector
2 3 1 4 8 1
27 26 30 34 24 29
71 71 69 62 68 70
2 3 3 6 18 2
24 27 33 28 23 22
74 70 64 66 59 76
6,6 4,7 9,4 9,2 11,2 5,1
4 3 1 3 2 4 4 2
36 30 20 27 29 31 31 30
60 67 79 70 69 65 66 68
8 6 1 3 2 13 7 3
28 32 24 22 29 36 31 25
64 62 75 75 69 51 62 72
4,3 10,0 2,5 2,6 6,1 4,1 23,3 4,1
18 6 6 5 8 4 16 4 4 4
27 27 33 25 33 36 36 38 31 41
55 67 61 70 59 60 48 58 65 55
24 8 7 17 20 19 38 11 7 5
32 32 34 24 27 32 32 38 39 41
44 60 59 59 53 49 30 51 54 54
17,9 12,6 5,7 7,7 12,3 16,9 10,5 11,8 18,6 8,9
figuur 10 Economische gegevens van de vijftien oude en de tien nieuwe EU-landen
Wanneer verhuizen hooggeschoolde banen mee? Ondernemers in de zogeheten maakindustrie in Nederland hebben het lastig. ‘Als men zich bij de productie niet richt op het inpassen van hoogwaardige kennis, is deze industrie verloren’, meent hoogleraar De Vaan. De producten kunnen immers ook een stuk goedkoper in Polen gemaakt worden. Pessimisten zeggen: ‘Nederland dreigt nu ook steeds meer hoogwaardig werk kwijt te raken aan lagelonenlanden.’ Denk aan computerprogrammeurs die werkloos worden. Optimisten zeggen: ‘Het geld dat door het uitbesteden van werk aan lagelonenlanden wordt bespaard, kan geïnvesteerd worden in nieuwe ontwikkelingen. Toen de kledingindustrie naar lagelonenlanden vertrok, zijn er nieuwe activiteiten ontwikkeld. Zo ging textielbedrijf Ten Cate surfplanken maken. De banaanzone geeft zich niet zomaar gewonnen.’ figuur 11 Vrij naar: Iedereen is bang voor het lage lonenland, de Volkskrant, 20 maart 2004
19 Lees de tekst in figuur 11. a Waarom zijn de geleerden het niet eens over de gevolgen van het wegtrekken van arbeidsplaatsen uit de banaanzone?
Sommigen vrezen werkloosheid, anderen denken dat hierdoor nieuwe ontwikkelingen gestimuleerd worden. b Waarom zijn bedrijven die van plan zijn te verhuizen bang voor de reacties van consumenten en werknemers?
Klanten kunnen hier zo boos over zijn dat ze expres de producten van de concurrent gaan kopen, werknemers kunnen gaan staken. c Wat wordt in de economie bedoeld met de uitspraak ‘Kennis is macht’?
eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 98
98 ruimte: kiezen of delen 5
4.4 Het roer moest om
c Toch gingen deze aanvankelijke vestigingsplaatsfactoren verloren. Streep de foute woorden door. De winning van kolen in dagbouw elders was vele malen goedkoper/duurder dan die via schachtbouw in het Ruhrgebied. Door schaalvergroting in de scheepvaart komen hoogovens aan diepe zeehavens ongunstiger/gunstiger te liggen ten opzichte van hoogovens aan rivierhavens. d Bekijk GB 97C. Is dit kaartje van voor de reiniging van de Emscher door de IBA? Verklaar je antwoord.
tekstboek Lees de tekst van paragraaf 4.4 en bekijk de bronnen. Maak daarna de opdrachten.
20 Zet de volgende gebeurtenissen met betrekking tot het Ruhrgebied in de juiste volgorde. Gebruik de cijfers en begin met 8. 1 Ondernemers komen terug met nieuwe werkgelegenheid. 2 Van een smerig industrielandschap is een groen landschapspark gemaakt. 3 Duitse boertjes op ladders peuteren kolen los uit de zijwanden van het Ruhrdal. 4 Het Ruhrgebied ontwikkelt zich tot een stinkende beroete metropool. 5 Kolen in dagbouw gewonnen zijn goedkoper. 6 Werkloosheidscijfers breken record na record. 7 Oprichting van de IBA. 8 De Ruhr slijt een dal uit.
Nee, de Emscher heeft nog een kleur die op een sterke verontreiniging wijst. 24 Bekijk bron 51a en b. a Welke foto komt het meest overeen met het beeld van het Ruhrgebied van vóór de herinrichting? Licht je antwoord toe.
Bron 51a. Het oogt als een sterk vervuilde woonomgeving waar het slecht wonen is.
8, 3, 4, 5, 6, 7, 2, 1 21
Welke beweringen zijn juist? A Bekijk GB 94. De Nederlandse stad die het dichtst bij het Ruhrgebied ligt is Nijmegen. B De vijf grootste steden van het Ruhrgebied zijn Duisburg, Essen, Gelsenkirchen, Bochum en Dortmund. C Bekijk GB 96D. Het Ruhrgebied is na de herinrichting geen industriegebied meer van betekenis. D Bekijk GB 97A. In het Ruhrgebied wordt geen ijzererts gewonnen. E Bron 49 laat zien dat achter de herinrichting geen plan zit. Iedereen doet maar wat. F Bron 50 laat zien dat de meeste natuurgebieden als buffers tegen verstedelijking van west naar oost lopen.
b Welke foto komt het meest overeen met het beeld van het Ruhrgebied van na de herinrichting? Licht je antwoord toe.
X
Bron 51b. De oude hoogoven is gesloten en heeft een nieuwe functie gekregen. Je kunt er leren duiken.
X
22 a Waarom zou de eerste kolenwinning in het Ruhrgebied onmogelijk zijn geweest als het riviertje de Ruhr zich niet in het landschap had ingesneden?
Door insnijding kwamen dieper liggende kolenlagen bloot te liggen. b Waarom groeien er nu in het Ruhrgebied planten die eigenlijk in de subtropen thuishoren?
Door het kolengruis in de bodem wordt de zonnewarmte vastgehouden. 23 a
Bekijk GB 97A. Welke vestigingsplaatsfactor was lange tijd ideaal voor de industrialisatie van het Ruhrgebied?
De aanwezigheid van grondstoffen: steenen bruinkool. b Bekijk GB 82A en 97A. Lagen de hoogovens in het Ruhrgebied gunstig om ijzererts aan te voeren en eindproducten af te voeren?
Ja, via de Rijn en Rotterdam zijn er verbindingen over water met de rest van de wereld.
25
Lees de tekst in figuur 12. a Bekijk nu GB 93A. Noem een overeenkomst in de industriële geschiedenis tussen het Ruhrgebied en Birmingham.
Beide waren steenkoolgebieden met ijzer- en staalproductie. b Bekijk nu GB 93C. Noem een overeenkomst tussen het Ruhrgebied en Birmingham.
Beide industriegebieden zijn in de problemen gekomen met hun economie. Birmingham stond te boek als het lelijke eendje onder de Britse steden. Het was synoniem voor grauwe wijken, verwaarloosde gebouwen en verkeerschaos. De snelwegen die tot diep in de stad doordringen, veroorzaakten veel lawaai en ongerief. Het eind jaren vijftig in het hart van de stad ontwikkelde winkelcentrum Bull Ring gold als het lelijkste ter wereld. Maar Birmingham heeft het imago van verschrikkingsoord van zich af weten te schudden. In tien jaar tijd is de stad veranderd van een lelijke eend in een mooie zwaan. Vorig jaar trok Birmingham al 677.000 bezoekers, waarmee het de derde toeristische attractie van Groot-Brittannië is geworden. Het vlaggenschip van de verandering is het revolutionair ingerichte megawarenhuis Selfridges. Het sciencefiction-achtige dak is bedekt met 15 duizend aluminium platen, geïnspireerd door een soortgelijke jurk van ontwerper Paco Rabanne. figuur 12 Vrij naar: Een sexy aluminium reus, de Volkskrant, 1 mei 2004
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 99
5 ruimte: kiezen of delen 99
c Wordt de situatie in Birmingham door de regering acceptabel gevonden?
Nee, er wordt regionaal beleid gevoerd. d Wat is een groot verschil tussen de beschreven aanpak van Birmingham in figuur 12 en die van het Ruhrgebied volgens het tekstboek? Denk hierbij aan de grootte van het gebied dat wordt heringericht.
In het Ruhrgebied wordt volgens het tekstboek niet één stad, maar het hele gebied heringericht. e Welk begrip uit paragraaf 2.1 is van toepassing op de opknapbeurt van het centrum van Birmingham?
city-marketing f Zou de herinrichting van het centrum van Birmingham ook een proces van cumulatieve causatie kunnen doen opstarten? Licht je antwoord toe.
Jawel, niet alleen toeristen brengen geld in het laatje. De opgeknapte stad trekt ook nieuwe ondernemers met nieuwe werkgelegenheid aan g Bekijk bron 42. Welk gevolg zou de herinrichting van Birmingham kunnen hebben voor het model en de ligging van de Blauwe banaanzone?
De Blauwe Banaan zou zich weer kunnen gaan uitstrekken tot over Birmingham 26 a De stad Essen ligt nu dertig meter lager dan een eeuw geleden. Geef hiervoor een menselijke oorzaak.
Door de winning van steenkool is de ondergrond zodanig uitgehold dat verzakkingen optraden
b In het Ruhrgebied zijn de laatste honderd jaar ook nog bergen ontstaan. Geef hiervoor een menselijke oorzaak.
Het zijn bergen van afvalgesteente uit de mijnen
27 Ga naar www.kvr.de/ Dit is de site van het Kommunalverband Ruhrgebiet. Zoek de ‘Route der Industriekultur’ op. Bekijk door slim te klikken een aantal industriële kunstwerken. a Noem twee van deze industriële kunstwerken bij naam en vertel in welke gemeente ze te bewonderen zijn.
eigen antwoord
b Wat vind je van de aanpak in het Ruhrgebied om niet alle verouderde industriële gebouwen te slopen, maar om juist een flink aantal een nieuwe bestemming als kunstwerk of industrieel monument te geven? Licht je antwoord toe.
eigen antwoord
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 100
100 ruimte: kiezen of delen 5
Toepassingsopdracht 1
Jij bent een Frans parlementslid dat bang is dat Parijs in de periferie terechtkomt. Dat komt door de banaanvorm van de economische kernzone en door de richting waarin die zone verschuift. Je baseert je hierbij op de kaarten GB 78A en E. Bovendien weet je dat veel steun naar landen gaat die nog niet zolang lid zijn van de EU. Een groot aantal OostEuropese landen is pas lid, dus je ziet de bui al hangen. Je wilt een campagne starten met de titel De banaanzone: ‘Laat Parijs niet uitglijden’. Teken bron 48 na en teken de Eiffeltoren in op de plek van de periferie. Neem de titel van de campagne over en schrijf een vlammend betoog. De argumenten ontleen je aan de hierboven vermelde bronnen.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 101
5 ruimte: kiezen of delen 101
Samenvattingsopdracht 1
A
B
C D E F G
H I J K L M N O P Q R S T U V
W X Y Z
Je bent een aantal lessen ziek geweest en je mist bepaalde aantekeningen. Van twee klasgenoten heb je hun schrift geleend. Het ziet er echter niet uit. Blijkbaar waren ze ook met andere zaken bezig. Probeer van de losse stukken één logisch en compleet aardrijkskundeverhaal te maken. Het beste lukt dit als je de volgorde van de teksten van paragraaf 4 aanhoudt. Noteer niet alleen de letters maar ook de zinnen, zodat je een handig leerschema krijgt. Zowel in Nederland als in Europa hebben technologische revoluties en de hiermee samenhangende schaalvergroting geleid tot een herschikking van mensen en bedrijven. Zonder hulp blijft de centrum-periferiestructuur in Europa gehandhaafd. Research en dienstverlening in de centra, eenvoudig productiewerk naar de periferie. Timo is een stuk. Locatievoordelen kunnen ontstaan maar ook verdwijnen. Zie je hem lopen? Zit hij ook op voetbal? Footloose bedrijven kunnen hier makkelijker op reageren en sneller verhuizen dan inerte bedrijven. Multinationale bedrijven kunnen regelen welke activiteiten ze in wat voor soort landen laten verrichten. Ik weet niet of ik alles wel binnenhoud. Ik ben ook nog gevallen met mijn fiets. Moet ik zelf betalen. Om in een economische kernzone te blijven, moeten bedrijven soms overschakelen naar nieuwe producten. Die Blauwe Banaan is het economische hart van Europa. Mijn vader was kwaad, ik heb hem nog nooit zo zien flippen. Het is begonnen op Valentijnsdag. Als hij met carnaval maar trouw blijft. Zijn ex is stik jaloers. De mediterrane kust en de Oost-Europese stedenband groeien misschien uit tot nieuwe ontwikkelingsassen. Die pilsjes gingen nog wel, maar die Flügels! Ik ga voor de pauze nog vlug naar het toilet om wat gloss op te doen. Hier vind je veel centra van kennis en dienstverlening. Als zij kennis verspreiden, zijn ze tevens ontwikkelingsassen. Uitvinding, gevolg meer verkeersmogelijkheden, gevolg meer contacten, gevolg integratie of vervlechting. Door deregulering worden handelsbeperkingen (en grenzen) afgeschaft, waardoor bedrijven hun locatie moeten heroverwegen. Voorlopig mag ik niet meer uit. Transportcorridors zijn hoofdroutes van vervoer. Heb jij aspirientjes bij je? Om economisch te overleven moeten bedrijven flexibel produceren. Dit kan door standaardisatie en maatwerk.
A Zowel in Nederland als in Europa hebben technologische revoluties en de hiermee samenhangende schaalvergroting geleid tot een herschikking van mensen en bedrijven. D Locatievoordelen kunnen ontstaan maar ook verdwijnen. K Die Blauwe Banaan is het economische hart van Europa. S Hier vind je veel centra van kennis en dienstverlening. X Transportcorridors zijn hoofdroutes van vervoer. T Als zij kennis verspreiden, zijn ze tevens ontwikkelingsassen. U Uitvinding, gevolg meer verkeersmogelijkheden, gevolg meer contacten, gevolg integratie of vervlechting. V Door deregulering worden handelsbeperkingen (en grenzen) afgeschaft, waardoor bedrijven hun locatie moeten heroverwegen. G Footloose bedrijven kunnen hier makkelijker op reageren en sneller verhuizen dan inerte bedrijven. Multinationale bedrijven kunnen regelen welke activiteiten ze in wat voor soort landen laten verrichten. J Om in een economische kernzone te blijven, moeten bedrijven soms overschakelen naar nieuwe producten. P De mediterrane kust en de Oost-Europese stedenband groeien misschien uit tot nieuwe ontwikkelingsassen. Z Om economisch te overleven moeten bedrijven flexibel produceren. Dit kan door standaardisatie en maatwerk. B Zonder hulp blijft de centrum-periferiestructuur in Europa gehandhaafd. Research en dienstverlening in de centra, eenvoudig productiewerk naar de periferie.
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 102
102 ruimte: kiezen of delen 5
5 Praktische opdrachten Bij dit hoofdstuk horen twee praktische opdrachten waaruit jij of je docent(e) kan kiezen. Een daarvan staat
1
hieronder uitgewerkt. De andere staat op de www.buiteNLand.epn.nl
Praktische opdracht De regels voor ruimtegebruik op jouw school
Je gaat bij deze praktische opdracht een onderzoek doen naar het ruimtegebruik bij jou op school. Dat doe je in groepen van vier leerlingen. De opdracht is opgebouwd uit vijf fasen: 1 Ga binnen de school op zoek naar welke schoolregels er zijn met betrekking tot het ruimtegebruik. 2 Maak een vragenblad over deze regels (je kunt in figuur 13 zien hoe leerlingen op het Mill-Hill College dat hebben gedaan) en geef met je groepje antwoord op die vragen. Dat doe je door er met elkaar over te discussiëren en de antwoorden te motiveren. Schrijf de antwoorden op de vragen op een apart vel. 3 Noteer naar aanleiding van jullie discussie over het ruimtegebruik op school twee stellingen. Het moeten prikkelende stellingen zijn waarover jouw klasgenoten het onderling waarschijnlijk niet eens is. Bijvoorbeeld: ‘De school mag jongeren die bij de poort op de openbare weg staan, niet wegsturen.’ 4 Geef deze twee stellingen door aan je docent(e). Je docent(e) organiseert met die stellingen (de volgende les) een springdiscussie. (De werkwijze hiervan staat in de docentenhandleiding.) 5 Schrijf een evaluatie van de springdiscussie. Hints: welke stellingen zijn uiteindelijk gekozen voor de springdiscussie, wat ging goed, wat ging niet zo best, kwam je zelf een beetje goed uit de verf, wat waren de meningen/standpunten, welke adviezen gaan eventueel naar de leerlingenraad en de directie? Je hebt één lesuur voor fase 1 t/m 4. De springdiscussie is ook weer een lesuur. De evaluatie van de springdiscussie doe je natuurlijk pas na de springdiscussie.
Hieronder zie je een voorbeeld van een onderzoek naar de regels voor ruimtegebruik op het Mill-Hill College. Dit is een school van 1300 leerlingen in Goirle bij Tilburg.
1 Ben je het eens met het verplichte eenrichtingsverkeer in de Engelse gang? Motiveer je antwoord en draag eventueel ook alternatieven aan. 2 Ben je het eens met de eetregels in de agora (geen kantine, maar ook geen mediatheek)? Motiveer je antwoord en draag eventueel ook alternatieven aan. 3 Ben je het eens met de regels voor het roken op Mill-Hill (waar wel, waar niet)? Motiveer je antwoord en draag eventueel ook alternatieven aan. 4 Ben je het eens met de regels met betrekking tot het stallen van fietsen en bromfietsen op het Mill-Hill? Motiveer je antwoord en draag eventueel ook alternatieven aan. 5 Ben je het eens met de ‘stilte’-regels voor mediatheek, agora en atrium (kantine)? Motiveer je antwoord en draag eventueel ook alternatieven aan. 6 Welke regels voor het ruimtegebruik op school zijn nog niet genoemd? Ben je het eens met die regels? Motiveer je antwoord en draag eventueel ook alternatieven aan. 7 Welke regels voor het ruimtegebruik op jouw school bestaan nog niet, maar zouden nodig opgesteld moeten worden? Motiveer je antwoord. 8 Stel dat je geld had. Wat zou je dan aan de inrichting van het Mill-Hill College willen veranderen en waarom?
figuur 13 Voorbeeld Mill-Hill College
Praktische opdracht 1
De regels voor ruimtegebruik op jouw school
1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 103
5 ruimte: kiezen of delen 103
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk horen drie keuzeopdrachten waaruit je kunt kiezen. Een daarvan staat hieronder uitgewerkt.
1
De andere staan op de
www.buiteNLand.epn.nl
Keuzeopdracht IJzeren Nein wil geen trein
Het Scheidingsverdrag tussen Nederland en België uit 1839 bekrachtigde de onafhankelijkheid van België en vermeldt het recht om op eigen kosten een weg of kanaalverbinding aan te leggen door het toenmalige kanton Sittard tot aan de Pruisische grens. Dit doortochtrecht is later uitgewerkt en vastgelegd in het IJzeren Rijn Verdrag uit 1873. Aanvankelijk was het de bedoeling een kanaal aan te leggen. Later gaf men de voorkeur aan een spoorlijn, vandaar de naam IJzeren Rijn. De bouw van de IJzeren Rijn is in 1869 gestart en in 1879 is de spoorlijn in gebruik genomen. In het begin reden er veel treinen op de IJzeren Rijn, maar door de jaren heen zijn het er steeds minder geworden. Tussen Antwerpen en de zinkfabriek in Budel en tussen Budel en Weert rijden op dit moment nog enkele goederentreinen. Het baanvak Weert-Roermond behoort tot het Nederlandse intercitynetwerk en wordt dagelijks door vele personen- en goederentreinen bereden. Tussen Roermond en de Duitse grens rijden sinds 1991 geen treinen meer. Dit was het verleden. Er is echter de laatste jaren weer veel ophef over de IJzeren Rijn. Er is in 1997 een aanvraag gekomen voor een nieuw project. Het project de IJzeren Rijn is van start gegaan na het verzoek van België om de IJzeren Rijn nieuw leven in te blazen. Dat komt omdat het aantal goederen dat wordt vervoerd tussen de Antwerpse haven en het Duitse Ruhrgebied alleen maar toeneemt. Niet alles kan over de weg. De Europese Unie wil daarom die toename van het goederenvervoer zo veel mogelijk opvangen met vervoer per spoor of over het water. Op dit moment gebruikt België de Montzenroute voor het vervoer van goederen naar het Duitse achterland. Deze route wordt al druk bereden en kent een aantal steile hellingen, zodat het moeilijk is lange en zware treinen te laten rijden. Met het verzoek tot heropening van de IJzeren Rijn beroept België zich op eerder gemaakte afspraken die zijn vastgelegd in het Scheidingsverdrag uit 1839 en het IJzeren Rijn Verdrag uit 1873.
Lees de informatie in figuur 14. a Neem de kaart ‘Nederland – Provincies’ in de GB voor je. Kijk naar de plaatsnamen die genoemd worden in de tekst in figuur 14. Teken in figuur 15 de historische route van de IJzeren Rijn in. Je mag ook andere kaarten uit de atlas raadplegen, bijvoorbeeld de kaart van België en Luxemburg. b Leg uit waarom jij denkt dat de regering van België deze spoorlijn graag wil heropenen.
De Belgische regering wil minder goederen van de Antwerpse haven over de weg naar het Duitse Ruhrgebied vervoeren. De andere spoorlijnen zitten al vol en daarom wil ze graag extra capaciteit door deze oude spoorlijn nieuw leven in te blazen. c
In bron 52 zie je dat veel Nederlanders tegen de heropening van de IJzeren Rijn protesteren. Waarom, denk je?
Er zijn woonwijken tegen die oude spoorlijn aangelegd. Bovendien loopt deze overwoekerde spoorlijn door schitterende natuurgebieden. Hergebruik zal dus veel overlast veroorzaken.
figuur 14 Historie en noodzaak van de ‘IJzeren Rijn’ Gouda
Delft
Hoek van Holland
Schiedam Vlaardingen
Rotterdam
Nijmegen Oss
Dordrecht Zierikzee Breda Roosendaal Bergen op Zoom Turnhout
Terneuzen
Tilburg
’s-Hertogenbosch Veghel Boxtel
Antwerpen
figuur 15
50 km
Oberhausen
Helmond Eindhoven Venlo
Krefeld
Valkenswaard Budel
0
Winterswijk
Tiel
Spijkenisse
Middelburg
Arnhem
Nieuwegein
Essen Duisburg Düsseldorf
Weert Roermond
MönchenGladbach
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 104
104 ruimte: kiezen of delen 5
d Waarom denkt België het recht te hebben om de heropening van deze oude spoorlijn op Nederlands gebied af te dwingen?
België beroept zich op oude verdragen. Toen België en Nederland in 1839 uiteengingen is België beloofd dat het een vrije doorgang over Nederlands gebied zou houden (Schelde en IJzeren Rijn). Keuzeopdracht 1
IJzeren Nein wil geen trein
1
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 105
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 106
106 topografie
0 D
30 34 33
n
14
C 31
20 k
j figuur A
l
17 13
7
25
12
f
2
6
8
3
9
22
23
16
4
1
10
e
B
b
15 21 18
g
26
11
27
h
29
28
a
35
1000 km
m 36
i
32
A
c
d
19
24
37
5
Topografie Rusland
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 107
topografie 107
Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart.
Plaatsen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37
Murmansk St. Petersburg Petrozavodsk Archangelsk Petropavlovsk-Kamtsjatksi Moskou Kursk Nizjni Novgorod Kazan Perm Surgut Saratov Rostov Samara Jekaterinburg Ufa Volgorad Tjumen Komsomolsk Krasnodar Tsjelajabinsk Orenburg Magnitorsk Chabarovsk Astrachan Omsk Tomsk Bratsk Krasnojarsk Novosibirsk Grozny Tsjita Novo-kuznetsk Barnaul Irkutsk Ulan-Ude Vladivostok
Wateren a b c d e f g h i j k l m n
Laptevzee Barentszzee Indigirka Kolyma Petsjora Wolga Ob Jenisej Lena Zee van Azov Zwarte Zee Kaspische Zee Bajkalmeer Aralmeer
Gebergten A B C D
Gebergte van Verchojansk Oeralgebergte Kaukasus Altaj
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 108
108 topografie
Topografie Noord-Amerika a
1 b
A
2 c
3
4 5
d
6
e
9
7 f
13
B
27
28
29
39
figuur B
1000 km
23
33
31
o 36
38
40 p
i 11 15 17 m
C
32 35
h 14
19 21
26
37 0
k
16 22
25
n 30 34
j
20
l 24
g
12 18
A
10
8
41
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 109
topografie 109
Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart.
Plaatsen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Anchorage Edmonton Calgary Vancouver Seattle Winnipeg Portland Montreal Ottawa Toronto Boston St. Paul Minneapolis Buffalo New York Detroit Philadelphia Chicago Pittsburgh Omaha Washington Indianapolis Cincinnati San Francisco Denver St. Louis Las Vegas Phoenix Alburquerque Los Angeles Atlanta Memphis Birmingham San Diego Dallas Jacksonville
37 38 39 40 41
El Paso New Orleans Houston San Antonio Miami
Wateren a b c d e f g h i j k l m n o p
Noordelijke IJszee Mackenzie Saskatchewan St. Lawrence Bovenmeer Snake River Huronmeer Ontariomeer Hudson Michiganmeer Eriemeer Grote Oceaan Atlantische Oceaan Colorado Mississippi Golf van Mexico
Gebergten A B C
Rocky Mountains Kustgebergte Appalachen
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 110
110 onderzoeksvaardigheden
Onderzoeksvaardigheden In elk hoofdstuk van dit boek staan in paragraaf 5 twee praktische opdrachten waarvan je er naar keuze een kunt doen. Praktische opdrachten vormen een onderdeel van het examen. Gelukkig heb je in de onderbouw al vaak geoefend met het doen van onderzoek. Hieronder staan nog eens kort de stappen vermeld. De stappen van onderzoek 1 Het stellen van een onderzoeksvraag (met deelvragen) 2 Het opstellen van een onderzoeksplan 3 Het verzamelen van informatie 4 Het verwerken van informatie 5 Het trekken van conclusies 6 Het presenteren van de resultaten 7 Terugkijken op je onderzoek 1 Het stellen van een onderzoeksvraag met deelvragen Een onderzoek begint altijd met een vraag waar je een antwoord op wil weten. Dat noemen we de hoofdvraag. Het bedenken van een goede hoofdvraag is niet makkelijk. Let op een paar belangrijke dingen: – de hoofdvraag moet met aardrijkskunde te maken hebben; – de hoofdvraag moet maar één vraag zijn; – de hoofdvraag moet binnen de tijd onderzoekbaar zijn; – de hoofdvraag moet duidelijk zijn; – de vraag moet duidelijk afgebakend zijn, zorg er voor dat er drie onderdelen in zitten: wat?, wanneer? en waar? Vaak is een hoofdvraag ingewikkeld of je weet niet waar je met het zoeken naar informatie moet beginnen. Het beste kun je dan je hoofdvraag opdelen in deelvragen. Dit zijn hulpvragen die je stap voor stap helpen een antwoord te vinden op de hoofdvraag. Deelvragen moeten ook aan een aantal eisen voldoen: – ze moeten de hoofdvraag ondersteunen, ze gaan bijvoorbeeld over deelonderwerpen; – het moeten er niet meer dan vier of vijf zijn. 2 Het opstellen van een onderzoeksplan Bij een onderzoek dat veel tijd kost en waarbij je in een groepje moet werken moet je eerst een plan maken. In een onderzoeksplan kun je opnemen: – het aantal en de soort werkzaamheden; – de hulpmiddelen die je nodig hebt; – de taakverdeling als je met medeleerlingen werkt; – een tijdsplanning; – waar je denkt informatie te vinden. 3 Het verzamelen van informatie Nu begint het echte onderzoek. Informatie haal je uit bronnen. In feite zijn er twee soorten bronnen: – informatie die je zelf verzamelt door naar buiten te gaan en mensen te interviewen, te enquêteren, te tellen of gewoon door te kijken hoe iets is; – informatie die door een ander is verzameld en die je haalt uit boeken of van de computer bijvoorbeeld internet. Bij het verzamelen van informatie moet je op het volgende letten:
– Denk eerst goed na hoe je het beste aan informatie kunt komen: in de bibliotheek, op het gemeentehuis, door onderzoek buiten, op internet? – Ga niet zo maar van alles uitprinten of kopiëren, maar zoek alleen de informatie die antwoord geeft op de onderzoeksvraag of deelvragen. – Wees beleefd als je ergens om informatie vraagt of mensen interviewt. – Laat je niet verleiden tot een andere onderzoeksvraag omdat je over dat onderwerp toevallig meer informatie kunt vinden. – Werk geordend en netjes: maak per deelvraag een vel papier en noteer daarop de dingen die je vindt die met die deelvraag te maken hebben. Noteer ook de bron: b.v. de bladzijde en de naam van het boek waar je iets in gevonden hebt. 4 Het verwerken van informatie De informatie die je hebt verzameld moet je netjes gaan verwerken tot delen van een werkstuk of presentatie. Dat doe je door bijvoorbeeld: – van cijfers een mooie staafdiagram te maken; – van plaatsen een kaart te tekenen; – van teksten een samenvatting te maken; – van aantekeningen of een interview, een logisch verhaal te schrijven; – enzovoort. 5 Conclusies trekken Ga als volgt te werk: – Beantwoorden van de deelvragen Lees alle informatie die je m.b.t. een deelvraag hebt goed door en geef dan op elke deelvraag een antwoord. – Beantwoorden van de hoofdvraag Lees de antwoorden op de deelvragen goed door en geef dan een antwoord op de hoofdvraag. 6 Het presenteren van de onderzoeksresultaten Van alles dat je nu gevonden en gemaakt hebt, moet je een presentatie maken. Een presentatie kan een werkstuk zijn. Maar het kan ook een Power-Pointpresentatie op de computer zijn, of een spreekbeurt, of een kaart met beschrijving, of een videoopname, enzovoort. In de presentatie moeten twee dingen zitten: – de verwerking van de informatie: korte stukken tekst, tabellen en grafieken, kaarten enzovoort. – de antwoorden op de hoofd- en deelvragen. 7 Terugkijken op je onderzoek Onderzoek doen moet je leren en van onderzoek doen kun je veel leren. Om je daar bewust van te worden is het belangrijk dat je na het onderzoek nog eens nagaat of het resultaat je tevreden stemt en of je alles op een goede manier hebt gedaan. Daarvoor kun je nog eens terugkijken naar twee dingen: – Het product: ben je tevreden met de uitkomsten van je onderzoek, klopt alles dat je gevonden hebt, was de presentatie goed? – Het proces: wat heb je goed aangepakt en wat is niet goed gegaan, wat ga je de volgende keer anders/beter doen?
214326 BuiteNland 3 VWO Wb B 18-03-2005 14:43 Pagina 111
illustratieverantwoording 111
Illustratieverantwoording Cartografisch tekenwerk: G-O graphics - Wijk bij Duurstede Foto’s: Gemeente ’s Hertogenbosch – bronnen 3.7, 3.8 WFA – Den Haag: bronnen 1.23, 3.1 Technisch tekenwerk: DDCom - Veldhoven Zanzara - South Ockendon, Essex, UK