214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 1
buiteNLand
ak
2 havo/vwo A www.buiteNLand.epn.nl
Moniek de Boer Adwin Bosschaart Bauke Brouwer
concept en redactie: Geert van den Berg
Ko Dek Harrie Mennen Daan van Noppen
ICT-redactie: Hub Stohr
eerste druk eerste oplage 2003
werkboek-i
inclusief cd-rom
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 3
inhoud 1 Toerisme, ’t is hier fantastisch
4
1 2
5 6 7 9 11 15 16 19 22 24 25 27 29 32 34
3
4
5 6
Pra Dee, een masseuse in Thailand Toerisme overal 2.1 Wat is toerisme? 2.2 Waar vind je toerisme? 2.3 Wat zijn de gevolgen van het toerisme? Toerisme in Spanje en Indonesië 3.1 Wordt het Spanje of Indonesië? 3.2 Waar gaan we heen? 3.3 Gevolgen van toerisme Toerisme in Nederland 4.1 Nederland en het internationaal toerisme 4.2 ‘Is this the way to the Raaiksmjoesieum?’ 4.3 Recreatie in Nederland Toerisme in jouw omgeving Keuzestof
2 Landschap, van de bergen naar de zee 36 1 2
3
4
5 6
Een dagje naar het strand Landschappen in beweging 2.1 Hoe hard is gesteente? 2.2 Waar blijft alle zand, grind en klei? 2.3 Gebergten verslijten 2.4 Van zeebodem tot gebergte Landschappen in Frankrijk en Duitsland 3.1 Van hooggebergte naar laagland 3.2 Verwerings- en erosielandschappen 3.3 Sedimentatielandschappen Het Nederlandse landschap 4.1 Nederland zakt weg! 4.2 Laag-Nederland: van waddenzee tot akker 4.3 Hoog-Nederland: van toendra tot beboste heuvel Het landschap rond de school Keuzestof
Topografie Onderzoeksvaardigheden
37 39 39 41 43 45 48 48 51 53 55 55 58 61 65 69 72 80
legenda atlasopdracht verwijzing naar de methodesite www.buiteNLand.epn.nl verwijzing naar de cd-rom bij het werkboek verwijzing naar internetpagina verwijzing naar het tekstboek GB BB
Grote Bosatlas 52e druk Basis Bosatlas 1e druk
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 4
hoofdstuk
01
toerisme ’t is hier fantastisch De vakantie zit er jammer genoeg alweer op, maar in dit hoofdstuk keer je nog even terug naar die fijne tijd. Je leert over toerisme in binnen- en buitenland. Je kijkt naar de verschillende soorten toerisme; je leert welke elementen een gebied toeristisch aantrekkelijk kunnen maken, en hoe een gebied kan veranderen door de massale toestroom van toeristen.
1 Blader eens door hoofdstuk 1 in het tekstboek en beantwoord de volgende vragen. a Bekijk de foto’s van paragraaf 1. Wat hebben die te maken met toerisme?
Ze werken als masseuses voor toeristen op het strand b Paragraaf 2 gaat over toerisme. Gaat het om toerisme in Nederland, in rijke landen, in arme landen of om toerisme wereldwijd?
c In paragraaf 3 bezoek je twee landen die door veel toeristen worden bezocht. Vul in de tabel hieronder in waarom je denkt dat daar veel mensen op vakantie gaan. d Paragraaf 4 bestaat uit drie delen. Welke subparagraafkop slaat zeker niet op jou? Waarom niet?
‘Is this the way to the Raaiksmjoesieum?’ Het is een uitspraak van een buitenlandse toerist
toerisme wereldwijd Land 1
tabel bij vraag 1
Land 2
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 5
1 toerisme 5
inleiding en openingsfoto 2 Bekijk bron 1 in je tekstboek nog eens goed en lees de tekst. a Waar denk je dat de openingsfoto gemaakt is?
1 Pra Dee, een masseuse in Thailand paragraaf 1
Griekenland, Athene, Acropolis b Waar komen de toeristen vandaan die op de foto staan?
Japan en een West-Europees land c Wat voor soort vakantie houden deze toeristen?
Een vakantie met bezienswaardigheden, een cultuurvakantie, een actieve vakantie d Waarom zijn deze mensen hierheen gekomen?
4
a Bekijk de kaartjes in bron 2, en gebruik de atlas (GB 134/BB 87). Streep door wat fout is: Thailand ligt op het noordelijk/zuidelijk halfrond. Het heeft een warmer/kouder klimaat dan Nederland. Het land heeft een lange kustlijn/bijna geen kust. Thailand heeft geen bergen/gebergten hoger dan 1500 m. Thailand is kleiner/groter dan Nederland. Ko Tao is groter/kleiner dan Nederland. b Noem drie redenen waardoor Thailand een aantrekkelijke bestemming voor Nederlandse toeristen is.
Ze willen interessante dingen zien die ze in hun eigen land niet hebben e Zou jij hier ook naar toe willen? Leg uit waarom wel of niet
eigen antwoord
Klimaat, mooie stranden, bijzondere cultuur, goedkoop c Kijk op kaart GB 194G en 195A/BB 121A en B. Is Thailand een arm, gemiddeld laag, gemiddeld hoog of rijk ontwikkelingsland?
Gemiddeld hoog
3 Vorig jaar heb je bij aardrijkskunde een aantal begrippen geleerd. Sommige daarvan komen ook dit jaar weer aan de orde. Zie de tabel onder aan de bladzijde. Verbind door een gekleurde lijn het begrip met de juiste omschrijving. Doe het zo: – Rood: begrippen die met landen te maken hebben. – Blauw: begrippen die met de natuur te maken hebben. – Groen: begrippen die met de cultuur te maken hebben. Begrip
Omschrijving
1
Zuidoost-Azië
a
2
Middellandse-Zeeklimaat
b Een klimaat waarin het nooit kouder wordt dan 18 °C, en waar het erg vochtig is
3
Cultuur
c
4
Latijns-Amerika
d China, India, Indonesië en alle landen daartussen
5
Semi-periferie
e
Alle landen ten zuiden van de Verenigde Staten
6
Traditie
f
De armste landen, die nog sterk agrarisch zijn en vooral grondstoffen uitvoeren
7
Westerse wereld
g
Meest ontwikkelde landen
8
Tropischregenwoudklimaat
h
Een klimaat met warme, droge zomers en zachte winters met neerslag
9
Centrumlanden
i
Europa, Noord-Amerika, Rusland, Australië
10 Islamitische wereld
j
Het gemiddelde weer in een gebied, berekend over een periode van dertig jaar
Alle Afrikaanse landen, behalve de landen die bij de Islamitische wereld horen Gebied waarin culturen bij elkaar voorkomen die sterk op elkaar lijken
11 Cultuurgebied
k
Gewoonte die al eeuwenlang bestaat
12 Afrika ten zuiden van de Sahara
l
Landen die zich sterk aan het ontwikkelen zijn
13 Periferie
m De manier waarop een groep mensen (een volk) samenleeft
14 Klimaat
n
Cultuurgebied waarin het grootste deel van de bevolking Islamitisch is.
tabel bij vraag 3
1d – rood, 2h – blauw, 3m – groen, 4e –rood, 5l – groen, 6k – groen, 7i – rood,8b – blauw, 9g – rood, 10n – rood, 11c – groen, 12a – groen, 13f – groen, 14j – blauw
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 6
6 toerisme 1
5 Pra Dee woont in Sairee Village. a Je zou Sairee Village kunnen vergelijken met De Koog op Texel. Noem drie overeenkomsten tussen deze twee plaatsen.
b Wat zou jij doen als je net als Pra Dee onterecht beschuldigd zou worden van diefstal?
eigen antwoord
dorpje, toerisme, strand b Noem ook drie verschillen tussen Sairee Village en De Koog.
Het klimaat, verschil in welvaart, plantengroei, soort voorzieningen, de grootte, taal c Bekijk bron 4 nog eens goed. Waarom hebben de masseuses op het strand allemaal dezelfde shirts aan?
Zo kun je zien dat ze bij een bepaald hotel horen 6 a Vroeger waren er geen toeristen op Ko Tao. Waarom eigenlijk niet?
Vroeger gingen de mensen nog niet zo ver op vakantie; Ko Tao is pasgeleden ontdekt door de toeristen b Hieronder staan twee uitspraken. Met welke uitspraak ben jij het eens? Geef een argument voor je antwoord. I De mensen in Ko Tao hebben het beter dan vroeger. II De mensen in Ko Tao hebben het minder goed dan vroeger.
eigen antwoord
c Waarom laat Pra Dee niet merken dat ze boos is?
Ze is bang haar baantje te verliezen Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 1 met gebruik van de mensenrechten-cd-rom van Amnesty International over sekstoerisme.
2 Toerisme overal Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • wat de volgende begrippen betekenen: internationaal toerisme – binnenlands toerisme – recreatie – massatoerisme – kleinschalig toerisme – complementariteit – afstandsverval – (toeristische) infrastructuur – ruimtelijke inrichting – spin-off – economische en sociale voordelen van toerisme – cultuurverpesting – duurzaam toerisme; • wat toerisme is; • welke soorten toerisme er bestaan; • dat een toeristisch gebied zich in drie fasen ontwikkelt; • dat er voor- en nadelen aan het toerisme kleven; • dat duurzaam toerisme de nadelige gevolgen van toerisme kan beperken.
begrijp je: 7 De toeristen leven in een totaal andere wereld dan Pra Dee en haar moeder. Op welke vijf manieren blijkt dat uit het verhaal. 1 2 3 4 5 6
Toeristen hebben veel spullen Ze hebben een ander uiterlijk Ze gedragen zich onbeleefd Ze hebben veel meer geld Ze spreken een andere taal Ze vertrouwen Pra Dee niet
8 a Wat is een belangrijk verschil tussen het leven van Pra Dee en dat van jou?
Pra Dee werkt en heeft veel meer verantwoordelijkheid; ze gaat niet naar school
• waardoor een gebied toeristisch is of niet; • waarom men steeds verder en vaker op vakantie gaat; • waarom de meeste toeristen naar gebieden in de westerse wereld op vakantie gaan; • waarom toerisme naar de derde wereld in opkomst is.
kun je: • verband leggen tussen kaarten in de atlas; • tabellen begrijpen door van absolute getallen percentages te maken en andersom; • nog beter met het zaakregister in de atlas werken; • de doorsnede van een cirkeldiagram nauwkeurig opmeten en omrekenen.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 7
1 toerisme 7
2.1 Wat is toerisme? ‘Toerisme wereldwijd’ 1 Zet de juiste termen achter de volgende zinnen. Kies uit: internationaal toerisme – binnenlands toerisme – recreatie a Iris en Femke de Vries uit Harlingen gaan op 14 mei naar de Efteling.
Recreatie b Zij logeren in het Efteling Hotel.
Binnenlands toerisme c De volgende dag gaan zij naar Brussel om het beeldje van Manneke Pis te zien.
Internationaal toerisme d Op een terrasje ontmoeten ze Wanda en Francine uit Tervure, in de buurt van Brussel. Zij rusten uit van het winkelen.
Recreatie e Iris en Femke nodigen de twee Vlaamse meisjes uit om bij hen in Harlingen langs te komen.
Internationaal toerisme 2 Bekijk bron 5. a Streep door wat fout is. Deze kaart gaat over de herkomstlanden/bestemmingslanden van binnenlandse toeristen/recreanten en toeristen/internationale toeristen. b Wat zijn de zes populairste vakantielanden?
Frankrijk, Spanje, Verenigde Staten, Italië, Groot-Brittannië en China c In welk cultuurgebied liggen de meeste van die landen?
westers cultuurgebied d Hoe kun je dat verklaren?
Het zijn rijke landen, en in hun buurt wonen de meeste toeristen 3 Bekijk bron 5 nog een keer, en kijk vooral naar de inkomsten uit het toerisme per land. a Welk land verdient het meest aan toerisme?
De Verenigde Staten b Reken uit hoeveel dollar per binnenkomende toerist verdiend wordt.
$64,5 miljard/50 miljoen = $1290 c Reken ook uit wat het land met de meeste toeristen per toerist verdient.
$17,7 miljard/77 miljoen = $229
d Aan welke dingen geeft een toerist zoal zijn geld uit?
Verblijf, uitjes, eten, souvenirs e Toeristen geven meer uit in de Verenigde Staten dan in Frankrijk. Hoe kun je het verschil verklaren?
De Verenigde Staten kennen hogere prijzen, minder kamperen/meer uit eten, langer verblijf f Naar welke drie ontwikkelingslanden gaan veel toeristen?
China, Mexico, Maleisië g Waarom is toerisme voor die landen belangrijk?
Werk, inkomsten ‘Steeds vaker, steeds verder’ 4 a Bekijk bron 6. Maak vier hoe-hoezinnen over deze bron. Bijvoorbeeld: Hoe groter de welvaart, hoe meer toerisme.
Meer antwoorden mogelijk. Hoe meer welvaart, hoe meer vrije tijd, hoe vaker op vakantie. Hoe meer welvaart, hoe meer stress, hoe meer behoefte om sleur te doorbreken, hoe meer op vakantie. Hoe meer welvaart, hoe meer inkomen, hoe groter de mobiliteit, hoe verder weg op vakantie b Streep de foute antwoorden door. De afstand naar een vakantiebestemming wordt steeds belangrijker/minder belangrijk, want steeds meer mensen gaan naar verre landen op vakantie. De afstand in kilometers naar exotische bestemmingen neemt toe/blijft gelijk/neemt af, terwijl de afstand in geld, tijd en moeite gemeten toeneemt/gelijk blijft/ afneemt. De laatste soort afstand noemen we absolute/relatieve afstand. ‘Soorten toerisme’ 5 a Bekijk de bronnen 7 en 8. Zet boven elke kolom van de tabel hieronder wat voor soort toerisme het is: massa- of kleinschalig toerisme. b Schrijf in dezelfde tabel van beide vakantiegebieden drie kenmerken op. Bron 7
Bron 8
massatoerisme winter druk veel voorzieningen
kleinschalig toerisme zomer rustig weinig voorzieningen
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 8
8 toerisme 1
c Wat is de overeenkomst tussen beide gebieden?
Het is allebei in de bergen d Je werkt bij een reisbureau. Bedenk een bijschrift om de vakantiebestemming van bron 7 en 8 aan te prijzen.
bijvoorbeeld: de gezellige drukte van de wintersport Bron 8: bijvoorbeeld: kom tot rust in de bergen Bron 7:
e In welk gebied zou jij het liefst op vakantie gaan? En waarom?
eigen antwoord
f Vergelijk Puerto Rico met Sint Maarten. Op welk eiland komen de meeste toeristen?
Puerto Rico g Voor welk eiland zal het belang van het toerisme het grootst zijn?
Sint Maarten h Waar kun je dat aan zien?
Aan het aantal toeristen per inwoner i Welke van de twee soorten toerisme zul je dus waarschijnlijk op Sint Maarten aantreffen?
Massatoerisme j Waar komen de toeristen op Sint Maarten op af?
Zon, zee, strand; het zijn vooral cruisepassagiers Vaardig met vaardigheden Kaartlezen
Als je een kaart bekijkt, kun je jezelf het beste aanleren om één voor één op de volgende dingen te letten: – titel van de kaart; – schaal en gebied; – legenda; – gegevens in de kaart.
7 Reizen en toerisme zijn verschillende activiteiten. a Zet achter elke zin of het wel of niet een toeristische activiteit is. – Yo-mi-shi gaat op familiebezoek in Kyoto. – Peter gaat op pelgrimage naar de heilige rivier de Ganges in India. – Wim de Boer gaat op zakenreis naar het hoofdkantoor in New York. – Dr. Frans van der Ploeg bezoekt een congres voor huisartsen op de Bahama’s. – Indonesische studenten komen met een studiebeurs onderzoek doen naar de opvang van bejaarden in Nederland. – Ajax doet mee aan het wereldkampioenschap voetbal. – De familie Hendrikse gaat met de camper naar Canada. – Willemijn werkt in de vakantie twee maanden op een luxe cruiseschip en doet de Antillen aan.
Niet
Wel
Niet
Niet
Niet
6
a Zoek in de atlas de kaart over toerisme in het Caribisch gebied. Tip: gebruik het zaakregister. Welke kaart is dat?
GB 164, BB 101 b Er zijn drie (GB)/twee (BB) deelkaarten die over toerisme gaan. Hoeveel toeristen trok Puerto Rico in 1998?
3.500.000 c Waar kwamen die toeristen voor het grootste deel vandaan?
Uit de Verenigde Staten d Noem twee redenen waarom juist veel toeristen uit dit land naar Puerto Rico op vakantie gaan. Kies daarbij uit: nationaliteit – relatieve afstand – nabijheid – zelfde cultuur
Nabijheid en nationaliteit e De toeristen verblijven gemiddeld maar 2,7 nachten op het eiland. Dat is bijzonder kort. Wat voor soort toeristen zijn dit? Tip voor de GB: één van de staafgrafiekjes uit GB 164A geeft een aanwijzing.
Vooral toeristen die met een cruiseschip dit eiland ook aandoen
Niet
Wel
Niet
b Verzin voor twee van bovenstaande mensen een toeristisch uitstapje in het desbetreffende land. Iets dat dat ze kunnen ondernemen als ze een paar dagen vrij kunnen besteden.
eigen antwoord Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.1 over Europees toerisme met de cd-rom van de GB/BB.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 9
1 toerisme 9
2.2 Waar vind je toerisme?
b Op kaart GB 79E kun je de wet van afstandsverval toepassen. Waaruit blijkt dat?
In deze paragraaf ga je bekijken waar de belangrijkste toeristengebieden zijn, en waarom ze juist daar liggen.
De landen waar weinig toeristen naartoe gaan, liggen allemaal ver weg c Noem nog twee andere redenen waardoor de zes landen uit vraag a maar weinig Nederlandse toeristen trekken.
‘Waar en waarom daar?’ 8
Bekijk in de atlas de kaart over toerisme in Europa (tip: zoek via het zaakregister). a Je wil weten waar je in Europa lekker op vakantie kunt gaan. Welke kaart moet je dan hebben?
Bijvoorbeeld: slechte toeristische infrastructuur; er is weinig te doen, slecht weer, gevaarlijke omstandigheden, taal
GB 79B, BB 64
d Er zijn twee uitzonderingen op de regel van het afstandsverval. Streep het foute antwoord door. Dat zijn Marokko en Algerije/Griekenland en Turkije/Noorwegen en Zweden.
b Wat zijn de twee belangrijkste soorten toeristengebieden in Europa?
Kustgebieden en berggebieden c Wat maakt de volgende gebieden complementair voor Nederlanders?
Heuvels en bergen voor actieve sporten als abseilen en kanoën Parijs: Musea, Eiffeltoren, veel cultuur Zwitserse Alpen: Natuurschoon, wandelen, klimmen, skiën in de winter Griekse eilanden: Rust, goedkoop uit eten, natuur, klimaat, strand Lapland: Poolcirkel, rendieren, cultuur, natuur
‘Accommodatie, voorzieningen en infrastructuur’
– Ardennen in België:
– –
–
–
9 a Waarom is de toeristenstroom naar ontwikkelingslanden kleiner dan naar westerse landen?
Toeristen komen uit rijke landen, en gaan op vakantie naar andere rijke landen in de buurt
11 a Aan welke drie voorwaarden moet voldaan zijn om een toeristenland te kunnen zijn?
Infrastructuur, accommodatie en voorzieningen b Gebruik het zaakregister in de atlas. Welke vijf landen in Afrika zijn belangrijke toeristenlanden?
Marokko, Tunesië, Egypte, Kenya en ZuidAfrika, zie kaart GB 150B, BB 92D c Wat hebben deze vijf landen gemeen als je let op de ligging?
Kustligging d Jij gaat naar een van de landen uit vraag a op vakantie. Welk land kies je en waarom?
eigen antwoord
b Waardoor is het toerisme naar arme landen in opkomst? Noem drie redenen.
Toegenomen mobiliteit, aantrekkelijk en niet te duur; arme landen willen aan toerisme verdienen 10
Bekijk GB kaart 79E. a Noem zes Europese landen die minder dan 50 000 Nederlandse toeristen krijgen.
IJsland, Ierland, Finland, Rusland, Litouwen, Oekraïne, Slowakije, Slovenië, Joegoslavië, Macedonië
12 a Bekijk bron 10. Aan welke drie dingen kun je zien dat de toeristische infrastructuur op deze plek in orde is?
Er loopt een weg (infrastructuur), er staan hotels (accommodatie) en er is iets te doen: kano’s, parasols (voorzieningen)
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 10
10 toerisme 1
b Welk woord past achter de volgende zinnen: infrastructuur – accommodatie – voorzieningen.
‘De ontwikkeling van een toeristengebied’
– Hotel Bellevue op de Veluwe:
Accommodatie – Waterscooterverhuurbedrijf in San Francisco:
Voorzieningen – Aanleg nieuwe ligplaats voor cruiseboten in Rotterdam:
Infrastructuur – Rodelbaan in Graubünden, Zwitserland:
Voorzieningen – Aanleg tolwegen naar Zuid-Frankrijk:
Infrastructuur – Verwarmd zwembad op de camping:
Voorzieningen – Asfalteren fietspaden in natuurpark:
Infrastructuur – Verhuur van auto met gids voor $20 per uur:
Voorzieningen 13 a
Gebruik bron 9 en eventueel kaart GB 172173/BB 108-109. Veel toeristen bezoeken de beroemde attracties die bij de cultuur van een land horen. Vul de tabel onder aan de bladzijde verder in. b Bij het Vrijheidsbeeld is al jaren een lichtshow te zien; bij de Borobudur nog steeds niet. Waarom niet?
De Amerikaanse overheid is veel rijker dan de Indonesische, kan dus veel meer investeren
1 2 3 4 5 6 7 8
14 De ontwikkeling van een toeristengebied is in figuur 1 in een grafiek weergegeven. a Geef met twee verticale strepen in de grafiek aan welke drie fasen van toeristische ontwikkeling je kunt onderscheiden. b Bedenk voor elke fase een naam. Zet die naam bovenaan tussen de strepen die je getrokken hebt. c Hieronder staan twaalf zinnen. Zet het nummer van elke zin bij de juiste fase. Kijk goed of een zin aan het begin of aan het einde van een fase moet staan. I Casimir, een visser, staat vroeg op om met zijn boot uit te varen. II Op een nacht wordt Neil dronken. Hij wordt op de terugweg naar zijn hotel beroofd. Hij verliest zijn geld, creditcard en paspoort. III Kirsten, een Duitse toerist, laat haar zoon niet alleen een ijsje kopen, omdat het verkeer zo vreselijk druk is. IV Miguel zoekt werk. Twee jaar geleden had hij nog een baan. Alleen al in het zomerseizoen verdiende hij genoeg om de rest van het jaar niet te hoeven werken. V Na haar dagelijks werk rust Mercedes uit op een leeg strand, genietend van de late zomerzon. VI José, de vogeldeskundige, moet nu kilometers verder reizen om de vogels te zien die gewoonlijk hier nestelden. VII Linda en Jasper besluiten volgend jaar niet terug te gaan naar Torremolinos. Linda vond het er echt waardeloos. VIII Murat vindt een goedbetaalde baan in de bouw. Veel van zijn vrienden vinden er ook werk. IX Jessica kan met moeite een bank vinden om haar travellercheques in te wisselen.
Soort attractie
Land
Soort land: arm of rijk
Vrijheidsbeeld Borobudur Tropisch oerwoud Taj Mahal Eiffeltoren Piramides Boeddhistische tempels enzovoort
Verenigde Staten
Rijk
Indonesië Brazilië India Frankrijk Egypte Japan
Arm Arm Arm Rijk Arm Rijk
9 10
tabel bij vraag 13
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 11
1 toerisme 11
ΛΙ
ΙΧ Χ
De volgorde kan kleine verschillen te zien geven; daarover kun je discussiëren tijd
ΙΙΙΛ ΧΙ
Λ
Ι figuur 1
X
Oude Miko krijgt een baantje: hij harkt met een groep oude mannen elke avond het strand schoon. XI De boeren in de omgeving krijgen betere prijzen voor hun groenten. XII De gemeenteraad besluit om een nieuwe en grotere waterzuiveringsinstallatie te bouwen. d Geef voor de zinnen III, VI, VIII en XII uit vraag c aan op welke manier de ruimtelijke inrichting van het gebied is veranderd door het toerisme. III VI VIII XII
ΙΙΛ
ΙΛ ΙΙΧ
aantal toeristen
achteruitgangsfase ΙΙ
groeifase
ΙΙΙ
ontdekkingsfase
De wegen zijn heel druk geworden Vroeger was er natuur, nu niet meer Er wordt heel veel nieuw gebouwd Dit is een groot en nieuw gebouw
2.3 Wat zijn de gevolgen van het toerisme? In een toeristengebied zijn veel mensen blij als je bij hen op vakantie komt. Maar dat geldt niet voor alle inwoners. In deze subparagraaf bekijk je de voor- en nadelen van toerisme voor een gebied. ‘Voordelen van het toerisme’ en ‘Nadelen van het toerisme’ 15 Kijk naar bron 12. a Wat betekent het onderschrift bij deze bron?
Door het safaritoerisme profiteert de hele economie b Op de foto zijn een paar spin-offeffecten van een safarivakantie te zien. Bedenk nu zelf de spin-off van een duikvakantie op Bonaire. Noem ten minste zes verschillende dingen.
e Hoe kan ervoor gezorgd worden dat het gebied niet verloedert?
Door zo te bouwen dat het landschap mooi blijft, door regels op te stellen
Genoemd kunnen worden: duikinstructeur, verhuur duikapparatuur, verkoop watervaste zonnebrand, restaurants, souvenirs
Extra opdracht op de www.buiteNLand.nl bij paragraaf 2.2 over het toerisme in Tirol.
16 a Schrijf vijf nadelen op voor het milieu die het toerisme kan veroorzaken. Bedenk ook zelf een nadeel.
Vervuiling, afval, watertekort, vernietiging natuur (planten, koraal, dieren), verpesting van het landschap b Welke kaarten op GB 79/BB 64 en GB 107 kun je gebruiken om aan te tonen dat toerisme een negatief effect kan hebben op het milieu? Schrijf ook op waarom je die kaarten gekozen hebt.
Bijvoorbeeld GB 107F: de vele skipistes tasten het landschap aan; GB 79B, BB 64, veel toerisme langs de kust: vervuiling in zee/veel toerisme in droge gebieden
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 12
12 toerisme 1
17 Bekijk bron 13. a Wat is cultuurverpesting?
Het respect voor de eigen cultuur en de eigen tradities is gedaald
19 Bekijk bron 14. a Waarom is hier wel sprake van duurzaam toerisme? Noem twee redenen. 1
b Waaraan kun je cultuurverpesting zien in de cartoon?
De indianen doen hun traditionele kleding alleen nog maar voor de toeristen aan c Waaraan kun je zien dat de indianen ook voordeel hebben van het toerisme?
Ze hebben veel luxe spullen; ze zijn dus best wel rijk d Geef een voorbeeld van een gelijksoortige situatie in Nederland.
Klederdracht in toeristenplaatsen zoals bijvoorbeeld Volendam ‘Toerisme naar de derde wereld’ 18 a Duurzaam toerisme moet aan twee eisen voldoen. Welke? 1
2
De natuur mag niet onherstelbaar beschadigen Er moet rekening gehouden worden met de wensen van de bevolking
b Waarom valt de golftrip van meneer Yoshioka niet onder duurzaam toerisme? Noem twee redenen. 1
2
De golfbanen beschadigen de natuur; hotel en golfbanen gebruiken veel te veel water De bevolking wil het hotel, de luchthaven en de golfbaan niet in haar gebied hebben
c Bedenk vier dingen waarvoor de Berawan zelf het ‘kostbare’ water gebruiken. 1 2 3 4
Voor de landbouw Om te vissen Voor drinkwater Om te wassen
2
Je ziet een indiaan die de toeristen helpt met hun tent Verblijf in een tent is niet zo schadelijk voor de natuur
b De man met de zwarte staart is een indiaanse reisleider in de Verenigde Staten, die in een vierweekse tocht de toeristen laat kennismaken met de indiaanse manier van leven. Wat is de overeenkomst en wat is het verschil tussen deze indiaan en de mannen op de cartoon in bron 13?
Overeenkomst: Beiden profiteren van de toeristen Verschil: Op bron 14 is er meer contact; op bron 13 is het alleen een kwestie van snel bekijken c Blader nog eens terug naar paragraaf 2.1 en bekijk bron 7 en 8 nog eens. Wat is nog een verschil tussen bron 13 en 14?
Bron 13 is massatoerisme; bron 14 is kleinschalig toerisme 20 a In een toeristenstreek doen de volgende personen een uitspraak over het toerisme: Rosa, 15 jaar; Paco Pinter, politieagent; de heer Tsien Lao, eigenaar van een restaurant; mevr. Bivado, moeder van Rosa; de heer en mevrouw Bot, boeren; Linda en Tom, toeristen. Jij bedenkt hun uitspraken, en zet ze in de spraakwolkjes van figuur 2. Zorg voor positieve en negatieve uitspraken. b Er is sprake van meningen die botsen. Verklaar waarom.
Bijvoorbeeld: de boeren zijn blij met de extra verkoop van boerderijproducten; de politieagent is minder blij met de kleine criminaliteit. Of Rosa: ‘Dan gebeurt er tenminste iets in mijn dorp.’ De moeder die bang is dat Rosa verkeerde gewoontes overneemt van de toeristen. Verklaring: men ondervindt verschillende gevolgen; men heeft verschillende belangen
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 13
1 toerisme 13
Rosa
Paco Pinter
Dhr. Tsien Lao
Dhr. en mw. Bot
Toerisme
Linda & Tom
Mw. Bivado
figuur 2
21
Elk reisbureau heeft tegenwoordig wel een website. In deze internetopdracht ga je de volgende reisbureaus met elkaar vergelijken: www.fox.nl, www.joker.be, www.d-reizen.nl a Zoek de sites van de drie reisbureaus op. b Beoordeel de reisbureaus op de criteria die in de tabel hieronder genoemd worden; vul de tabel in.
Criteria
c Kijk op internet. Vergelijk de volgende bestemmingen met elkaar: – http://www.lakota.nl/index (klik op reizen) – http://www.bintanlagoon.com/main – http://www.scheldeoord.nl/ d Beoordeel de bestemmingen op de criteria die in de tabel onder aan de pagina genoemd worden en vul de tabel in.
Reisbureau Fox
Joker
D-reizen
Resort Maleisië
Camping Scheldeoord
Massaal of kleinschalig? Duurzaam of niet? Binnenlands of internationaal? Welk continent vooral? tabel bij vraag 21 c
Criteria
Bestemming Indianen Verenigde Staten
Massaal of kleinschalig? Duurzaam of niet? Binnenlands of internationaal?
tabel bij vraag 21 d
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 14
14 toerisme 1
e Welke reis zouden Djoser en Fox nooit aanbieden?
Het resort in Maleisië en camping Scheldeoord f Om welke twee redenen niet?
Het zijn reisorganisaties die kleinschalige reizen aanbieden in het buitenland
Topografie van de uitersten 23 In paragraaf 1 heb je als je de exta opdracht hebt gedaan met de mensenrechten-cd-rom van Amnesty International gewerkt. Het ging over (vaak) gedwongen prostitutie in de toeristenindustrie. Hieronder staat de top-10 van de landen waar dat ’t meeste voorkomt. Zet de cijfers op de juiste plaats in de kaart op de volgende bladzijde.
g Wat lijkt jou de leukste bestemming? En waarom?
eigen antwoord
Extra opdracht op de www.buiteNLand.nl bij paragraaf 2.3 over de ontvoering van een Indiaans echtpaar.
Herhalingsopdracht 22
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Cuba Brazilië Thailand Filipijnen Nederland Costa Rica Gambia Sri Lanka Madagaskar Tsjechië
Werk met zijn tweeën aan het volgende vraagstuk: moet het toerisme in het stadje Gao in Mali worden ontwikkeld? Allerlei ideeën die je daarover hebt, schrijf je in de ‘schijf van drie’ (figuur 3). Er zijn argumenten voor, tegen en ook argumenten die daartussenin zitten. Gebruik zo nodig de atlas.
Nee!
Ja!
figuur 3
Misschien!
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 15
1 toerisme 15
5 10
1 3
7 6
4
8 2 9
figuur 4
3 Toerisme in Spanje en Indonesië Je kunt deze paragaaf ook met de computer maken. Overleg met je docent of dit de bedoeling is. Op de cd-rom bij het werkboek vind je de digitale paragraaf van dit hoofdstuk onder ‘Hoofdstuk 1 Toerisme’. Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • waar de meeste toeristen in Spanje en Indonesië vandaan komen én waar ze op afkomen; • dat het toerisme in Spanje veel omvangrijker is dan in Indonesië; • een aantal voor- en nadelen van toerisme in beide landen.
begrijp je: • waarom toerisme zich ergens ontwikkelt; • dat complementariteit en afstandsverval het toerisme bepalen; • hoe duurzaam toerisme enkele nadelen van toerisme kan voorkomen; • hoe een toeristenbalans van een land beïnvloed wordt.
kun je: • verbanden leggen tussen twee kaarten in de atlas of tussen een bron in het boek en een kaart in de atlas; • zelf een kaart inkleuren door gegevens uit een grafiek of tabel in klassen te verdelen; • een foto analyseren.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 16
16 toerisme 1
3.1 Wordt het Indonesië of Spanje?
d En in welk land geven de toeristen per persoon het meest uit?
Je weet nu al heel wat van toerisme af. Je kent verschillende soorten toerisme, je weet welke fasen een toeristisch gebied doormaakt, en wat de gevolgen van toerisme zijn voor zo’n gebied. In deze paragraaf ga je die kennis toepassen op twee vakantielanden: Spanje en Indonesië. Met behulp van dit werkboek ga je alle bronnen uit het tekstboek bestuderen. 1
Zoek in de atlas de kaart van Spanje op. Dat doe je met behulp het achterschutblad. Zet de volgende letters en cijfers op de goede plek in de kaart in figuur 5. Steden: • 1 Madrid (El Prado) • 2 Barcelona (Gaudí) • 3 Salou (strand) • 4 Benidorm (strand) • 5 Torremolinos (strand) • 6 Sevilla (flamenco) • 7 Granada (Alhambra) • 8 Salamanca • 9 Pamplona (stierengevechten) • 10 Santander • 11 Santiago de Compostela (bedevaart) • 12 Tenerife (strand) • 13 Gran Canaria (strand) Wateren: • a Ebro • b Taag • c Guadalquivir • d Atlantische Oceaan • e Middellandse Zee • f Straat van Gibraltar
d Bekijk bron 20. Hoeveel Britse en Nederlandse toeristen gaan er naar Indonesië?
H 2
Britten: 161.662; Nederlanders: 105.109
3 1
e Waarom gaan er in verhouding veel meer Nederlanders naar Indonesië op vakantie dan Britten? Tip: kijk op GB193A/BB 125A.
b I 4
c 6 d
G
7
E
Indonesië was een kolonie van Nederland f Wat is het meest opvallende verschil in herkomstlanden van de toeristen tussen Indonesië en Spanje?
e
5
f J 12
13
C
0
250 km
figuur 5
2 Bekijk de tabellen van bron 15 en 19. a Welk land is het grootst?
Indonesië b Welke bevolking is het rijkst?
Spanje c Welk land verdient het meest per inwoner aan het toerisme?
Spanje
3 Vergelijk bron 16 en 20. a Waar komen de meeste toeristen in Spanje vandaan?
2,2 miljoen
D
8
Klimaat, natuur en cultuur; er zijn toeristische toppers die Nederland niet heeft
c Hoeveel Nederlanders gaan er naar Spanje?
9
B
f Op welke manieren blijkt uit de tabellen over Spanje en Indonesië dat er complementariteit bestaat met Nederland?
12,8 miljoen
A
a
Spanje, door afstandsverval; Indonesië is verder weg voor de meeste toeristen (uit Europa en Verenigde Staten)
b Hoeveel zijn dat er in miljoenen? (Rond af tot één cijfer achter de komma.)
10
F
e Welk land ontvangt de meeste toeristen, en waarom is dat zo?
Het Verenigd Koninkrijk
Gebieden: • A Frankrijk • B Portugal • C Marokko • D Pyreneeën • E Sierra Nevada • F Castilië • G Andalusië • H Catalonië • I Balearen (strand) • J Canarische Eilanden
11
Indonesië
In Indonesië komen veel toeristen uit Zuidoost-Azië, in Spanje niet g Hoe kun je dat verklaren? Omcirkel het cijfer voor de juiste zinnen. I door de complementariteit II door het afstandsverval III doordat Spanje te duur is voor de Zuidoost-Aziatische toeristen IV doordat ze de Spaanse taal niet spreken
X
X
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 17
1 toerisme 17
4
Zoek in de GB het kaartje dat over toerisme in Spanje gaat. a Welk kaartje is dat?
GB 109C b Waar komen in alle gebieden de meeste toeristen vandaan?
Spanje c Dat is vermoedelijk een ander antwoord dan je gaf in opdracht 3. Hoe komt dat?
De tabel in het boek gaat over internationaal toerisme, en de kaart in de atlas over internationaal en binnenlands toerisme samen 5
Bekijk kaart GB 109B/BB 76B. Gebruik de volgende begrippen van paragraaf 2: afstandsverval – complementariteit – binnenlandse toeristen – internationale toeristen a Verklaar waarom in Noord-Spanje bijna geen internationaal toerisme bestaat.
Omdat het er veel regent, heeft NoordSpanje minder complementariteit voor de internationale toeristen b Waarom gaan er dan wel veel Spanjaarden in NoordSpanje op vakantie?
Het is er koeler dan thuis, dus complementair c Waarom gaan er relatief minder Spanjaarden naar de Canarische Eilanden dan naar de zuid- en oostkusten? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I doordat ze de taal niet spreken II doordat het levensonderhoud daar veel duurder is III door afstandsverval IV doordat het klimaat daar minder complementair is
X
6 Bekijk bron 17. a Hoe zie je op deze foto dat hij niet in Nederland gemaakt is?
Aan de Spaanse en Engelse teksten b Waarom is deze foto een voorbeeld van een ‘glazen paleis’ voor Nederlanders? Geef een argument.
vanwege de poffertjes en pannenkoeken, Nederlanders willen ‘thuis’ meenemen op vakantie
c Waarom is dat in tegenspraak met complementariteit?
omdat je bij complementariteit juist iets zoekt wat je thuis niet hebt. d Een groep vrienden gaat naar de Spaanse kust op vakantie. Wat zijn voorbeelden van het ‘glazen paleis’ in de volgende zinnen? I II III IV V VI
X
Marieke luistert naar een bandje van Blof. Ayla wil naar het strand om lekker bruin te worden. Kevin koopt elke ochtend broodjes voor iedereen. Mark bestelt altijd en overal Heineken. Liset lust niets anders dan biefstuk met patat. Jacco heeft koffie van thuis meegenomen.
X
X
X
7 Bekijk bron 18. a Beschrijf nauwkeurig wat je ziet op deze foto. Let op wat voor mensen, wat voor klimaat, landschap en omgeving.
toeristen bij de ingang van een park (Het is het door de architect Gaudí ontworpen Parc Guell in Barcelona), middellandse zeeklimaat (door vegetatie), het is een heuvelachtig stuk stad in een rustige buurt. b Waaraan kun je zien dat deze foto in Spanje en niet in Indonesië gemaakt is?
aan vegetatie, uiterlijk van de mensen, hoe de omgeving eruit ziet: als een westers land c Zijn het recreanten of toeristen?
dat kun je niet zeggen, je weet niet of ze voor een dagje komen of ergens overnachten d Vergelijk deze bron met bron 15. Welk soort toeristische topper zie je in bron 18?
architectuur e Is dit massatoerisme of kleinschalig toerisme? Licht je antwoord toe.
massa, ze staan in de rij f Dagelijks komen hier veel toeristen. Waaraan moet de toeristische infrastructuur voldoen?
infrastructuur, accommodatie, voorzieningen
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 18
18 toerisme 1
B
A
3 e
G
E
I
L
d M
a 1 F
H b
2 K
0
1000 km
J C
4 c
D figuur 6
8
9
Zoek in de atlas de kaart van Indonesië op. Doe dat via het achterschutblad of het landenregister in GB 220/BB 131. Zet de volgende letters en cijfers op de juiste plek in de kaart in figuur 6. Steden: • 1 Jakarta • 2 Yogyakarta (Borobudur) • 3 Medan (Tobameer, oerwoud) • 4 Denpasar (Kuta beach)
10 Bekijk bron 21. a De prijs voor een vakantie naar verre en zonnige landen als Indonesië was vroeger veel hoger. Kijk maar naar figuur 7. Wat betekende deze prijsverlaging voor (zet achter de volgende keuzes verkleind of vergroot):
Wateren: • a Javazee • b Balizee • c Straat Lombok • d Straat Sunda • e Tobameer
– de mobiliteit?
Gebieden: • A Maleisië • B Filipijnen • C Oost-Timor • D Australië • E Sumatra • F Java • G Kalimantan • H Bali • I Sulawesi • J Nusa Tenggara • K Semeru • L Kerinci • M Krakatau
Verkleind
Bekijk bron 22 goed; lees wat er op de weg staat geschreven. a Bekijk de kaart van Zuidoost-Azië. Op welke vier Indonesische eilanden zou deze foto gemaakt kunnen zijn?
Sumatra, Kalimantan, Sulawesi, Molukken b Noem drie dingen die op de foto staan en die onder de spin-off van dit uitstapje vallen.
Gids, T-shirtverkoop, restaurantje c Voor het lekkere weer moet je niet naar de plek van deze foto gaan. Waarom niet? (Tip: kijk in de atlas op de kaart ‘Klimaatgebieden, Aarde’.)
Het is er bloedheet, vochtig, tropischregenwoudklimaat d Is dit een voorbeeld van kleinschalig toerisme of van massatoerisme?
Kleinschalig toerisme, er zijn maar een paar toeristen
Vergroot
– de relatieve afstand tussen Amsterdam en Jakarta?
– het aantal toeristen?
Vergroot
Jaar
Prijs in euro
1970
1.200
1980
1.131
1990
795
2000
549
2010
?
figuur 7 Prijs van een tweeweekse vakantie op Bali
b Verdeel de grafiek in figuur 8 in vier stukken. Zet de jaartallen uit de tabel van vraag 10a op de juiste plaats onder de x-as.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 19
1 toerisme 19
Ι
aantal toeristen
ΙΙ
ΙΙΙ
ΙΛ
ΛΙ
Λ 1970
1980
1990
2000
figuur 8
c Hieronder staan zes uitspraken. Zet de nummers voor de zinnen hieronder op de goede plek in de grafiek in figuur 8. I Een enorme bomexplosie doodde bijna tweehonderd mensen. II Verveeld voert Madinda haar dans op voor de 788ste keer. III Bas en Thijs staan tussen het vele publiek dat naar de begrafenisceremonie is komen kijken. Ze kunnen bijna niets zien. IV Wanda is een van de weinigen die op het vliegveld uitstapt. Direct wordt ze omringd door zeven kruiers, die haar koffers willen dragen. V Willemijn organiseert een exclusieve reis met een bezoek aan unieke hoogtepunten van de Balinese cultuur. VI Het hotel scheidt een stuk strand af waar de verkoopsters niet mogen komen.
3.2 Waar gaan we heen? 11 Bekijk bron 23. a Wat is de populairste vakantiebestemming in Spanje?
De Balearen b Kleur in de kaart van figuur 9 in waar de meeste toeristen in Spanje komen. Gebruik daarvoor vier verschillende kleuren. Maak eerst een logische indeling in vier klassen. In de legenda leg je uit wat je kleuren betekenen. c Vul de ontbrekende woorden in: Meer dan 40% van de toeristen gaat naar de
Canarische Eilanden en de Balearen . Bijna 33% gaat naar Andalusië en Catalonië . De meeste toeristen gaan naar de kust.
d Bedenk zelf nog twee zinnen die ook in deze grafiek passen. Nummer ze en zet de nummers in de grafiek.
eigen antwoord
e Wat zou er in de tabel bij het jaartal 2010 kunnen staan? Geef een argument voor je antwoord.
eigen antwoord
0
figuur 9
250 km
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 20
20 toerisme 1
12 Bekijk de bronnen 24, 25 en 26. a Welk onderdeel van de toeristische infrastructuur zie je op alledrie de foto’s?
b Beschrijf met behulp van de windrichtingen (zoals noordoost, zuidwest enzovoort) de ligging van de toeristische accommodaties in elke periode.
accommodatie. b Welke toerist geeft de voorkeur aan welke bestemming? Zet de juiste bron achter elke zin. – Kevin gaat met zijn vrienden lekker goedkoop naar de zon. Ze willen vooral veel uitgaan.
– 1900-1960:
noordwestkust en bij Palma
– 1960-1985:
zuidoostkust, uitbreiding rond
Palma
Bron: 26
– na 1985:
– Carola en Wim zijn al wat ouder. Ze houden van rust, en hebben daar ook wel geld voor over.
oostkust c
Bron: 24 – Bas gaat met zijn gezin. Allemaal houden ze van gezellige drukte; de omgeving moet netjes zijn en er moet veel te doen zijn.
Bron: 25
– Bron 24:
bijvoorbeeld: ontdekkingsfase
– Bron 25:
bijvoorbeeld: groeifase
– Bron 26:
bijvoorbeeld: achteruitgangsfase
Omdat die ver van de hoofdstad af ligt
MALLORCA Palma 25 26
e De aantallen toeristen stegen niet vanaf 1985. Wat is dan de reden dat er na 1985 toch op nieuwe plaatsen accommodatie wordt gebouwd?
De verloedering van de oudere gebieden f Bekijk de bronnen 24, 25 en 26 nog eens. Blader ook nog even terug naar paragraaf 2.2 in je tekstboek. Daar staat een stukje tekst over ‘de ontwikkeling van een toeristengebied’. Bron 11 hoort er ook bij. Waar zou je elke bron op het kaartje van figuur 10 kunnen plaatsen? Geef dat aan met het nummer van de bron op de juiste plek (er zijn meer mogelijkheden). Geef hieronder ook aan waarom je zo gekozen hebt.
24
24
1900 - 1960 1960 - 1985 na 1985
Kijk goed op de atlaskaart van Spanje en Portugal. Waarom vond de eerste toeristische ontwikkeling rond Palma plaats? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Palma ligt het dichtst bij de Balearen. II Palma is de hoofdstad, daar waren de meeste infrastructuur en voorzieningen. III Palma is het mooist. IV Rond Palma is het vlak, dus alleen daar konden hotels gebouwd worden. d Waarom werd pas na 1985 de noordoostkust ontwikkeld?
X
c Deze bronnen gaan over de ontwikkeling van het toerisme in Spanje. Bedenk bij elke bron een toepasselijk bijschrift.
25 26
noordoostkust en uitbreiding
– Bron 24, omdat:
Opkomst, want er is hier
weinig toerisme 25 26
lan del Mid 0
– Bron 25, omdat:
ds
e
e Ze 20 km
figuur 10 De ontwikkeling van toeristische accommodaties op Mallorca
13 Bekijk figuur 10. a Streep het foute woord door. Mallorca maakt deel uit van de Balearen/ Canarische Eilanden.
Groei, want hier is heel veel
toerisme Neergang, want hier is verloedering, wat het gevolg is van grote groei. – Bron 26, omdat:
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 21
1 toerisme 21
14 Bekijk bron 27. a Wat is de populairste vakantiebestemming in Indonesië?
Sumatra b Hoeveel procent van de toeristen gaat daarnaartoe?
3.513.000 van de in totaal 6.399.565 = 55%) c Bekijk bron 19. Noem drie redenen waarom Sumatra zo veel toeristen trekt.
Tobameer, oerwoud, koraalriffen 15 Bekijk bron 29. a Beschrijf de verschillen tussen de mensen op de foto: wat doen ze, waar komen ze vandaan, hun kleding.
Er is een westerse toerist in badkleding die misschien iets wil kopen. Er zijn verschillende verkopers uit Indonesië, in hun werkkleding die iets willen verkopen b Met welk begrip heeft deze foto te maken? Kies uit: accommodatie – voorzieningen – infrastructuur.
voorzieningen c Waarom hebben de Indonesische mensen geen badkleding aan? Noem een praktische reden en een reden die met hun cultuur te maken heeft.
Zo hebben ze minder last van de zon, in de Indonesische cultuur is het fatsoenlijk om je te bedekken. d Neem het kaartje van bron 28 erbij. Waar op die kaart zou deze foto genomen kunnen zijn? Licht je antwoord toe.
Bij een van de toeristische plaatsen aan de kust waar H staat
16 Lees de beide teksten van bron 30. a Beide teksten gaan over hetzelfde gebied en dezelfde tijd. Toch verschillen de beschrijvingen sterk. Hoe komt dat?
Het verschil zit in wie het vertelt: links door iemand in het toerisme, rechts door iemand van de bevolking b Hier is geen sprake van duurzaam toerisme. Waarom niet?
De bevolking werd niet gerespecteerd; zwembad en golfbaan betekenen waterverspilling c Welke toeristische activiteiten zouden wel duurzaam kunnen zijn?
De excursies, de duiklessen d Noem eens vier manieren waarop de mensen uit Rowok ook zouden kunnen profiteren van het toerisme?
Bijvoorbeeld als gids gaan werken, restaurantje opzetten, souvenirs verkopen, Engels leren, in hotel werken, levensmiddelen verkopen aan hotel 17 Bekijk de bronnen 19 en 28, 29 en 30. Het gezin van Gijs Wanders (pa, ma, Gijs van 16 en Jitske van 13) wil naar Indonesië op vakantie. Ze twijfelen tussen Sumatra, Bali en Lombok. a Zie de tabel onder aan deze bladzijde. Zet voor de familie Wanders van elke bestemming twee voordelen en twee nadelen in de tabel. b Naar welke van de drie eilanden zou jij het liefst op vakantie gaan? Verklaar je antwoord.
eigen antwoord
Sumatra
Bali
Lombok
Voordelen
Groot, veel te zien en te doen, afwisselend
Mooie stranden, lekker weer
Nadelen
Grotere afstanden, veel reizen: klimaat: vochtig en heet
Afstanden kleiner, dus meer dagtrips mogelijk, veel te zien, heerlijk weer, mooie stranden Heel erg toeristisch, cultuurverpesting
tabel bij vraag 17
Zeer klein, minder te zien, nare mensenrechtensituatie
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 22
22 toerisme 1
3.3 Gevolgen van toerisme
f Noem ook twee overeenkomsten tussen het koninklijk gezelschap en de gewone toerist.
18 Bekijk bron 31. a Hoe noem je het economische (bij)effect van toeristen als koning Fahd in Marbella?
Ze vieren allemaal vakantie; ze houden allemaal van uitgaan en het strand, en niet van oude abdijen of culturele routes
Spin-off b De gezondheid van Koning Fahd is heel kwetsbaar. Wat is het gevolg voor Marbella als hij overlijdt?
Dan zal er zeker een jaar niet zo veel worden uitgegeven; dan is er veel werkloosheid; dan lijdt de economie eronder 19 Bekijk de foto van bron 32, en lees de tekst eronder. a Wat betekent ‘het slemp-imago van Salou’?
Het beeld dat Salou bij toeristen heeft als plaats waar je veel alcohol kunt innemen b Waarom wil Salou een ander imago krijgen? Noem twee redenen.
Dit massatoerisme is zó goedkoop dat het bijna geen winst oplevert. Bovendien schrikt het andere toeristen, met meer geld, af c Past bron 32 bij het slemp-imago van Salou? Waarom?
Hier krijg je drank per emmer d Waarom zal het niet makkelijk zijn het slemp-imago te veranderen?
De touroperators blijven goedkope reizen aanbieden, omdat veel jongeren het heel leuk vinden. En Salou heeft eenmaal de naam... e Noem drie tegenstellingen tussen de jongeren in Salou en het gevolg van Koning Fahd.
Veel geld uitgeven – zo goedkoop mogelijk; graag geziene gast – zien ze liever gaan dan komen; luxe – gewoon, herkomst Saudi-Arabië – herkomst WestEuropa
20
Lees de tekst van bron 33 en bekijk de foto. a Welk negatief gevolg van het toerisme stelt Greenpeace aan de orde?
Vervuiling (door illegaal afvalwater uit hotels en campings) b Wat of wie is de kip met de gouden eieren?
Het toerisme c Kijk ook in de atlas op kaart GB 109C. Waar zal het effect van de ‘zwarte vlekken’ op het toerisme het grootst zijn? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Costa de la Luz/Andalusië II Costa Verde/Asturië III Costa Dorada en Costa Brava/Catalonië IV langs de kusten van de Balearen
X
d Verklaar je keuze.
Dat zijn de meest toeristische kusten e Wat is ecotax, en wat doen ze met de opbrengsten?
Een belasting; de opbrengst wordt besteed aan het milieu 21 Bekijk bron 34. De toeristenbalans voor Spanje wil zeggen: het verschil tussen de inkomsten uit het toerisme in Spanje zelf en de uitgaven van Spaanse toeristen in het buitenland. a Wat is hoger in Spanje: de inkomsten of de uitgaven?
De inkomsten b Waarom is het voor een land erg belangrijk een positieve toeristenbalans te hebben?
Is goed voor de economie en welvaart c Wat kun je zeggen over de ontwikkeling in de tijd van de inkomsten, de uitgaven en het saldo van de toeristenbalans?
Inkomsten, uitgaven en saldo nemen toe d Streep het foute antwoord door: Dit betekent dat het in 2000 beter/slechter gaat met het toerisme in Spanje dan in 1999. e Vul de tabel op de volgende bladzijde in met de woorden: stijgen – dalen – geen effect.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 23
1 toerisme 23
Effect van ..... op:
Inkomsten
Uitgaven
Saldo
Ecotax
stijgen
geen effect
stijgen
Slachten van kip
dalen
geen effect
dalen
dalen
geen effect
dalen
stijgen
geen effect
stijgen
met gouden eieren Overlijden van Koning Fahd Veranderen van slempimago van Salou tabel bij vraag 21
22 De bronnen 35 tot en met 38 gaan over de voor- en nadelen van het toerisme. a Zeg in je eigen woorden wat er op de foto’s van de bronnen 35, 37 en 38 staat.
Een toerist die belaagd wordt door verkopers Bron 37: Indonesische jongens, heavy metal, rock Bron 38: Toeristen in de ongerepte natuur, oerwoud Bron 35:
b Waarom staat er onder bron 37 ‘cultuurverpesting’?
Omdat jongeren slechte gewoonten uit het Westen overnemen: het is niet erg respectvol om je middelvinger op te steken c Zou deze cultuurverpesting door het toerisme komen of door iets anders?
Kan ook door de tv komen d Ben je het ermee eens dat dit cultuurverpesting wordt genoemd? Beargumenteer je mening.
eigen antwoord
b Haal uit de bronnen 35 tot en met 38 vijf verschillende manieren waarop het milieu schade ondervindt van het toerisme.
Koraal vernielen; bomen kappen, zodat het zand ging stuiven; eieren van zeeschildpadden eten; vervuiling van het strand; belasting van het milieu, verstoring van het dierenleven c Wat is het voordeel uit de laatste zin van het artikeltje in bron 36.
Men zorgt nu beter voor het milieu d Op welke manier kun je zorgen voor een duurzame vakantie in Indonesië? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de goede antwoorden. I geen souvenirs kopen II je afval weer meenemen III overnachten in eenvoudige accommodaties IV zuinig met water zijn V niet afdingen bij het kopen van souvenirs VI je afval in de buurt van een prullenbak leggen; misschien hebben ze er nog iets aan VII de airconditioning niet te hoog zetten VIII toestemming vragen voordat je een foto van iemand maakt
X
X
X
23 a Geef van de bronnen 35 tot en met 38 aan welk soort nadeel je ziet. Gebruik de begrippen: economisch – sociaal – milieu
Economisch Bron 36: Economisch, milieu, sociaal Bron 37: Sociaal Bron 38: Milieu Bron 35:
e Noem nu de twee belangrijkste voordelen van toerisme die je uit deze bronnen kunt afleiden.
Men verdient aan het toerisme; er is meer aandacht voor het milieu Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 3 over toeristische ontwikkeling die uit de hand liep in La Gomera.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 24
24 toerisme 1
Herhalingsopdracht
4 Toerisme in Nederland
24 Nu je Spanje en Indonesië wat beter hebt leren kennen, kun je de volgende tekst aanvullen met de juiste woorden: duurzaam toerisme – klimaat – nadelen – Aziatische – bevolking – natuur – Spanje (4×) – vakantielanden – cultuur – glazen paleis – Indonesië (3Β) – massatoerisme – zonnig – tropisch – economische (2×). Spanje en Indonesië zijn aantrekkelijke
vakantie-
landen . Het weer in Spanje is vooral in de zomer flink zonnig . Dat betekent dat Spanje wat klimaat betreft complementair is aan de meeste West-Europese landen. Indonesië heeft een tropisch klimaat, waar soms dagelijks een bui valt. Beide landen hebben een prachtige natuur . Van de cultuur trekken vooral de dansen de aandacht van de toerist. In aantallen trekt Indonesië veel minder toeristen dan Spanje . Bovendien is het aandeel van de Aziatische toeristen in Indonesië veel groter. In Indonesië kun je lekker duiken bij de vele koraalriffen. Zo’n vakantie is wel vrij duur. In Spanje bieden de zandstranden vaak een lekkere vakantie voor weinig geld. In beide landen vinden we De
economische
massatoerisme .
voordelen daarvan zijn duidelijk.
nadelen . Het beste is te proberen duurzaam toerisme te ontwikkelen. Dat kan alleen als je de bevolking en de natuur respecteert. Maar vaak krijgen de economische voordelen voorrang. Wanneer je er op vakantie
Toch moet je ook rekening houden met de
gaat, merk je echter niet zo veel van de nadelen. Je geniet lekker in je
glazen paleis .
Je hebt nu al heel wat van het toerisme wereldwijd geleerd. Het is tijd om stil te staan bij Nederland zelf. Toeristen zoeken ons land uit om op vakantie te gaan, maar wat vinden ze nu zo aantrekkelijk? En gaan alle Nederlanders naar het buitenland op vakantie? Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • wat de volgende begrippen betekenen: toeristenbalans – vakantiegedrag – vakantiespreiding – toeristenseizoen – tijd-ruimtepatroon – pakketreizen – toeristische trekpleisters – culturele highlights – Hollandse symbolen – tolerant klimaat – vakantiegedrag – attractiepunten – bezoekerscentra – recreatiedruk – ruimtelijke inrichting – ruimtelijke ordening; • waar de internationale toeristen in Nederland vandaan komen; • wat de grootste toeristentrekkers in Nederland zijn; • dat Nederlanders en internationale toeristen verschillen in hun vakantiegedrag.
begrijp je: • waarom internationale toeristen naar Nederland op vakantie komen; • hoe het tijd-ruimtepatroon van Nederlandse toeristen hun bestemming bepaalt; • waarom het toerisme en de recreatie belangrijk zijn voor de Nederlandse economie; • waarom recreatie en toerisme de natuur nodig hebben, maar ook bedreigen; • waarom Nederland de ruimte goed moet ordenen.
kun je: • een grafiek maken uit de gegevens van een tabel; • zelf een cirkeldiagram maken; • met de Grote Bos-cd-rom werken; ˛ je mening vormen over een ingewikkeld probleem.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 25
1 toerisme 25
4.1 Nederland en het internationaal toerisme
b Maak een schatting van het aantal toeristen in 2005. Vul die schatting in de tabel in, en teken die ook in je grafiek in figuur 11. c Schrijf een kort stukje over de voor- en nadelen van het toenemende toerisme in Nederland.
‘Toerisme in balans’ 1 De volgende gebeurtenissen hebben gevolgen voor te toeristenbalans. a Vul aan: De toeristenbalans is in evenwicht als
Nederlanders net zo veel uitgeven aan toerisme in het buitenland als buitenlanders in Nederland b Schrijf achter elke zin of de inkomsten uit toerisme zullen toe- of afnemen: – Nederland organiseert de Olympische Zomerspelen. – Het regent de hele zomer. – De criminaliteit in de grote steden stijgt sterk. – Veel appartementsgebouwen in Zandvoort worden netjes opgeknapt. – Veel Duitsers brengen hun strandvakantie liever aan de Oostzee dan aan de Noordzee door.
Toe
Af
Af
Toe
Af
2 a Bekijk de tabel hieronder en gebruik figuur 11. Maak een lijngrafiek van het aantal toeristen in Nederland. Werk de grafiek netjes af. Schrijf onder je grafiek de titel. Zet bij de x-as en de y-as wat de cijfers betekenen. Je kunt ook een grafiek met behulp van Excel maken, uitprinten en opplakken.
Voordelen: goed voor de economie, werk, inkomsten, goed voor de promotie van Nederland; nadelen: te grote drukte op wegen, bij attracties, stimuleert criminaliteit (zakkenrollers) ‘Nederlandse toeristen in het buitenland’ 3 Bekijk bron 40. a Wat betekenen de zwarte balkjes?
Het aantal Nederlandse toeristen in bepaalde landen. b Europa is uitvergroot. Waarom is dat gedaan?
Om de kaart overzichtelijk te maken. c Elk jaar gaan er wel Nederlanders op vakantie naar IJsland. Waarom staat er dan geen balkje in dit land?
Het aantal is te klein. d Omcirkel de juiste antwoorden. Waarom gaan er zo weinig Nederlanders naar Zuidoost-Azië? I Er is geen complementariteit. II Het klimaat is niet aantrekkelijk. III Het toerisme is nog niet zo ontwikkeld. IV Door het afstandsverval.
X
e In paragraaf 3 leerde je dat toeristen in Indonesië veel meer geld per persoon uitgaven dan in Spanje. Welke oorzaak daarvoor zie je in de foto’s van bron 40?
De accommodatie is duurder: camping in Frankrijk, hotel in Zuidoost-Azië.
0
4 a Een journalist schrijft voor de krant naar aanleiding van bron 41 een stukje. Er zitten een paar foutjes in. Jij bent de redacteur die hem verbetert. Schrijf de correcte zin eronder. Op korte vakanties verblijven we meestal in het buitenland.
figuur 11
Jaar
Aantal internationale toeristen × 1000 in Nederland
1990
5.795
1995
6.574
1998
9.320
1999
9.881
2000
10.200
2005
eigen antwoord
Op korte vakanties verblijven we meestal in het binnenland Korte vakanties in Nederland zijn populairder in de winter dan in de zomer.
Korte vakanties in het buitenland zijn populairder in de winter dan in de zomer, óf: korte vakanties in Nederland zijn in de zomer populairder dan in de winter
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 26
26 toerisme 1
Kolom 1:
oorzaak
In Nederland krijgen niet alle
Kolom 3: begrip
Kolom 4:
3
Vakantiespreiding
1 We gaan tweemaal per jaar op wintersport
scholen tegelijk vrij. De Efteling neemt een nieuwe
en logeren dan in een viersterrenhotel.
4
Toeristenbalans
2 Ik ga in de vakantie naar mijn familie
attractie in gebruik. De meeste toeristen komen in de
gevolg
?
in Marokko.
5
Toeristenseizoen
3 Er staan minder files op de wegen
zomer naar Nederland.
naar het zuiden.
De zomervakantie duurt acht weken.
2
Tijd-ruimtepatroon
4 Het aantal toeristen uit België stijgt sterk.
Mijn vader is directeur van een
1
Vakantiegedrag
5 Maartje fietst naar haar vakantiebaantje
bierbrouwerij.
bij de surfplankenverhuur.
‘Wanneer gaan we?’ en bron 41. 5 De zinnen in de tabel hierboven zijn oorzaken en gevolgen. a Schrijf de woorden oorzaak en gevolg boven de juiste kolom. b Verbind de zinnen uit kolom 1 met kolom 4. Zet in de kolom waar het vraagteken boven staat het juiste nummer uit kolom 4. Schrijf in de derde kolom een van de vijf begrippen uit paragraaf 4.1. 6 Gebruik de bronnen 40 en 41. Beschrijf voor een van de vier volgende personen het vakantiegedrag in een jaar tijd. Bedenk zelf wanneer, hoe lang, waarheen en hoe hij of zij op vakantie gaat. Zorg ervoor dat er één of twee dingen in je verhaal niet kloppen met wat je hebt geleerd in paragraaf 4.1. Als je het af hebt, wissel je je verhaal uit met een medeleerling. Die mag de fout(en) in je verhaal opsporen. – Leila Gök, studente, 19 jaar. Ze woont in Almere – Aart Franssen, bouwvakker uit Franeker, 43 jaar, getrouwd en twee kinderen van 7 en 11 jaar – Machteld van ’t Hof, lerares aardrijkskunde uit Bergambacht, 30 jaar, samenwonend – Bastiaan Figuur, gepensioneerd arts, Valkenburg, alleenstaand.
7 Bekijk figuur 12 hieronder. a Welke vier soorten attracties staan er de tabel?
Pretparken, dierentuinen, musea en rondvaarten b Die attracties ga je in de kaart van figuur 13 zetten. Let daarbij op de volgende dingen: – Gebruik kleuren om de vier soorten attracties weer te geven. Maak een legenda. – De bezoekersaantallen kun je in je kaart weergeven door staafjes van verschillende grootte. Rond de aantallen daarbij af op 500. – Zet een titel boven je kaart.
Rondvaarten Amsterdam
3.000
Efteling, Kaatsheuvel
2.927
Burgers Zoo, Arnhem
1.828
Diergaarde Blijdorp, Rotterdam
1.660
Noorder Dierenpark, Emmen
1.500
Vincent van Gogh-museum, Amsterdam
1.312
Duinrell, Wassenaar
1.208
Attractiepark Slagharen
1.200
Artis, Amsterdam
1.189
Rijksmuseum, Amsterdam
1.116
figuur 12 De meest bezochte attractiepunten in 2000 (× 1000 bezoekers)
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 27
1 toerisme 27
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.1 over toeristisch overnachten.
4.2 ‘Is this the way to the Raaiksmjoesieum?’ In deze paragaaf leer je wat toeristen nu zo aantrekkelijk vinden aan Nederland. En hoe dat verschilt per nationaliteit. ‘Wat doen de internationale toeristen?’ 9
Bekijk bron 42 en de atlaskaart ‘Toeristengebieden en Overnachtingen’. a Vul in: De gegevens tussen bron 42 en de atlas
in de atlas ook buitenlandse overnachtingen meegeteld worden. verschillen, omdat
0
50 km
Soort attractie Rondvaarten
aantal bezoekers per jaar x 1000 3000 2500
Pretparken Musea Dierentuinen
2000 1500 1000 500
figuur 13
8
Op kaart GB 59C/BB 44B staat een soortgelijk kaartje als jij zelf in de vorige vraag hebt gemaakt. a Noem drie verschillen met jouw kaartje.
Bijvoorbeeld: categorieën anders, andere kleuren, andere manier om bezoekersaantallen weer te geven, minder attracties b Friesland trekt jaarlijks tienduizenden toeristen. Maar volgens de atlas zijn er geen attracties. Waar gaan de toeristen dan naartoe in Friesland?
Er zijn geen grote attracties die meer dan 200 000 toeristen trekken; wel meren, bossen en stadjes c Attractiepunten kunnen hun aantrekkelijkheid snel verliezen. Welke stad heeft van dit verschijnsel waarschijnlijk de minste last? Licht je antwoord toe met informatie uit jouw kaartje van vraag 7.
Amsterdam, want hier zijn veel, zeer verschillende attractiepunten
b Vergelijk op die atlasbladzijde kaart A en B met elkaar. Welke gebieden hebben vooral waterrecreatie? Schrijf de nummers op.
1, 2, 3, 4, 5, 6 en 9 c Vergelijk kaartje A en E3. Welke van de gebieden uit vraag b krijgen weinig buitenlandse bezoekers? Noteer de nummers.
5,6 en 9 kust
d Vul in: Buitenlanders gaan vooral naar de voor waterrecreatie. e Noem eens zes verschillende manieren om aan waterrecreatie te doen.
Bijvoorbeeld: zeilen, motorboot/zeiljacht, jetski, zwemmen, duiken/snorkelen, surfen, vissen, charters f Welke manieren vragen veel infrastructuur en voorzieningen, en welke heel weinig?
Veel: Varen: zeilen, motorboten, jetski, charters Weinig: Zwemmen in natuurlijk water, vissen 10 a Streep het foute woord door? Als je een pakketreis boekt naar Nederland, ben je meestal een Nederlandse/buitenlandse toerist. Een pakketreis bestaat uit: de accommodatie/ een lunchpakket voor elke dag/de reis/excursies.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 28
28 toerisme 1
c Bekijk bron 44. Wie heeft deze pakketreis samengesteld? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het juiste antwoord. I een reisbureau in Nederland II een reisbureau in Spanje III de VVV van Amsterdam in samenwerking met de VVV’s van de andere plaatsen die worden bezocht IV de Nederlandse overheid
X
11 a Kijk nog eens naar bron 44. Zet eens op een rijtje welke bedrijven er allemaal verdienen aan deze reis.
Het Spaanse reisbureau, de vliegmaatschappij, de luchthavens, het hotel, de buschauffeur, de diamantslijperij, de bloemenveiling, winkeltjes/restaurants in Volendam, Marken en Amsterdam, de rondvaartboot, de Zaanse Schans, de Floriade b Hoe noem je het effect van zo’n pakketreis op de Nederlandse economie ook alweer?
Spin-off
‘Hoe verkoopt Nederland zich in het buitenland?’ 12 a Bekijk bron 44. Noem drie voorbeelden van Hollandse symbolen.
Tulpen, boerinnetjes in klederdracht en molens b Geef twee voorbeelden van culturele highlights.
Bijvoorbeeld: bloemen, diamantslijperij, klederdracht, polders 13 a Bekijk bron 43. Waaraan kun je zien dat dit geen Nederlanders zijn?
Nederlanders vinden klompen heus niet zo bijzonder dat ze zo gek op de foto gaan b Omcirkel het Romeinse cijfer (of cijfers) vóór het goede antwoord. Waar in Nederland kan deze foto genomen zijn? I in Amsterdam II in Aalsmeer III in Zuid-Limburg IV in Volendam
X
X
c Welke van de toeristische attracties uit deze pakketreis heb jij al gezien?
eigen antwoord d Wat zou een Spaanse toerist volgens jou nog meer moeten zien, en waarom?
eigen antwoord De Huttenheugte
e Noem twee voordelen van een pakketreis voor een Spaanse toerist.
Alles is geregeld, geen zorgen; makkelijk in verband met de taal; je verspilt geen tijd met dingen uitzoeken; je ziet in korte tijd heel veel
Park Zandvoort De Eemhof
Port Zélande Het Heijdebos
f Noem ook twee nadelen.
Je komt alleen op de meest toeristische plaatsen; je bent niet vrij; het is duurder; soms is het programma erg druk, en heb je geen tijd om te relaxen g Zou jij met een pakketreis naar Spanje willen? Waarom wel, waarom niet?
Het Meerdal Park Loohorts De Kempervennen
0
50 km
Legenda
eigen antwoord
Water en strand Bos en natuur figuur 14
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 29
1 toerisme 29
c Met welk begrip heeft deze bron te maken? Streep de foute begrippen door: complementariteit – culturele highlights – toeristische trekpleisters – toeristenseizoen – vakantiegedrag – tolerante klimaat 14
Bekijk op figuur 14 op de vorige bladzijde de spreiding van de bungalowparken van Centerparcs. Wat is er zo aantrekkelijk in die gebieden dat er een bungalowpark is gebouwd? Gebruik daarvoor de informatie van de atlaskaart over ‘Toeristencentra’. Kleur dan, net als in de atlas, elk park met blauw, oranje of groen. Maak de legenda bij het kaartje, en schrijf er een titel bij.
15 Je gaat met de cd-rom die bij Grote Bosatlas hoort uitzoeken waar Nederlanders in Nederland op vakantie gaan, en waar buitenlanders dat doen. Start de Grote Bosatlas-extra-cd-rom en klik achtereenvolgens op: Statistiek – nieuw thema – dan in de eerste kolom op: ‘Overnachtingen’ en tik in de tweede kolom ‘Nederland’. Klik nu op ‘Zoek’. Bij ‘Resultaten’ klik je op ‘overnachtingen door Nederlanders per corop-gebied’ (dit zijn gebieden die kleiner zijn dan provincies, maar groter dan gemeenten). Dan klik je op ‘Tonen’. Je krijgt nu een tabel met de gewenste gegevens. Klik linksonder op ‘Nieuw thema’. Klik opnieuw op ‘Zoek’ en selecteer nu ‘Overnachtingen totaal per corop-gebied’. Je krijgt dan twee tabellen naast elkaar te zien. Klik bij beide tabellen de rode bolletjes weg; laat alleen die bij ‘Staaf op kaart’ horen rood. Klik dan op ‘Staaf op kaart’ en je ziet de gegevens uit de tabellen in een kaart met staafgrafiekjes. Als je op een corop-gebied in de kaart klikt, krijg je de gegevens van dat gebied te zien. Om de tabel met gegevens weer te zien, klik je op het woord ‘Tabel’. Maak met de kaart de volgende vragen:
e Van welke andere gebieden is het totaal aantal overnachtingen minstens twee keer zoveel als het aantal Nederlandse overnachtingen?
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek, agglomeratie ’s-Gravenhage f Op welke attractie komen de buitenlanders dan af?
Op de bloembollen g Hoe komt het dat de spreiding van toeristen uit het buitenland en uit Nederland zo verschilt?
Ze hebben een ander vakantiegedrag; dat komt doordat ze verschillende soorten vakanties leuk vinden (complementariteit) Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.2 over wat Japanners leuk vinden in Nederland.
4.3 Recreatie in Nederland Als je het over toerisme hebt, mag je de recreanten niet vergeten: ze nemen ruimte in, geven geld uit, en ze hebben een belangrijke stem in hoe Nederland eruit ziet. Over de gevolgen van toerisme voor Nederland leer je in deze paragraaf meer. ‘Nederland relaxt’ 16 a Wat is precies het verschil tussen een toerist en een recreant?
Een toerist overnacht buitenshuis, een recreant niet b Wat is de overeenkomst tussen een toerist en een recreant? Gebruik het woord ‘voorzieningen’ in je antwoord.
Beiden gaan voor hun plezier op pad en gebruiken dezelfde voorzieningen
a Op welke drie plekken overnachten de meeste Nederlanders?
Veluwe, Noord-Limburg, Zuid-Limburg b In welke twee corop-gebieden is het totaal overnachtingen het hoogst?
c Er zijn twee soorten gebieden voor recreanten: drukke en rustige plaatsen. Noem van beide een voorbeeld in je eigen omgeving.
Amsterdam en de Veluwe c In welk corop-gebied overnachten Nederlanders niet zo vaak, maar is het totaal toch hoog?
Amsterdam d Verklaar dat.
Dat komt door buitenlandse toeristen
eigen antwoord d
Kijk in de atlas bij de kaarten over toerisme in Nederland. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de kaarten waarbij het niet duidelijk is of het over toerisme of recreatie gaat. I kaart A II kaart B III kaart C IV kaart D
X X
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 30
30 toerisme 1
‘En als het te druk wordt?’ 17 Welke nadelen van te grote drukte in recreatiegebieden worden in de tekst genoemd? Omcirkel het Romeinse cijfer. I De infrastructuur en de voorzieningen kunnen vernield worden. II De natuur lijdt onder het teveel aan bezoekers. III Het wordt vooral drukker rond de steden. IV Er moeten allerlei maatregelen genomen worden om de recreatiedruk te verlichten. V Er ontstaan lange wachttijden bij voorzieningen. VI Veel attractiepunten stellen zich in op grote drukte.
X
X
18
X
Bekijk bron 46. Op welke drie verschillende manieren blijkt dat de recreatiedruk groot is?
Bijvoorbeeld: iedereen zit elkaar in de weg; de dieren hebben geen rust; de politie moet controleren b Waar in bron 45 zou de situatie van dit plaatje kunnen voorkomen?
In het Lauwersmeergebied c Bekijk in de atlas kaartblad ‘Nederland – Toerisme’. Natuurgebieden kunnen bedreigd worden door toerisme. Welke van de zeven kaarten heb je nodig om dat aan te tonen?
GB 59D/BB 44D d Gebruik GB 59/BB 44. Noem twee gebieden die veel natuur hebben maar ook veel toeristen trekken.
Veluwe, kust/duinen, Wadden e In de volgende kolom staan enkele maatregelen die de overheid kan nemen om de recreatiedruk te verminderen. Omcirkel de Romeinse cijfers vóór de juiste maatregelen.
I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII
X
Borden met ‘Verboden toegang’ plaatsen. Meer gebieden openstellen. Toegang verbieden in het broedseizoen. Entreegeld heffen. Het aantal paden in een natuurgebied verminderen. De bevolkingsgroei verminderen. De toegang van auto’s verbieden. De belasting verhogen. Bepaalde activiteiten verbieden. Benzine duurder maken. Stiltegebiedbordjes plaatsen. Hekken plaatsen.
X
X
X
X
X
X
X
d Welke twee maatregelen werken volgens jou het beste en waarom?
eigen antwoord ‘Recreatie, kan dat overal?’ 19 a Wat is de belangrijkste reden waarom het bungalowpark in Drenthe niet mag uitbreiden?
Omdat de uitbreiding ten koste gaat van een uniek natuurgebied b Wie beslist in Nederland of er ergens een recreatiepark kan worden aangelegd of niet?
De overheid c Zet het juiste woord achter elke zin. Kies uit: ruimtelijke inrichting – ruimtelijke ordening. De manier waarop de ruimte in Nederland wordt gebruikt heet:
ruimtelijke inrichting
De regels die bepalen hoe Nederland mag worden ingericht heet:
ruimtelijke ordening
Beschrijving van het natuurgebied
Plaats in Nederland
Het vormt het laatste echte bosgebied van de gemeente Amersfoort.
Birkhoven-Bokkenduinen
Akkerbouw. Aangewezen als groen recreatiegebied in zeer stedelijk gebied.
Nieuwe Driemanspolder, Zoetermeer
Hier grazen koeien en zingen vogels. Het gebied is bovendien archeologisch interessant en nodig om water te bergen in tijden van overlast.
Groenstrook tussen Dalem en Gorinchem
Bos dat andere bosgebieden in de provincie met elkaar verbindt.
Spijkbos, Dronten
Veel vogels, waaronder de blauwborst.
Polders ten oosten van Haarlem Zoutkamp, bij Louwersmeer
Bossen, weidegrond, rietvelden en natuurlijk véél water bieden er plaats aan zeldzame plantensoorten en talrijke dieren. Honderdduizenden vogels komen hier overwinteren. tabel bij vraag 20
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 31
1 toerisme 31
d Waar moet je zijn om recreatiemogelijkheden voor de 20 Bekijk bron 45 en lees het onderschrift. a In de tabel op de vorige bladzijde staat op welke plekjeugd te verbeteren? ken de natuur wordt bedreigd. Zet bij elke beschrijving de plaats waar dat is. b Stelling: De natuur is goed voor de recreatie, maar recreatie is Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij niet altijd goed voor de natuur. paragraaf 4.3 over een hekvrije heide in ’t Gooi. Leg de stelling uit en gebruik het begrip ‘recreatiedruk’.
Bij de gemeente, bij een organisatie als 3VO
Natuurgebieden zijn ook plaatsen waar mensen kunnen recreëren, maar als de recreatiedruk te groot wordt, bedreigt die de natuur
Herhalingsopdracht 22 Schrijf achter de volgende begrippen of ze wel of niet bij elkaar passen. Schrijf er ook achter waarom je dat vindt. Pakketreis – caravan:
Niet; bij een pakketreis zit je meestal in een hotel
21 Bekijk bron 47 en lees de tekst in figuur 15.
Wel; ruimtelijke ordening zorgt ervoor dat attractiepunten op de juiste plek komen, en dat ze goed bereikbaar zijn Hollandse symbolen – natuur: Niet; er is erg weinig natuur in Nederland; de Hollandse symbolen zijn allemaal cultuur Recreatiedruk – toeristenseizoen: Wel; in het hoogseizoen is de recreatiedruk hoog Culturele highlights – toeristenbalans: Wel; culturele highlights zorgen voor inkomsten, dus positief effect op toeristenbalans Duurzaam toerisme – cultuurverpesting: Niet; duurzaam toerisme houdt juist rekening met de cultuur Massatoerisme – infrastructuur: Wel; voor massatoerisme is de juiste infrastructuur nodig Ruimtelijke ordening – attractiepunten:
3VO (drie samenwerkende organisaties op het gebied van verkeer) en de Nederlandse Jeugd Groep schreven in 2002 een prijsvraag over jeugd en ruimtelijke ordening uit: ‘Dat kan anders!’ Ideeën van kinderen die in de prijzen vielen waren: 1 Wij willen speeltoestellen – een modderveldje in de buurt omtoveren in een fraai speelterrein met aandacht voor kinderen van 2 tot 15 jaar en kinderen met een handicap. 2 Grote doelen voor voetbaltalenten – het plaatsen van echte doelen op een schoolplein én hoge hekken eromheen vanwege de parkeerplaatsen. 3 Fietstunnels onder een 80-km-weg door, waar de auto’s veel te hard rijden. Er zijn wel drie veetunnels, maar 25 kinderen van 4 tot 17 jaar moeten twee keer per dag oversteken: levensgevaarlijk! figuur 15
a Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste zin(nen). I Bij ruimtelijke ordening wordt vaak te weinig rekening gehouden met de jeugd. II Bij ruimtelijke ordening wordt vaak te weinig rekening gehouden met recreatie. III Bij deze voorbeelden beslist de gemeente wat jongeren nodig hebben. IV Jongeren hebben speciale wensen op het gebied van recreatie. V 3VO is een organisatie die onder meer probeert de ruimtelijke ordening te verbeteren.
X
X
X
b Bij welke van de bovenstaande zinnen past bron 46?
IV c Noem in jouw omgeving ook een voorbeeld van ruimtelijke ordening waarbij geen rekening gehouden is met de jeugd. Denk aan veiligheid, ruimte voor activiteiten en (fiets of openbaar) vervoer.
eigen antwoord
Complementariteit – afstandsverval:
Hoe verder weg een gebied ligt, hoe groter de kans dat het iets anders dan thuis te bieden heeft Welvaart – mobiliteit: Wel; hoe hoger de welvaart, hoe meer mobiliteit Verloedering – kleinschalig toerisme: Niet; kleinschalig toerisme heeft meestal niet zo’n groot effect op de omgeving
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 32
32 toerisme 1
5 Toerisme in jouw omgeving Bij dit hoofdstuk horen drie onderzoeksopdrachten waaruit je kunt kiezen of waar je docent uit kiest. Het zijn opdrachten die je in je eigen omgeving uitvoert. Een van die onderzoeken staat in dit werkboek. De andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl Je hebt vorig jaar al een paar keer onderzoek gedaan, en je weet hoe je stap voor stap te werk gaat bij een onderzoek. De stappen zijn: 1 een onderzoeksvraag formuleren; 2 informatie verzamelen; 3 informatie verwerken; 4 antwoord geven op je onderzoeksvraag; 5 presenteren.
1
Dit jaar gaan we niet meer telkens alle stappen voorkauwen. In de loop van het jaar moet je steeds zelfstandiger een onderzoek kunnen doen. Mocht je de stappen niet meer weten... achter in dit werkboek worden de stappen nog eens uitgebreid besproken. Welk onderzoek je ook kiest, je werkt altijd in een groepje. Vanzelfsprekend maak je een goede taakverdeling, zodat iedereen evenveel werk verzet en je het beste resultaat krijgt.
Onderzoeksopdracht 1 Niet op vakantie?!
Dat valt tegen! Omdat Mario’s ouders net verhuisd zijn, gaan ze dit jaar niet op vakantie. Arme Mario! Maar gelukkig heeft hij het getroffen met jullie in zijn nieuwe klas. Jullie gaan voor hem onderzoeken wat de toeristische en recreatieve toppers zijn in jullie omgeving, zodat hij zich niet hoeft te vervelen. Je gaat in een groepje alle attracties in je regio inventariseren. Daarna bekijk je op grond van een aantal criteria wat voor soort attracties dat zijn. Geef uiteindelijk antwoord op de vraag: is er genoeg te doen voor Mario?
3 Informatie verzamelen Kijk op een kaart hoe groot de cirkel is waarbinnen je iets kunt bezoeken. Gebruik daarbij eventueel ook gegevens van het openbaar vervoer. Ga op zoek naar informatie over recreatieve en toeristische dingen binnen de cirkel. Denk daarbij aan de Gouden Gids, het internet (zie sites hieronder), het informatieboekje van je eigen gemeente en de VVV. Zorg ervoor dat Mario verschillende dingen te doen krijgt.
1 De onderzoeksvraag Is het aanbod van toeristische en recreatieve mogelijkheden in mijn omgeving voldoende voor iemand van 14 of 15 jaar?
–
2 De deelvragen – Welk gebied is door iemand van 14 of 15 jaar te bereizen? – Wat voor toeristische mogelijkheden zijn er allemaal binnen dit gebied? – Hoe kun je de toeristische mogelijkheden indelen? – Welke van de toeristische toppers zijn interessant voor iemand van 14 of 15?
– –
–
Te raadplegen sites: de internetsites van je eigen en omliggende gemeentes (dan weet je zeker dat het in de buurt is); www.recreatie.pagina.nl (allerlei links naar uitjes in heel Nederland); www.vrijetijd.pagina.nl (geeft dezelfde informatie); www.ov9292.nl (informatie over openbaar vervoer).
4 Informatie verwerken Bekijk alle informatie die je hebt, en check met behulp van de kaart of het te bereizen is. Maak daarna een lijst van toeristisch/recreatieve dingen die je in de tabel boven aan de volgende bladzijde invult.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 33
1 toerisme 33
Naam
Soort (b.v. actief, cultuur, pretpark/dierentuin)
Waar
tabel bij vraag 4
5 Conclusie trekken Beantwoord hier de hoofdvraag:
6 Presenteren Geef op de kaart van Nederland aan welk gebied Mario gaat bereizen. Teken in het kader hieronder zelf een kaartje met de route. Gebruik verschillende symbolen voor de verschillende soorten activiteiten, en maak een legenda bij de kaart. Bedenk een titel voor de kaart!
0
50 km
figuur 16
Onderzoeksopdracht 1
Niet op vakantie?!
1
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 34
34 toerisme 1
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk horen vier keuzeopdrachten waaruit je kunt kiezen. Een daarvan staat in dit werkboek. De
1
b
Bedenk vijf verschrikkelijke bestemmingen: plaatsnaam en land. Zorg ervoor dat ze over verschillende continenten verspreid liggen. Tip: met wat geduld vind je in het zaakregister nog meer ideeën. Bijvoorbeeld: aardbeving, gewapende conflicten, krottenwijken, vorstdagen, enzovoort. Teken de bestemmingen op het wereldkaartje in figuur 17 in door er een cijfer in een rondje op de juiste plek te zetten. Maak een legenda.
1 2 3 4 5 figuur 17
www.buiteNLand.epn.nl
Keuzeopdracht 1 Zelf een vakantie plannen
Deze keer wil je geen luie vakantie om lekker uit te rusten; nee, je wilt extreem! Er zijn een heel wat plekken op de aardbol waar de meeste toeristen voor terugdeinzen. Te koud, te nat, te ruig, gevaarlijk, ongezond... maar wel heel avontuurlijk! Een land met hongersnood, een actieve vulkaan, een woestijn, oorlogsgebieden, krottenwijken, of een gebied waar kort geleden een ramp plaatsvond. Ga in de atlas op zoek, en maak een top-5 van verschrikkelijke bestemmingen! a
andere staan op de
c
Schrijf van iedere bestemming op wát er zo verschrikkelijk is. Noem minstens drie dingen. Bijvoorbeeld: als je een krottenwijk als bestemming koos, zijn de verschrikkingen: geweld, diefstal, stank, ziekte, overbevolking, smerige omgeving, werkloosheid, enzovoort.
Hieronderstaan 5 voorbeelden. Andere landen ook mogelijk. Krottenwijk in La Paz, Bolivia. Geweld, diefstal, stank, ziekte, overbevolking, smerige omgeving, werkloosheid 1
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 35
1 toerisme 35
Kangerlussuaq, Groenland. Koud, ijsberen, eenzijdig voedsel: vooral vis
De Tsjetsjenen voeren een onafhankelijkheidsstrijd tegen Moskou sinds de ineenstorting van de Sovjetunie.
2
3
Grozny, Tsjetsjenië. Oorlog: bommen en sluipschutters, onveiligheid, eenzijdig voedsel, kapotte gebouwen, ziekten
4
3
Lake Disappointment, Gibsonwoestijn, Australië. Zeer heet, zeer droog: zandwoestijn met zoutmeer, zeer afgelegen, zeer moeilijk begaanbaar terrein 5 Bo, Sierra Leone. Zeer vochtig, heet, ziekten als malaria, gevaarlijke gorilla’s, veel diamanten
Het Australische binnenland heeft een woestijnklimaat; er is weinig neerslag, en de verdamping is heel hoog
4
d
Schrijf nu op waarom het juist op die plek zo verschrikkelijk is. Je moet hier dus verklaren waardoor die krottenwijk in dat land en bij die stad kon ontstaan, waardoor het juist in Nunavut zo ontzettend koud is, of waarom er oorlog is in ..... Dit vind je misschien een lastige vraag. Tip: denk aan de aardrijkskundelessen van vorig jaar.
La Paz is de hoofdstad van Bolivia. Er is veel armoede op het platteland; daarom trekken veel mensen naar de stad. Daar is de situatie niet veel beter, en leven de mensen vaak in armoedige omstandigheden 2 Groenland heeft een poolklimaat, waar de temperatuur in de zomer nauwelijks boven de 0 °C komt 1
Keuzeopdracht 1
Zelf een vakantie plannen
Sierra Leone is een ontwikkelingsland in Afrika; er zijn veel strijdende stammen; wetten worden niet nageleefd; het heeft een tropischregen-woudklimaat; er zijn niet veel wegen 5
e Maak de volgende zin af: Toeristen gaan meestal níet naar bestemmingen die een van de volgende kenmerken hebben:
Klimaat: te koud, te heet, te droog, te nat,te arm. 2 Onveilig: te gevaarlijk door misdaad, rampen, oorlog of wilde dieren. 3 Voorzieningen: te weinig te doen, te eenzijdig voedsel 1
1
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 36
hoofdstuk
02
landschap van de bergen naar de zee Landschappen zijn er in verschillende vormen en maten: spectaculair, saai, lelijk of schilderachtig. Sommige toeristen gaan speciaal voor spectaculaire landschappen ergens naartoe op vakantie. In dit hoofdstuk leer je hoe landschappen ontstaan en waardoor ze er zo verschillend uit kunnen zien.
1 Voordat je met dit hoofdstuk begint, ga je eerst een aantal begrippen uit deel 1 herhalen. Zoek in de tabel hieronder bij de woorden uit de eerste
1 Benedenloop
1=
2 Bovenloop
2=
3 Dijken
3=
4 Stroomgebied
4=
5 Middenloop
5=
6 Duinen
6=
7 Vloed
7=
tabel bij vraag 1
D F E A G C B
rij de juiste omschrijving uit de derde rij. De twee omschrijvingen die ontbreken, moet je zelf nog invullen. Noteer de goede combinatie in de middelste rij.
A Gebied waarbinnen al het regenwater via één rivier naar zee stroomt B De hoge stand van het water C Opgewaaid zand; een natuurlijke bescherming tegen de zee
E
Het laagste deel van een rivier waar de rivier in zee stroomt Door de mens aangelegde bescherming tegen het water
F
Het hoogste deel van een rivier, waar de rivier begint
D
G Het middelste deel van een rivier
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 37
2 landschap 37
hoofdstuk 2 2 a Welke twee foto’s in dit hoofdstuk laten volgens jou de spectaculairste landschappen zien? Verklaar je keuze.
eigen antwoord b Met welke onderwerpen hebben deze foto’s te maken?
eigen antwoord c Op welke twee foto’s in dit hoofdstuk staan volgens jou de saaiste landschappen? Verklaar je keuze.
eigen antwoord d Met welke onderwerpen hebben deze foto’s te maken?
eigen antwoord inleiding en foto op de openingspagina 3 a Hoe kun je zien dat deze man in een hooggebergte staat?
Het is zó hoog dat er sneeuw ligt Er groeit helemaal niets b Vul de zin aan: Op de voorgrond is het lastig lopen omdat
er overal losse rotsblokken liggen c Bestaan de bergtoppen in de verte ook uit losse rotsblokken?
Nee d Zal deze foto in de zomer of in de winter zijn gemaakt? Verklaar je keuze.
In de zomer; in de winter is alles bedekt met sneeuw e Het hele gebied op de foto bestaat uit bergtoppen en hellingen met rotsblokken. Waar komen die rotsblokken vandaan?
De rotsblokken brokkelen van de bergtoppen af
g Vul het ontbrekende woord in: Het zand op Nederlandse strand is afkomstig uit de
bergen 4 a Ben jij wel eens in zo’n landschap geweest? Zo ja, waar was dat?
eigen antwoord b Lijkt het je het leuk om in zo’n landschap te zijn? Verklaar je antwoord.
eigen antwoord c Bedenk twee redenen waardoor het gevaarlijk kan zijn om in zo’n landschap te zijn:
Je struikelt snel of valt naar beneden Hulpverlening is hier bijna onmogelijk; ambulances kunnen hier niet komen
1 Een dagje naar het strand paragraaf 1 5 In bron 2 zie je een stukje van de wandelkaart die Mark vasthoudt. a Bestudeer de kaart en vul de legenda aan in de tabel onder aan de bladzijde. b Vul de ontbrekende woorden in: Op bijna elke kaart ligt het noorden boven aan de
onder aan de kaart, het westen links en het oosten rechts .
kaart, het zuiden
c De pas waar Roos naar op weg is, staat op de kaart. In het Frans heet een pas col. Hoe heet deze pas en hoe hoog ligt hij?
De Col de Youla; hij ligt op 2661 m Legenda Rode lijn
Gemarkeerde route
Rode stippellijn
Steil pad
Bruine lijnen
Niet alleen de bergtoppen maar ook de rotsblokken
Zwarte stippen
verpulveren uiteindelijk tot zand.
Zwarte lijnen
Hoogtelijnen Beekje Weg Rotsblokken en losse stenen Kale rotsen en bergtoppen
Groen
bos
f Vul het ontbrekende woord in:
Blauwe lijnen Dubbele lijn
tabel bij vraag 5
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 38
38 landschap 2
d Streep de foute woorden door. Roos en haar familie komen over het gemarkeerde wandelpad uit het westen aangewandeld. Bij de splitsing naar de pas slaan ze linksaf/rechtsaf en gaan omhoog/omlaag in de richting van de pas. e Het snelstromende beekje waar Mark het bloed van zijn been wast, staat ook op de kaart. Hoeveel meter ligt dit punt voor de splitsing?
75-100 m f Stroomt deze beek in noordelijke of zuidelijke richting?
Hij stroomt in noordelijke richting g Streep het foute antwoord door. Het gestippelde pad ligt dwars op/loopt evenwijdig aan de hoogtelijnen, en het pad met de rode lijn ligt dwars op/loopt evenwijdig aan de hoogtelijnen. h Welke pad is steiler?
Het gestippelde pad
8 Lees de zinnen I tot en met V en kies de juiste verklaring A tot en met E erbij. Noteer de goede letter achter elke zin. I ‘Als ze eindelijk gaan rusten, gaat ze zitten op een steen die helemaal warm aanvoelt.’ II Roos had niet verwacht dat die steen warm zou zijn. III De stenen die naar beneden komen, zijn afgebrokkeld van een bergtop. IV De rotsblokken en de stenen komen in beweging. V Overal komen snelstromende beekjes voor.
E
A C B C
A Omdat ze op veel plaatsen sneeuw ziet liggen. B Het regenwater dat over de helling stroomt, zorgt hiervoor. C De Mont Favre. D Als gevolg van de steile hellingen. E Door de zonnestraling is deze opgewarmd. 9 a Heb jij wel eens een wandeling in de bergen gemaakt? Zo ja, schrijf op waar dit was.
eigen antwoord
6 a Mark zegt tegen Roos: ‘Ben je toch nog aan het strand hè, lief zusje!’ Waarom zegt hij dat?
Omdat Mark een schelp vindt, en Roos eigenlijk naar het strand had gewild b In welk gesteente zat die schelp die Mark ziet?
In zandsteen c Hoe zou die schelp in het gesteente terecht zijn gekomen?
eigen antwoord
b Hoe hoog ben jij wel eens in een gebergte geweest? Kies uit: ca. 500 m, ca. 1000 m, ca. 1500 m, ca. 2000 m, ca. 2500 m, ca. 3000 m, ca. 3500 m, 4000 m
eigen antwoord c In welk land en in welk gebergte was dit?
eigen antwoord d Wat vind jij van wandelen in de bergen?
7 Mark zegt op een gegeven moment: ‘Net waren die stenen scherp en hier zijn ze rond en glad.’ a Waar zegt Mark dit?
Als ze bij de beek zijn b Waardoor zijn de stenen op deze plaats rond en glad?
eigen antwoord
eigen antwoord e In bron 4 zie je de stenen die Peter aan Roos laat zien. Welke vind jij het mooist?
eigen antwoord Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 1 over vakanties in Europese gebergten.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 39
2 landschap 39
2 Landschappen in beweging
‘Hoogteverschillen’
In deze paragraaf ga je kijken wat voor verschillende gebergten er zijn, hoe ze zijn ontstaan en wat er mee gebeurt. Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • waar de belangrijkste gebergten en laagvlakten in Europa liggen; • weet je het verschil tussen oude een jonge gebergten; • wat verwering, erosie en sedimentatie is; • wat stollingsgesteente en sedimentgesteente is; • hoe zandsteen, schalie, kalksteen en graniet ontstaan; • wat fossielen zijn; • hoe zandbanken en delta’s ontstaan.
1 Lees de volgende zinnen en streep het foute antwoord door. a Nederland behoort tot het laagland, omdat het weinig reliëf heeft/grotendeels niet hoger dan 200 meter is. b België bestaat uit laagland en heuvelland/ middelgebergte. c Het Juragebergte is tussen de 500 en 1500 meter hoog, en behoort tot het middelgebergte/ hooggebergte. d De Alpen behoren tot het hooggebergte, omdat ze boven de 1500 m/2500 m liggen. e De Alpen hebben veel reliëf, omdat de toppen 4000 m hoog zijn/er diepe dalen voorkomen. ‘Verwering’ 2 Zie de tabel onder aan de bladzijde. Verbind elke letter met het juiste cijfer; trek lijnen tussen de puntjes. ‘Erosie’
begrijp je:
3 Bekijk figuur 1.
• hoe verwering en erosie gebergten aantasten; • hoe zand, grind en klei ontstaan; • hoe rivieren zand, grind en klei verplaatsen naar laagvlakten; • wanneer in rivieren meanders ontstaan; • hoe duinen ontstaan; • hoe sedimentgesteente ontstaat; • hoe gebergten ontstaan; • waardoor oude gebergten meestal laag en jonge gebergten meestal hoog zijn; • hoe de gesteentekringloop werkt.
1 Erosie
Het uitschuren van gesteente
Plantenwortels
Grind
2 Dalen
Wind
Gletsjerijs
Rivieren
figuur 1
a Welk begrip in rij 1 heeft niets met erosie te maken?
Plantenwortels b Verklaar je antwoord bij vraag a.
kun je:
Plantenwortels veroorzaken geen erosie
• op een atlaskaart herkennen waar jonge gebergten, oude gebergten, laagvlakten en delta’s voorkomen.
c Welk begrip in rij 2 heeft niets met dalen te maken?
Wind d Verklaar je antwoord bij vraag c.
2.1 Hoe hard is gesteente?
Wind zorgt wel voor erosie van stenen, maar kan geen dal uitschuren
Samen met Roos heb je gezien dat gebergten uit gesteente bestaan, en dat er overal in het gebergte losse stenen voorkomen. In deze paragraaf leer je hoe die losse stenen ontstaan.
Gesteente verbrokkelt doordat 1
water in scheuren en spleten bevriest.
2
stenen opwarmen en afkoelen.
3
plantenwortels in spleten groeien.
4
water komt in aanraking met gesteente.
tabel bij vraag 2
Hierdoor
2. 4. 1 . 3.
a
zetten stenen uit en krimpen in.
b
lossen delen van het gesteente op.
c
bevriest het water en zet uit.
d
wordt de steen uit elkaar geduwd.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 40
40 landschap 2
4 Wat hebben verwering en erosie met elkaar te maken? Vul de volgende zinnen aan. Verwering beïnvloedt erosie, omdat
7 Vul de volgende zinnen aan of streep de foute antwoorden door. De stenen in bron 7a zijn ontstaan door
het verbrokkelde gesteente in de rivier terecht komt
verwering
Het rivierwater heeft een schurende werking, doordat
het langs elkaar schuren van stenen op de bodem van een rivier
het grind in het water langs het gesteente schuurt 5 a Rivierdalen zijn lange tijd uitgeschuurd. Bekijk nu figuur 2. In welke volgorde heeft de rivier het dal uitgeschuurd? Zet een 1 onder het plaatje hoe het begint, vervolgens een 2 onder de volgende fase, enzovoort. b Streep het foute antwoord (antwoorden) door. Rivierdalen worden uitgeschuurd in de loop van tientallen/honderden/miljoenen jaren.
Het grind in bron 7b is ontstaan door
Het dal in bron 8 is ontstaan door erosie/verwering van een rivier/gletsjer. De bergtoppen in bron 6 en 8 zijn zo steil als gevolg van erosie/verwering. De bergtoppen in bron 6 en 8 worden langzaam hoger/lager/blijven even hoog. Zand en klei ontstaan door verwering en erosie/ verwering/erosie. Erosie en verwering gaan heel langzaam/snel. 8 De snelheid waarmee gesteente verweert en erodeert verschilt. a Welke twee soorten verwering komen vooral voor in een hooggebergte?
Verwering door het bevriezen van water Verwering door het opwarmen en afkoelen 2
4
b Hoe komt dat? Bedenk voor alle twee een reden.
Overdag is de temperatuur vaak boven nul en ’s nachts onder nul Omdat de stenen niet bedekt zijn met grond of planten, warmen ze snel op en koelen ze snel af 1
3
figuur 2
6 Gletsjerdalen hebben een andere vorm dan rivierdalen. a Schrijf in figuur 3 onder het juiste plaatje achter 1 gletsjerdal of rivierdal en achter 2 U-vorm of V-vorm. b Streep het foute antwoord door. Gletsjerdalen zijn het best zichtbaar als de gletsjer al lang is weggesmolten/er nog ligt.
c Verwering door het opwarmen en afkoelen komt ook voor in woestijnen, omdat
hier grote temperatuurverschillen voorkomen tussen dag en nacht d Streep het foute antwoord door. Niet alle gesteenten zijn even hard of zacht. Een gesteente met veel spleten en openingen verweert sneller/langzamer dan een dicht gesteente. e Streep het foute antwoord (antwoorden) door. Erosie door rivieren gaat het snelst in heuvelland/middelgebergte/hooggebergte, omdat daar veel/weinig reliëf voorkomt. Hierdoor gaan de rivieren harder/langzamer stromen. Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.1 over dalen in de Alpen.
1
rivierdal
1
gletsjerdal
2
V-vorm
2
U-vorm
figuur 3
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 41
2 landschap 41
2.2 Waar blijft alle zand, grind en klei?
b Zodra een rivier in zee stroomt, vindt er sedimentatie plaats, doordat
Je hebt nu geleerd hoe gesteente langzaam verbrokkelt, en zand, grind en klei ontstaan. In deze paragraaf leer je waar zand, grind en klei terecht komen.
het rivierwater niet meer kan stromen c Zo ontstaat nieuw land in zee. Hoe heet dit nieuwe land?
‘De rivier de Po’ 9
Een delta
Bekijk kaart GB 104-105/BB 75. Vul de ontbrekende woorden in of streep de foute antwoorden door. a De rivier de Po ontspringt op de grens van Italië en
Frankrijk
d Deze ontstaat dankzij erosie/sedimentatie. 12
Bekijk nogmaals kaart GB 104-105/BB 75. a In welke zee stroomt de Po?
De Adriatische Zee
b De Po stroomt van hoog naar laag en van oost naar west/west naar oost.
b Waar de Po in zee stroomt, gaat de rivier sneller/langzamer stromen.
c De zijrivieren van de Po komen uit twee gebergten, namelijk:
c Hoe ontstaat de Podelta?
De Alpen De Apennijnen
Doordat de stroomsnelheid van de rivier afneemt, vindt er sedimentatie plaats d Bekijk bron 10. Wat betekent de gele kleur in het water?
d Het grootste deel van de Po stroomt door laagland/heuvelland/middelgebergte. e De Po stroomt het snelst in de bovenloop/ benedenloop. f De rivier de Po erodeert in de bovenloop/ benedenloop.
Hier zweeft klei in het water e Langs de kust van de Povlakte zie je heel duidelijk een zandbank liggen. Tussen welke twee plaatsen ligt deze zandbank?
10 Bestudeer eerst bron 9 in het tekstboek. Vul dan de tabel onder aan de bladzijde in. Schrijf het juiste woord op de juiste plaats. Kies uit: • 1 rivierdal/riviervlakte • 2 veel water/weinig water • 3 veel zand en klei/weinig zand en klei • 4 snel/langzaam • 5 groot/klein • 6 sedimentatie/erosie • 7 bergen die verweren/dikke lagen sediment.
Tussen Venetië/Lido en Sottomarina/Chioggia f Hoe zijn deze zandbanken ontstaan?
Zand wordt door stroming in zee hiernaartoe gebracht g Zijn de volgende uitspraak goed of fout?
paragraaf 2.2
– Venetië ligt op een zandbank.
11 Streep de foute antwoorden door of vul aan. a Bij hoogwater overstroomt een rivier het land. Als de rivier het land overstroomt, neemt de stroomsnelheid toe/af, en laat de rivier sediment vallen/vervoert de rivier sediment.
1 De rivier stroomt door een 2 De rivier vervoert 3 De rivier vervoert 4 De rivier stroomt 5 Door hoog water raakt een 6 De rivier veroorzaakt hier 7 Rond de rivier liggen tabel bij vraag 10
– Venetië ligt in de kustvlakte. – Venetië ligt in de delta van de Po.
Fout Goed Fout
Bovenloop van de Po
Benedenloop van de Po
rivierdal weinig water weinig zand en klei snel klein gebied overstroomd erosie bergen die verweren
riviervlakte veel water veel zand en klei langzaam groot gebied overstroomd sedimentatie dikke lagen sediment
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 42
42 landschap 2
Met het blote ook zichtbaar: ja of nee? Groot, klein of ertussenin? Licht, zwaar of ertussenin? Wordt vervoerd bij hoge stroomsnelheid: ja of nee? Wordt vervoerd bij lage stroomsnelheid: ja of nee?
Grindkorrel
Zandkorrel
Kleikorrel
Ja Groot Zwaar Ja Nee
Ja Ertussenin Ertussenin Ja Nee
Nee Klein Licht Ja Ja
tabel bij vraag 14
13 a Waardoor wordt het strand langzaam opgehoogd?
b Vul hier ook de ontbrekende woorden in.
Doordat er bij elke golf meer zand achterblijft dan er mee teruggenomen wordt b Bekijk eerst bron 11. Vul aan: Voor het ontstaan van duinen zijn twee dingen noodzakelijk: – de wind die
bergen, en wor-
dendoor de rivieren meegenomen. De rivieren
sedimenteren het in de laagvlakte of riviervlakte en in zee . Hierdoor ontstaan delta’s en zandbanken . Zand op het strand is uiteindelijk ook afkomstig uit de
zand vervoert
– obstakels op het strand, zoals hout en
planten die
de kracht van de wind breken c Na lange tijd ontstaat op deze manier
Zand, grind en klei ontstaan in de
een duin
14 a Vul de tabel boven aan de bladzijde in. b Bekijk bron 12. Bestaan de laagjes uit zand of uit klei?
Uit klei
bergen
.
16 Bekijk het kaartje van figuur 5. a Zet de getallen 1, 2 en 3 op de juiste plaats in het kaartje. 1 delta, 2 zandbank, 3 lagune van Venetië b Wat valt je op aan de rivier de Po in de delta?
De rivier vertakt zich
c Bij welke stroomsnelheid heeft de sedimentatie plaatsgevonden?
c Waar stroomt het water sneller: bij 2 of 3?
Bij lage stroomsnelheid of bij stilstaand water
2
d Welk laagje is het eerst gesedimenteerd: het onderste of het bovenste?
Het onderste laagje 15 Bekijk figuur 4.
Venetië 3
a Vul de ontbrekende woorden in. Op de bodem (1) van een rivier vind je vooral zand en grind en geen Dit komtdoor de
2
klei .
hoge stroomsnelheid van de rivier.
Golf van Venetië
Bij hoogwater wordt de riviervlakte overstroomd. Direct naast de rivier (2) wordt
zand afgezet, omdat
de snelheid afneemt. Verder van de rivier (3) af wordt
klei afgezet, omdat het water hier stilstaat. Po 3
2
1
2
3
0 figuur 4 Doorsnede van een rivierbedding
Po
25 km
figuur 5 Podelta en lagune van Venetië
1
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 43
2 landschap 43
d Wordt er in de lagune van Venetië zand of klei gesedimenteerd? Verklaar je antwoord.
Vooral klei, doordat het water hier langzaam stroomt of bijna stilstaat e Waardoor ligt er geen klei op het strand?
18 Bekijk bron 13. Streep in de bovenste tabel hieronder de foute mogelijkheden door. 19 a Wat is het goede antwoord? Een oud gebergte is ongeveer 30.000, 300.000, 30.000.000, 300.000.000, 3000.000.000.000 jaar oud.
300.000.000 jaar oud
Het water stroomt hier te hard
b Een jong gebergte is ongeveer 5.000, 5.000.000, 50.000.000, 500.000.000 jaar oud.
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.2 over delta’s over de hele wereld.
2.3 Gebergten verslijten Je weet nu dat verwering, erosie en sedimentatie heel langzaam gaan. Je zult zien dat als je maar lang genoeg wacht, deze processen het hele aardoppervlak veranderen. Hooggebergte, middelgebergte en laagland zie je zo langzaam verdwijnen of ontstaan.
50.000.000 jaar oud 20
In de onderste tabel onder aan de bladzijde staan een aantal gebergten in Europa. Zoek ze op in de atlas en vul in of deze gebergten tot het hooggebergte, middelgebergte of heuvelland behoren. (Let op: soms is zowel middelgebergte als heuvelland goed.)
‘Jonge en oude gebergten’ 17 Streep de foute woorden door: Verwering en erosie gaan heel langzaam/snel. Na honderden/miljoenen jaren heeft dit grote gevolgen. Hierdoor ontstaan/verslijten gebergten. Bergtoppen worden hierdoor steeds steiler/vlakker, en het gebergte wordt steeds lager/hoger.
Jong gebergte
Oud gebergte
1 Hooggebergte/middelgebergte/heuvelland
Hooggebergte/middelgebergte/heuvelland
2 Veel/weinig reliëf
Veel/weinig reliëf
3 Scherpe/afgeronde bergtoppen
Scherpe/afgeronde bergtoppen
4 Diepe, nauwe/ondiepe brede dalen
Diepe nauwe/ondiepe brede dalen
5 Snelle/langzame verwering
Snelle/langzame verwering
6 Snel/langzaam stromende rivieren
Snel/langzaam stromende rivieren
7 Snelle/langzame erosie
Snelle/langzame erosie
tabel bij vraag 18
Naam gebergte
Hooggebergte, middelgebergte of heuvelland?
Jong of oud gebergte?
1
Alpen
2
Apennijnen
3
Ardennen
4
Centraal Massief
5
Kaukasus
6
Oeral
7
Pyreneeën
Hooggebergte Hooggebergte Middelgebergte en heuvelland Middelgebergte en heuvelland Hooggebergte Middelgebergte en heuvelland Hooggebergte
Jong Jong Oud Oud Jong Oud Jong
tabel bij vraag 20
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 44
44 landschap 2
paragraaf 2.3
24 Maak de volgende zinnen af: Sedimentgesteente ontstaat doordat lagen sediment
21 a Rivieren spelen een belangrijke rol bij het afslijten van gebergten. Welke rol spelen de rivieren hierbij?
worden samengeperst Dit gebeurt als de lagen sediment
Rivieren voeren het verweerde materiaal af
zijn bedekt met honderden meters sediment
b Waardoor veroorzaakt een rivier in een hooggebergte veel meer erosie dan in een middelgebergte of heuvelland?
Als lagen klei worden samengeperst, ontstaat
schalie
In een hooggebergte zijn er grotere hoogteverschillen; hierdoor stroomt de rivier sneller en is de schurende werking groter c
Veel rivieren beginnen in de Alpen. Vul de tabel onder aan de bladzijde in. Gebruik hierbij de atlas.
Als lagen schelpen worden samengeperst, ontstaat
kalksteen Fossielen zijn overblijfselen van
dieren of planten 25 Bekijk bron 15. a Hoe zie je dat dit een fossiel is?
eigen antwoord
22 Laagvlakten zijn plat en bestaan uit dikke pakketten sediment. Streep de foute antwoorden door. a Laagvlakten liggen altijd in de beneden-/bovenloop van een rivier. b De rivier stroomt hier snel/langzaam. c Bij hoogwater overstroomt/erodeert de rivier de vlakte. d Meanders komen voor in de boven-/benedenloop van de rivier. e Het eindpunt van de rivier is de laagvlakte/zee. 23 In bron 14 kun je zien dat ook de rivier in de loop van de tijd verandert. Hoe komt het dat meanders vooral voorkomen in oude gebergten? Noem twee redenen.
b Sedimentgesteente ontstaat diep onder de grond. Daar leven geen planten of schelpen. Hoe komen de overblijfselen van planten of schelpen dan toch in het gesteente terecht?
Plantenresten of schelpen komen terecht tussen de zand- of kleikorreltjes, die daarna pas wegzakken 26
Er is minder hoogteverschil, waardoor de rivier langzamer stroomt De dalen zijn heel breed, waardoor de rivier veel ruimte heeft
Streep de foute antwoorden door. Gebruik eventueel GB 66-67/BB 52-53 en GB 86-87/BB 66-67. De Ardennen zijn afgesleten gedurende de afgelopen 3/30/300/3000 miljoen jaar. Als je goed kijkt naar bron 12, zie je dat de Ardennen zijn versleten/omhooggekomen. Dit kun je zien aan de scherpe/platte bovenkant. Al het slijtagemateriaal is afgevoerd door de rivier de Rijn/Maas/Donau/Schelde. Dit materiaal is terechtgekomen in Engeland/Duitsland/Nederland en de Noordzee/Oostzee/Atlantische Oceaan.
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.3 over het Scandinavisch Hoogland.
Geschatte lengte van de rivier
Laagvlakte waar de rivier doorheen stroomt
Zee waarin de rivier uitmondt
Rijn
ca. 1000 km
Beneden-Rijns Laagland
Noordzee
Donau
Beneden-Donauvlakte Povlakte
Zwarte Zee
Po
ca. 2500 km ca. 400 km
Adriatische Zee
Rhône
ca. 600km
Camarque
Middellandse Zee
tabel bij vraag 21
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 45
2 landschap 45
2.4 Van zeebodem tot gebergte Tot nu toe heb je geleerd hoe gebergten langzaam maar zeker verslijten. Nu ga je leren hoe gebergten ontstaan.
29 In bron 17 kun je zien dat op de bodem van de zee sedimentgesteente ontstaat. a Hoe herken je dat?
Aan de gele lagen op de zeebodem b Wat voor gesteente komt er nog meer voor?
paragraaf 2.4 27
Vergelijk atlaskaart GB 170/BB 106 met GB 174B/BB 112B. a Aan welke kant van Zuid-Amerika komt een hooggebergte voor: de oostkant of de westkant?
Aan de westkant
stollingsgesteente c Hoe is dit gesteente ontstaan?
Op sommige plaatsen is magma uit de diepte omhoog gekomen en gestold d Gebeurt dit ondergronds of aan de oppervlakte?
Ondergronds
b Waaruit blijkt dit?
De Andes is hoger dan 1500 meter; sommige toppen zijn hoger dan 6000 meter
e In figuur 6 zie je een stukje gebergte. Vul de legenda aan.
c Wat gebeurt er volgens GB 174/BB 112 aan de westkust?
Het continent van Zuid-Amerika botst op de bodem van de Stille Oceaan d Hoe blijkt dit op GB 170/BB 106?
Er komt een trog voor, en er komen vulkanen voor e Hoe zal de Andes zijn ontstaan?
Ook door de botsing tussen de oceaanbodem en het continent bron 16 en 17 28 a
Italië en de rest van Europa lagen circa vijftig miljoen jaar geleden ver van elkaar af. Schat de afstand tussen Italië en de rest van Europa op dat moment. Vergelijk hiervoor bron 16 met GB 66/BB 52 en kies uit (foute getallen doorstrepen): 10 km/100 km/1000 km/10.000 km. b Wat lag er tussen Italië en de rest van Europa?
Een zee c Wat gebeurt er met deze zee vanaf vijftig miljoen jaar geleden?
De zee wordt steeds kleiner d Wat ontstaat er op de bodem van deze zee?
Lagen sediment e Wat gebeurt er met de zeebodem circa 25.000.000 jaar geleden? 1
2
De zeebodem wordt samengeperst en geplooid De zeebodem wordt opgeheven
geplooid
sediment
gesteente
stollings
gesteente
figuur 6
f Wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat het stollingsgesteente graniet aan de oppervlakte komt te liggen?
Als de rivier erosie gaat veroorzaken, wordt het dal steeds dieper; uiteindelijk komt het graniet dan aan de oppervlakte te liggen
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 46
46 landschap 2
30 Je weet nog wel wat Roos op haar wandeling meemaakte. Lees de volgende tekstjes en bekijk bron 18. Plotseling buigt Mark zich voorover. Hij raapt een steen op. ‘Hé, dit lijkt wel een schelp, en hier nog een.’ Dan zegt hij pesterig tegen Roos: ‘Ben je toch nog aan het strand hè, lief zusje!’ Ze wil hem een mep geven, maar hij springt opzij. a Dit gebeurt op een hoogte van ongeveer 2500 meter. Vinden ze de schelp in een stuk sedimentgesteente of in een stuk stollingsgesteente?
Sedimentgesteente b Hoe komt het stukje zeebodem op deze hoogte?
Doordat de zeebodem omhoog is gedrukt Al starende in de verte ziet ze in de bergwand lijnen, een soort lagen. Op sommige plaatsen liggen de lagen plat, maar dan weer buigen ze omhoog en lopen ze weer naar beneden; het lijkt wel plastic. c In bron 18 kun je zien wat Roos zag. Wat is hier met de lagen gebeurd?
De lagen zijn geplooid d Waarom is het opvallend dat de lagen buigen en omhoog lopen?
Normaal liggen lagen plat; zo zijn ze ook op de zeebodem ontstaan e Waardoor lijkt het wel plastic?
Omdat de lagen verbogen zijn 31 Lees het volgende tekstje en kijk nog eens naar bron 4 in het tekstboek. Peter haalt een paar stenen uit zijn zak. ‘Kijk, dit is graniet; dat kun je zien aan al die vlekjes, en dit hier is een rode zandsteen met schelpen.’ a Zet de volgende begrippen in de juiste kolom van de tabel: sedimentgesteente – stollingsgesteente – gelaagd – gevlekt – met fossielen – zonder fossielen
b Waardoor zitten er wel fossielen in zandsteen en geen fossielen in graniet?
Zandlagen ontstaan op de zeebodem, waar schelpen voorkomen; in gloeiend hete magma komen geen schelpen voor, dus in graniet ook niet 32 a Lege flessen breng je naar de glasbak en oud papier wordt verzameld. Waarom gebeurt dit?
Van de lege flessen en het oud papier worden weer nieuwe flessen en nieuw papier gemaakt b Eigenlijk wordt het glas en het papier hergebruikt. Ken je een ander woord voor hergebruiken.
Recyclen c Met gesteente gebeurt eigenlijk hetzelfde als met glas en papier, alleen duurt het wel wat langer en is het iets ingewikkelder. Schrijf in figuur 7 op de plekken van de lege vakjes wat er gebeurt. d Papier dat wordt gemaakt van oud papier, heet kringlooppapier. Welke titel hoort bij het schema van vraag 32c?
De gesteentekringloop 1 2
– –
sedimentgesteente gelaagd met fossielen
stenen, zand en klei
4
rivier
5
6 7
8
Graniet
stollingsgesteente – gevlekt – zonder fossielen –
verwering
3
9
Zandsteen
gesteente
10 11
12 13
14 figuur 7
erosie grind, zand en klei
sedimentatie sedimentatielagen
samenpersen sedimentgesteente
botsen van aardkorstplaten opgeheven en geplooid sedimentgesteente
verwering stenen, zand en klei
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 47
2 landschap 47
A
33 Vul de ontbrekende woorden in.
1
a De Ardennen zijn ontstaan door het botsen van
aardkorstplaten. Hierbij zijn twee delen van het continent Europa metelkaar gebotst . Voordat de Ardennen ontstonden, lag er op die plaats een zee. b
2
B
Bekijk nu GB 66/BB 52. De Pyreneeën zijn ontstaan doordat
Spanje
botste tegen
Frankrijk. Aangezien de Pyreneeën een hooggebergte zijn, is het een jong gebergte. c De Oeral is ontstaan doordat Europa botste tegen Azië . Aangezien de Oeral een middel gebergte is, is het een oud gebergte.
3
C 4
d Deze botsing, waarbij de Oeral is ontstaan, heeft dus
lang
geleden plaatsgevonden.
figuur 8
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.4 over gebergten over de hele wereld.
Erosie 2 Sedimentatie 3 Vorming sedimentgesteente 4 Plooiing gesteente/gebergtevorming
34 a Vul de ontbrekende begrippen in: Grind, zand en klei ontstaan door
erosie en
transporteren grind, zand en klei van het gebergte naar het laagland en de zee Een rivier zal bij hoge snelheid erosie veroorzaken of
en bij lage snelheid sedimentatie veroorzaken. Sedimentgesteente kun je herkennen aan
laagjes
en
fossielen b Vul de ontbrekende getallen in. Kies uit: 300 – 4600 – 100 – 50 Gebergten verslijten na circa Ardennen zijn circa zijn circa
50
100
miljoen jaar. De
300 miljoen jaar oud. De Alpen
miljoen jaar oud. De aarde is circa
4600 miljoen jaar oud.
Bestudeer figuur 8. Wat gebeurt er op de plaatsen 1 t/m 4? 1
Herhalingsopdracht
verwering Rivieren verplaatsen
c
d Hoe heet een gebergte bij A, B en C?
Jong gebergte B Oud gebergte C Jong gebergte A
e Vul in. In de eerste twee situaties wordt materiaal verplaatst van
links naar rechts. Dit gebeurt door rivieren
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 48
48 landschap 2
Langste rivier
Hoogste berg
Laagste plek
Noord-Amerika
Mississippi
Mount Logan: 6050 m
Death Valley: – 85 m
Zuid-Amerika
Amazone
Aconcagua: 6959 m
-
Afrika
Nijl
Kattaradepressie: – 133 m
Azië
Lena
Kilimanjaro: 5892 m Mount Everest: 8850 m
Australië
Darling Wolga
Mount Kosciusko: 2231 m
-
Mont Blanc: 4808 m
Kaspische Laagte: – 26m
Europa
oostkust Kaspische Zee: – 132 m
tabel bij vraag 35
Topografie van de uitersten 35
Zoek voor elk continent op wat de langste rivier, de hoogste berg en de laagste plek is Vul dat in in de tabel hierboven.
3 Landschappen in Frankrijk en Duitsland Je kunt deze paragraaf ook met de computer maken. Overleg met je docent of dit de bedoeling is. Op de cd-rom bij het werkboek vind je de digitale paragraaf van dit hoofdstuk onder ‘Hoofdstuk 2 landschap’. In paragraaf 2 heb je geleerd hoe landschappen kunnen ontstaan. In deze paragraaf ga je kijken welke landschappen er in Frankrijk en Duitsland voorkomen.
3.1 Van hooggebergte naar laagland 1
Bekijk de kaart van figuur 9 en zoek met behulp van de atlas de topografie van Frankrijk op. Zet de volgende hoofdletters en kleine letters op de juiste plek in de kaart. Landstreken en gebergten: • A Pyreneeën • B Centraal Massief • C Vogezen • D Alpen • E Jura • F Ile-de-France • G Lotharingen • H Languedoc • I Provence • J Côte d’Azur • K Bretagne • L Normandië • M Bourgogne • N Corsica Rivieren: • a Maas • b Seine • c Loire • d Dordogne • e Garonne • f Gironde • g Tarn • h Rhône • i Durance • j Ardèche • k Isère • l Rijn • m Het Kanaal • n Atlantische Oceaan • o Middellandse Zee
m
Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je:
2
L
• met de atlaskaart bepalen of ergens erosie of sedimentatie 0voorkomt; • kenmerken van het landschap aflezen van een foto.
3 C l
K M
12 c 10
E
n
4
f B
d 9
e
j
g
5
h
H
i
8 A
begrijp je:
kun je:
G
F 1
11
• waar de landstreken, gebergten, steden en rivieren in Frankrijk en Duitsland liggen; • hoe de steden liggen ten opzichte van de rivieren en wateren; • waar hooggebergte, middelgebergte, heuvelland en laagland in beide landen voorkomen; • waar de jonge en oude gebergten in beide landen voorkomen; • waar de erosielandschappen liggen; • waar de sedimentatielandschappen liggen.
• waar het afbraakmateriaal van de gebergten in beide landen is gebleven; • hoe verwering en erosie het landschap in beide landen heeft beïnvloed; • hoe sedimentatie het landschap in beide landen heeft beïnvloed.
a
b
7 o
0
figuur 9
250 km
k D
l 6 J
N
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 49
2 landschap 49
2
Gebruik voor deze vraag kaart GB 88-89/BB 68 en figuur 9. a Waar liggen de volgende steden? Vul de zinnen steeds aan. • 1 Parijs • 2 Le Havre • 3 Straatsburg • 4 Lyon • 5 Grenoble • 6 Nice • 7 Marseille • 8 Toulouse • 9 Bordeaux • 10 Nantes • 11 Brest • 12 Orléans
Parijs, Le Havre – Aan de Loire liggen: Nantes, Orléans – Aan de Garonne liggen: Toulouse en Bordeaux – Aan de Rijn ligt: Straatsburg – Aan de Rhône ligt: Lyon – Aan de Isère ligt: Grenoble – Aan de Seine liggen:
– Aan de kust van de Middellandse Zee ligt:
Marseille – Aan de kust van de Atlantische Oceaan ligt:
Brest – De Maas ontspringt in de
landstreek
Lotharingen
e Gebruik kaart GB 88-89/BB 68. De toppen van het Centraal Massief liggen
boven de 1500 meter.
Waarom is er dan toch sprake van een middelgebergte?
Het grootste deel ligt beneden de 1500 meter en de bergtoppen zijn afgerond/ afgesleten f Bron 22 laat zien hoe de Alpen zijn ontstaan. Wat is hier gebeurd? Vul de zinnen aan: – Op een zeebodem werden
lagen sediment
gevormd. – Deze lagen werden
samengeperst tot sediment-
gesteente – Door de botsing van continenten werden
geplooid 4 a Rivieren beginnen en eindigen! Vul de volgende zinnen aan. – De rivier de Loire ontspringt in
3
a Bekijk de kaart van bron 19 en vergelijk deze eventueel met kaart GB 66/BB 52. Zet de volgende gebergten of landstreken in de juiste kolom in de tabel: Jura – Alpen – Bretagne – Vogezen – Normandië – Pyreneeën – Centraal Massief
de lagen
het Centraal
Massief – De Seine ontspringt in de
Bourgogne
– Het afbraakmateriaal van de Pyreneeën wordt gro-
de Garonne afgevoerd naar de Atlantische Oceaan
tendeels door de rivier Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte
Bretagne Jura Alpen Normandië Vogezen Pyreneeën Centraal Massief b Welke gebergten uit de tabel zijn jonge gebergten?
De Alpen en de Pyreneeën c De andere gebergten zijn oude gebergten. Welke zijn waarschijnlijk het oudst en waarom?
Bretagne en Normandië zijn het oudst, omdat deze het laagst zijn d De foto van bron 21 is gemaakt in de Alpen. Waardoor komt gletsjerijs wel voor in de Franse Alpen en niet in de Pyreneeën?
De Pyreneeën zijn lager dan de Alpen
– De monding van de Garonne en de Dordogne heet
de Gironde b Streep het foute antwoord door. De foto van bron 20 is gemaakt in de bovenloop/benedenloop van de Ardèche. c Verklaar je keuze bij b.
De rivier de Ardeche heeft een dal uitgeschuurd, geërodeerd; dat gebeurt alleen in de bovenloop
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 50
50 landschap 2
6
o
p q
1 M
2
L
m h
Keulen, Düsseldorf – Aan de Elbe liggen: Dresden, Magdeburg, Hamburg – Berlijn ligt aan de rivier de Spree – München ligt aan de rivier de Isar – Stuttgart ligt aan de rivier de Neckar – Frankfurt ligt aan de rivier de Main – Bremen ligt aan de rivier de Weser – Aan de Rijn liggen:
i
3
j
l
7
K e
H
I
4
9
8 G
F d
k
5
E
f
g B 10 C
J b
a
D c n
6 A 0
125 km
7 a Vergelijk de bronnen 24, 25 en 26 met de kaart in bron 23. Vul de tabel in onder aan de bladzijde in. b Streep het foute antwoord (of antwoorden) door. De meeste gebergten in Duitsland behoren tot het heuvelland/middelgebergte/hooggebergte. c Verklaar je keuzes voor bron 24.
figuur 10
5
Gebruik voor deze vraag kaart GB 94-95/ BB 70 en figuur 10. a Langs welke rivieren of kusten liggen deze steden? 1 Hamburg • 2 Bremen • 3 Berlijn • 4 Düsseldorf • 5 Frankfurt • 6 München • 7 Magdeburg • 8 Keulen • 9 Dresden • 10 Stuttgart
Bekijk de kaart van figuur 10 en zoek met behulp van de atlas de topografie van Duitsland op. Zet de volgende hoofdletters en kleine letters op de juiste plek in de kaart. Landstreken en gebergten: • A Alpen • B Beierse Woud • C Zwarte Woud • D Schwäbische Alb • E Ertsgebergte • F Thüringer Wald • G Eifel • H Harz • I Sauerland • J Beieren • K Noordrijn-Westfalen • L Nedersaksen • M Noord-Duits Laagland Rivieren: • a Donau • b Isar • c Iller • d Rijn • e Ruhr • f Main • g Neckar • h Elbe • i Weser • j Eems • k Moezel • l Spree • m Oder • n Bodensee • o Oostzee • p Noordzee • q Duitse Bocht
Er is hier veel reliëf, en het ligt zo hoog dat er zelfs nog sneeuw ligt d Verklaar je keuze voor bron 25.
Dit gebied is niet plat, en heeft ook geen hoge bergtoppen; het heeft afgesleten toppen 8 Duitsland kent een aantal stroomgebieden. a Welke Duitse rivieren behoren tot het stroomgebied van de Donau?
De Isar en de Iller b Welke Duitse rivieren behoren tot het stroomgebied van de Rijn?
Neckar, Main, Ruhr en Moezel
Bron
Hooggebergte, middelgebergte, heuvelland of laagland
Het noorden, het midden of het zuiden van Duitsland
24
Hooggebergte Middelgebergte en heuvelland Laagland
Het zuiden Het midden Het noorden
25 26 tabel bij vraag 7
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 51
2 landschap 51
c Welke drie andere stroomgebieden kent Duitsland?
De stroomgebieden van de Eems, de Weser en de Elbe d Zoals je weet, vervoeren de rivieren het afbraakmateriaal van de gebergten naar zee. Via welk stroomgebied wordt het afbraakmateriaal uit deze gebergten afgevoerd. Schrijf de naam van het stroomgebied in de tabel hieronder. Gebergten
Via welk stroomgebied/rivier?
Duitse Alpen Sauerland Ertsgebergte Eifel
Donau Rijn Elbe Rijn
9 De foto van bron 26 is genomen in het Duitse Waddengebied. a Is deze foto genomen tijdens eb of vloed?
Rond de rots en onder de brug is al het gesteente weggeschuurd; dit zijn de laatste harde delen die zijn blijven staan 11 Kalksteen, zoals op de foto van bron 30, komt erg veel voor, ook in Frankrijk. In de gaten waar nu planten groeien, zat vroeger gesteente. Streep de foute antwoorden door. De gaten hebben een afgeronde/hoekige vorm. De gaten zijn ontstaan door erosie/verwering. Water speelt hierbij een grote/kleine rol. Door het water is het gesteente uitgeschuuurd/opgelost/gespleten door de vorst. 12 Bekijk bron 29. a In welke gebergte ligt de rivier de Ardeche?
Het Centraal Massief b Hoe heet zo’n bocht in de rivier?
Eb
Een meander
b Waaraan is dat te zien?
Een deel van het gebied is drooggevallen c Vul in: Bij elke vloed vindt er hier plaats.
d Hoe zijn de ‘natuurlijke brug’ en die rots in het water ontstaan?
sedimentatie van klei
d Deze klei is uiteindelijk afkomstig van Duitse gebergten. Welke Duitse rivieren vervoeren klei naar de Duitse Waddenzee?
Eems, Elbe en Weser 3.2 Verwerings- en erosielandschappen 10 Bekijk de foto van de klifkust bij Étretat (bron 28). a In welke landstreek van Frankrijk ligt Étretat?
Normandië b Uit wat voor gesteente bestaat deze klifkust, en hoe zie je dat?
Sedimentgesteente; dit zie je aan de gelaagdheid c Streep de foute antwoorden door. Het zeewater schuurt gesteente weg bovenaan/onderaan de klif. Hier is sprake van erosie/verwering. Dit gebeurt vooral tijdens storm/eb.
c Is deze foto genomen bij een hoge of lage rivierwaterstand; hoe kun je dit zien?
Een lage waterstand; de onbegroeide oever langs de rivier overstroomt bij hoog water d Streep de foute antwoorden door. Door erosie/verwering heeft de rivier de Ardeche het dal uitgeschuurd. Nog steeds vindt er erosie plaats in de buitenbocht/binnenbocht van de rivier. Hier is de stroomsnelheid het hoogst/laagst. Hierdoor wordt de bocht steeds wijder/kleiner.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 52
52 landschap 2
A De aardpiramide van voren gezien.
B De aardpiramide van de zijkant.
1
3
2
1
15 Het kleine beekje van bron 32 stroomt aan de noordkant van de Schwäbische Alb. a Hoewel dit beekje niet op GB 94-95/BB 70 staat, kun je deze vraag wel met deze kaart beantwoorden. Van welke rivier is dit beekje een zijrivier?
Van de Neckar b Welke vorm heeft het dal dat de rivier op de achtergrond heeft uitgeschuurd?
2
3
c Streep het foute antwoord (antwoorden) door. Het dal is gevormd door: ijs/wind/stromend water. d Streep het foute antwoord (antwoorden) door. Het watervalletje ontstaat op een plaats waar het beekje over harder/zachter gesteente stroomt. Uiteindelijk zal het gesteente toch verweren/wegeroderen.
figuur 11
13 De aardpiramiden van bron 27 komen voor in de Franse Alpen. a Hoe hoog is de aardpiramide van bron 27b?
Ongeveer 8 m b Bestaat de aardpiramide uit vast gesteente of los materiaal?
Los materiaal met bovenop een grote steen c In figuur 11 is schematisch aangegeven hoe een aardpiramide ontstaat. In kolom A staan de plaatjes in de goede volgorde. In kolom B nog niet. Schrijf een 1 naast het plaatje dat bij de beginsituatie hoort, enzovoort. d Streep de foute woorden door. De pijltjes in figuur 11 geven aan dat het materiaal wordt weggeschuurd door wind/ijs/regenwater/ rivierwater. e Welke rol speelt de grote steen boven op de aardpiramide?
De grote steen beschermt de grond eronder tegen het regenwater f In de Franse Alpen hebben aardpiramiden de bijnaam ‘demoiselles coiffées’. Vul aan: ‘jongedame met een
Een V-vorm
hoed’
14 In bron 31 zie je het smalle rivierdal van de Rijn. a Streep de foute woorden door. De Rijn stroomt hier door een hooggebergte/ middelgebergte/laagland. b Gebruik nu kaart GB 94-95/BB 70. Streep het foute antwoord (antwoorden) door. De foto is genomen langs de Rijn tussen Karlsruhe en Mainz tussen Mainz en Koblenz tussen Keulen en de Nederlandse grens. c Verklaar je keuze.
Tussen Mainz en Koblenz is het ‘groene’ dal waar de Rijn stroomt, het smalst
16 Bekijk bron 33. De vulkanen in de Eifel zien er anders uit dan je zou verwachten. a Wat is er anders?
Het zijn geen vulkaankegels, maar alleen meertjes b In deel 1 heb je geleerd dat vulkaankegels ontstaan bij een explosieve uitbarsting. Waaruit bestaat een vulkaankegel?
Een vulkaankegel bestaat uit as en lava c Bij de vulkanen in de Eifel is alle gesteente, as en lava verpulverd en in de wijde omgeving terechtgekomen. Was de uitbarsting van de vulkanen in de Eifel explosiever of rustiger dan die bij een vulkaankegel? Verklaar je antwoord.
De uitbarsting was nog explosiever. Hierdoor is al het materiaal verpulverd en ver weg geslingerd 17 De foto van bron 34 is gemaakt in het Elbsandsteingebergte. Zoals je ziet, trekt dit landschap veel toeristen aan. De brug tussen de rotsen is speciaal voor hen gebouwd. a Zoek in de atlas op bij welke grote Duitse stad dit gebergte in de buurt ligt.
Dresden b De rotsen bestaan uit zandsteen. Is dit een sedimentgesteente of een stollingsgesteente? Hoe kun je dit op de foto zien?
Het is een sedimentgesteente; dit kun je zien aan de gelaagdheid
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 53
2 landschap 53
c Streep het foute woord door. De rotsen brokkelen nog steeds af door verwering/erosie. Dankzij de spleten in het gesteente gaat dit sneller/langzamer. Maar aangezien de brug al meer dan honderd jaar oud is, gaat het toch ook weer niet zo snel. d De rotsen hebben ooit aan elkaar vastgezeten. Hoe lang geleden zou dat zijn? Kies uit: 500/1000/10.000/100.000/1.000.000/>1.000.000 jaar geleden. e De Elbe heeft al het zand afgevoerd. Waar zal het terecht zijn gekomen (Gebruik bron 23)?
In het Noord-Duits Laagland en de (Wadden)zee 3.3 Sedimentatielandschappen 18 Bestudeer eerst de twee kaartjes van bron 35. Streep de foute antwoorden door. a Gedurende de laatste vijfduizend jaar heeft de rivier de Rhône wel/niet altijd op dezelfde plaats gelegen, is de kustlijn in zuidelijke/noordelijke richting verschoven, is het land groter/kleiner geworden met ongeveer 100 – 200 m/1- 2 km/10 –20 km/100 km. b Streep de foute antwoorden door. De Rhônedelta bestaat uit vast gesteente/zand en klei. De Rhône heeft dit in haar benedenloop gesedimenteerd/geërodeerd. Al het sediment is afkomstig uit de Pyreneeën/Centraal Massief/Alpen/Bretagne. Het sediment is aangevoerd met de Maas/Seine/Loire/ Dordogne/Tarn/Rhône/Durance/Ardèche/Isère. c Vul in. De Rhônedelta is ontstaan op de plaats waar de rivier
Middellandse Zee stroomt, omdat hier de stroomsnelheid plotseling daalt
de Rhône in de
19
Gebruik voor deze vraag kaart GB 88-89/BB 68 en bron 35. a Hoe kun je op deze kaart de Rhônedelta herkennen?
Het groene gebied op de kaart vormt de Rhônedelta b Streep het foute antwoord (antwoorden) door. Dit gebied behoort tot het laagland/heuvelland/ middelgebergte.
1 2 3
c Hoe heet deze streek van Frankrijk?
De Camargue d Op bron 36 zie je hoe de kust van de Rhônedelta er uitziet. Vindt hier erosie of sedimentatie plaats?
Sedimentatie 20
Gebruik ook voor deze vraag kaart GB 8889/BB 68. a In de tabel onder aan de bladzijde staan drie verschillende kusten van Frankrijk. Vul in de eerste rij in welke rivier bij welke kust in zee uitmondt. (Kies uit: Rhône – Seine – Garonne – Loire) b Als je goed op de atlaskaart kijkt, zie je dat de vorm van de riviermondingen verschilt. Sommige hebben een trechtervorm. Noteer in dezelfde tabel in rij 2 of er sprake is van een trechtervormige monding of niet. c Lees en bekijk nu bron 38. Schrijf nu in rij 3 in de tabel of er sprake is van een estuarium of een delta. d Waardoor ontstaat er geen delta aan de Atlantische kust?
Al het sediment van de rivier wordt door de kracht van eb en vloed weggehaald e Waardoor kan er wel een delta ontstaan in de Middellandse Zee?
Hier is geen eb en vloed 21 Bekijk bron 37. Streep de foute antwoorden door. Deze rivier stroomt door een hooggebergte/laagland. Op de foto zie je een hoge/lage rivierwaterstand. Tijdens hoogwater stroomt de rivier sneller/langzamer dan tijdens laagwater. In de rivierbedding zie je veel grind/zand liggen. Dit is hier afgezet doordat de stroomsnelheid is gedaald/gestegen. 22 In bron 39 zie je het kasteel van Bentheim. a Zoek in de atlas op in welke landstreek van Duitsland Bentheim ligt, en hoe ver Bentheim van de Nederlandse grens is.
Bentheim ligt in Nedersaksen op circa 9 km van de Nederlandse grens b Het kasteel ligt op een rots die uit zandsteen bestaat. Hoe zijn de laagjes zand waaruit de zandsteen bestaat, ooit ontstaan?
Ze zijn ontstaan op de bodem van een zee of op een strand
Atlantische kust
Kanaalkust
Middellandse-Zeekust
Garonne, Loire Trechtervorm Estuarium
Seine Trechtervorm Estuarium
Rhône Geen trechtervorm Delta
tabel bij vraag 20
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 54
54 landschap 2
c Is deze kust ontstaan door erosie of door sedimentatie? Verklaar je keuze.
c Hoe zijn de laagjes veranderd in zandsteen?
Doordat het zand bedekt werd met dikke lagen, is het samengeperst tot gesteente
Door sedimentatie van de zee is hier zand terechtgekomen
d Hoe komt het dat deze rots nu op 70 m hoogte ligt?
Door krachten in de aarde is het gesteente omhoog gekomen 23 Bron 41 laat gesteente van dichtbij zien. a Is dit een voorbeeld van sedimentgesteente of van stollingsgesteente?
Sedimentgesteente b Waaraan zie je dit?
Het grind is zichtbaar; dit is samengeperst tot gesteente c Deze foto is gemaakt net ten zuiden van München. Waar is het materiaal waar de steen uit bestaat, vandaan gekomen?
Uit de Alpen 24 Bestudeer bron 42. a Wat doen die mensen op de foto en waarom doen ze dat?
De dijk wordt met zandzakken verstevigd omdat het hoogwater is b Is deze foto gemaakt in de bovenloop of de benedenloop van de Elbe?
De benedenloop c Noem twee redenen voor je keuze. 1
Dijken komen niet voor in de bovenloop
Er zijn geen heuvels of bergen op de achtergrond 2
d
Gebruik nu kaart GB 94-95/BB 70. Is deze foto gemaakt in de buurt van Dresden of van Magdeburg?
Magdeburg 25
Gebruik kaart GB 94-95/BB 70. a Is de foto van bron 40 gemaakt aan de Duitse Oostzee- of aan de Noordzeekust?
De Oostzeekust b Bestaat deze kust uit rotsen of uit zand?
Zand
26
Lees de tekst bij bron 40 en gebruik kaart GB 66-67/BB 52. a Vul aan. Eb en vloed ontstaan door de aantrekkingskracht van de
maan
b Hoe vaak is het vloed op een dag?
Tweemaal c Verklaar waarom de opening van de Oostzee te klein voor eb en vloed?
In zes uur tijd kan niet zo veel water de Oostzee in of uit d Streep het foute antwoord door. De opening van de Middellandse Zee is smaller/breder dan die van de Oostzee. Daardoor heeft de Middellandse zee wel/ook geen eb en vloed. e Lees nogmaals vraag 20e. Ben je het nog steeds eens met je antwoord? f Streep het foute antwoord door. De monding van de Elbe lijkt op die van de Rhône/Seine. De monding van de Elbe vormt een delta/estuarium. Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 3 over de manier waarop boeren het Franse landschap gebruiken.
Herhalingsopdracht 27 Streep de foute antwoorden door. a De landschappen van Frankrijk zijn net zo afwisselend als/veel afwisselender dan de landschappen van Duitsland. b Erosielandschappen vind je vooral in het berggebied/laagland, omdat rivieren hier sneller/ langzamer stromen. c Diepe rivierdalen komen vooral voor in het middelgebergte/laagland. d Een estuarium ontstaat als het verschil tussen eb en vloed groot/klein is. e Het Franse laagland ligt vooral in het westen/oosten van het land. Het Duitse laagland ligt vooral in het noorden/zuiden van het land.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 55
2 landschap 55
f Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de stellingen die goed zijn. I De Alpen liggen zowel in Frankrijk als in Duitsland. II Het stroomgebied van de Rijn ligt zowel in Frankrijk als in Duitsland. III De Duitse wadden liggen in de Oostzee. IV Aan de kust vindt altijd sedimentatie plaats. V Bij een rivier vind je sedimentatie in de buitenbocht en erosie in de binnenbocht. g In elke rij van de tabel onder aan de bladzijde staat een begrip of naam die niet in die rij thuis hoort. Streep deze door.
X
X
kun je: • een topografische kaart lezen; • met een topografische kaart een hoogteprofiel tekenen;
4.1 Nederland zakt weg! paragraaf 4.1 1 Bestudeer bron 43 en Kaart GB 66/BB 52. a Waardoor stromen veel rivieren naar Nederland toe?
Nederland ligt heel laag
4 Het Nederlandse landschap
b Welke drie rivieren stromen via Nederland naar zee?
De Rijn 2 De Maas 3 de Schelde 1
In deze paragraaf ga je kijken hoe het Nederlandse landschap is ontstaan. Het platte Nederland is gevarieerder dan je denkt. Je zult ook zien dat het landschap in Nederland sterk is beïnvloed door de mens. Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
c Je kunt in bron 43 zien dat de Rijn zich splitst in drie rivierarmen. Welke drie rivierarmen zijn dat?
De Waal, de Neder-Rijn en de IJssel d Bij welke rivier in paragraaf 2 heb je dat nog meer gezien?
weet je: • hoe de Nederlandse ondergrond is opgebouwd; • wanneer het Nederlandse landschap is ontstaan; • dat Nederland bestaat uit een hoog en een laag deel; • welke grondsoorten in Nederland voorkomen; • waar in Nederland stuwwallen liggen; • welke rol de heide vroeger speelde; • waar in Nederland gebieden zijn bedijkt.
De Po in de Podelta e Streep het foute antwoord door of vul aan. Het splitsen van een rivier in verscheidene takken is typisch voor een rivier in haar benedenloop/ bovenloop. De rivier stroomt hier snel/langzaam, vervoert veel/weinig water en veel/weinig sediment. Doordat de Rijn zich splitst, spreekt men wel van de . Rijn-
delta
begrijp je: • hoe het Nederlandse landschap is ontstaan; • welke invloed klimaatveranderingen op het Nederlandse landschap hebben gehad; • hoe stuwwallen zijn ontstaan; • hoe het Nederlandse landschap in cultuur is gebracht; • welke verschillen er zijn tussen hoog en laag Nederland; • hoe de landschappen in hoog en laag Nederland zijn veranderd; • waarom polders nodig zijn.
2 Lees het volgende rijtje begrippen en beantwoord dan de vraag. laagvlakte – opheffen – sedimentatie – middelgebergte – wegzakken – erosie a Welke drie van deze begrippen hebben met Nederland te maken?
Laagvlakte, sedimentatie, wegzakken b Gebruik nu deze begrippen in de volgende zin: Nederland is een
laagvlakte die langzaam
wegzakt, en waar steeds weer nieuwe lagen ontstaan door sedimentatie
1
Centraal Massief
Zwarte Woud
Pyreneeën
2
Elbemonding
Rhônemonding
Seinemonding
3
Vogezen
Alpen
Pyreneeën
4
Sedimentatie
Erosie
Laagland
tabel bij vraag 27
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 56
56 landschap 2
3 Bekijk bron 43 en beantwoord vervolgens deze vraag. a In bron 43 zijn enkele lagen getekend. Welke laag is de oudste en welke is de jongste?
4
De onderste is de oudste laag, en de bovenste is de jongste laag
Bekijk figuur 12 en vergelijk deze met kaart GB 33/BB 29. a Je kunt Nederland verdelen in een hoog en een laag deel. In figuur 12 staat een stippellijn die Nederland in tweeën verdeelt. Deze stippellijn is de hoogtelijn van + 1 m NAP. Vul hoog of laag in.
hoog Nederland. II Ten westen van deze lijn ligt laag Nederland.
b Bekijk het volgende rijtje begrippen. Eén begrip heeft niets met Nederland te maken. Welk begrip is dit? Kies uit: sedimentgesteente – stollingsgesteente – sediment – zand, grind en klei – zandsteen, schalie – oude lagen – jonge lagen
I Ten oosten van deze lijn ligt
b Vergelijk nu figuur 12 met kaart GB 42/BB 14. Noteer de juiste grondsoorten in de legenda. Kies uit: zand – zeeklei – veen – rivierklei – duinzand – löss
Stollingsgesteente c Noteer elk begrip uit vraag 3b in de juiste kolom van de tabel. Diepe lagen
Bovenste lagen
sedimentgesteente zandsteen, schalie oude lagen
sediment zand, grind en klei jonge lagen
d Welk deel van Nederland is het meest weggezakt? Streep het foute antwoord (of antwoorden) door: het noordoosten/het zuidoosten/het noordwesten/ het zuidwesten van Nederland e Aan de rand van Nederland komen gebieden voor die niet wegzakken maar juist omhoogkomen. Zuid-Limburg is zo’n gebied. Hoe kun je op kaart GB 40 zien dat Zuid-Limburg omhoog komt? Gebruik hierbij de legenda.
In Zuid-Limburg liggen veel meer oudere gesteenten aan de oppervlakte dan in de rest van Nederland; deze zijn omhooggekomen
0
50 km
f Verklaar de tekst in het tekstboek: ‘Een doucheputje dat wegzakt...’
Zoals bij een douche al het water en vuil naar het putje stroomt, zo stroomt in Europa bijna al het water en sediment naar Nederland
Zand
Rivierklei
Zeeklei
Duinzand
Veen
Löss
figuur 12
c Welke grondsoorten liggen vooral in hoog en welke vooral in laag Nederland of in beide? Schrijf dat op in de tabel.
Hoog Nederland – – – –
zand loss veen rivierzand en klei
Laag Nederland – – – –
zeeklei veen duinzand rivierzand en klei
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 57
2 landschap 57
d Hoe zijn de grondsoorten in Nederland ontstaan? Verbind in de tabel hieronder elke grondsoort met de juiste plaats van ontstaan. Grondsoorten
Plaats van ontstaan
Zand
Waddenzee
Duinzand
Moeras
Veen
Rivieren
Zeeklei
Wind
15 c Welke koude tijd had de laagste gemiddelde zomertemperatuur?
De op één na laatste d Hoe lang geleden is het dat Nederland te maken had met deze koudste koude tijd?
5 a Noteer de volgende begrippen op de juiste plaats in de tabel hieronder: ingericht – verkaveling – Waddenzee – duinen – moeras – akker – weiland – aangeplant bos Natuurlandschap – – –
Cultuurlandschap
Waddenzee duinen moeras
ingericht – verkaveling – akker – weiland – aangeplant bos –
b Bedenk een ander woord voor ‘in cultuur brengen’.
Inrichten c Hoe komt het dat het grootste deel van Nederland in cultuur gebracht is?
Nederland is een dichtbevolkt land 6 Bekijk bron 45. a Kruis in de tabel aan of de temperatuur in de linker kolom hoort bij een warme of een koude tijd.
Gemiddelde voor Nederland Wintertemp. + 2 °C Wintertemp. – 20 °C Zomertemp. + 9 °C Zomertemp. + 19 °C Zomertemp. + 2 °C
Warme tijd
Koude tijd
X
Nederland nu
X X
e Streep het foute antwoord door. Als je bron 45 goed bekijkt, zie je dat we nu in een warme/koude tijd leven, en lijkt het logisch dat we in de toekomst weer een warme/koude tijd krijgen. f Waardoor staat de zeespiegel tijdens een koude tijd lager dan tijdens een warme tijd?
Tijdens een koude tijd is heel veel water opgeslagen in gletsjers Bestudeer bron 46 en voer de opdrachten 7 en 8 uit. 7 Zijn de volgende uitspraken goed of fout? a De grond in hoog-Nederland is ouder dan tienduizend jaar.
Goed b De grond in laag-Nederland is ontstaan door een snelle zeespiegelstijging.
Fout c De grond die in laag Nederland aan de oppervlakte ligt, is ouder dan tienduizend jaar.
Fout d De zeespiegel is gestegen van NAP tot 80 meter.
Fout Goed
X X
Circa 200.000 jaar geleden
e De zeespiegelstijging ging even snel als de sedimentatie.
X X
b Men spreekt van een koude tijd als de gemiddelde zomertemperatuur niet boven de + 10 °C komt. Hoeveel koude tijden zijn er geweest in de afgelopen drie miljoen jaar?
f Als de zeespiegel snel zou zijn gestegen, zou de kust van Nederland veel oostelijker hebben gelegen.
Goed
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 58
58 landschap 2
8 a Streep de foute antwoorden door. – De duinen zijn op/voor/achter de zandbanken ontstaan. – Klei en veen zijn op/voor/achter de zandbanken ontstaan. b Achter de zandbanken met duinen komen dikke lagen klei en veen voor. Vul de zinnen aan. – Klei ontstond in een – Veen ontstond in een
waddenzee moeras
c Waardoor was de zandbank heel belangrijk voor de vorming van klei en veen.
Waddenzeeën en moerassen ontstaan alleen als er bescherming is tegen de sterke stroming van zee; de zandbank zorgde hiervoor
4.2 Laag-Nederland: van waddenzee tot akker Je weet nu hoe Nederland door de natuur is gevormd. In deze les kijk je hoe het lage deel van Nederland in cultuur is gebracht. Lees eerst de hele paragraaf en bekijk de topografische kaart. Voer dan de volgende opdrachten uit. 9 Bestudeer de topografische kaart van bron 47 en vergelijk deze met figuur 13. a Markeer op de kaart in figuur 13 de volgende zaken: – hoogtepunten tussen 0 en 1,0 m NAP groen; – hoogtepunten tussen 1,1 en 2,0 m NAP geel; – dijken rood; – terp van Hogebeintum oranje. b De weg tussen Ferwerd en Blija lag vroeger ook op een dijk. Die dijk is weggehaald. Kleur deze ook rood.
d Waar ontstaat nog steeds zeeklei?
In de Waddenzee e Veen ontstaat nergens meer. Hoe komt dat?
Alle moerassen zijn in cultuur gebracht Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.1 over het ontstaan van Nederland.
N
figuur 13 Topografische kaart Ferwerd en omgeving
Z
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 59
hoogte (m)
2 landschap 59
+7 +6
N
Z
A
+5 +4 +3 +2 +1
NAP -1 -2 -3 -4
hoogte (m)
afstand +7 +6
N
Z
B
+5 +4 +3 +2 +1
NAP -1 -2 -3 -4 afstand
figuur 14
c In figuur 14 staan twee hoogteprofielen. Een van beide is het juiste profiel dat past bij de lijn N-Z. Welke is dat, A of B?
A d Teken in het juiste hoogteprofiel de terp en de weggehaalde dijk in. Noteer tevens het woord ‘Zeedijk’ bij de juiste dijk. e Wat is het verschil tussen de Zeedijk en de dijk rond de polder Blija Buitendijks?
De Zeedijk is circa 5 m hoog en de andere dijk is ongeveer 3 m 10 Vergelijk het juiste hoogteprofiel in figuur 14 met de topografische kaart in figuur 13. Gebruik de tabel onder aan de bladzijde. a De drie dijken en de terp zijn allemaal aangelegd als bescherming tegen het water. Welke van deze, de drie dijken en de terp, is het eerst aangelegd? Geef deze in de eerste kolom een 1 en de volgende een 2, enzovoort.
b Geef in de tweede kolom aan wanneer de terp en de afgegraven dijk zijn aangelegd. Lees hiervoor nog eens paragraaf 4.2 in het tekstboek. c Waarom zal men de oude dijk hebben afgegraven? Kijk goed naar de ligging.
Deze dijk is sinds de aanleg van de Zeedijk niet meer nodig 11 a Streep de foute antwoorden door. In de Romeinse tijd lag de terp van Hogebeintum temidden van polders/akkers/de Waddenzee/weilanden. b Wat gebeurde er toen rond de terp na elk hoogwater?
Er werd een dun laagje klei gesedimenteerd c Streep de foute antwoorden door. Tegenwoordig ligt de terp in het laagste/hoogste deel van het gebied. Toen de terp in de Romeinse tijd werd aangelegd, lag de terp in het laagste/hoogste deel van het gebied. d Verklaar dit verschil. Maak de volgende zin af: Sinds de bedijking is de sedimentatie en ophoging
binnendijks gestopt en buitendijks doorgegaan
Afgegraven dijk Zeedijk Terp van Hogebeintum Dijk rond de polder Blija Buitendijks tabel bij vraag 10
Rangschik de ouderdom
Wanneer aangelegd?
2 3 1 4
Circa 1100 – Romeinse tijd –
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 60
60 landschap 2
e
Bekijk nu kaart GB 33/BB 29. Hoeveel terpen liggen er in Friesland en Groningen: circa 10/circa 80/circa 250/circa 1000.
Circa 250
15 Lees in het tekstboek de tekst ‘Polders’ en voer vervolgens deze opdracht uit. a Vul de tekst aan met de volgende begrippen: sloten – zeewater – gemaal – regenwater – zee De dijk houdt niet alleen het
12 Bekijk de bronnen 49a en 49 b. a Op welke foto is een kwelder afgebeeld en op welke een wad?
ook het
vangen in
zee . Hiervoor maakt men tegenwoordig gebruik van een gemaal.
De kwelder ligt hoger dan het wad
d Streep het foute woord (woorden) door. De kwelder ligt hoger doordat daar langer sedimentatie/erosie/verwering heeft plaatsgevonden.
sloten . Via deze sloten moet het water
naar
b Welke ligt hoger ten opzichte van NAP?
De kwelder is begroeid, en dat kan alleen als hij niet elke dag met vloed overstroomt, zoals het wad
regenwater dat achter de dijk valt. Om het
teveel aan regenwater kwijt te raken wordt het opge-
49a kwelder, 49b wad
c Waaruit leid je dit af?
zeewater tegen, maar
b Bekijk figuur 15. Zet een kruisje op de plaats waar een gemaal moet staan. c Stel, een regendruppel trekt de grond in bij het rondje in de figuur. Teken de route die de regendruppel af moet leggen om bij het gemaal te komen. d Geef met een pijl aan in welke richting het gemaal het water pompt. sloten
dijk
kwelder
13 Waarom zijn er steeds nieuwe dijken aangelegd? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het juiste antwoord. I De dijken braken steeds door. II De dijken verslijten. III Men wilde steeds weer een nieuw stuk land inpolderen. IV Men vond meerdere dijken een veiliger idee.
X
14 a Vul de tabel in. Sommige begrippen kunnen in beide kolommen. Kies uit: akker – weiland – kwelder – wad – dorpen – zeewater – boerderijen
– – –
Buitendijks
Binnendijks
kwelder wad zeewater weilanden
–
akkers – weilanden – dorpen – boerderijen
b Waarom komt er buitendijks geen akkerbouw voor? Noem twee redenen.
Er is kans op overstroming 2 Het grondwater is zout; daar kunnen gewassen niet tegen 1
c Waarom noemt men de Polder Blija Buitendijks ‘buitendijks’? Door de dijken ligt hij toch binnendijks?
Het zijn maar lage dijken die om de polder liggen en die beschermen niet tegen hoogwater bij storm
figuur 15 Schematisch diagram van een polder
16 a De boeren hebben eeuwenlang nieuw land bedijkt. Waarom mogen ze dit niet meer?
De Waddenzee – een bijzonder natuurgebied – zou zo steeds kleiner worden b
Neem kaart GB 42/BB 14 voor je en zoek Leeuwarden op. Behoorde de plek waar Leeuwarden ligt, vóór de bedijking ook tot de Waddenzee?
Ja c Waaruit leid je dit af?
Er ligt zeeklei, en die is afgezet in de Waddenzee
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 61
2 landschap 61
d Hoeveel keer groter was de Waddenzee in het verleden?
Ongeveer tweemaal zo groot 17
Gebruik voor deze vraag kaart GB 42/BB 14. a In grote delen van Friesland, Groningen, NoordHolland en Zeeland heeft men wadden en kwelders op dezelfde manier ingepolderd als rond Ferwerd. Hoe kun je dit zien op kaart GB 42/BB 14?
In al deze gebieden ligt zeeklei b Wat is er in Zeeland met de eilanden gebeurd sinds de Middeleeuwen? Vergelijk kaart GB 38 met 39B.
Door de inpoldering zijn de eilanden aan elkaar gegroeid 18 Dijken spelen al eeuwenlang een belangrijk rol voor de zeekleigebieden. Toch kunnen de dijken in de toekomst voor problemen zorgen. Bedenk twee problemen die te maken hebben met de zeespiegelstijging en de sedimentatie.
Door de aanhoudende zeespiegelstijging moeten de dijken steeds hoger worden 2 Door de bedijking is de sedimentatie en ophoging van het land gestopt; hierdoor komt het land steeds lager ten opzichte van de zee te liggen 1
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.2 over terpdorpen.
4.3 Hoog-Nederland: van toendra tot beboste heuvel Hoog-Nederland is niet te vergelijken met laag Nederland. In deze paragraaf leer je hoe hoog-Nederland is ontstaan en is ingericht. Lees eerst de hele paragraaf en bekijk de topografische kaart. Voer dan de volgende opdrachten uit. 19 Bestudeer de topografische kaart van bron 50 en vergelijk deze met figuur 16 op de volgende bladzijde. a Markeer op de kaart in figuur 16 de hoogtelijnen van 15, 20, 30 en 40 meter met één kleur. b Bepaal de hoogteligging van de: –
Herikerberg:
–
Markelerberg:
–
Markelo:
46,6 m NAP; 40,1 m NAP; ca. 20 m NAP.
c Stel je moet van Goor naar Markelo op de fiets. Hoe loopt de kortste weg en hoe loopt de makkelijkste weg?
eigen antwoord d In bron 50 en figuur 16 betekenen de kleuren het volgende (vul in): –
donker/donkergroen:
–
grijs/lichtgroen:
–
wit/wit:
bos weiland akker
e Bos, akker en weiland liggen niet allemaal even hoog. Wat tref je aan op de hogere delen?
Bos
Vaardig met vaardigheden Het tekenen van een hoogteprofiel
Met behulp van de hoogtegegevens van een topografische kaart kun je vrij gemakkelijk een hoogteprofiel tekenen. Een hoogteprofiel laat zien hoe een gebied er ‘van de zijkant’ uitziet. Bij het tekenen is het handig om gebruik te maken van millimeterpapier. Op de verticale is dan de hoogte aangegeven ten opzichte van NAP en op de horizontale as de afstand in het terrein. In figuur 17 is dit voorgedaan. 20 Je gaat nu een hoogteprofiel tekenen van de Herikerberg. Hiervoor maak je gebruik van het millimeterpapier in figuur 17. Maak bij het tekenen gebruik van de volgende vijf stappen: 1 Teken een lijn tussen de punten X en Y in figuur 16 (langs deze lijn teken je het hoogteprofiel). 2 Bepaal in figuur 16 de hoogteligging van punt X en Y, en zet in figuur 17 een stip bij beide punten op de juiste hoogte ten opzichte van NAP. 3 Bepaal in figuur 16 voor elke gemarkeerde hoogtelijn de afstand tot punt X en de hoogte. 4 Zet voor elke hoogtelijn een stip op de juiste plaats op het ruitjespapier in figuur 17. Let hierbij op de juiste afstand vanaf X en de juiste hoogte ten opzichte van NAP. Eén stip is al gezet! 5 Als je voor elke hoogtelijn een stip hebt gezet in figuur 17, verbind je de stippen met elkaar door middel van een lijn.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 62
62 landschap 2 Y
X
hoogte (cm)
figuur 16 Topografische kaart van het gebied rond Markelo X 40
Y
30 20 10 0 0
1
2
3
4
5
6
7
21 Bestudeer nu bron 50 en bron 52. a Zijn de volgende uitspraken goed of fout? De Markelerberg en de Herikerberg waren vroeger hoger dan nu:
Goed
De Markelerberg en de Herikerberg zijn opgestuwd vanuit het zuiden:
Fout
De Markelerberg en de Herikerberg hebben vroeger aan elkaar vast gezeten:
Goed
De Markelerberg en de Herikerberg lagen vroeger verder uit elkaar:
Fout
8
9
10
11
12
13 14 afstand
b Geef in de figuren 16 en 17 met een pijl aan vanuit welke richting het ijs de heuvel heeft opgestuwd. c Waardoor zijn de Markelerberg en de Herikerberg na de opstuwing nogal veranderd?
Aan het einde van de koude periode waarin ze zijn opgestuwd, smolt het ijs. Deze enorme hoeveelheid water heeft grote delen van de stuwwal weggespoeld
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 63
2 landschap 63
22
Bestudeer bron 52. a Streep de foute antwoorden door. Tweehonderdduizend jaar geleden was er in Nederland sprake van een koude/warme tijd. Nederland zag eruit als een toendra/uitgestrekt bos/waddenzee. Gletsjers uit Engeland/de Alpen/Scandinavië schoven door Nederland. b Bekijk bron 45. Tijdens welke koude tijd zijn de stuwwallen ontstaan en waarom toen?
De stuwwallen zijn ontstaan tijdens de één na laatste koude tijd; deze was het koudst c Op kaart GB 33/BB 29 staan enkele stuwwallen. Zoek voor de stuwwallen in de tabel op hoe hoog ze zijn. Stuwwal
Hoogte t.o.v. NAP
Montferland
93 m NAP 69 m NAP 36 m NAP 107 m NAP 75 m NAP 85 m NAP 46 m NAP 40 m NAP
Utrechtse Heuvelrug Het Gooi Veluwe Koningsbelt/Holterberg Tankenberg Herikerberg Markelerberg
d Streep de foute antwoorden door. Stuwwallen komen alleen voor in het noorden/midden/ zuiden van Nederland. Stuwwallen komen in Noord-Brabant wel/niet voor. e Zwerfstenen zijn afkomstig uit Scandinavië. Waarom kun je hiermee bewijzen dat ijs in Nederland is geweest?
Deze enorme stenen kunnen niet op een andere manier zijn vervoerd f Bekijk GB 41C. In welke van de volgende provincies kun je zwerfstenen verwachten: Drenthe, Overrijssel, Noord-Brabant, Limburg?
Drenthe en Overijssel 23 a Wanneer woonden de eerste mensen in het gebied rond Markelo: circa 200.000 jaar geleden/circa 10.000 jaar geleden/circa 5000 jaar geleden/circa 500 voor Chr./1100 na Chr.?
Circa 5000 jaar geleden b Waardoor was het leven voor de eerste bewoners in dit gebied makkelijker dan voor de eerste bewoners in laag Nederland?
In de hoge delen van Nederland had men geen last van de dreiging van het water
24
a Als je de bron 50 en figuur 17 goed vergelijkt, zie je dat bos op de hogere delen voorkomt, en akkers en weilanden in de lagere delen. Hoe komt dat? Omcirkel de Romeinse cijfers vóór de twee juiste antwoorden. I Op de hogere delen is het te droog voor akkers en weilanden. II In de lagere delen is het te droog voor bos. III Op de hogere delen is het te onvruchtbaar voor akkers en weilanden. IV In de lagere delen is het vochtig genoeg voor akkers en weilanden. b Als je het goede antwoord hebt gegeven, weet je dat het niet overal even vochtig is. Dit heeft te maken met het grondwater. Waar zit het grondwater het diepst: op de hogere delen als de Herikerberg of in de lagere delen?
X
X
Op de hogere delen zit het grondwater het diepst c Neem kaart GB 36-37/BB 32-33 voor je. Hoe kun je op deze kaart direct de ligging van de stuwwallen herkennen?
Daar waar bossen liggen, komen meestal stuwwallen voor d Vergelijk nu kaart GB 55A/BB 38 met figuur 12. Vul aan: Bossen komen alleen voor in gebieden met de grondsoort
zand
‘De arme zandgronden’ 25 a Maak de volgende zin af: De zandgronden in Nederland hebben in tegenstelling tot de klei- en veengronden als voordeel dat
ze niet bedreigd worden door zee- of rivierwater Als nadeel hebben ze dat
ze onvruchtbaar zijn b Hoe loste men vroeger dit nadeel op? Noteer de juiste woorden op de lege plaatsen:
heide –> schapen –> schapenpoep –> akker c Waardoor bestaat dit probleem tegenwoordig niet meer?
Er is kunstmest d Op het kaartje van Markelo (bron 50) zie je aan de zuidkant de naam ‘Driebelterveld’ staan midden in het bos. Kun je dit verklaren?
Dit was lange tijd heide, waar schapen graasden. Omdat de schapen niet meer nodig zijn, is de heide ook verdwenen
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 64
64 landschap 2
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij 26 a Tegenwoordig hebben de boeren op de zandgronden mest genoeg. Welke andere problemen hebben ze nu? paragraaf 4.3 over een gebied in Noord-Brabant.
De akkers zijn te klein en te droog b De boeren in de zandgebieden in hoog Nederland, dus ook rond Markelo, hebben dit probleem op drie manieren opgelost. Welke?
Ze zijn gestopt met het boerenbedrijf en hebben hun boerderij verkocht 2 Ze zijn begonnen met intensieve veehouderij 3 Ze gebruiken een deel van hun grond als kampeerterrein
Herhalingsopdracht 28 a Vul de tekst aan: Het Nederlandse landschap kan worden verdeeld in
1
27 Zoals je al hebt gemerkt, is er een groot verschil tussen de zandgebieden en de kleigebieden in Nederland. a Vul de tabel hieronder in en streep de foute antwoorden door. Gebruik de atlas. b Verklaar het verschil in grondgebruik tussen Zeeland en Noord-Brabant.
hoog en een laag deel. In het hoge deel ligt vooral zandgrond en in het lage deel klei en veen. een
b Vul in de middelste tabel onder aan de bladzijde de ontbrekende woorden in. Kies uit: gletsjers – zeespiegelstijging – ouder – jonger – hoog – laag c Tot slot vergelijken we het landschap rond Markelo met dat rond Ferwerd uit de vorige paragraaf. Bekijk de kaarten nog een keer en vul de onderste tabel in.
De zeeklei in Zeeland is veel vruchtbaarder dan de zandgrond in NoordBrabant daarom is er veel akkerbouw Zeeland
Belangrijkste grondsoort (GB 42/BB 14)
Grondgebruik (GB 38-39/BB 34-35)
zeeklei
grotendeels akkerbouw
zand
afwisselend bos, weiland en akkerbouw
hoog/laag Nederland Noord-Brabant hoog/laag Nederland tabel bij vraag 27a
Oost- en Zuid-Nederland Ontstaan door
gletsjers
Ouder dan 10 000 jaar Hoog Nederland
West- en Noord-Nederland Ontstaan door
zeespiegelstijging
Jonger dan 10 000 jaar Laag Nederland
tabel bij vraag 28b
Hoogteligging Reliëf Verkaveling (strookvormig, blokvormig
Landschap rond Ferwerd
Landschap rond Markelo
Rond of op NAP Geen of weinig reliëf Wisselend
10 tot 50 m NAP Veel reliëf Blokvormig
Regelmatig Veel sloten Open landschap Nee Nee
Onregelmatig Weinig sloten Gesloten landschap Ja Ja
of wisselend) Verkaveling (regelmatig of onregelmatig) Sloten Open of gesloten Aantrekkelijk voor recreatie Aantrekkelijk voor wilde planten en dieren tabel bij vraag 28c
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 65
2 landschap 65
5 Het landschap rond de school Bij dit hoofdstuk horen drie onderzoeksopdrachten waaruit je kunt kiezen of waar je docent uit kiest. Het zijn opdrachten die je in je eigen omgeving uitvoert.
1
Een van die onderzoeken staat in dit werkboek. De andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
Onderzoeksopdracht De topografische kaart
De topografische kaart staat vol met allerlei tekens. Dat lijkt onoverzichtelijk, maar als je goed kijkt kun je veel details in een gebied zien. De school en je eigen huis staan er zelfs op. Eigenlijk is de topografische kaart een ‘boek’ waarin het verhaal van het landschap staat beschreven. Dit ‘boek’ ga je leren lezen.
Dijk: 2,5 m of hoger Dijk: 1 - 2,5 m hoog Kade: lager dan 1 m
Weiland of akkerland met sloten
Berijdbare dijk
Boomgaard
5
Hoogtelijnen
Boomkwekerij
12.4
Hoogtegetal
10
1 Onderzoeksvraag Hoe ziet het landschap rond jouw school eruit, en uit welke belangrijke onderdelen bestaat het?
2.5 a
2 Deelvragen 1 Wat betekenen de symbolen op de topografische kaart? 2 Ligt het gebied van jouw school in hoog-of in laag-Nederland, en waaruit kun je dit afleiden? 3 Is er veel reliëf in het gebied rond de school, en hoe is dit reliëf ontstaan? 4 Welke vormen van grondgebruik en verkaveling komen er voor? 5 Bestaat er een verband tussen grondsoort, hoogteligging, grondgebruik en vochtigheid? 6 Zijn er namen op de kaart die iets zeggen over het landschap? 7 Komen er verschillende landschappen voor in de omgeving van de school? 8 Is het gebied op de kaart een droog of een vochtig landschap? 9 Welke grondsoorten vind je rond de school? 10 Is het landschap rond de school een aantrekkelijk landschap om doorheen te fietsen?
Poldergemaal
b
a Steile rand b Helling Spoorweg
Loofbos Naaldbos Moeras
figuur 18 Legenda van de topografische kaart
Deelvraag 1 Wat betekenen de symbolen op de kaart? a Wat is de schaal van de kaart: 1:25.000 of 1:50.000? Dat betekent: 1 cm op de kaart is in werkelijkheid ............ m = ............ km. b De vierkanten op de kaart zijn ............ cm breed; dat is ............ km. c Zet een stip bij de school en een stip bij je huis. Hoe groot is de afstand in kilometers tussen de school en je huis?
d Bekijk in figuur 18 de legenda van de topografische kaart en vergelijk deze met de kopie van de kaart. Kruis aan welke symbolen in de legenda ook op de kaart voorkomen.
3 Werkwijze Centraal staat het gebruik van de topografische kaart. Om de Deelvraag 2 hoofd- en deelvragen te kunnen beantwoorden krijg je van je Ligt het gebied van jouw school in hoog-of in laag-Nederdocent een kopie van de topografische kaart van de school- land, en waaruit kun je dit afleiden? omgeving. 1 Bestudeer de kaart aan de hand van de deelvragen. 2 Gebruik bij deze opdracht kleurpotloden, een liniaal en je schrift. De topografische kaart van Nederland De topografische kaart geeft een gedetailleerd en zo nauwkeurig mogelijk beeld van een gebied. Hiervoor worden op de kaart kleuren, lijnen en symbolen gebruikt.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 66
66 landschap 2
1 Zeekleilandschap
2 Veenlandschap
3
>1m
oranje/rood
> -1 m
rood
0–1m
geel
-1 tot -2 m
oranje
-1 tot 0 m
licht groen
-2 tot -3 m
geez
< -1 m
donkergroen
-3 tot -4 m
lichtgroen
< -4 m
donkergroen
tabel bij deelvraag 3b
Deelvraag 3 Is er veel reliëf in het gebied rond de school, en hoe is dit reliëf ontstaan? a Zoek het hoogste en het laagste punt op de kaart op. – Het hoogste punt ligt op ............ m NAP. – Het laagste punt ligt op ............ m NAP. – Beide punten liggen ............ km uit elkaar. – Het hoogteverschil tussen beide punten is ............. m. b Markeer de hoogtecijfers op de kaart. Geef de hoogtecijfers door middel van een bolletje de juiste kleur. Je docent geeft aan welke tabel je moet gebruiken. c Markeer, indien aanwezig, alle hoogtelijnen met een bruine kleur. d Deze vraag is alleen van toepassingen op gebieden die behoren tot het zandlandschap of het lösslandschap. – Kleur het gebied dat hoger dan de hoogste hoogtelijn ligt oranje, en het gebied dat lager dan de laagste hoogtelijn ligt lichtgroen. – Waar liggen het oranje en het lichtgroene gebied het dichtst bij elkaar? – Waar liggen de hoogtelijnen dicht op elkaar? e Markeer, indien aanwezig, alle dijken met een paarse kleur.
Weiland
f
g
Teken een hoogteprofiel langs een lijn op de kaart (zoals je ook in paragraaf 4.3 hebt gedaan) op ruitjespapier. Je docent geeft aan waar deze lijn op de kaart ligt. Geef een verklaring voor de hoogteverschillen in het gebied.
Deelvraag 4 Welke vormen van grondgebruik en verkaveling komen er voor? a De vorm van de verkaveling op de kaart is (kies uit: strookvormig – blokvorming – wisselend:
eigen antwoord b Wat is de vorm van de verkaveling: onregelmatig of regelmatig?
eigen antwoord c
Bekijk nu eerst de gekleurde topografische kaart in het lokaal. Volgens de legenda van de kaart is het grondgebruik met kleuren aangegeven. Vul in de tabel in met welke kleur de verschillende soorten grondgebruik worden aangegeven volgens de legenda.
Lichtgroen
Akkerland Boomgaard Naaldbos Loofbos Gemengd bos Heide Zand Moeras tabel bij deelvraag 4c
Lichtgroen met stippels
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 67
2 landschap 67
d Welk grondgebruik komt op deze kaart voor? Kruis de juiste antwoorden aan. Veel
Hier en daar
Afwezig
Weiland Akkerland Boomgaard Naaldbos Loofbos Gemengd bos Heide Zand Moeras tabel bij deelvraag 4d
Deelvraag 5 Bestaat er een verband tussen grondsoort, hoogteligging, grondgebruik en vochtigheid?
Deelvraag 6 Zijn er namen op de kaart die iets zeggen over het landschap?
Je hebt in de vorige opdrachten de volgende kenmerken bestudeerd: hoogteligging, verkaveling en grondgebruik. Hebben deze drie iets met elkaar te maken? Bestudeer de kaart goed, en streep dan het foute antwoord door. a Geef aan of de volgende uitspraken van toepassing zijn op jouw kaart: I In de hogere delen van de kaart komt wel/niet een ander grondgebruik voor dan in de lagere delen. II In de hogere delen van de kaart komt wel/niet een andere verkaveling voor dan in de lagere delen. III Als de verkaveling verandert, verandert ook het grondgebruik: wel/niet. b Beschrijf nu voor de uitspraken die wel van toepassing zijn, hoe het komt dat de twee beschreven kenmerken elkaar beïnvloeden.
Op de kaart staan een heleboel namen: namen van plaatsen, boerderijen en gebieden. Sommige namen zeggen niet zo veel (bijvoorbeeld een boerderij die ‘Nooitgedacht’ heet), maar andere juist wel (de naam ‘Ankeveen’ zegt iets over de grondsoort in de omgeving). Noteer de namen die iets zouden kunnen zeggen over het landschap. Noteer erachter wat de naam zou kunnen betekenen.
eigen antwoord
eigen antwoord
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 68
68 landschap 2
Naam gebied
Hoogteligging
Verkaveling
Grondgebruik
Gebied 1:
ca. ... m NAP
Streep het foute antwoord
Vooral:
door: – strook- of blokvormig of wisselend – onregelmatig of regelmatig Gebied 2:
ca. ... m NAP
Vooral:
Streep het foute antwoord door: – strook- of blokvormig of wisselend – onregelmatig of regelmatig
tabel bij deelvraag 7
Deelvraag 7 Komen er verschillende landschappen voor in de omgeving van de school? a Kun je het gebied rond de school verdelen in twee verschillende gebieden, waar het landschap er heel anders uitziet? Ja/nee Vraag nu aan je docent of dit klopt! b Zo nee, ga dan door naar deelvraag 8. Zo ja, welke twee gebieden komen er voor en wat zijn de belangrijkste verschillen? Vul de tabel in. Deelvraag 8 Is het gebied op de kaart een droog of een vochtig landschap? Als je bij deelvraag 7 het gebied in tweeën hebt verdeeld, beantwoord je de vraag voor elk gebied apart. Zo niet, dan beantwoord je de vraag maar één keer! Gebied 1:
Lees de zinnen goed en bestudeer telkens de kaart. Streep dan de foute antwoorden door. a Omdat dit landschap onder/op/boven NAP ligt, is dit een nat/droog gebied. b Er zijn veel/weinig sloten. c Regenwater zakt vanzelf de grond in/moet worden weggepompt. d In het gebied komt wel/geen rivier of beek voor. e De rivier of beek ligt in het hoogste/laagste deel van het gebied. f Het gebied op de kaart behoort wel/niet tot een polder. g Het gebied is een droog/nat gebied. Dit kun je wel/niet afleiden uit het grondgebruik. h Het gebied heeft nooit/soms/vaak last van wateroverlast.
Gebied 2:
Lees de zinnen goed en bestudeer telkens de kaart. Streep dan de foute antwoorden door. a Omdat dit landschap onder/op/boven NAP ligt, is dit een nat/droog gebied. b Er zijn veel/weinig sloten. c Regenwater zakt vanzelf de grond in/moet worden weggepompt. d In het gebied komt wel/geen rivier of beek voor. e De rivier of beek ligt in het hoogste/laagste deel van het gebied. f Het gebied op de kaart behoort wel/niet tot een polder. g Het gebied is een droog/nat gebied. Dit kun je wel/niet afleiden uit het grondgebruik. h Het gebied heeft nooit/soms/vaak last van wateroverlast. Deelvraag 9 Welke grondsoorten vind je rond de school? Als je bij deelvraag 7 het gebied in tweeën hebt verdeeld, beantwoord je de vraag voor elk gebied apart. Zo niet, dan beantwoord je de vraag maar één keer! Gebied 1:
a
Welke grondsoorten komen in het gebied van de kaart voor? Gebruik eventueel kaart GB 42/BB 14. Omcirkel de juiste antwoorden: zand – klei – grind – veen b Kon je dit uit de topografische kaart afleiden? Zo ja, hoe?
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 69
2 landschap 69
c
Hoe zijn deze grondsoorten volgens jou hier terechtgekomen? Omcirkel de juiste antwoorden: rivieren – wind – moeras – zee – ijs d Liggen deze grondsoorten er langer of korter dan 10.000 jaar?
e Verklaar je keuze bij d.
Deelvraag 10 Is het landschap rond de school een aantrekkelijk landschap om doorheen te fietsen? Als je bij deelvraag 7 het gebied in twee delen hebt verdeeld, beantwoord je de vraag voor elk gebied apart. Zo niet, dan beantwoord je de vraag maar één keer! Streep telkens het foute antwoord door. Gebied 1:
Gebied 2:
a
Welke grondsoorten komen in het gebied van de kaart voor? Gebruik eventueel kaart GB 42/BB 14. Omcirkel de juiste antwoorden: zand – klei – grind – veen b Kon je dit uit de topografische kaart afleiden? Zo ja, hoe?
Hoe zijn deze grondsoorten volgens jou hier terechtgekomen? Omcirkel de juiste antwoorden: rivieren – wind – moeras – zee – ijs d Liggen deze grondsoorten er langer of korter dan 10.000 jaar?
a b c d e
Het landschap is vlak/reliëfrijk. In dit landschap kun je wel/niet ver kijken. Het landschap is open/half open/gesloten. Het landschap is eentonig/afwisselend. Ik vind het landschap in dit gebied wel/niet eentonig, omdat:
c
Gebied 2:
e Verklaar je keuze bij d.
a b c d e
Oderzoeksopdracht 1
Het landschap is vlak/reliëfrijk. In dit landschap kun je wel/niet ver kijken. Het landschap is open/half open/gesloten. Het landschap is eentonig/afwisselend. Ik vind het landschap in dit gebied wel/niet eentonig, omdat:
1
De topografische kaart
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk horen vier keuzeopdrachten waaruit je kunt kiezen. Een daarvan staat in dit werkboek. De
Keuzeopdracht 1 Wandelen in de Ardennen Veel mensen gaan tegenwoordig in het weekeinde even naar de Ardennen. Zo ver weg zijn die niet. Kanoën, wandelen, grotten bezoeken of klimmen – dat kan er allemaal. Met
andere staan op de
www.buiteNLand.epn.nl
1 behulp van een topogafische kaart ga je bestuderen waar je in het landschap van de Ardennen tijdens het klimmen, wandelen en kanoën op kunt letten.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:19 Pagina 70
70 landschap 2
Bestudeer figuur 19: een topografische kaart van de Ardennen en de legenda. 1 De eerste dag wil je met een mountainbike van Belvaux naar Han-sur-Lesse. a Wat is de makkelijkste en kortste route? Hoe zie je dat dit de makkelijkste route is?
eigen antwoord b Bedenk een interessante route die inspannend is. Kleur deze geel op de kaart. c Waarom is deze route interessant en inspannend?
eigen antwoord 2 De volgende dag wil je klimmen. Daar heb je rotsen voor nodig. a Zet een kruisje op de kaart waar rotsen voorkomen. b Liggen op deze plaatsen de hoogtelijnen dicht bij elkaar of ver van elkaar?
Dicht bij elkaar c Hoe hoog ligt de hoogste plaats in dit gebied?
312,5 m d Zet op deze plaats een rode stip. e Hoe laag ligt de laagste plaats in dit gebied?
Circa 150 m f Streep het foute antwoord door. Bossen komen hier voor in de hoge/lage delen en op de vlakke/steile plaatsen in het landschap. 3 De derde dag ga de kanoën. a Kleur de riviertjes de Lesse en l’Homme blauw. b Bij Han-sur-Lesse huur je een kano. Je wilt van hier naar Eprave kanoën. Volg de route op de kaart. Welk deel kost het meeste energie: het eerste of het laatste deel?
Het laatste deel kost het meeste energie c Wat moet je weten om vraag b te kunnen beantwoorden?
Je moet weten in welke richting de rivier stroomt d Verklaar je antwoord bij b.
In het eerste deel kano je met de stroomrichting mee en in het laatste deel tegen de stroom in
4 Het kanoën is je zo goed bevallen dat je de vierde dag van Han-sur-Lesse naar Belvaux wilt kanoën. a Streep het foute antwoord door. Je moet dan tegen de stroom in/met de stroom mee kanoën. b Maar je krijgt te maken met een groter probleem. Welk probleem is dat?
De rivier de Lesse verdwijnt onder de grond c Stippel de route die de Lesse aflegt onder de grond. d Hoe lang is het gedeelte van de Lesse onder de grond?
Ruim 1 km e De Lesse stroomt hier door grotten. Deze grotten zijn ooit ontstaan doordat het gesteente is opgelost in water. Welk gesteente is oplosbaar in water?
Kalksteen f Streep het foute antwoord door. Het oplossen van gesteente heet verwering/erosie. g Als je goed op de kaart kijkt, kun je zien dat de Lesse niet altijd door de grotten is gestroomd. Geef met een groene lijn aan hoe de Lesse vroeger gestroomd heeft. 5 De laatste dag ga je kanoën op het riviertje de l’Homme. Hier komen geen grotten voor. Toch is er aan deze rivier iets bijzonders te zien. a Zoek op de kaart Rond Tienne op. Hoe zal dit er in het landschap uitzien?
Het is een ronde heuvel met bos b Kijk nu goed naar de ligging van de l’Homme en het gebied bij Rond Tienne. Hoe heeft de l’Homme vroeger gestroomd bij Rond Tienne? Geef dit aan met een groene lijn. c Hoe is Rond Tienne ontstaan? Streep het foute antwoord door. Door erosie/sedimentatie heeft de rivier de bocht afgesneden, en heeft de rivier een kortere/langere route gekozen.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 71
2 landschap 71
Legenda
200
figuur 19 Topografische kaart van de Ardennen
Keuzeopdracht 1
Wandelen in de Ardennen
rivier asfaltweg onverharde weg wandelpad hoogtelijn rotsen weiland bos
1
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 72
72
topografie L K J 10 2
a
N N
I
b
2
9
b
1
3
B O O 11 11 13
16
3
4 A
H 6
P P
7
8 17
f V V
18
19
38
46
47
c g
G i
53 W 53
Q
C
7
j
Q
5
45
h h
14
15
M
50 51 50 52 51
12
43
48 i
c 39
F
22
21 D
49
54
20
n 44
l l
55 57 o o k
m m 56 U56
42
23 23
d
n 40 41 41
28
e
30
24 R 25
27 27
26
e
29
T E 34
S 35
S
31
32
33 33
37 37
36
0
0
50 km 50 km
Topografie Noord-Nederland Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart. In deel 1 van buiteNLand heb je al veel topografie geleerd. De omcirkelde cijfers en letters zijn een herhaling van vorig jaar.
Plaatsen 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Leeuwarden Dokkum Franeker Drachten Heereveen Sneek Stavoren Lemmer Groningen
Delfzijl 11 Hoogezand-Sappemeer 12 Winschoten 13 Veendam 14 Stadskanaal 15 Assen 16 Roden 17 Emmen 18 Hoogeveen 10
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 73
topografie 73
Meppel 20 Kampen 21 Zwolle 22 Ommen 23 Nijverdal 24 Almelo 25 Hengelo 26 Enschede 27 Oldenzaal 28 Deventer 29 Zutphen 30 Apeldoorn 31 Doetinchem 32 Winterswijk 33 Zevenaar 34 Ede 35 Arnhem 36 Nijmegen 37 Tiel 38 Emmeloord 39 Dronten 40 Harderwijk 41 Ermelo 42 Zeewolde 43 Lelystad 44 Almere 45 Den Helder 46 Hoorn 47 Alkmaar 48 Purmerend 49 Zaandam 50 IJmuiden 51 Zandvoort 52 Haarlem 53 Hoofddorp 54 Amsterdam 55 Amstelveen 56 Bussum 57 Hilversum 19
Wateren a b c d e f g h i j k l m n o
Waddenzee Van Starkenborghkanaal Ketelmeer IJssel Twentekanaal IJsselmeer Markermeer Noordhollands Kanaal Zaan Noordzeekanaal Amsterdam-Rijnkanaal IJmeer Gooimeer Veluwemeer Loosdrechtse plassen
Provincies en landstreken A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W
Friesland Groningen Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Noord-Holland Texel Vlieland Terschelling Ameland Schiermonnikoog Afsluitdijk Het Bildt Oldambt Gaasterland Hondsrug Twente Achterhoek Veluwe Gooi West-Friesland Haarlemmermeer
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 74
74
topografie
11 4
9
8
12 14 13 H e 17 16 I J
6
10 15
19
O
25 26
P
c 31
32
34 m
35
R
S D
n
38
T
37 40
36
24
30
33 o
N
d
j
22 k
5
G
h
i
a
b
20
L
F
18 21
K
3 A
2
7
B
f
g
M
1
39
23
42
l
41
27 Q
28 29
E
43
44 p 45 46 47 49 0
50 km
48
U 50
Topografie Zuid-Nederland Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart. In deel 1 van buiteNLand heb je al veel topografie geleerd. De omcirkelde cijfers en letters zijn een herhaling van vorig jaar.
Plaatsen
Utrecht 2 Nieuwegein 3 Zeist 4 Amersfoort 5 Veenendaal 6 Woerden 7 Gouda 8 Alphen aan de Rijn 9 Leiden 10 Zoetermeer 1
Noordwijk aan Zee 12 Den Haag 13 Hoek van Holland 14 Delft 15 Rotterdam 16 Schiedam 17 Vlaardingen 18 Capelle aan de IJssel 19 Spijkenisse 20 Dordrecht 11
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 75
topografie 75
Gorinchem 22 Zierikzee 23 Kruiningen 24 Goes 25 Middelburg 26 Vlissingen 27 Breskens 28 Terneuzen 29 Hulst 30 ’s Hertogenbosch 31 Oss 32 Cuijk 33 Waalwijk 34 Breda 35 Roosendaal 36 Bergen op Zoom 37 Tilburg 38 Boxtel 39 Eindhoven 40 Helmond 41 Valkenswaard 42 Venlo 43 Weert 44 Roermond 45 Sittard 46 Geleen 47 Heerlen 48 Kerkrade 49 Maastricht 50 Vaals 21
i j k l m n o p
Provincies en landstreken A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U
Wateren a b c d e f g h
Nederrijn Lek Waal Maas Nieuwe Waterweg Oude Maas Haringvliet Hollands Diep
Grevelingen Biesbosch Oosterschelde Westerschelde Schelde-Rijnkanaal Zuid-Willemsvaart Wilhelminakanaal Julianakanaal
Utrecht Zuid-HoIland Zeeland Noord-Brabant Limburg Utrechtse heuvelrug Betuwe Westland Europoort Rijnmond Hoekse Waard Goeree-Overflakkee Schouwen-Duiveland Tholen Walcheren Zuid-Beveland Zeeuws-Vlaanderen Baronie van Breda Meierij van ’s Hertogenbosch DePeel Zuid-Limburg
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 76
76
topografie
H
5 I 4
3 G 2
o II B
b A
a
1
e
6
7 8
36
I J
p
12
22
d h 23
T 43 u 13 K 44 S 14 16 L 18 17 C t f VIII III D 19
M 25
N 27
s
i
26
F X
28
IX
41
42 XI
45
47
21 IV P
U
39
g 20
j
40
38
R 15
24
r
10
c
11
q
37
9
46 v V 48
V
E 30 29
VII
VI
31 l
O
m
k 32
33 34 Q 0
35 n 250 km
Topografie West-Europa Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart. In deel 1 van buiteNLand heb je al veel topografie geleerd. De omcirkelde cijfers en letters zijn een herhaling van vorig jaar.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 77
topografie 77
Plaatsen
Dublin 2 Belfast 3 Glasgow 4 Edinburgh 5 Aberdeen 6 Leeds 7 Liverpool 8 Manchester 9 Birmingham 10 Londen 11 Bristol 12 Cardiff 13 Antwerpen 14 Gent 15 Brugge 16 Brussel 17 Luik 18 Charleroi 19 Luxemburg 20 Metz 21 Straatsburg 22 Lille 23 Le Havre 24 Brest 25 Parijs 26 Tours 27 Nantes 28 Dijon 29 Lyon 30 Limoges 31 Bordeaux 32 Toulouse 33 Nimes 34 Marseille 35 Nice 36 Hamburg 37 Bremen 38 Hannover 1
Magdenburg 40 Berlijn 41 Leipzig 42 Dresden 43 Dortmund 44 Keulen 45 Frankfurt 46 Neurenberg 47 Stuttgart 48 München 39
Wateren
Ierse Zee b Shannon c Theems d Het Kanaal e Noordzee f Schelde g Maas h Somme i Loire j Seine k Garonne l Golf van Biskaje m Rhône n Middellandse zee o Oostzee p Ems q Elbe r Weser s Oder t Rijn u Rühr v Donau a
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 78
78
topografie
Landen en landstreken A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V
Ierland Groot-Brittannië België Luxemburg Frankrijk Duitsland Noord-Ierland Schotland Engeland Wales Vlaanderen Wallonië Normandië Bretagne Landes Elzas Provence Nedersaksen Noordrijn-Westfalen Rührgebied Brandenburg Beieren
Gebergten
Schotse Hooglanden II Penninisch gebergte III Ardennen IV Vogezen V Jura VI Alpen VII Centraal Massief VIII Eifel IX Schwarzwald X Harz XI Ertsgebergte I
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 79
79
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 80
80 onderzoeksvaardigheden
Onderzoeksvaardigheden In elk hoofdstuk van dit boek staan bij paragraaf 5 drie onderzoeken die je kunt doen. Onderzoek doen is een belangrijke vaardigheid bij aardrijkskunde. In dit eerste jaar maken we gebruik van een stappenplan, dat hieronder staat beschreven. Bij alle onderzoeken in paragraaf 5 is het stappenplan vermeld. Hieronder staat nog eens beschreven wat je bij elke stap moet doen. Het kan je helpen als je problemen hebt met het doen van onderzoek.
De stappen van onderzoek 1 het formuleren van een onderzoeksvraag (met deelvragen) 2 het opstellen van een onderzoeksplan 3 het verzamelen van informatie 4 het verwerken van informatie 5 het trekken van conclusies 6 het presenteren van de resultaten 1 Het formuleren van een onderzoeksvraag met deelvragen Een onderzoek begint altijd met een vraag waar je een antwoord op wilt hebben. Dat noemen we de hoofdvraag. Het bedenken van een goede hoofdvraag is niet makkelijk. Let op een paar belangrijke dingen: – De hoofdvraag moet met aardrijkskunde te maken hebben. Goed: Waarom reizen mensen verder voor dure spullen dan voor goedkope spullen? Fout: Wat wordt er verkocht door de winkels in de stad? – De hoofdvraag moet maar één vraag zijn. Goed: Waarom zitten autodealers vaak bij elkaar? Fout: Waar zitten de autodealers, waarom zitten ze bij elkaar en door wie worden ze bezocht? – De hoofdvraag moet binnen de tijd onderzoekbaar zijn. Fout: Je hebt vier uur de tijd, en de onderzoeksvraag is: Hoe kunnen de problemen in het verkeer opgelost worden? (Dat kun je nooit binnen vier uur onderzoeken!) Goed: Je hebt vier uur de tijd en de onderzoeksvraag is: Waar komen de mensen vandaan die bij de HEMA boodschappen doen? – De hoofdvraag moet duidelijk zijn. Fout: Is de gezondheidszorg goed gespreid? (Wat is ‘gezondheidszorg’? Wat is ‘goed gespreid’? Waar is het gespreid?) Goed: Wonen er meer huisartsen in dichtbevolkte wijken dan in dunbevolkte wijken? – De vraag moet duidelijk afgebakend zijn; zorg ervoor dat er drie onderdelen in zitten: wat?, wanneer? en waar?
Vaak is een hoofdvraag ingewikkeld, of weet je niet waar je met het zoeken naar informatie moet beginnen. Het beste kun je dan je hoofdvraag opdelen in deelvragen. Dit zijn hulpvragen die je stap voor stap helpen een antwoord te vinden op de hoofdvraag. Deelvragen moeten ook aan een aantal eisen voldoen: – Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen; ze gaan bijvoorbeeld over deelonderwerpen. – Het moeten er niet meer dan vier of vijf zijn. Bijvoorbeeld: De hoofdvraag is: Klopt de weersverwachting op de televisie met het echte weer in je omgeving? De deelvragen kunnen zijn: – Uit hoeveel dagen bestaat de meerdaagse weersverwachting? – Over welk gebied gaat deze verwachting? – Welke gegevens worden in de weersverwachting genoemd? – Hoe worden deze gegevens gemeten? 2 Het opstellen van een onderzoeksplan Bij de meeste onderzoeken die je dit jaar doet hoeft dat niet. Bij een onderzoek dat veel tijd kost en waarbij je in een groepje moet werken, is een plan maken wel handig. Anders ben je misschien lang bezig op de verkeerde manier of doet er eentje heel veel en de ander weinig. In een onderzoeksplan kun je opnemen: – het aantal en de soort werkzaamheden; – de hulpmiddelen die je nodig hebt; – de taakverdeling als je met medeleerlingen werkt; – een tijdsplanning; – waar je denkt informatie te vinden. 3 Het verzamelen van informatie Nu begint het echte onderzoek. Informatie haal je uit bronnen. In feite zijn er twee soorten bronnen: – informatie die je zelf verzamelt door naar buiten te gaan en mensen te interviewen, te enquêteren, te tellen of gewoon door te kijken hoe iets is; – informatie die door een ander is verzameld, en die je haalt uit boeken of van de computer, bijvoorbeeld van internet. Bij het verzamelen van informatie moet je op het volgende letten: – Denk eerst goed na hoe je het beste aan informatie kunt komen: in de bibliotheek, op het gemeentehuis, door onderzoek buiten, op internet? – Ga niet zomaar van alles printen of kopiëren, maar zoek alleen de informatie die antwoord geeft op de onderzoeksvraag of deelvragen.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 81
onderzoeksvaardigheden 81
– Wees beleefd als je ergens om informatie vraagt of mensen interviewt. – Laat je niet verleiden tot een andere onderzoeksvraag omdat je over dat onderwerp toevallig meer informatie kunt vinden. – Werk geordend en netjes: maak per deelvraag een vel papier en noteer daarop die dingen die je gevonden hebt en die met die deelvraag te maken hebben. Noteer ook de bron: bijvoorbeeld de bladzijde en de naam van het boek waar je iets in gevonden hebt. 4 Het verwerken van informatie Als je informatie hebt verzameld, is dat vaak nog een rommeltje. Je hebt blaadjes met aantekeningen, antwoorden op vragen aan mensen, plaatsen en straatnamen waar iets is, rijen met cijfers van tellingen enzovoort. Die moet je netjes gaan verwerken tot delen van een werkstuk of presentatie. Dat doe je door bijvoorbeeld: – van cijfers een staafdiagram te maken; – van plaatsen een kaart te tekenen; – van teksten een samenvatting te maken; – van aantekeningen of een interview een logisch verhaal te schrijven; – enzovoort.
5 Conclusies trekken Ga als volgt te werk: – Beantwoorden van de deelvragen Lees alle informatie die je over een deelvraag hebt genoteerd, geordend en bewerkt goed door, en geef dan voor elke deelvraag een antwoord op die vraag. – Beantwoorden van de hoofdvraag Lees de antwoorden op de deelvragen goed door en geef dan een antwoord op de hoofdvraag. 6 Het presenteren van de onderzoeksresultaten Van alles wat je nu gevonden en gemaakt hebt, moet je een presentatie maken. Een presentatie kan een werkstuk zijn. Maar het kan ook een Power-Pointpresentatie op de computer zijn, of een spreekbeurt, of een kaart met beschrijving enzovoort. In de presentatie moeten twee dingen zitten: – de verwerking van de informatie: korte stukken tekst (samenvattingen, verwerking van interview enzovoort), tabellen en grafieken, kaarten enzovoort; – de antwoorden op de hoofd- en deelvragen.
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 82
82 illustratieverantwoording
Illustratieverantwoording Kartografie: G-O graphics (met medewerking van Marco Arens), Wijk bij Duurstede Topografische Dienst Emmen: bronnen 2.13, 2.16 Nationaal geografisch Instituut, Brussel (B): bron 2.19a Technisch Tekenwerk: Tekenbureau Frans Hessels, Almere-stad
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 83
83
214305/buiteNLand/HAVO WA 24-02-2004 17:20 Pagina 84
84
214305