214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 1
buiteNLand 2 vwo B
ak
www.buiteNLand.epn.nl
Moniek de Boer Adwin Bosschaart Ko Dek
concept en redactie: Geert van den Berg
Ingrid Janssen Harrie Mennen Daan van Noppen
ICT-redactie: Hub Stohr
eerste druk eerste oplage 2003
werkboek-i
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 3
inhoud 3 Steden, van hier tot Tokyo 1 2
4
Leroy, zwerfjongen in Kaapstad De wereld van de grote stad 2.1 Een netwerk van steden 2.2 Steden in verandering 2.3 De ontwikkeling van steden in Europa 2.4 Megasteden in ontwikkelingslanden Brussel en Lagos 3.1 Spin in het web 3.2 I’m from Lagos. Ik ben van Brussel 3.3 Lagos en Brussel: elke dag anders Nederland: land zonder stad 4.1 Een netwerk van steden en dorpen 4.2 Opbouw en functie van de stad 4.3 Gedonder in de stad 4.4 Stedelijke netwerken in Europa Kijk, hier woon ik Keuzestof
4 7 7 9 11 14 17 17 19 23 25 25 28 31 34 37 38
4 De draagkracht van de aarde, op = op
39
1 2
39 41 41 44 47 50 54
3
4
5 6
3
4
5 6
Zou ze het durven vragen? De draagkracht onderzocht 2.1 De aarde en de mens 2.2 De groei van de wereldbevolking 2.3 Watertekort 2.4 Een warme deken met onduidelijke gevolgen Het Verenigd Koninkrijk en Egypte 3.1 Een winderig eiland en een land van woestijnen 3.2 De draagkracht overschreden? 3.3 Duurzame oplossingen De draagkracht van Nederland 4.1 Leeft Nederland op te grote voet? 4.2 Water, lucht en bodem 4.3 Duurzame ontwikkeling ook voor jou? 4.4 Duurzame ontwikkeling moet overal De draagkracht van jouw leefomgeving Keuzestof
5 Migratie, ver weg komt dichtbij
77
1 2
77 79 79 82 84 87
3
4
5 6
Fang-Li en de slangenkoppen De wereld in beweging 2.1 Migratie 2.2 Waarom is er migratie? 2.3 Gevolgen van migratie 2.4 Vluchtelingen China en de Verenigde Staten: grootmachten in beweging 3.1 De trekker overhalen 3.2 Chinezen en Amerikanen: ga je mee naar de stad? 3.3 Oorzaken en gevolgen van migratie Migratie in Nederland 4.1 Nederland immigratieland 4.2 Waar komen de migranten in Nederland terecht? 4.3 Binnenlandse migratie: de Randstad als roltrap 4.4 Integratie: gaat dat lukken? Migratie in je eigen omgeving Keuzestof
Topografie Onderzoeksvaardigheden
54 57 60 63 64 67 70 72 75 76
legenda tekstboek verwijzing naar het tekstboek
atlasopdracht verwijzing naar de methodesite www.buiteNLand.epn.nl verwijzing naar de cd-rom bij het werkboek verwijzing naar internetpagina
GB
Grote Bosatlas 52e druk
BB
Basis Bosatlas 1e druk
90 90 92 94 96 96 98 100 102 107 111 112 118
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 4
hoofdstuk
03
steden van hier tot Tokyo In 1950 waren er zeventig steden met meer dan één miljoen inwoners. Maar in 2004 zijn dat er al driehonderd. Vooral de supersteden in de ontwikkelingslanden groeien razendsnel. Toch wonen de meeste mensen op aarde in middelgrote en kleine steden. Nederland telt zelfs geen enkele stad van boven de één miljoen inwoners. Je zult zien dat steden op tal van terreinen van elkaar verschillen, maar er zijn ook overeenkomsten.
1 Leroy, zwerfjongen in Kaapstad 1 Wat is waar? Voor je aan de opdrachten over steden begint, test je eerst wat je al weet over dit onderwerp. Doe de stedentest!
Bekijk in de tabel hieronder de tien uitspraken. a Kruis in de tweede kolom aan welke uitspraken volgens jou waar zijn. b Vergelijk dan jouw invulling met die van degene die naast je zit. Probeer samen tot een oplossing te komen.
Uitspraken
Volgens mij waar
Volgens ons waar
1 Van de tien grootste steden op aarde liggen er zes in rijke landen. 2 De grootste stad van Europa is Parijs. 3 In China liggen meer miljoenensteden dan in de VS.
X X
4 In Nederland is er maar één stad met meer dan één miljoen inwoners. 5 De steden in de rijke landen groeien veel langzamer dan de steden in de arme landen. 6 Er liggen in de wereld meer steden aan de kust dan in het binnenland.
X X
7 In steden werken de meeste mensen in de secundaire sector. 8 De oudste steden op aarde lagen in het Midden-Oosten. 9 Hoe groter de stad, des te meer misdaden er per duizend inwoners worden gepleegd. 10 De grootste stad van een land is de hoofdstad.
X X
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 5
3 steden 5
2 In dit hoofdstuk worden begrippen gebruikt die je al eerder tegenkwam in deel 1 of in een van de vorige hoofdstukken. Dat zijn: informeel • regionale ongelijkheid • centrumland • globalisering • infrastructuur • periferie • semiperiferie • MNO • EU • vestigingsplaatsfactor • kolonie • allochtoon a Hieronder staan twaalf omschrijvingen van deze begrippen. Vul in de puzzel van figuur 1 op de juiste plaats het begrip in. (Tip: achter in het tekstboek staat een lijst met begrippen.) 1 Hij of zijn ouders zijn hier niet geboren. 2 Dit noemen we ook wel de scharreleconomie. 3 Verschil in welvaart en welzijn tussen gebieden in een land. 4 Bedrijf met vestigingen in verscheidene landen. 5 Proces waarbij steeds meer gebieden op aarde met elkaar verbonden worden. 6 Hier vind je de armer landen van de wereld. 7 Deze groep van landen heeft zich de laatste jaren goed ontwikkeld. 8 Alles wat nodig is om verkeer mogelijk te maken. 9 Landen in Europa die economisch steeds meer een eenheid worden. 10 Dit land hoort tot de groep van rijkste landen ter wereld. 11 Hier heerste een Europees land. 12 Met dit begrip kun je verklaren waarom bedrijven op een bepaalde plaats liggen. b Als je alles goed hebt ingevuld, lees je op een bepaalde lijn van boven naar onder een woord dat je doet vóór je deze puzzel hebt opgelost. Welk woord is dat?
Transpireren
3 Blader eerst door het hele hoofdstuk in het tekstboek om erachter te komen wat er zoal aan bod komt. Vul tijdens het bladeren de volgende tekst verder in. De foto op de openingspagina vind ik wel passen bij dit hoofdstuk, omdat:
eigen mening jongen die probeert te overleven in een grote stad . Het verhaal van Leroy gaat volgens mij over een
In paragraaf 2 komen de volgende onderwerpen aan bod:
een netwerk van steden 2 hoe steden veranderen 3 problemen in megasteden 1
; ; .
In paragraaf 3 bezoeken we twee grote steden:
Brussel
en
Lagos
In paragraaf 4 gaat het over steden in
Nederland
4 Bekijk de foto op het titelblad. Dit is São Paulo in Brazilië. Lees de tekst door en voer de volgende opdracht uit. a In het midden staat een gebouw met een gebogen gevel. Hoe hoog is dat gebouw, schat je? Kies uit: 50 m • 100 m • 200 m • 400 m
Ongeveer 200 m b In de tekst worden kenmerken van grote steden genoemd. Sommige daarvan zijn ook te zien op de foto. Noem er twee.
Gebouwen zover je kunt kijken Verkeer diep onder je
figuur 1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 6
6 steden 3
c Streep het foute woord (of woorden) door. Deze gebouwen zijn vooral woonflats/winkels/kantoren. d Belangrijke veranderingen en modernisering beginnen vaak in de stad; belangrijke instellingen of gebouwen liggen ook vaak in de stad. Welke stad past bij de volgende omschrijving?
Parijs
– Hier begon de Franse revolutie:
– Een bekende voetbalclub uit een grote Europese stad:
eigen antwoord – Hét centrum van de filmindustrie:
Hollywood
– De stad van de Olympische Spelen in 2008:
Beijing Den Haag Brussel
– Regeringscentrum van Nederland: – De ‘hoofdstad’ van Europa:
c De rijke wijk ligt gunstig. Op welke twee manieren kun je dat op het kaartje zien?
Dicht bij het centrum Dicht bij een mooi gebied als de Tafelberg en een park d De Kaapse Vlakte ligt achter de Tafelberg. Waarom zijn daar de meeste mensen gaan wonen, denk je?
Bijvoorbeeld: er is ruimte; er is landbouw mogelijk; het is er vlak e Leroy is geboren in de township Hannover Parc. Deze krottenwijk ligt op de Kaapse Vlakte zo’n twintig kilometer buiten Kaapstad. Hoort die township dan nog wel bij de stad? , omdat Ik denk van
wel bijvoorbeeld daar de mensen wonen die in Kaapstad werken
– Door de val van de Muur in 1989 begon in deze stad de afbraak van het communisme in Europa:
tekstboek
Berlijn
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 1 over de hoogste gebouwen in de wereld.
paragraaf 1
5 Een dag uit het leven van Leroy en van mij. Vul de tabel onder aan de bladzijde verder in.
6 Bekijk de kaart van Kaapstad aandachtig (bron 4). a Het centrum van de stad ligt aan
de haven
b Het centrum van een stad als Kaapstad is makkelijk te herkennen aan
de grote gebouwen die er staan
De 24 uur van Leroy
Tijdsindeling
Slaapt in portiek.
0.00-5.00
Weggejaagd en zoekt nieuwe slaapplaats.
5.00-5.30
Slaapt verder in park.
5.30-8.00
Opstaan en etensresten van gisteren opgegeten.
8.00-9.00
Te voet op weg naar centrum.
9.00-10.00
Sjouwwerk op de markt; 1 dollar verdiend.
10.00-13.00
Met Kentucky rondgehangen op zoek naar toeristen.
13.00-15.00
Gids gespeeld voor twee Duitsers en gratis gegeten. Top!
15.00-17.00
Rondgehangen bij de supermarkt.
17.00-19.00
Weggejaagd door een bende jongens.
19.00-19.30
Gebedeld bij de uitgang van de bioscoop.
19.30-23.00
Terug naar ons portiek, wat brood gegeten en wijn gedronken met mijn vrienden
23.00-24.00
tabel bij vraag 5
Mijn 24 uur
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 7
3 steden 7
2 De wereld van de grote stad
a Gebruik gegevens uit de atlas (GB 206 en 210) en je tekstboek. Vul de tabel in.
De helft van de wereldbevolking woont in een stad. Over twintig jaar zal dat zestig procent zijn. De wereld telt dan veertig megasteden. Vooral de stadsbevolking in de ontwikkelingslanden groeit razendsnel. In deze paragraaf leer je hoe je steden kunt indelen, en waar de grote steden in de wereld liggen.
Land
IJsland Portugal Japan
Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
Nederland
weet je: • wat de volgende begrippen betekenen: megastad - wereldstad - stedelijk netwerk - primate city - site - situation - urbanisatie - suburbanisatie urbanisatiegraad - suburbs - CBD - ruimtelijke geleding formele sector - informele sector; • waar de vijfentwintig grootste steden in de wereld liggen; • wat het verschil is tussen een wereldstad en een megastad; • hoe de spreiding is van grote steden in de wereld; • hoe een westerse stad is opgebouwd; • hoe een niet-westerse stad is opgebouwd; • wat de problemen zijn in een megastad.
kun je: • megasteden, netwerken van steden en primate city’s op een kaart herkennen; • het verschil tussen site en situation toepassen; • de opbouw van een stad herkennen op een kaart, foto of videofragment; • een koloniale dubbelstad herkennen op een luchtfoto of een plattegrond; • oplossingen noemen voor de problemen in een megastad.
2.1 Een netwerk van steden Er zijn steden in soorten en vooral maten. In deze les leer je wat steden zijn, en welke soorten steden we kunnen onderscheiden. Je leert waar de grote steden op aarde liggen, en hoe ze zo groot konden worden. tekstboek
‘Wat is een stad’ en ‘Hoe kun je grote steden indelen’
1 Stelling: ‘Hoe dunner bevolkt een land is, hoe sneller men een plaats een stad noemt’. Je gaat onderzoeken of deze stelling klopt.
Grens voor een stad
3 109 336 385
500 10.000
50.000 30.000
b Klopt de stelling? Ja/nee
Ja c Hoe kun je de stelling verklaren?
In een dunbevolkt gebied wonen mensen ver uit elkaar; dan noem je een plaats al gauw een stad 2 Welke van de volgende kenmerken horen bij een stad? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Wij wonen op de vijfde verdieping. II Veel mensen werken in de primaire sector. III De bevolkingsdichtheid is niet zo hoog. IV Als je naar de universiteit wilt, zul je toch deze kant op moeten komen. V Er is vooral laagbouw. VI Veel forensen komen hier ‘s morgens naartoe.
X
X
begrijp je: • waardoor er in ontwikkelingslanden vaak een primate city-structuur voorkomt en in de rijke een stedelijk netwerk bestaat; • waardoor steden in arme landen zich anders ontwikkelen dan in rijke landen; • waardoor de opbouw van steden steeds weer verandert.
Bevolkingsdichtheid
X
3
Bekijk bron 5. Om een goed beeld van een megastad te krijgen zou je er in een helikopter overheen moeten vliegen. Dat is een dure grap. Maar... voor Parijs is er een andere mogelijkheid. Je beklimt gewoon de Eiffeltoren. a Neem kaart GB 90C voor je en zoek de Eiffeltoren. Streep door wat fout is. De Eiffeltoren ligt aan de spoorlijn/in een park/midden in het zakencentrum/aan de rand van de stad/aan de Seine. b Vanuit je hoge post kijk je telkens naar een andere hoofdwindrichting over de stad. Bereken voor elke richting hoever de bebouwde omgeving zich ongeveer uitstrekt.
27 km; naar het westen: 18 naar het noorden: 18 km; naar het oosten: 27 Naar het zuiden:
km; km
c Parijs is samen met zijn voorsteden het grootste stedelijk gebied van Europa. Wat is de maximale doorsnede door de bebouwde omgeving van Parijs.
Ongeveer 45 km d Om een idee te krijgen hoe uitgestrekt de stad Parijs is, leg je de oppervlakte van Parijs op de kaart van Nederland (kaart GB 36-37/BB 32-33). Er wordt beweerd dat Parijs net zo groot is als de provincie Utrecht. Klopt dat?
Ongeveer wel
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 8
8 steden 3
e Welke fout maak je echter als je Parijs overtrekt van kaart GB 90C, en die op de provincie Utrecht legt om te kijken of de uitspraak klopt?
De schaal van de kaarten verschilt
b Stelling: In de ontwikkelingslanden liggen grote steden vooral aan de kust. Je onderzoekt of deze stelling klopt voor Zuid-Amerika. Welke kaart kun je hiervoor het beste gebruiken?
GB 167/BB 105
4 a We onderscheiden dus drie soorten grote steden. Hieronder staan enkele kenmerken. Schrijf achter elk kenmerk met een H(oofdstad), M(egastad) of W(ereldstad) welk soort stad bedoeld wordt. – Vanuit deze stad wordt het land bestuurd:
H
– De stad is nu al achtmaal zo groot als de volgende in het land:
M
– Elke multinational van enige naam heeft hier wel een vestiging:
W
– In de globalisering speelt deze stad een belangrijke rol:
W – Hier ontstaan vaak de nieuwe modetrends:
W
c Als je de legenda goed gebruikt, zie je dat Zuid-Amerika eenentwintig steden telt van meer dan één miljoen inwoners. Hoeveel liggen er binnen honderd kilometer van de kust?
Veertien d Vind je dat de stelling uit vraag c klopt? Streep de foute woorden door. Kies uit: nauwelijks • redelijk • helemaal. e Hoe kun je de ligging van de grote steden in ZuidAmerika verklaren? (Tip: denk aan het koloniale verleden van Zuid-Amerika.)
De kolonisten stichtten vooral (haven)steden aan de kust, die als ‘doorgeefluik‘ voor de goederen konden dienen
– Groot is deze stad wel, maar internationaal stelt ze weinig voor:
6 a Bekijk figuur 2. Welk land heeft een primate city-
M
structuur? Verklaar ook waarom.
b Een stad kan makkelijker uitgroeien tot een megastad dan tot een wereldstad. Leg dit uit.
Door de bevolkingsgroei overschrijd je de grens van acht miljoen inwoners, maar een wereldstad moet aan veel meer eisen voldoen c Bekijk kaart GB 192F. Je bent niet tevreden over de titel. Welke titel zou beter zijn?
Bijvoorbeeld: Groei van enkele grote steden in de wereld d Let op het verschil in groei tussen westerse en nietwesterse steden. Klopt de ontwikkeling met de theorie in je tekstboek? Licht je antwoord toe.
Ja, de westerse steden groeien vooral tot 1950; de niet-westerse steden vooral na 1950 tekstboek
5
‘Hoe is de spreiding van grote steden?’
Bekijk bron 6. a Omcirkel de Romeinse cijfers vóór de twee goede antwoorden. Megasteden liggen vooral: I in de ontwikkelingslanden II in rijke landen in het binnenland IIIin de semiperiferie aan de kust IVaan de kust
X
X
Octopia, want de grootste stad is veel groter dan de volgende Omvang
Aantal steden in Octopia
Aantal steden in Atlantis
> 1 miljoen
1
0
800.000 • 1 miljoen
0
1
600.000 • 800.000
0
2
400.000 • 300.000
1
4
200.000 • 300.000
4
6
100.000 • 200.000
5
10
figuur 2 De verdeling van de stadsbevolking in Atlantis en Octopia
b Welk ander kenmerk van het in a bedoelde land valt samen met de primate city-structuur? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Er is een tamelijk laag BNP per hoofd. II Het grootste deel van de beroepsbevolking werkt in de tertiaire sector. III De steden vormen een stedelijk netwerk. IV De grootste stad is een wereldstad. c In Paramaribo woont eenderde van de Surinaamse bevolking. Mag je Paramaribo dan een primate city noemen? Licht je antwoord toe.
X
Nee, want je weet niet hoe groot de tweede stad van het land is
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 9
3 steden 9
7 Bekijk bron 6 nog eens, en vergelijk het kaartje met figuur
9 Steden in westerse landen ontwikkelen zich anders dan in
10 bij vraag 29 (aan het eind van deze paragraaf). a Hoeveel steden van meer dan tien miljoen inwoners liggen in 2015 in de westerse landen?
niet-westerse gebieden. Bekijk de volgende uitspraken. Schrijf een W (westers) achter de uitspraak die door een inwoner van een Westerse stad is gedaan en NW (niet-westers) achter de uitspraak die door een inwoner uit een niet-westerse stad is gedaan. – ‘Volgende week betrek ik een nieuw zakenpand op
Vier steden b Welke megasteden uit bron 5 halen de grens van tien miljoen in 2015 niet?
twintig kilometer afstand van de drukke stad’:
Parijs, Moskou, Tianjin, Bangkok
W
– ‘De meesten van mijn familieleden wonen intussen in de
c Welke vier steden zijn ‘nieuw’ in 2015?
stad’:
Teheran, Hyderabad, Dakka, Guangzhou
NW
– ‘Wel handig; alle belangrijke zaken en kantoren zitten in mijn stad’:
d Wat valt op aan de ligging van de ‘nieuwkomers’?
NW
– ‘Wij zijn pas echte stadsmensen; de supporters van de club uit de tweede stad van het land noemen wij altijd
De nieuwkomers liggen allemaal in de arme landen in Azië
“boeren”. En dat zijn ze ook!’:
NW
– ‘Onze stad heeft geen universiteit, maar de buur‘Hoe kun je de spreiding van steden verklaren?’
8 Of een plaats uitgroeit tot een grote stad, heeft te maken met kenmerken van de plaats zelf (site) en kenmerken van de wijdere omgeving (situation). Hieronder staan tien kenmerken. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de kenmerken die met de situation te maken hebben. I Hier is het vruchtbaar; je kunt er van alles verbouwen. II De plaats ligt op 52° NB en 4° OL. III In de buurt van deze plaats liggen gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid. IV Het inkomen in de regio is laag. V Mainports verbinden deze plaats met de rest van de wereld. VI Er is een natuurlijke haven. VII Voor de veiligheid is de stad gebouwd tegen een steile berghelling. VIII Door het bevaarbaar maken van de rivier is het achterland sterk uitgebreid. IX In de zeventiende eeuw verschoof de macht in de wereld van Zuid-Europa naar Noordwest-Europa. De haven van Lissabon raakte in verval.
X
X
X
X
X
gemeente wel’:
W
10 Bekijk figuur 3. Legenda: bevolking ( 1 miljard)
tekstboek
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1950
stadsbevolking in ontwikkelingslanden stadsbevolking in ontwikkelde landen plattelandsbevolking
1975
2025
figuur 3 Groei van de wereldbevolking tussen 1950 en 2025 (in miljarden) a Schat het aantal mensen (in miljarden) dat in 1950 in steden of op het platteland woonde. Doe dat ook voor het jaar 2025. Schrijf je schattingen in de tabel hieronder.
Steden in ontwikkelingslanden Steden in ontwikkelde landen
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.1 over de koloniale dubbelstad Tunis.
2000
Platteland
1950
2025
0,3 0,4 1,9
4 1 3
b Wat is de opvallendste ontwikkeling tussen 1950 en 2025?
2.2 Steden in verandering Je weet nu waar de grote steden in de wereld liggen. In deze paragraaf ga je op bezoek in een westerse en een niet-westerse stad. Je onderzoekt hoe ze van elkaar verschillen, en welke veranderingen er plaatsvinden. tekstboek
‘Hoe verandert het stedelijk patroon?’
De snelle toename van de stedelijke bevolking c Hoe heet het in b bedoelde proces?
Urbanisatie d Noem twee verschillende redenen voor het in c bedoelde proces.
De trek van platteland naar de stad De snelle natuurlijke bevolkingsgroei in de stad
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 10
10 steden 3
e Er is nog een derde reden voor de snelle toename van de stedelijke bevolking. Welke? Kies uit: de vestiging van veel immigranten • de uitdijende steden slokken omringende plaatsen op • de hoge urbanisatiegraad
de uitdijende steden slokken omringende plaatsen op
Ja, want Houston en San Diego liggen in het zuiden, en groeien snel
f Door welk proces neemt de stedelijke bevolking in de rijke landen niet verder toe?
d Houston groeit snel. Welke kaart op kaartblad GB 159/BB 99 geeft daar een aanwijzing voor?
Het goede antwoord is:
Suburbanisatie
GB 159H/BB 99D
11 a In de tabel hieronder staan drie landen genoemd. Elk land geldt als voorbeeld voor een rijk land, een arm land of een land in ontwikkeling. Bekijk bron 5, en plaats de urbanisatiegraad bij elk land. Kies uit: 85% • 29% • 60% Land
Urbanisatiegraad
29 60 85
India Zuid-Korea Australië
b In welk land zal de urbanisatiegraad het snelst toenemen? Licht je antwoord toe.
India, omdat dit het armste land is tekstboek
12
c Ellen zegt: ‘Steden in het zuiden groeien snel, maar hun voorsteden nog sneller.’ Klopt de uitspraak van Ellen? Licht je keuze toe met informatie uit de tabel en GB 159C/BB 99C.
‘Opbouw en verandering in de westerse stad’
Bekijk figuur 4 en zoek op kaart GB 159C/BB 99C op waar deze vier steden liggen. a Welke ontwikkeling vindt er in de VS tussen 1980 en 1990 plaats?
Veel mensen trekken vanuit de centrale stad naar de voorsteden rond de stad
13 Bekijk de bronnen 8 en 9. Bron 8 is een model. Dat wil zeggen: een vereenvoudiging van de werkelijkheid. a Wat is het voordeel om iets in een model weer te geven?
Een model maakt iets wat ingewikkeld is duidelijker b Je gaat de reis naar de stad zoals in de tekst beschreven is nog een keer maken. Volg in bron 8 de cijfers van buiten de stad naar het centrum. Schrijf achter elk cijfer wat het belangrijkste grondgebruik in dit deel van de stad is. Kies uit: winkelcentrum • suburb • oud industriegebied • woonwijk voor middenklasse • nieuw bedrijvenpark • CBD • oude woonwijk • platteland
platteland 2 suburb 3 winkelcentrum 4 oud industriegebied 5 woonwijk voor middenklasse 6 oude woonwijk 7 CBD 8 nieuw bedrijvenpark 1
14 De westerse steden zijn veranderd. a Zet de volgende begrippen op de juiste plaats in de tabel: voorsteden • platteland • woongebied van de rijken • uitgaanscentrum • zakencentrum • landbouw • woongebied van de rijken
b Hoe heet dit proces?
Suburbanisatie Centrale stad
Suburbs
Chicago
- 12,5%
+ 13,6%
Centrum van de westerse stad
Cleveland
- 26,2%
+ 1,2%
Vroeger
Nu
Houston
+ 25,2%
+ 79%
San Diego
+ 26,1%
+ 51,1%
Woongebied van de rijken
Uitgaanscentrum Zakencentrum
VS
- 5,1%
+ 17,1%
figuur 4 Verandering in het aantal inwoners van een aantal Amerikaanse steden tussen 1980 en 1990 (in %)
Omgeving van de westerse stad Vroeger
Nu
Platteland
Woongebied van de rijken Voorsteden
Landbouw
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 11
3 steden 11
b Waarom verlaten vooral de rijkere gezinnen de stad?
b Op kaart GB 15G zie je dat de meeste krottenwijken (‘villas miseras’ in Spaanssprekende gebieden) op de hoogvlakte dicht bij het vliegveld liggen. Waarom liggen ze daar, denk je?
Buiten de stad wonen is mooier, veiliger ook voor de kinderen
Er is nog veel ruimte en het is er vlak
c Stel, je bent burgemeester van een westerse stad. Steeds meer, vooral rijkere gezinnen verlaten jouw geliefde stad. Dat moet veranderen! Overleg met je wethouder – in dit geval degene die naast je zit – welke twee maatregelen jullie aan de gemeenteraad gaan voorleggen om het tij te keren.
c Opvallend op kaart GB 15G is dat nieuwe krottenwijken een vaak langgerekte vorm hebben langs een as. Hoe kun je die vorm verklaren? (Tip: gebruik kaart GB 15H.)
De wijken worden gebouwd langs hoofdwegen
Bijvoorbeeld: oude pakhuizen opknappen en verbouwen tot luxe appartementen; oude industrieën verplaatsen en de vrijgekomen ruimte benutten voor de bouw van dure huizen; de stad veiliger maken tekstboek
Geel zijn nieuwe krottenwijken van na 1987; rood zijn oudere wijken van voor 1987 e Welke ontwikkeling in de krottenwijken is op GB 15G zichtbaar?
‘Opbouw en verandering in de niet-westerse stad’
Vaardig met vaardigheden Remote sensing
In deel 1 heb je kennisgemaakt met remote-sensingbeelden. Deze beelden komen tot stand doordat scanners in vliegtuigen en vooral satellieten de aarde voortdurend aftasten. Beschik je over beelden van een gebied die op verschillende tijdstippen zijn genomen, dan kun je de ontwikkeling in dat gebied goed volgen. Zo kun je zien of de woestijn zich uitbreidt, of het tropisch bos ‘krimpt’. Maar ook is de ontwikkeling van megasteden vanuit de ruimte goed te volgen. In de atlas is op deze manier de groei van de Boliviaanse hoofdstad La Paz in beeld gebracht. Wil je meer weten over de techniek van remote sensing, ga dan naar de cd-rom die bij de Grote Bosatlas hoort, en kies in het onderdeel Remote sensing voor ‘Oefeningen’.
15
d Wat betekenen de rode en wat betekenen de gele puntjes op kaart GB 15G? (Tip: kijk ook op kaart GB 15H.)
Lees Vaardig met vaardigheden. Bekijk de kaarten GB 14-15 E t/m H en J en het onderschrift. a De beelden GB 14E en F zijn zogeheten false-colourbeelden. Zo is op 14F rood begroeiing en blauw bebouwd gebied. Waarom heet zo’n beeld false colour?
De kleuren op het beeld zijn niet de echte kleuren maar kleuren die door de computer bepaald zijn
Lemen hutten worden vervangen door stenen hutten Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.2 over een vergelijking van Rio en Chicago.
2.3 De ontwikkeling van steden in Europa In de vorige les heb je kennisgemaakt met de Amerikaanse stad. Nu gaan we wat dieper in op het ontstaan en de ontwikkeling van de steden in Europa. tekstboek
‘De ligging van Europese steden in de Middeleeuwen’
16 a Het hart van het oude Parijs wordt gevormd door het Ile de Cité. Bekijk op kaart GB 88/BB 68 de ligging van Parijs. Parijs ligt uitermate gunstig. Op welke drie verschillende manieren is dat op deze kaart zichtbaar?
Parijs ligt in een vlak gebied, op een kruising van wegen en aan een rivier b Een veilige ligging was een tweede eis van de middeleeuwse stad. Of Parijs veilig ligt, kun je niet op deze kaart zien. Waarom niet?
Daarvoor is de kaart te kleinschalig c Welke kaart van Frankrijk in je atlas geeft de beste informatie over de veilige ligging van Parijs?
Kaart GB 90B
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 12
12 steden 3
Kenmerken Ligging
Veiligheid
Overeenkomsten
Beide liggen in een vlak gebied op een kruising van handelswegen Beide liggen beschermd door een rivier
d Vergelijk de situatie van Parijs met Moskou. Gebruik daarvoor ook de kaarten GB 118/BB 80 en GB 122F. Gebruik de tabel hierboven. Schrijf overeenkomsten op tussen de twee steden wat ligging en veiligheid betreft. e Waarom is een plek waar goederen moeten worden overgeladen op een ander transportmiddel een prima plek voor het ontstaan van een stad?
Hier worden goederen vaak verkocht, bewerkt of verwerkt, of in kleinere eenheden opgedeeld; dit zorgt voor handel en werk f Rotterdam is een goed voorbeeld van een overslagplaats. Goederen worden met een zeeschip aangevoerd en daarna vaak doorgevoerd naar het achterland. Hierbij worden vier verschillende transportmiddelen gebruikt. Welke? (Tip: drie vervoermiddelen zijn zichtbaar op kaart GB 25A.)
Schip, trein, vrachtauto en pijpleiding g Niet alle goederen in Rotterdam worden echter doorgevoerd. Hoe blijkt dat uit kaart GB 25A/BB 21?
Het Rijnmondgebied is een groot industriegebied waar veel goederen worden verwerkt
tekstboek
‘De opbouw van de middeleeuwse stad’
17 a Bekijk bron 11. Noem drie kenmerken waaraan je kunt zien dat dit het centrum van een middeleeuwse stad is.
De fraaie panden; het is een open ruimte/marktplein, met daaraan de kerk b Quedlinburg was in de Middeleeuwen een belangrijk bestuurscentrum en handelsplaats. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het in de DDR te liggen. Na de val van de Muur in 1989 is de stad flink opgeknapt. Kijk goed naar de foto. Wat zal nu een belangrijke bron van inkomsten zijn denk je?
Het toerisme 18
Bekijk bron 12 en figuur 5. a Lees in bron 12 de tekst over Tom. Teken in figuur 5 de route die hij aflegt op weg naar de markt. b In de legenda van figuur 5 staan vijf getallen en twee kaarttekens. Zet of teken deze op de juiste plaats in het kaartje. Schrijf in de legenda wat ze betekenen. Kies daarbij uit: burcht • kathedraal • rivier • marktplein • stadhuis • stadspoort • stadsgracht c Een stad met een plattegrond als in figuur 5 heeft in de moderne tijd voor- en nadelen. Schrijf een voordeel en twee nadelen op.
toeristisch aantrekkelijk Nadelen: 1 ongeschikt voor moderne verkeer 2 geen ruimte voor moderne gebouwen Voordeel:
d Ook in het middeleeuwse stadje van figuur 5 is de tijd niet stil blijven staan. Ook hier is een rondweg aangelegd. Teken met een rode stippellijn in de figuur hoe deze rondweg waarschijnlijk loopt. Schrijf in de legenda wat deze rode lijn betekent. e Bekijk op kaart GB 26/BB 22 de wijk rond het station van Alkmaar. Rond welke tijd is deze wijk gebouwd?
Rond 1900
figuur 5
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 13
3 steden 13
f Waarom ligt het station juist daar?
c Noem twee verschillende redenen waarom Parijs in de negentiende eeuw zo sterk is ‘verbouwd’?
Buiten het historische centrum tegen de oude stad aan was ruimte tekstboek
19
Het opkomend verkeer; de machthebbers uit die tijd wilden een moderne hoofdstad van hun rijk
‘Groei of verval?’
Na de Middeleeuwen raakten steden als Quedlinburg in verval, andere groeiden uit tot grote steden. a Welke twee soorten plaatsen groeiden in de achttiende en negentiende eeuw uit tot belangrijke steden, en noem van elk een voorbeeld.
Hoofdsteden van belangrijke landen, bijvoorbeeld Londen, en industriesteden, bijvoorbeeld Manchester b De plattegrond van Parijs zag er in de Middeleeuwen ongeveer uit zoals figuur 5 laat zien. Bekijk kaart GB 90B. Zoek de route van het Louvre tot de Place Charles de Gaulle, waar de Arc de Triomphe staat. Noem twee kenmerken waaraan je kunt zien dat dit stadsdeel sinds de Middeleeuwen sterk is veranderd.
De smalle straatjes hebben plaatsgemaakt voor brede boulevards, en er zijn pleinen aangelegd
20
Havens, industriesteden en politieke centra groeiden vanaf 1800 uit tot grote steden. a Zoek in bron 13 de steden die vermeld staan in de tabel onder aan de bladzijde. Onderzoek nu wat de belangrijkste reden voor hun groei is geweest. Gebruik daarbij de kaarten GB 68-69, 73 en 82/BB 54, 65. b Noteer in de tabel achter elke stad de belangrijkste reden voor haar groei, en schrijf in de laatste kolom welke kaart(en) daarvoor een aanwijzing geeft (geven). c Waar winnaars zijn, zijn ook verliezers. Een aantal belangrijke steden uit de Middeleeuwen zijn daarna stil blijven staan of zelfs geheel verdwenen. In de tabel worden vier van deze plaatsen genoemd. Zoek via het register van de atlas op waar deze steden precies liggen. Probeer te achterhalen waarom deze steden niet zijn uitgegroeid tot belangrijke steden. Schrijf in de laatste kolom op welke kaart(en) de informatie heeft (hebben) geleverd.
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.3 over Quedlinburg op internet.
Winnaars Reden voor groei of verval?
Kaart?
Lissabon
Havenstad die gunstig gelegen is nabij de monding van de Rhône en aan de Middellandse Zee Hoofdstad en havenstad
Bilbao
Industrie- en havenstad, nabij grondstoffen
Bijv. GB 89/ BB 68 Bijv. GB 68/ BB 54 GB 73A en B GB 93A
Plaatsen Marseille
Birmingham
Industriestad die dicht bij steenkoolmijnen ligt, knooppunt van spoorlijnen
Verliezers
Brugge
Geen hoofdstad geworden, gelegen in bergachtig gebieden ver van zee Ligt ongunstig aan de rand van Europa, geen belangrijke delfstoffen Geen havenligging, geen hoofdstad en weinig industrie
Palermo
Perifere ligging, geen delfstoffen, geen politiek centrum
Avila
Bergen
tabel bij vraag 20
GB 108/BB 76 GB 68/BB 54 en GB 73 GB 86-87/ BB 66-67 GB 110 en 111A/BB 76-77
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 14
14 steden 3
2.4 Megasteden in ontwikkelingslanden In deze les ga je na welke problemen er in grote steden in de derde wereld zijn. Je volgt daarbij een arm gezin dat van het Peruaanse platteland naar de hoofdstad trekt. Je zult ook ontdekken hoe vindingrijk deze mensen zijn om hun problemen op te lossen. tekstboek
paragraaf 2.4
21 a Lima is 17 keer groter dan de tweede stad van het land. Welk begrip kun je gebruiken om dit te omschrijven?
Primate city b Een megastad als Lima heeft met drie grote problemen te maken. Hoe zie je die problemen als je door Lima reist?
Veel mensen wonen in krottenwijken; er is een uitgebreide informele sector; er is veel vervuiling c Wat is de oorzaak van elk van de in b genoemde problemen? Huisvesting:
de toestroom van heel veel arme
mensen Werkgelegenheid:
te weinig werk voor iedereen
veel vervuilende industrie en verkeer in de stad Milieu:
22 Bekijk figuur 6. De familie Da Costa woonde eerst in een krottenwijk dicht bij het centrum. a Wat was een voordeel om daar te wonen?
e Ook in het centrum zijn na 1970 nog krottenwijken bijgebouwd. Wat is opvallend aan de ligging van deze wijken?
Tegen de oudere krottenwijken aan 23 De familie Da Costa heeft in het begin grote moeite een fatsoenlijk bestaan op te bouwen in Lima. In arme landen maken de meeste migranten deze moeilijke periode door. Het proces van vestiging verloopt meestal in drie stappen (fasen). Fase I: De nieuwkomer moet een plekje zien te vinden. Fase II: De migrant krijgt vaste voet aan de grond. Fase III: De migrant heeft zich definitief gevestigd. Figuur 7 geeft een beeld van deze ontwikkeling. a Hieronder staan zes situaties die kenmerkend zijn voor migranten in verschillende fasen van vestiging in een megastad. Plaats de nummers in de grafiek van figuur 7 op de juiste lijn en in de juiste fase. Situaties 1 Elke dag voor de bus betalen is voor mij onmogelijk. 2 Nu we er zeker van zijn dat we hier mogen blijven wonen, ga ik de buitenmuren van steen maken. 3 Kan mij niet schelen of ik hier mag wonen; als ik voor vannacht maar een dak boven mijn hoofd heb. 4 Nu ik getrouwd ben en ons eerste kind eraan komt, is het toch wel handig dat we dichter bij allerlei voorzieningen wonen. 5 Ik moet wel wat verder reizen naar mijn werk, maar ik heb tenminste een eigen huis. 6 Nu ik een beetje de weg weet in de stad, moet ik snel op zoek naar een school voor mijn kinderen. b Geef in figuur 6 met de Romeinse cijfers I, II en III in de hokjes aan waar de familie Da Costa achtereenvolgens woont.
Dicht bij het centrum, waar je wat kunt verdienen in de informele sector
Krottenwijken voor 1970 Krottenwijken na 1970 Bebouwing Stadsgrens Bebouwing Woonplaatsen familie da Costa
2
b Wat was het nadeel?
Overvol, slechte leefomstandigheden c Vervolgens trok de familie naar een krottenwijk aan de rand van de stad. Vul in de tabel hieronder twee voordelen en twee nadelen in voor de familie om daar te gaan wonen. Voordelen
Nadelen
Goedkoop
Ver van centrum
1 3
Dicht bij vuilnisbelt Ver van alle voorzieningen d Een aantal jaren later werd de wijk flink opgeknapt. Wat was daar de belangrijkste reden voor?
De bewoners mochten er blijven wonen van de gemeente
Grote Oceaan
0
5 km
figuur 6 De spreiding van krottenwijken in Lima
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 15
3 steden 15
zeer belangrijk
c In welk gebied zal het gebrek aan schoon drinkwater per 1000 inwoners groter zijn: in Afrika of in Azië.
belang
1
4
In Afrika
2
d Licht je keuze in c toe met informatie uit bron 17.
6
In Afrika is het percentage huizen dat aangesloten is op de waterleiding en de riolering veel lager dan in Azië
5 3
onbelangrijk
fase II
fase I
fase III
Korte afstand tot werk Nabijheid van voorzieningen Wetmatig bezit woning
tijd
26 Bekijk bron 14. De foto is genomen op Haïti, een van de armste landen in Midden-Amerika. a De foto kun je indelen in voorgrond en achtergrond. Wat is het verband tussen deze twee delen van de foto?
figuur 7 Nieuwkomers in de stad
24 Bekijk bron 15. De familie Da Costa scharrelt haar inkomen bij elkaar in de informele sector. In de tabel hieronder staan kenmerken van de formele of de informele sector. Schrijf er met een F(ormeel) of I(nformeel) achter bij welke sector elk kenmerkt hoort. Zet in de laatste kolom een kruisje bij de kenmerken die ook voor bron 15 gelden. Kenmerk Makkelijk om werk in te vinden Kapitaalintensief Hergebruik van materialen Kleinschalige productie Arbeidsintensief Geschoolde arbeid Er wordt belasting betaald Productie op bestelling Regelmatig inkomen Overheidssteun MNO’s Vaak kinderarbeid
F of I
Bron 15
I F I I I F F I F F F I
X
De man op de voorgrond voert bouwmaterialen aan om de huisjes op de achtergrond te verbeteren b Hoe heet een krottenwijk die uiteindelijk is opgeknapt?
Een volksbuurt c Wanneer zullen de mensen in deze buurt ertoe overgaan hun huis te verbeteren?
Als ze weten dat ze er mogen blijven wonen 27 Ook het gezin Da Costa heeft zijn huisje in de loop van de
X X
X
X
tijd flink opgeknapt. Maar eerst moest het er zeker van zijn dat het daar mocht blijven wonen. De overheid probeert op verschillende manieren iets te doen aan het woonprobleem in de grote steden. Er zijn drie mogelijkheden: A De krottenwijken staan op de grond van een ander; de gemeente koopt die grond, zodat de bewoners mogen blijven, en helpt bij de verbetering van de wijk (legaliseren). B De gemeente bouwt woningen voor de armere stedelingen en biedt ze te huur aan (sociale woningbouw). C De gemeente geeft stukjes grond uit met een paar basisvoorzieningen (bestrating, water en elektriciteit). De migranten kopen een bouwperceel, en bouwen er zelf hun huisje op (bouwpercelen uitgeven).
25 Bekijk bron 16. a Deze vrouw heeft last van de vervuiling van de rivier, maar draagt daar zelf ook aan bij. Op welke manier?
Ze krijgt haar was niet goed schoon in het vervuilde water, maar draagt ook zelf bij aan de vervuiling b Bekijk figuur 8. In totaal beschikken 1,2 miljard mensen niet over schoon drinkwater. Hoeveel van hen wonen in Azië en hoeveel in Afrika (in absolute getallen)? In Azië ongeveer: ; in Afrika ongeveer
Latijns Amerika en Caribisch gebied Europa
780 miljoen
Afrika Azië
30 miljoen figuur 8
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 16
16 steden 3
Maatregel
Voordelen
Nadelen
Legaliseren
1
1
2
Sociale woningbouw
1
1
2
Bouwpercelen uitgeven
1
1
2 tabel bij vraag 27
Bedenk met twee andere leerlingen de beste oplossing voor dit probleem. a Ieder kiest een aanpak, en vult onder zijn keuze in de tabel hierboven twee voordelen van die aanpak in. b Schrijf naast de andere twee mogelijkheden elk één nadeel. c Overleg met elkaar, en kies uiteindelijk jullie favoriete aanpak. Geef met een sterretje aan welke voordelen de doorslag hebben gegeven.
Topografie van de uitersten 29 Deze keer gaat de topografie van de uitersten natuurlijk over supersteden. Bekijk in figuur 10 op de volgende bladzijde de ligging van 25 steden boven de tien miljoen inwoners in 2015. De op het kaartje genoemde steden moet je weten te liggen.
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.4 over de verbetering van de krottenwijk Ariba.
Herhalingsopdracht 28
In de puzzel van figuur 9 zitten kenmerken van steden verborgen. Zoek de oplossing en gebruik ook je atlas. Als je alle antwoorden goed hebt, verschijnt er van boven naar beneden ergens in de puzzel een belangrijk begrip uit deze paragraaf. 1 De banken behoren in Afrika tot de ..... sector. 2 Kaart GB 153H: als je de wijken Medina en Hivernage met elkaar vergelijkt, is de wijk ..... de traditionele inlandse wijk. 3 Historische steden liggen vaak op kruisingen van handelswegen, maar ook op een ..... plaats. 4 Kaart GB 172-173/BB 108-109: dit is de primate city van Angola. 5 Kaart GB 192D: het continent met de traagste groei van de stedelijke bevolking. 6 Kaart GB 68-69/BB 54-55: Parijs ligt op 2,5º OL en 48.5º NB; dat is een kenmerk van de ..... 7 De opbouw van een stad in wijken heet de ruimtelijke ..... 8 Het zakencentrum van een stad heet het ..... 9 Kaart GB 68-69/BB 54-55: als je Spanje, Zweden en Noorwegen met elkaar vergelijkt, is er in ..... het meest sprake van een stedelijk netwerk. 10 Kaart GB 153D: is er in het noordwesten meer sprake van suburbanisatie of urbanisatie?
figuur 9
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 17
3 steden 17
Los Angeles (14,2)
Istanbul (12,3)
New York (17,6)
Cairo (14,4) Mexico-City (19,2)
Lagos (24,6)
Teheran (10,3)
Beijing (15,6)
Seoul (13,8)
Tokyo (28,9)
Delhi Dakha Osaka Shanghai (10,6) Karachi (16,9) (19,5) (18,0) (19,4) Guangzhou Calcutta Bombay (18,0) (17,3) (26,2) Manila Hyderabad (14,7) (10,5) Jakarta (13,9)
Sao Paulo (20,3)
Rio de Janeiro (11,9)
Buenos Aires (13,9)
figuur 10 Steden met meer dan tien miljoen inwoners in 2015
3 Brussel en Lagos Je kunt deze paragraaf ook met de computer maken. Overleg met je docent of dat de bedoeling is. Op de leerling-cd-rom vind je de digitale paragraaf van dit hoofdstuk onder ‘Hoofdstuk 3 Steden’. Misschien ben je weleens in Brussel geweest. Maar in Lagos vast nog nooit. In deze paragraaf maak je uitgebreid kennis met deze twee steden. Je zult merken dat ze totaal verschillend zijn. De een is een megastad in een arm land, de ander ‘hoofdstad’ van de rijke EU. Toch zijn er ook wel overeenkomsten. Als je deze paragraaf hebt doorgewerkt,
weet je: • de belangrijkste steden in België te vinden; • dat er grote verschillen zijn in de site en situation van de twee steden; • de verschillen in de opbouw van de twee steden te noemen.
begrijp je: • waardoor de ruimtelijke geleding van Brussel anders is dan die van Lagos; • dat er overeenkomsten en verschillen zijn tussen de problemen van Brussel en Lagos; • waardoor de opbouw van Brussel en Lagos voortdurend verandert.
kun je: • foto’s gebruiken om de ruimtelijke geleding van Lagos en Brussel uit te leggen; • de begrippen uit paragraaf 2 toepassen op Brussel en Lagos.
3.1 Spin in het web 1 Bekijk de bronnen van deze paragraaf. a Welke bronnen uit deze paragraaf kun je het beste gebruiken om de titel van paragraaf 3.1 uit te leggen?
20 en 22 b Leg je keuze die je bij vraag a gemaakt hebt uit.
Op deze twee kaartjes is te zien dat de twee steden het centrum van het land vormen; alle belangrijke verbindingen komen als draden in een spinnenweb in deze steden uit c Welke stad is een primate city: Brussel of Lagos?
Lagos d Met welke twee bronnen kun je het antwoord op vraag c het beste verdedigen? Licht je keuze kort toe.
Bron 20 en 22. Je ziet dat Lagos veruit de grootste stad van het land is. In België is Brussel wel de grootste stad, maar er zijn nog enkele andere middelgrote steden
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 18
18 steden 3
e Met welk begrip kun je de stedelijke opbouw van België het best omschrijven?
b Waarom is Brussel, gelet op zijn ligging, erg geschikt om de ‘hoofdstad’ van de EU te zijn?
Stedelijk netwerk f Bekijk de tabellen bij de bronnen 18 en 21. Aan welke drie kenmerken kun je zien dat België een rijk land is en Nigeria een ontwikkelingsland.
De stad ligt vrij centraal en heeft goede verbindingen met de rest van Europa 3 Bekijk bron 20. Zet de volgende cijfers en letters op de juiste plek in de kaart van figuur 11: Steden: 1 Lagos • 2 Kano • 3 Ibadan • 4 Abuja • 5 Port-Harcourt Wateren: a Golf van Guinee • b Niger • c Benue Buurlanden: I Kameroen • II Tsjaad • III Niger • IV Benin
BNP per hoofd Urbanisatiegraad Aandeel agrarische beroepsbevolking 2
In de teksten onder bron 20 en 22 staan de begrippen site en situation. Als je niet meer weet wat ze precies betekenen, zoek je ze even op in de begrippenlijst. a Je gaat nu met hulp van de atlas kenmerken van de site en situation van de twee steden opzoeken. Gebruik voor Brussel kaart GB 86-87/BB 66-67 en voor Lagos kaart GB 148 en 151/BB 91. Bekijk de kaarten en vul de tabel onder aan de bladzijde in.
4 Bekijk bron 22. Zet de volgende cijfers en letters op de juiste plek in de kaart van figuur 12. Steden: 1 Brussel • 2 Antwerpen • 3 Gent • 4 Brugge • 5 Luik • 6 Charleroi • 7 Kortrijk • 8 Namen • 9 Oostende • 10 Hasselt Wateren: a Schelde • b Maas • c Kanaal van Willebroek • d Albertkanaal Buurlanden: I Nederland • II Duitsland • III Luxemburg • IV Frankrijk
II
III
2
I 9 IV
4 3
4
2 a
7
c
d
c
II 1
10
b
5
3
6
1
8
b
I 5
IV
a 0
500 km
figuur 11 Nigeria
Kenmerken site Brussel
50.8° NB – 4.5° OL Vlak of bergachtig? vrijwel vlak Aan water gelegen? Kanaal van Willebroek
Ligging in graadnet:
nee Ligging in graadnet 6° NB – 28° OL Vlak of bergachtig? vlak Aan water gelegen? Golf van Guinee en monding van de Niger Delfstoffen aanwezig? nee
0
50 km
figuur 12 België
Kenmerken situation
hoog Ligging in het land: centraal Goed of slecht bereikbaar? goed Bevolkingsdichtheid regio:
Delfstoffen aanwezig?
Lagos
tabel bij vraag 2
hoog Ligging in het land: aan de rand Goed of slecht bereikbaar? goed Bevolkingsdichtheid regio:
III
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 19
3 steden 19
5 Bron 18 is een remote-sensingbeeld van Lagos. Bekijk de legenda goed. a Is dit een false-colourbeeld of een true-colourbeeld?
zelfs dalen:
True colour Bijvoorbeeld: bos is groen, water is donker, bebouwing is roodachtig c Vergelijk bron 18 met Lagos op kaart GB 151B. Welke aanwijzing zie je op de kaart dat dit een moerassige kust is?
Het is de delta van een rivier en er ligt een lagune d Bekijk nu het remote-sensingbeeld van een deel van Brussel in bron 21. Bekijk op kaart GB 86B welk deel van Brussel hier is afgebeeld. De vorm van Brussel is totaal anders dan die van Lagos. Hoe verschilt die vorm?
Brussel is rond en Lagos langwerpig e Wat is de verklaring voor het verschil in vorm?
Brussel ligt in een vrij vlak gebied, waarnaar je in alle richtingen kunt uitbreiden. Lagos ligt aan zee en is omgeven door moeras; alleen uitbreiding noordwaarts is mogelijk
Veel mensen trekken naar de stad Hoog geboorteoverschot Bijvoorbeeld: veel armoede, te weinig werk, overvolle stad, veel nieuwe krottenwijken, meer misdaad 7 Vergelijk bron 19 met bron 23. Hieronder volgen enkele uitspraken over de groei van Lagos óf van Brussel. Schrijf achter elke uitspraak met een B(russel) of een L(agos) waar die het beste bij past. – Het land kent een urbanisatietempo van 7% per jaar:
L
L
– De groeiende internationale functie van de stad zorgt
B
Dat kun je zien aan wat er verkocht wordt; vaak worden de goederen op de grond uitgestald; de markt loopt door tot op de spoorlijn Hij ligt dicht bij een grote woonwijk en dicht bij het spoor ‘We beginnen onze verkenningstocht vlak bij mijn huis. Hier om de hoek ligt de Ikeja-markt. Dat is de grootste markt van heel West-Afrika. Elke dag komen hier wel driehonderdduizend mensen boodschappen doen. Mensen uit de wijde omgeving komen naar de stad om allerlei spullen te verkopen. Veel kraampjes staan tot óp de spoorlijn. De markt is de leukste plek in Lagos. Je kunt er eindeloos rondstruinen tussen de kraampjes. De gekste dingen kom je er tegen. figuur 14
L
– De economische opbloei na 1970 zuigt mensen naar de
L
is opgebouwd, en zoek op waar Pearl woont. b Lees de tekst van figuur 14 en bekijk bron 24. Noem drie kenmerken van de markt waaraan je kunt zien dat die in een ontwikkelingsland moet liggen.
c Noem twee kenmerken waardoor ligt de markt zo gunstig?
b Noem drie gevolgen van deze snelle bevolkingsgroei.
– De stad groeit ook door het hoge geboorteoverschot:
‘Hi, ik ben Pearl. Ik woon in de wijk Ikeja. Vroeger was dat een dorp, maar door de groei van Lagos is het opgeslokt. Ik woon hier met mijn vader en moeder en nog zes broertjes en zusjes. Wij wonen in een groot huis met nog zes andere families. Mijn vader is buschauffeur, en mijn moeder poetst bij een rijke familie in de villawijk hier aan de rand van Lagos. Later als ik van school ben, wil ik op kantoor werken. Ik haat poetsen. Maar nu ga ik jullie de stad Lagos laten zien. Kijken jullie mee’?
8 a Lees de tekst van figuur 13. Bekijk op bron 24 hoe Lagos
a Vooral na 1980 groeide de bevolking van Lagos razendsnel. Noem twee oorzaken van deze snelle bevolkingsgroei. Denk hierbij aan de theorie van paragraaf 2.
– De sterke groei begint vooral na 1960:
In deze paragraaf maak je verder kennis met Brussel en Lagos. Jouw persoonlijke gidsen zijn Pearl Ikedia uit Lagos en Mathilde De Meester uit Brussel, twee schoolkinderen die hun stad op hun duimpje kennen. Aan de hand van beelden – de bronnen in het tekstboek – en een korte uitleg laten zij zien hoe hun stad is opgebouwd.
figuur 13 Pearl Ikedia
6 Bekijk bron 19.
stad:
B
3.2 I’m from Lagos. Ik ben van Brussel
b Geef twee aanwijzingen uit bron 18 voor je keuze in a.
voor een hoog vestigingsoverschot:
– Door suburbanisatie ziet de stad haar bevolking soms
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 20
20 steden 3
d Rond de markt liggen allemaal kleine winkels en werkplaatsen. Waardoor is dat een heel goede plek om daar te zitten?
b Noem twee kenmerken van bron 26 waaruit je kunt afleiden dat dit een krottenwijk is.
Bijvoorbeeld: huisjes zijn slecht gebouwd van bij elkaar gezocht bouwmateriaal, geen voorzieningen
Er komen heel veel mensen naar de markt e Reken je deze marktactiviteiten tot de formele of de informele economie? Licht je keuze toe.
c Krottenwijken liggen vaak op plaatsen waar rijkere mensen niet willen wonen. Dat is in Lagos ook zo. Zoek daar drie aanwijzingen voor op bron 18, 24 en 26.
Tot de informele economie, want veel van wat hier verkocht wordt, wordt niet geadministreerd, en er wordt vaak ook geen belasting over betaald
Vlak bij het vliegveld, in en rond de moerassen, langs de spoorlijn of de snelweg
f Veel mensen zeggen: ‘De markt is de supermarkt voor de armen.’ Leg uit waarom dat waar is.
Op de markt zijn de prijzen vaak wat lager, zeker als je goed kunt afdingen g In 2001 vond in deze wijk een ontploffing plaats waarbij meer dan zeshonderd doden vielen. Veel bedrijven – ook bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken – liggen in derdewereldsteden in woonwijken. Hoe komt dat?
Bijvoorbeeld: er zijn geen regels voor; de arbeiders zijn vlak bij de fabriek gaan wonen
‘Mijn familie bestaat uit een arme en een rijke tak. Ik hoor helaas tot de arme tak. Maar mijn oom Nikosha is rijk geworden in de olie-industrie, en woont nu in een prachtige villa in de wijk Victoria Island. Dat was vroeger de woonwijk van de Engelse kolonialen. Mooi is het daar, joh! Veel groen, prachtige huizen en... mijn oom heeft een eigen zwembad achter zijn huis. Heel soms mag ik daar met mijn nichtjes in zwemmen. Wat een luxe zeg. Kijk, dat is ook Lagos.’ figuur 16
10
‘Veel mensen hier wonen in krotjes, zoals in de wijk Maroko. Niet zo fraai natuurlijk, maar bedenk dat mijn stad elk jaar met achthonderdduizend mensen groeit. Het grootste deel van hen zijn arme mensen die van het platteland komen. Daarnaast wonen in Lagos veel jonge mensen, die allemaal weer kinderen krijgen. Nou, je begrijpt het al: de stad kan dat allemaal niet bijhouden. Ze barst zowat uit haar voegen.’ figuur 15
9 a Lees de tekst van figuur 15 en kijk op bron 24 waar deze krottenwijk ligt. Vind je de ligging gunstig of ongunstig voor de bewoners?
Gunstig: dicht bij het centrum, waar altijd wat te verdienen valt in de informele sector
Verschil in Ligging t.o.v. het centrum Woonomgeving Woningen Bewoners tabel bij vraag 10
a Lees de tekst van figuur 16 en zoek in bron 24 op waar deze wijk ligt. b Oom Nikosha zit in de olie. Bekijk kaart GB 151. Welke kaart laat het beste zien dat olie erg belangrijk is voor Nigeria?
Kaart GB 151B c Bekijk bron 28. Victoria Island was vroeger de woonwijk van de Engelse kolonialen. Noem twee kenmerken waaraan je dat op de foto kunt zien.
Dure, grote huizen met veel tuin en zwembad d Vergelijk bron 26 met bron 28; kijk ook nog eens naar bron 24. Noem drie verschillen tussen de wijken waarin deze woningen liggen. Schrijf dat op in de tabel hieronder.
Victoria Island
Krottenwijk Maroko
Vlak bij Mooie woonomgeving, parkachtig Villa’s met zwembad Rijke bovenlaag van Lagos
Verder weg Langs een snelweg, stoffig en vuil Krotten Arme mensen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 21
3 steden 21
‘Het centrum noemen wij wel de “etalage van Nigeria”. Hier staan prachtige gebouwen en dure winkels. Wij komen daar maar zelden. En we kopen er zeker niks. Een paar klasgenootjes gaan er na school heen om te kijken of ze er wat kunnen verdienen: wat spulletjes verkopen, schoenen poetsen of voor iemand een parkeerplaats zoeken.’ figuur 17
11 a Lees de tekst van figuur 17 en bekijk bron 27. Zoek in bron 24 op waar dit centrum ligt. Hoe heet het zakencentrum in een grote stad ook wel?
CBD b Noem drie kenmerken van bron 27 waaraan je kunt zien dat dit het belangrijkste centrum van de stad is.
Bijvoorbeeld: hoogbouw, luxe gebouwen, brede wegen
‘Wie de Grote Markt niet kent, kent Brussel niet. Je kijkt je ogen uit op dat prachtige plein. Het lijkt op een toneeldecor. De hele geschiedenis van de stad zie je voor je als je naar de prachtige barokke huizen rond het plein kijkt. Tegenwoordig hebben al die panden hun woonfunctie verloren. Wat voor zaken daar nu in zitten? Dat weet ik niet; ik kom hier ook niet elke dag. Ik weet wel dat veel vroegere bewoners zijn weggetrokken naar de rand van de stad.’ figuur 19 e Waardoor hebben de panden rond de Grote Markt hun woonfunctie verloren?
Het is daar veel te duur om te wonen f Op een wegwijzer staat onder Grote Markt ook Grand Place. Hoe verklaar je dat?
Brussel is tweetalig
c Waarom gaan de klasgenoten van Pearl naar dit stadsdeel om iets te verdienen?
Hier zijn veel mogelijke klanten
Bouw en industrie Commerciële diensten Overheid
‘Hoi, ik ben Mathilde. Ik woon in Koekelberg, niet ver van het oude centrum en vlak bij de Grote Markt met zijn prachtige huizen. Weet je wat leuk aan Brussel is? Je komt hier mensen uit heel Europa tegen. Lekker internationaal. Bij mij in de klas zitten leerlingen uit vijf andere Europese landen. “Eurokids” noemen wij ze. Maar nu vlug op verkenning in Brussel.’ figuur 18 Mathilde De Meester
12 a Lees de tekst van figuur 18, en zoek in bron 29 op waar Mathilde woont. b Bekijk bron 29 en 30. Lees de tekst van figuur 19. Zoek de Grote Markt op. Wat voor soort mensen zul je vooral tegenkomen als je op de Grote Markt loopt? Streep de foute woorden door. toeristen • EU-ambtenaren • fabrieksarbeiders • schoolkinderen c Waarom denk je dat?
Er zijn veel oude gebouwen, veel terrasjes d Rond de Grote Markt liggen allerlei zaken. Welk soort zaken zul je er niet aantreffen? Streep de foute woorden door. restaurants • cadeaushops • supermarkten • boekhandels • kantoorboekhandels
‘De meeste mensen in Brussel verdienen hun geld in de dienstensector. Maar Brussel is ook een belangrijke industriestad. Er zijn veel bedrijven die zich bezighouden met voeding, kleding, vervoer en bouwen. Ook zijn er allerlei nieuwe bedrijven; zij zijn druk met computers, ICT en zo.’ figuur 20
13 a Lees de tekst van figuur 20, en bekijk bron 31. Zoek in bron 29 de ligging van de belangrijkste industriegebieden op. Wat valt op aan de ligging van de twee belangrijkste industriegebieden in Brussel?
Ze liggen allebei in de buurt van goede transportmogelijkheden b De bedrijven in de buurt van het vliegveld verschillen met de bedrijven langs het kanaal. Streep de kenmerken door die niet van belang zijn voor bedrijven nabij het vliegveld Zaventem. ICT • laaggeschoolde arbeid • massagoederen • internationaal • veel grondstoffen nodig c Bekijk het cirkeldiagram van figuur 20. Hoeveel procent van de beroepsbevolking werkt in de tertiaire of dienstensector?
85%
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 22
22 steden 3
d Welke van de drie sectoren in het diagram van figuur 20 zal de komende jaren verder dalen? Licht je antwoord toe.
De industrie
g Welke groep allochtonen zal zich aan de regel uit vraag f onttrekken?
De EU-ambtenaren
e Hoe blijkt dat uit bron 31?
Op bron 31 zie je dat er op en langs het kanaal weinig activiteit is ‘In Brussel kom je de hele wereld tegen. Natuurlijk komt dat door de vele buitenlandse ambtenaren die bij de EU werken. Maar de stad krijgt ook kleur door de vele buitenlandse arbeiders. Je komt hier veel mensen tegen uit Noord-Afrika. De drie grootste groepen zijn: mensen uit de EU 60%; Marokkanen 30%; Turken 10%.’ figuur 21
14 Lees de tekst van figuur 21, en bekijk bron 32. a Zoek in bron 29 op waar deze wijk waarschijnlijk ligt. b Aan welke twee dingen op de foto kun je zien dat hier veel allochtonen wonen?
Naam van de winkel, gesluierde vrouw c Welke etnische minderheid woont vooral in deze wijk? Licht je antwoord toe.
Marokkanen; de winkel heet Marché de Casablanca d Welke groep allochtonen woont niet in een wijk zoals op bron 32 te zien is?
De mensen die bij de EU werken e In Nederland wonen ongeveer net zo veel Turken als Marokkanen. In België, en vooral ook in Brussel, zijn de Marokkanen veruit in de meerderheid. Hoe komt dat?
Marokko is een vroegere Franse kolonie. Veel Marokkanen spreken Frans als tweede taal f In deel 1 heb je de regel geleerd dat de allochtonen in Nederland driemaal geconcentreerd wonen. In België is dat ook zo. Leg dat uit en maak daarbij gebruik van figuur 22.
De allochtonen wonen vooral in de stedelijke gebieden en daarbinnen extra in Brussel. Binnen Brussel vooral in de wijk Molenbeek België
9
Stedelijke bevolking
21
Brussel
30
Molenbeek
40
figuur 22 Aandeel allochtonen in totale bevolking (in %)
‘Als je bron 33 bekijkt, begrijp je dat we in een heel ander stadsdeel zijn aangekomen. Hier zijn we in de EU-wijk van Brussel. Je vindt hier gebouwen van het Europese Parlement, de Europese Commissie en de NAVO. Op straat hoor je flarden van alle talen van Europa.’ figuur 23
15 Lees de tekst van figuur 23, en bekijk in bron 29 waar vooral de gebouwen van de EU zijn geconcentreerd. a Waarom liggen deze Europese gebouwen juist in dit deel van de stad?
Dit is van oudsher het rijkere deel van Brussel b Noem twee voordelen voor Brussel dat het de hoofdstad van de EU is geworden.
Schept veel werkgelegenheid EU-ambtenaren geven veel geld uit in Brussel c In 2004 is de EU uitgebreid met een aantal landen uit Oost-Europa. Wat betekent dat voor dit gebied, denk je?
Nog meer uitbreiding van kantoren en dergelijke d Bekijk bron 33. Aan de masten hangen 15 vlaggen. Is deze foto voor of na 1 mei 2004 genomen? Licht je antwoord toe.
Voor, want na 1 mei zijn er nog tien landen lid geworden van de EU.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 23
3 steden 23
3.3 Lagos en Brussel: elke dag anders Je kent nu al aardig de weg in Brussel en Lagos. In deze paragraaf bespreken Pearl en Mathilde welke veranderingen er in hun stad plaatsvinden.
e In Lagos komen zeer hoge bevolkingsdichtheden voor. In sommige wijken loopt dat op tot liefst tachtigduizend mensen per vierkante kilometer. In Nederland is Den Haag de dichtstbevolkte gemeente. Zoek op kaart GB 201 op hoe hoog de bevolkingsdichtheid van Den Haag is.
6.492 Gekkenhuis Lagos
‘Mijn vader vertelt weleens van het Lagos uit zijn jeugd. In 1950 was het nog een rustig provinciestadje met amper driehonderdduizend inwoners. Maar in 1960 wordt het land onafhankelijk, en dan komt in de jaren zeventig de olieboom. Plattelanders trekken massaal naar de stad. Zij willen ook een graantje van de nieuwe welvaart meepikken. De stad groeit enorm, en de bevolkingsdichtheid neemt sterk toe.’ figuur 24
16
Lees de tekst van figuur 24, en bekijk bron 34. a In welke richting vond de sterkste groei van Lagos plaats?
In noordelijke richting b Geef voor je keuze in b twee argumenten. (Tip: kijk ook naar bron 18.)
Het oude centrum grenst aan zee; naar het noorden ligt de lagune en aan de westkant liggen moerassen. c De snelle bevolkingsgroei van Lagos leidde onmiddellijk tot grote problemen. Bekijk de bronnen 35, 36 en 37 over Lagos. Schrijf in de tabel achter het nummer van elke bron welk probleem geschilderd wordt. d Lagos heeft zich van 1960 af ontwikkeld tot dé primate city van West-Afrika. Zoek in bron 24 en bron 34 drie Bron 35
36 37
Probleem
Gebrek aan werk, uitgebreide informele sector Verkeersproblemen Overbevolking en vervuiling
vestigingsplaatsfactoren die Lagos voor bedrijven aantrekkelijk maken.
Bijvoorbeeld: kustligging met een haven en een internationale luchthaven, goede verbindingen met het achterland (wegen en spoorlijnen), de aanwezigheid van veel arbeidskrachten, de nabijheid van een grote afzetmarkt
f Noem twee redenen waardoor de dichtheid in Lagos zo hoog kan zijn.
Veel mensen per woning en veel woningen op één vierkante kilometer (hoogbouw) g Waar in bron 34 verwacht je de hoogste bevolkingsdichtheid? Bij 1 • 2 • 3?
Lagos in trouble
‘Maar na 1980 gaat het fout. De olieprijs daalt, en Nigeria komt in een diepe crisis terecht. Er is geen werk meer. Veel mensen zoeken een baantje in de informele sector. Bij een kruispunt staat een hele rij jongens. Soms maken ze de gekste sprongen om de aandacht van de automobilisten te trekken. En wat ze allemaal in de aanbieding hebben... brood, ijswater in plastic zakjes, gedroogde ratten, muizenvallen en zelfs wc-brillen.’ figuur 25
17 Lees de tekst van figuur 25 en bekijk bron 35. a Tot welke sector reken je deze verkoper?
Tot de informele sector b Hoe profiteert hij van de verkeerssituatie?
Het verkeer staat vaak stil en dan heeft hij alle tijd zijn producten aan te bieden Het stinkt in Lagos
‘Als je door Lagos loopt, wordt je adem afgesneden. De lucht is sterk vervuild door het verkeer, de vuilverbranding en de industrie. Het verkeer is een ramp: druk, druk, druk. Ik snak weleens naar een tropisch buitje, want dat frist de boel wat op. Bij ons in de buurt stroomt een riviertje. Vroeger gingen we daar zwemmen, en haalden er ons drinkwater. Maar nu is het een open riool geworden. Nee, met het milieu is het niet best gesteld in Lagos.’ figuur 26
18 Lees de tekst van figuur 26, en bekijk de bronnen 24 en 37. a Waar leidt deze weg naartoe?
Naar het centrum b Zal de foto ‘s ochtends of ‘s avonds genomen zijn? Licht je antwoord toe.
‘s Ochtends, want dan gaan veel mensen uit de buitenwijken werken in het centrum
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 24
24 steden 3
c Wat is de oorzaak van deze file? (Tip: bekijk bron 24 nog even.)
Deze ambtenaren wonen vooral in de rijke buurten in het noordwesten/zuidoosten/westen van de agglomeratie
Naar het centrum leiden maar drie wegen, en die zijn vaak overbelast
Brussel. Dit is het mooiste deel van de stad, zoals je kunt
parken
zien aan de
die hier liggen. De eerste
uitbreiding van de stad vindt, zoals je in bron 38/40 ziet Puzzelen met Brussel
wegen
vooral plaats langs
‘Zo daar ben ik weer. Mijn aardrijkskundeleraar heeft mij allerlei bronnenmateriaal over Brussel gegeven. Bij elke bron hoort een onderschrift. Helpen jullie mee ze op de goede plek te zetten?’
.
20 Binnen de agglomeratie Brussel zijn er grote verschillen in bevolkingsgroei. Sommige gemeenten zien hun bevolking al jarenlang dalen, terwijl andere nog groeien. Je gaat nu een kaartje maken van de bevolkingsontwikkeling in de agglomeratie Brussel. Bekijk figuur 28. a Als eerste moet je een klassenindeling maken. Wil een kaart overzichtelijk blijven, dan beperk je je tot vijf klassen. In dit geval maak je twee klassen waarin groei zichtbaar is, en drie klassen waarin de afname van de bevolking is weergeven. Gebruik de cijfers onder het kaartje, en geef deze klassen aan in de legenda. b Kies voor de vijf klassen twee basiskleuren. Voor toename kies je blauw en voor afname rood. (Let op: hoe hoger een klasse is, hoe donkerder de kleur; zie als voorbeeld kaart GB 11D.) c Kleur de legenda en het kaartje in.
figuur 27
19 a Lees de tekst van figuur 27. Bekijk de lijst met onderschriften hieronder aandachtig. A Lunchpauze in het meest internationale deel van Brussel. B Brussel blijft voor toeristen het interessantste deel van België. C De overheid wordt een steeds belangrijker werkgever in Brussel. D Top bereikt in 1970; daarna gaat het bergafwaarts. E In de loop van de 20ste eeuw is Brussel van woonstad vooral ook werkstad geworden. F Ook in de werkgelegenheid speelt de EU een steeds grotere rol. G Als je deze jongeman bezig ziet, weet je zeker dat je in Brussel bent.
2
1
3 4 5 b
7
9
6 8
b Zet het onderschrift bij de juiste bron. Let op: er zijn meer onderschriften dan bronnen. bron 38: bron 41:
D A
; bron 39:
G
; bron 40:
E
10
14
a 11 12
;
13 15
19 16
c Bekijk de bronnen 38 tot en met 41, en maak de volgende tekst compleet:
18
17
Brussel is dé toeristenstad van België. Twee bezienswaardigheden die geen enkele toerist overslaat, zijn
Manneke Pis en de Grote Markt
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
.
Maar Brussel biedt ook heel veel werk. Elke dag komen uit de wijde omgeving 227.000/447.000/93.000 (streep de foute getallen door) forensen naar de centrale stad Brussel. Veel forensen vinden werk in de kantoren van de
EU
.
Brussel-stad -15% Jette +2% Ganshoren +2% Berchem-St. Agatha +1,2% Koekelberg -5% Schaerbeek -10% Evere +19% St. Josse-ten-Noode -4% Molenbeek-St. Jean +9% Anderlecht -13%
Groei
11 12 13 14 15 16 17 18 19
St. Gilles -42% Ixelles -14% Ellerbeek -21% Woluwe-St.lambert -1% Woluwe-St.Pierre -8% Auderghem -16% Watermael-Boitsfort -2% Ukkel -5% Forest -19%
Afname
figuur 28 Ontwikkeling van de bevolking van Brussel sinds 1970
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 25
3 steden 25
d Bekijk de lijnen a en b. Stelling: De gemeenten aan de rand van de agglomeratie groeien, de centrumgemeenten blijven achter. Voor welke lijn geldt deze stelling het meest?
b e Noem een reden waarom deze stelling niet opgaat voor lijn a. (Tip: let goed op het verloop van de grenzen van de gemeenten.)
Dit zijn geen echte randgemeenten; ze beginnen al dicht bij het centrum
4 Nederland: land zonder stad Je weet intussen waar grote steden liggen, en hoe ze zijn opgebouwd. Je weet dat er grote verschillen zijn tussen een stad als Brussel en een echte derdewereldstad als Lagos. Maar hoe zit dat nu in Nederland? Hoe ziet ons stedelijk netwerk eruit? Hoe is de Nederlandse stad opgebouwd, en welke problemen kom je daar tegen? Dat zijn de belangrijkste vragen waar je in deze paragraaf antwoord op gaat zoeken. Als je deze paragraaf hebt doorgewerkt,
f Conclusie: het kaartje is eigenlijk niet geschikt om de stelling van opdracht d te verdedigen. Welke geografische werkwijze moet je toepassen om deze stelling nauwkeurig te kunnen onderzoeken?
weet je: • wat de begrippen uit deze paragraaf betekenen; • waar de belangrijkste steden en stedelijke gebieden liggen; • hoe je steden kunt indelen; • hoe een stad is opgebouwd; • wat de belangrijkste ruimtelijke problemen in een stad zijn.
Wisselen van schaalniveau, inzoomen g Wat is de belangrijkste reden voor het verloop van de bevolkingsontwikkeling langs lijn a?
Mensen trekken weg uit het centrum naar de rand van de stad, waar de woonomgeving beter is
begrijp je: • waarom Nederland geen megastad heeft; • hoe een stad kan uitgroeien tot een stedelijk gebied; • wat het verband is tussen de stad en haar verzorgingsgebied; • welke processen het stedelijk patroon van Nederland vorm hebben gegeven.
Herhalingsopdracht Dankzij jouw charmante gidsen ben je nu aardig thuis in Lagos en Brussel. Mathilde en Pearl gaan eens even testen of je goed hebt opgelet tijdens de rondreis.
kun je: • de opbouw van Utrecht toepassen op andere steden; • met argumenten uitleggen wat de beste oplossing is van de problemen in de stad; • een keuze maken uit toekomstbeelden van de Nederlandse stad; • met de cd-rom bij de Grote Bosatlas gegevens verzamelen over de steden in Nederland.
21 Hieronder staan tien begrippen uit dit hoofdstuk. Jouw moeder vraagt wat al die begrippen betekenen. Jij kiest bij elk begrip een goede bron om het haar uit te leggen. Welke keuzes maak je? Het mag géén tekstbron zijn. (Let op: één bron mag je twee keer gebruiken.) Schijf het nummer van de bronnen van jouw keuze op de tweede rij in de tabel onder aan de bladzijde. 1 primate city • 2 informele sector • 3 megastad • 4 ruimtelijke geleding • 5 allochtonen • 6 site • 7 CBD • 8 stedelijk netwerk • 9 suburbanisatie • 10 vestigingsplaatsfactor
4.1 Een netwerk van steden en dorpen tekstboek
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 3 over de miss world-verkiezing in Nigeria.
‘Van stad naar agglomeratie’
1 a In de Randstad liggen vier centrale steden. De site van de vier steden heeft één en hetzelfde kenmerk. Welke kenmerk is dat?
Ze liggen allemaal iets hoger in een moerassig gebied
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
35
18
24
24
24
28
22
40
29
tabel bij vraag 21
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 26
26 steden 3
Stad Den Haag Rotterdam Utrecht Amsterdam
Functie
Verklaring
Bestuurscentrum Haven- en industriestad Distributie- en vergadercentrum Diensten- en toeristencentrum
Zetel van ons parlement Gunstige ligging aan water Centrale ligging en goed bereikbaar Hoofdstad, met veel bezienswaardigheden, dicht bij Schiphol
tabel bij vraag 1 b Bekijk bron 42. De vier grote steden in de Randstad zijn in de vorige eeuw allemaal sterk gegroeid, maar elk om een andere reden. Schrijf in de tabel hierboven wat de belangrijkste functie van elke stad is, en verklaar waarom die functie juist bij die stad past.
tekstboek
d Noem voor deze groei twee verschillende oorzaken.
Een hoog vestigingsoverschot Een hoog geboorteoverschot e Tussen 1970 en 1990 daalde de bevolking van Eindhoven. Dat kwam vooral door suburbanisatie. Welke aanwijzing voor dit laatste vind je in de kaartjes?
‘Van agglomeratie naar stedelijk gebied’
De randgemeenten groeien veel sneller
2
f Om welke twee redenen keerden veel Eindhovenaren de stad de rug toe in deze periode?
a Bekijk bron 43. Schrijf achter de volgende uitspraken of die betrekkingen hebben op een stad, agglomeratie, stadsgewest of stedelijke zone. – In dit gebied liggen verscheidene grote steden die goed met elkaar verbonden zijn:
Gebrek aan geschikte woningen, en door de gestegen welvaart konden zij een huis kopen buiten de drukke stad
stedelijk gebied – Veel mensen in dit gebied wonen in de omringende gemeenten, maar werken in de centrale stad:
stadsgewest – Vroeger was het een zelfstandige gemeente, maar nu is het onderdeel van de grote stad:
agglomeratie – Al eeuwenlang verleent deze plaats diensten aan het omringende platteland:
stad b Zoek op de kaarten GB 34-39/BB 30-35 jouw woonplaats. Schrijf op tot welk stadsgewest en tot welk stedelijk gebied jouw woonplaats hoort, of welke het dichtst in de buurt liggen.
eigen antwoord
4 a Kijk nog even naar kaart GB 60C. Niet iedereen keerde Eindhoven de rug toe. Zet een kruisje achter de groepen die dat wél deden. – studenten – jong gezin dat meer kinderen wil – Marokkaans gezin – samenwonend stel – bejaard echtpaar – gezin met opgroeiende kinderen – alleenstaande moeder met uitkering b In bron 43 zie je dat het netwerk van steden en dorpen steeds hechter wordt. Welk kaartje van GB 60C geeft
X
X
daar de beste aanwijzing voor? tekstboek
C4
‘Op weg naar parkstad Holland?’
5 a Trek in figuur 29 een rode pijl van Den Haag naar Emmen. Welke ontwikkeling is langs deze lijn zichtbaar?
3
Bekijk de bronnen 42, 43 en kaart GB 60C/ BB 47AC. a Tot welk stedelijk gebied hoort Eindhoven?
Tot de Brabantse stedenrij b Het gaat bij deze kaartjes om de agglomeratie Eindhoven. Welke titel zou je een kaartje geven als het over het gehele afgebeelde gebied zou gaan?
Bevolkingsgroei stadsgewest Eindhoven c In welke periode groeide de agglomeratie Eindhoven het snelst?
Tussen 1910 en 1929
Den Haag naar Emmen gaat , hoe kleiner de vraag naar woningen wordt , en hoe groter de vraag naar huizen in dorpen . Hoe verder je van
b Vergelijk de vraag naar woningen in Friesland en ZuidHolland. Wat zijn twee opvallende verschillen?
De vraag is in Friesland veel kleiner en vrijwel alleen naar huizen in de stad; Zuid-Holland heeft een grote vraag en men wil vooral in dorpen wonen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 27
3 steden 27
c Geef voor elk verschil in b een verklaring. Gebruik de kaarten GB 60 en GB 48/BB 46 en 39.
Friesland telt veel minder inwoners, en veel mensen wonen nog op het platteland; de stedelijkheid is er nog laag d Welke kaart/kaarten ondersteunt/ondersteunen jouw verklaring in c het beste?
Bijvoorbeeld GB 60B/BB 46B en GB 48B/BB 39B e In welke provincie zal het aantal woningen op het platteland de komende jaren het snelst toenemen?
Zuid-Holland f Bekijk bron 44. Noem twee kenmerken van de bron waarmee je het onderschrift bij de bron kunt verdedigen.
Weilanden verdwijnen voor oprukkende nieuwbouw Vraag naar woningen in dorpen en steden tot 2010 91.000 45.500 9.100
6
De titel van deze paragraaf – ‘Land zonder stad’ – vind je misschien gek. Maar toch zit er een kern van waarheid in. a Waarom is het een merkwaardige titel?
In Nederland liggen natuurlijk veel steden b Waarom zit er toch een kern van waarheid in?
Nederland is sterk verstedelijkt, maar telt geen echt grote stad c Je weet dat in de meeste westerse landen de steden een netwerk vormen. Ze zijn goed met elkaar verbonden, en ze kennen een logische opbouw als je let op de omvang. Er zijn meer kleine dan grote steden. Je onderzoekt nu of dat ook klopt voor Nederland. Start de cd-rom Grote Bos en kies in het openingsmenu voor ‘Statistiek’. Kies dan ‘Bevolking’ > ‘Inwoners’. Tik bij regio ‘Nederland’ en klik ‘Zoek’ aan. Kies dan voor ‘Inwoners per gemeente’. Je krijgt nu een tabel met de omvang van Nederlandse gemeenten. Door boven de tabel het langste streepje aan te klikken, worden de gemeenten naar grootte geordend. Bekijk de rangorde, en vul in de tabel hieronder de namen van de steden bij het juiste niveau in.
Niveau
Steden
1 > 730.000
Amsterdam
Stedelijk
Dorps
2 > 450.000 – 650.000
3 > 170.000 – 235.000
4 140.000 – 170.000
0
50 km
figuur 29 De verwachte toename van de vraag naar wonen in steden en dorpen
Rotterdam en Den Haag Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Groningen Breda, Apeldoorn, Nijmegen, Enschede, Haarlem, Arnhem, Almere, Zaanstad
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 28
Arnhem
Almere
Haarlem
Enschede
Nijmegen
Apeldoorn
Breda
Groningen
Tilburg
Eindhoven
Utrecht
Den Haag
Rotterdam
800 000 700 000 600 000 500 000 400 000 300 000 200 000 100 000 0
Amsterdam
aantal inwoners
28 steden 3
figuur 30 Verdeling van steden naar omvang
7 Lees de tekst van deze paragraaf helemaal door en bekijk
d Selecteer de tabel ‘Amsterdam t/m Zaanstad’. Maak er een staafdiagram van. Door bij ‘Gereedschap; te klikken op ‘Meer laten zien’ krijg je de hele grafiek in beeld. Teken de staafjes en de namen van de steden in de grafiek hierboven in.
de bronnen. Vul het schema van figuur 31 verder in. Zet de volgende begrippen op de juiste plek in het schema: historisch • Vinex • 19de-eeuws • drempelwaarde • laagbouw • bedrijfsterrein • omvang verzorgingsgebied • reikwijdte • flats • industrieel • binnenstad • gepland
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaaf 4.1 over de groei van de gemeenten in het stadsgewest Eindhoven.
8
4.2 Opbouw en functie van de stad In deze les zoom je in van het stedelijk gebied naar de stad zelf. Hoe is een Nederlandse stad opgebouwd, en heeft ze ook een functie voor de wijdere omgeving? Als voorbeeld gebruik je Utrecht.
We gaan de opbouw van de stad toepassen op Utrecht. a Gebruik kaart GB 23/BB 19. Tot welk soort stad hoort Utrecht?
Tot de historische stad b Welke bron uit paragraaf 4.2 geeft de beste aanwijzing voor je keuze in vraag a?
Bron 45 historisch
Indeling steden
van dorp naar stad gepland
flats
negentiende eeuws binnenstad
nieuwste wijk
laagbouw
industriegebied
Functie stad voor omgeving wordt bepaald door:
omvang verzorgingsgebied drempelwaarde Omvang bepaald door:
reikwijdte soort diensten
figuur 31 Schematische samenvatting van paragraaf 4.2
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 29
3 steden 29
c Noem drie aanwijzingen van de bron uit vraag 8b om je keuze te verdedigen.
Bijvoorbeeld: de Domtoren, de grachten, terrasjes, historische panden, winkels tekstboek
‘Hoe kun je de stad indelen?’
9 Bekijk bron 46 en houd de paragraaftekst ernaast. a Maak de wandeling vanuit het centrum (zie de stippellijn) nog een keer.
b Bekijk de genummerde afbeeldingen a t/m f van figuur 32. Ze komen allemaal uit een ander gebied van het model. Gebruik de cijfers uit bron 46, en geef in de tabel op bladzijde 30 aan waar welk gebiedje thuishoort. c Schrijf in de derde kolom wat voor soort wijk dit is. Kies daarbij uit: villawijk • negentiende-eeuwse wijk • industriegebied • Vinexlocatie • jaren tachtig • centrum d Schrijf in de laatste kolom waarom de afbeelding daar thuis hoort. Voor elke afbeelding moet je drie argumenten noemen. Eén argument (A) haal je uit de kaart (ligging!) en twee argumenten (B en C) uit de foto (of plattegrond).
figuur 32a
figuur 32b
figuur 32c
figuur 32d
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 30
30 steden 3
figuur 32e
figuur 32f Utrecht in beeld
Foto
Nr
Wijk
Waarom daar?
A
5
Vinexlocatie
A B C
B
6
Industriegebied
A B C
C
4
Villawijk
A B
D
2
Negentiende eeuwse woonwijk
A B C
E
3
jaren tachtig
A B C
F
1
centrum
A B C
tabel bij vraag 9
Tegen oude stad aan Nieuwe huizen of nog braakliggend bouwterrein Nog niet alle voorzieningen definitief Rand van de stad Langs snelweg Soort gebouwen buiten centrale deel in buurt van park ruim opgezet Tegen oude centrum aan Smalle straten en dicht op elkaar Veel allochtonen verder van centrum speels hofjes Ligt centraal Oude panden (Domtoren) Terrasjes en winkelend publiek
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 31
3 steden 31
tekstboek
‘De stad en haar omgeving’
h In 2003 werd de tunnel onder de Westerschelde geopend. Kijk op kaart GB 38 waar die verbinding ligt. Op GB 57A kun je zien dat Zeeuwsch-Vlaanderen drie tertiaire regionale centra telt. Welk van die drie zal door de aanleg van de tunnel zijn draagvlak misschien zien dalen? Licht je antwoord toe.
10 a Bekijk bron 47. Vul in de volgende zin de begrippen drempelwaarde, verzorgingsgebied en reikwijdte in. De stad Almere is in korte tijd gegroeid van 50.000 naar 165.000 inwoners. Ook de
drempelwaarde
Terneuzen, want de inwoners van Terneuzen en omgeving kunnen nu makkelijk voor tal van diensten gebruikmaken van Goes, een plaats met meer voorzieningen
voor
diensten van een hoger niveau wordt nu gehaald. Dit zijn diensten met een grotere is dat de omvang van het
b
reikwijdte . En het gevolg verzorgingsgebied
van Almere toeneemt. Gebruik kaart GB 57A. Vul in de tabel in welke centra van het tweede (secundaire) en derde (tertiaire) niveau in het verzorgingsgebied van Utrecht liggen. Verzorgingsniveau
Naam centrum
Tweede niveau
Amersfoort
Derde niveau
Nieuwegein, Culemborg Zeist, Harderwijk
c Waarom zijn er meer centra van tertiair dan van primair (eerste) niveau? Gebruik in je antwoord de begrippen verzorgingsgebied, reikwijdte en verzorgingsniveau.
Een tertiair centrum heeft een lager verzorgingsniveau. Daardoor is de reikwijdte kleiner en zijn verzorgingsgebied dus ook d Noem twee diensten die een secundair centrum wel heeft, maar een tertiair centrum niet.
Bijvoorbeeld: een hbo of een streekziekenhuis e Utrecht heeft op een aantal terreinen zelfs een verzorgende functie op nationaal niveau; voor het hele land dus. Noem twee van die functies.
Bijvoorbeeld winkelen, vergaderen, Jaarbeurs f Bekijk kaart GB 57E. In welke wijk is in 1998 het meest verkocht?
De binnenstad g Wat is de verklaring voor deze hoge omzetcijfers?
Hier liggen de meeste winkels, en mensen komen uit de wijde omgeving juist hier winkelen
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.2 over de opbouw van ‘jouw’ stad of de stad in de buurt
4.3 Gedonder in de stad In de vorige paragraaf heb je gezien dat er verschillende soorten steden en wijken zijn. Ook heb je gemerkt wat een stad voor de omgeving betekent. In deze paragraaf zul je zien dat er in Nederland veel gedaan wordt om de steden leefbaar te houden en te maken. tekstboek
‘De stad uit?’
11 a Bedenk een onderschrift bij de tekeningen A en B in bron 48. Gebruik informatie uit de tekst.
Bijvoorbeeld: De jonge De Vries is blij dat hij naar Amsterdam kan Tekening 48B: Bijvoorbeeld: De oudere De Vries verlaat opgelucht de stad Tekening 48A:
b Wat was de belangrijkste reden waarom Jan de Vries zo graag naar Amsterdam wilde?
Meer vrijheid, minder controle c Noem drie redenen waarom de familie De Vries later liever de stad uit wilde.
Bijvoorbeeld: geen geschikte woning; gevoel van onveiligheid; de stad is vies; de mensen letten te weinig op elkaar d Niet alleen burgers trokken weg uit de stad, ook veel bedrijven vestigden zich op bedrijventerreinen buiten de stad. Maar dat gold niet voor alle bedrijfstypen. Hieronder staat een lijstje van soorten bedrijven. Streep de bedrijven door die volgens jou zich niet buiten de stad zullen vestigen: groothandel • tuincentrum • advocatenkantoor • juwelier • Ikea • reisbureau • transportbedrijf e Wat hebben de bedrijven die zich buiten de stad vestigen gemeen?
Ze hebben allemaal veel ruimte nodig
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 32
Jaar
Utrecht
Houten
1960
255.021
5.977
1970
278.883
7.321
1980
237.064
9.411
1990
230.676
26.880
2000
233.000
33.000
Gemiddeld inkomen (%)
32 steden 3
140 130 120 D
C 110
B
100 A
E
90
figuur 33 Ontwikkeling van de bevolking van Utrecht en Houten
80
12
1946 1950 1954 1958 1962 1966 1970 1974 1978 1982 1986 1990 1994 jaar Randgemeentes Amsterdam Nederland
a Zoek op kaart GB 36/BB 32 waar Utrecht en Houten liggen. b Bekijk figuur 33. Welk verband is er tussen de ontwikkeling van de bevolking in Utrecht en Houten?
figuur 35 De ontwikkeling van het inkomen in Nederland, Amsterdam en de randgemeenten
De bevolking van Houten stijgt vooral na 1970 snel, terwijl die van Utrecht daalt
C Er zijn te weinig huizen en de nieuwbouw richt zich vooral op huurwoningen en vaak is het hoogbouw. Veel mensen gaan op zoek naar een woning buiten Amsterdam. D Ook de lagere inkomensgroepen zoeken een woning buiten de stad. E Steeds meer migranten komen in de plaats van de oorspronkelijke Amsterdamse bevolking.
c Met welk begrip kun je de ontwikkeling zoals bedoeld in vraag b samenvatten?
Suburbanisatie tekstboek
‘Arme stad’
B, C, E, D, A
13 a De bevolking van een stad kan op drie manieren toenemen. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. De stad groeit doordat: I het geboortecijfer hoger is dan het sterftecijfer II het vertrekcijfer hoger is dan het vestigingscijfer III er sprake is van een vestigingsoverschot IV de bevolkingsdichtheid toeneemt V de stad omringende plaatsen opslokt VI er vooral veel jonge gezinnen naar de stad komen b Bekijk figuur 34. Vul in:
d Schrijf achter elke letter waarom die daar volgens jou moet staan. Haal informatie uit de figuren 34 en 35.
X
De bevolking groeit weer, maar het inkomen van Amsterdam blijft vrij laag B Het inkomen van de Amsterdammers ligt boven het inkomen van de mensen in de randgemeenten C De bevolking van Amsterdam daalt en het gemiddeld inkomen ook D De trek uit de stad gaat door en het gemiddeld inkomen in de randgebieden daalt E In de jaren zestig komen veel gastarbeiders naar Amsterdam; zij hebben een lager inkomen A
X
X
1900 , suburbanisatie . Na
De urbanisatie in Amsterdam begint rond maar na 1960 begint de
1990
groeit de belangstelling voor het wonen in de
stad weer. c Bekijk figuur 35. Hieronder staan beschrijvingen die gaan over de ontwikkeling van de Amsterdamse bevolking. Zet de letter van elke beschrijving op de juiste plek in figuur 35. A In de stad wordt weer flink gebouwd, maar het is niet eenvoudig de rijkere inkomensgroepen terug te lokken naar de stad. B Ook gezinnen met een gemiddeld en hoger inkomen wonen in groten getale in de stad. Er zijn weinig inwoners van buitenlandse afkomst.
14
Bekijk de kaart GB 31. a Welk kaart is kleinschaliger: GB 31A of GB 31C?
Kaart 31C
Stad
1850
1900
1920
1960
1970
1980
1990
2000
Amsterdam
224
511
627
870
832
717
695
735
figuur 34 Ontwikkeling van de Amsterdamse bevolking ( 1000)
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 33
3 steden 33
b Leg je keuze in a uit.
d Het plan uit 1990 is uiteindelijk in hoofdlijnen zo uitgevoerd. Was hier sprake van renovatie of van sanering?
Kaart 31C heeft een groter schaalgetal; alles staat er dus kleiner op
Sanering
c Je begint een onderzoek naar de verstedelijking van het platteland rond Amersfoort. Welke twee kaartjes kun je daarvoor het beste gebruiken. Licht je keuze toe.
e Leg je keuze in vraag d uit, en gebruik daarvoor twee aanwijzingen uit de kaart.
Alle huizen zijn opnieuw opgebouwd; de wijk is helemaal opnieuw ingericht
GB 31A en GB 31B, want daarop zie je hoe het platteland tussen 1960 en 1990 is volgebouwd
f Noem vier verbeteringen ten opzichte van de wijk uit 1965. Twee verbeteringen moeten gaan over de woonomgeving en twee over de woonhuizen. Schrijf dat op in de tabel.
d In het gebied van Amersfoort was de suburbanisatie tussen 1960 en 1990 fors. Welk kaartje geeft daarvoor de beste aanwijzing? Kies uit GB 31C tot en met F, en licht je keuze kort toe.
Kaart GB 31C, want daarop is de snelle bevolkingsgroei van de randgemeenten te zien, terwijl de groei in Amersfoort kleiner is e Niet alle bevolkingsgroepen suburbaniseren. Suburbanisatie is selectief. Welk kaartje toont dat het beste aan?
Kaartje 31D f Tot slot probeer je een conclusie te trekken over de suburbanisatie van Amersfoort. Vergelijk daarvoor de kaartjes GB 31C tot en met F. De drie snelst gegroeide randgemeenten zijn:
Eemnes,
Hoevelaken en Nieuw-Leusden . Vooral mensen met een hoger inkomen zijn hier gaan wonen, maar de meesten werken nog steeds in Amersfoort. Wij noemen hen forensen . Zij werken vooral in de tertiaire sector. De gemeente Amersfoort zou het liefst haar gemeentegrenzen uitbreiden tot geheel
Eemland tekstboek
15
‘Terug naar de stad?’
Bekijk de kaart GB 28D t/m F/BB 24B1 t/m B3. a Noem drie nadelen van de wijk in 1965.
Smalle straatjes, arbeiderswoningen dicht op elkaar, weinig groen, weinig voorzieningen b Al in 1970 was er een plan om deze buurt op te knappen. Wat was de belangrijkste functie van de wijk in dit plan?
Bedrijfsterrein c Dit plan is niet doorgegaan door het protest van actiegroepen. Wat zal het grootste bezwaar van deze groepen tegen het plan geweest zijn?
De woonfunctie voor vooral de lagere inkomens zou verloren gaan
16
Woonomgeving
Woonhuizen
Meer groen Buurthuis
Grotere/moderne huizen Huizen hebben een tuintje
Bekijk bron 49. a In het voorjaar van 2002 is men begonnen met de sloop van een aantal flats in de Bijlmermeer. De Bijlmer is een onderdeel van het stadsdeel Amsterdam-Zuidoost. In de jaren zeventig van de vorige eeuw gold deze wijk aan de rand van Amsterdam als een voorbeeld van bijzonder vooruitstrevende woningbouw. Nu denken we daar heel anders over. Kijk op kaart GB 24A/BB 20B waar de wijk ligt. Bespreek met degene die naast je zit wat de voor- en nadelen zijn om te wonen in deze flats, en vul de tabel hieronder. Voordelen
Nadelen
Bijvoorbeeld: vrij dicht bij de stad Vrij goedkoop
Hoogbouw
Gebied met lage inkomens en veel werkloosheid
b Jamilla zegt: ‘In de Bijlmer wonen mensen met een laag inkomen. Dat komt doordat de werkloosheid hoog is. Kijk maar op kaart GB 24/BB 20.’ Klopt die uitspraak van Jamilla? Waarom wel, waarom niet?
De uitspraak klopt niet, want het kaartje geeft informatie over het hele stadsdeel Zuidoost c Veel van de huidige bewoners zullen na de herinrichting niet meer in de Bijlmer kunnen wonen. Noem twee redenen waarom niet.
De huurprijzen zullen flink stijgen De woningdichtheid zal dalen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 34
34 steden 3
d Bekijk bron 50. Deze huizen staan in het centrum. Op welke twee manieren kan je dat zien?
Ligging aan gracht, oude huizen
tekstboek
19 Bekijk bron 52. a Schrijf achter de nummers 1 t/m 5 de namen van de stedelijke gebieden. Gebruik bron 42 en GB 68.
e Hoe kun je aan de bron zien dat hier gentrificatie heeft plaatsgevonden?
Randstad 2 Brussel 3 Zuid-Limburg / Aken 4 Ruhrgebied 5 Brabantse stedenrij 1
De oude huizen zijn helemaal opgeknapt, en worden nu bewoond door rijke jongeren f In de Bijlmer heeft nooit gentrificatie plaatsgevonden, in de Jordaan wel. Hoe komt dat?
De Jordaan ligt vlak bij de oude binnenstad
b Vanuit de Randstad lopen twee belangrijke vervoerscorridors Europa in. De corridor richting Duitsland is sterker dan die via België en Frankrijk. Welke twee verschillende aanwijzingen geeft kaart GB 82 daarvoor? Vermeld achter elke aanwijzing de kaart die de informatie geeft.
17 Bekijk bron 51. a In de Middeleeuwen was de grens tussen stad en platteland heel scherp. Waar werd die grens door gevormd?
De verkeersstroom richting Duitsland over het spoor en de weg is veel groter dan via België (GB 82CD) 2 De corridor naar Duitsland wordt ondersteunt door vervoer over water (GB 82B) 1
Stadsmuur en stadsgracht b Hoe kun je op de foto de scherpe stadsgrens herkennen?
De scherpe overgang van gebouwen en weilanden Extra opdracht op de graaf 4.3. over Almere.
www.buiteNLand.epn.nl bij para-
c In je tekstboek staat een verklaring voor de geringe dichtheid van het transportnetwerk in Noord-Nederland en Noord-Duitsland. Welke kaart uit de atlas ondersteunt dze verklaring het beste?
4.4 Stedelijke netwerken in Europa Het stedelijk gebied houdt niet op bij de grens. Op tal van manieren zijn onze steden verbonden met stedelijke zones in de buurlanden. En met de groei van de EU neemt die verwevenheid toe. tekstboek
‘Zaterdagavond 13 december 2027, stappen in Parijs’
18 a Noem twee dingen uit het dagboek die bij toekomst horen, en twee die ook van nu kunnen zijn.
Hogesnelheidstrein; men leeft meer in heel Europa Nu: Bezorgde ouders, vriendje Toekomst:
b Casandra is sneller met de trein in hartje Parijs; haar vriend Diego kiest voor het vliegtuig. Leg met behulp van kaart GB 68/BB 54 uit waarom Casandra’s keuze logischer is.
Over (relatief) kortere afstanden kun je beter de trein nemen, omdat deze van centrum naar centrum rijdt
‘Nederland: deel van een groter geheel’
GB 74A 20 a Bekijk kaart GB 58C/BB 45A. Welke andere kaart van Nederland kun je het beste gebruiken om een verklaring te vinden voor de intensiteit van het wegverkeer?
GB 48A of B/BB 39, Bevolkingsdichtheid b Let op kaart GB 58C/BB 45A op de verkeersintensiteit in de grensgebieden. Welk verschil zie je tussen het noordoosten en het zuidoosten van het land?
Het zuidoosten heeft een veel hogere verkeersintensiteit c De verklaring voor het verschil uit vraag b kun je niet op kaart GB 48A/BB 39 vinden. Je hebt een kaart nodig op een hoger schaalniveau, dus met een groter gebied erop. In de aardrijkskunde heet dat wisselen van schaalniveau. Daarbij zijn er twee mogelijkheden: – Je zoomt uit, dan kijk je dus naar een groter gebied. – Je zoomt in, dan kijk je dus naar een kleiner gebied. Welke geografische werkwijze moet je toepassen om voor het verschil in b een verklaring te vinden?
Uitzoomen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 35
3 steden 35
d Van welk gebied heb je een kaart nodig om het verschil uit b te kunnen verklaren? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Oost-Nederland II de wereld IIIEuropa IVWest-Europa e Welke kaart geeft dan de beste verklaring voor het verschil in b?
X
Kaart GB 82D / BB 65A 21
Lees het krantenartikel van figuur 36. a Groot-Londen heeft een hoger BNP dan Oostenrijk. Maar zijn de Londenaren ook rijker? Welk gegeven heb je nodig om dat te kunnen beoordelen? (Tip: denk aan het verschil tussen BNP en BNP per hoofd.)
Het aantal inwoners b Van welke stad is de economische betekenis voor het land groter: Dublin of Amsterdam?
Dublin c Een verklaring voor het antwoord op vraag b vind je op kaart GB 68/BB 54. De verklaring is: I Ierland heeft een veel dichter stedelijk netwerk. II De Dubliners zijn veel rijker dan de Amsterdammers. III Het BNP van Ierland is veel lager dan van Nederland. IV Nederland heeft behalve Amsterdam nog meer grote steden dan Ierland.
d Volgens het krantenartikel is Amsterdam de rijkste stad van het land. Wat verstaat de verslaggever waarschijnlijk onder Amsterdam: I de gemeente Amsterdam II de stad Amsterdam III de agglomeratie Amsterdam IV het stedelijk gebied Amsterdam e Welk kaart op GB 49 ondersteunt jouw keuze?
X
Kaart 49D f Kijk goed naar de figuur bij het krantenartikel. Welke stad lijkt volgens deze statistiek het meest op een primate city? Licht je antwoord toe.
Stockholm, want deze stad levert de grootste bijdrage aan het BNP; daar zijn waarschijnlijk veel activiteiten geconcentreerd g Denk je dat Brussel in dit lijstje boven of onder Amsterdam staat? Licht je antwoord toe.
Boven, want Brussel is groter dan Amsterdam, en ook veel groter dan de andere Belgische steden
X
Welvaart concentreert zich in steden Van onze correspondent Peter de Waard De Londense economie is groter dan die van landen als Zweden of Polen. Dat staat in een rapport van de bank Barclay. Volgens dit rapport concentreert de welvaart in Europa zich steeds meer in de stedelijke gebieden. De inwoners van Groot-Londen verdienen met z’n allen 225 miljard euro. Dat is aanzienlijk meer dan de totale bevolking van een land als Oostenrijk verdient. ‘Het lijkt erop dat de economische groei in bepaalde belangrijke steden steeds verder uitstijgt boven die in andere gebieden’, zegt Gordon Rankin van Barclay. In Dublin bijvoorbeeld is nu al eenderde van alle economische activiteiten van Ierland geconcentreerd. In Nederland is de verdeling veel evenwichtiger. Amsterdam draagt maar voor 10% bij aan het BNP. Frankfurt heeft het hoogste inkomen per inwoner: 75.000 euro. Amsterdam komt in deze ranglijst op de vijftiende plaats met 38.000 euro. Van de grote Nederlandse steden scoort Rotterdam het laagst met 26.000 euro. Stad
Euro's BNP
% Aandeel in totaal BNP land
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Londen 255,2 Parijs 142,7 Milaan 119,3 Madrid 105,5 Rome 93,4 Berlijn 79,5 Hamburg 73,3 München 73,1 Barcelona 69,4 Stockholm 59,3
15,8 9,6 9,6 16,0 7,5 3,8 3,5 3,5 10,5 25,1
17. 27. 36. 50.
Amsterdam 44,1 Rotterdam 34,8 Den Haag 21,1 Utrecht 17,7
10,1 8,0 4,8 4,0
figuur 36 Uit de Volkskrant, 11 mei 2002 (bewerkt)
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 36
36 steden 3
22 Steden die niet goed bereikbaar zijn, kunnen in de internationale economie van morgen nauwelijks meer een rol spelen. a Op welke vier verschillende manieren moet een stad goed bereikbaar zijn?
Door de lucht, per spoor, over de weg en via telecommunicatie b Bekijk figuur 37. Noem vier steden die zeer goed bereikbaar zijn.
g Noem een manier waarop een stad haar bereikbaarheid door de lucht kan verbeteren.
Door de internationale verbindingen met andere Europese steden uit te breiden h Vergelijk figuur 37 met bron 53. Welke algemene regel over bereikbaarheid kun je uit de vergelijking afleiden? Hoe hoe
Bijvoorbeeld: Amsterdam, Berlijn, München, Frankfurt, Brussel en Parijs
hoger een stad in de rangorde staat beter de plaats bereikbaar is
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.4 over Diego, het vriendje van Casandra.
c Wat valt op aan de ligging van de steden die slecht bereikbaar zijn?
Ze liggen allemaal aan de rand van West-Europa d Welke plaats is de beste tussenstop naar Oost-Europa?
Wenen e Welk deel van Europa zal volgens deze kaart de meest aantrekkelijke vestigingsplaats voor internationale bedrijven zijn?
West-Europa f Helsinki ligt aan de rand van Europa, maar scoort opvallend hoog. De reden daarvoor is: I Finland is een zeer rijk land. II Finland is een groot land, waar reizen per vliegtuig het goedkoopst is. III Finland is moeilijk per auto of spoor te bereiken, maar makkelijk door de lucht. IV Het Finse klimaat is zó streng dat reizen over land in de winter bijna onmogelijk is.
X
0 figuur 37 Bereikbaarheid van Europese steden door de lucht vanuit 55 andere Europese steden
1000 km
Zeer goed bereikbaar Goed bereikbaar Matig bereikbaar Slechter bereikbaar
,
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 37
3 steden 37
5 Kijk, hier woon ik In deze paragraaf ga je op omgeving. Je weet nu hoe althans in theorie. Je gaat met die boekenwijsheid je
1
onderzoek uit in je eigen steden in elkaar steken, nu met je team kijken of je eigen woonplaats kunt
onderzoeken. Bij dit hoofdstuk horen drie onderzoeksopdrachten waar jij of jouw docent uit kiest. Een daarvan staat in dit werkboek, de andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
Onderzoeksopdracht Nieuwe tijden, andere functies
Ook in jouw woonplaats zijn de mensen voortdurend bezig de ruimte anders in te richten. Jouw vader of moeder weten nog goed dat er vroeger op het pleintje een slagerij was naast de bakker en ook nog een kleine kruidenierszaak. Op de hoek was een klein café, en er woonden nog veel mensen aan het plein. En nu? Het plein is totaal veranderd. Het is een uitgaanscentrum geworden: allemaal cafés en restaurants. De bakker zit er nog, maar de bakkerij is een lunchroom geworden.
4 Informatie verwerken Je zou twee functiekaartjes van jouw onderzoeksgebied kunnen maken. Op het ene kaartje staat de functie van elk pand van vijfentwintig jaar geleden en op het andere de huidige functie. Tip: dit kaartje kun je heel mooi maken door de plattegrond in te laden in Paint.
Je gaat onderzoeken hoe de functie van gebouwen in jullie onderzoeksstraat of plein is veranderd, en je vraagt je af hoe dat komt. Je gebruikt uiteraard weer de stappen van onderzoek.
5 Conclusies trekken Vergelijk de situatie van vijfentwintig jaar geleden met nu, en leg uit wat de verschillen en overeenkomsten zijn. Leg uit wat de oorzaken van de verschillen zijn. Ook beantwoord je de vraag of deze ontwikkeling alleen in jouw onderzoeksgebied voorkomt of ook op andere plaatsen.
1 De onderzoeksvraag Waardoor is de functie van de gebouwen de afgelopen vijfentwintig jaar veranderd?
6 Presentatie De presentatie kan bestaan uit een vergelijking van de twee functiekaartjes en een toelichting.
2 Deelvragen Bedenk zelf een aantal deelvragen. Tip: bij aardrijkskunde gaat het altijd om de vragen: – Waar is dat? – Waarom is dat daar? – Hoe verandert dat daar? – Geldt dit ook voor andere gebieden? 3 Informatie verzamelen Als eerste ga je jouw onderzoeksgebied precies in kaart brengen. Haal daarvoor een kaart van de gemeentesite of een kopie van een stadsplattegrond. Kies een gebied waarvan jullie denken dat daar veel veranderd is. Geef op een plattegrond aan waar alle panden staan en wat de functie ervan is. Zo’n kaart heet een functiekaart. Maak een legenda, waarbij je bijvoorbeeld een onderscheid maakt tussen horeca, winkels, kantoor, wonen enzovoort. Dan probeer je te achterhalen of de functie van het pand de afgelopen vijfentwintig jaar is veranderd. Tip: informatiebronnen kunnen zijn: – de huidige gebruiker van het pand; – iemand die al lang in de straat woont; – een boek over jouw woonplaats met een historisch overzicht; – het gemeentelijk archief.
Onderzoeksopdracht 1
Nieuwe tijden, andere functies
1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 38
38 steden 3
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk kun je weer kiezen uit vier opdrachten. Een daarvan staat in dit werkboek. De andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
1
Keuzeopdracht 1 Get the city
In deze opdracht probeer je te ontdekken welke stad verborgen zit in de puzzel van figuur 38. Om daarachter te komen moet je eerst de naam van elf steden zien te achterhalen. Hieronder staan uitspraken over elf steden in Nederland, Europa en de rest van de wereld. Probeer, als het nodig is met de atlas, te achterhalen welke stad bedoeld wordt. Heb je de stad gevonden, vul dan de eerste letter van de stad in de figuur in. De letters vormen samen de naam van een megastad. Let op: alleen de omcirkelde cijfers staan op de goede plek. Tip: start de opdracht tegelijk met degene die naast je zit, en kijk wie het eerst roept: ‘Got the city.’
3
2
1
B
U
4
E 7
6
5
O 8
S
A 11
10
9
I
N
R
E
S
figuur 38 Get the city
1 Sinds 1989 vliegen niet alleen de vogels veilig van oost naar west, maar kunnen de mensen zich vrij bewegen in hun stad. En met opgeheven hoofd, want sinds een paar jaar is de stad weer hoofdstad van dit belangrijke Europese land: 2 Het hart van Nederland:
Berlijn
Utrecht
Edam The Big Apple mist de Tweeling: New York
3 Superkaaskop uit Noord-Holland: 4
5 Woonplaats van een groot deel van de inwoners van dit Scandinavische land:
Oslo
6 Stad aan de Golden Gate Bay:
San Francisco
7 Deze Belgische stad is beroemd door de diamanthandel:
Antwerpen 8 Deze miljoenenstad staat met één been in Europa en met het andere in Azië:
Istanbul
9 De eeuwige stad, centrum van een geloof: 10 56° NB – 3° WL:
Rome
Edinburgh
11 Parel van het oosten, maar concurrent van Rotterdam:
Shanghai De oplossing is:
Buenos Aires Keuzeopdracht 1
Get the city
1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 39
hoofdstuk
04 de draagkracht van de aarde op = op De wereldbevolking groeit snel en daarom moeten we zuiniger met ons drinkwater en onze energiebronnen omspringen, want op is op! In dit hoofdstuk gaan we dat bestuderen. Het gaat over de draagkracht van de aarde.
1 Zou ze het durven vragen? Je gaat je eerst oriënteren op dit hoofdstuk. Je bladert het hoofdstuk door en probeert zoveel mogelijk informatie in je op te nemen. Pak je tekstboek en maak de volgende opdracht, samen met twee of drie klasgenoten.
1 a Bekijk de bronnen van dit hoofdstuk, lees de onderstreepte begrippen en bekijk de onderwerpen. Daar heb je 5 minuten voor. b Doe nu het boek dicht. De eerste schrijft een begrip of onderwerp uit dit hoofdstuk op een blanco vel papier. Geef daarna het vel aan je buurman of buurvrouw links van je, die ook een begrip of onderwerp noteert. Doe dit weer 5 minuten lang. Als je niets weet, dan sla je een beurt over. c Wie heeft de meeste juiste begrippen onthouden?
c Verschillen in welvaart tussen gebieden
Regionale ongelijkheid d Goederen die nog niet bewerkt zijn zoals ijzererts of ruwe katoen
Grondstoffen
e De rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden, zoals gezondheid, scholing en voedsel
Welzijn f De dampkring houdt warmte vast die door de aarde wordt uitgestraald (nadat de zon de aarde heeft verwarmd)
Broeikaseffect g Landbouwgrond kunstmatig met water bevloeien
Irrigeren h De woestijn breidt zich uit en een steeds groter gebied
2 Geheugentest! Ken jij de volgende begrippen uit deel 1 nog? Schrijf het goede begrip achter de omschrijving. Kies uit: broeikaseffect • condenseren • grondstoffen • irrigeren • regionale ongelijkheid • verwoestijning • waterkringloop • welvaart • welzijn • zeespiegel a Waterdamp verandert in water
Condenseren
b Eerst zee, dan neerslag, en via grondwater en rivieren terug naar zee
Waterkringloop
wordt onbruikbaar voor landbouw
Verwoestijning
i De hoogte van het zeewater ten opzichte van het land
Zeespiegel j De rijkdom van een land gemeten op basis van geld (het BNP/hoofd)
Welvaart
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 40
40 de draagkracht van de aarde 4
3 Lees de tekst van de openingspagina van hoofdstuk 4 en bekijk de foto aandachtig. a De schrijver van de tekst vraagt zich af of we in de toekomst zo leven als de mensen op de foto. Waarom vraagt hij zich dat af?
Er komen per jaar 80 miljoen mensen bij, die willen allemaal eten, drinken, op vakantie, luxe artikelen aanschaffen. Dat kan de aarde niet aan b Noem drie dingen die je op de foto ziet die te maken hebben met slechte leefomstandigheden.
Veel afval en viezigheid, weinig drinkwater en misschien vies drinkwater, armoede c Is de foto genomen in een arm of rijk land? Verklaar je antwoord.
In een arm land, want... eigen antwoord d In welk werelddeel is de foto gemaakt en waaraan kun je dit zien? De foto is gemaakt in en dat zie ik aan
Azië de mensen op de foto
e Deze foto staat aan het begin van dit hoofdstuk omdat (kies goede antwoord): I er in de wereld steeds meer armoede is II er in de wereld steeds meer mensen op vuilnisbelten leven III het leven op de wereld misschien steeds moeilijker wordt door overbevolking en vervuiling IV het leven in de wereld misschien steeds moeilijker wordt door misdaad en oorlogen
X
tekstboek
paragraaf 1
4 Vul in de tabel onderaan een korte omschrijving van de hoofdpersonen: wie ze zijn, wat ze doen, hoe oud zijn ze, hebben ze wel of geen kinderen, broers of zussen, enzovoorts.
5 a Brigitte klaagt over de slechte omstandigheden in het dorpje. Waarover klaagt zij?
Over de tekorten aan water en voedsel en de te kleine school
c Er is de laatste jaren veel veranderd in het dorp. Wat moeten de dorpsbewoners doen om aan water en brandhout te komen?
Ze moeten ‘s ochtends om zes uur van verre water halen Brandhout: Vijf kilometer lopen Water:
d Wat kan er gebeuren met het water in de put op bron 3?
Komt steeds dieper te staan en kan droog vallen e Wat zijn in dit verhaal de oorzaken van het voedseltekort? Omcirkel de Romeinse cijfers voor de goede antwoorden. I De geiten vreten al het graan op. II Er is sprake van bodemerosie. III De oogst is mislukt door (droogte en) hevige regenval. IV De winkel kreeg niet op tijd voorraad. f Er wordt in de vierde alinea nóg een oorzaak genoemd voor het voedseltekort. Welke?
X
Te veel mensen g Overleg drie minuten met je buurman of buurvrouw en geef dan je mening over dit onderwerp. Met wie ben jij het eens, met Brigitte of met Jacques? Licht je antwoord toe! Ik ben het eens met Brigitte/Jacques/beide, want
Eigen mening
h Wat is het probleem in dit dorpje?
De bevolking groeit te snel en er is te weinig voedsel, water en onderwijs 6 Stel, jij bent een kind zoals Naira of Tara. Je leeft in dat dorpje in Burkina Faso en maakt het leven mee zoals zij dat doen. a Hoe zou je het vinden als je hoorde dat jij (of je zus) zwanger was?
eigen mening b Naira stelt aan het eind van het verhaal een vraag. Weet jij het antwoord?
Eigen mening
b Jacques is het niet met haar eens. Wat is zijn mening hierover?
Er worden te veel kinderen geboren
Extra opdracht op de graaf 1 over Burkina Faso.
Persoon
Persoonsbeschrijving
Naira
Dorpsmeisje uit Burkina Faso, 15 jaar, jongste van acht kinderen
Brigitte Tara Jacques tabel bij vraag 4
X
www.buiteNLand.epn.nl bij para-
Arts van Artsen Zonder Grenzen, uit Amsterdam, 33 jaar, geen kinderen Nichtje van Naira, 16 jaar, bevalt van jongen Man van Brigitte, chauffeur van landrover ziekenhuis, geen kinderen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 41
4 de draagkracht van de aarde 41
2 De draagkracht onderzocht In deze paragraaf ga je kijken hoe de mens het systeem van de aarde aan het veranderen is. Door de groeiende wereldbevolking wordt de aarde steeds meer vervuild, aangetast en uitgeput. Kan de wereld al de mensen nog wel dragen? Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • wat een ecosysteem is en hoe het is opgebouwd; • hoe een kringloop werkt; • wat het verschil is tussen milieuaantasting, milieuvervuiling en milieu-uitputting; • in welke delen van de wereld de bevolking het snelst groeit; • wat de oorzaken zijn van een snelle bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden; • hoeveel procent van het water op aarde bruikbaar is; • wat voor soorten winbaar water er zijn; • wat verzilting is en wat voor problemen het kan veroorzaken; • wat waterstress is en onder welke omstandigheden die ontstaat; • welke oplossingen er zijn voor het watertekort; • waardoor water vervuild kan worden en wat daarvan de gevolgen zijn; • wat het versterkt broeikaseffect is en wat daarvan de gevolgen zijn; • wat de ozonlaag is en hoe er gaten in kunnen ontstaan.
begrijp je: • waarom de zon onmisbaar is voor het leven op aarde; • waarom zowel rijke als arme landen de aarde vervuilen, uitputten en aantasten; • waarom de mens zonder schoon water en schone lucht niet kan leven; • waarom de voorraad van veel hulpbronnen niet eindeloos is; • waarom de bevolkingsgroei in landen verschillend kan zijn; • waarom alle landen een bevolkingsontwikkeling doorlopen van hoge naar lage cijfers; • waarom die overgang in arme landen nu sneller gaat dan in rijke landen vroeger; • waarom in bepaalde gebieden waterstress is; • hoe het versterkt broeikaseffect ontstaat; • wat bevolkingsgroei, water en het broeikaseffect met draagkracht te maken hebben.
kun je: • de bevolkingsgroei of bevolkingsafname van een land berekenen; • het model van bevolkingsontwikkeling uitleggen; • een bevolkingspiramide aflezen; • informatie uit remote-sensingbeelden halen.
2.1 De aarde en de mens In dit deel ga je iets leren over hoe de aarde er voor zorgt dat je er kunt blijven leven, maar hoe de mensen de leefbaarheid van de aarde bedreigen. tekstboek
paragraaf 2.1
1 a Waarom heeft men het experiment met de kas gedaan?
Om te onderzoeken hoe de aarde werkt als systeem b In bron 5 zie je een kas met pijlen. De kas is afgesloten van de buitenwereld. Toch staan er pijlen van buiten naar binnen en pijlen van binnen naar buiten. Wat stellen deze pijlen voor?
Zonlicht en warmte kunnen de kas in en uit c Wat stellen de pijlen in een cirkel voor?
Water, voedsel en lucht worden gerecycled d Konden de onderzoekers het systeem aarde goed nabootsen in de kas? Leg uit.
Nee, ze kregen problemen met drinkwateren energievoorzieningen 2 a Wie regelt op aarde de temperatuur, het drinkwater, het afval en het voedsel?
Dat doet de aarde zelf b Waar zorgt de atmosfeer voor?
De atmosfeer beschermt de aarde tegen te veel straling c Hoe komt het dat lucht, water en voedsel nooit opraken op aarde?
Dankzij kringlopen worden deze stoffen steeds weer ververst d Waarom is licht onmisbaar bij het verversen van lucht?
Licht zorgt voor de opname van koolzuurgas door het plantendek en de productie van koolstof en zuurstof e Koolzuurgas wordt vaak afgekort tot CO2, zuurstof is O2 en koolstof is C. Leg uit hoe door middel van het assimilatieproces CO2 kan worden afgebroken.
CO2 splitst zich onder invloed van het licht en door middel van planten in twee delen, O2 en C f De mens assimileert ook door middel van ademhalen. Leg uit hoe dit assimilatieproces werkt.
De mens ademt zuurstof (O2) in en ademt koolzuurgas (CO2) uit g Hoe noemen we het natuurlijke systeem dat dit regelt?
Ecosysteem
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 42
42 de draagkracht van de aarde 4
f Noem ook een onnatuurlijk ecosysteem. Verklaar je antwoord.
G
A
Weiland of akker. Deze zijn door de mens aangelegd om landbouw te bedrijven. Hierdoor is er geen natuurlijke voedselkringloop mogelijk
F
voedselkringloop C
D
B
E
figuur 1
3 a Bekijk bron 6. Hieronder staan zeven feiten over een natuurlijke kringloop in het bosecosysteem. Zet ze in de juiste volgorde in figuur 1. Begin bij G. A Een vos eet een vogel. B Insecten eten planten en bladeren. C Voedingsstoffen komen in de bodem. D Vogels eten insecten. E Planten en bomen nemen voedingsstoffen op uit de bodem. F Bacteriën en insecten verteren een dode vos. G Een vos sterft. b Gaat het in deze kringloop om de kringloop van water, lucht of voedsel? Noteer het juiste begrip op het stippel lijntje in figuur 1. c Streep het foute antwoord door. Voor deze voedselkringloop is het belangrijk dat er: één diersoort voorkomt/ verschillende diersoorten voorkomen. d Wat gebeurt er met de kringloop als de bomen worden gekapt om er vervolgens papier of meubels van te maken?
De voedselkringloop wordt doorbroken e Naast een bos zijn er nog vele andere natuurlijke ecosystemen. Noem nog twee andere natuurlijke ecosystemen.
duinen– woestijn– savanne– wadden
4 a In de tabel onderaan de pagina staan een paar gebeurtenissen. Gaat het om milieuaantasting, -uitputting of –vervuiling? Zet steeds een kruisje in het juiste hokje. b Autorijden draagt bij aan milieuvervuiling èn milieuaantasting èn milieu-uitputting. Vul in de volgende zinnen aan waardoor die milieuvervuiling, -aantasting en – uitputting wordt veroorzaakt. Milieuvervuiling wordt veroorzaakt door
de uitlaatgassen Milieuaantasting wordt veroorzaakt door
de aanleg van wegen Milieu-uitputting wordt veroorzaakt door
het verbruik van aardolie 5 a Vul de volgende woorden op de invullijnen in de tekst in: onkruid • voedsel • biodiversiteit • ecosystemen • hoge • tarwe In natuurlijk zoals bossen komen
ecosystemen
veel verschillende planten- en dierensoorten voor. We
hoge voedsel
spreken dan van een nodig voor de
biodiversiteit. Dit is -kringloop. Als mensen
natuurlijke ecosystemen aanpassen om er akkerbouw te bedrijven, wordt de natuurlijke begroeiing weggehaald en
tarwe
komt er één gewas, bijvoorbeeld
, voor in de
plaats. Alle planten die vanzelf tussen de tarwe groeien
onkruid genoemd en weggehaald. Op zo’n akker is de biodiversiteit laag. worden
b Streep het foute antwoord door. Door het uitsterven van planten- en dierensoorten loopt de biodiversiteit op aarde terug. Dit is het gevolg van vele ingrepen van de mens zoals: milieuaantasting/ milieu-uitputting/milieuvervuiling.
X
Elke dag worden enorme stukken tropisch regenwoud gekapt en platgebrand.
X
Johnny geeft nog even extra gas met z’n brommer om indruk te maken op de meiden. De aardoliereserves zullen ooit een keer op raken. Vooral in droge gebieden waar veel mensen wonen zal de waterschaarste sterk toenemen Wiske gooit een blikje in de wegberm als zij naar huis fietst. tabel bij vraag 4
vervuiling
uitputting
aantasting
Gebeurtenis
.
X X X
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 43
4 de draagkracht van de aarde 43
6 Bekijk bron 7.
8 a Leg in je eigen woorden uit wat bodemerosie is.
a Wat zie je op de foto?
Het wegwaaien of wegspoelen van vruchtbare grond op akkers
Een Braziliaanse boer die een stuk tropisch bos in brand heeft gestoken
b Bekijk GB 177B/BB 113B. Er zijn twee typen bodemerosie: erosie door wind en door water. Waar komt de meeste erosie door wind voor?
b Waarom zou deze boer dat doen? (Tip: denk aan hun manier van leven!).
De boeren branden telkens een stuk bos plat om landbouwgrond te krijgen
Aan de randen van de woestijnen en in de savanne
c Wat vind je hiervan? Overleg met je buurman/-vrouw en geef een mening met een voor- en een tegenargument. Voor kappen/platbranden:
c In de woestijn is geen bodemaantasting. Komt daar dan geen bodemerosie voor? Leg uit.
Jawel, maar in woestijnen zijn geen akkers.
De boeren hebben landbouwgrond nodig Tegen kappen/platbranden:
Het tropisch bos wordt aangetast eigen mening 7 a ‘De rijke landen gebruiken gemiddeld meer energie dan de arme landen.’ Met welke kaart uit de atlas kun je deze uitspraak verdedigen?
GB 189A/BB 118A b Zijn er ook gebieden in arme landen die ernstiger vervuild zijn dan rijke landen? Verklaar je antwoord.
Ja, gemiddeld gezien vervuilen de rijke landen meer, maar er zijn uitzonderingen zoals oorlogsgebieden en gebieden waar tropisch bos wordt gekapt c Vergelijk GB 177D/BB 113C. In welk werelddeel wordt het meeste bos gekapt? Verklaar je antwoord.
In Latijns-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië d Geef drie oorzaken van ontbossing. 1
Hout wordt gebruikt als brandhout
Tropisch hardhout wordt gekapt voor de export naar Westerse landen 3 Bomen moeten wijken voor landbouwgrond 2
e In de toekomst zullen de arme landen steeds meer vervuilen. Verklaar dit door twee oorzaken te noemen.
De bevolking in de arme landen neemt sterk toe 2 De arme landen zullen steeds meer industrie en verkeer krijgen 1
9 a Zie de volgende tabel. Zoek de ontbrekende getallen op in de GB statistiek. VS
India
BNP per hoofd (euro’s per jaar)
25.146 1.772
Aantal inwoners
276 mln 1015 mln
Energieverbruik (kg steenk.eq/inw.) Personenauto’s (per 1000 inw.)
11.541 684 847 5
b Vul de juiste getallen in met behulp van de tabel. Gebruik afgeronde getallen. De Amerikanen zijn ongeveer Indiërs. Er zijn
4
14
keer zo rijk als de
keer zoveel Indiërs als Amerikanen.
De Amerikanen verbruiken ongeveer
16
keer zoveel
energie als de Indiërs. De Amerikanen hebben
180
keer meer personen auto’s dan de Indiërs. c Kijk nog eens goed naar de getallen in de tabel en vergelijk ze met elkaar. Maak nu een hoe-hoe-zin, waarbij je een verband legt tussen de begrippen ‘welvaart’, ‘vervuiling’ en ‘uitputting’.
Hoe meer welvaart, hoe meer vervuiling en uitputting d Als bijvoorbeeld India evenveel energie gaat verbruiken als de V.S. heeft dat hele grote gevolgen. Waarom?
Omdat de bevolking van India veel groter is dan van de Verenigde Staten Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.1 over aardolieraffinagecapaciteit.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 44
44 de draagkracht van de aarde 4
2.2 De groei van de wereldbevolking Of de draagkracht van de wereld niet overschreden wordt, hangt vooral af van de groei van de bevolking. Als de wereldbevolking te groot wordt, is er misschien niet meer genoeg water, eten en energie. In deze paragraaf gaan we kijken naar de groei van de wereldbevolking. tekstboek
paragraaf 2.2
10 a Bekijk de kaart van bron 8 goed en lees de tekst ‘Hoe snel gaat het’ nog eens. Op de kaart kun je per land zien hoe snel de bevolking er groeit. We gaan een indeling maken in gebieden. Zet daarvoor de juiste gebieden achter de goede snelheid van bevolkingsgroei. De gebieden zijn: Noord-Amerika (zonder Mexico), Latijns-Amerika, Afrika, Europa, Rusland, Zuid-Azië. 1 Een gebied met een zeer snelle bevolkingsgroei:
Afrika
Peru en Kameroen g Hoe kun je zien dat in die landen de bevolking snel groeit?
Er zijn veel jonge kinderen zijn
2 Twee gebieden met een gemiddeld snelle bevolkingsgroei:
Zuid-Azië en Latijns-Amerika Noord-Amerika, Europa en Rusland b Als je Afrika vergelijkt met Europa dan kun je daar een hoe-hoe zin van maken. Hoe
armer
h In Frankrijk en de VS komen steeds meer oude mensen. Hoe zie je dat?
De balken in de oudere leeftijden zijn breder
3 Drie gebieden met een langzame bevolkingsgroei:
sneller
e In de tekst staat dat de groei van de wereldbevolking verschillend is in ruimte en tijd. Welk van onderstaande uitspraken is juist? 1 De wereldbevolkingsgroei gaat steeds langzamer want in rijke landen worden weinig kinderen geboren. Juist/onjuist 2 De wereldbevolkingsgroei gaat de laatste eeuw steeds sneller vooral omdat in arme landen veel kinderen worden geboren. Juist/onjuist 3 De bevolkingsgroei gaat in ontwikkelingslanden snel en in rijke landen langzaam. Juist/onjuist 4 De laatste eeuw zijn er op de wereld vier keer zoveel mensen gekomen, dat komt door de snelle bevolkingsgroei in rijke landen vroeger en in arme landen nu. juist/onjuist f Neem GB 191G voor je. In welke twee landen groeit de bevolking snel?
een gebied hoe
de bevolkingsgroei.
c Voor China gaat de hoe-hoe zin niet op. Weet je hoe het komt dat in China de bevolkingsgroei zo laag is?
Per gezin mag men maar één kind krijgen d Bij de bevolkingsgroei gaat het niet alleen over het aantal baby’s en sterfgevallen. Aan Canada en Australië kun je dat zien. Wat speelt bij bevolkingsgroei nog meer een rol?
De immigratie of beter het migratiesaldo
i Welk verschil zie je tussen arme en rijke landen als je GB 191E, F en G met elkaar vergelijkt?
In arme landen groeit de bevolking snel, in rijke landen langzaam j Neem GB 192G voor je en vul de volgende zinnen in. In 1830 woonden op aarde waren dat er al
6
al meer dan
2,5
1
miljard mensen, in 1950
miljard, op dit moment wonen er
miljard mensen. De wereldbevolking is
steeds sneller / langzamer gaan groeien. De twee landen met de grootste bevolking zijn:
China
India
en
.
11 a Bekijk bron 9. In figuur 2 zie je twee tijdbalken, de levensloop van Eden en de levensloop van Judith. Kleur de tijdvakken volgens de aanwijzingen in de legenda.
figuur 2
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 45
4 de draagkracht van de aarde 45
b Noem de twee belangrijkste verschillen tussen de levensloop van Eden en Julia.
f ‘Gelukkig kunnen mijn drie dochters mij later verzorgen, als ik oud ben.’ Oorzaak:
Eden krijgt veel eerder (klein)kinderen 2 Eden sterft veel eerder
armoede
1
c Vertel in je eigen woorden waarom deze twee tijdbalken zo veel verschillen. Met andere woorden: waaróm verschillen de levenslopen van deze twee vrouwen zo?
Eden heeft geen seksuele voorlichting gehad en ze kan niet studeren, omdat ze altijd moet werken of voor de kinderen moet zorgen d Bespreek met je buurman of buurvrouw het begrip ‘family planning’. Beantwoord de volgende vragen: – Waarom wordt family planning gestimuleerd in ontwikkelingslanden?
Tegen overbevolking, armoedebestrijding – Wat zijn de voordelen van family planning?
Kleine gezinnen hebben meer mogelijkheden: studiemogelijkheden, minder armoede, enzovoorts – Wat zijn de nadelen van family planning?
De mensen hebben geen vrije keus meer over het kindertal
Vaardig met vaardigheden Rekenen met geboorte- en sterftecijfers
Vergelijken per duizend (= promillen) Een procent (%) is een honderdste deel van het totaal (procent betekent ook: per honderd!). We kunnen ook rekenen per duizend, oftewel: promille (pro-mille betekent: per duizend!). Het teken is een procentteken met een extra nulletje: ‰. Rekenen met promille doen we als we het over bevolkingen hebben. Voorbeeld: er werden in het jaar 2000 in Nederland in totaal 190.704 baby’s geboren. Dat is dus 190.704 = 0,012 baby’s per persoon. 15.892.000 Dat is 0,012 x 100 = 1,2 baby’s per 100 inwoners. Dus 1,2 % Om de komma weg te werken gebruiken we nu promillen. 0,012 x 1.000 = 12 baby’s per 1000 inwoners. Anders gezegd: het geboortecijfer van Nederland was 12 (promille). Andersom: Als het geboortecijfer 12 is, en je weet dat Nederland 15.892.000 inwoners heeft, dan is het aantal geboorten: (12/1.000)*15.892.000 = 190.704 baby’s. Zo kun je ook het sterftecijfer uitrekenen.
– Wat is jouw mening hierover?
13
eigen mening
a Zoek in de atlas bij de statistiek zo veel mogelijk gegevens op en noteer ze in onderstaande tabel.
12 In de tekst worden vier redenen genoemd voor het hoge kindertal in arme landen. Hieronder staan een paar uitspraken die daar mee te maken hebben. Schrijf op de invullijn achter de uitspraak steeds de juiste oorzaak. Kies uit: armoede • cultuur • gezondheid • onderwijs. a ‘Ik wil veel kinderen, want dan kunnen ze later meehelpen op het land.’ Oorzaak:
armoede gezondheid
c ‘Ik krijg zowat elk jaar een kind. Dat is toch natuurlijk?’ Oorzaak:
onderwijs
d ‘Ik heb nu twee dochters, maar ik ga net zo lang door tot ik een zoon krijg.’ Oorzaak:
cultuur
e ‘Ik heb al zeven kinderen. Voorbehoedsmiddelen zijn taboe voor mij. God heeft het zo gewild.’ Oorzaak:
cultuur
Aantal geboorten 2000 Aantal sterfgevallen 2000 Absoluut geboorteoverschot Geboortecijfer 2000 Sterftecijfer 2000
b ‘Vorige maand is mijn derde kind gestorven. Ik hoop dat de volgende baby blijft leven.’ Oorzaak:
Totale bevolking
Relatief geboorteoverschot
Duitsland
Nederland
82.797.000
15.892.000
745.173 190.704 827.970 143.028 -82.797 47.676 9 ‰ 12 ‰ 10 ‰ 9 ‰ -1 ‰ 3 ‰
b Reken de nog open plaatsen zelf uit. c In welk land zijn de meeste baby’s geboren? In Nederland of in Duitsland?
Duitsland d In welk land was het geboortecijfer het hoogst? In Nederland of in Duitsland?
Nederland
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 46
46 de draagkracht van de aarde 4
14 Bekijk bron 10. a Welke lijn geeft de geboortecijfers aan, de bovenste of onderste?
Bovenste b Welke lijn geeft het sterftecijfer aan, de bovenste of onderste?
Onderste
Fase 1 =
c Wat geeft de ruimte in fase 2 en 3 tussen de twee lijnen aan? Kies uit: migratie, geboorteoverschot, sterfteoverschot, totale bevolkingsgroei.
Fase 2 = Fase 3 = Fase 4 =
Geboorteoverschot d In welke twee fasen groeit de bevolking van een land het snelst?
fase 2 en 3
B D A C
16 Bekijk figuur 3 op de volgende pagina aandachtig. a Wat staat op de horizontale schaal aangegeven?
Jaartallen van 1851-2000
e In welke fase zitten veel rijke landen? Verklaar je antwoord.
Fase 4, het geboorte- en sterftecijfer is laag f In welke fasen zitten bijna alle ontwikkelingslanden? Verklaar je antwoord.
In fase 2 en 3, daar groeit de bevolking snel g Streep in onderstaande tekst door wat fout is. In fase 2 zitten minder ontwikkelde/meer ontwikkelde landen. Het sterftecijfer in die fase daalt/stijgt. Er gaan meer/minder mensen dood. Daardoor groeit de bevolking langzaam/snel. In fase 3 zitten minder ontwikkelde/ meer ontwikkelde landen. Het geboortecijfer in die landen stijgt/daalt. De bevolking groeit langzaam/snel, maar de groeisnelheid neemt toe/neemt af. De bevolkingsprognose is makkelijk/ moeilijk te berekenen. Het is namelijk makkelijk/moeilijk te voorspellen wanneer ontwikkelingslanden in fase 4 terechtkomen. h Er is een verband tussen bevolkingsgroei en welvaart. Maak een hoe-hoe-zin, waarbij je twee van de volgende begrippen gebruikt maakt: armer • langzamer • rijker • sneller. Hoe een land is, hoe langzamer de bevolking
rijker
groeit. of: Hoe
C De geboortecijfers zijn laag. Mensen gebruiken voorbehoedsmiddelen en er sterven weinig baby’s. Het sterftecijfer is laag en de gezondheidszorg is goed. De bevolking groeit nog iets of blijft gelijk. D Het geboortecijfer is hoog. Het sterftecijfer begint te dalen door betere hygiëne en betere gezondheidszorg. De bevolking groeit snel.
armer
een land is, hoe sneller de
bevolking groeit.
15 Vul de letters voor de uitspraken in bij de juiste fase. A Het geboortecijfer daalt door geboortebeperking, welvaart en emancipatie van de vrouw. De sterftecijfers dalen langzaam. De groei van de bevolking is langzaam. B Het geboortecijfer is hoog. Geen geboortebeperking, en kinderen zijn goede arbeidskrachten. Door slechte medische voorzieningen en slechte hygiëne sterven er veel mensen. De bevolking groeit langzaam.
b Wat staat op de verticale schaal aangegeven?
Het gemiddeld kindertal per vrouw c Wat was het gemiddeld kindertal in de drie ontwikkelde landen in de 19e eeuw?
±5 d Wat was het gemiddeld kindertal in de drie ontwikkelingslanden rond 1960?
±7 e Hoe lang deden rijke landen over de daling naar een laag kindertal?
±100 jaar f Hoe lang doen de arme landen over de daling naar een laag kindertal?
±50 jaar g Verklaar waarom de daling in arme landen nu sneller gaat dan in rijke landen vroeger.
Nu zijn er voorbehoedsmiddelen, dat was vroeger niet het geval h Waarom is de snelheid waarmee in arme landen de groei afneemt zo belangrijk voor de draagkracht van de aarde?
Als de groei niet snel afneemt, komen er te veel mensen op aarde i Als de groei afneemt, zullen er dan geen draagkrachtproblemen meer zijn? Verklaar je antwoord.
Er zullen problemen blijven bestaan in gebieden met veel inwoners. Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.2 over bevolkingsgroei.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 47
gemiddeld aantal kinderen/vrouw
4 de draagkracht van de aarde 47
8
7
Duitsland Engeland
China Mexico
Italië
Thailand
6
5
4
3
2
1
1996-2000
1991-1995
1986-1990
1981-1985
1976-1980
1971-1975
1966-1970
1961-1965
1956-1960
1951-1955
1946-1950
1941-1945
1936-1940
1931-1935
1926-1930
1921-1925
1916-1920
1911-1915
1906-1910
1901-1905
1896-1900
1891-1895
1886-1890
1881-1885
1876-1880
1871-1875
1866-1870
1861-1865
1856-1860
1851-1855
0
figuur 3
2.3 Watertekort Om te kunnen leven heb je water nodig. Om te kijken of er op aarde niet te veel mensen komen, ga je kijken naar de hoeveelheid drinkwater op aarde. Is dat wel genoeg voor alle mensen die op aarde wonen? tekstboek
paragraaf 2.3
17 a ‘Water is zo’n beetje de belangrijkste graadmeter voor de
f Zo’n twintig landen in de wereld hebben grote problemen met water. Wat is hun probleem?
Ze hebben waterstress, dat is een permanent tekort aan water 18 Bekijk bron 12 en 13 en lees de tekst over problemen met water nog eens. a Vul de volgende zin in. Van al het water op aarde is
draagkracht op aarde. ‘Waarom is dit zo?
97
Zonder water kan een mens niet leven
is
b Hoeveel mensen op aarde hebben geen veilig drinkwater?
1 miljard c Bekijk bron 11. In welke drie werelddelen is het probleem van schoon drinkwater het grootst?
Zuid-Amerika, Afrika en Azië. d Hoe komt het dat zoveel drinkwater onveilig is?
In ontwikkelingslanden zijn er vaak geen riolering en waterzuivering. Fabrieken en mensen lozen afval in het water, wat ze later weer drinken e Rijke landen hebben soms ook tekorten aan drinkwater. Waarom?
Door het te grote verbruik ontstaan tekorten
% zout water. Van de overige
2
3
% zoet water
% opgeslagen in ijs en is eigenlijk maar
1
%
bruikbaar voor drinkwater. b Welke twee soorten zoetwater gebruiken we meestal?
Oppervlaktewater en grondwater c In veel droge gebieden lost men de watertekorten op door gebruik te maken van fossiel water. Beantwoord de volgende vragen over fossiel water. Streep telkens het foute antwoord door. 1 Fossiel water is grondwater/oppervlaktewater 2 Fossiel is lang geleden ontstaan/ontstaat nog steeds 3 Fossiel water wordt niet meer aangevuld/ ontstaat nog steeds 4 Het gebruik van fossiel water is wel/geen oplossing voor de toekomst d In bron 12 zie je het watergebruik per persoon per dag. Vul in: Een Nederlander gebruikt
2,5
water als iemand uit Kameroen en bijna zoveel water als een Ethiopiër.
keer zoveel
10
keer
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 48
48 de draagkracht van de aarde 4
e Noem minimaal drie oorzaken waardoor er in rijke landen meer water wordt gebruikt dan in arme landen.
b Kijk op GB 192C/BB 123C. Streep door wat fout is in de volgende tekst. De verdubbelingstijd van de bevolkingen in de zes landen met waterschaarste is hoog/gemiddeld/laag? Dat betekent dat de bevolking daar snel/gemiddeld/langzaam groeit. c Wat zijn nu de twee belangrijkste redenen waarom er in het Midden-Oosten waterstress is? (Tip: kijk ook op de kaarten GB 132A en B/BB 85A).
Omdat we veel douchen, de tuin sproeien, de auto wassen, er is meer industrie en er is meer irrigatie f Bekijk bron 13 goed en leg uit wat irrigatie is.
Irrigatie is het besproeien van gewassen
Het is er droog en de bevolking groeit snel
g Bij irrigatie verdampt veel water. Leg uit hoe dat komt.
d Kijk op GB 132F/BB 85D. Noem vier manieren waarmee men het waterprobleem probeert op te lossen.
Het water wordt in de lucht gespoten. In de lucht boven het land is het vaak heet en daardoor verdampt veel water h Om te zorgen dat er minder water verdampt tijdens de irrigatie maakt men gebruik van druppelirrigatie. Hoe werkt dat?
Langs de planten wordt een waterslang gelegd met een gaatje bij elke plant waaruit water druppelt 19
In de tekst staat dat gebieden met veel mensen, weinig neerslag en veel irrigatie problemen opleveren. We gaan met de atlas onderzoeken of Californië in de Verenigde Staten zo’n probleemgebied is. a Op welke kaart over de Verenigde Staten kun je zien of in Californië irrigatie in de landbouw wordt gebruikt?
GB 158A/BB 99A b Op welke kaart op kun je zien of Californië een droog gebied is?
GB 158E c Op welke kaart kun je zien of in Californië veel mensen wonen?
GB 158C/BB 99C d Als je deze kaarten bestudeert, is Californië dan een probleemgebied met water? Ja/nee, want
Ja, want het is er droog, er is veel irrigatie en er wonen veel mensen 20
Een gebied met veel waterstress is het MiddenOosten. Je gaat met de GB kijken of er een verband is tussen watertekort en bevolkingsgroei. a Kijk op GB 132E/BB 85C. Noem tien landen waar nu al waterschaarste is.
Libië, Egypte, Israël, Jordanië, SaudiArabië, Jemen, Oman, Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit en Bahrein
Ontzilting van zeewater, stuwdammen, watertransport, winning ondergronds water 21
Landbouw is vaak de grootste waterverbruiker. Ook in het Midden-Oosten. Kijk op GB 132D en E/BB 85B en C. a Op welke manier worden in dit gebied de akkers van water voorzien?
Door irrigatie b Noem vier manieren waarop men aan water voor irrigatie komt.
Stuwmeren, rivieren, ondergronds waterreservoir, ontzout zeewater c Welk land is voor 100% afhankelijk van irrigatie?
Egypte d Op welke kaart kun je het beste zien dat er inderdaad een groot watertekort is in dit gebied?
GB 132E/BB 85C e Als er al zo’n enorm watertekort is waarom blijft men dan toch veel water aan de landbouw geven?
De bevolking moet voedsel hebben f Welke drie landen hebben genoeg of zelfs te veel water?
Turkije, Irak, Sudan g Op bron 14 kun je zien hoe men vanuit Turkije water vervoert naar droge landen. Hoe doet men dat?
In hele grote zakken die over zee naar een ander land gesleept worden h Op welke manier zal Turkije in de toekomst nog meer water naar droge landen brengen (zie GB 132F/BB 85D).
Met pijpleidingen 22 Behalve een watertekort kan water ook vervuild zijn. a Rivieren zorgen vaak voor drinkwater. Op welke drie manieren raken ze vervuild?
Door de landbouw, de industrie en door uitwerpselen van mensen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 49
4 de draagkracht van de aarde 49
b Waar kun je het beste wonen stroomopwaarts of stroomafwaarts van de rivier? Verklaar je antwoord.
D Aan het oppervlak verdampt het water en blijft zout over. E Het zout tast de planten in het geïrrigeerd gebied aan. F Het irrigatiewater dringt de grond in. G Capillaire werking zuigt grondwater naar het oppervlak.
Stroomopwaarts, want daar is de rivier nog niet zo vuil c Waarom is vervuiling van oppervlaktewater zo gevaarlijk voor mensen?
C-F-A-G-D-E-B
Als ze er van drinken, kunnen ze ziek worden
b Bekijk GB 176D. Waar komen de meeste zoutbodems voor?
d In rijke landen zijn er waterleidingbedrijven die het water zuiveren. Hoe zit dat in arme landen?
Aan de randen van de meest droge gebieden
In arme landen is dat er vaak niet e Er is in Nederland ooit actie gevoerd tegen een melkpoederbedrijf dat babymelkpoeder naar arme landen exporteerde. Men vond dat baby’s aan de borst moesten in verband met hun gezondheid. Leg uit waarom die actie er was.
c Waarom komen de zoutbodems juist daar voor?
Daar groeit alleen iets door irrigatie, als dat niet goed gedaan wordt, krijg je bodemverzilting
Bij melkpoeder moet je water doen. Dat water is in arme landen vaak verontreinigd, daardoor werden baby’s ziek
d In woestijnen verdampt water heel vlug. Waarom heeft de woestijn toch geen last van verzilting?
In de woestijn regent het bijna nooit en er vindt geen irrigatie plaats
23 a Bekijk GB 118 en 120B en C/BB 76 en maak de volgende zin compleet: Op de grens van Oezbekistan en Kazachstan ligt het
Aral
-meer. Dit meer wordt gevoed met water door
twee rivieren:
Darja rijst
de Syr Darja
en
. Langs deze rivieren wordt
de Amu katoen
Vaardig met vaardigheden
verbouwd. Deze twee gewassen hebben veel
water nodig, maar het gebied is
droog
Remote sensing
en
. De boeren
irrigeren daarom het land. Hierdoor stroomt er minder water naar het meer en verzilt de
Bekijk de kaarten GB 14 t/m 17/BB 12-13 eens goed. Dit zijn remote-sensingbeelden, gemaakt door een satelliet. Lees het bijschrift van GB 14A/BB 12A aandachtig. Beantwoord daarna de volgende vragen: 1 Wat betekent remote sensing letterlijk?
Waarneming op afstand
landbouwgrond. b Bekijk GB 14-15 A-D/BB 12-13 A-D. Wat is er gebeurd met het meer?
2 De scanners meten allerlei soorten straling. Welke twee soorten straling worden genoemd?
Het meer is een stuk kleiner geworden c Er zijn twee oorzaken voor de gebeurtenis uit vraag b. Noem ze allebei.
Er stroomt minder water vanuit Syr Darja en Amu Darja naar het Aralmeer en er verdampt erg veel water uit het Aral-meer 24 a Hieronder staan stappen die tot verzilting van de bodem leiden. Schrijf de letters in de juiste volgorde op, begin bij C. A Zouten lossen op in het grondwater. B Op den duur is er zoveel zout dat er geen planten meer groeien. C De boer besproeit zijn gewassen.
Licht en warmte 3 Hoe krijg je die zo gekleurd?
De computer geeft een kleur aan een bepaalde hoeveelheid straling 25
Met remote sensing kun je verontreiniging van water zien dat met het blote oog niet zichtbaar is. Bekijk GB 16C en D/BB 12 B1 en B2. Streep bij de keuzevragen het foute antwoord door. a Welk gebied zie je op de kaarten C en D?
Het Utrechtse plassengebied b Waarom is het belangrijk om de waterkwaliteit van die plassen goed te meten?
Er wordt drinkwater uit gehaald
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 50
50 de draagkracht van de aarde 4
c Wat betekent de paarse kleur op kaart C? Dit betekent weinig/veel algengroei d Wat betekent de gele en oranje kleur? Dit betekent weinig/veel algengroei. e Als er veel algengroei is, dan is het water schoon/vervuild. f In welke plas is de waterkwaliteit het beste? In de waterleidingplas/in de Loenderveenscheplas. g De Vecht is een rivier die door de stad Utrecht stroomt. Verklaar waarom enkele plassen in dit gebied zo vervuild zijn.
Vies water van de Vecht komt in die plassen h Is er op deze kaart een probleem met drinkwater te zien?
Nog niet, de waterleidingplas is nog schoon 26 In deze subparagraaf heb je gekeken of er genoeg schoon water op aarde is. Wat heeft dat met draagkracht te maken?
Als er niet genoeg schoon water op aarde is, wordt de draagkracht overschreden Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.3 over droogte in Spanje.
2.4 Een warme deken met onduidelijke gevolgen De lucht om ons heen en de temperatuur op aarde spelen een grote rol bij de draagkracht van de aarde. In deze les leer je hoe het broeikaseffect wordt veroorzaakt en wat de gevolgen kunnen zijn. tekstboek
paragraaf 2.4
27 a Hoe komt het dat de zeespiegel zal stijgen als gevolg van het broeikaseffect? Kruis de juiste uitspraken aan. I Er valt meer neerslag en dit water komt allemaal terecht in zee. II Door de hogere temperatuur van het zeewater zet het water uit en stijgt de zeespiegel. III Het landijs op aarde smelt af en dit water komt in zee terecht. IV Door de hogere temperatuur stromen rivieren sneller naar zee. b Hoe komt het dat uitgerekend Nederland last heeft van een stijgende zeespiegel?
X
X
Nederland ligt voor een groot deel op of onder zeeniveau
28 Niet alleen zuurstof is onmisbaar voor het leven op aarde. Welk gas is ook onmisbaar voor het leven op aarde? Verklaar je keuze.
Kooldioxide is onmisbaar omdat dit gas zorgt voor het broeikaseffect waardoor de temperatuur geschikt is voor leven op aarde 29 a Op een zomerse dag met een maximumtemperatuur van 25 °C kan de temperatuur in een auto oplopen tot ver daarboven. Hoe komt dat?
De zonnestraling komt via de ramen in de auto. De warmte die dit veroorzaakt kan niet makkelijk weg uit de auto b Een broeikas wordt gebruikt door tuinders. Waarom?
Om zonnewarmte het hele jaar door te gebruiken voor het verbouwen van groente en fruit 30 Bestudeer bron 16. a Vul de ontbrekende begrippen in.
Invallende zonnestralen Land en zee worden verwarmd
Land en zee stralen warmte uit De lucht wordt verwarmd b De uitgestraalde warmte verdwijnt grotendeels naar het heelal. Hoe wordt een klein deel vastgehouden?
Wolken en broeikasgassen zoals kooldioxide en waterdamp houden de warmte vast c Kruis de juiste uitspraken aan: I Zonnestralen verwarmen de lucht in de atmosfeer. II De atmosfeer wordt van onderaf verwarmd. III Kooldioxide laat zonnestraling door en houdt warmte tegen.
X
X
31 a Vul de juiste getallen in:
0,03 % CO en waterstof, is de temperatuur op aarde 30°C hoger
– Doordat de atmosfeer bestaat uit
2
dan zonder deze gassen. – Doordat de hoeveelheid CO2 is toegenomen met 20% denkt men dat de temperatuur is gestegen met
1°C .
– Men denkt dat de temperatuur in deze eeuw nog zal stijgen met
2 à 3°C
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 51
4 de draagkracht van de aarde 51
b Maak de volgende zinnen af: 1 Door de toename van CO2 in de dampkring zal de temperatuur op aarde sneller kunnen stijgen, want
de CO2 houdt de warmte van de aarde vast 2 Door de toename van CO2 in de dampkring zal de temperatuur op aarde nauwelijks veranderen, want
door de opwarming verdampt meer water en de wolken houden dan het zonlicht tegen c Bewering: ‘Het kappen van bossen en de verhoogde uitstoot van CO2 zijn twee milieuproblemen die niets met elkaar te maken hebben.’ Ben je het met deze uitspraak eens? Licht je antwoord toe.
Nee, door de kap van bomen kan minder CO2 worden omgezet in zuurstof en koolstof. Hoe meer bossen, hoe meer CO2 weer verdwijnt 32 a Bestudeer figuur 4. Gemiddelde CO2 uitstoot per inwoner in tonnen Nederland
10,0
VS
19,7
Egypte
1,5
India
1,1
Bestudeer de atlaskaarten GB 183B en C. Vul in de tabel een + in bij stijging en een – bij daling van de temperatuur en de neerslag.
Nederland Spanje India VS Australië
+ + + + +
+ – – + –
Beïnvloedende factor Windrichting Hoeveelheid zonnestraling Zeestroming CO2-concentratie atmosfeer Ligging van hoge- en lagedrukgebieden tabel bij vraag 35
broeikaseffect, maar het wordt grotendeels veroorzaakt door
de ontwikkelde landen
33 Bestudeer bron 18. Noteer de begrippen uit deze bron in de juiste kolom in de tabel. CO2-productie door: 1 2 3
4
Mensen en dieren Fabrieken en auto’s Verbranden van brandstof Vulkaanuitbarsting
CO2-opnname door:
Planten en bomen 2 Algen 1
b Hoe produceer jij zelf CO2?
Tijdens het uitademen en als gevolg van autorijden, vliegen, koken, verwarming
wordt veroorzaakt door de verbranding van steenkool, aardgas en aardolie. a Sinds welk jaar is deze stijging aan de gang? Kies uit: 1000 • 1500 • 1800 • 1950 • 2000
Omdat de ontwikkelde landen, en vooral de VS, veel meer energie verbruiken, stoten ze ook meer CO2 uit dan de ontwikkelingslanden
Neerslag
wereld heeft last van het
34 De huidige stijging van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer
Verklaar de verschillen in CO2-uitstoot.
Temperatuur
hele
c Streep het foute antwoord door. Het versterkte broeikaseffect is veroorzaakt door natuurlijke/onnatuurlijke bronnen?
figuur 4
b
c Vul de zin aan: De
1800 b Verklaar je keuze van het jaartal.
Sinds 1800 is dankzij de opkomst van de industriële revolutie het gebruik van energie sterk toegenomen c De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer kan ook door een natuurlijke oorzaak sterk wisselen. Wat is daarvan de oorzaak?
Vulkaanuitbarstingen zorgen voor veel CO2 35 Het klimaat in Nederland, en dus ook de temperatuur, wordt bepaald door verschillende factoren. a Noteer in de tabel hieronder achter elke factor welke invloed deze heeft. Kies uit: windrichting • binnenkomende energie • aanlandige of aflandige wind • aanvoer warmte • warmte-uitstraling
Invloed
Aanlandige of aflandige wind Binnenkomende energie Aanvoer warm zeewater Warmte-uitstraling Windrichting
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 52
52 de draagkracht van de aarde 4
b Welke invloed heeft aanlandige wind op de temperatuur?
Aanlandige wind voert in de zomer koele lucht aan en in de winter warme lucht c Het is niet zeker dat de huidige temperatuurveranderingen veroorzaakt worden door een toename van CO2 in de atmosfeer. Noem hiervoor twee redenen.
De temperatuurveranderingen kunnen ook door natuurlijke schommelingen worden veroorzaakt 2 Een heleboel factoren beïnvloeden het klimaat en daar is CO2 er maar één van. 1
36 a Wat is de ozonlaag?
Een laag met ozon rond de aarde op ongeveer vijftien kilometer hoogte b Noem twee redenen waarom de ozonlaag van levensbelang is voor de aarde?
Ozon filtert het gevaarlijke ultraviolet uit het zonlicht en de ozonlaag zorgt dat wind, wolken en neerslag niet kunnen wegglippen naar de ruimte b Waarom is het zo belangrijk om tijdens het zonnebaden je huid goed in te smeren met een crème met UV-filter?
Je huid beschadigt minder snel en je bent beschermt tegen de ultraviolette straling c Bekijk GB 176E/BB 113D. Hoe kun je zien aan de kaarten dat er tegenwoordig minder CFK’s in de lucht zitten en dat er meer aandacht wordt besteed aan de gaten in de ozonlaag?
In de laatste tien jaar is het gat in de ozonlaag minder snel gegroeid dan daarvoor. Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.4 over de kleine ijstijd.
Herhalingsopdracht 37 Deze opdracht gaat over alle begrippen in deze paragraaf. Welke horen bij elkaar? Welke hoort niet in het rijtje thuis? Omcirkel steeds het foute woord. 1 Fossiel water – oppervlaktewater – irrigatie – woestijnen 2 Waterzakken – irrigatie – pijpleidingen – waterstress 3 Toename bevolkingsgroei – family planning – armoede – geen seksuele voorlichting 4 Afname biodiversiteit – minder planten- en diersoorten – milieuaantasting – delfstoffen 5 Natuurlijk broeikaseffect – verbranding van fossiele brandstoffen – meer CO2 in de dampkring – versterkt broeikaseffect 6 Cultuur – armoede – gezondheid – irrigatie 7 Waterdamp – fossiel water – zuurstof – CO2 8 Natuurlijke kringloop – milieuaantasting – milieuvervuiling – milieu-uitputting 9 Geboortecijfer – bevolkingsgrafiek – bevolkingsmodel – family planning 10 Draagkracht – bevolkingsgroei – waterstress – milieu-uitputting
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 53
4 de draagkracht van de aarde 53
Topografie van de uitersten 38 Je ziet hieronder een tabel met de meest bevolkingsrijke landen ter wereld. Figuur 6 is een wereldkaart. Zoek de landen op in de atlas en zet in het juiste land: 1 De rangorde en het bevolkingsaantal in 2002 met rood; 2 De rangrode en het bevolkingsaantal in 2050 met blauw. De 15 landen ter wereld met de grootste bevolking In 2002
x miljoen
In 2050
x miljoen
1 China
1.281
India
1.628
2 India
1.049
China
1.394
3 De Verenigde Staten
287
De Verenigde Staten
413
4 Indonesië
217
Pakistan
332
5 Brazilië
174
Indonesië
316
6 Rusland
144
Nigeria
304
7 Pakistan
143
Brazilië
247
8 Bangladesh
134
Bangladesh
205
9 Nigeria
130
Kongo
182
10 Japan
126
Ethiopië
173
11 Mexico
102
Mexico
151
12 Duitsland
82
Filipijnen
146
13 Filipijnen
80
Vietnam
117
14 Vietnam
80
Egypte
115
15 Egypte
71
Rusland
102
figuur 5
figuur 6
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 54
54 de draagkracht van de aarde 4
3 Het Verenigd Koninkrijk en Egypte Je kunt deze paragraaf ook met de computer maken. Overleg met je docent of dit de bedoeling is. Op de leerling cd-rom vind je de digitale paragraaf van dit hoofdstuk onder Hoofdstuk 4 ‘Draagkracht’. Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
3.1 Een winderig eiland en een land van woestijnen In het eerste deel van paragraaf 3 ga je de twee landen Egypte en het Verenigd Koninkrijk met elkaar vergelijken. Je vergelijkt vooral op de samenstelling en groei van de bevolking.
1 Gebruik de atlas en bron 19 en zet onderstaande letters en cijfers op de juiste plaats in figuur 7. Steden: 1 Londen • 2 Bristol • 3 Cardiff • 4 Bradford • 5 Birmingham • 6 Wolverhampton • 7 Sheffield • 8 Nottingham • 9 Leeds • 10 Liverpool • 11 Edinburgh • 12 Glasgow • 13 Belfast • 14 (Kingston upon) Hull • 15 Harwich • 16 Dover Wateren: a Noordzee • b Atlantische Oceaan • c Ierse Zee • d Keltische Zee • e Het Kanaal (The English Channel) • f Straat van Dover/Nauw van Calais • g Theems • h Loch Ness Gebieden: A Engeland • B Wales • C Schotland • D Noord Ierland • E Man • F Kanaaleilanden • G Shetlandeilanden • H Hebriden Gebergten: I Schotse Hooglanden • II Penninisch Gebergte
weet je: • waar de twee landen op aarde liggen; • de belangrijkste topografische gegevens van Egypte en het Verenigd Koninkrijk; • wat de belangrijkste verschillen in de landbouw zijn tussen beide landen; • wat de bevolkingskenmerken van Egypte en het Verenigd Koninkrijk zijn; • waardoor in Egypte en het Verenigd Koninkrijk het milieu bedreigd wordt; • op welke manieren de draagkracht in die twee landen wordt overschreden; • hoe in beide landen de watervoorziening wordt bedreigd; • hoe in beide landen de hoofdsteden worden vervuild; • welke oplossingen er in beide landen zijn voor milieuproblemen.
begrijp je: • waarom bevolkingsgroei en bevolkingsdichtheid van invloed zijn op de draagkracht; • waarom er een verband bestaat tussen draagkracht en welvaart; • waarom er in het Verenigd Koninkrijk veel neerslag en in Egypte weinig neerslag valt; • waarom alle plaatsen en landbouwgronden in Egypte langs de Nijl liggen; • waarom duurzame energie in beide landen kan helpen bij een schoner milieu.
G H
F I
h C
b
12 11
a
kun je: • een bevolkingspiramide van Egypte en het Verenigd Koninkrijk aflezen; • plaatsen, wateren en bergen op de juiste plaats in een kaart aangeven; • met de atlas plaatsen, gebergten en wateren opzoeken; • verschillende kenmerken van Egypte en het Verenigd Koninkrijk bij het juiste land plaatsen.
D 13 II
E
9
c
4
10
14
7 8
I 6 5 B
15
A 3 d
2
g
1 16
f
e 0
100 km J
figuur 7
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 55
4 de draagkracht van de aarde 55
Bekijk de tabel met algemene gegevens van het Verenigd Koninkrijk en maak daarna onderstaande opgaven.
c Zoek in de atlas een kaart die gaat over mijnbouw en industrie in het Verenigd Koninkrijk. Welke kaart heb je gevonden?
2 a Hoeveel van het landoppervlak van het Verenigd Konink-
GB 93A (niet in KB en BB)
rijk is bruikbaar voor de landbouw? Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord. I ongeveer een tiende II ongeveer een kwart III ongeveer de helft IV bijna alles b Hoe komt het dat zo weinig grond voor landbouw beschikbaar is? Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord. I De landbouw is erg slecht ontwikkeld in het Verenigd Koninkrijk. II Het grootste deel van het land bestaat uit stedelijk gebied. III Er zijn veel bergen en moerasgebieden. IV Er is geen goed klimaat voor landbouw.
d De meeste industriegebieden op deze kaart eindigen op het woord ‘-side’, wat ‘oever’ betekent. Wat voor oevers worden bedoeld?
X
Van rivieren e Noem er drie. Gebruik de overzichtskaart GB 92/BB 72.
Thames, Mersey, Humber, Tyne, Clyde, Severn f Verklaar waarom op juist die locaties veel industrie is. Noem drie redenen.
X
3 a
Rivieren zijn goede vaarwegen om grondstoffen en goederen aan en af te voeren 2 Rivieren zorgen voor koelwater voor de fabrieken 3 Rivieren dienen als riool (voor afvalwater) voor de fabrieken 1
Kijk achterin de atlas in de statistiek GB 206. Wat was de bevolkingsdichtheid van Nederland in 2000.
383 inwoners/km2 b Is de bevolkingsdichtheid van het Verenigd Koninkrijk hoger of lager dan die van Nederland? Omcirkel het juiste antwoord. I veel lager II iets lager III iets hoger IV veel hoger c Hoeveel inwoners heeft de agglomeratie Londen?
X
7,5 miljoen d Dat is bijna net zoveel inwoners als (Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord.) I Amsterdam II Amsterdam en Rotterdam samen III De helft van Nederland IV Heel Nederland e Welke problemen verwacht je als er zoveel dicht mensen bij elkaar wonen? Noem minstens drie dingen.
X
Luchtvervuiling, waterstress, verkeersopstoppingen 4
Bekijk bron 21. In bron 21 kun je een verband zien tussen de bevolkingsdichtheid en de locatie van industriegebieden. a Maak de volgende hoe-hoe-zin af.
hoger de bevolkingsdichtheid, hoe groter (de kans op) de industriegebieden Hoe
b Noem drie namen van industriegebieden.
Thamesside, Midlands, Merseyside, Humberside, Lancashire
5
Bekijk GB 93. a Neemt de bevolking in al die industriegebieden toe? Omcirkel het juiste antwoord. Ja/Nee b Noem drie industriegebieden waar de bevolking afneemt.
Lancashire/Merseyside, Tyneside/Teesside en Clydeside/Lowlands c Geef (mogelijke) verklaringen waarom mensen wegtrekken uit dit soort gebieden. Gebruik ook kaart GB 93 voor je antwoord en maak de volgende zin af. Mensen trekken
er geen werk meer is of omdat het te druk is/de omgeving vervuild is vaak weg, omdat
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 56
56 de draagkracht van de aarde 4
a 3 e
2
1 5
7
D E
d 10
X
4
A
III
b
C
f
Luchtvervuiling, waterstress, verkeersopstoppingen
I
11
c II
9 8
6
9 a Op de foto van bron 23 zie je mooi hoe het gebied aan weerskanten van de Nijl er uitziet. Kijk goed naar de foto en kleur in figuur 9 de woestijn geel, de Nijl blauw, het dorpje rood en de landbouwgrond groen. b Heel Egypte is een woestijn. Hoe kan het toch dat een lange strook van Egypte wordt gebruikt voor landbouw?
12
13 B
0
c In die stad leven ongeveer 16 miljoen mensen. Dat is bijna net zoveel inwoners als ... (Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord.) I Amsterdam II Amsterdam en Rotterdam samen III De helft van Nederland IV Heel Nederland d Welke problemen verwacht je bij zoveel mensen bij elkaar? Noem minstens drie dingen.
g
500 km
figuur 8
6 Gebruik de atlas en bron 22 en zet onderstaande letters en cijfers op de juiste plaats in figuur 8. Steden: 1 Cairo • 2 Alexandrië • 3 Port Said • 4 Faium • 5 Minya • 6 Kharija • 7 Siwa • 8 Isna • 9 Luxor • 10 Suez • 11 Asyut • 12 Aswan • 13 Abu Simbel Wateren: a Middellandse Zee • b Golf van Suez • c Rode Zee • d Suezkanaal • e Nijldelta • f Nijl • g Nassermeer Woestijnen: I Arabische Woestijn • II Libische Woestijn • III Sinaï Buurlanden: A Libië • B Sudan • C Saoedi-Arabië • D Israël • E Jordanië
Daar stroomt de Nijl en die zorgt voor water c Waar liggen de dorpen? Omcirkel het cijfer voor het goede antwoord. I Tegen de Nijl aan II Op de overgang van de akkers naar de woestijn III In de woestijn d Verklaar waarom de dorpen daar liggen en niet tegen de Nijl aan.
X
Als ze tegen de Nijl aan liggen gaat kostbare landbouwgrond verloren
7 a Hoeveel van het landoppervlak van Egypte is bruikbaar voor de landbouw? Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord. I bijna niets II ongeveer een tiende III ongeveer een kwart IV ongeveer de helft b Waarom is er zo weinig grond voor landbouw beschikbaar? Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord. I De landbouw is erg slecht ontwikkeld in Egypte. II Het grootste deel van het land bestaat uit woestijn. III Er zijn veel bergen en moerasgebieden. IV Er is niet genoeg geld voor landbouw.
X
X
8 a Is de bevolkingsdichtheid van Egypte hoger of lager dan die van Nederland? Omcirkel het cijfer vóór het goede antwoord. I veel lager II iets lager III iets hoger IV veel hoger b Wat is de grootste stad van Egypte?
X
Cairo figuur 9
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 57
4 de draagkracht van de aarde 57
10
Bekijk in de atlas kaarten GB 150A/BB 92C. a Welke landbouwproducten worden verbouwd langs de oevers van de Nijl?
b Wat is zo opvallend aan de fietser?
Hij rijdt met een helm op en draagt een gasmasker
Granen, katoen, citrusvruchten, suikerriet en dadels
c Waarom rijdt de fietser met een gasmasker?
De lucht is erg vervuild
b Langs de Nijl kan men het hele jaar door groenten verbouwen en niet zoals in Nederland alleen in de zomer. Hoe kan dat?
d Waardoor ontstaat deze luchtvervuiling?
Door de uitlaatgassen van bussen, auto’s, vrachtwagens en fabrieken
Er is altijd zon, warmte en genoeg water c Eten de boeren langs de Nijl alles wat ze verbouwen zelf op? Leg je antwoord uit.
e Onderzoekers in Londen weten dat een op de vijftig hartaanvallen veroorzaakt wordt door de luchtvervuiling. Is het naar jouw mening verstandig van de fietser dat hij een soort gasmasker draagt? Licht je antwoord kort toe.
Nee, een deel gaat naar de steden d Kijk op GB 186 en GB187C. Produceert Egypte genoeg voedsel voor zijn inwoners? Licht je antwoord toe!
Nee, want volgens de kaarten moet Egypte tarwe, rijst en suiker invoeren
eigen antwoord 13
Bekijk bron 20 en bron 24, vergelijk ze met elkaar en maak daarna opdracht 11. Het zijn bevolkingsgrafieken, dat zijn twee staafdiagrammetjes tegen elkaar. Daaraan kun je zien hoe de bevolking is opgebouwd.
11 Vul in de tabel onderaan de pagina steeds het juiste land in: Verenigd Koninkrijk of Egypte.
3.2 De draagkracht overschreden? In deze paragraaf ontdek je de manier waarop de inwoners van Egypte en het Verenigd Koninkrijk met hun leefomgeving omgaan. Is er genoeg draagkracht voor de miljoenen Britten en Egyptenaren?
12 Bekijk bron 25.
Bekijk in de atlas kaart GB 84AB/BB 57. a Welk land is – na Oost-Europa – vooral schuldig aan luchtvervuiling met zwavel?
Het Verenigd Koninkrijk b Waar komt de vervuilde lucht in het Verenigd Koninkrijk vooral vandaan?
Industrie c Verklaar hoe het komt dat Nederland en België veel last hebben van vervuilde lucht uit het buitenland. Noem ook het land waar die vervuilde lucht (waarschijnlijk) vandaan komt. Tip: Denk aan de overheersende windrichting!
Veel vervuilde lucht komt uit het Verenigd Koninkrijk, door de westenwinden hierheen geblazen
a Hoe kun je zien dat bron 25 in het Verenigd Koninkrijk gemaakt is?
De bestuurder van de auto zit rechts, het verkeer rijdt links
In dit land leven in verhouding de meeste kinderen In dit land leven in verhouding de meeste ouderen In dit land groeit de bevolking zeer snel In dit land worden in verhouding weinig baby’s geboren In dit land zal de bejaardenzorg een steeds grotere zorg worden In dit land zullen de miljoenensteden steeds meer problemen opleveren De vorm van de bevolkingsgrafiek van dit land noemt men ook wel een ‘piramide’ De vorm van de bevolkingsgrafiek van dit land noemt men ook wel een ‘klok’ tabel bij vraag 11
Egypte Verenigd Koninkrijk Egypte Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk Egypte Egypte Verenigd Koninkrijk
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 58
58 de draagkracht van de aarde 4
14
Bekijk bron 26 en GB 92-93/BB 72. a Zijn onderstaande uitspraken over de kaarten goed of fout? Omcirkel bij elke vraag ‘goed’ of ‘fout’. Als je denkt dat het fout is, leg je ook uit waaróm het fout is. 1 De meeste gebieden met neerslag liggen in het oosten van het Verenigd Koninkrijk.
die liggen vooral in het zuiden, westen en noorden Goed/fout, want
2 De meeste gebieden met neerslag zijn bergachtige gebieden. Goed/fout, want
3 De meeste bevolkingsconcentraties liggen in het midden en oosten van het land. Goed/fout, want
16 Bekijk bron 27. a We gaan kijken hoe de kringloop van het water in het Verenigd Koninkrijk is. Vul in onderstaande tekst op invullijnen het juiste woord in. Kies uit: oppervlaktewater • gezuiverd • mensen in de stad • opslagreservoir • industrie • grondwater • condensatie • filtratie • riool • rivierwater Regen ontstaat door
condensatie
van waterdamp
in de lucht. Water komt in rivieren. Een rivier is
oppervlaktewater . Vanuit de rivier pompt men water in een opslagreservoir . Ook wordt water gewonnen uit grondwater . Het gewonnen water moet schoon gemaakt worden, dat doet men door
filtratie industrie
. Schoon water wordt gebruikt door de en
mensen in de stad
. Dat
levert vervuild water op. Vuil water wordt afgevoerd door 4 In de meeste bevolkte gebieden is water genoeg.
daar is volgens het kaartje juist watertekort Goed/fout, want
5 Er zijn veel waterreservoirs in Zuid-Engeland. Goed/fout, want
die zijn vooral in Wales en
Schotland 6 Londen haalt het drinkwater uit de Thames. Goed/fout,want
het
riool
rivierwater gezuiverd .
. Voor het weer in het
geloosd wordt, wordt het
b Welke problemen kunnen zich in deze kringloop voordoen? Vul onderstaande zinnen aan. – Een probleem met de regen kan zijn dat
er te weinig regen valt – Een probleem met het opslagreservoir kan zijn dat het
droog komt te staan – Een probleem met het rioolwater kan zijn dat het
heel erg vervuild is 15 Kijk nog eens goed naar het neerslagkaartje van bron 26. a Welke twee neerslagtypen zijn vooral belangrijk voor Engeland? Onderstreep de juiste antwoorden. Kies uit: stijgingsregen • stuwingsregen • kustregen • frontale regen b Waarom heb je voor deze antwoorden gekozen? Leg je keuzes uit.
De meeste neerslag valt in het westen van het Verenigd Koninkrijk. Daar is het bergachtig en daar komen de westenwinden aan land c Zijn de gebieden waar de meeste neerslag valt ook de dichtstbevolkte gebieden? Waarom wel/niet? Omcirkel het goede antwoord en licht je antwoord toe.
Niet, want de meeste neerslag valt in gebieden met bergen, daar wonen weinig mensen
17 Bekijk bron 28. Voor alles wat jij nodig hebt, is ruimte nodig om dat te produceren. Voor eten en katoen van je kleren is landbouwgrond nodig. Voor de meubels in je kamer is bos nodig enz. De hoeveelheid ruimte die je nodig hebt om te kunnen leven, noem je de ecologische voetafdruk. Hoe meer luxe, hoe groter je ecologische voetafdruk. In paragraaf 4 leer je daar meer over, maar deze vraag gaat al over de ecologische voetafdruk van Londenaren. a Vul de ontbrekende percentages en begrippen in.
44 % wordt gebruikt voor grondstoffen en afval . Daarna komt voedsel dat is 41 %. Naar energie en transport gaat elk 10 % en 5 %. Het grootste deel
b Streep door wat fout is. In Londen wordt veel Frans mineraalwater gedronken. De ecologische voetafdruk voor een inwoner van Londen wordt groter/kleiner door het drinken van Frans mineraal water. Dit komt wel/niet door het transport van het water. De productie van plastic flessen kost veel/weinig ruimte waardoor de voetafdruk groter/kleiner wordt. De lucht wordt niet/wel vervuild door het transport en het verbranden van de lege plastic flessen. Als Londenaren kraanwater zouden drinken zou dat beter/slechter zijn voor hun voetafdruk.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 59
4 de draagkracht van de aarde 59
c Zijn de volgende uitspraken waar of niet waar? Veel inwoners van het Verenigd Koninkrijk gaan per vliegtuig op vakantie naar het buitenland.
d Toch is de vervuiling door het autoverkeer in Cairo veel groter dan in Londen. Hoe zou dat komen?
Veel oude auto’s die vieze uitlaatgassen uitstoten. De auto’s hebben meestal nog geen katalysator
waar Egyptenaren verdienen veel en gaan vaak uit eten.
niet waar
e Waar wordt in de meeste landen de draagkracht het meest belast in steden of op het platteland? Licht je antwoord kort toe.
In Egypte hebben alle gezinnen een auto.
niet waar Langs de Nijl is voldoende vruchtbare grond voor de groeiende bevolking.
niet waar
In steden, daar is de meeste vervuiling 19 Bekijk bron 30 en lees de tekst. a Leg in je eigen woorden de uitspraak van Herodotus uit: ‘Egypte is een geschenk van de Nijl.’
Bewoners van het Verenigd Koninkrijk halen veel producten uit het buitenland.
Zonder de Nijl zouden er geen mensen kunnen leven in Egypte
waar Egyptenaren kopen veel luxe goederen in het buitenland.
b Hoe heet de beroemde dam die sinds 1971 in de Nijl ligt?
niet waar
De Aswandam
e Trek nu een conclusie over de ecologische voetafdruk van Egyptenaren en Engelsen. Streep door wat fout is. De ecologische voetafdruk van het Verenigd Koninkrijk is groter/kleiner dan die van Egypte. Dat betekent dat de Engelsen de draagkracht van de aarde meer/minder belasten dan de Egyptenaren.
c Wat voor soort meer zie je op dit kaartje? Kies uit: gletsjermeer • riviermeer • stuwmeer • dalmeer.
Stuwmeer d Hoe is het meer op dit kaartje ontstaan?
Door een dam in de Nijl
18 Bekijk bron 29.
e Kijk naar de schaal op deze kaart en meet het meer van de grens tot aan de dam. Hoe lang is het meer dan?
a Op deze weg mogen alleen auto’s komen. Welke andere transportmiddelen zie je nog meer in een arm land?
250 km
Handkarren, ezelskarren, fietsen, brommers, bakfietsen, fietstaxi’s
f Voor welke twee doelen wordt dit meer vooral gebruikt?
Voor irrigatiewater en om elektriciteit op te wekken
b Oude transportmiddelen worden steeds meer vervangen door auto’s. Waarom is dat slecht voor de leefbaarheid?
g In de tekst van bron 30 staan voor- en nadelen van de bouw van de Aswandam. Noteer die op de juiste plaats in de tabel hieronder. h De Nijl voert heel veel slib (zand en klei in het water) aan uit de bergen. Wat zal er met het meer door dit slib over 50 jaar gebeurd zijn?
Auto’s vervuilen het milieu meer en ze zijn gevaarlijker c Als je deze foto bekijkt, zie je dan een verschil tussen Londen en Cairo? Leg je antwoord uit.
Nee, in beide steden zijn veel auto’s
Voordelen 1 2 3
Voldoende water achter de dam Geen gevaarlijke overstromingen meer Opwekken elektriciteit
Het meer zal helemaal gevuld zijn met slib, er kan dan geen water meer in Nadelen 1
2 3 4 5 6
tabel bij vraag 19
Archeologisch belangrijke gebieden overstromen vaker Verzilting Erosie Dichtslibbing deltamonding Minder visvangst Meer watervervuiling
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 60
60 de draagkracht van de aarde 4
i Wereldwijd worden er veel van deze enorme stuwdammen aangelegd. Waarom zullen landen stroomafwaarts daar niet blij mee zijn?
Dan krijgen zij minder water j Waarom zullen de mensen die in het gebied woonden dat door het meer wordt overstroomd niet blij zijn?
Ze verliezen hun huis en landbouwgrond
3.3 Duurzame oplossingen Je weet nu dat de draagkracht in het Verenigd Koninkrijk en Egypte wordt bedreigd. Maar wat kan men allemaal doen om dit te voorkomen? Zijn er oplossingen voor de bevolkingsproblemen? Zijn er manieren te bedenken waardoor men minder gaat vervuilen? Daarover gaat deze paragraaf.
22
20 Bekijk bron 31 en figuur 10. a Wat is het verschil tussen de bevolkingsgroei van Egypte en die van Nederland?
De bevolkingsgroei van Egypte is veel sterker b Wat is het verschil tussen Egypte en Nederland, als je kijkt naar de hoeveelheid beschikbaar drinkwater in de loop van de jaren?
De beschikbaarheid neemt in Egypte af, terwijl die in Nederland juist toeneemt c Verklaar nu dat de situatie in Nederland verbetert en in Egypte verslechtert. Onderstreep het goede woord. 1 Nederland is een nat/droog land en Egypte is een nat/droog land 2 De Nederlandse bevolking groeit snel/langzaam en de Egyptische bevolking groeit snel/langzaam. 3 In Nederland is de techniek ouderwets/modern en in Egypte is de techniek ouderwets/modern.
21 Bekijk bron 32. a Door welke twee oorzaken groeit de bevolking van Cairo?
Door immigratie en geboorten b Waarom trekken mensen van het platteland naar Cairo?
Men hoopt op werk en een betere toekomst c Welke problemen ontstaan er doordat er in Cairo zoveel mensen wonen?
De straten kunnen het verkeer niet meer aan, de riolering is overbelast, er is veel geluidsoverlast en een enorm afvalprobleem d Wordt door deze situatie de draagkracht van Egypte meer of minder belast?
Meer
Nederland
Bekijk bron 33 en GB 85. a Wat is er op GB 85 te zien?
Aardolie en aardgaswinning in de Noordzee b Kijk op GB 85B. Heeft het Verenigd Koninkrijk veel of weinig energie uit de Noordzee?
Veel c Toch willen de Britten ook op een andere manier energie opwekken. Op welke manier volgens bron 33?
Met windmolens d Waarom zullen de Britten dat willen (noem twee redenen)?
Aardolie en aardgas kunnen opraken 2 Aardolie en aardgas zijn vervuilend 1
e De windmolens op bron 33 staan in zee. Waarom zullen ze die plek gekozen hebben?
Daar is veel wind f Bekijk atlaskaarten GB 92-93/BB 72. Wat is volgens jou de beste plaats voor het Verenigd Koninkrijk om windmolens in zee neer te zetten? Omcirkel het juiste antwoord. I In het zuidwesten bij Cornwall in de Keltische zee II In het oosten in de Noordzee voor de kust bij Londen III In de Ierse zee g Licht je antwoord op vraag f toe.
X
De wind komt meestal uit het westen, bij Cornwall is de hardste wind 23 Lees bron 34. a Waardoor zijn er in Londen problemen met het verkeer?
Er zijn te veel auto’s b Op welke manier probeert men dat probleem op te lossen?
Om het massale verkeer te weren, heeft men een tolsysteem ingevoerd
Egypte
Inwoners in 1950
9 miljoen
Inwoners in 1950
27 miljoen
Inwoners in 1995
15 miljoen
Inwoners in 1995
63 miljoen
Beschikbaar water per persoon in 1950
25.000 m3
Beschikbaar water per persoon in 1950
2661 m3
Beschikbaar water per persoon in 1995
51.000 m3
Beschikbaar water per persoon in 1995
936 m3
figuur 10
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 61
4 de draagkracht van de aarde 61
c Minder auto’s betekent dat mensen op een andere manier de stad in moeten komen. Welke mogelijkheden zijn daarvoor?
Met de bus, trein, metro of boot d In Londen en Cairo rijden vergelijkbaar veel auto’s. Toch is de vervuiling in Londen minder erg. Waardoor komt dat?
Moderne auto’s met een katalysator e Ook op wereldschaal is de vervuiling door de auto’s in die steden slecht. Waarom?
Door de uitlaatgassen komt er meer CO2 in de lucht. Dat versterkt het broeikaseffect 24 Men kan op verschillende manieren proberen om het milieu schoner te krijgen: door de vervuiling vooraf te voorkomen (of te minderen), of door de vervuiling achteraf op te ruimen/zuiveren. a Welke manier heeft Londen bedacht om de vervuiling tegen te gaan?
De vervuiling te voorkomen (of te minderen) b Vind je dat een goede oplossing? Geef een argument voor en een argument tegen. Ik vind het een goede oplossing, want
Bekijk bron 35 en GB 92-93/BB 72. a Wat zie je op de foto?
Een stuwmeer/stuwdam b Dit is een stuwmeer in het Verenigd Koninkrijk. Waar zal het stuwmeer liggen op GB 92-93/BB 72? Kies uit: In kaartvak GB G5/BB G5 • GB E4/BB E4 • GB F6/BB F6
GB E4/BB E4 c Verklaar de keuze voor je antwoord op vraag b.
Dat is een bergachtig gebied met rivieren en dalen waarin je goed een stuwmeer kunt aanleggen d Het Nassermeer in Egypte was er vooral voor irrigatiewater. Zal dit stuwmeer in het Verenigd Koninkrijk dezelfde functie hebben? Leg je antwoord uit.
Nee, in Verenigd Koninkrijk valt genoeg regen voor de landbouwgronden e Welke twee functies kan een stuwmeer in dit gebied in het Verenigd Koninkrijk hebben?
Drinkwateropslag en elektriciteitsopwekking 26 Bekijk bron 36. a Wat zie je op deze cartoon?
eigen mening
eigen mening
Ik vind het geen goede oplossing, want
eigen mening
b Waarom heeft deze cartoon met het Verenigd Koninkrijk te maken?
In het Verenigd Koninkrijk regent het heel veel
c Hieronder staan allerlei ‘oplossingen’ voor een schoner milieu. Zet de letters in het juiste vak van de tabel. A Het plaatsen van prullenbakken in de stad. B Het plaatsen van filters op schoorstenen van fabrieken. C Het schoonmaken van stranden na een olieramp. D Schonere automotoren produceren. E Geen rotzooi op straat gooien. F De trein pakken, in plaats van de auto. G Minder luxe artikelen kopen. H Gescheiden afval inleveren. I Controleren van fabrieken, zodat ze geen gif lozen. J Family planning. Vervuiling voorkomen/verminderen
Vervuiling opruimen/zuiveren
A, B, D, E, F, G, I, J
C, H
d De meeste ‘oplossingen’ van vraag c gaan over het gedrag van mensen. Twee gaan er echter meer over techniek. Welke twee zijn dat?
B en D
25
c Welke titel zou jij de cartoon geven?
eigen antwoord d Wat is de mening van de tekenaar?
Dat er in het Verenigd Koninkrijk veel regen valt. Als daar energie uitgehaald kon worden, hadden ze voor eeuwig genoeg e Wat vind jij hiervan?
eigen antwoord 27 Bekijk bron 37. a Waarmee wordt op de foto een experiment uitgevoerd?
Met zonnepanelen b Waarom is deze vorm van energie erg geschikt voor Egypte?
De zon schijnt veel c Noem twee voordelen van deze vorm van energie in vergelijking met aardolie.
Het is onuitputtelijk en het vervuilt niet
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 62
62 de draagkracht van de aarde 4
d Noem twee nadelen voor ontwikkelingslanden met deze energiebronnen.
Ze zijn duur en ze vereisen veel technische kennis 28 Zet de onderstaande energiebronnen in het juiste rijtje van de tabel. aardgas • aardolie • bruinkool • getijden • steenkool • water • wind • zon Uitputtelijk, sterk vervuilend
Onuitputtelijk, duurzaam
Aardgas Aardolie Bruinkool Steenkool
Getijden Water Wind Zon
31 Bekijk bron 40. a Welke gewassen kunnen het hele jaar door groeien langs de Nijl?
Katoen, dadels en andere boomgewassen, rietsuiker en klaver b Welke gewassen kunnen alleen in de winter verbouwd worden?
Tarwe, gerst, bonen, tabak en vlas c Welke gewassen kunnen alleen in de zomer verbouwd worden?
Klaver, uien, linzen, saffraan d Welke van deze gewassen ken je niet?
eigen antwoord e Waar gebruikt men de oevers van de Nijl het hele jaar door voor?
Het grazen van vee, de visserij en de jacht 29
Lees bron 38 en GB 148-149/BB 91. a Kijk op de kaart en in de legenda. Hoeveel inwoners heeft Alexandrië?
Meer dan 1 miljoen b In dit soort grote steden in arme landen zijn veel krottenwijken. Hoe ontstaan ze meestal?
Door plattelanders die naar de stad komen. Zij bouwen een eigen huisje aan de rand van de stad c Wat voor voorzieningen zijn er vaak niet in krottenwijken?
Elektriciteit, water, vuilnisophaaldienst d Waar laten mensen in krottenwijken hun vuilnis?
Op straat of aan de rand van de wijk e Welke oplossing heeft men in Alexandrië?
Men betaalt nu voor een vuilnisophaaldienst f Waarom wordt dat duurzaam genoemd?
Omdat het leven daardoor blijvend beter wordt 30 Bekijk bron 39. a Wat zie je op deze cartoon?
eigen mening b Waarom is de cartoon grappig?
eigen mening c Welke titel zou jij de cartoon geven?
eigen mening d Wat wil de tekenaar ons duidelijk maken?
Dat je in de woestijn goed gebruik kunt maken van zonne-energie
f In welke vijf maanden kan er het meest groeien langs de oevers van de Nijl?
November, december, januari, juni, juli g Eigenlijk zijn de oevers van de Nijl een heel rijk landbouwgebied. Noem drie dingen die daarvoor zorgen.
Vruchtbare grond, veel zon en genoeg water h Toch wordt de draagkracht van dat gebied overschreden. Waardoor komt dat vooral?
Doordat er te veel mensen wonen 32 Bron 40 geeft de situatie weer tussen 1000 en 1800 na Chr. Tegenwoordig is er veel veranderd. a Wat is er sinds 1971 veranderd, waardoor de landbouw er tegenwoordig heel anders uitziet? (Als je het niet meer weet: bekijk nog eens bron 30.)
De Aswandam b Waarom zullen al deze gewassen niet meer voldoende opleveren om de bevolking van Egypte te voeden?
De bevolking is te sterk gestegen c Hoe lost men dat probleem (gedeeltelijk) op, denk je? Tip: kijk nog eens naar bron 23 en lees het bijschrift.
Men importeert voedsel Extra opdracht op de graaf 3 over witte olie.
www.buiteNLand.epn.nl bij para-
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 63
4 de draagkracht van de aarde 63
Herhalingsopdracht 33 Je loopt nog eens alle bronnen door van deze paragraaf. Per bron geef je aan waar de bron over gaat. Vul in onderstaand schema steeds een van de volgende begrippen in: uitputtelijk • onuitputtelijk • gedrag • techniek. Je kunt maar één begrip invullen. Een paar zijn al voorgedaan.
4 De draagkracht van Nederland
Bron
Gaat over
Begrip(pen)
In deze paragraaf ga je kijken of het systeem van de aarde in Nederland ook aan het veranderen is. Wordt Nederland door de groeiende bevolking ook steeds meer vervuild, aangetast en uitgeput? Kan Nederland de miljoenen mensen nog wel dragen?
25
Smog
Gedrag
Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
26
Watervoorziening
Techniek
Watervoorziening
Techniek Gedrag Gedrag
30
Ecologische voetafdruk Luchtvervuiling in Cairo Aswandam
33
Windenergie
Onuitputtelijk
Luchtvervuiling in Londen Stuwmeer in het Verenigd Koninkrijk Energie uit waterkracht Zonne-energie
Gedrag
27
28
29
34
35
36
37
38
39
Schoonmaken van krottenwijk Zonne-energie
Techniek
Techniek Onuitputtelijk Onuitputtelijk Gedrag Onuitputtelijk
weet je: • • • • • • • • • • •
op welke manieren wij aan ons drinkwater komen; waardoor ons drinkwater wordt bedreigd; dat Nederland een rijk en dichtbevolkt land is; waardoor lucht, bodem en water worden bedreigd; welke stoffen schadelijk zijn voor het milieu hoe smog ontstaat; wat de ecologische voetafdruk is; wat duurzame ontwikkeling is; hoe elektriciteit kan worden opgewekt; waar in Nederland vermesting plaatsvindt; wat de voor- en nadelen zijn van verschillende energiebronnen; • hoe een kerncentrale werkt; • dat er verschillende soorten vervuiling zijn op verschillende schaalniveaus.
begrijp je: • het verband tussen welvaart en watergebruik; • waarom Nederland veel ruimte in het buitenland gebruikt; • welke invloed het klimaat heeft op de luchtverontreiniging; • waarom de grond in Nederland op verschillende manieren wordt gebruikt; • waarom de bio-industrie niet zonder het buitenland kan bestaan; • waarom recreatie milieuproblemen veroorzaakt; • waarom grondwater geschikter is voor drinkwater dan oppervlaktewater; • waarom een land moet samenwerken om milieuvervuiling tegen te gaan; • waarom recycling noodzakelijk is; • waarom duurzame ontwikkeling niet eenvoudig is.
kun je: • samenwerken met andere leerlingen; • gebieden met elkaar vergelijken met behulp van bronnen en atlaskaarten; • een geografisch onderzoekje uitvoeren; • bepalen waar in verschillende delen van Nederland het drinkwater vandaan komt.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 64
64 de draagkracht van de aarde 4
4.1 Leeft Nederland op te grote voet?
e Door invoeren van veevoer ontstaat een keten van problemen. Zet de cijfers van onderstaande uitspraken in de goede volgorde: 1 De grond in ontwikkelingslanden raakt uitgeput, er is geen mest. 2 Het voedsel wordt uit andere landen gehaald onder meer uit ontwikkelingslanden. 3 Nederland heeft zelf niet genoeg voedsel voor de dieren. 4 Er zijn miljoenen dieren in Nederland. 5 In ontwikkelingslanden moet kostbaar tropisch bos gekapt worden. 6 De dieren in Nederland hebben veel voedsel nodig. 7 De grond in Nederland raakt overbemest en het grondwater vervuild.
In deze subparagraaf ga je kijken of in Nederland de draagkracht overschreden wordt. Daarvoor maak je onder andere kennis met de ecologische voetafdruk van ons land. tekstboek
paragraaf 4.1
1 Er wordt vaak beweert dat Nederland een zeer dichtbevolkt land is. a Hoe bereken je de bevolkingsdichtheid van een land?
Het aantal mensen dat er woont delen door het aantal vierkante kilometers
4, 6, 3, 2, 5, 1, 7
b Kijk naar bron 41. Welke landen zijn dichtbevolkter dan Nederland?
f Eigenlijk ontstaan er op twee plekken milieuproblemen. Leg deze bewering eens uit.
Bangladesh, Barbados, Taiwan, Mauritius, Zuid-Korea en Puerto Rico
In ontwikkelingslanden wordt tropisch regenwoud gekapt, in Nederland is er te veel mest
c Hoe kan het dat Nederland zo dichtbevolkt is, maar de draagkracht niet overschreden wordt?
Omdat we veel spullen uit het buitenland halen
g Vlees wordt vooral in rijke landen gegeten. Voor de productie van 1 kg vlees is 7 kg graan nodig! Leg uit waarom het eten van veel vlees kan leiden tot honger ergens anders in de wereld.
d Op welke manier kun je merken dat we de draagkracht wel bijna overschrijden?
Soms hebben mensen in arme landen te weinig graan omdat dat aan het vee in de rijke landen gevoerd wordt
Door de milieuverontreiniging e ‘Nederland maakt zich schuldig aan grensoverschrijdende milieuvervuiling.’ Leg deze uitspraak in je eigen woorden uit.
h Moeten wij in Nederland op deze manier veel vlees blijven produceren? Wat is jouw mening? Geef een reden.
Onze vervuiling gaat over de grens naar andere landen
eigen antwoord
2 De bio-industrie is een voorbeeld van de problemen die Nederland met draagkracht heeft. a Waarom wordt het woord ‘industrie’ gebruikt in het begrip bio-industrie?
De veehouderij lijkt op industrie, dieren worden zo snel mogelijk vet gemest b Wat vind jij van de bio-industrie? Licht je antwoord toe.
eigen antwoord c Kijk op bron 43 en noem de drie gebieden/landen waar we het meeste veevoer vandaan halen.
Argentinië, Brazilië en Zuidoost-Azië d Noem twee redenen waarom we het veevoer zo ver weg halen.
Wij hebben in Nederland niet genoeg voer 2 Het is goedkoop om het uit die landen te halen 1
3
Een groot probleem in Nederland is de vermesting. We gaan dat met de atlas onderzoeken. Gebruik daarbij de drie kaartjes van figuur 11. a Kijk eerst naar bron 42. Welke vorm van landbouw zie je hier op de foto? Onderstreep de juiste soort. kies uit: akkerbouw • extensieve veeteelt • oaselandbouw • intensieve veeteelt • tuinbouw • biggenteelt. b Kijk op GB 64E. Kleur op kaart 11A het gebied met meer dan 600 kg bruin. c Kijk op GB 55G. Kleur op kaart 11B het gebied met meer dan 5 varkens per ha rood. d Kijk op GB 42A. Kleur op kaart 11C het gebied met overige soorten zand geel. e Welke conclusie kun je nu trekken? Vul de volgende zinnen aan. In de gebieden waar veel varkens zijn, daar is
ook
veel verontreiniging door mest
. De gebieden
met veel varkens en veel mensen zijn gebieden met als grondsoort
zand
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 65
4 de draagkracht van de aarde 65
0
50 km
figuur 11 A,B,C f Waarom is vermesting van de bodem een gevaarlijk milieuprobleem?
Het grondwater kan vervuild worden en grondwater is drinkwater 4
Nederland kan dus rijk leven en de draagkracht niet overschrijden omdat we veel spullen uit het buitenland halen. a Kijk op GB 186/BB 117. Noem acht voedselproducten die we uit het buitenland halen.
Koffie, thee, sinaasappelen, vis, bananen, maïs, tarwe, rijst b Kijk op GB 188/BB 118. Wat halen we uit het buitenland om genoeg energie te hebben?
Aardolie c Kijk op GB 189/BB 118. Wat halen we uit het buitenland aan grondstoffen voor de industrie?
IJzer, koper, bauxiet d Hoe kan het eigenlijk dat we dit zo maar kunnen doen?
We zijn een rijk land en kopen die spullen 5 Hoeveel kilometer eet jij vandaag? Hieronder staan gegevens over een potje aardbeienyoghurt dat in Friesland gemaakt wordt. Aardbeien uit Polen 1246 km Melk uit de regio 36 km Suiker uit Zeeland 157 km Plastic potje uit Duitsland 806 km Etiket uit België 288 km Bacterie uit Noorwegen 917 km Aluminium deksel uit Frankrijk 578 km a Bereken hoeveel kilometer jij eet als je een potje aardbeienyoghurt als toetje hebt.
6.593 km b Dit potje is een mooi voorbeeld van een begrip dat je in deel 1 gehad hebt. Welk begrip is dat? Kies uit: infrastructuur • welvaart • uiterwaarden • kolonie • globalisering • distributieland • achterland
Globalisering
c Nederland haalt veel uit het buitenland. Daardoor putten we de grond in ons eigen land niet uit. Voor welke dingen van het potje yoghurt geldt dat?
Aardbeien d Nederland haalt veel uit het buitenland. Daardoor vervuilen we ons milieu niet bij de productie. Voor welke dingen van het potje yoghurt geldt dat?
Plastic, etiket, aluminium deksel 6 a Noem vijf milieuproblemen die recreatie met zich meebrengt.
milieubelasting door auto’s en vliegtuigen 2 het uitputten van watervoorraden 3 dieren opjagen in hun leefgebied 4 zeldzame planten meenemen 5 we laten rommel achter in natuurgebieden 1
b Een van de grote problemen bij recreatie is het zwerfvuil zoals bijvoorbeeld weggegooide blikjes. Men wil nu op blikjes statiegeld heffen zodat ze ingeleverd worden. Wat vind jij van dat idee? Verklaar je antwoord.
eigen antwoord c Steeds vaker hoor je van ecotoerisme. Wat is dat denk je?
Dat mensen op vakantie gaan in gebieden waar rekening gehouden wordt met natuur en milieu d Zou jij een keer op ecovakantie willen gaan? Leg je antwoord uit.
eigen antwoord
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 66
66 de draagkracht van de aarde 4
7 Milieuproblemen houden niet op bij de grens. Je moet kijken op welke schaal ze gebeuren. a Het schaalniveau zegt iets over de grootte van een gebied. Hieronder staan twee rijtjes. Zet de juiste letters achter de juiste cijfers. 1 Mondiaal schaalniveau A Land 2 Continentaal schaalniveau B Provincie 3 Nationaal schaalniveau C Wereld 4 Regionaal schaalniveau D Plaats 5 Lokaal schaalniveau E Werelddeel 1=
C
, 2=
E
, 3=
A
,4
B
, 5=
D
b Onderstreep in de volgende hoe-hoe-zin de juiste woorden. Hoe kleiner/groter het gebied, hoe lager/hoger het schaalniveau c Hieronder staat een aantal milieuproblemen. Op welk schaalniveau heb je last van een probleem? Vul in de tabel op de juiste plaats het cijfer in voor een milieuprobleem. Je kunt een cijfer soms op meerdere niveaus gebruiken. 1 Ontbossing van tropisch regenwoud • 2 Vervuiling van rivieren door riolen • 3 bodemverontreiniging bij een benzinepomp • 4 Versterkt broeikaseffect • 5 Uitlaatgassen van auto’s • 6 Frisdrankblikjes op straat • 7 Klimaatverandering • 8 Vervuiling van sloten met landbouwgif • 9 Vermesting door te veel varkens • 10 Uitbreiden van de woestijn • 11 Uitsterven van de walvis • 12 Vervuiling van de lucht door • 13 Lawaai van verkeer • 14 Batterijen in de vuilniszak • 15 Verzuring van meren Mondiaal schaalniveau Continentaal schaalniveau Regionaal schaalniveau Lokaal schaalniveau
1, 4, 7, 11 1, 2, 10, 12 2, 8, 9, 12, 15 3, 5, 6, 13, 14
d Bij opdracht c is het nationale schaalniveau niet opgenomen. Waarom niet? (Tip: kijk bij de inleiding van vraag 4).
De vervuiling houdt niet bij de grens op 8 a Vaak wentelen we milieuproblemen af. Wat betekent dat?
Dat anderen er last van hebben b Hieronder staat een aantal voorbeelden van afwenteling. Geef aan wie er last van heeft. 1 Vervuiling van de Rijn door Duitsland. Wie heeft er last van?
Nederland 2 Vermesting door varkensboeren in Noord-Brabant. Wie heeft er last van?
De mensen in die streek 3 Verstopt raken van de w.c. met te veel toiletpapier. Wie heeft er last van?
Je familie
4 Uitlaatgassen van auto’s. Wie heeft er last van?
Anderen in het verkeer 5 Industriegassen die van Duitsland naar België waaien. Wie heeft er last van?
De Belgen c Bij 4 in vraag b had je ook kunnen invullen dat de hele wereld er last van heeft. Waarom?
Door uitlaatgassen ontstaat het verstrekt broeikaseffect. 9 Bij de ecologische voetafdruk wordt gekeken naar de ruimte die iemand inneemt. Kijk naar bron 44. a In de legenda worden dingen genoemd die ruimte innemen en waarvan jij gebruik maakt. Hieronder staan ze. Zet de juiste nummers bij de juiste letters. 1 Voedsel A Ruimte voor huizen, wegen, kantoren 2 Weideland B Ruimte voor landbouw: groenten, brood enzovoorts. 3 Fossiele energie C Ruimte voor vis 4 Zee D Ruimte voor bos om de uitstoot van CO2 te verminderen. 5 Bebouwd land E Ruimte voor papier, meubels en bouwhout. 6 Bos F Ruimte voor vlees 1=
B
, 2=
F
, 3=
D
, 4=
C
, 5=
A , 6= E
b Er staan cijfers die de hoeveelheid ruimte aangeven in hectares. Hoe groot is een hectare? Onderstreep het goede antwoord. Kies uit: 10x10m • 100x100m • 1000x1000m c Welke twee dingen nemen in een rijk land als de VS en Nederland veel ruimte in?
Voedsel, weideland en fossiele energie d Waarom is jouw voetafdruk groter dan die van iemand uit India. Vul de tabel bovenaan de volgende pagina in. De eerste regel staat al op de juiste manier ingevuld e Welke conclusie kun je trekken uit bron 44? Streep door: Een persoon in een rijk land heeft een grote/kleine voetafdruk, iemand in een arm land heeft een grote/kleine voetafdruk. Dat betekent dat iemand in een rijk land de draagkracht van de wereld meer/minder belast dan in een arm land. f Als we alles eerlijk zouden verdelen op aarde dan zou iedereen de norm hebben. Hoeveel hectare is dat?
1.7 hectare per persoon g Wat vind jij, moeten wij minder welvarend gaan leven zodat mensen in arme landen het beter krijgen? Verklaar je antwoord.
eigen antwoord
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 67
4 de draagkracht van de aarde 67
Voedsel
Verkeer en vervoer
Wonen
Onderwijs
Ontspanning
Nederland
Indonesië
We kunnen veel voedsel kopen, veel mensen zijn te dik.
De mensen zijn arm en kunnen weinig eten kopen. De mensen zijn mager.
Ieder gezin heeft een auto en iedereen heeft een fiets. Mensen gaan met vliegtuig en trein op vakantie Iedereen woont in een huis met gas, elektriciteit, water en veel luxe artikelen Alle kinderen gaan minimaal tot hun 16e jaar naar school
Alleen de rijke mensen hebben een auto, de meeste mensen lopen. Veel mensen weten niet eens wat vakantie is Mensen wonen eenvoudig en hebben weinig luxe zoals een vaatwasser of een wasmachine Veel kinderen gaan alleen naar de basisschool
We hebben sportvelden, bioscopen, Mensen hebben weinig geld en nauwelijks vrije tijd parken enzovoorts
tabel bij vraag 9
10 Deze opdracht moet je samen met iemand maken. Jullie gaan oplossingen bedenken hoe je de ecologische voetafdruk kunt verkleinen. Zet achter elk onderwerp op welke manier je iets zou kunnen verbeteren.
Spaarlampen gebruiken, apparaten uitzetten, trui aantrekken in plaats van de verwarming hoog zetten Vervoer Meer fietsen in plaats van autorijden Voeding Minder vlees eten, eet groenten van het seizoen uit Nederland Wonen Kapotte dingen laten repareren in plaats van nieuw kopen Water Kraan dichtdraaien bij tanden poetsen, niet lang douchen Vakantie Niet met het vliegtuig op vakantie gaan Afval Geen verpakte producten kopen Energie
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.1 over de bio-industrie.
4.2 Water, lucht en bodem In de vorige paragraaf heb je gezien dat Nederland het milieu in het buitenland beïnvloed. In deze paragraaf leer je wat er met het milieu in Nederland gebeurt.
tekstboek
paragraaf 4.2
11 a Nederland heeft genoeg water. Soms hebben we zelfs te veel. Hoe komt het dat Nederland veel water heeft?
Nederland heeft een klimaat met vrij veel neerslag 2 Nederland ligt aan het eindpunt van een aantal grote rivieren 1
b Hoeveel liter drinkwater verbruikt een Nederlander gemiddeld per dag?
0,140m3 = 140liter c Hoeveel drinkwater verbruiken alle Nederlanders gemiddeld in een jaar? Schrijf de berekening van je antwoord op.
817.600.000.000 817.600.000 817,6
liter m3 mln m3
140 x 365 x 16.000.000 = 817.600.000.000 liter = 817.600.000 m3 = 817,6 mln m3 d Is er voldoende water om alle Nederlanders van drinkwater te voorzien?
Ja, ruim voldoende e Water wordt niet alleen voor drinkwater gebruikt maar ook voor andere zaken. Bedenk twee andere activiteiten waarbij water verbruikt wordt.
In fabrieken 2 In de landbouw wordt gesproeid 1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 68
68 de draagkracht van de aarde 4
f Wat gebeurt er met het water dat niet verbruikt wordt?
c
Dit water stroomt naar zee, zakt de grond in of verdampt
IJsselmeer 2 Lek 3 Maas 1
12 Bestudeer bron 46. a Streep de foute antwoorden door. In het grootste deel van Nederland wordt oppervlaktewater/grondwater gewonnen om drinkwater van te maken. Het westen/oosten van Nederland vormt hierop een uitzondering. b Wat kun je beter gebruiken voor drinkwater: grond- of oppervlaktewater? Verklaar je keuze.
Grondwater, omdat het schoner is dan oppervlaktewater c Waarom gebruikt men niet overal in Nederland grondwater voor drinkwater? Kruis de juiste uitspraak aan: I In het westen van Nederland zit het grondwater te diep. II Het westen van Nederland is te droog. III Het grondwater in het westen van Nederland is zout en daarom ongeschikt. d Bekijk bron 47. Waarom is dit rivierwater minder geschikt voor drinkwater?
X
Vervuiling van schepen, steden en landbouw komt heel makkelijk in het water terecht 13 Bestudeer bron 46 nogmaals. a Vul bij elke plaats in de tabel in waar het drinkwater vandaan komt: Herkomst van drinkwater Amsterdam
Rotterdam Den Haag
Utrecht Eindhoven Zwolle Maastricht Je eigen woonplaats
Op GB 47A/BB 37 kun je zien dat het oppervlaktewater met pijpleidingen naar de duinen wordt gebracht. Uit welke wateren komt het oppervlaktewater dat geïnfiltreerd wordt?
Oppervlaktewater en duininfiltratie Oppervlaktewater Oppervlakte water en duininfiltratie Grondwater Grondwater Grondwater Grondwater Eigen antwoord
b In het westen van Nederland is het grondwater zout, behalve in de duinen. Om er voor te zorgen dat de duinen niet helemaal uitdrogen door waterwinning, pompt men vervuild oppervlaktewater in de duinen. Dit noemt men infiltratie. Daarna wordt het weer opgepompt om er drinkwater van te maken. Wat is het voordeel van infiltratie van oppervlaktewater?
Het oppervlaktewater wordt zo gezuiverd door de grond
14
In bron 48 zie je spaarbekkens waarin water is opgeslagen. a Wanneer wordt het water uit deze bekkens gebruikt?
Als het rivierwater vervuild is met schadelijke stoffen b De belangrijkste spaarbekkens liggen in de Biesbos. Uit welke rivier wordt het water voor deze bekkens gehaald? (Zie GB 47).
Maas c Is de Biesbos een logische plek voor spaarbekkens? Leg je antwoord uit.
Ja, de Biesbos is een natuurgebied tussen rivieren en in de buurt van grote steden die afhankelijk zijn van oppervlaktewater d Bekijk de grafiek in de atlas, GB 47C. In welke maanden van het jaar zal men vooral gebruik maken van de spaarbekkens?
In de zomermaanden omdat de rivier dan weinig water vervoert 15 ‘Dankzij het Nederlandse klimaat hebben we weinig last van luchtverontreiniging.’ a Verklaar deze uitspraak.
Omdat het vaak waait, wordt de luchtverontreiniging weggeblazen b Welk probleem ontstaat hierdoor?
De vervuilde lucht wordt verplaatst naar andere gebieden c Hoe ontstaat smog?
Als al het vuil blijft hangen d Streep het foute antwoord in de volgende zin door. De luchtdruk heeft grote invloed op de luchtverontreiniging. Nederland heeft meestal te maken met een hoge/lage drukgebied. e Noteer de juiste woorden in de juiste kolom. Kies uit: stijgende lucht • dalende lucht • veel wind • windstil Hoge druk
Lage druk
dalende lucht windstil
stijgende lucht veel wind
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 69
4 de draagkracht van de aarde 69
16
Bestudeer de atlaskaarten GB 64H, I en K. a In welk deel van Nederland is luchtverontreiniging het sterkst?
Zuidwest Nederland b Geef een verklaring voor het antwoord bij a.
In dit deel van Nederland zit veel industrie en zijn veel auto’s c Welke gassen zullen niet zo snel verantwoordelijk zijn voor de luchtvervuiling in dit gebied? Licht je antwoord toe.
Kooldioxide en methaangas. Deze komen namelijk van intensieve veehouderijen en die vind je in Zuidwest Nederland niet veel d Is de vervuiling toe- of afgenomen?
X
X
Oost-Brabant en Oost-Gelderland f Waarom is hier de stankoverlast het grootst?
Hier is veel intensieve veehouderij 17 a Mest veroorzaakt niet alleen bodemverontreiniging maar
luchtverontreiniging
b Mest en chemisch afval veroorzaken beide bodemverontreiniging. Toch is er een groot verschil tussen beide! Leg dit verschil uit.
Chemisch afval is altijd giftig en mest alleen als het teveel gebruikt wordt c Bij chemisch afval is er tegenwoordig sprake van afwenteling. Leg dit uit.
Chemisch afval wordt tegenwoordig illegaal in het buitenland gedumpt d Welke vorm van verontreiniging is het moeilijkst op te ruimen: bodemverontreiniging, luchtverontreiniging of rivierwaterverontreiniging? Verklaar je keuze.
Bodemvervuiling, in de lucht of in het rivierwater waait of stroomt weg, maar vervuiling in de bodem verspreidt zich heel langzaam en de grond kun je heel moeilijk schoon maken Gebruik voor deze opdracht de atlas. Vergelijk de atlaskaarten GB 55G en 64F. a De mestproblematiek wordt vooral veroorzaakt door de
varkens
c Welke stof in de mest vervuilt het grondwater?
Nitraat 19 Milieuproblemen verspreiden zich soms over kleine en soms over grote gebieden. Kies bij elk voorbeeld het juiste woord. Kies uit: lokaal • regionaal • grensoverschrijdend • mondiaal a Mest sijpelt naar het grondwater
regionaal grensoverschrijdend
e Verklaar je keuze bij d. Kruis de juiste uitspraken aan: I Veel fabrieken zijn gesloten. II De wind is gedraaid. III Er zitten filters op de schoorstenen. IV De schoorstenen zijn hoger. e In welk deel van Nederland is de stankoverlast het grootst?
18
Noord-Brabant 2 Gelderland 3 Limburg 1
b Chemisch afval wordt illegaal in het buitenland gedumpt
Afgenomen
ook
b De mestproblematiek is het grootst in de provincies:
c Het inademen van uitlaatgassen
lokaal d Het spaarbekken van de Biesbos wordt gebruikt omdat de Maas in België is vervuild
grensoverschrijdend e Je fietst langs een stal en knijpt je neus dicht
Lokaal f Het hoge energieverbruik van Nederlandse fabrieken zorgt voor veel CO2
Mondiaal 20 a Bekijk GB 43D. Uit welke richting waait de wind het vaakst?
Zuidwesten b Welk buurland zal het meest last hebben van luchtvervuiling uit Nederland? Verklaar je antwoord.
Duitsland, door de westenwinden. c Bekijk GB 46E en F. Er komt veel vervuild water via de Rijn en Maas naar Nederland. Uit welke landen komt dat water?
Uit Frankrijk, Zwitserland, België en Duitsland e Leg uit waarom de Rijn in Nederland sterker vervuild is dan in Zwitserland.
Nederland ligt aan het einde van het stroomgebied dus meer vervuiling dan b.v. in Duitsland. f Met welk begrip geven we deze twee soorten vervuiling, die uit andere landen komt of er naartoe gaat, aan?
Grensoverschrijdende milieuverontreiniging Extra opdracht op de graaf 4.2 over zure regen.
www.buiteNLand.epn.nl bij para-
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 70
70 de draagkracht van de aarde 4
4.3 Duurzame ontwikkeling ook voor jou? Je hebt geleerd dat ook Nederland bijdraagt aan verschillende soorten milieuproblemen. In deze paragraaf leer je wat er moet gebeuren om Nederland gezond te houden. tekstboek
paragraaf 4.3
aan. Er is sprake van duurzame ontwikkeling als........ I het duurder is om je eigen leefomgeving te vervuilen dan die van anderen. II we onze eigen leefomgeving en die van anderen niet vervuilen of aantasten. III toekomstige generaties op een schone aarde kunnen leven die niet uitgeput is IV het veel geld kost om een schoon milieu te vervuilen of aan te tasten. V het nog lang duurt voordat toekomstige generaties last hebben van de problemen.
X
.X
21 a Geef in de onderstaande tabel voor de verschillende vormen van milieuvervuiling aan op welk schaal ze zich afspelen. Kies uit: lokaal • regionaal • mondiaal Milieuvervuiling
Schaal
1 Vervuiling van rivierwater 2 Broeikaseffect 3 Luchtverontreiniging langs wegen 4 Stankoverlast rond een industriegebied 5 Aantasting van tropisch regenwoud 6 Afbraak van de ozonlaag
22 Twee van de volgende uitspraken zijn juist. Kruis de juiste
Regionaal Mondiaal Lokaal Lokaal Mondiaal Mondiaal
b Welke vormen van milieuvervuiling bij a worden in Nederland steeds minder?
1,3,4
23 a Op bron 50 zie je een papierfabriek met daarvoor bomen in het water. Wat hebben die bomen met dat papier te maken?
Papier wordt gemaakt van hout b Wij verslinden enorme bergen papier (denk maar aan alles wat er in de brievenbus valt). Waarom is dat slecht voor het milieu?
Omdat daar hele bossen voor gekapt worden c Kijk naar de bronnen 51 en 52. Welke twee materialen liggen hier hoog opgestapeld?
Papier en aluminium
c Verklaar je keuze bij b.
Lokale en regionale milieuproblemen zijn makkelijker op te lossen dan mondiale milieuproblemen d In de onderstaande tabel staat een aantal milieumaatregelen. Bepaal voor elke maatregel op welke vorm van milieuvervuiling deze maatregel van toepassing is. Kies het juiste nummer van de milieuvervuiling uit de tabel bij vraag a.
d Met welke bedoeling wordt het op deze manier opgeslagen?
Om het te recyclen e Wat is het Nederlandse woord voor recyclen?
Hergebruiken f Om welke drie redenen is het verstandig om aan recycling te doen?
Het spaart energie 2 De grondstoffen raken minder snel op 3 Er ontstaat minder afval 1
Milieumaatregelen Rioolwaterzuivering Loodvrije benzine Fosfaatarme wasmiddelen Filter op fabrieksschoorsteen Maximumsnelheid van 100/120 km per uur Het aanplanten van bossen Keurmerk voor duurzaam hout Minder energie verbruiken
Milieuvervuiling
1 3 1 4 3
g Welke grondstof wordt voor welk product gebruikt? Verbind de juiste punten met een lijn. grondstof
2 5 2
e Is de aandacht voor het milieu overdreven? Verklaar je keuze.
Nee, door de aandacht zijn heel veel problemen juist opgelost
product bauxiet
.
.
glas
hout
.
.
benzine
zand
.
.
aluminium
aardolie
.
.
papier
h Welk product kan niet worden hergebruikt?
Benzine
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 71
4 de draagkracht van de aarde 71
Aandrijving generator
Energiebron
Als je op de fiets zit kun je je eigen elektriciteit maken met een dynamo. De accu van de auto wordt opgeladen tijdens het rijden. In een elektriciteitscentrale staan hele grote dynamo’s die in beweging worden gebracht door het verbranden van brandstof.
Jijzelf Aardolie Aardolie, aardgas, steenkool
Elektriciteit kan worden opgewekt met kernenergie. Met een bijzondere brandstof wordt op een hele ingewikkelde manier warmte opgewekt die ook weer een dynamo in beweging zet.
Uranium
Met molens of stuwdammen worden dynamo’s in beweging gebracht.
Wind en stromend water Zonlicht
Met behulp van panelen wordt licht wordt omgezet in elektriciteit tabel bij vraag 24
i Op welke twee manieren kan men hergebruik stimuleren?
Statiegeld op flessen of andere producten 2 Het gescheiden ophalen van afval 1
24 a Kijk naar bron 52. Onderstreep wat goed is. Het stroomverbruik per gezin is in Nederland in 40 jaar verdubbeld/verdrievoudigd/verviervoudigd. b Hoe komt het dat het stroomverbruik zo is toegenomen?
Er zijn steeds meer apparaten gekomen die stroom nodig hebben c Het lijkt wel alsof elektriciteit vanzelf uit het stopcontact komt! Totdat de stroom een keer uitvalt. Elektriciteit wordt opgewekt met een generator (een grote dynamo). Deze generator moet dan wel worden aangedreven. Hiervoor is een energiebron nodig. Noteer in elke rij van bovenstaande tabel de juiste energiebron(nen) die voor de aandrijving zorgt. Kies uit: zonlicht • uranium • jijzelf • aardolie • wind • aardgas- stromend water • steenkool d Bepaal nu welke van de bij c genoemde energiebronnen jij duurzaam of niet-duurzaam vindt. Duurzame energiebron
Niet-duurzame energiebron
Zonlicht Wind Stromend water
Aardolie Steenkool Aardgas Uranium
c Verklaar je keuze voor de duurzame energiebronnen.
Deze energiebronnen raken niet op en veroorzaken geen vervuiling d Verklaar de plaats die je uranium hebt gegeven.
eigen antwoord
e Wat is het nadeel van de duurzame energiebronnen?
Niet overal heeft men genoeg zon, wind of stromend water en het levert nog niet voldoende energie op f Waarom heet stroom die met duurzame energie is opgewekt ‘groene stroom’?
Het wordt groen genoemd omdat we ervan uitgaan dat duurzame energie de natuur niet aantast 25 a Maak de volgende zin compleet. In een kerncentrale
kernreactor warmte geleverd voor het opwekken van energie . Dit gebeurt door middel van splijtstofstaven die erg heet worden als ze niet in het water hangen. Deze hitte wordt gebruikt om het water te koken . De stoom drijft dynamo’s aan die elektriciteit leveren. wordt door een
b Je kunt een kernreactor met een stoommachine vergelijken. Er is echter een heel groot verschil. Welk?
Het water in een stoommachine wordt verhit door kolen of aardolie, het water in een reactor door uranium (straling) c Het opwekken van kernenergie is erg gevaarlijk. Welke gevaarlijke eigenschap heeft kernenergie? Zet een kruis achter de goede antwoorden. I Splijtstof kan op eigen houtje superhitte afgeven waardoor de reactor kan ontploffen. II Splijtstof is gemaakt van zeer giftige stikstofoxiden en bevat giftig chloor. De reactor kan ontploffen door de springstoffen die worden gebruikt. III De straling van de kernreactor kan zeer gevaarlijk zijn voor bodem, lucht en water. IV Het giftige kernafval is lastig te vernietigen. V Het gevaarlijk kernafval wordt vaak ergens gedumpt.
X
X
X
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 72
72 de draagkracht van de aarde 4
d Er vinden regelmatig transporten over het Nederlandse spoor plaats met radioactief afval. Meestal proberen actievoerders deze transporten tegen te houden. Waarvoor zijn deze actievoerders bang?
Dat er ongelukken gebeuren en dat het radioactieve afval vrij komt en schade kan aanrichten 26 a Waarom zijn aardbeien met Kerstmis veel duurder?
Het kost veel moeite en energie om ze naar Nederland te vervoeren b Waarom kost het veel energie als je met Kerstmis aardbeien eet? Geef twee redenen.
De aardbeien worden met een vliegtuig vanuit een warm land naar Nederland gebracht 2 De aardbeien zijn in Nederland in de kassen verbouwd met heel veel energie om het warm te krijgen 1
c Welke van de volgende verse groente- en fruitsoorten kosten weinig energie en zijn goedkoop als je ze met Kerstmis wilt eten. Omcirkel deze. boerenkool • zuurkool • tomaten • sla • frambozen • appels • sperzieboontjes • spruitjes • asperges d Waarom houden weinig mensen rekening met het antwoord bij c?
Veel mensen willen met Kerstmis iets bijzonders eten en vanwege de welvaart maakt de prijs niets uit
b Energiebesparing is goed voor het milieu en levert geld op, immers, de energierekening is lager. Toch is het moeilijk om mensen zo ver te krijgen. Geef twee redenen
Veel mensen willen leuke dingen die energie kosten niet graag opgeven 2 Omdat veel mensen welvarend zijn, kunnen ze het makkelijk betalen 1
c Maak de volgende twee zinnen af: 1 Milieumaatregelen zijn slecht voor de economie want
eigen mening 2 Een hoge welvaart is slecht voor het milieu want
eigen mening d Wat vind jij belangrijker, de economie of het milieu? Verklaar je keuze.
eigen antwoord e Leef jij op een duurzame manier? Leg je antwoord uit.
eigen antwoord
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.3 over energieverbruik.
4.4 Duurzame ontwikkeling moet overal In de vorige paragraaf heb je geleerd hoe je de draagkracht van Nederland kunt verbeteren. Nu ga je leren hoe de Nederlandse overheid Nederland en de wereld schoner wil krijgen.
27 a In de onderstaande tabel staan activiteiten die energie verslinden. Noteer voor elke activiteit of jij dat in het afgelopen jaar hebt gedaan.
tekstboek
paragraaf 4.4
28 Bekijk bron 54 en beantwoord daarna de volgende vragen: Activiteit Bezoek tropische zwemparadijs Bezoek overdekte skihellingen Meer dan één vliegvakantie per jaar Aardbeien met Kerstmis
a Waarom ligt het afval naast de afvalbak en niet erin?
ja/nee
eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord eigen antwoord
De afvalbakken puilen uit b Hoe noem je deze vorm van vervuiling?
Lokale vervuiling c Een afvalberg is niet alleen vies, maar ook gevaarlijk. Hieronder staan in de tabel vier gevaren. Zet achter de gevaren de mogelijke oorzaak. Een is er al voorgedaan.
Gevaar
Oorzaak van gevaar
Er ontstaat vuur in de afvalberg
Smeulende sigaretten worden weggegooid
Een muizen- en rattenplaag
Er liggen etensresten bij het afval
Schoonmakers verwonden zich Giftige stoffen komen vrij
Kapot glas en injectiespuiten Verf, batterijen en ander giftige stoffen
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 73
4 de draagkracht van de aarde 73
d Wat zou de oplossing kunnen zijn voor het probleem op bron 54? Er zijn twee soorten oplossingen. Zet het juiste cijfer bij de juiste letter. 1 Maatregelen aan het begin 2 Maatregelen aan het einde A De afvalbak vaker leegmaken B Minder verpakkingsmateriaal gebruiken 1=
B
2=
A
e Wat lijkt jou de beste maatregel? Waarom?
Eigen antwoord f Tegenwoordig zie je steeds meer afvalbakken met ondergrondse reservoirs. Waarom zou de overheid deze bakken vaker plaatsen?
Er kan veel meer rommel in en bovendien neemt de afvalbak bovengronds weinig plaats in beslag 30 a ‘Een betere wereld begint bij jezelf.’ Wat wordt er bedoeld met deze reclameleus?
Dat je er zelf voor kunt zorgen dat je het milieu minder belast b Noem vier voorbeelden waarmee je zelf bijdraagt aan een beter en schoner milieu.
Je eigen afval opruimen 2 Afval scheiden 3 Zuinig zijn met water 4 Zuinig zijn met energie 1
c Vaak vind je lege blikjes langs de weg of in het water. De Duitse regering heeft besloten statiegeld te heffen op blikjes. Wat vind je van dit plan?
eigen antwoord
30 Bestudeer bron 53 en maak de volgende zinnen compleet. Rivierwater wordt vervuild door huishoudens, en
industrie
landbouw
. Over het algemeen is de hoeveelheid
afgenomen , maar er is een uitzondering: nitraat . Deze stof komt in de landbouw vrij bij het uitrijden van mest over het land. Vervolgens komt het in het grondwater terecht en daarna in het rivierwater . De industrie vervuilt het water met lood en chloor . De hoeveelheid lood is relatief het sterkst gedaald . Dit komt door de zuivering van het water en de afname van het gebruik . Chloor komt nog wel veel giftige stoffen
voor in het water. Huishoudens vervuilen het water door
vervuild water in het riool te laten lopen 31 a Wanneer spreken we van fluviale verontreiniging?
Als verontreiniging via rivieren ons land binnen komt b Waarom wordt Nederland wel het afvoerputje van WestEuropa genoemd?
Alle fluviatiele vervuiling in de Maas en Rijn komt in Nederland terecht c Bekijk GB97A. Door welke landen stroomt de Rijn?
Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland en Nederland d In welk land ligt de meeste industrie langs de Rijn?
Duitsland e Bekijk nu GB 97C. Je kunt op deze kaart zien waar de grote industriegebieden liggen. Hoe zie je dat?
Het water is meer vervuild bij grote industriegebieden f Leg het verband uit tussen kaart 97A en kaart 97C.
d Hoe denk jij dat het lokale zwerfafvalprobleem moet worden opgelost?
eigen antwoord
Bij industriegebieden wordt het water ernstiger vervuild g Geef twee redenen waarom bedrijven voor een locatie langs het water kiezen.
Rivierwater wordt gebruikt bij de productie in fabrieken 2 De rivier is een goedkope en goede transportroute 1
h Waarom is het moeilijker om op fluviale schaal dan op lokale schaal tot maatregelen te komen?
Meer landen zijn betrokken bij het overleg
.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 74
74 de draagkracht van de aarde 4
32 a Waarom zijn milieuconferenties zo belangrijk?
Er moet door de hele wereld wat gedaan worden aan het milieuprobleem. Dit kan een land alleen niet oplossen
d In de krant stond over de klimaatconferentie in Kyoto: ‘het enige waar politici het over eens zijn is het menukaart van het diner’. Wat wordt er met deze zin bedoeld?
Dat de verschillende landen erg verdeeld zijn over de aanpak van milieuproblemen
b Welk specifiek probleem werd in Kyoto besproken?
Het klimaat: het opwarmen van de wereld c Om dit probleem op te lossen moet de uitstoot van broeikassen omlaag. Waarom?
Broeikasgassen zoals CO2 zorgen ervoor dat de straling van de zon wordt vastgehouden. Hierdoor wordt de aarde warmer d Waarom is het belangrijk om bossen aan te planten?
Bossen kunnen door assimilatie CO2 omzetten in zuurstof en koolstof en dat is beter voor het milieu e Er zijn rijke landen die de uitstoot van CO2 niet willen verminderen maar in arme landen bossen willen planten om zo hun eigen vervuiling te bestrijden. Wat vind je hiervan? Onderbouw je mening met tenminste twee argumenten.
eigen antwoord
34 a Bekijk bron 55. De actievoerders zijn nog niet klaar met het schrijven van de tekst, maar wat betekent de tekst ‘stop nuclear’?
stop kern.... b Waartegen protesteert Greenpeace op de foto?
Tegen dumping van radioactief afval in zee c Wat wordt er normaal met dit afval gedaan?
Het wordt naar speciale fabrieken gebracht om vernietigd te worden d Wat vind jij van deze actie van Greenpeace?
eigen antwoord
35 Zet achter de volgende milieuproblemen het goede schaalniveau. Kies uit: mondiaal • nationaal • regionaal • lokaal • fluviaal
33 De Verenigde Staten steunen het Kyoto-verdrag niet. De Verenigde Staten is nummer 1 in de uitstoot van CO2. Ze stoten ongeveer 20% van de totale hoeveelheid CO2 op aarde uit. a Wat zou een reden kunnen zijn voor de Verenigde Staten om niet mee te werken aan Kyoto?
Ze zijn bang dat hun economie onder de maatregelen gaat lijden b Volgens president Bush leven Amerikanen totaal anders dan bijvoorbeeld Nederlanders en daarom is het moeilijker voor Amerikanen minder CO2 uit te stoten. Noem drie verschillen in levenswijze.
Er wordt in de VS nauwelijks gefietst, alles gebeurt met de auto; je krijgt bij het doen van boodschappen elke keer een tasje; Amerikanen eten veel fast-food in wegwerpbakjes enzovoorts c Wat vind je van de houding van de Verenigde Staten om niet mee te werken aan het Kyoto-verdrag? Leg je antwoord uit.
eigen antwoord
Vervuiling van de Maas Versterkte broeikaseffect Afbrokkelen van de ijskap Vervuild rivierslib Afval langs de Rijn Stankoverlast door mest Overvolle afvalbak
Extra opdracht op de 4.4 over recycling.
fluviaal mondiaal mondiaal fluviaal lokaal regionaal lokaal
www.buiteNLand.epn bij paragraaf
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:01 Pagina 75
4 de draagkracht van de aarde 75
5 De draagkracht van jouw leefomgeving Bij dit hoofdstuk horen drie onderzoeksopdrachten waar jij of jouw docent uit kiest. Het zijn opdrachten die je in je eigen omgeving uitvoert. Eén daarvan staat
1
in dit werkboek, de andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
van
Onderzoeksopdracht Wat is jouw ecologische voetafdruk?
In deze opdracht ga je je eigen ecologische voetafdruk bepalen met behulp van een speciale internetsite. Daarvoor moet je surfen naar www.voetenbank.nl . Je voert de opdracht met de hele klas uit. Als dat niet kan, dan met tenminste vier andere klasgenoten. Alle deelnemers vullen de vragen op de computer individueel in. De uitkomst ga je met elkaar vergelijken: wie heeft de kleinste en wie de grootste voetafdruk? Werk volgens de stappen van onderzoek. 1 De onderzoeksvraag Formuleer zelf een onderzoeksvraag. 2 Informatie verzamelen 1 Voor je de vragen op de computer invult, moet je een aantal dingen thuis aan je ouders vragen. Dat is de volgende informatie: a Hoeveel euro is de gasrekening ongeveer per maand? b Hoeveel euro is de elektriciteitsrekening ongeveer per maand? c Hoe groot is het oppervlak van jullie huis met de tuin erbij? d Hoeveel gram vlees eet je ongeveer per week? e Hoeveel gram kaas eet je ongeveer per week? 2 Deze gegevens moet je noteren op een blaadje en bij de hand hebben als je met het programma op de computer aan de slag gaat. – Surf naar www.voetenbank.nl en klik op ‘quickscan’. – Als je op de pagina van de quickscan bent, moet je links op ‘volgende’ klikken. – Vervolgens moet je de cijfers (niet de letters) van je postcode invullen – Als je dat gedaan hebt, klik je weer op ‘volgende’ en je start met het aanklikken van vragen. – Het programma stelt je vragen, waarbij een berekening gemaakt wordt. Aan het eind van de vragen komt de uitslag: het aantal hectaren dat jouw voetafdruk groot is. – Noteer het aantal hectaren van jouw voetafdruk en vergelijk ook met het gemiddelde in Nederland en het eerlijke aarde aandeel.
Onderzoeksopdracht 1
Wat is jouw ecologische voetafdruk?
3 Informatie verwerken 1 Verzamel alle voetafdrukken van de klas of van je drie medeleerlingen. 2 Maak de verschillen zichtbaar met behulp van een grafiek, bepaal zelf hoe je dat het beste kunt doen. 4 Conclusie trekken 1 Voer nu met elkaar een discussie waarom de een hoger scoort dan de ander, denk daarbij aan dingen die voor de voetafdruk een rol spelen: a hoeveel energie je gebruikt; b hoe groot je huis met tuin is; c hoe vaak en ver je reist en hoe je reist (openbaar vervoer, vliegtuig, auto); d of je vaak nieuwe kleren of dure apparaten koopt; e en of je veel duur voedsel eet (vlees, kaas enzovoorts). 2 Geef ten slotte ook aan hoe je er voor kunt zorgen dat je voetafdruk kleiner wordt.
1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 76
76 de draagkracht van de aarde 4
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk horen vier keuzeopdrachten waar je uit kunt kiezen. Een daarvan staat in dit werkboek. De andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
1
Keuzeopdracht Hoe komt Israël aan water?
In Israël is water schaars. Het drinkwater komt van twee bronnen; oppervlaktewater en uit aquifers. Als oppervlaktewater wordt vooral het meer van Tiberias gebruikt. Een aquifer is een ondergronds waterreservoir, in piepkleine gaatjes in de stenen is water opgeslagen. Dit grondwater is een belangrijke zoetwaterbron. Het wordt gebruikt voor irrigatie maar door de hoge temperaturen verdampt er veel water. De bevolking van Israël groeit en het waterprobleem wordt steeds groter. Er worden waterbesparende maatregelen genomen in de huishoudens en industrie. Israël heeft verschillende oplossingen voor het watertekort: Oplossing 1 Efficiënt watergebruik De gezinnen moeten minder water verbruiken. De landbouw moet zuiniger met het water omspringen. Gewassen die veel water nodig hebben, zoals tomaten, komkommers en citrusvruchten worden minder gekweekt. De industrie moet het water hergebruiken.
Oplossing 2 Nieuwe waterbronnen a Ontzouten aan de Middellandse Zee of de Rode Zee. b Water van de Middellandse Zee naar de Rode Zee brengen. Dit wordt wel het ‘Red-Dead project’ genoemd. Via een buizennet wordt water vanuit de Rode Zee of de Middellandse Zee naar de Dode Zee gepompt. c Import van water met grote waterzakken van vinyl, pijpleidingen en watertankschepen. Het water komt vooral uit Turkije. De Israëlische regering heeft jou om hulp gevraagd. Schrijf een advies waarin je vertelt hoe Israël in 2010 nog over genoeg water kan beschikken. In ieder geval zeg je iets over het volgende zaken: – waterschaarste nu en 2010; – de groei van de bevolking; – het klimaat; – de waterbehoefte; – de oplossingen. Je maakt gebruik van de bovenstaande informatie, figuur 12 en 13 en de atlas GB 130,132/KB 101/BB 85.
Maand
j
f
m
a
m
j
j
a
s
o
n
d
totaal
temp. ˚C
4
5
7
10
13
15
17
17
16
14
10
6
min.
12
13
16
21
25
28
29
29
28
25
19
14
max.
12
13
16
21
25
28
29
28
25
19
14
dagen
10
11
7
1
2
2
6
9
48
mm.
148
120
97
29
3
21
70
116
605
Neerslag
1
figuur 12 Gegevens over Jeruzalem Israël
1996
2000
2010
2040
Bevolkingsgroei 1000
5421
6544
7736
12780
Huishoudens
545
687
890
1853
Industrie
129
130
155
255
967
896
642
579
Waterbehoefte in miljoen m3 per jaar
Irrigatie
Zoetwater Gezuiverd water
Totale waterbehoefte
213
286
418
1054
1854
1999
2105
3741
figuur 13 Gegevens over water in Israël Keuzeopdracht 1
Hoe komt Israël aan water?
1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 77
hoofdstuk
05
migratie ver weg komt dichtbij Je begint nu aan het laatste hoofdstuk van het boek. Blader eerst eens door hoofdstuk 5 van het tekstboek.
1 Fang-Li en de slangenkoppen
China vind ik: bron
eigen antwoord De Verenigde Staten vind ik: bron
tekstboek
inleiding en foto op openingspagina
1 a Welke bron vind je het beste bij elke paragraaf passen? Bij paragraaf 1: bron
eigen antwoord
Bij paragraaf 2.1: bron
eigen antwoord
eigen antwoord In paragraaf 4 gaat het over:
eigen antwoord De mooiste foto in dit hoofdstuk vind ik:
eigen antwoord
Bij paragraaf 2.2: bron
eigen antwoord
Bij paragraaf 2.3: bron
eigen antwoord
De landen in paragraaf 3 zijn:
De Verenigde Staten en China b Schrijf van beide landen op wat voor indruk je van ze hebt. Je mag per land meerdere woorden gebruiken. Kies uit: interessant • saai • onbekend • niet interessant • stom • bekend • spannend • avontuurlijk
2 a In welk werelddeel zal de foto genomen zijn? Kies uit: Azië • Noord-Amerika • Afrika
Afrika b Noem drie dingen waaraan je dat kunt zien.
Zwarte mensen; het landschap; arme mensen c Wat heeft deze foto met de titel van dit hoofdstuk te maken?
Het hoofdstuk gaat over migratie, en deze mensen zijn aan het migreren
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 78
78 migratie 5
d Vorig jaar heb je al aardig wat begrippen geleerd. Sommige begrippen hebben ook met migratie te maken. Hieronder staan een paar rijtjes met begrippen. Schrijf achter elke regel welk begrip niet in het rijtje thuishoort. asielzoeker • immigrant • nomade • allochtoon
nomade multiculturele samenleving • immigrant • cultuurverandering • dialect
dialect centrumlanden • kolonie • periferie • ontwikkelingslanden
centrumlanden Europese integratie • kolonie • Europese Unie • immigratie
kolonie 3 In West-Europa vindt ook migratie plaats. Schrijf drie verschillen op tussen de migratie in West-Europa en de migratie op de foto.
Men verhuist lopend, in West-Europa meestal niet; men sjouwt zelf, in WestEuropa meestal niet; in West-Europa niet zo veel mensen tegelijk; men is op de vlucht, in West-Europa niet 4 a Is de migratie op de foto gedwongen of vrijwillig?
Gedwongen b Hoe kun je dat op de foto zien?
Veel mensen tegelijk; men sjouwt zo veel mogelijk mee c Schrijf drie redenen op waarom mensen tegelijkertijd en op zo’n manier ergens anders naartoe trekken.
Bijvoorbeeld: oorlog; burgeroorlog; een grote ramp; een verschrikkelijke ziekte met veel slachtoffers tekstboek
paragraaf 1
5 Hieronder zie de belevenissen van Fang-Li. Maar de zinnen staan niet in de goede volgorde. Wat is de goede volgorde volgens het verhaal? I Fang-Li krijgt nieuwe begeleiders. II Fang-Li is twee dagen in Rotterdam. III Fang-Li gaat met de bus naar Xiamen. IV Fang-Li komt in Bulgarije aan. V Fang-Li ontmoet Puji. VI Fang-Li betaalt geld voor zijn paspoort. VII Fang-Li reist door Hongarije. De goede volgorde is:
VI, III, IV, V, I, VII, II
6 a Gebruik kaart GB 136-137/BB 87. Bekijk ook bron 2. In het introverhaal lees je dat veel Chinezen illegaal China verlaten. Waarom gaan ze vooral via de provincie Fujian (die grenst aan Straat Formosa) het land uit? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Fujian heeft goede vliegvelden en havens. II Fujian is veel dichterbevolkt dan de andere delen Chinese provincies. III In Fujian kun je gemakkelijk een lift krijgen. IV In Fujian is de grenscontrole minder streng. b Gebruik kaart GB 172-173/BB 108-109; bekijk ook bron 2. Fang-Li reisde van China naar Nederland. Hieronder worden landen genoemd. Streep de landen door waar hij absoluut niet geweest kan zijn, en waar hij ook niet overheen is gevlogen. Turkije • China • Filipijnen • Duitsland • Algerije • Italië • Turkmenistan • Oostenrijk • Polen • Vietnam • Tsjechië c Stel, je reist als toerist van Nederland naar China. Eerst met de auto of trein naar Bulgarije, en dan met het vliegtuig naar Fujian, naar het vliegveld van Xiamen. Je maakt de reis van Fang-Li in omgekeerde richting. Streep door wat fout is. – De absolute afstand van mijn reis is kleiner dan/ groter dan/even groot als de absolute afstand van de reis van Fang-Li. – De relatieve afstand is voor mij kleiner dan/groter dan/ even groot als voor Fang-Li. d Leg uit waarom je bij de relatieve afstand voor het door jou gegeven antwoord gekozen hebt.
X
Fang-Li reisde illegaal, en moest vaak lang wachten tot alles veilig was; jij reist niet illegaal, en mag gewoon doorgaan 7 Als je illegaal wilt migreren, moet je soms veertigduizend euro of meer aan de smokkelaars betalen. Dat is niet alleen voor een paspoort. a Waarvoor zou je moeten betalen? Noem minstens vier dingen.
Eten en drinken; andere valse papieren; reizen per vliegtuig, trein of auto; mensen omkopen b Zijn die zaken uit vraag a zo duur? Schrijf twee redenen op.
De slangenkoppen willen er veel aan verdienen; je moet betalen voor de risico’s die de slangenkoppen lopen; eigen goede antwoorden
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 79
5 migratie 79
8 a Stel, jij woont in China een dorp verder dan Fang-Li. Zou jij ook naar Europa migreren? Ik zou wel naar Europa willen migreren, omdat:
daar meer werk is, je een opleiding kunt volgen, je een betere toekomst hebt – daar vrijheid heerst –
Ik zou niet naar Europa gaan, omdat:
je je familie verlaat; je komt in een heel andere cultuur terecht – je bang bent voor discriminatie, angst hebt voor wat er gebeurt als het fout gaat; het is erg duur; eigen antwoord –
b Zie bron 3. De foto is genomen in de provincie Sichuan in China. Bekijk de foto en de kaarten GB 136-137 en GB 138A tot en met F. Noem drie argumenten die mensen van het platteland van Sichuan kunnen hebben om er weg te trekken.
Landbouw gaat er moeizaam; elders in China is er meer te verdienen; bevolkingsdruk c Waarom zal niet iedereen die wegtrekt, hetzelfde doen als Fang-Li?
Niet iedereen kan aan zo veel geld komen; of: niet iedereen wil naar het buitenland 9 Je gaat kijken wat je al weet van migratie. In de tabel onder aan de bladzijde staan vijf begrippen met een letter ervoor en vijf omschrijvingen met een cijfer ervoor. Schrijf de letters op en zet er het juiste cijfer achter. Begrip
Omschrijving
A Gedwongen migratie
1 Iemand die zonder toestemming in een land verblijft
B Mensensmokkelaar
2 Migratie waar je niet zelf voor kiest
C Illegaal
3 Iemand die mensen helpt om stiekem een land binnen te komen
D Vluchteling
4 Als iemand er zelf voor kiest om te migreren
E Vrijwillige migratie
5 Iemand die vanwege bepaalde redenen niet meer in zijn land kan blijven
A hoort bij 2; B bij 3; C bij 1; D bij 5; E bij 4 Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 1 over Fang-Li en Suleiman.
2 De wereld in beweging In 2003 waren er 175 miljoen migranten in de wereld. In deze paragraaf leer je dat er verschillende soorten migranten zijn. Ook maak je opdrachten over de redenen waarom mensen migreren, en kijk je wat nauwkeuriger naar de gevolgen van migratie. Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • • • • •
welke soorten migratie je kunt onderscheiden; dat er verschillende migratiemotieven bestaan; wat push- en pullfactoren zijn; dat migratie verschillende soorten gevolgen kan hebben; dat er gebieden zijn met veel vluchtelingen.
begrijp je: • • • • • •
waarom er zo veel buitenlandse migratie is; waarom er zo veel binnenlandse migratie is; welke migratiemotieven belangrijk zijn; welke gevolgen migratie kan hebben; waarom veel mensen hun land ontvluchten; waarom migratienetwerken zo belangrijk zijn.
kun je: • de gevolgen van migratie voor het vertrekgebied en vestigingsgebied herkennen; • migratiestromen op aarde verklaren; • een beter oordeel geven over de achtergronden van migratie; • de oorzaken en gevolgen van vluchtelingenstromen verklaren.
2.1 Migratie tekstboek
paragraaf 2.1
1 a Zijn de volgende zinnen wel of geen voorbeelden van migratie? Streep door wat fout is. – Je gepensioneerde grootouders verhuizen van Zwolle naar het mooie Hattem. Wel/niet – Martin Verkerk reist de hele wereld over om tennistoernooien te spelen. Wel/niet – De buurvrouw rijdt elke dag naar de supermarkt voor haar boodschappen. Wel/niet – Veel Nederlandse boeren beginnen tegenwoordig een nieuw bestaan in Canada. Wel/niet – In de 18de en 19de eeuw zijn veel slaven van Afrika naar Amerika vervoerd. Wel/niet – Gerda en Peter gaan drie weken op vakantie naar Spanje. Wel/niet – Henk de Boer heeft een nieuwe baan, en rijdt elke dag twintig kilometer naar zijn werk. Wel/niet b Maak de volgende zin af. Verhuizen noem je pas migratie als
woonplaats verandert
je van
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 80
80 migratie 5
2 Jean-Paul verhuist voor zijn werk van Nederland naar Italië.
5
Vul de juiste begrippen in. Kies uit: buitenlandse migratie • binnenlandse migratie • emigrant • immigrant De verhuizing van Jean-Paul is een voorbeeld van
Noord-Amerika en Europa b Uit welke drie werelddelen vertrekken veel arbeidsmigranten?
buitenlandse migratie . Voor Nederland is hij een emigrant , voor Italië is hij een immigrant .
Zuid-Amerika (Latijns-Amerika), Azië en Afrika
3 a Gebruik bij deze vraag kaart GB 149D. Welke van de volgende uitspraken is de beste? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de beste uitspraak. I Migratie van vluchtelingen in Afrika is vooral binnenlandse migratie. II Migratie van vluchtelingen in Afrika is vooral buitenlandse migratie. III Migratie van vluchtelingen in Afrika is vooral buitenlandse migratie binnen een werelddeel. IV Migratie van vluchtelingen in Afrika is vooral buitenlandse migratie naar een ander werelddeel. b Gebruik bij deze vraag kaart GB 75C/BB 61B. Welke uitspraak is juist? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste bewering. I Het gaat hier alleen om binnenlandse migratie. II Het gaat hier alleen om buitenlandse migratie binnen een werelddeel. III Het gaat hier alleen om migratie naar de Europese Unie. IV Het gaat hier om buitenlandse migratie binnen een werelddeel en buitenlandse migratie naar een ander werelddeel.
c Wat is de overheersende richting van de arbeidsmigratie?
Van Zuid naar Noord d Veel Afrikaanse vluchtelingen blijven in Afrika. Waarom trekken die niet naar dezelfde gebieden als de arbeidsmigranten?
Geen geld; geen opleiding; als je vlucht, ga je niet zover weg
X
X
4
Bekijk de foto van bron 5. a Waarom is het logisch dat de illegale oversteek in de Straat van Gibraltar wordt gemaakt?
Het is de kortste afstand tussen Afrika en Europa b Bij de foto staat dat het om illegalen gaat. Aan welke twee dingen kun je dat zien?
Ze zijn op het strand aangekomen en niet in een haven. Ze worden door de politieagenten en soldaten weggebracht. c Veel illegale migranten die naar Europa willen, verzamelen zich eerst in Noord-Afrikaanse kustplaatsen. In Marokko zijn vooral Ceuta en Melilla erg populair. Waarom juist deze twee plaatsen? Kijk goed op kaart GB 152/BB 76.
Die steden horen bij Spanje d De oversteek bij de Straat van Gibraltar lijkt logisch, maar is wel gevaarlijk. Dat ligt aan de zee. Leg dit uit en gebruik daarbij kaart GB 108/BB 76.
In de nauwe doorgang tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee staat een sterke stroming
Bekijk bron 6. a In welke twee werelddelen komen veel arbeidsmigranten binnen?
e Zie kaart GB 195/BB 120-121. Welke kaarten kun je goed gebruiken om de trek van arbeidsmigranten te verklaren?
Kaart GB 195A en 195B/BB 121C en D f Waarom kun je met deze kaarten de richting van de arbeidsmigratie verklaren?
Je kunt zien dat ze van armere naar rijkere gebieden trekken 6 a Vergelijk bron 7 met kaart GB 149D. Welke overeenkomst is er tussen de plaats waar de Afghaanse en de plaats waar de Afrikaanse vluchtelingen heen gaan?
Bijna alle vluchtelingen gaan naar een buurland b Zie figuur 1 en bron 7. Uit welk land keren de meeste Afghaanse vluchtelingen naar huis terug?
Pakistan
Miljoenste vluchteling terug Volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR is gisteren de grens van één miljoen teruggekeerde Afghanen gepasseerd. In de opvangcentra krijgen ze medische hulp en informatie over het gevaar van landmijnen. Verder krijgen ze wat geld, dekens en voedsel. (Vrij naar Trouw, 17 juni 2002)
figuur 1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 81
5 migratie 81
c Het gaat hier om een massale terugkeer naar het eigen land. Kun je zoiets ook verwachten van de arbeidsmigranten uit vraag 5? Licht je antwoord toe.
9 Bij deze opdracht ga je in je eigen klas een onderzoekje over migratie doen. Noteer hoe vaak iedereen in zijn leven is gemigreerd (verhuisd naar een andere woonplaats). a Het totaal voor de hele klas is
Nee, want die zijn niet van plan naar huis terug te keren 7
keer.
b Wat is het gemiddelde per leerling?
eigen antwoord c Er is eigen antw keer sprake van binnenlandse migratie en eigen antw keer sprake van buitenlandse
Zoek op kaart GB 68/BB 54 Estland, Letland en Litouwen op. a Kijk nu op kaart GB 75A/BB 61A. Conclusie: deze landen hebben een
eigen antw
migratie. d Binnenlandse migratie is
vertrekoverschot
eigen antw % van de migratie en buitenlandse migratie is eigen antw %
b Kijk nu op kaart GB 75B/BB 60D. Hoe hoog is het percentage buitenlanders in Estland, Letland en Litouwen?
van de migratie. e Noteer de resultaten in figuur 2. Kleur het legendablokje voor binnenlandse migratie rood en het legendablokje voor buitenlandse migratie geel.
Meer dan 10% c Wie zullen die buitenlanders in deze drie landen vooral zijn?
Russen d Waarom juist zij?
De drie landen behoorden vroeger tot de Sovjetunie
Binnenlandse migratie Buitenlandse migratie
e Welke kaart op GB 121 ondersteunt je antwoord in c?
GB 121C f Kijk naar je antwoord bij 7a. Wordt dit nu vooral veroorzaakt door de buitenlanders of door de eigen bewoners?
Door de buitenlanders g Schrijf twee redenen op waarom vooral zij uit deze landen emigreren na de onafhankelijkheid.
Russen zijn niet meer gewenst, ze zijn de oude overheersers 2 Russen waren vroeger de bestuurders, ze zijn nu niet meer nodig 1
8 a Wat is globalisering?
Het proces waarbij gebieden wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden worden b Globalisering leidt in derdewereldlanden vaak tot binnenlandse migratie. Ook in China, zoals je op kaart GB 138B ziet. Welke kaart op GB 138 heb je nodig om het verband tussen binnenlandse migratie en globalisering aan te tonen?
Kaart GB 138F c Leg je antwoord bij vraag 8b uit.
Vooral de gebieden met buitenlandse investeringen (oostkust) hebben een binnenlands vestigingsoverschot
figuur 2
10
Overal in Nederland maken leerlingen uit klas 2 opdracht 9d en e. a Wat verwacht je bij het antwoord op de vraag over buitenlandse migratie bij de vragen 9d en e? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het juiste antwoord. I Het antwoord zal overal in Nederland ongeveer hetzelfde zijn. II Het antwoord zal per gebied in Nederland verschillend zijn. b Gebruik kaart GB 51/BB 41. Welke drie van de volgende kaarten zou je kunnen gebruiken om te controleren of jouw verwachting bij vraag 10a klopt? GB 51A • 51B • 51C • 51D • 51E (E1 tot en met E5)/ BB 41 c Waarom kun je deze kaarten gebruiken om je verwachting te controleren? Omcirkel de Romeinse cijfers vóór de juiste antwoorden. I De kaarten laten zien waar de buitenlanders vandaan komen. II De kaarten 51C en E laten zien dat de allochtonen niet gelijkmatig over Nederland verdeeld zijn. III Kaart 51A laat zien dat de niet-Nederlanders niet gelijkmatig over Nederland verdeeld zijn. IV Op al deze kaarten is de nationaliteit van de buitenlanders aangegeven. V Uit de meeste kaarten blijkt dat mensen die uit het buitenland komen, zich vooral in West-Nederland (de Randstad) vestigen.
X
X X
X
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.1 over illegale migratie naar Europa.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 82
82 migratie 5
2.2 Waarom is er migratie?
b Waarom juist toen, denk je?
Mensen migreren om allerlei redenen. In deze paragraaf ga je daarover vragen beantwoorden. tekstboek
paragraaf 2.2
11 Je kunt de redenen waarom mensen verhuizen, verdelen in push- en pullfactoren. Hieronder staan tien verhuisredenen. Vul die redenen in de juiste kolom in de tabel onder aan de bladzijde in. 1 slecht betaald werk • 2 goede opleidingsmogelijkheden • 3 werkloosheid • 4 geen waterleiding • 5 aanwezigheid van familie • 6 oorlog • 7 dictatuur • 8 democratie • 9 hongersnood • 10 hoger loon Pushfactoren
Pullfactoren
1 3 4 6 7 9
2 5 8 10
II Fatima uit Turkije trouwt volgend jaar in Hamburg met
pull
III Eduardo is twintig kilometer verderop opnieuw als boer begonnen, omdat zijn akker onder het zand ligt:
en verdient nu als ongeschoold arbeider een behoorlijk
push- en pull
grote vraag naar arbeidskrachten:
pull
factor
13 Schrijf voor elk van de zinnen van vraag 12 op om wat voor soort push- of pullfactor het vooral gaat. Kies uit: economisch • politiek • sociaal • ecologisch
I = politiek II = sociaal III = ecologisch IV = economisch V = economisch Gebruik kaart GB 130C/BB 86C. a In welk jaar was de migratiestroom het grootst?
1948/49
a Om welk soort migratie gaat het hier: vrijwillige of gedwongen migratie? Waarom denk je dat?
b Vergelijk bron 8 met bron 1. Welk belangrijk verschil zie je?
c Welk soort migratiemotief zal hier de belangrijkste rol spelen?
Politiek Te weinig brandstof en voedsel, dus zullen mensen verder trekken
factor
V In West-Europa was tussen 1950 en 1970 sprake van een
14
15 Zie bron 8.
d Waardoor zal er hier binnen niet al te lange tijd ook ecologische migratie optreden?
factor
IV De werkloze Yahya Khan uit Pakistan ging naar Japan,
loon:
e Gebruik kaart GB 60A/BB 47D. Je ziet dat de gebieden rond de grote steden sneller groeiden dan de steden zelf. Dat had met migratie te maken. Welk soort migratiemotief speelde hierbij een grote rol? Licht je antwoord kort toe.
Bij bron 8 in een kamp; bij bron 1 onderweg
factor
push
Ecologisch: verslechtering van het leefmilieu
Gedwongen: grote aantallen vluchtelingen
factor
Ibrahim, die daar een slagerij heeft:
d Gebruik de kaarten GB 176A en 177 B en D/BB 113A, B en C. Mensen in de bedreigde gebieden migreren. Om welk soort migratiemotief gaat het dan? Licht je antwoord kort toe.
Economisch: op zoek naar werk elders; sociaal: volgmigratie
Vanwege het geweld in Liberia is Vamba Sherif naar
push
Politiek: de staat Israël tegenover de Palestijnen
f Landen als Marokko, Algerije, Tunesië en Turkije hebben een vertrekoverschot. Welke twee soorten migratiemotieven spelen hier een grote rol? Licht je antwoord kort toe.
pullfactor wordt genoemd. Geef per zin aan of het om een push- of een pullfactor of beide gaat.
Ivoorkust vertrokken:
c Welk soort migratiemotief speelt hier de belangrijkste rol? Leg uit.
Sociaal: men wilde een betere woonomgeving
12 Hieronder staan zinnen waarin een push- en/of een
I
Toen werd de staat Israël gesticht
16 Lees bron 9 (het verhaal van Ismaël) en het openingsverhaal over Fang-Li nog eens door. Beantwoord dan de volgende vragen. a Wie van de twee, Fang-Li of Ismaël, heeft volgens jou nog de meeste kans van slagen in zijn nieuwe land? Geef ook aan waarom je dat vindt. Ik denk
Fang-Li eigen antwoord; Fang-Li kan geholpen worden door landgenoten om bijvoorbeeld werk te vinden/rol van Chinees netwerk Ik denk dat omdat
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 83
5 migratie 83
b Wat zou jij gedaan hebben om je kans van slagen te vergroten in je nieuwe land als je Ismaël was geweest? Noem twee dingen en geef daar telkens een argument voor.
zorgen voor een geldig paspoort of visum omdat ik dan niet illegaal ben 2 Ik zou zorgen dat ik al een baan/onderdak bij familie/opleidingsplaats had, enzovoort omdat eigen antwoord: het gaat om de goede voorbereiding van de immigrant 1 Ik zou
gedwongen/vrijwillige migratie. b Welke bron uit paragraaf 5.1 of 5.2 vertoont zeer veel
e Verklaar je antwoord bij vraag d.
De meeste gezinnen zijn al herenigd, en de jongeren gaan nu een gezin vormen Marokko, Turkije; of Algerije
1
c Noem drie overeenkomsten tussen deze twee bronnen.
Het zijn twee voorbeelden van vluchtelingen/gedwongen migratie 2 De mensen kunnen niet veel meenemen 3 De meeste mensen zullen later terugkomen 1
d Beredeneer waar de migranten uit bron 10 terecht zijn gekomen. I in de provincie Friesland II in de provincie Noord-Brabant en in de niet-ondergelopen gebieden van Zeeland III in België IV in de Verenigde Staten en Canada
II , omdat vluchtelingen meestal in gebieden in de buurt worden opgevangen Ik kies voor antwoord
g Bij asielzoekers (asielmigranten) is ook sprake van volgmigratie. Zal dat gezinshereniging of gezinsvorming zijn? Licht je antwoord toe.
Gezinshereniging, want het gaat om mensen die gevlucht zijn en hun familie hadden achtergelaten 19 Halverwege de negentiende eeuw emigreerden veel Zeeuwen naar de Verenigde Staten. De eerste groep vestigde zich in de staat Michigan. Latere groepen emigranten uit Zeeland vestigden zich ook in Michigan, vaak in dezelfde steden en dorpen. a Kun je bij deze Zeeuwen in de VS van volgmigratie spreken? Ja/Nee. Waarom wel/niet?
Ja, na succesvolle emigratie volgt bijvoorbeeld de emigratie van een broer met zijn gezin b Schrijf drie redenen op waarom de Zeeuwse emigranten bij andere Zeeuwen in Michigan gingen wonen.
18 a Wat wordt precies bedoeld met ‘gezinshereniging’?
De partner van de migrant komt met de kinderen naar het land waar de migrant nu woont b Wat wordt precies bedoeld met ‘gezinsvorming’?
Een hier geboren allochtoon kiest voor een partner uit het herkomstland van de ouders, en vormt hier een gezin c Wat is de juiste volgorde in de tijd? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste volgorde. I arbeidsmigratie – gezinsvorming – gezinshereniging II gezinshereniging – gezinsvorming – arbeidsmigratie III gezinsvorming – arbeidsmigratie – gezinshereniging IV arbeidsmigratie – gezinshereniging – gezinsvorming
De gezinshereniging daalt, de gezinsvorming stijgt
f Uit welke twee landen kwamen en komen veel mensen voor gezinshereniging en gezinsvorming naar Europa?
17 a Zie bron 10. Deze foto is een goed voorbeeld van
overeenkomsten met bron 10? Bron
d Als je de aantallen mensen bekijkt die naar Nederland komen voor gezinsvorming en gezinshereniging, dan zie je de laatste tien jaar bij de ene groep een stijging en bij de andere groep een daling. Welke groep zal dalen en welke stijgen?
Bijvoorbeeld: de eerste groep kon helpen met werk vinden, de eerste groep kon helpen met de aanpassing, je kunt bij problemen een beroep doen op streekgenoten of familieleden c Met welke groep migranten uit paragraaf 2.2 kun je de geëmigreerde Zeeuwen goed vergelijken?
Met de Turken in Dordrecht d De overeenkomst is: zowel de Zeeuwen als de migranten uit vraag 19c maken heel goed gebruik van een (vul nu het juiste kernwoord in)
X
migratienetwerk Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 2.2 over het indelen van migratieredenen.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 84
84 migratie 5
2.3 Gevolgen van migratie
IV In 1980 was Rashid de eerste in zijn dorp die een draagbare radio had:
We hebben bestudeerd wat migratie is, welke soorten migratie er zijn en waarom mensen migreren. Nu gaan we kijken wat de gevolgen van migratie zijn. Lees paragraaf 2.3 helemaal door en maak de volgende opdrachten.
cultureel V
sociaal
20 Er zijn niet alleen gevolgen op plaatselijk niveau, maar ook op regionaal, nationaal en mondiaal (= wereld)niveau. Geef bij elk van de volgende zinnen aan over welk niveau of welke niveaus het gaat. Streep de foute woorden door. – Er zijn meer dan zeventig landen die tienduizend vluchtelingen of meer moeten opvangen. plaatselijk/regionaal/nationaal/mondiaal – In Tanzania zijn er streken waar meer Rwandese vluchtelingen wonen dan Tanzanianen. plaatselijk/regionaal/nationaal/mondiaal – In 1969 brak de ‘voetbaloorlog’ uit tussen Honduras en El Salvador na een voetbalwedstrijd. Die had te maken met de grote trek van Salvadoraanse boeren naar Honduras. plaatselijk/regionaal/nationaal/mondiaal – In sommige Afrikaanse landen is een groot tekort aan hoogopgeleiden. Velen werken namelijk in Europa of Noord-Amerika. plaatselijk/regionaal/nationaal/mondiaal – In Zaïre zijn de laatste jaren veel bomen gekapt door Rwandese vluchtelingen die brandhout nodig hadden. plaatselijk/regionaal/nationaal/mondiaal
21 Over een paar jaar maak je na je examen natuurlijk als backpacker een wereldreis. Je bezoekt een dorpje ergens diep in Tunesië. Je kunt in het dorp zien en merken dat er dorpelingen in West-Europa werken. Noem vier dingen waaraan je dat kunt merken. 1
Verbouwde/nieuwe huizen
Ruperto wordt met eerbied aangesproken want hij is als een rijk man teruggekomen:
VI Abdoel kan eindelijk dat winkeltje beginnen waarvan hij zo lang gedroomd heeft:
economisch VII De tuinders in het Westland zijn blij met de OostEuropeanen die er komen werken:
economisch VIII In Brighton (Verenigd Koninkrijk) zijn er vaak hevige rellen geweest in de zwarte wijk:
ruimtelijk, cultureel IX In 1970 was 3,1% van de bevolking van het Ruhrgebied (Duitsland) van buitenlandse afkomst. In 2002 was dat 12%:
demografisch 23 a Welke van de gevolgen die in vraag 22 genoemd worden, kun je in een arm land aantreffen? Gebruik eventueel de atlas.
I, III, V, VI, VII b Welke van de gevolgen die in vraag 22 genoemd worden, kun je in een rijk land aantreffen? Gebruik eventueel de atlas.
II, IV, VIII, IX, X Moderne spullen: landbouwgereedschap, radiocassetterecorder 3 De manier waarop men je benadert: je moet een brief voorlezen 4 Je ziet nauwelijks mannen 2
22 Hieronder staan enkele gevolgen van migratie. Zet achter elke zin wat voor soort gevolg het is. Kies uit: sociaal • ruimtelijk • cultureel • demografisch • economisch I Mehmet liet een nieuw huis bouwen toen hij weer terug was in Oltu:
ruimtelijk II
In Rotterdam werd een islamitische school gesticht:
sociaal, cultureel III Toen Pedro naar het buurland vertrokken was, ging het met zijn landbouwbedrijfje in Nueva Rosita steeds slechter:
economisch
24 Bekijk bron 11. a Welk land had in 1998 het hoogste percentage, en hoe hoog was dat?
Nicaragua; iets meer dan 80% b Wat betekent het getal 80% in de grafiek precies?
De geldovermakingen zijn 80% van de waarde van de totale export c Welk land heeft aan geldovermakingen van migranten meer ontvangen dan aan de export, en in welk jaar was dat?
El Salvador; 1992 d Je kunt in de grafiek niet zien vanuit welk land de migranten geld naar huis sturen, maar je kunt daarover wel een voorspelling doen. Uit welk land komt het meeste geld dat door de migranten naar huis wordt gestuurd? Waarom vind je dat?
De VS, omdat de VS een rijk land is en vanuit Latijns-Amerika veel mensen naar de VS migreren
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 85
5 migratie 85
e Je ziet bij El Salvador de lijn in de grafiek flink schommelen. Het kan zijn dat er ineens veel minder geld wordt overgemaakt, maar kan er ook nog een andere oorzaak zijn? Zo ja, welke?
IV Vak 4 is nauwelijks in cultuur gebracht. Waarom niet? Noteer twee redenen.
Te steil; te droog 2 Te rotsachtig 1
Schommelingen in de exportbedragen f Stel dat het in 1999 in het vestigingsgebied even wat minder goed ging met de economie, en dat er daardoor migranten terug naar hun land zijn gestuurd. Voor welk land uit bron 12 zouden de gevolgen het ergst zijn? Geef ook een argument voor je antwoord.
Nicaragua , omdat dit land het meest afhankelijk is van geldovermakingen
V Waarom is er in vak 4 nauwelijks begroeiing? Noem een menselijke en een natuurlijke oorzaak.
Menselijke oorzaak: Gekapt voor brandhout – Natuurlijke oorzaak: Te rotsachtig/te droog –
Ik denk voor
25
Bekijk bron 12. De foto is gemaakt in ZuidMarokko, dertig kilometer westelijk van Tafraout. Zoek dit gebied in de atlas op: GB 152C3/BB 94F5. a De mensen in dit dorp leven waarschijnlijk van de landbouw/industrie/diensten. b De boeren in dit gebied hebben met twee natuurlijke problemen te maken. Je kunt ze allebei vinden op kaart GB 152. Welke twee problemen zijn dat?
Droogte 2 Reliëf 1
c Bekijk figuur 3. De foto is verdeeld in een aantal vakken. I Hoe hebben de mensen in vak 3 de landbouw aangepast aan de moeilijke natuurlijke omstandigheden?
Door terrassen II Waardoor zijn de akkertjes in vak 1 waarschijnlijk de beste akkertjes in het gebied?
Ze zijn vlak; liggen het dichtst bij het dorp, best verzorgd III Vak 2 wordt zo te zien niet gebruikt voor de landbouw. Waarom niet?
Te rotsachtig
VI De landbouw in vak 1, 3 en 4 wijst het meest op zelfvoorzienende/commerciële landbouw. d Bewering: ‘Zeer waarschijnlijk is het gemiddelde inkomen van de dorpelingen vrij laag.’ Hoe kun je op de foto zien dat de dorpsbevolking gemiddeld niet veel zal verdienen? Noem drie dingen.
Nergens tv-antennes, schotels, telefoonleidingen, enzovoort – Nergens auto’s, tractoren, enzovoort te zien – Eenvoudige woningen –
e Toch kent het dorp zo te zien enkele rijke inwoners. Waaraan zie je dat?
Enkele mooie huizen f Wat zou een logische verklaring voor deze rijkdom kunnen zijn?
Ze hebben in het buitenland gewerkt g Wat overheerst volgens jou in het gebied op de foto: pullfactoren of pushfactoren?
Pushfactoren h Noem twee voorbeelden van die factoren die je kunt afleiden uit de foto.
eigen antwoord: kiezen uit bijvoorbeeld werkloosheid, slecht betaald werk, eenzijdig werk, geen voorzieningen 4
i Heeft het gebied heeft een vertrek- of een vestigingsoverschot?
Vertrekoverschot 3
2
1
figuur 3
j Kijk op kaart GB 153D, en zoek het gebied van de foto op. Conclusie: mijn antwoorden bij f en g zijn goed/fout.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 86
86 migratie 5
26
Zie bron13. a Gebruik kaart GB 156/BB 98. Zoek San Diego en Tijuana op. Waarom zullen de Amerikanen het nodig vinden om een grensschutting neer te zetten?
Om zo veel mogelijk illegale immigranten tegen te houden, omdat er anders te veel komen b Veel Amerikanen in de zuidelijke staten van de VS zien een grote toestroom van Mexicaanse immigranten als een bedreiging. Waar zijn ze bang voor? Noem drie dingen.
Dat de taal Spaans wordt in plaats van Engels 2 Dat ze hun baan verliezen aan de goedkopere Mexicanen 3 Toenemende criminaliteit 1
c Stel, je bent vanuit Mexico illegaal de grens overgekomen. Je bent niet gepakt. Je bedenkt hoe je in de VS kunt overleven. Wat ga je doen? Je hebt de keus uit vier mogelijkheden. I Je gaat als knecht op een ranch in de woestijn vlak bij Tucson werken. Je verdient $6 per dag. Je moet een werkvergunning hebben; die kun je op dat bedrijf kopen voor $50. II Je gaat in een machinefabriek werken in San Bernardino. Je verdient er $15 per dag. Bij het bedrijf worden alleen mensen met een werkvergunning aangenomen. III Je gaat werken bij een McDonald’s in San Diego. Je verdient $4 per dag plus fooien. Je maakt lange dagen. Een werkvergunning is niet nodig. IV Je gaat werken in de tuinbouw als plukker en sjouwer. Je verdient $4 per dag. Een werkvergunning is niet nodig.
eigen antwoord eigen antwoord Ik kies voor
, omdat
27
Gebruik bij deze vraag de kaarten GB 115E, GB 138B en GB 153D. De kaarten gaan over Turkije, China en Marokko. Als je de binnenlandse migratie van deze drie landen vergelijkt, zie je een aantal overeenkomsten. Wat is juist? Streep de foute antwoorden door. – Op alle drie de kaarten zie je: een trek van landbouwgebieden/industriegebieden naar landbouwgebieden/ industriegebieden.
Van landbouwgebied naar industriegebied – Op alle drie de kaarten zie je: een trek van platteland/ stad naar platteland/stad.
Van kleine plaatsen naar grote plaatsen, dus van platteland naar stad – Op alle drie de kaarten zie je: een trek van welvarende/minder welvarende gebieden naar welvarende/minder welvarende gebieden.
Van minder welvarend naar meer welvarend – Op alle drie de kaarten zie je: een trek van dunbevolkte/dichtbevolkte gebieden naar dunbevolkte/dichtbevolkte gebieden.
Van dunbevolkt naar dichtbevolkt 28 a Wat is pensioenmigratie?
Migratie van gepensioneerden naar een gebied waar het prettig wonen is b Pensioenmigratie komt nu veel meer voor dan vroeger. Noem daarvoor twee oorzaken. 1 2
Er is meer welvaart Er zijn meer bejaarden
c Binnen de Europese Unie komt ook veel pensioenmigratie voor. Wat zal de belangrijkste richting van deze migratie zijn? Kies uit: zuid-noord/ oost-west/ noord-zuid/ west-oost d Noem twee redenen voor je keuze bij opdracht c.
Naar warmere landen 2 Naar een gebied met lagere kosten om te leven 1
d In het Amerikaanse Congres (te vergelijken met de Tweede Kamer in Nederland) wordt gediscussieerd over de toestroom van illegale Mexicanen. Jij en je buurman zijn lid van het Congres. Jij vindt dat het probleem aangepakt moet worden door meer Mexicanen in de VS toe te laten. Je buurman is van mening dat verhoging van de ontwikkelingshulp aan Mexico een betere oplossing is. Schrijf in de tabel hieronder twee argumenten voor jouw standpunt op. Daarna bespreek je jouw standpunt met je buurman. Noteer zijn of haar argumenten in de tweede kolom. Zet ten slotte een kruisje bij de maatregel die jullie beiden eigenlijk het beste vinden.
e Noem vier landen die volgens jou dan veel pensioenmigranten trekken.
Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland f Toch zie je ook dat gepensioneerden die in een ander land woonden, ervoor gekozen hebben om naar hun vaderland terug te gaan. Wat zou daarbij een belangrijke reden kunnen zijn? Noem er twee.
Betere gezondheidszorg 2 Dichter bij de familie wonen 1
Meer Mexicanen toelaten
Meer ontwikkelingshulp
1
1
2
2
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 87
5 migratie 87
2.4 Vluchtelingen
29 a Wat versta je onder vergrijzing?
De stijging van het percentage bejaarden in de bevolking b Bewering: ‘De niet-Nederlanders remmen de vergrijzing af.’ Neem kaart GB 49H voor je. Deze bewering is goed/fout,
het percentage bejaarden bij de niet-Nederlanders duidelijk minder is omdat
c Volgens sommige deskundigen is immigratie van buitenlandse arbeidskrachten dé oplossing voor de vergrijzing. Nederland zou moeten besluiten om één keer tienduizend immigranten van tussen de twintig en dertig jaar toe te laten. Andere deskundigen zijn daar weer faliekant tegen. Er is een uitzending van NOVA op de tv. Er zijn vier mensen in de studio uitgenodigd: een Nederlandse werkgever, de minister van Sociale Zaken, de voorzitter van de club van tien miljoen (een vereniging die vindt dat er eigenlijk maar tien miljoen mensen in ons land kunnen wonen) en de voorzitter van een buurtvereniging uit Amsterdam-West (waar veel allochtonen wonen). Iedere studiogast krijgt drie minuten om zijn standpunt te verdedigen. Werk de volgende stappen van meningsvorming uit. I Wat is het probleem? II Welke betrokkenen/experts (in deze uitzending) hebben een mening? III Wat is die mening van elke betrokkene/expert? (Schrijf kort per expert op wat hij zal zeggen.) IV Waarom heeft die expert die mening? (Schrijf kort per expert enkele argumenten op.) V Wat is jouw mening? Waarom? I
eigen antwoord
II
eigen antwoord
III
eigen antwoord
Een deel van de migranten in de wereld bestaat uit vluchtelingen. Je vindt ze overal in de wereld, maar vooral in Azië en Afrika. Ook Europa kent en kende vluchtelingenproblemen.
30 a Welke organisatie van de Verenigde Naties houdt zich vooral met vluchtelingen bezig?
de UNHCR b Bewering: ‘Volgens Amnesty International zijn er op de wereld ongeveer 35 miljoen politieke vluchtelingen.’ Is die bewering juist? Waarom wel of niet?
Nee, want mensen vluchten ook vanwege hongersnood of natuurrampen c Wat is de snelstgroeiende groep vluchtelingen?
Vluchtelingen binnen het eigen land d Waarom groeit deze groep harder dan andere groepen?
Mensen vluchten alleen uit hun land als het echt niet anders kan. Voor bijvoorbeeld een hongersnood kun je naar een ander deel van je land vluchten, voor een natuurramp ook e Met welke van de vier groepen vluchtelingen zal Amnesty International zich volgens jou het meest bezighouden? En waarom?
Asielzoekers, vluchtelingen in eigen land, omdat in deze groepen de meeste politieke vluchtelingen zitten/eigen antwoord f Westerse landen zijn de laatste jaren steeds meer/minder bereid om vluchtelingen op te nemen omdat
men bang is dat er zich terroristen onder de vluchtelingen bevinden g Zie kaart GB 149D. Waarom zullen Uganda en Rwanda steeds minder bereid zijn om bijvoorbeeld vluchtelingen uit de Democratische Republiek Kongo op te nemen?
IV
eigen antwoord
V
eigen antwoord
Extra opdracht op de graaf 2.3 over remigratie.
www.buiteNLand.epn.nl bij para-
Tussen de vluchtelingen bevinden zich soldaten, verzetsstrijders en dergelijken; zo raken de landen steeds meer betrokken in het conflict
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 88
88 migratie 5
31
Bestudeer bron 14 en maak de volgende opdrachten. a Welk werelddeel speelt in het huisvestingsprogramma van de Verenigde Naties de belangrijkste rol?
33
Noord-Amerika Welke werelddelen ontbreken helemaal? Waarom?
Slovenië, Kroatië, Bosnië-Hercegovina, Macedonië, en Joegoslavië
Zuid-Amerika, Afrika, Azië, omdat hier juist mensen vandaan vluchten
b Welke drie staten hebben de meest homogene bevolking (bevolking die uit één etnische groep bestaat)?
b Leg met behulp van GB 207-212 uit aan de hand van Noorwegen of de volgende bewering klopt: ‘Hoe rijker een land, des te meer vluchtelingen worden er gehuisvest.’
Slovenië, Servië, Macedonië c Welk deel van het voormalige Joegoslavië kende voor de oorlog de meest gevarieerde bevolkingssamenstelling?
Nee, Noorwegen bijvoorbeeld heeft een hoger BNP/hoofd dan Canada, maar neemt veel minder vluchtelingen op in het programma
Bosnië-Hercegovina d Joegoslavië is door een burgeroorlog uit elkaar gevallen in verscheidene landen. Grote vluchtelingenstromen en volksverhuizingen waren het gevolg. In welke deelrepubliek van het oude Joegoslavië moet het aantal vluchtelingen het grootst zijn geweest?
c Bewering: ‘Naar verhouding van hun inwonertal nemen de landen vluchtelingen op.’
Bosnië
Nee, Nederland bijvoorbeeld neemt minder vluchtelingen op dan de Scandinavische landen, terwijl Nederland meer inwoners heeft
e Vul in: Voor het antwoord op vraag d moet je kaart 113 met kaart 113
D
B
vergelijken.
f Schrijf nu twee deelrepublieken op die het minste last hebben gehad van vluchtelingenstromen en/of volksverhuizingen.
d Zie kaart GB 195A. Is de volgende bewering juist? ‘Vluchtelingen in het huisvestingsprogramma maken deel uit van de Zuid-Noordmigratie in de wereld.’
Goed, omdat alle landen in het huisvestingsprogramma bij de rijke landen horen
De staat Joegoslavië bestond vroeger uit een aantal deelrepublieken. In 1991 begon er in Joegoslavië een oorlog. Door die oorlog viel Joegoslavië als land uit elkaar in een aantal zelfstandige staten. Gebruik kaart GB 112-113/BB 76-77 voor de volgende vragen. a In welke vijf landen is Joegoslavië uit elkaar gevallen?
Slovenië en Macedonië 34
Neem kaart GB 113D voor je en zoek de plaats Banja Luka op. Kijk dan op kaart GB 113C. a Welke twee bevolkingsgroepen zullen zeer waarschijnlijk tijdens en na de oorlog uit Banja Luka zijn weggevlucht?
Moslims en Kroaten
32 a Bekijk bron 16 en kaart GB 127. Je ziet vluchtelingen aan boord van een schip. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring? Omcirkel. I Ze zijn vanaf het begin aan boord van dit schip geweest. II Ze zijn onderweg door dit schip opgepikt. Mijn argumenten zijn:
X
Het is een containerschip; dat neemt niet zomaar vluchtelingen mee – Vluchtelingenschepen zijn meestal oude schepen, die propvol met mensen zitten – De mensen zitten netjes in rijen op het dek; op vluchtelingenschepen is het een chaos –
b Waarom juist deze twee groepen?
De stad hoort nu bij de Bosnische Serviërs c Neem kaart GB 113D voor je en zoek Sarajevo op. Welke groep zal uit deze stad gevlucht zijn en waarom?
De Serviërs; de stad kwam in handen van de Bosnische moslims d Zoek op kaart GB 113D Srebrenica op. De Serviërs hebben in deze plaats vele duizenden moslims vermoord. Waarom wilden de Serviërs de moslims juist hier weg hebben?
Zij wilden er Servisch gebied van maken
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 89
5 migratie 89
Herhalingsopdracht
35 a Zie bron 15. Wie zijn er hier op de vlucht?
36 Het is vaak een goed idee om een samenvatting te maken
Etnische Albanezen
in de vorm van een schema. Zo’n schema geeft een goed overzicht en helpt je bij het leren. Figuur 4 is zo’n schema; je moet het alleen nog zelf afmaken. De hokjes 5, 7 en 8 in figuur 4 zijn al voor je ingevuld. Vul de nog openstaande hokjes in. Je moet dat op zó’n manier doen dat er een logische volgorde ontstaat. Je kunt kiezen uit de volgende begrippen: A illegale migranten B aantasting van het milieu C schending van mensenrechten D vluchtelingen E armoede en werkloosheid F grote godsdienstige conflicten tussen bevolkingsgroepen G natuurrampen H legale migranten
b Zoek op kaart GB 113A het gebied Kosovo op. Kijk nu op GB 112. Waar zullen deze mensen naartoe vluchten?
Albanië c Etnische Albanezen vormen de meerderheid in Kosovo. Waarom vluchten ze dan?
Kosovo is deel van Servië en dan zijn de Albanezen in de minderheid
1
C 5 (burger) oorlogen
9
8
2
A F 6 10
E
gedwongen migratie
D
3
B 11
7 grote milieuproblemen 4
G
figuur 4
H
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 90
90 migratie 5
3 China en de Verenigde Staten: grootmachten in beweging
b Gaat deze bewering over mensensmokkel alleen op voor China en de VS of voor alle mensensmokkel zoals je die in bron 18 ziet staan? Verklaar je antwoord met twee voorbeelden uit bron 18.
Deze bewering gaat op voor alle mensensmokkel, bijvoorbeeld mensensmokkel van Afrika naar Europa; eigen antwoord
Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je: • dat in China de emigratie belangrijker is dan de immigratie; • dat in de VS de immigratie belangrijker is dan de emigratie; • dat de richting van de binnenlandse migratie in China anders is dan in de VS; • dat tussen China en de VS veel illegale migratie voorkomt; • dat er verschil is tussen de migratiemotieven bij de binnenlandse migratie in China en de VS.
c Welk duidelijk verschil zie je nu tussen China en de VS wat de richting van de migratie betreft?
De mensen worden China uit gesmokkeld en de VS in gesmokkeld 2 a In welk land zullen internationale migranten een veel kleiner deel van de bevolking vormen: in China of de VS.
China, omdat China minder welvarend is dan de VS, en dus minder migranten trekt; China is communistisch (geweest), was lange tijd een gesloten land
begrijp je: • • • • •
waarom waarom waarom waarom waarom
veel Chinezen willen emigreren; de VS zo veel immigratie heeft; veel Chinezen naar de steden trekken; in de VS veel trek uit de steden voorkomt; er zulke verschillen zijn tussen China en de VS.
b Bestudeer bron 17 en 18. In beide bronnen gaat het om Chinezen die naar de VS gaan of zijn gegaan. Maar wat is het verschil ertussen?
In bron 18 zijn ze legaal; in bron 17 illegaal
kun je:
c Er wonen veel Chinezen in de VS. Er wonen ook Amerikanen in China. Als je let op hun migratieredenen, welke verschillen zijn er dan? Noem er twee.
• uitleggen waarom de buitenlandse migratie van China en de VS zo verschillend is; • uitleggen waarom de binnenlandse migratie in China en de VS zo verschillend is; • conclusies trekken uit cijfermateriaal met betrekking tot de migratie van China en de VS; • duidelijk maken welke migratiemotieven in China en de VS belangrijk zijn; • aan de hand van de migratiegegevens duidelijk maken dat China bij de arme en de VS bij de rijke landen hoort.
3.1 De trekker overhalen In deze paragraaf ga je aan de hand van bronnen de binnenlandse en buitenlandse migratie van China en de VS nader bekijken.
1 Bestudeer bron 20. De mensensmokkelroutes zijn met pijlen aangegeven. a Bewering: ‘Mensensmokkel van China naar de VS is een voorbeeld van Zuid-Noordmigratie.’ Is deze bewering juist?
Ja, want de mensen worden gesmokkeld van een arm naar een rijk land
De Chinezen zoeken werk, de Amerikanen hebben dat al De Chinezen kunnen politieke motieven hebben; de Amerikanen hebben een economisch motief 3
Bekijk de bronnen 17 en 18. a Bron 19 is afkomstig uit de Vancouver Sun. Gebruik de atlas, en zoek op waar Vancouver ligt. b Gebruik kaart GB 154/BB 96. Kijk eens goed naar de kust in de buurt van Vancouver. Veel illegalen uit Oost-Azië – ook Chinezen – komen via de westkust, en niet via de oostkust Noord-Amerika binnen. Welke reden zouden ze daarvoor kunnen hebben?
Veel eilanden, dus gemakkelijker om ongemerkt aan land te komen c Veel Chinezen worden via Canada naar de VS gesmokkeld. Waarom deze omweg?
De grens tussen Canada en de VS is lang en onmogelijk goed te controleren
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 91
5 migratie 91
d Als een Chinees illegaal de VS binnenkomt en hij zoekt hulp van landgenoten, waar kan hij die dan het beste vinden?
Op plaatsen waar veel landgenoten zijn, bijvoorbeeld in Chinatown, de Chinese wijk 4 a Uit bron 22 blijkt dat China niet in de top-5 staat van de herkomstlanden van illegale migranten in de VS. Leg uit waarom dat logisch is.
De andere landen uit bron 23 liggen veel dichter bij de VS b Bekijk bron 18. Welke delen van de wereld ontvangen veel illegale immigranten?
Noord-Amerika; Europa; het Midden-Oosten c Wang heeft als illegale Chinees werk gevonden in de VS. Zhou heeft als legale Chinees werk gevonden in de VS. Waarom zal Wang zich in een slechtere positie bevinden dan Zhou? Noem drie redenen.
Wang is niet verzekerd; Wang kan geen gebruik maken van bepaalde voorzieningen; Wang kan elk moment worden opgepakt; of: Wang kan door de werkgever worden uitgebuit 5 Bekijk bron 19. a Wat betekent de Engelse tekst die op het bord staat?
Blijf hier niet b Wat wordt bedoeld met de zin: ‘Veel Chinezen nemen dit bord letterlijk’?
Veel Chinezen vertrekken naar het buitenland c Waarom staat er zo duidelijk bij dat het een bord uit Fujian is? Gebruik de atlas.
Dat is de provincie van waaruit veel Chinezen China verlaten 6 Lees aandachtig de tekst van bron 24. a In welke stad ligt Balboa Park?
San Diego b Gaat de song over legalen of illegalen?
Illegalen c Waarom denk je dat? Noem twee aanwijzingen die de song hiervoor geeft.
Hij slaapt onder een snelweg; hij wordt ’s nachts opgehaald om te werken; illegale grenspassanten worden border boys genoemd d Streep de foute woorden door. De song gaat hoogstwaarschijnlijk over een: Amerikaan/Mexicaan/El Salvadoraan/Guatemalteek/ Nederlander.
e Waarom vind je dat het meest logische antwoord?
San Diego ligt vlak bij Mexico f Welke twee bronnen in het hoofdstuk ‘Migratie’ passen volgens jou prima bij deze song en waarom?
eigen antwoord en bron eigen antwoord, omdat eigen antwoord Voorbeelden: bron 13 of bron 23; trefwoorden: Mexicanen, grens, illegale migratie Bron
7 a Tussen 1991 en 2000 kwamen er gemiddeld per jaar 909.542 immigranten de VS binnen. In de tabel bij bron 21 staat dat er in 2000 in de VS 28,3 miljoen mensen woonden die in een ander land waren geboren. Hoeveel jaar duurt het voordat de VS 28,3 miljoen buitenlanders heeft als er per jaar 909.542 binnenkomen?
31,1 jaar b Tussen 1950 en 2000 is er in de herkomst van de immigranten in de VS toch wel iets veranderd. Europa leverde in 1950 nog 64,6%. In 2000 is dat veel minder (zie bron 23). Een oorzaak hiervan uit Europa is:
Europa werd welvarender; daardoor vertrokken er minder mensen c Azië leverde in 1950 bijna 6% van de immigranten. Nu is dat veel meer (zie bron 23). Noem een oorzaak van de verandering in percentage bij Azië.
Invloed Vietnamoorlog; of: grotere mobiliteit; of: weinig economische groei in Azië d Bij Afrika is het percentage van de immigranten tussen 1950 en 2000 niet echt veel veranderd. Welke ontwikkeling verwacht je in de toekomst en waarom?
Het percentage zal stijgen; in Afrika gaat het economisch nog steeds erg slecht; of: grotere mobiliteit e Welk werelddeel levert volgens bron 23 nu het grootste aandeel in de immigratie naar de VS?
Latijns-Amerika f Uit welk land komt volgens bron 21 en 23 het grootste aantal immigranten naar de VS?
Mexico g Waarom is dat logisch? Geef twee redenen.
Mexico is een arm land; de VS zijn een rijk land Mexico grenst aan de VS.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 92
92 migratie 5
3.2 Chinezen en Amerikanen: ga je mee naar de stad?
d Gebruik dezelfde bronnen als bij vraag c. Wat is de belangrijkste trek: platteland-stad of stad-platteland?
Platteland - stad
8 Bestudeer bron 25. Hieronder vind je enkele uitspraken over de binnenlandse migratie in China. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste uitspraak. I De migranten trekken vooral naar de grote steden. II De trek van platteland naar stad is groter dan de trek van stad naar platteland. III Van de verhuisde Chinezen is 6% op het platteland gebleven. IV Veel Chinezen verhuizen waarschijnlijk eerst naar een kleine stad en daarna naar een grotere stad. V De overheersende richting van deze migratie klopt niet met de tekst onder het kopje ‘Binnenlandse migratie’ in paragraaf 2.1.
10
Gebruik kaart GB 138. Welke twee kaarten geven een uitstekende verklaring voor het migratiepatroon dat je bij vraag 9 hebt gevonden?
X
X
E , omdat juist in het oosten de economische groei het sterkst is – Kaart F , omdat in het oosten de speciale economische zones liggen
– Kaart
X
9
11 Zie figuur 6. Bekijk de bronnen 29 en 30. De gegevens van deze bronnen ga je op de kaart van figuur 6 invullen. a Kleur de staten met een vestigingsoverschot blauw, boven de 100.000 donkerblauw, eronder lichtblauw. Kleur de staten met een vertrekoverschot geel. Boven de 100.000 fel geel, eronder lichtgeel.
Lees de tekst van figuur 5, bekijk bron 25 en gebruik kaart GB 138E. a Zoek de zes provincies op waaruit de meeste migranten zijn vertrokken. Noem twee dingen die je opvallen aan de ligging van die zes provincies.
Ze liggen allemaal bij elkaar; ze grenzen grotendeels aan de provincies waar de migranten naartoe trekken b Zoek de zes provincies op waar veel migranten naartoe trekken. Wat valt je op aan de ligging?
Ze liggen vrijwel allemaal aan de kust c Gebruik GB 138B en bron 28. Wat is de hoofdrichting van de binnenlandse migratie in China? Oost-west of west-oost?
West-oost
In 2002 waren er 120 miljoen binnenlandse migranten in China. Daarvan bleef 58% in de provincie waar ze geregistreerd waren, en vertrok 42% naar een andere provincie. Driekwart van de migranten trok van het platteland naar de steden. Bijna 60% van de migranten die naar een andere provincie vertrokken, kwam uit zes provincies: 16% uit Sichuan, 10% uit Anhui, 10% uit Hunan, 9% uit Jiangxi, 7% uit Henan en 7% uit Hubei. De migranten die hun provincie verlieten, trokken vooral naar: Guangdong (35%), Zhejiang (9%), Shanghai (7%), Jiangsu (6%), Bejing (6%) en Fujian (5%). (Bron: Migration News, nov. 2002, deel 9, nummer 11) figuur 5
MAINE. WASH. ASH. MONT. MONT
N. DAK.
VT. VT NH.
MICH. MINN.
OREG.
N.Y. N.Y
WIS.
S. DAK.
IDAHO
MICH.
WYO.
PA. PA IOWA. NEBR.
NEV. NEV
ILL.
IND.
OHIO. WVA. VA
UTAH COLO.
MASS. R.I. CONN.
KANS.
MO.
CALIF. CALIF
VA. VA
NJ. DEL. MD.
KY. KY NC. TENN.
OKLA. ARIZ.
SC.
ARK.
N. MEX.
MISS. ALA. TEX.
GA.
LA. FLA.
Vestigingsoverschot Vertrekoverschot
figuur 6 Titel:
0
1000 km
De staten met de grootste vestigings- en vertrekoverschotten; of: eigen antwoord
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 93
5 migratie 93
b Bedenk een goede titel voor deze kaart, en zet die op de lange stippellijn onder figuur 6. c Voltooi de legenda.
12 a Bekijk nogmaals figuur 6. Streep in de volgende zinnen het foute antwoord (of antwoorden) door. – De staten met een binnenlands vestigingsoverschot zijn vooral te vinden in het zuiden/westen/oosten/ noorden/midden van de VS. – De staten met een binnenlands vertrekoverschot zijn vooral te vinden in het zuiden/westen/oosten/ noorden/midden van de VS. b Vergelijk figuur 6 met kaart GB 159H. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste uitspraak. I De richting van de binnenlandse migratie is in 20002001 vrijwel dezelfde als in de jaren negentig van de vorige eeuw. II In het westen van de VS blijft Californië een uitzonderlijke staat wat de binnenlandse migratie betreft. III Er zijn na 2000 grote veranderingen opgetreden in de richting van de binnenlandse migratie.
X
X
13 Bij de internationale migratie hebben alle staten van de VS een vestigingsoverschot. a Vergelijk bron 29 met figuur 7. Welke drie staten zijn in beide tabellen aanwezig?
Florida, Arizona, Texas b Welke kenmerken van deze drie staten zijn zowel voor de Amerikanen als voor de immigranten aantrekkelijk? Noem er twee. 1
2
Warm en zonnig klimaat Werkgelegenheid in nieuwe industrieën; of: goedkoper wonen
c Vergelijk bron 30 met deze tabel. Welke staten vind je in beide tabellen?
New York, Illinois, Californië, New Jersey Staten
Internationaal Vestigingsoverschot
1 Californië
344.000
2 New York
159.000
3 Texas
135.000
4 Florida
122.000
5 Illinois
75.000
6 New Jersey
60.000
7 Arizona
29.000
figuur 7 De top-7-staten met een vestigingsoverschot bij de internationale migratie in 2000. Bron: US Census Bureau
d Het valt op dat deze staten bij de binnenlandse migratie een groot vertrekoverschot, maar bij de buitenlandse migratie een groot vestigingsoverschot hebben. Welke pushfactoren hebben deze staten voor de binnenlandse migranten? Noem er twee.
Grote steden met een slecht leefklimaat; criminaliteit 2 Verouderde industrie; of: vervuiling 1
e Welke pullfactoren hebben deze staten voor de immigranten? Noem er twee.
Werkgelegenheid 2 Aanwezigheid landgenoten 1
14 a Bekijk bron 31. Welke migratierichting komt het meest voor bij de migratie in de stedelijke gebieden?
Tussen suburbs b De centrale stad zelf is kennelijk minder aantrekkelijk om in te wonen. Noteer twee redenen daarvoor.
Slechtere woningen; meer criminaliteit 2 Meer drukte; of: minder groen, enzovoort 1
c In de VS zijn tussen 1995 en 2000 ongeveer 6.100.000 mensen van de stad naar het platteland verhuisd. Tegelijkertijd trokken er bijna 5.700.000 mensen van het platteland naar de stad. Wie trekken er in de VS naar de stad en waarom?
Jongeren, om er te studeren of om er te werken d Vergelijk de conclusie van vraag c met de migratierichtingen van bron 25. Welk verschil zie je tussen de VS en China?
In China is een grote trek naar de stad; in de VS is meer trek naar het platteland e Verklaar waardoor dat verschil in migratierichting tussen China en de VS bestaat. Denk daarbij aan het verschil in ontwikkeling.
Suburbanisatie hoort bij een welvarend land als de VS; landen in de derde wereld, zoals China, kennen juist een trek naar de stad
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 94
94 migratie 5
15 Vergelijk bron 31 met de bronnen 25 en 26. Geef aan of de volgende beweringen goed of fout zijn. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de goede bewering. Vul de zinnen aan. I In China kun je in de komende tientallen jaren nog een enorme groei van de stedelijke bevolking verwachten.
X
in derdewereldlanden de trek naar de stad groot is, en in China woont nog een groot deel van de bevolking op het platteland Dit komt doordat
II In China verhuizen de mensen vooral vanwege het wonen, in de VS vanwege het werk. III In de VS komt vrij veel suburbanisatie voor, in China nauwelijks. IV In de VS vinden de meeste verhuizingen binnen de stedelijke gebieden plaats, in China naar de stedelijke gebieden. V In de VS zijn verhuizingen vooral het gevolg van de welvaart van de mensen, in China van hun armoede.
X
X
X
19 Kijk nog eens goed naar de tabel bij vraag 18. Bron 38 staat in de kolom ‘Gevolg van migratie voor VS’. In welke andere kolom zou bron 38 ook heel goed passen en waarom?
In kolom 5, omdat er sprake is van volgmigratie van Spaanstaligen/Mexicanen 20 Zie bron 39. In het kaartje zie je drie gebieden aangegeven. De drie gebieden hebben elk hun eigen oorzaak voor het hoge percentage mensen boven de 65. In figuur 8 zie je twee kolommen. Welke uitspraken horen bij welk gebied? Je kunt sommige uitspraken meer dan één keer gebruiken.
1 hoort bij a, c, d, f en g; 2 hoort bij b en e; 3 hoort bij a, d, f en g 1. Gebied 1
a Dit gebied heeft uitstekende recreatievoorzieningen voor gepensioneerden
2. Gebied 2
b Deze gebieden zijn voor jongere mensen niet aantrekkelijk om er te wonen.
3. Gebied 3
c Dit gebied heeft een aantrekkelijk klimaat voor gepensioneerden. Het is er bijna altijd onbewolkt.
16 Stel, je moet je het antwoord van bewering V van vraag 15 aan een ander uitleggen. Welke twee foto’s uit paragraaf 1 en 3 van het hoofdstuk ‘Migratie’ zou jij laten zien om aan te tonen dat je gelijk hebt?
32 , omdat die het luxe wonen in de VS laat zien – De foto van bron 33 , omdat die de armoede op het Chinese platteland laat zien – De foto van bron
d Dit gebied heeft zelfs speciale woongebieden voor gepensioneerden.
17 a Zie bron 32. Streep het foute antwoord door.
e Jongeren trekken uit deze landbouwgebieden weg, omdat er te weinig werk voor hen is.
De mensen die in de suburbane wijken van de grote steden in de VS wonen, hebben een: hoog/laag inkomen. b Welke aanwijzingen zie je daarvoor op bron 32?
Bijvoorbeeld: zwembaden, – Ik zie vrijstaande huizen, – Ik zie grote percelen, mooie huizen
f De mond-tot-mondreclame van gepensioneerden die er al wonen, zorgt voor steeds nieuwe migranten.
– Ik zie
3.3 Oorzaken en gevolgen van migratie
g De temperaturen in dit gebied zijn zelfs in de winter nog vrij hoog. figuur 8
18 Bekijk goed de bronnen over oorzaken en gevolgen van migratie op deze bladzijde en vul dan de tabel hieronder in. Zet elke bron in de juiste kolom. Elke bron zet je maar in één kolom. Bron 38 is al ingevuld.
1 Pushfactor China
2 Pullfactor China
3 Gevolg van migratie voor China
4 Pushfactor migratie voor de VS
5 Pullfactor migratie voor de VS
6 Gevolg van migratie voor VS
bron 33
bron 34
bron 35 bron 36
bron 41
bron 37 bron 40
bron 39
tabel bij vraag 18
Bron 38
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 95
5 migratie 95
21 Zie de bronnen 33 en 36. a Bij het vergelijken van de foto’s valt op dat de mensen die naar de stad zijn getrokken, er niet echt op zijn vooruitgegaan als je naar hun huisvesting kijkt. Waarom zijn ze dan naar de stad getrokken?
Werk zoeken; meer geld verdienen b Welke verklaring kun je geven voor de slechte huisvesting op het platteland?
Weinig geld voor verbetering c Welke verklaringen kun je geven voor de slechte huisvesting in de stad?
Illegalen moeten genoegen nemen met slechte huizen; te weinig geld voor een goed huis; het is maar tijdelijk; de mensen worden misschien overal ondergebracht, en slapen daar alleen maar af en toe 22
Bekijk bron 34 en gebruik kaart GB 197/BB 126127. a Uit kaart GB 197E2 blijkt dat het bedrijf Vilenzo, net als Reebok, ook kleding en schoenen in China produceert. Vilenzo koopt ook kleding en schoenen in China. Welke reden kun je op kaart GB 197/BB 126-127 vinden om schoenen en kleding in China te laten maken of in te kopen?
Laag bruto-uurloon b Waarom zijn die kleding- en schoenbedrijven voor Nederlandse begrippen niet aantrekkelijk voor werknemers maar voor Chinese begrippen wel?
De uurlonen in Nederland liggen veel hoger; voor veel arme Chinezen is vast werk tegen een vast loon wel aantrekkelijk, ook al is het laag c In welk deel van China zullen die kleding- en schoenfabrieken staan, en waarom daar?
In het oosten; hier zijn exporthavens en grote steden met een goede infrastructuur en meer arbeiders d Zullen de kleding- en schoenbedrijven voor veel werkgelegenheid kunnen zorgen, en dus veel mensen een baan kunnen geven, of niet? Licht je antwoord toe.
Ja, ze zijn arbeidsintensief, en dat zie je op de foto
23 Bekijk bron 38 en gebruik figuur 6 voor de namen van de staten bij vraag 6. a Uit welke landen of gebieden zullen de Spaanstaligen in de VS oorspronkelijk afkomstig zijn?
Centraal-Amerika; Caribisch gebied; Zuid-Amerika b Welke staten in de VS zullen voor Spaanstaligen aantrekkelijk zijn, omdat ze niet te ver van hun herkomstgebied af liggen?
Californië, Arizona, New Mexico, Texas, Nevada, Colorado, Florida c Welke andere reden(en) kun je bedenken waarom juist die staten voor Spaanstaligen aantrekkelijk zijn?
Seizoenswerk in de landbouw; veel nieuwe industrie; voor hen een geschikt klimaat d Staten als Louisiana en Alabama liggen ook gunstig, maar daar vind je veel minder Spaanstaligen. Noem twee mogelijke oorzaken daarvoor.
Daar gaat het economisch iets minder goed 2 Daar is meer discriminatie 1
Herhalingsopdracht 24 Hieronder staan begrippen die in paragraaf 3 aan bod zijn gekomen. Zet de begrippen op de juiste plaats. Als het begrip alleen bij China hoort, dan zet je het alleen achter ‘China’. Als een begrip voor beide landen van toepassing is, zet je het achter ‘Beide’. 1 illegale emigratie • 2 sterke immigratie • 3 sterke binnenlandse migratie naar de stad • 4 sterke suburbanisatie • 5 overheid probeert binnenlandse migratie te regelen • 6 belangrijke migratie van gepensioneerden • 7 trek naar het oosten van het land • 8 trek naar mooie woongebieden • 9 grote binnenlandse migratie • 10 komst vluchtelingen • 11 werk is verhuisreden • 12 wonen is verhuisreden • 13 sterke immigratie arbeidsmigranten • 14 grote illegale immigratie Land China VS Beide
Begrippen
1, 3, 5, 7, 11 2, 4, 6, 8, 12, 13, 14 9, 10
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 96
96 migratie 5
4 Migratie in Nederland Je hebt intussen al aardig wat geleerd over buitenlandse en binnenlandse migratie. In deze paragraaf ga je dat toepassen op Nederland.
4.1 Nederland immigratieland tekstboek
1 a We gaan eerst even terug naar de stof van vorig jaar. Wanneer noem je iemand een allochtoon? (Tip: weet je het niet meer, kijk in de begrippenlijst achter in het tekstboek.)
Als je deze paragraaf goed hebt bestudeerd,
weet je:
Je bent zelf geboren in het buitenland, of ten minste een van je ouders is in het buitenland geboren
• dat Nederland meer een immigratieland dan een emigratieland is; • welke belangrijke groepen immigranten er zijn; • waarom er ook emigratie uit Nederland is; • waar bepaalde groepen immigranten in Nederland wonen; • welke motieven een rol spelen bij de binnenlandse en de buitenlandse migratie van Nederland; • wat de gevolgen van de spreiding van de immigranten over Nederland kunnen zijn; • de belangrijkste richtingen van de binnenlandse migratiestromen; • de gevolgen van migratie op plaatselijk niveau.
b Zie kaart GB 51A en B/BB 41. Waarom is het aantal allochtonen in Nederland groter dan het aantal niet-Nederlanders? Schrijf twee redenen op.
Een deel van de allochtonen heeft de Nederlandse nationaliteit, omdat ze in Nederland zijn geboren, maar hun ouders in het buitenland Er zijn Nederlanders die in het buitenland zijn geboren
begrijp je: • waarom veel immigranten naar Nederland komen; • waarom bepaalde gebeurtenissen van invloed zijn op de immigratie en emigratie van Nederland; • waarom immigranten op een bepaalde manier verspreid zijn over Nederland; • waarom het aantal asielzoekers dat Nederland binnenkomt, van jaar tot jaar verschilt; • waarom Surinamers, Antillianen en mensen uit Indonesië juist in Nederland zijn komen wonen; • waarom immigranten vaak geconcentreerd wonen in bepaalde wijken van steden; • waarom segregatie de integratie belemmert.
c Conclusie: de uitspraak ‘een allochtoon is een buitenlander’ is dus: goed/fout.
2 Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste uitspraken over ‘Fort Europa’. I Europa laat geen immigranten meer toe. II Europa probeert het aantal immigranten te beperken. III Europa laat geen hooggeschoolde arbeiders meer toe. IV Europa laat geen economische vluchtelingen meer toe. V Europa laat minder asielzoekers toe.
X
X
3
kun je: • conclusies trekken uit tabellen met migratiegegevens; • kaarten met migratiegegevens lezen en verklaren; • voorspellen in welk deel van Nederland je later hoogstwaarschijnlijk (tijdelijk) zal wonen; • voorspellen of migratie uit Nederland zal toenemen of afnemen.
paragraaf 4.1
X
Zie bron 43. a Welk kenmerk hebben alle grote vestigingsgebieden in de wereld?
Rijk/welvarend/ontwikkeld b Bestudeer de herkomst van de immigranten in de landen van de EU in bron 43b. In welk land zijn de immigranten vooral landgenoten?
Ierland c Schrijf drie redenen op waarom mensen terugkeren naar hun vaderland.
Ze hebben in het buitenland gewerkt en keren terug 2 Ze hebben in het buitenland gestudeerd en keren terug 3 Ze zijn met pensioen 1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 97
5 migratie 97
d Welke twee landen hebben het grootste percentage immigranten van buiten de EU?
d In 2001 emigreerden 1100 Marokkanen uit Nederland naar Marokko.
Italië en Oostenrijk
Deze vorm van migratie heet
e Zie kaart GB 69C/BB 55C. Waarom hebben juist deze twee landen het hoogste percentage immigranten van buiten de EU?
e Zoek bron 12 in paragraaf 2 op. Welk gevolg van remigratie is op die foto te zien?
Het zijn grenslanden van de EU; hier komen de immigranten binnen f De grafiek van bron 43 geldt voor de periode 1995-2000. Kijk op kaart GB 69C/BB 55C, en streep het foute woord (of woorden) door. – ‘Ik denk dat in de EU het aandeel van de migranten uit de EU in de periode 2000-2010 zal stijgen/dalen/ gelijk blijven.’
de EU is uitgebreid; verhuizen is daardoor gemakkelijker geworden’
– ‘Ik denk dat, omdat
g Jij moet voorspellen welke migratierichting in Europa de komende jaren flink zal toenemen. Gebruik kaart GB 78/BB 59 en kies uit (omcirkel het goede cijfer): 1 west-oost • 2 oost-west • 3 noord-zuid • 4 zuid-noord. h Welke kaarten op GB 78 kun je goed gebruiken om je keuze in vraag g te verdedigen? Kies uit: A, B, C, D, E, F.
2
Vooral GB 78D en ook E/BB 59D 4 Bestudeer bron 43. a Tussen 1995 en 2000 nam naar verhouding het aantal immigranten uit de Nederlandse Antillen en Suriname het sterkst toe. Hoe verklaar je dat?
Deze gebieden hoorden/horen bij Nederland b Streep door wat fout is of vul in. In 1971 woonden er in totaal 21 600 Marokkaanse immigranten in Nederland. Deze immigratie werd toen door Nederland bevorderd/tegengewerkt. De Nederlandse economie had toen een tekort/overschot aan arbeiders. De belangrijkste pullfactor van Nederland was voor de Marokkanen
hoger loon
. De meeste
Marokkaanse immigranten waren geschoold/ ongeschoold. De Marokkaanse immigranten van 1971 kwamen dus om economische/politieke/sociale redenen. c Tussen 1995 en 2002 kwamen bijna vijfentwintigduizend immigranten uit Marokko naar Nederland. Schrijf in de tabel hieronder drie verschillen tussen de twee groepen immigranten uit Marokko. Kies telkens de juiste antwoorden uit de eerste kolom.
Mannen/vrouwen/kinderen 0-20 jaar/20-40 jaar/40-60 jaar Werk/gezinshereniging/gezinsvorming/ volgmigratie/politieke migratie Ongeschoold/geschoold
remigratie
De mooie huizen van de remigranten f Wat betreft de reden voor hun komst kun je de Turkse immigranten in Nederland het best vergelijken met immigranten uit Suriname/Marokko/Indonesië/de EU-landen, omdat:
uit beide landen gastarbeiders kwamen 5 In bron 42 staan de cijfers 1 tot en met 7. Welke gebeurtenissen horen bij welk cijfer? Kies uit de volgende mogelijkheden. Schrijf het cijfer op met de bijbehorende letter. A In dat jaar wordt Suriname onafhankelijk. Een groot aantal Surinamers migreert naar Nederland. B Bedrijven halen in samenwerking met de overheid de eerste groep gastarbeiders naar Nederland. C Veel Nederlanders vinden Nederland overbevolkt en trekken naar de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. D De economie groeit als kool. Hoog opgeleide werknemers uit EU-landen komen in Nederland werken. E De Nederlandse economie zit in een dip. F Gastarbeiders gaan terug naar huis als gevolg van de economische teruggang in Nederland. F Komst van de tweede groep gastarbeiders naar Nederland.
1 + C; 2 + B; 3 + G; 4 + A; 5 + E; 6 + F; 7 + D 6 a Bewering: ‘Een Nederbelg is eigenlijk geen echte emigrant.’ Ik ben het met deze stelling eens/oneens, omdat:
eigen antwoorden; mogelijk antwoord: veel Nederbelgen wonen in België, maar werken in Nederland b Waarom neemt in een economische dip de emigratie toe?
Kansen op werk in buitenland zijn hoger Men is pessimistisch over de toekomstmogelijkheden in eigen land
Marokkaanse immigranten van 1971
Marokkaanse immigranten 1995-2001
Mannen 20-40jaar Werk
Mannen/vrouwen/kinderen 0-20 jaar en 20-40 jaar Gezinsvorming, volgmigratie
Ongeschoold
Ongeschoold en geschoold
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 98
98 migratie 5
Pullfactoren Marokko
Pullfactoren Nederland
Familie Cultuur is vertrouwd, bijvoorbeeld de taal Men is in het moederland welvarend
Kinderen wonen/blijven in Nederland Goede voorzieningen Aanwezigheid vrienden/bekenden/familie
tabel bij vraag 7
7 a Wat is remigratie?
Terugkeer naar het moederland b Stel: een Marokkaanse gastarbeider is in 1970 naar Nederland gekomen met het doel om later te remigreren. Remigratie blijkt niet eenvoudig, want Nederland en Marokko hebben allebei pullfactoren. Vul in de tabel hierboven voor Nederland en Marokko elk drie pullfactoren in.
8 Figuur 9 bestaat uit twee kolommen. Elke letter uit de eerste kolom heeft te maken met een cijfer in de tweede kolom. Zoek bij elke letter het juiste cijfer.
A + 5; B + 4; C + 2 of 7; D + 3; E + 7 of 2; F + 1; G + 6 Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.1 over internationale migratie naar en uit Nederland.
4.2 Waar komen de migranten in Nederland terecht? Waar wonen de immigranten die Nederland zijn binnengekomen, en waarom wonen ze daar? tekstboek
paragraaf 4.2
9 De meeste migranten die Nederland binnenkomen, zijn allochtonen. Eerder heb je al geleerd dat allochtonen driemaal geconcentreerd wonen. Schrijf hier kort op wat dat betekent.
Geconcentreerd in de Randstadprovincies Geconcentreerd in de steden Geconcentreerd in oude wijken
10 Wat wordt bedoeld met segregatie? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de juiste bewering. I Allochtonen wonen in Nederlandse steden altijd gescheiden van autochtonen. II Allochtonen zijn in Nederland verplicht in andere wijken te wonen dan autochtonen. III In Nederlandse steden wonen mensen met een hoog inkomen steeds vaker in andere wijken dan mensen met een laag inkomen. IV Allochtonen maken van andere voorzieningen gebruik (zoals winkels) dan autochtonen.
X
11 a Wat wordt bedoeld met een ‘zwarte school’?
Een school waar meer dan de helft van de leerlingen allochtoon is b Wat wordt bedoeld met de ‘witte vlucht’?
Autochtone ouders sturen hun kinderen naar een school met weinig allochtonen c Is de witte vlucht de oorzaak van segregatie of juist het gevolg ervan? Leg je antwoord uit.
De oorzaak; blanken besluiten om hun kinderen naar een andere wijk naar school te sturen; de segregatie neemt dan toe d Geef van de volgende uitspraken aan of ze goed of fout zijn. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de goede uitspraak. I Zwarte scholen vind je het meest in de grote steden van Nederland. II Witte vlucht zorgt voor een verdere groei van het aantal zwarte scholen. III Zwarte scholen zijn alleen maar het gevolg van witte vlucht. IV Zwarte scholen zijn vaak het gevolg van het wegtrekken van Nederlanders uit de steden. V Zwarte scholen zijn een voorbeeld van segregatie.
X
X
X
A Illegale immigranten
1 VS
B Migranten uit het Koninkrijk der Nederlanden
2 Marokko
C Bruiden en bruidegoms
3 Irak
D Politieke vluchtelingen
4 Curacao, Bonaire
E Gastarbeider uit 1970
5 China
F Hooggeschoolde economische migrant
6 Duitsland
G Economische migrant uit de EU
7 Turkije
figuur 9
X
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 99
5 migratie 99
12 a Zie bron 45. Het percentage Nederlanders in de gemeente Amsterdam was 52,7 op 1 januari 2002. Verwacht wordt dat dit percentage zal dalen. Noteer daarvoor drie redenen. Denk daarbij aan de oorzaken van bevolkingsgroei.
Het geboorteoverschot is bij de Nederlanders lager 2 Nederlanders suburbaniseren 3 Komst buitenlanders/allochtonen 1
b Het percentage allochtonen in Amsterdam zal stijgen omdat:
het geboorteoverschot bij allochtonen hoger is – er een vestigingsoverschot van allochtonen is –
c Welke twee andere gevolgen heeft de veranderende samenstelling van de bevolking nog voor de wijk volgens je tekstboek?
Er komen andere winkels en/of andere voorzieningen 2 Eer komen witte en zwarte scholen 1
d Door welke twee groepen migranten zal het percentage allochtonen nog toenemen?
Nieuwe groepen asielzoekers 2 Volgmigranten 1
13
Je gaat nu kijken waar de allochtonen wonen. Je kijkt eerst naar de spreiding van allochtonen over de wijken van een stad. Als voorbeeld neem je Amsterdam. a Gebruik bron 45 en kaart GB 24B. Noem vijf wijken van Amsterdam met een hoog percentage allochtonen.
Kiezen uit: Bos en Lommer, Osdorp, Geuzenveld, Slotermeer, De Pijp, Oost, Zeeburg, Amsterdam-Zuidoost b Zie kaart GB 50F. Ook in Den Haag zijn allochtonen erg ongelijk verspreid over de stad. Goed/fout. c Zie kaart GB 24B, C en D. Noem drie kenmerken van de wijken met een hoog percentage allochtonen in Amsterdam. – GB 24B:
d Je zoomt nu uit naar een groter gebied: de stad met het omringende platteland (= de regio). Waar vind je nu het hoogste percentage allochtonen?
Binnen de stad e Zie kaart GB 51C. Streep het foute woord door. Het hoogste percentage allochtonen in de regio Amsterdam vind je binnen/buiten de stad. f Zie kaart GB 51C. Geldt je antwoord voor vraag d ook voor andere regio’s in Nederland? Ja/nee g Je zoomt nu nog verder uit: naar Nederland als geheel. Vergelijk op kaart GB 51E1 en E3 de spreiding van Surinamers en allochtonen uit Indonesië met elkaar. Wat valt je op?
Allochtonen uit Indonesië zijn sterker over Nederland verspreid dan Surinamers h Welke kaarten op GB 51 moet je met elkaar vergelijken om te weten te komen welke groep allochtonen het meest geconcentreerd is in bepaalde delen van Nederland? De kaarten
i Zie de kaarten GB 51A en 50C. Noem een belangrijk verschil tussen de spreiding van de asielzoekers over Nederland en de spreiding van allochtonen over Nederland.
Asielzoekers zijn veel meer verspreid over Nederland/wonen naar verhouding meer buiten de Randstad j De verklaring voor dat verschil is:
Asielzoekers worden door de overheid over Nederland verspreid; de andere allochtonen zoeken hun eigen woonplaats, vlak bij werk of familie 14 Zie bron 46. Behalve illegalen zijn scholieren een belangrijke groep krantenbezorgers. a Waarom laten krantenbedrijven hun kranten door deze twee groepen bezorgen?
Goedkope arbeidskrachten b Op welke twee manieren wordt duidelijk dat Youssouf een laag inkomen heeft? 1
Hij heeft meerdere baantjes
Het zijn oudere wijken 2
Het werkloosheidspercentage is hoger dan gemiddeld – GB 24D: Het inkomen ligt er lager dan gemiddeld – GB 24C:
GB 51E1 tot en met E5
Hij woont met vijf anderen in een tweekamerwoning
c Wat zal bedoeld zijn met de titel van bron 46?
eigen antwoord: illegalen moeten zo veel mogelijk onzichtbaar blijven
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 100
100 migratie 5
d ‘Alle illegalen moeten Nederland uit!’ Deze uitspraak hoor of lees je nogal eens. Behalve voordelen zou het verdwijnen van illegalen voor de Nederlandse economie ook nadelen hebben. Schrijf twee van die nadelen op. Dan worden bijvoorbeeld
f Uit bron 47 blijkt duidelijk dat de allochtonen die de producten van Madam Jeanet kopen, op twee manieren beïnvloed zijn door de moderne Westerse cultuur? Welke? 1
geen kranten meer bezorgd 2 Dan worden bijvoorbeeld
bepaalde diensten niet meer verricht, zoals schoonmaken 15 ‘De groep jonge succesvolle allochtonen wordt in Nederland steeds groter.’ Schrijf in de tabel onder aan de bladzijde de namen van zes succesvolle allochtonen in Nederland op (denk aan je eigen omgeving!), en schrijf erachter waarin ze hun succes hebben behaald. Je mag één persoon uit de sportwereld en één uit de wereld van radio en tv noemen.
16
Lees bron 47. a Bij welke cultuur of godsdienst hoort de halal-maaltijd?
Bij de islam b Wat is het belangrijkste kenmerk van een halal-maaltijd?
Die is klaargemaakt volgens de regels van de Koran c De heer Badloe ging eerst halal-maaltijden produceren voor allochtonen in Nederland. Noem een reden waarom deze zakenman Marokkaanse, Surinaamse en Turkse gerechten ging maken. Zie ook GB 51A en D/BB 41B en D.
Marokkanen, Surinamers en Turken vormen een grote afzetmarkt voor islamieten d Voorspel in welk deel van Nederland (windstreek) de meeste producten van Madam Jeanette worden verkocht: het
westen
e Zie kaart GB 51E 3, 4, 5/BB 41D. Hoe is dat (het antwoord op vraag d) op deze kaarten te zien?
In het westen wonen de meeste Turken, Marokkanen en Surinamers Naam 1 2 3 4 5 6 tabel bij vraag 15
Ze eten kant-en-klaarmaaltijden De maaltijden zijn voor één- en tweepersoonshuishoudens
g De halal-maaltijden worden ook gekocht door Nederlanders. Waarom passen de maaltijden goed in de moderne Westerse cultuur? Omcirkel het Romeinse cijfer vóór het goede antwoord. I Halal-maaltijden zijn gezond. II Halal-maaltijden passen goed in de godsdienst van Nederlanders. III De maaltijden zijn kant-en-klaar. h Veel allochtone zakenlieden, zoals de heer Badloe, hebben een bedrijf dat zowel met het moederland als met Nederland te maken heeft. Schrijf drie voorbeelden van dat soort bedrijven op. (Tip: zoek bijvoorbeeld in de Gouden Gids van je eigen omgeving.)
X
X
Reisbureau 2 Importbedrijf van allerlei goederen 3 Uitzendbureau 1
Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.2 over spreiding van immigranten.
4.3 Binnenlandse migratie: de Randstad als roltrap Binnen Nederland wordt er ook verhuisd. Mensen trekken van en naar steden of naar bepaalde delen van Nederland. tekstboek
paragraaf 4.3
17 a Welke binnenlandse migratie in Nederland wordt bedoeld met ‘de roltrap op’?
De trek naar de Randstad Welke persoon in het tekstboek gaat de ‘de roltrap op’?
Rebecca
Zijn of haar succes
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 101
5 migratie 101
b Wat wordt bedoeld met ‘de roltrap af’?
De trek uit de Randstad Is pensioenmigratie in Nederland hier een goed voorbeeld van? Ja/nee c Bij elke migratie in Nederland is de Randstad wel het vestigingsgebied of het vertrekgebied. Ja/nee Bewijs je antwoord met een voorbeeld van migratie.
eigen antwoord d Hoe noem je de vorm van verhuizing van het gezin van Vladimir?
Suburbanisatie e Wat is voor Vladimir de belangrijkste pullfactor van het vestigingsgebied?
Het mooie wonen
20
Gebruik kaart GB 49G. Verstedelijkte plattelandsgemeenten zijn gemeenten die in de buurt van (grote) steden liggen, en die door de komst van mensen uit die steden al enigszins een stedelijk karakter hebben gekregen. a Waar zijn de mensen die tussen 1965 en 1975 uit de stedelijke gemeenten wegtrokken, vooral naartoe verhuisd?
Naar de verstedelijkte plattelandsgemeenten b Kijk op kaart GB 49G nog eens goed naar de ontwikkeling van de verstedelijkte plattelandsgemeenten en de stedelijke gemeenten. In welk jaar was de trek uit de steden het grootst?
1973 of 1974 c Welk soort plaatsen profiteerden daar toen volgens kaart GB 49G het allermeest van?
Verstedelijkte plattelandsgemeenten Hoe heet deze vorm van migratie ook alweer?
Suburbanisatie
18 Zie bron 48. a Streep het foute antwoord door. Barendrecht en Almere hadden allebei een binnenlands vestigingsoverschot/binnenlands vertrekoverschot. b Zoek in de atlas Barendrecht op. De meeste mensen die zich in Barendrecht vestigen (suburbanisanten), komen waarschijnlijk uit
Rotterdam , omdat bij Rotterdam ligt
Barendrecht vlak
c Zoek in de atlas Almere op. De meeste nieuwkomers in Almere komen waarschijnlijk uit
Amsterdam of
Hilversum
d Zie kaart GB 49G. Sinds 1990 hebben de steden in Nederland weer een vestigingsoverschot. Omcirkel het Romeinse cijfer vóór de goede uitspraak I De grootste trek uit de stad is voorbij. II Er trekken veel jongeren naar de stad voor studie en werk. III Er is veel pensioenmigratie. IV Veel buitenlanders vestigen zich eerst in steden.
X
X
X
21 a Bekijk bron 49. Noem drie groepen mensen die door de zogeheten roltrap naar de Randstad gebracht worden.
Studenten, jonge werknemers en allochtonen b Noem voor elke groep de belangrijkste pullfactor van de grote stad.
19 a Gebruik kaart GB 60C1/BB 47A. Hoe komt het dat Eindhoven in de periode 1910-1929 veel sneller gegroeid is dan de gemeenten eromheen?
Door de trek naar de opkomende industrie in de stad b Gebruik kaart GB 60C2 en C3/BB 47B. Hoe komt het dat de gemeenten rond Eindhoven in de periode 1970-1989 in het algemeen sneller groeiden dan Eindhoven?
Door de suburbanisatie c Vul in de tabel hieronder bij elke kaart de belangrijkste verhuisreden rond Eindhoven in. Kaart en periode
GB 60C1 1910-1929 GB 60C2 en C3 1970-1989
Belangrijkste verhuisreden
trefwoord: werken trefwoord: wonen
Studenten: aanwezigheid van hogescholen en universiteiten Jonge werknemers: veel werk Allochtonen: betaalbare huurhuizen en aanwezigheid van land-/streekgenoten c Welke twee groepen brengt de roltrap juist weg uit de grote steden in de Randstad?
Jonge gezinnen en gepensioneerden d Noem voor elk van deze groepen de belangrijkste pushfactor van de stad.
Jonge gezinnen: onprettig voor jonge kinderen Gepensioneerden: drukte, overlast, gevoel van onveiligheid
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 102
102 migratie 5
22 Bekijk bron 50. Je kunt je misschien voorstellen dat men-
b Op welk terrein pas je je waarschijnlijk niet aan?
sen uit grote steden hier graag willen wonen. a Welke pullfactoren kun jij uit de foto afleiden?
Godsdienst c Is er in jouw geval sprake van assimilatie, integratie of geen van beide?
Moderne woningen; meer ruimte; vlakbij ‘groen’
Geen van beide: je past je tijdelijk aan, maar bent niet van plan in Australië te blijven wonen
b Zal Rebecca uit Goes (zie het tekstboek) in deze wijk wonen? Dat is: waarschijnlijk/niet erg waarschijnlijk. c Schrijf twee argumenten op voor je keuze bij vraag b. 1
2
Bijvoorbeeld: de huizen zijn te duur Je zit te ver weg van de universiteit of hogeschool; het is hier niet gezellig voor een studente
23 Bekijk kaart GB 51F. a Welk landsdeel (West, Oost, Noord, Zuid) heeft vanaf 1960 een binnenlands vertrekoverschot?
West-Nederland b Welk landsdeel had tot 1960 het grootste binnenlandse vestigingsoverschot?
West-Nederland c De verklaring voor deze omwenteling is:
Tot 1960 verhuisde men vanwege het werk naar het Westen, na 1960 vanwege het wonen uit het Westen; stijging van de welvaart was hiervan de oorzaak d Welk landsdeel heeft in bijna alle periodes een binnenlands vertrekoverschot?
Noord-Nederland e Twee oorzaken hiervoor zijn:
Jongeren trekken weg, te weinig mogelijkheden Te weinig werk in het Noorden Extra opdracht op de www.buiteNLand.epn.nl bij paragraaf 4.3 over de studiekeus na de middelbare school.
4.4 Integratie: gaat dat lukken? Van immigranten in Nederland wordt verwacht dat ze integreren. Of dat gaat lukken onderzoek je met de volgende vragen. tekstboek
paragraaf 4.4
24 a Stel: je hebt je diploma van de middelbare school op zak. Voor je aan een vervolgstudie begint, ga je een jaartje in Australië werken. Noem vijf manieren hoe je je in Australië moet aanpassen.
Bijvoorbeeld: werktijden, eten, verkeersregels, taal, beleefdheidsvormen
Onder het motto ‘je integreert waar je investeert’ wil de VVD-fractie van de gemeente Den Haag proberen de geldstromen van migranten naar de herkomstlanden in te dammen. Het doel van fractievoorzitter Peter Smit is om migranten te bewegen hun geld in hun eigen woonomgeving in Den Haag te investeren, zodat de armoede in de eigen wijk vermindert. Smit denkt dat er jaarlijks vanuit Den Haag ongeveer vijftig miljoen euro naar de herkomstlanden van migranten wordt overgemaakt. (Vrij naar de Volkskrant, 20-10-2002) figuur 10
25 a Lees de tekst van figuur 10. Neem kaart GB 50G voor je. Naar welke drie landen zal die vijftig miljoen euro vooral worden overgemaakt?
Suriname, Turkije en Marokko b Waarom vindt er weinig overmaking plaats naar Indonesië? (Tip: gebruik kaart GB 51B.)
Na 1969 zijn vrijwel geen immigranten uit Indonesië naar Nederland gekomen c Smit (van de VVD) vindt dat investeren de integratie bevordert. Hoe denkt Smit volgens jou hoe dat werkt?
Als mensen hun geld in de eigen wijk investeren, raken ze meer aan Nederland gebonden d Voor welke groep mensen pakt dit plan van Smit slecht uit?
Voor de familie in de herkomstlanden; er wordt voor hen dan geen geld meer overgemaakt e Bespreek met je buurman of buurvrouw de maatregel van Smit. Bepaal of jullie het met hem eens zijn of niet, en bedenk een duidelijk argument om je mening te ondersteunen. Wij zijn het met de maatregel van Smit eens/oneens, omdat:
eigen antwoord
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 103
5 migratie 103
f ‘Wie is verantwoordelijk voor de integratie’: de immigrant, de overheid van het ontvangende land of beide? Bediscussieer deze vraag in een groepje van vier leerlingen. Eén leerling verdedigt het standpunt ‘de immigrant is verantwoordelijk’, de tweede ‘het ontvangende land is verantwoordelijk’ en de derde ‘beide zijn verantwoordelijk’. Iedereen krijgt maximaal drie minuten om een betoog te houden. De vierde leerling noteert met behulp van trefwoorden de kern van elk betoog. Verdeel de rollen door middel van loting of voorkeur. Geef vervolgens als groepje van vier antwoord op de vraag wie verantwoordelijk is voor de integratie, en noteer kort de argumenten.
f Je gaat nu met behulp van de cijfers in figuur 12 in figuur 11 een kaart van Den Haag maken. De titel is: Verschil in inkomen in Den Haag in 2000; besteedbaar inkomen in 2000 per stadsdeel in Den Haag. Kijk nu goed op kaart GB 50E en 50F hoe daar de legenda is gemaakt. Kies nu een kleur, en maak op dezelfde manier als kaart 50E of 50F een legenda. Kleur vervolgens de kaart.
eigen antwoord Scheveningen Haagse Hout
26
In de volgende vragen ga je de wijk Laak in Den Haag en de wijk Parijsch in Culemborg vergelijken. Zoek Culemborg en Den Haag op in de atlas. Op kaart GB 50E tot en met G staat extra informatie over verschillende Haagse wijken; een daarvan is de wijk Laak. Informatie over stadsdeel Laak vind je ook in bron 53. Informatie over de wijk Parijsch vind je in bron 52. Laak: a Welk percentage van de bevolking van deze Haagse wijk bestaat uit niet-Nederlanders?
20-40%
Segbroek Centrum Laak Loosduinen Escamp Minder dan 11 900 11 900 - 12 750 12 750 - 13 600
13 600 - 14 450 0
Die informatie staat op kaart GB 50E b Welk percentage van de bevolking van deze Haagse wijk bestaat uit allochtonen?
45-65% Die informatie staat op GB 50F c. De grootste groep allochtonen in deze wijk bestaat uit:
Surinamers Die informatie vind je in bron 53 d Waarom is het logisch dat het percentage bij vraag b groter is dan bij vraag a? (Tip: kijk nog even naar de uitleg over niet-Nederlanders en allochtonen op kaart GB 50A en C.
Bij de allochtonen horen bijvoorbeeld veel mensen uit het voormalig Nederlands-Indië en Suriname met een Nederlands paspoort, en veel in Nederland geboren kinderen die ook de Nederlandse nationaliteit hebben e Vul in de tabel hieronder het juiste getal in voor de leeftijdsgroep 65 jaar en ouder.
Leeftijdsgroep
%
0-19 jaar
27
20-64 jaar
64,3
65 jaar en ouder
8,7
5 km
Meer dan 14 450
figuur 11
Stadsdeel
Inkomen in 2000 (in euro)
Loosduinen
14.474
Escamp
12.002
Segbroek
13.881
Scheveningen
15.225
Centrum
12.023
Laak
10.921
Haagse Hout
17.503
figuur 12 (bron: buurtmonitor Den Haag)
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 104
104 migratie 5
g Je gaat nu een tweede kaart van Den Haag maken met als titel Gemiddelde waarde van een huis in Den Haag in 2002. Gebruik daarvoor figuur 13 en 14. Maak de kaart op dezelfde manier als in opdracht 26f. h Uit figuur 11 kun je de volgende conclusie trekken: De wijk Laak is in Den Haag de wijk
27 Je gaat nu opdrachten maken over de wijk Parijsch in Culemborg. a Welke percentage van de bevolking bestaat uit Nederlanders?
93,5 b Welk percentage van de woningen in deze wijk zit in de dure prijsklasse?
met de laagste inkomens Uit figuur 13 kun je de volgende conclusie trekken: De wijk Laak is in Den Haag de wijk
met de laagste gemiddelde waarde van een huis i Kijk nu naar de antwoorden bij 26a en b en je antwoorden bij h. Leg nu in je eigen woorden uit dat al deze antwoorden voor de wijk Laak met elkaar te maken hebben.
Allochtonen hebben meestal lagere inkomens dan autochtone Nederlanders; daarom wonen ze vooral in goedkopere wijken; dat zie je ook in Laak
45 c Welk percentage van de woningen in Parijsch bestaat uit sociale woningbouw?
25 d Voor wie zijn de woningen in de sociale woningbouw bestemd, denk je? Kijk ook naar figuur d.
Voor mensen met een niet zo hoog inkomen e Als je kijkt naar bron 52 kun je een voorspelling doen over het inkomen van de meeste bewoners van de wijk Parijsch. Is dat hoog/laag/meer dan gemiddeld/ minder dan gemiddeld? f Verklaar je antwoord bij vraag 27d.
Alleen mensen met een meer dan gemiddeld inkomen kunnen de huizen in de middenklasse en de dure klasse betalen g Zie bron 52 Inwoners. Hoe kun je hieraan zien dat Parijsch een nieuwe wijk is?
Het percentage 65+’ers is erg laag
Scheveningen Haagse Hout
h Parijsch is een goed voorbeeld van een suburbane wijk in Nederland. In bron 52 Inwoners zie je dat aan:
vooral jongere gezinnen met kinderen
Segbroek Centrum Laak
In bron 52 rechtsboven zie je dat aan:
een laag percentage niet-Nederlanders
Loosduinen
In bron 52 Wonen zie je dat aan: Escamp
0
Minder dan 75 000
veel huizen in de middenklasse en dure klasse
75 000 - 90 000
In bron 52 rechtsonder zie je dat aan:
90 000 - 105 000
veel dure huizen, vrijstaand en halfvrijstaand
105 000 - 120 000
5 km
Meer dan 120 000
figuur 13 Stadsdeel
Waarde (in euro)
Loosduinen
109.657
Escamp
69.958
Segbroek
101.114
Scheveningen
141.358
Centrum
85.938
Laak
57.446
Haagse Hout
131.611
figuur 14 (bron: buurtmonitor Den Haag)
Je gaat nu Parijsch en Laak vergelijken: h Schrijf nu de twee belangrijke verschillen op tussen de leeftijdsopbouw van de bevolking in de wijk Laak en de bevolking in de wijk Parijsch. De wijk Laak
telt naar verhouding meer
bejaarden heeft naar verhouding minder jongeren, of: Laak heeft naar verhouding minder mensen uit de groep 20-64 De wijk Laak
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 105
5 migratie 105
i Vergelijk de samenstelling van de bevolking van de wijk Laak met de wijk Parijsch. Wat is het belangrijkste verschil?
De wijk Parijsch bestaat voor het grootste deel uit Nederlanders, Laak voor een veel kleiner deel j Bekijk bron 52. Wat is volgens jou de belangrijkste oorzaak voor het verschil in bevolkingssamenstelling tussen Laak en Parijsch?
In Laak staan goedkope woningen; daar wonen dus allochtonen; Parijsch heeft vooral duurdere woningen, dus woont er ook een lager percentage allochtonen k Je hebt nu de wijken Laak en Parijs bestudeerd. Geef nu antwoord op de vraag waar de paragraaf mee begon: Integratie, gaat dat lukken? Gebruik in je antwoord in ieder geval de begrippen integratie en segregatie.
eigen antwoord; kern van het antwoord kan zijn: nee, segregatie belemmert ernstig de integratie Herhalingsopdracht Bestudeer de ‘In het kort’ van paragraaf 4 en maak de volgende opdracht.
28 a Wat is een allochtoon?
Iemand van wie ten minste één van zijn ouders in het buitenland is geboren, of die zelf in het buitenland is geboren b Welke zijn de twee grootste groepen niet-Nederlanders in Nederland?
Turken en Marokkanen c Arbeidsmigranten in Nederland komen vooral uit:
Marokko, Turkije d In Nederland wonen migranten uit (voormalige) Nederlandse overzeese gebieden. Welke drie gebieden zijn dat?
Suriname, Indonesië, Nederlandse Antillen e Welke groep immigranten wordt na 1990 steeds belangrijker in Nederland?
De asielzoekers f Noem twee redenen waarom veel migranten vooral geconcentreerd in bepaalde wijken van de grote steden wonen.
Goedkope woningen; migranten zoeken elkaar op
g Noem twee redenen waarom het percentage allochtonen in bijvoorbeeld Amsterdam deze eeuw groter zal worden dan het percentage autochtonen.
De autochtonen trekken weg/ suburbanisatie 2 Vestigingsoverschot van allochtonen; of: allochtonen hebben een hoger geboorteoverschot 1
h In veel steden zien we witte en zwarte scholen ontstaan. Wanneer heet een school een zwarte school?
Als meer dan de helft van de leerlingen uit allochtonen bestaat i Noem twee oorzaken voor het ontstaan van zwarte scholen.
In sommige wijken is het percentage allochtonen erg hoog Blanke kinderen verlaten de zwarte school en gaan naar een witte school j Bewering: ‘Jongeren en ouderen hebben in Nederland eigenlijk tegengestelde migratierichtingen.’ Hoe blijkt dat uit de binnenlandse migratie?
Jongeren trekken vaak naar de stad; ouderen juist uit de stad k Deze tegengestelde migratiebeweging kun je als volgt verklaren:
Jongeren gaan voor een opleiding of werk naar de stad; ouderen vertrekken er juist, omdat ze rustiger willen wonen l ‘Suburbanisatie versterkt de segregatie tussen allochtonen en autochtonen in Nederland.’ Is deze bewering juist of onjuist?
Juist Dat komt doordat:
allochtonen gemiddeld een lager inkomen hebben, en dus meer in de stad blijven wonen; ze suburbaniseren minder m Wat versta je onder remigratie?
Men keert terug naar het land van herkomst n Noem twee oorzaken voor remigratie.
De overheid voert een terugkeerbeleid Steeds meer migranten bereiken de pensioenleeftijd en willen terug
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 106
106 migratie 5
o Welke twee factoren kunnen remigratie tegenhouden?
Kinderen van migranten zijn hier opgegroeid Men is intussen geïntegreerd p Waarin verschilt assimilatie van integratie?
Bij integratie behoudt de migrant onderdelen van zijn eigen cultuur, bij assimilatie gaat de cultuur van de migrant helemaal op in die van het ontvangende land q Waarom kun je in Nederland van de meeste immigranten niet verwachten dat ze assimileren, maar wel integreren?
Een groot deel van de immigranten behoort tot de islam
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 107
5 migratie 107
5 Migratie in je eigen omgeving Bij dit hoofdstuk horen drie onderzoeksopdrachten waaruit je kunt kiezen, of waar je docent uit kiest.
1
Een van die onderzoeken staat in dit werkboek. De andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
Onderzoeksopdracht Waarom ben jij verhuisd?
In jouw stad of dorp zijn er vast wel wijken waar mensen met wat hogere inkomens wonen en wijken waar mensen met wat lagere inkomens wonen. Er wordt beweerd dat mensen met een hoger inkomen meer en verder weg verhuizen dan mensen met een lager inkomen, en dat ze ook verder van hun werk wonen dan mensen met een lager inkomen. Jij gaat in jouw dorp of stad onderzoeken of die beweringen kloppen. Je docent zegt je of je dat onderzoek alleen doet of dat je gaat samenwerken met een klasgenoot. In het laatste geval is het handig om iemand te kiezen die uit dezelfde stadswijk of hetzelfde dorp komt. 1 De hoofdvraag Klopt het dat mensen uit ‘rijkere’ wijken meer en verder verhuizen dan mensen uit ‘armere’ wijken, en dat ze verder van hun werk wonen? 2 Plan van aanpak Stap 1: Verdeel de hoofdvraag in drie deelvragen De eerste twee hebben we al voor je gemaakt, de derde moet je zelf maken. – Deelvraag A: Verhuizen mensen met een hoger inkomen meer dan mensen met een lager inkomen? – Deelvraag B: Verhuizen mensen met een hoger inkomen verder dan mensen met een lager inkomen? – Noteer nu deelvraag C:
Wonen mensen met een hoger inkomen verder van hun werk dan mensen met een lager inkomen? Stap 2: Bepaal je onderzoeksgebied Je kiest in je eigen stad(sdeel) of dorp een ‘rijke’ wijk en een ‘arme’ wijk uit voor je onderzoek. Gebruik hiervoor een kaartje uit de gemeentegids, het 100.000-stratenboek, of zoek een kaartje van je eigen stad of dorp op www.lokatienet.nl
Stap 3: Gegevens verzamelen Je gaat in elke wijk bij vier huishoudens een enquête houden. De vragen van de enquête vind je hierna. Je bepaalt de huisnummers van de huishoudens met behulp van een dobbelsteen. Wanneer je ergens aanbelt om te vragen of je een aantal vragen mag stellen, heb je de meeste kans op succes wanneer je de volgende aanwijzingen volgt: • Ga op een tijd dat mensen vaak thuis zijn. • Je stelt je voor (je vertelt wie je bent en waar je woont). • Je vertelt op welke school je zit, en dat je voor aardrijkskunde een onderzoek doet naar het verhuisgedrag van mensen. • Je vraagt of je een paar vragen mag stellen, en je vertelt dat het ongeveer vijf minuten duurt. • Je bedankt de mensen na afloop netjes voor hun medewerking.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 108
108 migratie 5
Enquête 1 Hoe vaak bent u in uw leven al verhuisd? a 1
c 3
e 5
b 2
d 4
f (als het meer is dan 5 )
2 In welke plaats en in welke provincie bent u geboren? Noteer de geboorteplaats in de eerste kolom van de tabel bij vraag 3. (Kort de naam van de provincie af.) Plaats en provincie
Plaats en provincie
Aantal km
Geboren in: 1 Verhuisd van:
naar:
2 Verhuisd van:
naar:
3 Verhuisd van:
naar:
4 Verhuisd van:
naar:
5 Verhuisd van:
naar:
6 Verhuisd van:
naar:
7 Verhuisd van:
naar: Totaal aantal km verhuisd
3 Tussen welke plaatsen bent u tot nu toe verhuisd? Noteer de antwoorden in de tabel. (De derde kolom vul je thuis pas in.) 4 Vanuit welke plaats bent u naar deze wijk verhuisd? a dezelfde plaats b een andere plaats uit dezelfde provincie (vul de naam van de plaats hieronder in) c een andere plaats uit een andere provincie (vul de naam van de plaats en provincie in) Plaats
Provincie
5 Wat was de hoofdreden van de verhuizing naar deze wijk/dit huis? a b c d
het werk (van uzelf of van bijvoorbeeld uw partner) het wonen (bijvoorbeeld een beter, mooier of groter huis, grote tuin, een rustige wijk) de goede voorzieningen in de wijk ( winkels, school, enzovoort) Een andere, namelijk:
6 In welke plaats werkt diegene die hier in huis het meest verdient? Vul hieronder in. Plaats
Provincie
Aantal km van woonplaats
7 Op welke manier gaat die persoon naar zijn/haar werk? a met de eigen auto b met de fiets
c op de brommer/motor d met het openbaar vervoer
Bedankt voor uw tijd en voor het beantwoorden van de vragen.
e via carpoolen f met bedrijfsvervoer
g..lopend
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 109
5 migratie 109
Stap 4: Gegevens van de enquête verwerken a Noteer de antwoorden op vraag 1 van de enquête in de onderstaande tabel. Rijke wijk Adres
Arme wijk Aantal keren verhuisd
Adres
Huishouden 1
Huishouden 1
Huishouden 2
Huishouden 2
Huishouden 3
Huishouden 3
Huishouden 4
Huishouden 4
Gemiddeld aantal keren verhuisd:
Gemiddeld aantal keren verhuisd:
Aantal keren verhuisd
Noteer nu jouw/jullie antwoord op deelvraag A (streep de foute antwoorden door). Mensen met een hoger inkomen verhuizen meer dan/minder dan/evenveel als mensen met een lager inkomen. b Vul de totalen van de antwoorden van vraag 3 in de volgende tabel in, en reken dan uit hoeveel kilometer men gemiddeld per huishouden is verhuisd. Rijke wijk Adres
Arme wijk Totaal aantal km verhuisd
Adres
Huishouden 1
Huishouden 1
Huishouden 2
Huishouden 2
Huishouden 3
Huishouden 3
Huishouden 4
Huishouden 4
Gemiddeld
Gemiddeld
Totaal aantal km verhuisd
Totaal aantal km verhuisd
Totaal aantal km verhuisd
Noteer nu jouw/jullie antwoord op deelvraag B (streep de foute antwoorden door). Mensen met een hoger inkomen verhuizen verder dan/minder ver dan/even ver als mensen met een lager inkomen. c Vraag aan je docent om een blanco kaart van Nederland. Je gaat nu alle verhuizingen van de acht huishoudens op de kaart tekenen met behulp van pijlen. Gebruik voor de gezinnen uit de rijke wijk de kleur rood en voor de huishoudens uit de arme wijk de kleur blauw. Klopt het beeld dat je op de kaart hebt getekend met de antwoorden op deelvraag A en B? Ja/nee. d Noteer het antwoord op vraag 6 in de volgende tabel en reken dan het gemiddeld aantal kilometers uit. Rijke wijk Adres
Arme wijk Aantal km tussen woon- en werkplaats
Adres
Huishouden 1
Huishouden 1
Huishouden 2
Huishouden 2
Huishouden 3
Huishouden 3
Huishouden 4
Huishouden 4
Gemiddeld
Gemiddeld
Aantal km tussen woon- en werkplaats
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 110
110 migratie 5
e Bekijk de uitkomsten van vraag 7. Noteer ze op een kladpapiertje in een tabel. De uitkomsten ga je in een grafiek weergeven. Bedenk eerst welk type grafiek je gaat gebruiken. Teken vervolgens de grafiek. In de grafiek moeten de uitkomsten voor de rijke en de arme wijk goed zijn te zien. Geef nu antwoord op deelvraag C (streep het foute antwoord door). Mensen met een hoog inkomen werken verder van hun woonplaats dan/minder ver van hun woonplaats dan/even ver van hun woonplaats alsmensen met een lager inkomen. f
Bekijk de antwoorden op vraag 5. Je moet de antwoorden van beide wijken in een cirkeldiagram figuur 15 gaan presenteren. Noteer je antwoorden eerst op een kladblaadje in een tabel en reken het percentage uit. Vul het cirkeldiagram (figuur 15) in, zet de juiste titel eronder en maak de legenda.
Titel:
Is er een verschil in verhuisredenen tussen mensen uit de rijke en mensen uit de arme wijk? Ja, namelijk:
eigen antwoord Nee. Conclusie Je kunt nu met behulp van de antwoorden op de deelvragen een antwoord geven op de hoofdvraag. Klopt het dat mensen uit ‘rijkere’ wijken meer en verder verhuizen dan mensen uit ‘armere’ wijken, en dat ze verder van hun werk wonen? a Ja, dat klopt. b Nee, dat klopt niet. c Dat klopt gedeeltelijk, want
Titel:
figuur 15 Onderzoeksopdracht 1
Waarom ben jij verhuisd?
1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 111
5 migratie 111
6 Keuzestof Bij dit hoofdstuk kun je kiezen uit vier opdrachten. Een daarvan staat in dit werkboek. De andere staan op de www.buiteNLand.epn.nl
1
Keuzeopdracht De eigen wereldkaart
Heb je altijd al eens je eigen wereldkaart willen maken zonder je iets aan te trekken van de bestaande werelddelen? Die kans heb je nu. De opdracht is als volgt. Onlangs is een nieuwe planeet in ons zonnestelsel ontdekt, de planeet Hetar. Hetar blijkt vier continenten te hebben. De planeet is bewoond. Onderzoekers gaan er dan ook vanuit dat de bewoners in de loop van de tijd over de planeet zijn uitgezwermd. Verdere gegevens over de planeet Hetar: – Geschat aantal bewoners: 100 miljoen, verdeeld over vier continenten, die ongeveer even groot zijn. – Hetar kent drie grote zeeën. – Je kunt de continenten als volgt rangschikken van rijk naar arm: Zuidelijke, Noordelijke, Oostelijke, Westelijke. Het rijkste land van Hetar ligt in het noorden van het armste continent. Het land maakt veel gebruik van goedkope arbeidskrachten uit andere gebieden om de belangrijkste delfstof van Hetar (zilver) te winnen. – Het westelijk deel van het rijkste continent laat nauwelijks immigranten toe. – In het westen van het noordelijke continent liggen twee grote landen die nu veel onvrijheid kennen. Veel Hetarianen die vroegere regeringen hebben gesteund, vluchten weg. – In het oostelijk deel van het Noordelijke Continent trekt vooral de kust veel arbeidsmigranten uit binnen- en buitenland. – Het zuiden van het armste continent wordt geteisterd door ernstige conflicten tussen verschillende groepen Hetarianen. Grote aantallen Hetarianen zijn uit deze gebieden weggevlucht. – Na zeven Hetarjaren krijgt iedere Hetariaan in het rijkste continent één jaar Hetarverlof. Aan de zuidwestkust van het noordelijke continent heerst een zeer mild klimaat. Het gebied is zeer in trek bij Hetarianen die hun Hetarverlof gaan doorbrengen in door de staat betaalde Hetar Parcs. – Het Westelijke Continent is vroeger ooit overheerst door een land in het oosten van het zuidelijke continent. Door de historische banden tussen beide gebieden krijgen jaarlijks tienduizend mensen een immigratievergunning en een werkvergunning. – Het Oostelijke Continent levert veel arbeidsmigranten aan de twee welvarende continenten.
Keuzeopdracht 1
De eigen wereldkaart
1 – Maak een thematische kaart op A3-formaat over migratie op de planeet Hetar. Op de kaart geef je met pijlen de migratie tussen de continenten en de migratie binnen de continenten aan. Je maakt hierbij gebruik van de gegevens hiervoor en je eigen fantasie. – De pijlen geven aan of je met arbeidsmigratie, politieke migratie, enzovoort hebt te maken. – Je zorgt voor een goede titel, legenda en schaal. – Je mag ook namen op de kaart zetten. Verzin plaatsen, landen, bergen, woestijnen enzovoort, en geef ze namen die met migratie te maken hebben. Je mag Engelse of Nederlandse namen gebruiken. Zo liggen er op Hetar misschien wel de Werkloosheidseilanden en ligt ergens op een continent Kaap Rijkdom. Succes!
1
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 112
112 topografie
Topografie Latijns-Amerika A 2
1
B
3 C
a
10
b D
F
11
M
14 13 N 15
12 O 4
c
5
G E
16 17
H
II 7 9
I
I
e
6
18
8
d 19 J
f figuur A
20
L 21 22
K
0
2000 km
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 113
topografie 113
Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart. In deel 1 van buiteNLand heb je al veel topografie geleerd. De omcirkelde cijfers en letters zijn een herhaling van vorig jaar.
Landen A B C D E F G H I J K L M N O
Mexico Cuba Nicaragua Panama Brazilië Ecuador Peru Bolivia Paraguay Chili Argentinië Uruguay Venezuela Colombia Suriname
Plaatsen
Wateren
Mexico-Stad 2 Guadalajara 3 Puebla 4 Manaus 5 Belem 6 Brasilia 7 Belo Horizonte 8 Rio de Janeiro 9 São Paulo 10 Caracas 11 Maracaibo 12 Paramaribo 13 Bogota 14 Medellin 15 Quito 16 Lima 17 La Paz 18 Asunción 19 Santiago 20 Córdoba 21 Buenos Aires 22 Montevideo
a
1
b c d e f
Caribische Zee Panamakanaal Amazone Parana Atacamatrog Straat van Magallanes
Gebergten en woestijnen I II
Andes Hoogland van Brazilië
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 114
114 topografie
Topografie Afrika 4 C
3
1 2 A I
5
B
7 8 M
6 E a
D II
F
G
b
9 N
H
I
c
10
12
11 O 15
16
J
P
K
Q 17
S 19 T 20 e
d R 18
IV U
22 W X
23
Z 25
27 figuur B
g
21
28 CC 26
BB
14
AA f
V Y 24 VI
L
13 III
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 115
topografie 115
Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op do invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart. In deel 1 van buiteNLand heb je al veel topografie geleerd. De omcirkelde cijfers en letters zijn een herhaling van vorig jaar.
Landen
Plaatsen
Wateren
Marokko B Algerije C Tunesië D Libië E Egypte F Mauritanië G Mali H Niger I Tsjaad J Soedan K Ethiopië L Somalië M Senegal N Ivoorkust O Ghana P Nigeria Q Kameroen R Democratische republiek Kongo S Uganda T Kenia U Tanzania V Zambia W Angola X Namibië Y Botswana Z Zimbabwe AA Mozambique BB Zuid-Afrika CC Madagascar
Rabat 2 Casablanca 3 Algiers 4 Tunis 5 Tripoli 6 Cairo 7 Nouackchott 8 Dakar 9 Bamako 10 Niamey 11 Ndjamena 12 Khartoum 13 Addis Abeba 14 Mogadishu 15 Accra 16 Lagos 17 Douala 18 Kinshasa 19 Kampala 20 Nairobi 21 Dar es Salaam 22 Luanda 23 Windhoek 24 Gabarone 25 Harare 26 Maputo 27 Kaapstad 28 Antananarivo
a
A
1
b c d e f g
Nijl Niger Tsjaadmeer Kongo Victoriameer Zambezi Oranjerivier
Gebergten en woestijnen I II III IV V VI
Atlasgebergte Sahara Ethiopisch Hoogland Afrikaans Hoogland Namib Kalahari
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 116
116 topografie
Topografie Azië Z
J
35 CC
k AA
L
13
14 f
H d e5 B 4 C 3 8 G b D
34
12
K 2 A 1
BB
31
III
11 M
30
9
I
10
33
N
j h
16
I O
7
g
15
c
P
6
F
Q 19
R
17
a
32
20
E
18 II
T S
i 21
25
24 22 l V U 23
26 Y m
W 27 X 28
figuur C
n 29
o
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 117
topografie 117
Zoek de cijfers en letters uit de kaart op in de atlas. Schrijf de topografische namen op de invullijnen hieronder. Leer daarna de topografie met de kaart. In deel 1 van buiteNLand heb je al veel topografie geleerd. De omcirkelde cijfers en letters zijn een herhaling van vorig jaar.
Landen
Plaatsen
Wateren
Turkije B Israël C Irak D Saudi-Arabië E Jemen F Oman G Jordanië H Syrië I Iran J Kazachstan K Oezbekistan L Tadzjikistan M Turkemenistan N Afghanistan O Pakistan P India Q Bangladesh R Myanmar S Thailand T Laos U Cambodja V Vietnam W Maleisië X Indonesië Y Filippijnen Z Mongolië AA China BB Noord-Korea CC Zuid-Korea
1
Ankara 2 Istanbul 3 Jeruzalem 4 Damaskus 5 Bagdad 6 Mekka 7 Riad 8 Amman 9 Teheran 10 Isfahan 11 Almaty 12 Tosjkent 13 Asjgabat 14 Kabul 15 Karachi 16 New Delhi 17 Mumbay 18 Hyderabad 19 Kolkata 20 Dhaka 21 Yangon 22 Bangkok 23 Phnom Penn 24 Vientiane 25 Hanoi 26 Manila 27 Singapore 28 Jakarta 29 Surabaya 30 Ulaanbaatar 31 Beijing 32 Hongkong 33 Shanghai 34 Pyongyang 35 Seoul
a
A
b c d e f g h i j k l m n o
Rode Zee Suezkanaal Perzische Golf Eufraat Tigris Indus Ganges Bramaphutra Golf van Bengalen Chang Jiang Huang He Mekong Zuid-Chinese Zee Javazee Filipijnenzee
Gebergten en woestijnen I II III
Hoogland van Iran Hoogland van Dekan Gobi
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 118
118 onderzoeksvaardigheden
Onderzoeksvaardigheden In elk hoofdstuk van dit boek staan bij paragraaf 5 drie onderzoeken die je kunt doen. Onderzoek doen is een belangrijke vaardigheid bij aardrijkskunde. In dit eerste jaar maken we gebruik van een stappenplan, dat hieronder staat beschreven. Bij alle onderzoeken in paragraaf 5 is het stappenplan vermeld. Hieronder staat nog eens beschreven wat je bij elke stap moet doen. Het kan je helpen als je problemen hebt met het doen van onderzoek.
De stappen van onderzoek 1 2 3 4 5 6
het het het het het het
formuleren van een onderzoeksvraag (met deelvragen) opstellen van een onderzoeksplan verzamelen van informatie verwerken van informatie trekken van conclusies presenteren van de resultaten
1 Het formuleren van een onderzoeksvraag met deelvragen Een onderzoek begint altijd met een vraag waar je een antwoord op wilt hebben. Dat noemen we de hoofdvraag. Het bedenken van een goede hoofdvraag is niet makkelijk. Let op een paar belangrijke dingen: – De hoofdvraag moet met aardrijkskunde te maken hebben. Goed: Waarom reizen mensen verder voor dure spullen dan voor goedkope spullen? Fout: Wat wordt er verkocht door de winkels in de stad? – De hoofdvraag moet maar één vraag zijn. Goed: Waarom zitten autodealers vaak bij elkaar? Fout: Waar zitten de autodealers, waarom zitten ze bij elkaar en door wie worden ze bezocht? – De hoofdvraag moet binnen de tijd onderzoekbaar zijn. Fout: Je hebt vier uur de tijd, en de onderzoeksvraag is: Hoe kunnen de problemen in het verkeer opgelost worden? (Dat kun je nooit binnen vier uur onderzoeken!) Goed: Je hebt vier uur de tijd en de onderzoeksvraag is: Waar komen de mensen vandaan die bij de HEMA boodschappen doen? – De hoofdvraag moet duidelijk zijn. Fout: Is de gezondheidszorg goed gespreid? (Wat is ‘gezondheidszorg’? Wat is ‘goed gespreid’? Waar is het gespreid?) Goed: Wonen er meer huisartsen in dichtbevolkte wijken dan in dunbevolkte wijken? – De vraag moet duidelijk afgebakend zijn; zorg ervoor dat er drie onderdelen in zitten: wat?, wanneer? en waar?
Vaak is een hoofdvraag ingewikkeld, of weet je niet waar je met het zoeken naar informatie moet beginnen. Het beste kun je dan je hoofdvraag opdelen in deelvragen. Dit zijn hulpvragen die je stap voor stap helpen een antwoord te vinden op de hoofdvraag. Deelvragen moeten ook aan een aantal eisen voldoen: – Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen; ze gaan bijvoorbeeld over deelonderwerpen. – Het moeten er niet meer dan vier of vijf zijn. Bijvoorbeeld: De hoofdvraag is: Klopt de weersverwachting op de televisie met het echte weer in je omgeving? De deelvragen kunnen zijn: – Uit hoeveel dagen bestaat de meerdaagse weersverwachting? – Over welk gebied gaat deze verwachting? – Welke gegevens worden in de weersverwachting genoemd? – Hoe worden deze gegevens gemeten? 2 Het opstellen van een onderzoeksplan Bij de meeste onderzoeken die je dit jaar doet hoeft dat niet. Bij een onderzoek dat veel tijd kost en waarbij je in een groepje moet werken, is een plan maken wel handig. Anders ben je misschien lang bezig op de verkeerde manier of doet er eentje heel veel en de ander weinig. In een onderzoeksplan kun je opnemen: – het aantal en de soort werkzaamheden; – de hulpmiddelen die je nodig hebt; – de taakverdeling als je met medeleerlingen werkt; – een tijdsplanning; – waar je denkt informatie te vinden. 3 Het verzamelen van informatie Nu begint het echte onderzoek. Informatie haal je uit bronnen. In feite zijn er twee soorten bronnen: – informatie die je zelf verzamelt door naar buiten te gaan en mensen te interviewen, te enquêteren, te tellen of gewoon door te kijken hoe iets is; – informatie die door een ander is verzameld, en die je haalt uit boeken of van de computer, bijvoorbeeld van internet. Bij het verzamelen van informatie moet je op het volgende letten: – Denk eerst goed na hoe je het beste aan informatie kunt komen: in de bibliotheek, op het gemeentehuis, door onderzoek buiten, op internet?
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 119
onderzoeksvaardigheden 119
– Ga niet zomaar van alles printen of kopiëren, maar zoek alleen de informatie die antwoord geeft op de onderzoeksvraag of deelvragen. – Wees beleefd als je ergens om informatie vraagt of mensen interviewt. – Laat je niet verleiden tot een andere onderzoeksvraag omdat je over dat onderwerp toevallig meer informatie kunt vinden. – Werk geordend en netjes: maak per deelvraag een vel papier en noteer daarop die dingen die je gevonden hebt en die met die deelvraag te maken hebben. Noteer ook de bron: bijvoorbeeld de bladzijde en de naam van het boek waar je iets in gevonden hebt. 4 Het verwerken van informatie Als je informatie hebt verzameld, is dat vaak nog een rommeltje. Je hebt blaadjes met aantekeningen, antwoorden op vragen aan mensen, plaatsen en straatnamen waar iets is, rijen met cijfers van tellingen enzovoort. Die moet je netjes gaan verwerken tot delen van een werkstuk of presentatie. Dat doe je door bijvoorbeeld: – van cijfers een staafdiagram te maken; – van plaatsen een kaart te tekenen; – van teksten een samenvatting te maken; – van aantekeningen of een interview een logisch verhaal te schrijven; – enzovoort.
5 Conclusies trekken Ga als volgt te werk: – Beantwoorden van de deelvragen Lees alle informatie die je over een deelvraag hebt genoteerd, geordend en bewerkt goed door, en geef dan voor elke deelvraag een antwoord op die vraag. – Beantwoorden van de hoofdvraag Lees de antwoorden op de deelvragen goed door en geef dan een antwoord op de hoofdvraag. 6 Het presenteren van de onderzoeksresultaten Van alles wat je nu gevonden en gemaakt hebt, moet je een presentatie maken. Een presentatie kan een werkstuk zijn. Maar het kan ook een Power-Pointpresentatie op de computer zijn, of een spreekbeurt, of een kaart met beschrijving enzovoort. In de presentatie moeten twee dingen zitten: – de verwerking van de informatie: korte stukken tekst (samenvattingen, verwerking van interview enzovoort), tabellen en grafieken, kaarten enzovoort; – de antwoorden op de hoofd- en deelvragen.
214304 BuiteNLand 2VWO Wb B 24-02-2004 16:02 Pagina 120
120 illustratieverantwoording
Illustratieverantwoording Cartografisch tekenwerk: G-O graphics - Wijk bij Duurstede Technisch tekenwerk: Hessels, Frans - Almere-stad Lansys - Groningen Foto’s: Berg, Geert van den - Almere: fig. 5.4 Lineair Fotoarchief BV - Arnhem: fig. 3.10 en 3.31f Mennen, Harrie - Valkenswaard: fig. 3.15 en 3.31a
214313