WERK WAARD(IG)
Onderzoek naar het aanbestedingsbeleid van de gemeente drimmelen
Rekenkamercommissie Drimmelen juni 2007
1
Rekenkamercommissie
D.V. Hindriks (voorzitter) Karin van den Berg Corne van Gilst J. Praat (vice-voorzitter) Gert-Jan Thijssen
Juli 2007
Leden onderzoeksteam:
D.V. Hindriks
projectleider/ auteur
W. Schneider
onderzoeker / auteur
Contactpersoon: Drs. D.V. Hindriks (voorzitter rekenkamercommissie) (t) 06 – 518 25 946 (e)
[email protected]
2
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave ...................................................................................................... 3 Bestuurlijke Samenvatting ................................................................................... 4 A. Doelgerichtheid ...................................................................................... 5 B. Procedureel ............................................................................................. 5 Aanbevelingen aan de raad ....................................................................... 6 Aanbevelingen aan het College ................................................................. 6 Leeswijzer .............................................................................................................. 7 1 Inleiding ............................................................................................................ 8 1.1 Aanleiding ............................................................................................. 8 1.2 Onderzoekskader ................................................................................. 8 1.3 Onderzoeksaanpak ............................................................................. 11 2 Normenkader ................................................................................................... 13 2.1 Cluster 1 Vragen ............................................................................... 13 2.2 Cluster 2 Vragen ................................................................................ 14 2.3 Cluster 3 Vragen ................................................................................ 17 2.4 Cluster 4 vragen ............................................................................... 17 2.5 Cluster 5 ............................................................................................. 18 2.6 Social return ...................................................................................... 18 3 Aanbestedingsbeleid Drimmelen .................................................................... 22 3.1 Inleiding .............................................................................................. 22 3.2 Kaderstellende documenten .............................................................. 22 3.3 Nota Aanbesteding ............................................................................. 24 3.4 Intergemeentelijke aanbesteding ..................................................... 28 3.5 Aanbesteding: procedure volgens het drimmelse boekje ............... 30 3.6 Informatievoorziening aan Raad ....................................................... 31 3.7 Toetsing aanbestedingsbeleid ........................................................... 31 4. Drie grote projecten ....................................................................................... 39 4.1 Sociaal/Maatschappelijke zorg. Hulp in de huishouding wmo ........ 39 4.2 Milieubeleid. Aanbesteding inzameling huisvuil .............................. 49 4.3 Verbouwing Dongemondcollege ........................................................ 57 5 Onderhandse bestedingen .............................................................................. 61 5.1 Korte beschrijving .............................................................................. 61 5.2 Bevindingen ........................................................................................ 61 5.3 Vergelijking aanbesteding grote projecten en onderhandse aanbestedingen ................................................................................. 64 6 Analyse, conclusies en aanbevelingen ........................................................... 65 6.1 Analyse ............................................................................................... 65 6.2 Aanbevelingen .................................................................................... 69 BIJLAGEN ............................................................................................................. 71 Bijlage 1. Tentatieve berekeningen Social return .................................. 72 Bijlage 2 Sociaal-economisch profiel van Drimmelen ........................... 76 Bijlage 3 Social return bij andere gemeenten ........................................ 79 Bijlage 4 Literatuurlijst ............................................................................ 81
3
BESTUURLIJKE SAMENVATTING De gemeente Drimmelen koopt jaarlijks circa € 16 miljoen in aan diensten en werken. De administratieve organisatie rond die geldstroom is volgens de accountant goed op orde. Deloitte schrijft in haar rapportage over 2006 aan de raad “In het algemeen is ons beeld van de financiële beheersing in Drimmelen positief” en “de uitgevoerde interne audits en de versla glegging daarover zijn van een goed niveau”. “het jaarrekeningtraject is relatief soepel verlopen”. Deloitte vindt het een compliment aan de organisatie waard. Dat was dan ook niet de reden dat de rekenkamercommissie haar eerste rapport wijdt aan het aanbestedingsbeleid. De aanleiding voor de rekenkamercommissie was veel meer de vraag of inkopen en aanb esteden kan bijdragen aan bredere doelen, zoals “social return”. Tijdens het onderzoek is tevens gekeken of het aanbestedingsbeleid de toets der kritiek kan doorstaan en is gekeken of ambtelijk conform het beleid wordt gehandeld. Dat sluit tegelijk aan bij de belangrijkste kr itische kanttekening uit hetzelfde rapport van Deloitte. Die gaan over het niet volgen van de EU aanbestedingregels en het niet volgen van het interne inkoop- en aanbestedingsbeleid. Die kritische kanttekeningen blijken terecht te zijn. De rekenkamercommissie heeft vastg esteld dat het ontbreekt aan duidelijke meetbare doelen, dat de nota aanbesteden onvoldoe nde verankerd is in de organisatie, dat niet voldoende zichtbaar volgens de nota wordt gehandeld en dat het ontbreekt aan transparantie en verantwoording. Het college heeft volgens de rekenkamercommissie aanbestedingen niet voldoende actief gevolgd. De raad is niet vo ldoende betrokken bij het beleid, maar heeft ook zelf te weinig initiatief ontplooid. Daarnaast meent de rekenkamercommissie dat het aanbestedingsbeleid op enkele punten verbeterd kan worden. Nu de administratieve organisatie goed op orde is bestaat de ruimte om met enkele geric hte maatregelen ook dit onderdeel te verbeteren. De rekenkamercommissie denkt dat daarmee wellicht tevens aanzienlijke financiële voordelen bereikt kunnen worden. Voor het doen van harde uitspraken zou een diepgaander onderzoek nodig zijn, maar in potentie zou het om € 0,5 miljoen tot maximaal € 1 miljoen kunnen gaan. Social return, de primaire aanleiding voor dit onderzoek, wordt in Drimmelen nog niet gekoppeld aan het aanbestedingsbeleid. Deze term heeft betrekking op: de mogelijkheden die de gemeente biedt aan lokale ondernemers om een aanbesteding te gunnen de inschakeling van inwoners van Drimmelen in het arbeidsproces die een (relatieve) achterstand op de arbeidsmarkt hebben (zoals personen in de Wet Werk en Bijstand, schoolverlaters, oudere werklozen) bij gemeentelijke aanbestedingen. Of inschakeling van inwoners met een achterstand op de arbeidsmarkt alsnog gekoppeld moet worden aan het aanbestedingsbeleid is een politieke vraag die de rekenkamercommissie niet kan beantwoorden. In dit rapport is wel zichtbaar gemaakt welke mogelijkheden er binnen de geldende wet- en regelgeving zijn. Die mogelijkheden blijken ruimschoots aanwezig te zijn en worden elders al toegepast. De rekenkamercommissie heeft daarnaast een tentatieve 1 rekensom gemaakt over de potentiële baten. Die berekening duidt op een potentieel voordeel tussen € 120.000 en € 760.000. Daar staat het risico van een hogere prijs (1% is circa € 160.000) tegenover. De sociale baten in de vorm van werkgelegenheid voor mensen uit Drimmelen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn beschreven. De ui teindelijke afweging of de mogelijkheden benut dienen te worden of niet laat de rekenkame rcommissie graag aan de raad over.
1
Tentatief staat voor zeer voorlopig en omgeven van ruime marges. De uitkomsten zijn slechts indicatief. Ze vloeien wel logisch voort uit de aannamen.
4
Bij het onderwerp “social return” hoort ook het, binnen de wettelijke mogelijkheden en b eperkingen, inschakelen van lokale ondernemers. De rekenkamercommissie heeft vastgesteld dat dit onderwerp leeft binnen de organisatie. Waar mogelijk wordt aan lokale ondernemers de kans geboden. Structureel is het niet verankerd. Zo is er geen actief beleid om lokale o ndernemers uit te nodigen voor de gehanteerde shortlists. Ook zijn de shortlists onvoldoende transparant en toegankelijk. Omdat een centraal overzicht van aanbestedingen ontbreekt, is het voor ondernemers niet eenvoudig om actief te reageren op kansen bij de gemeente o pdrachten te verwerven. De rekenkamercommissie pleit op grond van het onderzoek voor een actievere opstelling van het college ten aanzien van het aanbestedingsbeleid en ten aanzien van social return. Deze opstelling verhoogt de doeltreffendheid van het aanbestedingsbeleid. Mogelijke middelen hiertoe zijn: * Het opnemen van een sociale paragraaf in de Nota Aanbesteding * Het formuleren van een beleid ten aanzien van de shortslist (publiciteit, toelating seisen, verwijdering van de lijst, herkansingsmogelijkheden) * Betere controle en toezicht op het gemeentelijke aanbestedingsbeleid in de praktijk (Inrichten centraal overzicht inkoop en aanbestedingen, Het Inkoopbureau verplicht meer inschakelen, meer (tussentijdse) evaluaties aan de raad st uren) Er zijn vier categorieën van aanbesteding: gunning uit de hand, onderhands, openbaar en Europees. De meeste beleidsruimte voor de gemeenten zit volgens het onderzoek bij de kle inere aanbestedingen. In de nabije toekomst zal deze ruimte overigens afnemen omdat de drempelbedragen voor Europese en openbare aanbestedingen lager zullen worden. Met behulp van een normenkader werd een drietal grote aanbestedingen getoetst. Het betrof de Hulp in de Huishouding in het kader van de WMO, de afvalinzameling van het Huisvuil en de verbouwing van het Dongemondcollege. Voorts werd het beleid ten aanzien van enkele kleinere (onderhandse) aanbestedingen globaal getoetst aan dit normenk ader. Samengevat laat het onderzoek het volgende beeld zien:
A. Doelgerichtheid 1. bij de onderzochte aanbestedingen laat de gemeenten zich leiden door “laagste prijs”, economisch meest voordelige aanbieding” en de “prijs kwaliteit-verhouding”. Hiermee voldoet de gemeente aan de normen van de Nota Aanbesteding. 2. Social return (zowel de gunning aan lokale bedrijven én de inzet van mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt) speelde een ondergeschikte rol. De Nota Aanbest eding formuleerde geen expliciete, aanvullende doelen ten aanzien social return. In de Programma’s van Eisen of Bestekken werd (behoudens bij Hulp in de Huishouding) social return niet als aanvullend doel of als belangrijke eis gesteld.
B. Procedureel 3. De onderzochte aanbestedingen voldeden aan de door de EU- en de Nederlandse wetgeving gestelde normen. 4. Bij de onderhandse bestedingen werd gebruik gemaakt van shortlists. Daarmee loopt Drimmelen voorop. Onduidelijk is in hoeverre door middel van deze lijsten voldoende concurrentie aanwezig is. Vooralsnog lijkt het erop dat de dynamiek niet structureel is georganiseerd. De Rekenkamercommissie heeft geen grote afwijkingen aangetroffen. Tegelijk is het aanbestedingsbeleid nog onvoldoende in de organisatie verankerd zoals blijkt uit ontbrekende evaluaties en informele toepassing van formele instrumenten. Er bestaat geen totaal overzicht van de aanbestedingentrajecten. Een centraal meldpunt met overzicht van alle inkoop en aanbestedingstrajecten ontbreekt. Het Inkoopbureau wordt in een relatief klein deel van de gevallen ingeschakeld. Wanneer dat wel gebeurt, zijn de resultaten positief tot zeer positief.
5
Voorts is er te weinig toezicht op de naleving van het aanbestedingsbeleid door de Raad en het college. Gebrekkig toezicht wordt veroorzaakt door het ontbreken van een actieve opste lling van College en Raad ten aanzien van bijvoorbeeld evaluaties. Tegen deze achtergrond doet de Rekenkamercommissie een aantal aanbevelingen. Zo kan de raad na een politieke afweging van voor- en nadelen overwegen om een sociale paragraaf (en een over duurzaamheid) in de Nota Aanbesteding met meetbare criteria op te nemen. Drimmelen loopt voorop met het gebruik van shortlists. Het is de moeite waard om de dynamiek bij de shortlists meer inzichtelijk te maken door onafhankelijke toetsing in te ste llen. We bevelen aan om een (actief) toelatingsbeleid te formulieren: criteria op te stellen voor het toelatingsbeleid, waardoor helder is wanneer men tot de shortlist of een l everancierslijst wordt toegelaten of verwijderd, en wanneer men een herkansing krijgt. In het kader van het actieve beleid is het voorts te overwegen om in de gemeentelijke exte rne communicatie aanbestedingen een prominentere plaats te geven. Actiever beleid ten aanzien van social return brengt in potentie mi nder sociale en financiële kosten met zich mee. De Rekenkamercommissie heeft in een globale schets aangegeven dat sociaal potentieel aanwezig is. Door dit te benutten zijn er voordelen te behalen. De gemee nte Drimmelen kan bij de kleinere gemeenten hierbij ook een voortrekkersfunctie vervullen.
Aanbevelingen aan de raad 1.
2. 3.
De Rekenkamercommissie adviseert de Raad om een besluit te nemen over de wenselijkheid Social return op te nemen in het inkoopbeleid. Indien de Raad social return als aa nvullende norm in het beleid wil opnemen, is het wenselijk om: Een sociale paragraaf in de Nota Aanbesteding op te nemen met specifieke en mee tbare normen Een eenduidige definitie voor het begrip 'locale leverancier” of 'lokale ondern emer” te formuleren. De Rekenkamercommissie adviseert de raad om een richtinggevende uitspraak te doen over de inschakeling van het Inkoopbureau De Rekenkamercommissie adviseert de Raad en het College om de evaluaties actief te behandelen en zo beter toezicht te houden op de naleving van het aanbesteding sbeleid.
Aanbevelingen aan het College 4. 5. 6. 7.
8.
Zet een centraal contractenbeheersysteem op. Stel een (verplicht) centraal meldpunt voor inkooptrajecten vanaf euro € 10.000 in waarmee overzicht ontstaat van de grootste inkooptrajecten binnen de gemeente. Toets jaarlijks de gebruikte inkoop-shortlists en rapporteer daarover aan college en Raad. Leg een gemakkelijk (via Internet) toegankelijke centrale lijst van geïnteresseerden aan. We adviseren het college om jaarlijks de lokale ondernemers te benaderen met de uitn odiging om zich als geïnteresseerde in te schrijven. Raadpleeg het Inkoopbureau bij alle aanbestedingen boven euro € 10.000 en schakel het Inkoopbureau waar mogelijk in. Vanaf een nader, op basis van de 80/20 regel 2, te bepalen grens, dient het Inkoopbureau verplicht ingeschakeld te worden.
2
20% van de inkopen vertegenwoordigen 80% van de omzet. Met een frequentiegrafiek is daar eenvoudig inzicht in te krijgen
6
LEESWIJZER Raadsleden zijn druk bezette mensen. De rekenkamercommissie realiseert zich dat hun tijd beperkt is. Voor het voeren van de discussie over het aanbestedingsbeleid is het lezen van alle ruim 80 pagina’s niet vereist. Hieronder geven we in volgorde weer wat de belangrijkste onderdelen van het rapport zijn. In de bestuurlijke samenvatting vindt u een samenvatting van de bevindingen, de analyse op hoofdlijnen en de achtergrond van de aanbevelingen. Het hoofdstuk eindigt met de aa nbevelingen waardover van de raad een oordeel wordt gevraagd. De bestuurlijke samenvatting is gebaseerd op de analyse, conclusies en aanbevelingen van hoofdstuk 6. In dat hoofdstuk worden de onderzoeksvragen aan de hand van normen, bevindingen en een oordeel beantwoord. Op grond van de getrokken conclusies worden aa nbevelingen gedaan. U vindt er de onderbouwing van de conclusies en de aanbevelingen. In de hoofdstukken 3, 4 en 6 vindt u de bevindingen met betrekking tot het aanbestedingsbeleid in algemene zin, de onderzochte drie grote projecten en de onderzochte onde rhandse aanbestedingen. Per hoofdstuk worden de bevindingen getoetst aan normen waaraan het aanbestedingsbeleid zou moeten voldoen. De in hoofdstuk 3 tot en met 6 gehanteerde normen zijn afgeleid uit bronnen en dienen om de vragen te kunnen beantwoorden. De verantwoording van het gehanteerde normenkader vindt u in hoofdstuk 2. De rekenkamercommissie wil relevante onderzoeken doen die leiden tot verbetering. Daarom stelt ze zichzelf de eis dat er sprake moet zijn van een concrete probleemstelling en bijbehorende onderzoeksvragen. De beschrijving daarvan treft u aan in hoofdstuk 1 Inleiding. De bijlagen tenslotte bevatten meer gedetailleerde informatie en onderbouwing voor hen die zich verder in het onderwerp willen verdiepen. Als bijlage is een globaal overzicht gegeven van mogelijke c.q. potentiële sociale en financiële voordelen indien social return meer in het toekomstige aanbestedingsbeleid van de gemeente Drimmelen wordt toegepast. Andere bijlagen zijn: “Het sociaal-economische profiel van Drimmelen” en “Benchmarking: social return bij andere gemeenten”. Voor degenen onder u die zeer weinig tijd hebben volstaat het lezen van de bestuurlijke s amenvatting. Anderen kunnen wellicht volstaan met het daarnaast lezen van hoofdstuk 6 an alyse, conclusies en aanbevelingen. Alle overigen wensen we veel leesplezier vanaf pagina 1 tot en met 82!
7
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Door de diverse fracties zijn onderwerpen aangedragen die in aanmerking kunnen k omen voor nader onderzoek door de Rekenkamercommissie. Op grond van de input van deze fra cties heeft deze commissie een afweging gemaakt en gekozen voor een quickscan voor het aanbestedingsbeleid en een groot onderzoek met betrekking tot het groenonderhoud. Er is gekozen voor deze benadering om eerst ervaring op te doen 3. In het Collegeprogramma 2002 – 2006 “Passende Ambities” werd het onderwerp aanbestedingsbeleid niet expliciet genoemd 4. Dat is eveneens het geval in het vigerende coalitieprogramma “Samen realistisch vernieuwen”. Zoals blijkt uit een eerste verkenning heeft het aanbesteden door de gemeente in de publieke opinie (plaatselijke en regionale pers) de laa tste jaren weinig publiciteit gekregen. In het kader van dit onderzoek willen de leden van de Rekenkamercommissie nagaan wat de mogelijkheden en de “opportunities” van lokale bedrijven zijn om gemeentelijke opdrachten te verwerven. Tevens leeft bij deze leden de vraag in hoeverre bij het aanbestedingsb eleid rekening wordt gehouden met maatschappelijke effecten, waarbij met name wordt g edacht aan social return, dat wil zeggen: het stellen van sociale voorwaarden bij aanbestedingen om de regionale werkgelegenheid te bevorderen en/of geregistreerde werkzoekenden, personen met een indicatie voor de Sociale Werkvoorziening of lee rlingen aan een werkplek te helpen. Met deze insteek komen bij de leden van de Commissie de volgende vragen boven: welke kansen biedt het gemeentelijk beleid aan lokale ondernemers om ingeschakeld te worden bij gemeentelijke projecten in Drimmelen? Welke kansen worden geboden aan in Drimmelen wonende werklozen en mensen die een achterstand op de arbeidsmarkt hebben?
1.2 Onderzoekskader 1.2.1 Probleemstelling
De Rekenkamercommissie heeft een klein onderzoek verricht naar het gemeentelijke aanb estedingsbeleid. Op basis van de gevoelens die in de Raad leven, heeft ze onderzocht hoe de gemeente waarborgt dat de gewenste resultaten via de aanbesteding bereikt worden, hoe de controle op deze resultaten plaatsvindt, of het aanbestedingsproces op een open wi jze plaatsvindt. De probleemstelling luidt derhalve: Voldoet het aanbestedingsbeleid van de gemeentelijke overheid aan de eisen van doeltreffendheid?
In de huidige wet- en regelgeving wordt gesproken over ‘doeltreffendheid van beleid’, een uitdrukking die betrekking heeft betrekking op de beleidseffecten (outcome). Effecten zijn de 3 4
Zie verslagen Rekenkamercommissie 23 januari 2007 en 28 december 2006 http://drimmelen.shared.1eeurope.nl/bis/documenten/coalitieprogramma2002.2.pdf
8
gevolgen van het beleid die merkbaar zijn in de maatschappij. Wanneer beleid doeltreffend is, betekent dit dat de door de overheid getroffen maatregelen de gewenste gevolgen hebben in de maatschappij. Doeltreffendheidonderzoek is derhalve een onderzoek naar de vraag in hoeverre met het gemeentelijk beleid de gewenste beleidsresultaten worden bereikt. Algemeen In zijn algemeenheid gaat het bij onderzoeken naar de doeltreffendheid van beleid om twee – met elkaar verbonden – vragen5: 1. In hoeverre is de realisatie van het doel op het conto te schrijven van de ingezette i nstrumenten en middelen? 2. Welke verklaringen zijn te geven voor de geconstateerde (in)effectiviteit?
Bron: Handleiding Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid, Algemene Rekenkamer, blz. 81
Alle doelstellingen moeten expliciet zijn gemaakt. Met het opstellen van de specifieke doe lstellingen, weet de raad welke activiteiten moeten worden uitgevoerd en welke resultaten en effecten worden beoogd. Wanneer geen specifieke doelstellingen worden opgesteld, kunnen resultaten niet kritisch worden getoetst en kan er tussentijds niet worden bijgestuurd. In onderzoeken naar doeltreffendheid stellen de onderzoekers vast of:
de doelstellingen van het college meetbaar en tijdsgebonden zijn
alle doelstellingen specifiek geëxpliciteerd zijn
activiteiten, resultaten en effecten zijn benoemd 6
De volgende deelvragen zijn hiertoe opgesteld: A. Doelen
Heeft de gemeentelijke overheid een geformuleerd aanbestedingsbeleid?
Welke doelen worden in dit beleid gesteld? Wordt gekeken naar ethische, id eële en economische doelen?
Zijn bij de gunning- en selectiecriteria en Programma van Eisen ethische en ideële doelen opgenomen? Maakt “social return” onderdeel uit van deze do elen?
In hoeverre dingen lokale ondernemers mee? Wat zijn hierbij de succes - en faalfactoren voor deze ondernemers bij de gunning?
5
Handleiding Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid, Algemene Rekenkamer
6
Startnotitie onderzoek verzelfstandiging organisatieonderdelen 2006
9
B. Activiteiten
In hoeverre is er vanuit het bestuur (college en raad) toezicht op de naleving van het aanbestedingsbeleid?
Wordt er verantwoording afgelegd via een evaluatie of tussenrapportages aan de raad?
Hoe verloopt het proces van aanbesteding?
In hoeverre vindt een intergemeentelijke aanbesteding plaats?
C. Effecten
Wat zijn de meetbare maatschappelijke effecten?
D. Aanbevelingen
Welke aanbevelingen kunnen voor de toekomst worden gegeven?
1.2.2 Afbakening
Het onderzoek richt zich op het gemeentelijke aanbestedingsbeleid in de periode 2004 -2006. Indien nodig, wordt gebruikt gemaakt van historische data van vóór 2004. De Rekenkamercommissie realiseert zich dat bij de gemeentelijke gunning niet alleen naar het lokale wer kgelegenheid belang zal zijn gekeken. Wel is belangrijk om te onderzoeken hoe zwaar dit b elang in het afwegingsproces van de gunning was. Er is gekozen voor een bescheiden opzet. Er worden drie projecten onderzocht: Hulp in de Huishouding, de inzameling van het huisvuil en de verbouw van het Dongemondcollege. Ter vergroting van de validiteit van de uitko msten van het onderzoek dat bij deze drie projecten wordt uitgevoerd, worden deze uitkomsten vergeleken met de uitkomsten van een verkenning bij vier onderhandse aanbestedi ngen7. Het onderzoek vindt plaats in de periode 2004-2006 met de nadruk op 2006. Dit heeft te maken met het feit dat het beleidskader over aanbesteding (Nota Aanbesteding) in 2005 door de Raad is vastgesteld. De informatie is verkregen uit het bestuderen van door de Raad goedgekeurde documenten, literatuur en gesprekken met stakeholders (ambtenaren, externe adviseurs en belanghe bbenden). Ook raadsnotulen en verslagen van commissievergaderingen werden geraadpleegd. Onderzoekstechnisch is het overigens een nadeel dat de verslagen van de commissieverg aderingen beknopt waren/zijn, waardoor mogelijk relevante informatie niet kon worden opg espoord. Geluidsopnamen van deze commissievergaderingen (van voor september 2005) ko nden ook niet worden afgeluisterd omdat ze bij de griffie niet beschikbaar waren. In verband met de verhuizing van het oude naar het nieuwe gemeentehuis zijn deze opnamen opg eruimd. Volgens de griffier was er het kader van de archivering geen wettelijke bewaar plicht. De uitgebreide besluitenlijsten zijn volgens de griffier voldoende om informatie te verkri jgen8.
tijdens de cursus Rekenkamercommissie van de NVRR aan de Erasmus Universiteit (april 2007) is de methode van een controlegroep bepleit door Gerard Bukkems, werkzaam bij de Algemene Rekenkamer 8 Mail Griffier dd. 23 april 2007 7
10
1.3 Onderzoeksaanpak 1.3.1 Algemeen
Aanbesteden houdt het uitnodigen in van twee of meer ondernemers om deel te nemen aan een procedure, met als doel het doen van een aanbod (offerte) voor de uitvoering van een opdracht. Doel is om het inkoopproces transparant, objectief en non-discriminatoir te laten verlopen9. Globaal zijn er voor een overheid vier vormen van marktbenadering met bepaalde drempe lbedragen. Iedere gemeente is vooralsnog vrij om eigen drempelbedragen op te stellen. Ui tsluitend het drempelbedrag waarboven Europees aanbesteed moet worden staat vast. De vier vormen zijn: 1. Gunning uit de hand: de overheidsorganisatie kiest zelf een leverancier uit. Hier is dus geen sprake van concurrentie tussen leveranciers. Her betreft hier kleine drempelbedragen voor leveringen en diensten .
2. Onderhands aanbesteden: aanbesteden zonder een openbare aankondiging. Er is beperkte concurrentie tussen een aantal zelfgekozen leveranciers. Een variant op Onderhands aanbesteden is het meervoudig onderhands aanbesteden: bij minimaal drie ondernemers worden offertes opgevraagd .
3. Openbaar aanbesteden: de overheidsorganisatie plaatst nationaal een aankondiging voor een opdracht. Er is vrije concurrentie tussen alle leveranciers uit het land. 4. Europees (openbaar) aanbesteden (openbaar aanbesteden conform de Europese aanb estedingsrichtlijnen): de overheidsorganisatie plaatst op Europees niveau een aankondiging voor een opdracht. Er is vrije concurrentie tussen alle EU-leveranciers. In principe worden alle vier vormen van marktbenadering in dit onderzoek betrokken, incl usief de eventuele gehanteerde grenzen (drempelbedragen). Daarbij dient aangetekend te worden dat –gelet op de geringe omvang van de aanneemsom- bij de gunning uit de hand het maatschappelijke effect gering zal zijn.
9
Handreiking voor een Collegebesluit inzake koop en aanbesteding, Europa Decentraal, ministerie BZK, 2004 blz. 9
11
Twee voorbeelden van drempelbedragen zijn: 1. Dordrecht: Aanbestedingsvorm
Werken
Leveringen
Diensten
Europees
> EUR 5.278.000
> EUR 211.000
> EUR 211.000
Openbaar (met voorselectie)
> EUR 140.000
> EUR 140.000
> EUR 140.000
Meervoudig onderhands
> EUR 35.000
> EUR 35.000
> EUR 35.000
Eén op één via offertemethode met
< EUR 35.000
< EUR 35.000
< EUR 35.000
één gegadigde (enkelvoudige uitnodiging)
2. Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 1 . Gunning uit de hand vindt plaats: a. bij leveringen en diensten tot een bedrag van € 25.000; b. bij werken tot een bedrag van € 25.000; 2. Onderhandse aanbesteding vindt plaats: a. bij leveringen en diensten van € 25.000 tot een bedrag van € 100.000; b. bij werken van € 25.000 tot een bedrag van € 400.000; 3. Openbare aanbesteding vindt plaats: a. bij leveringen en diensten van € 100.000 tot het wettelijke minimumbedrag voor Europese aanbesteding; b. bij werken van € 400.000 tot het wettelijke minimumbedrag voor Europese aanbesteding; 4. Europese aanbesteding vindt plaats: a. bij leveringen vanaf het wettelijke minimumbedrag voor Europese aanbesteding; b. bij diensten vanaf het wettelijke minimumbedrag voor Europese aanbesteding; c. bij werken vanaf het wettelijke minimumbedrag voor Europese aanbesteding. Bron: Besluit Inkoop en Aanbesteding SRE
12
2 NORMENKADER De rekenkamercommissie hanteert
een normenkader waaraan het aanbestedingsbeleid is
getoetst. In deze paragraaf worden de normen gerelateerd aan de onderzoeksvragen en voorzien van een korte toelichting. Daarbij wordt de bron/de vindplaats van de norm vermeld. Ook wordt aangegeven op welke manier de norm wordt geoperationaliseerd.
2.1 Cluster 1 Vragen Heeft de gemeentelijke overheid een geformuleerd aanbestedingsbeleid? Welke doelen worden in dit beleid gesteld? Wordt gekeken naar ethische, ideële en economische doelen? Norm 1 De Raad stelt meetbare doelen van het aanbestedingsbeleid vast. Deze doelen zijn vastgelegd in kaderstellende documenten, zoals beleidskaders, meerj arenprogramma’s. Specificatie De raad dient beoogde maatschappelijke effecten vast te stellen, in de vorm van doelen. Kaderstellende documenten moeten expliciet aan de gemeenteraad ter goedkeuring zijn vastgelegd. Vervolgens dient het college van B&W de door de raad beoogde maatschappelijke effecten te vertalen naar beoogde resultaten en neer te leggen in een of meerdere beleid snota’s. De bestekvoorwaarden bij de specifieke aanbestedingen dienen aan te sluiten op deze n ota’s. In de offerteaanvraag moeten meetbare doelen staan in de vorm van beoogde resultaten. In de aanvraag moet de informatie staan aan de hand waarvan de indicatoren kunnen wo rden gemeten. Tenslotte dient de offerte de ondernemers te noemen die hebben ingeschreven of zijn benaderd en geeft aan hoe die een bijdrage leveren aan de beoogde maatschappelijke effecten. De bron van de norm is afkomstig van de Algemene Rekenkamer. De Raad heeft een kaderstellende rol. Hij heeft hierbij de rol om de doelstellingen van het aanbestedingsbeleid vast te stellen. Om gericht verantwoording af te leggen dient het beleid toetsbare doelen te bevatten. De Algemene Rekenkamer gaat hierbij uit van specifieke, meetbare doelen, die expliciet in het beleid zijn genoemd10. De Algemene Rekenkamer ondersteunt de gedachte dat alleen achteraf kan worden bepaald of een doel is bereikt indien vooraf de doelen, prestaties en budgetten duidelijk zijn omschreven11. De doelen dienen volgens de Algemene Rekenkamer in een beleidsperspectief te staan en expliciet benoemd te zijn.
10
Zie bijv. Rekenkamerrapport Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording Verantwoorden over
beleid; Kamerstuknr. 26573 nr. 26 11
VBTB-toets regeerakkoord 2002; Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28793, nr. 2
13
De operationalisering van de norm vindt plaats door in kaderstellende nota’s terug te vinden of er een aanbestedingsbeleid is, of dit beleid past in het kader van de werkgelegenheids-
politiek van de gemeente, wat de doelen van het aanbestedingsbeleid zijn, en in hoeverre social return terugkomt in het aanbestedingsbeleid .
2.2 Cluster 2 Vragen Zijn bij de gunning- en selectiecriteria en Programma van Eisen ethische en ideële doelen opgenomen? Maakt “social return” onderdeel uit van deze doelen? In hoeverre dingen lokale ondernemers mee? Wat zijn hierbij de succes- en faalfactoren voor deze ondernemers bij de gunning? Norm 2 De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht dienen te worden nageleefd.
Specificatie Deze norm is terug te vinden in de Europese en Nederlandse regelgeving. De algemene beginselen betreffen minimaal:
transparantie (van de inkoopprocedure, duidelijk moet zijn wat gevraagd wordt en wat de voorwaarden zijn, keuzes dienen te worden vastgesteld en te worden gemotiveerd).
(een passende mate van) openbaarheid; (geïnteresseerde aanbieders moeten redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van het voornemen tot het plaatsen van een o pdracht);
non-discriminatie van de EU-lidstaten
De operationalisering van deze beginselen vindt plaats door de mate van openheid te meten van het aanbestedingstraject bij de drie gekozen projecten. Indicatoren voor deze openheid zijn bijv.: het aantal inschrijvers (afhankelijk van de marktvorm), de publicatievorm van de openbaa rheid/bekendheid van de leverancierslijst en de shortlist, (website, flyers, presentaties aan MKB door de gemeentelijke overheden) de mate van concurrentie en aanvullende eisen die de gemeente aan aanbieders stelt.
2.2.1 Non-discriminatie Internationaal De Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn onder andere opgesteld om binnen de Europese Unie de vrije concurrentie te stimuleren. Daarnaast zou een goede toepassing van de richtli jnen opdrachtgevers moeten brengen tot een professioneler inkoopproces, waarbij integriteit van het bestuur, transparantie en het verkrijgen van het beste product tegen de voordeligste prijs (besparingen én efficiëntie derhalve) hoog in het vaandel staan. In de praktijk betekent toepassing van de richtlijnen, dat - voordat decentrale overheden contracten sluiten voor de uitvoering van (bouw)werken, voor leveringen of voor dienstverle-
14
ning - moet worden bekeken of de desbetreffende opdracht volgens een Europese procedure aanbesteed dient te worden. De Europese Unie heeft de wetgeving ten aanzien van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten vereenvoudigd. In het kader van deze herziening, die voor de lidstaten van de Europese Unie geldt, zijn de vier Europese richtlijnen tot twee wetstek sten samengevoegd, namelijk:
Richtlijn 2004/18/EG voor overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten
Richtlijn 2004/17/EG voor de "specifieke sectoren", water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten12.
Voor het onderzoek is alleen de eerste Richtlijn van belang, omdat het geen overheidso pdrachten in de sfeer van specifieke sectoren betreft. Bij het bepalen van de waarde van de opdracht dient de volledige omvang van de behoeft estelling als uitgangspunt te worden genomen. Er mag niet een bepaalde ramingmethode wo rden gekozen met het doel om de opdracht onder de vastgestelde drempelbedra gen te houden. Dit betekent dat de opdracht niet in onderdelen mag worden opgesplitst en dit betekent ook dat de opdracht niet in tijd beperkt mag worden. 13 Nationaal Een belangrijke bron van normen is de Aanbestedingswet 14, waarin regels staan voor het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten door specialesectorbedrijven. Deze wet beoogt Nederland van een kader voor het aanbesteden van (overheids)opdrachten te voorzien waarmee beter dan voorheen een goede uitvoering van de E uropese en internationale aanbestedingsverplichtingen kan worden b ereikt. Belangrijke punten zijn in deze wet:
Proportionaliteit selectiecriteria
Met dit wetsvoorstel wordt voorkomen dat opdrachtgevers disproportioneel zware sele ctiecriteria stellen aan ondernemers (zie artikel 13 en 20 15).
12
http://www.europadecentraal.nl./ Publicatieblad van de Europese Unie 30.4.2004 L 134/114 en L
134/1 13
Handreiking voor een collegebesluit inzake inkoop en aanbesteding, BZK
14
Kamerstuknr. 30501 (is in behandeling bij de Eerste Kamer)
15
Artikel 20
1. Bij ministeriële regeling kunnen grenzen gesteld worden aan de door een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf te stellen eisen, voorwaarden en criteria. 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op de eisen, voorwaarden en criteria, bedoeld in artikel 13, tweede lid. Artikel 13 1. Een aanbestedende dienst of een speciale-sectorbedrijf neemt het beginsel van proportionaliteit in acht.
15
Transparantie
Hierbij moet gedacht worden aan een verplichting om keuzes vast te leggen en te mot iveren. Transparantie in de zin van inzichtelijkheid in de gemaakte keuzes is voor aanb estedingen boven de Europese drempelwaarden geregeld in de Europese richtlijnen aanbesteden, die in Nederland zijn geïmplementeerd in de Besluiten aanbestedingen speciale sectoren (Bass) en aanbestedingen voor overheidsopdrachten (Bao). Hierin zijn onder andere een publicatieverplichting opgenomen, het verbod op discriminatie tussen opdrachtnemers en de plicht om eisen aan opdrachtnemers te specificeren. Verder heeft de regering in juli 2004 een visiedocument Aanbestedingsbeleid 16 opgesteld. De doelstellingen van dit beleid zijn: 1. Het bieden van gelijke kansen aan aanbieders van werken, leveringen en die nsten om mee te dingen naar overheidsopdrachten; 2. Het bevorderen van de doelmatigheid van overheidsbestedingen. 3. Uniform juridisch kader. Niet alleen voor werken maar voor alle overhei dsopdrachten (werken, leveringen en diensten) en voor alle aanbestedende diensten. Het aanbesteding skader zal voldoende ruimte bieden aan aanbestedende diensten om de beste prijs/ kwal iteitsverhouding te realiseren. Voor de decentrale overheden heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een Handreiking geschreven en is een onderzoek gepubliceerd 17. Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een soortgelijke Handreiking gepubliceerd, waarin aandacht wordt besteed aan procesnormen. Verder heeft de Algemene Rekenkamer in ve rschillende rapporten normen gesteld ten aanzien van aanbestedingsbeleid 18. Voorts kunnen gemeenten zelf in nota’s, Financiële Verordeningen en Protocollen normen en uitgangspunten hebben opgenomen die toetsbaar zijn.
2. Ter uitvoering van het eerste lid stelt hij in ieder geval enkel eisen, voorwaarden en criteria d ie gerelateerd zijn aan en noodzakelijk zijn gelet op het doel, de aard en het voorwerp van de overheidso pdracht, opdracht, raam- of concessieovereenkomst of prijsvraag, in het bijzonder bij het stellen van: a. technische eisen aan het voorwerp van een overheidsopdracht of opdracht, een raam- of concessieovereenkomst, of een prijsvraag; b. eisen aan de geschiktheid en draagkracht van een ondernemer; c. criteria aan de hand waarvan hij een overheidsopdracht of opdracht gunt, een raam - of concessieovereenkomst sluit, of een prijs uitreikt. 16
Kamerstuknr. 29709, nr. 1
17
Inkopen en aanbesteden; De stand van zaken bij de Nederlandse gemeenten; SGBO november 2006
18
Aanbestedingen door NS-Railinfrabeheer 1995-2000; ARK, juni 2001
16
2.3 Cluster 3 Vragen Hoe verloopt het proces van aanbesteding? In hoeverre vindt een intergemeentelijke aanbesteding plaats?
Norm 3 Binnen de ambtelijke organisatie moet volgens het aanbestedingsbeleid worden geha ndeld 19.
Specificatie De bron van de norm ligt in de Gemeentewet · en de Nota Trendnota 1998 20. De normen, die door de Raad en College zijn vastgesteld in de Nota Aanbesteding, dienen door het ambtelijke apparaat (afdelingshoofden, betrokken ambtenaren, budgethouders) te worden toegepast in de praktijk (Programma van Eisen, Bestekvoorwaarden en gunning) en door dit apparaat te worden verantwoord aan Raad en College (terugkoppeling en evalu aties). De norm wordt geoperationaliseerd door een beeld te construeren dat ontstaan is uit bestudeerde documenten en interviews. Van de interviews zijn verslagen gemaakt en ter goedke uring aan de betrokken ambtenaren voorgelegd.
2.4 Cluster 4 vragen In hoeverre is er vanuit het bestuur (college en raad) toezicht op de naleving van het aan bestedingsbeleid? Wordt er verantwoording afgelegd via een evaluatie of tussenrapportages aan de raad?
Norm 4 Het college dient het aanbestedingsbeleid te verantwoorden aan de Raad door middel van evaluaties
Specificatie De bron van deze norm ligt in de Gemeentewet. De controlerende taak van de Raad komt met deze norm tot uiting. Een tweede bron van deze norm is de Nota Aanbesteding 21. De operationalisering van de norm vindt plaats door:
het meten van het aantal evaluaties die naar de Raad zijn gestuurd in de periode 2004-2006
het inventariseren van de verbeterpunten, die centraal zijn geregistreerd
het meten van de frequentie waarmee deze centraal geregistreerde verbeterpunten naar de Raad zijn gestuurd.
19 20
21
Goed besteed, Inkopen en aanbesteden De stand van zaken bij de Nederlandse gemeenten, november 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, kamerstuknr. 25607, nrs. 1–2 blz 37 Nota Aanbesteding, blz. 9, 12, 15
17
2.5 Cluster 5 Wat zijn de meetbare maatschappelijke effecten? Norm 5 Het College dient indicatoren aan te geven om de maatschappelijk gewenste effecten te meten. Met behulp van deze indicatoren moet de Raad jaarlijks vaststellen of deze effecten zijn behaald Specificatie norm De bron is terug te vinden bij de Algemene Rekenkamer22. De Raad heeft de meetbare effecten aangeven en maakt een keuze welke indicatoren daarbij gebruikt moeten worden om de resultaten te meten. Verder dient het College jaarlijks aan te geven in hoeverre de vastgesteld e doelen zijn gehaald. Een en ander wordt geoperationaliseerd door het bestuderen van begrotingen, jaa rverslagen, monitoring, voortgangsrapportages of eval uaties.
2.6 Social return 23 Een belangrijk onderdeel van het onderzoek heeft betrekking op de term “S ocial return”. De term wordt in dit onderzoek als volgt omschreven: het door gemeenten aangaan van conv enanten en/of het stellen van sociale besteksvoorwaarden bij aanbestedingen met als doel de regionale werkgelegenheid te bevorderen en/of geregistreerde werkzoekenden, personen met een indicatie voor de Sociale Werkvoorziening of leerlingen aan een werkplek te helpen. Social return is er vooral op gericht om laag opgeleide werklozen uit de WWB naar de arbeidsmarkt toe te leiden. De meeste social return projecten hebben betrekking op de sectoren bouw en infra (grond, weg- en waterbouw). Dit zijn sectoren waarin veel grote investeringen gedaan worden, maar waar over het algemeen ook veel laaggeschoold werk is te vi nden. Ook zijn er goede mogelijkheden om toeleiding naar de arbeidsmarkt te combineren met scholing. In veel gemeenten zijn convenanten afgesloten met scholingsinstellingen en werkgevers. Uit het onderzoek blijkt dat ook in de volgende sectoren mogelijkheden zijn voor social return: groenvoorziening, schoonmaak, havenwerk, onderhoudswerkzaamheden, rioleringswerken, vervoer en tuinbouw. Een andere doelstelling van gemeenten is het inzetten op behoud en het ontwikkelen van vakmanschap in de bouw, bijv. door het bevorderen van leerling-bouwplaatsen. 22
Handleiding onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid , Algemene Rekenkamer
23
de gegevens in deze paragraaf zijn afkomstig uit het “Adviesrapport Social return “werken maken van
werk”, PSW mei 2005. Zie ook: Meer werk door samenwerking Aanbevelingen en praktijkvoorbeelden voor gemeenten die (meer) willen samenwerken met werkgevers bij het arbeidsmarktbeleid, TNO-rapport, november 2004
18
Een derde doel is de locale economie te versterken met behulp van social r eturn.
2.6.1 Social Return: Discriminatoir?
De vraag doet zich voor of deze “bevoordeling” strijdt met de algemene normen, zoals h et bieden van gelijke kansen aan aanbieders van werken, leveringen en diensten om mee te dingen naar overheidsopdrachten. Uit de literatuur blijkt dat er voldoende juridische aanknopingspunten zijn te vinden in zowel het nationale als het internationale recht, die social r eturn toestaan. Internationaal De Europese Commissie heeft aangegeven onder welke voorwaarden sociale criteria een rol kunnen spelen in de aanbestedingsprocedure, met name voor wat betreft het stellen van de verplichting om de bestaande sociale regelgeving na te leven, zoals di e afkomstig is van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Er bestaat volgens de Europese Commissie een waaier van mogelijkheden om sociale doelstellingen in acht te nemen in aanbestedingen door de overheid:
De aanbestedingsrichtlijnen maken het mogelijk om leveranciers uit te sluiten, die de sociale wetgeving, met inbegrip van bepalingen betreffende de gelijke kansen bevo rdering, niet naleven.
Een tweede mogelijkheid bestaat erin sociale verplichtingen te stellen als uitvo eringsvoorwaarde van gegunde opdrachten, vooral voor wat betreft het bevorderen van de tewerkstelling van vrouwen of van de bescherming van bepaalde achterg estelde categorieën werknemers. Vanzelfsprekend zijn slechts die uitvoeringsvoo rwaarden toegestaan die geen directe of indirecte discriminatie meebrengen ten aanzien van aanbieders uit andere lidstaten.
Bovendien dient een en ander op doorzichtige wijze te gebeuren door deze voorwaarden in de aanbestedingsbekendmaking of in de technische omschrijvingen te vermelden. De aanbestedende diensten kunnen dus geroepen zijn om de verschillende aspecten van het sociale beleid toe te passen in hun aanbestedingen, omdat aanbestedingen belangrijke st uringsmechanismen kunnen vormen voor de gedraging van de marktpartijen. Verschillende voorbeelden kunnen dit illustreren. Zo zijn “positieve acties” mogelijk: het g ebruiken van de aanbestedingen om een doel te bereiken, bijvoorbeeld het garanderen van een afzetmarkt aan een sociale (of beschermde) werkplaats, waarvan men redelijkerwijs niet verwacht dat deze kan concurreren met commerciële ondernemingen. In dit verband moedigt de Commissie de lidstaten aan om hun invloed als openbare aanb esteders aan te wenden om de vorengenoemde sociale doelstellingen te verwezenlijken. De
19
Commissie van haar kant is voornemens op dezelfde wijze te handelen in haar aanbestedingsbeleid 24. Nationaal Volgens Social Return “Werk maken van werk 25” is van belang dat: 1) sociale voorwaarden geformuleerd moeten worden als uitvoeringsvoorwaarden van gegunde opdrachten en duidelijk gescheiden moeten worden van selectie- en gunningcriteria; 2) het beleid transparant dient te geschieden, wat betekent dat de uitvoeringsvoorwaarden moeten worden vermeld in de aanbestedingsbekendmaking; 3) de uitvoeringsvoorwaarden niet (in)direct mogen discrimineren. Belangrijk hierbij is dat de aanbestedende dienst de aannemers de garantie biedt dat de werklozen worden aangeboden.
2.6.2 Met wortel of stok?
Social return betreft derhalve afspraken tussen gemeenten en opdrachtnemers of wer kgevers om (meer) werkplekken voor werklozen te realiseren. Deze afspraken komen tot stand door onderhandelingen tussen gemeenten en werkgevers. Bij die besprekingen kan de gemeente de insteek kiezen “met de wortel” of “met de stok”. In de “wortelvariant” praat de gemeente met werkgevers en opdrachtnemers over hun bereidwilligheid en mogelijkheden om werkplekken voor werklozen beschikbaar te stellen. In de “stokvariant” stelt de gemeente vóóraf eisen aan de werkgever of opdrachtnemer, die met de gemeente zaken wil doen, om een bepaald resultaat te realiseren voor het beschi kbaar stellen van werkplekken voor werklozen en leerlingen. Het gebruik van sancties als drukmiddel om naleving van afspraken na te komen kan hierbij effectief zijn. Voorbeelden van deze aanpak zijn de gemeenten Dordrecht en Rotterdam, waarbij opdrachtnemers 5% van de aanneemsom dienen in te zetten door het plaatsen van werklozen of het beschikbaar stellen van leerling-werkplekken. Hier is het aan de werkgever om aan te tonen in hoeverre hij wel of niet in staat is te voldoen aan deze afspraken. Ook in dit model is er ruimte voor de werkgever om te onderhandelen over de invulling van de afspraken. Social return in de ‘stokvariant’ komt tot uitdrukking in besteksvoorwaarden bij aanbestedi ngen die door de gemeente gedaan worden. In de besteksvoorwaarde staat dat een percentage van de bouwsom ingezet moet worden voor het plaatsen van werklozen of het creëren van leerling-bouwplaatsen. Dordrecht en Rotterdam hanteren 5% van de aanneemsom. In Rotte rdam dienen de opdrachtnemers plekken voor minimaal een half jaar te realiseren 26. De gemeente Nijmegen
24
Europse Commissie Brussel, 11 maart 1998 COM (98) 143
Mededeling van de Commissie Ove r-
heidsopdrachten in de Europese Unie 25
Adviesrapport Social Return “Werk maken van werk”, PSW, mei 2005
20
hanteert in het convenant een percentage van 10% van de personeelsuren. De besteksvoorwaarden hebben meestal betrekking op zowel (laagopgeleide) werkloze n als op werkplekken voor leerlingen. Rotterdam hanteert als uitgangspunt 50% voor werkplekken voor leerlingen en 50% voor werklozen. Er is hierbij een drempelbedrag van de aanneemsom waarboven social return van toepassing is. Vaak gaat het om grote projecten van miljoenen euro’s. De hoogte van de drempelbedragen varieert behoorlijk. In Dordrecht moet sprake zijn van een aanneemsom van boven de €50.000,= exclusief BTW, voordat de 5%-regeling wordt toegepast. De regeling is ook van toepassing bij de levering van diensten die zich daarvoor lenen, zoals schoonmaakwerkzaamheden 27. In Rotterdam is het drempelbedrag €225.000. Tussenvarianten zijn het afsluiten van convenanten waarbij partners afspraken maken over het creëren van werkgelegenheid voor speciale doelgroepen, of het selecteren van opdrach tnemers via een onderhandse meervoudige aanbesteding op basis van hun b ereidheid (en reeds aangetoonde resultaten) om werklozen te plaatsen. Zo maakte de gemeente Den Haag in 1998-2003 met opdrachtnemers na meervoudige onderhandse aanbestedingen afspraken. Opdrachtnemers kwamen in aanmerking voor deeln ame aan onderhandse aanbestedingen als zij bereid waren een bijdrage te leveren aan het in dienst nemen van werklozen. De invulling, de omvang en de uitwerking van deze intenties kwamen pas na de gunning aan de orde. 28 Een belangrijke doelstelling van social return is, zoals is aangegeven , ook de versterking van de locale economie. Tegen deze achtergrond is in dit onderzoek ook gekeken naar de inzet van lokale ondernemers. Een kwantitatieve norm is hiervoor niet gemakkelijk aan te geven. Sommige gemeenten zoals Dordrecht en ook Nijmegen hebben een artikel (zie kader) in hun gemeentelijke richtlijnen opgenomen. De Raad nam op 16/17 december 1998 een standpunt in dat te maken heeft met de selectie van bedrijven, die voor een opdracht in aanmerking zouden kunnen komen.
Dat was onder
meer: Werkgelegenheid. Teneinde de lokale/regionale werkgelegenheid te stimuleren werd bepaald dat de gemeente bij de opdrachtverlening haar contractpartner zal verplichten om voor werkzaamheden die bij derden worden ondergebracht, ook het lokale/regionale bedri jfsleven uit te nodigen om mee in te schrijven 29.
26
Nota Inkoop- en aanbestedingsbeleid voor de gemeente Rotterdam, november 2005
27
Adviesrapport Social Return “Werk maken van werk”, PSW, mei 2005 en een orienterend gesprek met
mevr. Sandra Bos, inkoopbureau Dordrecht, dd. 9 februari 2007. 28
De gegevens met betrekking tot de normering zijn ontleend aan het Adviesrapport Social Return
“Werk maken van werk”, PSW, mei 2005 en een oriënterend gesprek met mevr. S. Bos, inkoopbureau Dordrecht, dd. 9 februari 2007. 29
Richtlijnen (beleidsregels) van de gemeente Nijmegen voor het aanbesteden van werken, diensten en
leveringen (2002 - onderdeel van nota 'Waar voor je geld') 27 september 2006
21
3 AANBESTEDINGSBELEID DRIMMELEN Deze paragraaf geeft een beschrijving van de doelen en van de procedures van het aanb estedingsbeleid. Doelen en procedures zijn terug te vinden in kaderstellende documenten, d ie door de Raad zijn goedgekeurd.
3.1 Inleiding Wanneer vooraf gestelde doelen met het beleid wil realiseren veronderstelt dat: 1. er een duidelijk geformuleerd aanbestedingsbeleid is, 2. dat dit beleid in het lokale werkgelegenheidsbeleid is verankerd 3. dat de maatschappelijke effecten duidelijk meetbaar zijn om de voortgang van het beleid in de tijd te meten. De mate van verankering wordt gemeten aan de hand van het coalitieprogramma, de kade rnota’s, en de meerjarenprogramma’s of -nota’s. Binnen het kader van het aanbestedingsbeleid zal worden gekeken in hoeverre social return een speerpunt in het huidige beleid is. De vertaling van het beleid in de kaderstellende nota’s staat veelal in de programmabegr oting(en). Deze paragraaf beschrijft in hoeverre dit bi j de gemeente Drimmelen ook gebeurt.
3.2 Kaderstellende documenten 3.2.1 Coalitieprogramma 2002-2006
Dit programma had als insteek dat de gemeente een aantrekkelijk ondernemingsklimaat b evordert. Door de aanwezige bedrijven in de gemeenschap te veranke ren kan verder de leefbaarheid in de dorpskernen worden bevorderd. Handhaving c.q. bevordering van de huidige werkgelegenheid is een doel op zich. In dat kader ontbrak echter het aanbestedingsbeleid in de economische paragraaf van dit coalitieprogramma.
3.2.2 Collegeprogramma 2003–2006
In het collegeprogramma 2003-2006 gaven B&W in de paragraaf “Economische zaken” aan dat zij met betrekking tot de lokale arbeidsmarkt de volgende doelstelling hebben : Handhaving c.q. uitbreiding van de huidige werkgelegenheid In het bijzonder benadrukte het college de detailhandel en de sector recreatie en toerisme. “Die moet we koesteren en trachten te versterken en uit te breiden. Het draagt in hoge mate bij aan de leefbaarheid in onze gemeente. De sector recreatie en toeri sme is één van de meest kansrijke economische dragers van onze gemeente. 30”
3.2.3 Kadernota’s
De kadernota 2004-2007 noemde in zijn hoofdstuk over economische zaken het belangrijkste thema “Ontwikkelingsperspectief bieden aan lokale bedrijvigheid en verster king aan de toeristische en recreatieve sector”. Deze sector vormde volgens het college één van de kansrijkste economische dragers van Drimmelen. De gemeente had hierin een regionale rol van betekenis en de ambitie om deze verder te ontwikkelen. De doelen die de kadernota 2004 noemde voor het jaar 2004 waren: 30
Collegeprogramma 2003 – 2006, blz. 7
22
* Revitalisering en uitbreiding bedrijventerrein Stuivezand en uitbreiding van het bedrijve nterrein in Wagenberg. * Verbeteren routegebonden recreatie (fietsknooppuntensysteem, veilige wandelroute). * Er wordt intensief verder gewerkt aan de planvorming m.b.t. de havens van Lage -Zwaluwe en Drimmelen. Ook de kadernota 2005 accentueerde in de paragraaf Economie het onderwerp Bedrijventerreinen. De gemeente gaat door met de revitalisering van bedrijventerreinen, in het bijzonder met de revitalisering van het bedrijventerrein Stuivezand, zo werd gesteld. Een speerpunt dat ook in de kadernota 2006 werd genoemd. In beide kadernota’s ontbreekt een verwijzing naar het gemeentelijke aanbestedingsbel eid. Op grond van deze analyse kan worden geconcludeerd dat in de kadernota’s 2004 -2006 de uitbreiding van bedrijventerreinen een belangrijk speerpunt was.
In de drie nota’s wordt geen melding gemaakt van aanbesteding als belangrijke doelste lling in het lokale werkgelegenheidbeleid. Ook in het coalitieprogramma 2002-2006 en het collegeprogramma 2003-2006 ontbreekt een expliciete verwijzing naar het aanbestedingsbeleid.
3.2.4 Programmabegrotingen In de programmabegroting 2004 werden de maatschappelijke effecten van het programma Economie weergegeven.
De activiteiten die daaraan werden gekoppeld waren de instelling van een bedrijvenloket en de revitalisering van bedrijventerreinen. In de programmabegroting 2005 waren de maatschappelijke effecten niet veranderd. Als het gaat om de ontplooiing van activiteiten voor het bereiken van deze effecten werd sterk ingezet op de bevordering van het toerisme (Biesbosch Marina, Marketing Actieplan Bie sbosch). Het bedrijvenloket werd niet meer vermeld.
23
Ook in de programmabegroting 2006 leefde bij het college de wens om voor het bedrijfsleven de gemeente Drimmelen aantrekkelijke locaties, goede bereikbaarheid, met goede (parkeer)voorzieningen te bevorderen. Deze wensen wilde de gemeente door de volgende doelen bereiken:
Het bevorderen van de werkgelegenheid in alle sectoren
Het verhogen van de leefbaarheid in de kernen door aandacht voor de ontwikkelings mogelijkheden van de detailhandel.
Deze formulering was identiek aan die van de programmabegroting 2004. De activiteiten waren vooral gericht op het ontwikkelen van plannen voor watersportgebo nden activiteiten, verbetering van routegebonden recreatie, verdere ontwikkeling van bedri jventerreinen. In de sfeer van het aanbestedingsbeleid werden geen maatregelen of intensiveringen aangekondigd. Op grond van de onderzochte kadernota’s stelt de Rekenkamercommissie vast dat het college (met instemming van de Raad) het bieden van ontwikkelingsperspectief aan lokale bedrijvigheid en versterking aan de toeristische en recreatieve sector belangrijk vond. In de programmabegrotingen 2004-2006 werd het bevorderen van de werkgelegenheid in alle sectoren als een belangrijk maatschappelijk effect beschouwd. In het kader van de bevordering van de werkgelegenheid werden zowel het aanbestedingsbeleid als social return niet als doelen vermeld.
3.3 Nota Aanbesteding Uit de zojuist geschetste context blijkt dat het aanbestedingsbeleid een ondergeschikte pos itie inneemt in het lokale werkgelegenheidsbeleid. De vraag doet zich voo r of er wel een doelgericht geformuleerd beleid bestaat ten aanzien van de aanbestedingen. Is er een spec ifiek beleidskader? Zo’n beleidskader is er sinds 2005. Het betreft de “INKOOP- EN AANBESTEDINGSPROCEDURE Leveringen – Diensten – Werken Gemeente Drimmelen” (hierna “Nota Aanbesteding”). Het inkoop- en aanbestedingsbeleid was in het verleden in twee nota's vastgelegd. Te weten: “Aanbestedingsbeleidsnota werken en diensten” en “Inkoopregeling gemeente Drimmelen”. Zo stemde de Raad op 28 juni 2001 zonder discussie in met de Aanbestedingsbeleidsnota. Om een betere onderlinge afstemming te bereiken werd zowel het inkoop - als het aanbestedingsbeleid in één nota verwerkt. Bij de evaluatie van deelname aan het Regionaal Inkoopb ureau West-Brabant in 2002 ontstond de behoefte om het inkoop- en aanbestedingsbeleid nader te bezien: “Dit mede in het licht van de perikelen rondom inkopen en / of aanbest edingen door overheden” 31. Bij de Evaluatie van de samenwerking met de Stichting Inkoopbureau West -Brabant in de commissie ABM op 22 mei 2003 werd door deze commissieleden gevraagd om meer inzicht in het financiële voordeel. Ook adviseerde de commissie ABM de gemeenteraad een proef te 31
Brief van gemeentebestuur over het Inkoop- en Aanbestedingsbeleid aan de Commissie Algemeen
Bestuur en Middelen, dd. 19 april 2005.
24
doen met aanbestedingen op terrein van civieltechnische werken met aandacht voor pla atselijke bedrijven. Volgens de besluitenlijst d.d. 22 mei 2003 werd toegezegd dat “het raad svoorstel wordt voorbereid” 32. In de lijst van toezeggingen na 1 april 2004 stond dat in het tweede kwartaal 2004 zou wo rden gesproken over een raadsvoorstel met een proef met aandacht voor plaatselijke bedrijven: “Een en ander is nog in behandeling in een afzonderlijke werkgroep”
33
.
Uit de Besluitenlijst van commissie ABM d.d. 9 juni 2005 is af te leiden dat de toezegging “proef met aandacht voor plaatselijke bedrijven” door de vaststelling van het nieuwe aanbestedingsbeleid min of meer was achterhaald. De aandacht voor plaatselijke bedrijven zat volgens deze besluitenlijst impliciet in dit nieuwe aanbestedingsbeleid hetgeen door de vas tstelling van de financiële verordening ex. Art. 212 Gemeentewet een collegebevoegdheid is. In de Nota Aanbesteding staat dat een werkgroep 34 werd ingesteld om te komen tot een nieuw inkoop- en aanbestedingsbeleid. Deze werkgroep was samengesteld uit alle disciplines, die met inkoop en/of aanbesteding te maken hebben. In de Nota Aanbesteding staat het volgende doel aangegeven:
Het juridisch en inkooptechnisch verantwoord verwerven van noodzakelijke en kwalitatief gewenste producten, diensten en werken tegen lage integrale kosten op langere termijn, op basis van de eigen verantwoordelijkheid van de budgethouders. 35
Sommige zinsdelen van deze economische doelstelling worden toegelicht. Hierbij gaat om een kwalitatieve toelichting, er worden geen meetbare indicatoren genoemd.
Kwalitatief gewenst: Optimaal geschikt voor de functionele behoefte, niet meer en niet minder. De juiste kwaliteit, in de ruimste zin van het woord, is altijd het uitgangspunt. Bij kwaliteit gaat het niet alleen om de kwaliteit van het product, dienst of werk, maar ook om de kwaliteit van direct daarmee samenhangende zaken, zoals service, logistiek, informatie, garantie, voo rwaarden etc. Lage integrale kosten: dat alle kosten over de gehele levenscyclus die direct verband houden met de keuze voor een product, dienst of werk meegenomen worden in de financiële afweging (tco = total cost of ownership). Samen wordt derhalve gestreefd naar een optimale prijs-kwaliteitverhouding.
32
Besluitenlijst commissie ABM d.d. 22 mei 2003 Lijst van Toezeggingen na 1 april 2004 34 Brief 19 april 2005 35 Inkoop- en Aankoopprocedure Levering – Diensten – Werken Gemeente Drimmelen 15 december 2004; vastgesteld op 3 mei 2005 en gewijzigd op 31-01-2006, nogmaals gewijzigd op 6 februari 2007 33
25
De nota geeft ook de drempelbedragen voor verschillende categorieën: Categorie A (Gunning uit hand) B (Onderhands)
Diensten Raming (excl. BTW)
€ €
0 – 10.000 10.000-
Leveringen Raming (excl. BTW)
€ €
0 – 10.000 10000.- 100.000
100.000 C (Openbaar)
€
100.000-
€
> 211.000
€ €
0 – 25.000 25.000-
250.000
€
100.000-211.000
211.000 D (Europees)
Werken Raming (excl. BTW)
€
250.000-
5.278.000
€
> 211.000
€
> 5.278.000
De Nota Aanbesteding geeft ook aan dat er geen voorkeursbeleid bestaat voor het inkopen bij regionale of locale aanbieders. “Door het beleidsuitgangspunt van non -discriminatie hebben zij evenveel kansen en mogelijkheden als elke andere willekeurige aanbieder. Vaak hebben zij volgens de gemeente wel al een natuurlijk voordeel door bekendheid met de locale situatie en de geringere reisafstanden”. Andere uitgangspunten in deze Nota zijn:
Bij het beoordelen van offertes en aanbiedingen kunnen als gunningcriteria gekozen worden: de laagste prijs (alleen controle of aan de minimale gestelde kwaliteitseisen wordt voldaan, waarna de aanbiedingsprijs bepalend is) of de economisch meest voordelige aanbieding (naast de prijs zijn een aantal aanvullende criteria bepalend, bijvoorbeeld kwaliteit, risico, levertijd, betrouwbaarheid etc.).
Bij alle opdrachten die op een andere wijze dan openbaar of Europees worden aanb esteed, kan worden gewerkt met een lijst van voorkeursleveranciers. In elk geval zal op die lijst de naam van de huidige leverancier staan, als die naar tevredenheid presteert. Bij de categorie “Werken” wordt door de afdelingen Openbare Werken en Grondgebied een voorkeurslijst, een dynamische shortlist gehanteerd. Deze shortlist wordt aan de hand van de inschrijvende leveranciers bij openbare aanbestedingen en op basis van de geleverde prestaties van de opdrachtnemers dynamisch gehouden. Wel moet er te allen tijde gezorgd worden dat er sprake is van voldoende concurrentie en voldoende wisseling van de uit te nodigen leveranciers.
Aan leveranciers, dienstverleners en aannemers worden eisen gesteld met betrekking tot hun rol als werkgever. Het betreft de gangbare normen en waarden op het gebied van arbeidsvoorwaarden (o.a. geen gebruik van kinderarbeid, geen sprake van di scriminatie etc.). In voorkomende gevallen worden ook milieuaspecten meegenomen als specificatie. Daarbij gaat het om het integreren van duurzaamheidcriteria in het inkoopproces.
26
Bij de Nota zit een handleiding van 2 A4jes. Dit is de Handleiding waarvan de ink oper/materiedeskundige van de afdeling gebruik behoort te maken. In deze Handleiding staat dat op basis van financieel -economisch en vaktechnische criteria geselecteerd en gegund moet worden: Selectie: Onder andere de onderstaande selectiecriteria oftewel minimumeisen kunnen van toepassing worden verklaard en door de inschrijvende leverancier aangetoond moeten worden: financiële bekwaamheid (voldoende omzet, financieel gezond, voldoende verzekerd, goed betalingsgedrag). technische en vakbekwaamheid (vergelijkbare referenties, voldoende opgeleid en ervaren personeel, kwaliteitszorgsys-teem).
Gunning: Gunning kan plaatsvinden op basis van een van de onderstaande 2 criteria: Op basis van laagste prijs, oftewel alleen prijsaspecten (…% aanschaf, …% onde rhoud) Op basis van economisch meest voordelige aanbieding, oftewel een combinatie tussen prijs en kwaliteit (…% presentatie, …% comfort, …% ontwerp, …% voorwaarden, …% aanschaf, …% onderhoud). Verder is bij de Nota een Evaluatieformulier Inkoop. Hierbij geve n de Uitvoerend ambtenaar en Budgethouder een beoordeling (score: + = zeer goed, 0 = conform afspraak, - = slecht) over aspecten als Programma van Eisen/bestek, Uitvoering procedure, Levertijd, Communic atie, Service, Kwaliteit product(en), Kwaliteit dienstverlening en Facturatie. Ook wordt o.a. gevraagd naar de gebruikte Selectiecriteria en Gunningcriteria. Op het evaluatieformulier staat dat bij een negatieve score de plaats op shortlist mogelijk ter discussie komt te staan . Hoewel de onderzoeksperiode de jaren 2005 en 2006 betreft meldt de rekenkamercommissie voor de volledigheid het volgende. Volgens het B&W besluit van 7 februari 2007 is “intern op summiere wijze het inkoop- en aanbestedingsbeleid geëvalueerd met in die zin dat getoetst is hoe een en ander in de praktijk verloopt.” Ten aanzien van het evaluatieformulier werd door het college het volgende besloten:
Het gebruik van het voorgeschreven evaluatieformulier werd als complex en bewerk elijk ervaren. Het niet invullen van het evaluatieformulier is volgens het college onrechtmatig. Daarom koos het college een eenvoudiger model. In dat model moeten een aantal feiten worden ingevuld: o
Bepalen inkoopwaarde opdracht [aanschaf, jaarlijkse kosten x aantal jaren contract, jaarlijkse kosten opties verlenging x aantal jaren contract, totale inkoopwaarde opdracht],
o
Bepalen type opdracht (levering, dienst of werk)
o
Bepalen type produkt (hefboom, routine, strategisch, knelpunt)
o
Bepalen inkoopprocedure (type, inkoopwaarde, aantal offertes)
o
Bepalen beoordelingscriteria: aangeven van het wegingspercentage o.a. kostprijs
o
Kandidaatleveranciers
Het gebruik van het evaluatieformulier is verplicht bij opdrachten hoger dan € 10.000.
27
De Nota Aanbesteding is in B&W behandeld en ter kennisname aan de Raad aangeboden. Vanuit de Raad is geen verzoek gekomen om deze nota op de raadsagenda ter behandeling te plaatsen. De Raad heeft daarmee volgens de rekenkamercommissie stilzwijgend met het doel, de uitgangspunten en de geschetste procedure in de Nota ingestemd.
3.4 Intergemeentelijke aanbesteding Een van de vragen is of er sprake is van een intergemeentelijk aanbestedingsbeleid. Tegen deze achtergrond is het nuttig om het aanbestedingsproces kort te beschrijven. De gemeente Drimmelen neemt sinds januari 2002 deel in de stichting Regionaal Inkoopbureau WestBrabant (SIW) 36. Deze stichting begeleidt aanbestedingen voor de gemeente. Het regionale inkoopbureau is een samenwerkingsvorm tussen 19 gemeenten in West Brabant, Zuid-Holland en Zeeland 37. Het inkoopbureau is een onafhankelijke stichting, die per 1 januari 2002 is opgericht. Dit is vooral op initiatief van de gemeente Moerdijk gebeurd. Dit bureau is georganiseerd volgens het stichtingsmodel. De stichting kent een directeur en een stichtingsbestuur. In dit bestuur is elke deelnemende gemeente, ongeacht de fysieke grootte of het inwoneraantal, met 1 persoon vertegenwoordigd. Het inkoopbureau beschikt over inkoopdeskundigheid en expertise. Door bij inkoop struct ureel de materie- en inkoopdeskundigheid met elkaar te confronteren zal dit bijdragen tot een goede prijs – kwaliteitsverhouding, professionalisering en afdekking van de risico’s bij het inkopen38. De materiedeskundigheid brengt de gemeente zelf in. Het Inkoopbureau is dus geen materiedeskundige. Dit betekent ook dat de gemeente altijd leidend is in het inkooptraject, het inkoopbureau is ondersteunend. Dit werd tijdens het g esprek met vertegenwoordigers van dit bureau nog eens onderstreept. De ondersteuning en de advisering van het Inkoopbureau blijkt bijv. uit het fei t dat bij openbare aanbesteding het Bureau gemeenten zal wijzen op minimumeisen waaraan zij moeten voldoen. In een brief van het college aan de commissie Algemeen Bestuur en Middelen uit 2003 werd aangegeven dat in 2004 intern vooral aandacht zal worden besteed aan de communicatie over het inkoopbureau, verwachtingen en mogelijkheden.
36
Zie Brief College over Inkoopbureau aan de commissie Algemeen Bestuur en Middelen (ABM) 7 no-
vember 2002 37
Dit zijn de volgende gemeenten: Alphen Chaam, Baarle-Nassau, Binnenmaas, Cromstrijen, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Kapelle, Moerdijk, Oud-Beijerland, Reimerswaal, Rucphen, Strijen, Tholen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert 38
Notitie Evaluatie samenwerking Stichting Inkoopbureau West Brabant, mei 2003
28
De bekendheid van het inkoopbureau is niet overal in onze organisatie even groot, en zeker de wijze en mogelijkheden van samenwerking zijn nog niet voldoende bekend en ui tgenut. Afgesproken is dat elke manager mogelijke projecten aanmeldt bij onze inkoper van het inkoopbureau en de prioriteit ervan. Niet alle projecten kunnen gelijktijdig opgepakt wo rden, wij huren een beperkte inzet van S.I.W., namelijk 4 dagdelen per week. Bij de start van een proces dienen onze interne projectleider en de inkoper vooraf af te stemmen hoe de ro lverdeling tussen gemeente en inkoopbureau zal zijn. Daarna zullen zij in het inkoopproces gelijk optrekken. Ook zullen over de evaluatie na afloop a fspraken gemaakt moeten worden”. Bron: Brief College B&W aan de Commissie ABM dd. 22 mei 2003 Tijdens een evaluatie van de samenwerking met het bureau in 2005 kwam vanuit de co mmissie ABM de opmerking dat Openbare Werken weinig van het inkoopbureau geb ruik maakte, terwijl hier volgens commissieleden winst te behalen viel. Als reactie gaf de betreffende wethouder aan dat er een nieuw inkoop- en aanbestedingsbeleid zou worden vastgesteld 39. Sinds enkele jaren schakelt de afdeling Openbare Werken ook het In koopbureau in. Het inkoopbureau is slechts bij een relatief klein aantal inkooptrajecten van de afdelingen betrokken. Uit gesprekken met stakeholders (concerninkoper en Seniormedewerker Facilita ire Zaken) blijkt dat niet duidelijk is hoeveel contracten de gemeente jaarlijks sluit. Niet elk inkooptraject wordt door de afdeling gemeld aan de seniormedewerker Facilitaire Zaken. Het aantal aanbestedingen waarbij het inkoopbureau betrokken is in cijfers: in 2006 is het Inkoopbureau bij 17 aanbestedingen betrokken geweest, de jaren daarvoor bij 5 tot 10. Dit is volgens de concerninkoper van het Inkoopbureau in aantal nihil ten opzichte van het t otaal, aangezien er jaarlijks waarschijnlijk honderden contracten worden aangegaan door mi ddel van inkooptrajecten en aanbestedingen. Een tweede optie om de inschakeling van het Inkoopbureau te meten is het aangeven van de omvang van de opdrachtwaarde waarbij het inkoopbureau betrokken is geweest: in 2006 circa € 3 miljoen ten opzichte van een totaal aan beïnvloedbare waarde van circa € 15 miljoen40. Het inkoopbureau wordt betrokken bij grote opdrachten (maar zeker niet bij alle grote opdrachten). De Nota Aanbesteding meldt overigens dat: “de gemeente jaarlijks voor ongeveer € 16.500.000,-- (exclusief BTW) aan goederen, diensten en werken koopt”. 41
39
Besluitenlijst commissie ABM d.d. 1 dec. 2005
40
mail ir. Jongenelen concerninkoper Inkoopbureau West-Brabant dd. 10 mei ’07 zie blz. 3 Nota Aanbesteding
41
29
3.5 Aanbesteding: procedure volgens het drimmelse boekje De aanbestedingsprocedure laat verschillende markeringsmomenten zien :
de vakafdeling/budgethouder bepaalt dat het inkoopbureau bij een traject wordt b etrokken. Vanuit het inkoopplan zijn enkele werkterreinen aangegeven, waarop het I nkoopbureau een rol speelt. De gemeente beslist welke trajecten er in aanmerking komen. Op basis hiervan wordt een werkplan opgesteld.
Samen met de vakafdeling wordt een Programma van Eisen opgesteld. De vakafdeling is materiedeskundig. Het Inkoopbureau zorgt er voor dat “niet naar één bedrijf´ wordt toegeschreven en is niet de uiteindelijke opdrachtgever, dat is de gemeente.
Samen met de vakafdeling worden de gunningcriteria opgesteld. Daar wordt bepaald of de gunning geschiedt op basis van de laagste prijs of op de economisch voordeli gste aanbieding. Bij de laatstgenoemde wordt gekeken naar kwaliteitsaspecten, hoe zwaar wegen deze laatste tweegenoemde aspecten, maken onderhandelingen de el uit van de gunningprocedure.
Het aanbesteding- en offertetraject wordt door het inkoopbureau uitgevoerd. Bij een onderhandse aanbesteding geeft de vakafdeling aan welke bedrijven zij graag uitg enodigd ziet. Door het inkoopbureau worden er nog enkele “andere gelijkwaardige bedrijven bijgeplaatst om zoveel mogelijk marktwerking te verkrijgen”.
Het inkoopbureau beoordeelt de offerte. De kwaliteitsaspecten worden beoordeeld door de vakafdeling.
Als onderhandelingen onderdeel zijn van de gunningprocedure voert het Inkoopbureau deze besprekingen.
De vakafdeling maakt een gunningadvies n.a.v. de offertebeoordeling voor de uitei ndelijke gunning door het college of een persoon die hiertoe bevoegd of gemandateerd is.
Na de gunning stelt het inkoopbureau na overleg met de vakafdeling het contract op.
De uitvoering/leveringsopdracht wordt overgedragen aan de vakafdeling.
Bron: Evaluatie Inkoop 2004 Gemeente Drimmelen, Inkoopbureau West-Brabant
30
3.6 Informatievoorziening aan Raad De Nota Aanbesteding geeft aan dat de inkoop- en aanbestedingsprocedure tenminste eenmaal per 3 jaar geëvalueerd dient te worden. Door gemeentelijke of landelijke ontwikkeli ngen of door ontwikkelingen in de marktsituatie dient de procedure zo nodig geactualiseerd te worden. Na het doorlopen van elke inkoopprocedure wordt volgens de Nota Aanbesteding de gevolgde procedure geëvalueerd. De voor verbetering vatbare punten die hieruit naar voren komen of andere nieuwe kennis worden centraal geregistreerd, zodat deze zaken bij een volgende procedure verbeterd kunnen worden 42. Er zijn geen documenten teruggevonden, waarin staat dat de gemeenteraad van deze verbeterpunten op de hoogte werd gesteld. De 3 jaarsperiode is nog niet verstreken. In de periode 2002-2006 heeft de rekenkamercommissie geen tussentijdse evaluatie aangetroffen.
3.7 Toetsing aanbestedingsbeleid Nota Aanbesteding 3.7.1 Norm 1 De Raad stelt meetbare doelen van het aanbestedingsbeleid vast. Deze doelen zijn vastgelegd in kaderstellende documenten (beleidskaders, meerjaren programma’s
Er zijn geen kadernota’s of meerjarenprogramma’s waarin de doelen van het aanbesteding sbeleid zijn vastgelegd. De doelen (of –beter-
het doel) staan in de Nota Aanbesteding, die
het beleidskader voor het aanbestedingstraject vormt. Een speerp unt is het aanbestedingsbeleid echter niet, omdat dit onderwerp in de kadernota’s ontbreekt .
Het doel van deze nota is niet meetbaar. Het doel in de Nota Aanbesteding is een (bedrijfs)-economisch doel met een aantal kwalitatieve elementen, namelijk het verantwoord verwerven van noodzakelijke en kwalitatief gewenste producten, diensten en werken tegen lage integrale kosten op langere termijn. Over gewenste maatschappelijke effecten in de vorm van social return wordt niet gesproken in deze Nota. Het gemeentelijk beleid kende nog geen meetbare doelen in de onderzochte periode. Deze bevinding sluit overigens aan bij de toezegging van de Voorzitter van de gemeenteraad tijdens de Raadsbehandeling van 29 juni 2006. Deze voorzitter gaf toen aan dat in de pr ogrammabegroting 2007 een aanzet zal worden gegeven met het SMART maken van tien pr oducten43. (SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden).
42
43
Zie Nota Aanbesteding blz. 9 NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD VAN DRIMMELEN VAN 29 JUNI
2006, blz. 29
31
Aan deze toezegging is tot nu toe geen uitvoering gegeven. Wel is door de werkgroep P&C afgesproken dat alle nieuwe nota’s en notities volgens het SMART-principe worden opgesteld.44 Naar het oordeel van de rekenkamercommissie wordt niet voldaan aan de norm.
3.7.2 Norm 2 Het aanbestedingsbeleid dient te voldoen aan de eisen die zijn neergelegd in d e EUrichtlijnen en de Nederlandse wetgeving
De algemene beginselen betreffen minimaal:
transparantie (van de inkoopprocedure, duidelijk moet zijn wat gevraagd wordt en wat de voorwaarden zijn, keuzes dienen te worden vastgesteld en te worden gemotiveerd).
(een passende mate van) openbaarheid; (geïnteresseerde aanbieders moeten redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van het voornemen tot het plaatsen van een o pdracht);
non-discriminatie
Ad 1 en 2: leverancierslijst en shortlist Deze beginselen (en met name transparantie) houden in dat het proces van inkoop en aanbesteding laagdrempelig moet zijn en verantwoord moet kunnen worden. Leveranciers zo uden zich bijv. door het invullen van een formulier of van een format kunnen aanmelden voor inschrijving voor de shortlists. Ter toelichting het volgende: Een leverancierslijst wordt door het inkoopbureau West-Brabant gehanteerd: het is een lijst met alle leveranciers die zich melden, op wat voor gebied dan ook. Een shortlist is een korte lijst per onderwerp (bijv. groen), waarop een aantal leveranciers staat die in het verleden een opdracht naar tevredenheid hebben uitgevoerd. Het dynamische element ontstaat door bij aanbestedingen niet alleen leveranciers van deze lijst uit te nodigen, maar ook minimaal 1 leverancier die nog niet op de lijst staat. Indien de 'nieuwe' leverancier de opdracht wint en deze naar tevredenheid uitvoert, kan deze een plaats krijgen op de shortlist. Tevens moet er volgens de Nota Aanbesteding sprake zijn van voldoende wisseling van de uit te nodigen leveranciers. Deze wisselwerking en concurrentie wordt aantoonbaar gemaakt door een overzicht bij te houden van alle opdrachten en uitgenodigde leveranciers of door de resultaten middels een evaluatieformulier vast te leggen. Het evaluatie formulier wordt ge-
44
Besluitenlijst werkgroep P&C 22 maart 2007
32
bruikt om de prestaties van de opdrachtnemers te beoordelen. Een slechte prestatie kan e rtoe leiden dat een leverancier van de shortlist verwijderd wordt 45. Ad 3: Geen voorkeursbeleid Met betrekking tot de “non-discriminatie” geeft de Nota aan dat geen voorkeursbeleid bestaat voor het inkopen bij regionale of locale aanbieders. Door het beleidsuitgangspunt van non-discriminatie hebben deze aanbieders evenveel kansen en mogelijkheden als elke andere willekeurige aanbieder. Vaak hebben zij wel al een natuurlijk voordeel door bekendheid met de locale situatie en de geringere reisafstanden. De eisen die de EU-richtlijnen en de Nederlandse wetgeving stellen, zijn terug te vinden in de Nota Aanbesteding. Social return is geen norm in de regelgeving en daaraan hoeft de gemeente zich derhalve niet te houden. De Nota Aanbesteding heeft als zodanig geen expliciet uitgangspunt ten gunste van social return opgenomen. Het aanbestedingsbeleid voldoet gedeeltelijk aan de norm. Met het voorgeschreven gebruik van dynamische shortlists loopt Drimmelen voorop. Ook is in het beleid non -discriminatie afdoende geregeld. Met betrekking tot de openbaarheid zijn kanttekeningen te plaatsen. De rekenkamercommissie kon ondanks intensieve pogingen geen overzicht kan krijgen van aanbestedingen, de toegang tot shortlists en de verantwoordelijken. Dan is het voor (lokale) ondernemers met interesse om hun diensten aan te bieden bijna onmogelijk. Ook is het voor de rekenkamercommissie (en dus zeker ook voor ondernemingen) onduidelijk of evaluaties worden toegepast, wat de uitkomst daarvan is en welke gevolgen dat binnen de gemeente Drimmelen heeft. Een en ander is wel geregeld in de nota aanbesteding, maar de openbaarheid ervan is niet of onvoldoende geregeld.
3.7.3 Norm 3 Binnen de ambtelijke organisatie moet volgens het aanbestedingsbeleid worden gehandeld.
De startnotitie geeft aan dat het aanbestedingsbeleid bij de stakeholders van de gemeentelijke organisatie (budgethouders, managers, inkopers in het aanbestedingsbure au) bekend moet zijn. Het college dient activiteiten op het terrein van informatievoorziening te ontplooien waardoor deze stakeholders op de hoogte zijn van de beoogde effecten en r esultaten. De inkopers moeten niet alleen het inkoop- en aanbestedingsbeleid kennen, maar er ook naar handelen46. Het toepassen van criteria bij de gunning, het toepasse n van criteria van toelating tot de shortlist moeten daarom aansluiten op de beleidsnota. Bevindingen In 2005 is de Nota Aanbesteding vastgesteld. Hierover is circa 1,5 jaar door een werkgroep gesproken. In deze werkgroep zaten vertegenwoordigers van alle afdelingen alsmede de concerninkoper van het Inkoopbureau West-Brabant. 45 46
Nota Aanbesteding blz. 14/15, 18 zie noot 1
33
De vertegenwoordigers hadden als taak om tijdens de ontwikkeling van de Nota de voortgang terug te koppelen aan hun afdeling. Na de afronding van de Nota Aanbesteding hadden de afdelingshoofden tot taak om deze te communiceren binnen hun afdeling. Deze Nota is beschikbaar op intranet ( en daarmee toegankelijk voor alle ambtelijk betrokkenen). De nota is niet beschikbaar op internet. Geïnteresseerde ondernemingen hebben aldus onvoldoende toegang. Hebben nu de betrokken ambtenaren op de afdelingen het aanbestedingsbeleid, zoals is ve rwoord in de Nota Aanbesteding, in de praktijk gebracht? Transparantie: gebrek aan overzicht en toetsing Uit een gesprek met enkele betrokkenen (de concerninkoper van het Inkoopbureau en de senior medewerker Facilitaire Zaken) blijkt dat zij een totaaloverzicht van de aanbestedingstrajecten missen. Het inkoopbureau West-Brabant is, zoals eerder is aangegeven, slechts bij een relatief klein aantal inkooptrajecten van de afdelingen betrokken. Niet elk inkooptraject of aanbesteding wordt door de afdeling gemeld aan de senior medewerker Facilitaire Zaken. Hij heeft daarom geen totaalinzicht en hij weet niet of de ambtenaren handelen volgens de procedures, zoals in de Nota en de Handleiding zijn beschreven. Het ontbreken van dit totaaloverzicht werd door de Accountant bevestigd. Ook de concerncontroller bevestigt in een reactie op de nota van bevindingen het ontbreken van een totaaloverzicht . De accountant meldt in de jaarlijkse managementletter dat Drimmelen de administratieve organisatie goed op orde heeft 47. Het enige belangrijke punt van kritiek richt zich op aanbesteden, overigens zonder dat de afwijkingen de tolerantiegrenzen overschrijden. Uit het gesprek blijkt ook dat er geen centrale of onafhankelijke toets plaatsvindt op de keuze welke leveranciers worden uitgenodigd. Daarom ontbreekt volgens de concernink oper van het Inkoopbureau en de seniormedewerker Facilitaire Zaken centraal het zicht op de vraag of er aandacht is voor plaatselijke leveranciers en of er (voldoende) dyn amiek is bij de uit te nodigen leveranciers. Ook vindt geen jaarlijkse evaluatie plaats van de procedure waardoor bedrijven op de lijst komen te staan: zowel ambtelijk als bestuurlijk niet. Deze bevindingen corresponderen met de bevindingen uit een gesprek met de materiede skundige Onderwijs. Hij gaf aan dat er (te) weinig is gecommuniceer d tussen hem en het hoofd van zijn afdeling over de richtlijnen van de Nota Aanbesteding. Transparantie: shortlist Volgens beide geïnterviewden wordt bij de afdelingen Openbare Werken en Grondgebied gewerkt met een shortlist. Deze lijst is volgens de senior medewerker Facilitaire Zaken niet openbaar, maar ook “niet geheim”. Deze lijst wordt naar de indruk van de twee bovengenoemde geïnterviewden door de materiedeskundigen van afdelingen wel “dynamisch” gehouden. De rekenkamercommissie heeft geen documenten aangetroffen waaruit dat blijkt.
47
dat is tamelijk opmerkelijk. Leden van de rekenkamercommissie kennen maar weinig voorbeelden van dergelijke lovende woorden over de AO van een gemeente.
34
De in een reactie op de nota van bevindingen verkregen “long lists” wekken de indruk dat er weinig dynamiek is. De ambtelijke reactie meldt erover “De in de interviews genoemde shortlist is nergens (formeel) voorgeschreven. ……. De shortlist is voor intern gebruik en heeft derhalve niet een formele status en heeft zoals gezegd uiteraard uitsluitend betrekking op onderhandse aanbestedingen.” De beleidsregels uit de nota aanbesteding zijn volgens deze reactie niet bekend. Desondanks meldt hoofd OW “Het beleid is wel degelijk effectief en wordt niet informeel uitgevoerd.” Desgevraagd wordt ook volgens de beleidsmedewerker WMO bij de Afdeling Maatschappelijke Aangelegenheden weinig met shortlists gewerkt. Tijdens het gesprek met de concerninkoper van het Inkoopbureau en de senior medewerker Facilitaire
Zaken wordt het volgende beeld geschetst:
1. Op deze interne shortlist van de afdelingen Openbare Werken en Grondgebied staat een aantal aannemers die vorige keren goed hebben gepresteerd. Uit deze lijst worden bij een nieuwe aanbesteding kandidaten geselecteerd. 2. Om het dynamische element te handhaven hebben buitenstaanders of startende aannemers de mogelijkheid zich aan te melden voor deze lijsten. De dynamiek komt tot uiting door een of meerdere nieuwkomers uit te nodigen (bijv. van buiten de gemeente). Nieuwe ondernemers kunnen zich melden bij de materiede skundige van beide afdelingen. Deze deskundige bepaalt of deze ondernemers in aanmerking komen voor een nieuwe aanbesteding. 3. ondernemers/aanbieders hebben inzicht in de leverancierlijst en in de dynamische “shortlists”. Voor deze shortlist geldt dat iedere leverancier van zichzelf weet of hij hierop staat. Ad. 1 De Rekenkamercommissie stekt vast dat de shortlist wordt gebruikt bij deze afdelingen. De bevinding bevestigt het beeld van beide geïnterviewden. Ad. 2 Het is onduidelijke of en hoe ondernemers zich aanmelden en als gevolg daarvan op de shortlist terechtkomen. Niet helder zijn ook de criteria op grond waarvan materiede skundigen bepalen of een ondernemer op de shortlist komt. Volgens de Nota Aanbesteding moet er sprake zijn van voldoende wisseling van de uit te nodigen leveranciers. De bevinding op grond van gesprekken, de onderzochte projecten en documenten is dat geen helder inzicht bestaat of er voldoende wisselingen waren en derhalve sprake was een gezonde concurrentie .
35
Ad. 3 Dit beeld kan niet door de Rekenkamercommissie worden bevestigd. Met betrekking tot de shortlist staat in de Nota van Aanbesteding dat een slechte prestatie ertoe kan leiden dat een leverancier van de shortlist verwijderd wordt 48. Of dit inderdaad ook is gebeurd in de periode 2004-2006, kan de Rekenkamercommissie niet bevestigen. In de gevoerde gesprekken en de onderzochte projecten werden geen voorbeelden aangedragen of gevonden. Openbaarheid: actieve opstelling? Ook het actief aanschrijvingen van nieuwe bedrijven door de gemeente (en het Inkoopb ureau) bevordert volgens de twee bovengenoemde geïnterviewden dat er voldoende concu rrentie is. Hun indruk is echter dat momenteel geen actief beleid wordt gevoerd ten aanzien van deze lijst in de richting van (nieuwe) bedrijven. Volgens de bedrijvencontactfunctionaris van de gemeente hebben potentiële kandidaten voor een aanbesteding een “eerlijke kans”, als zij zich actief opstellen in de richting van de gemeente 49. Van de zijde van een ondernemer, die tijdens het Rekenkameronderzoek is geïnterviewd, is bevestigd dat er geen actief beleid door de gemeente ten aanzien van aanbestedingen (in de vorm van communicatie, toegankelijkheid, laagdrempeligheid, aanbestedingen op de g emeentelijke website) wordt gevoerd.
Er is wel een aanbestedingsbeleid, maar als het gaat om transparantie, openbaarheid en vo ldoende concurrentie (short lists) wordt dit beleid in de afdelingen onvoldoende in de praktijk gebracht.
3.7.4 Norm 4 Het college dient het aanbestedingsbeleid te verantwoorden aan de Raad door middel van evaluaties
De operationalisering van de norm vindt plaats door:
het meten van het aantal evaluaties die naar de Raad zijn gestuurd in de periode 2004-2006
het inventariseren van de verbeterpunten, die centraal zijn geregistreerd
het meten van de frequentie waarmee deze centraal geregistreerde verbeterpunten naar de Raad zijn gestuurd
Na het doorlopen van elke inkoopprocedure wordt volgens de Nota Aanbesteding de gevolgde procedure geëvalueerd. De voor verbetering vatbare punten die hieruit naar voren komen of andere nieuwe kennis worden centraal geregistreerd, zodat deze zaken bij een volgende pr o-
48 49
Nota Aanbesteding blz. 14/15, 18 Deze informatie is vanuit ambtelijke zijde tijdens een interview meegedeeld.
36
cedure verbeterd kunnen worden 50. Er zijn geen documenten teruggevonden, waarin staat dat de gemeenteraad van deze verbeterpunten op de hoogte werd gesteld. Deze bevinding sluit aan bij het beeld, dat enkele geïnterviewden (de concerninkoper van het Inkoopbureau, de senior medewerker Facilitaire Zaken, materiedeskundige Onderwijs) in gesprekken hebben geschetst. Zij geven aan dat er ten aanzien van de inkooptrajecten geen evaluaties en geen indicatoren zijn. Er is geen actief beleid terzake van het gemeenteb estuur of van de Raad. Het gevolg is derhalve dat er in Drimmelen geen (centrale) vastlegging van lopende inkoo ptrajecten plaatsvindt. Als het inkoopbeleid niet goed gevolgd wordt, menen deze twee geï nterviewden dat aan het begin van het traject niet wordt bijgestuurd. Ook kan achteraf geen goede controle uitgevoerd worden, zo vinden de geïnterviewden.
Op basis van interviews oordeelt de Rekenkamercommissie dat door een gebrek aan (centraal) contractenbeheer er geen zicht is op huidige contractpartners e n contracttermijnen. Uitzonderingen op het geschetste beeld zijn de inkooptrajecten waarbij het inkoopbureau West-Brabant betrokken is. Hiervan wordt (twee keer) per jaar een evaluatie opgesteld met daarin een korte beschrijving van de opdracht, de gevol gde procedure en de resultaten. Voorts wordt een jaarverslag van het Inkoopbureau aangeboden aan het hoofd van de afd eling en de gemeentesecretaris. Laatstgenoemde meldt, dat dit jaarverslag ambtelijk (in het Managementteam) en bestuurlijk (in het college van burgmeester en wethouders) wordt besproken. Aan de hand van deze besprekingen worden volgens de gemeentesecretaris nieuwe inkooptrajecten afgesproken, al dan niet in combinatie met andere gemeenten. Voorts wordt naar aanleiding van deze beraadslagingen het aantal af te nemen dagdelen, in personele zin, voor het nieuwe jaar vastgesteld. Met betrekking tot de aanbevelingen van de zijde van het Inkoopbureau geeft de gemeent esecretaris in zijn brief aan dat: “Acht wordt geslagen op de eventuele aanbevelingen vanuit dit rapport waar het gaat om het desgewenst verbeteren van de, laat ik het zo omschrijven, inkoopattitude en de voordelen die hierbij te behalen zijn” 51. De gemeentesecretaris geeft overigens geen operationalisering c.q. concretisering van dez e zinsnede in zijn brief. Vervolgens wordt het rapport volgens de gemeentesecretaris aangeboden aan de commissie Algemeen Bestuur en Middelen. Indien dit verslag aan de commissie wordt aangeboden en door deze commissie wordt b ehandeld, woont de inkoper van dit Inkoopbureau de commissievergadering bij om eventuele vragen van commissieleden te beantwoorden, zo gaf de concerninkoper in een gesprek aan.
50 51
Zie Nota Aanbesteding blz. 9 Brief aanbestedingsbeleid dd. 25 april 2007.
37
De laatste keer was hij te gast bij de commissie op donderdag 1 december 2005. Toen werd de halfjaarevaluatie van 2005 besproken. “Daarna ben ik niet meer gevraagd aanwezig te zijn. Of de jaarevaluatie van 2005, de halfjaarevaluatie van 2006 en de jaarevaluatie van 2006 in de commissie zijn behandeld is mij dan ook niet bekend 52”. Navraag bij de huidige voorzitter van de commissie ABM leert dat sinds haar aantreden als voorzitter haar geen evaluaties van het Inkoopbureau West -Brabant of evaluaties van aankoopprocedures, waarbij dit Inkoopbureau niet was betrokken, “via de normale stukkenloop” zijn aangeboden. Hoewel niet in de onderzoeksperiode vallend, verdient het feit vermelding dat “intern op summiere wijze het inkoop- en aanbestedingsbeleid is geëvalueerd met name in die zin dat getoetst is hoe en een en ander in de praktijk verloopt 53” De rekenkamercommissie is van oordeel dat niet wordt voldaan aan de norm om het aanb estedingsbeleid aan de raad te verantwoorden.
3.7.5 Norm 5 College dient indicatoren aan te geven om de maatschappelijk gewenste effecten te meten. Met behulp van deze indicatoren moet de Raad jaarlijks vaststellen of deze effecten zijn behaald.
Het college heeft geen meetbare indicatoren ten aanzien van het doel in de Nota Aanbest eding geformuleerd. De raad heeft daardoor niet kunnen vaststellen of de gewenste effecten zijn behaald.
52 53
Citaat van ir. A. Jongenelen, concerninkoper West-Brabant, 23 mei 2007 Besluit college B&W 6 februari 2007
38
4. DRIE GROTE PROJECTEN De vorige paragraaf laat zien dat het aanbestedingsbeleid gericht is op een optim ale prijskwaliteitverhouding. Bij de toetsing van het doel bij de drie projecten is het denkbaar dat vanuit de afdelingen of vanuit de regio –bij samenwerking met andere gemeenten- naast het doel van een optimale prijs-kwaliteitverhouding extra doelen worden gesteld. Doelen die raakvlakken hebben met de prijs-kwaliteitverhouding en die passen bij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In het kader van de onderzoeksvraag valt dan te denken aan social return. Dergelijke aanvullende doelen komen in dat geval terug in de Programma van Eisen en/bij de gunningcriteria. Deze (mogelijk) extra doelen alsmede de (mogelijk) extra voorwaarden bij de Programma van Eisen en de gunning worden in deze paragraaf beschreven. In dit hoofdstuk worden drie projecten beschreven en aan het normenkader getoetst. Het gaat om de volgende projecten: 1. Hulp in de Huishouding in het kader van de WMO 2. de inzameling van het huisafval 3. de verbouw van het Dongemondcollege
4.1 Sociaal/Maatschappelijke zorg. Hulp in de huishouding wmo Op het gebied van de werkgelegenheid is de gezondheidszorg de grootste werkgever in de gemeente. 17,6% van de lokale beroepsbevolking is daarin actief 54. Gelet op dit gegeven, heeft de Rekenkamercommissie gekeken naar de aanbestedingen op het gebied van de sociale voorzieningen en het maatschappelijk werk. De commissie heeft gekozen voor de aanbesteding van de huishoudelijke hulp, die in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning wordt gegeven. De gemeente Drimmelen kreeg per 1 januari 2007 als belangrijke nieuwe taak in het kader van de WMO de organisatie van de Hulp bij het Huishouden. De Voorlopige Raming was
- op basis van 2005, exclusief de eigen bijdragen -
voor
Drimmelen € 1.460.000. Gezien de financiële omvang van de werkzaamheden was het verplicht de Hulp bij het huishouden Europees aan te besteden. Hiervoor is samenwerking g ezocht met het Inkoopbureau West Brabant en 9 Westbrabantse gemeenten. Allereerst wordt gekeken naar de plaats van de huishoudelijke hulp in de sociaal maatschappelijke zorg. En is social return een gewenst maatschappelijk effect bij de huishoudelijke hulp?
4.1.1 Kaderstellende documenten Kadernota’s Op Maatschappelijk en sociaal gebied legde de Kadernota 2004 de volgende accenten: 54
zie bijlage 2 “Sociaal-economisch profiel van Drimmelen”
39
Uitvoering intentieverklaring sociaal beleid
Versterking van sociaal beleid door middel van Invoering Wet Werk en Bijstand
Nota Lokaal volksgezondheid
Nota ouderenbeleid
Invoering basisbibliotheek
De Kadernota 2005 ging in op de nieuwe regelgeving die op stapel staat. Ook werd de re ïntegratieverordening aangekondigd. Hierin wordt het beleid vastgelegd met betrekking tot “de toeleiding naar de arbeidsmarkt als kernonderdeel van de WWB”. In de Kadernota 2006 stonden de WWB en WMO centraal. Met betrekking tot aanbestedi ngen werd gewezen op de aanbesteding Inkoop Reïntegratietrajecten en de aanbesteding van de huishoudelijke zorg. Beide onderwerpen waren “speerpunten” naast een aantal anderen (bijv. het verder vormgeven van de samenwerking op het gebied van Sociale Zaken met de gemeenten Oosterhout en Geertruidenberg). Programmabegrotingen De programmabegroting 2004 in het programma Maatschappelijke Samenhang gaf één beoogd maatschappelijk effect aan, namelijk een toename van de zelfredzaamheid en de participatie van de inwoners van Drimmelen. Wat had de gemeente daarvoor over? Er werd een waaier van activiteiten aangekondigd. In het kader van het onderzoek is belangrijk dat in 2004 het gemeentelijke beleid ten aanzien van de WWB verder werd ontwikkeld, “gericht op stimulering het uitstroombeleid”. De programmabegroting 2005 gaf aan dat het beleid is gericht op het voorkomen van uitval en het bestrijden van achterstanden bij kwetsbare groepen. Het college van B&W wil in kader van dit beleid de volgende doelen bereiken: 1. Het behouden van zelfredzaamheid van mensen in een kwetsbare positie 2. Het vroegtijdig signaleren, beperken en terugdringen van problemen In 2005 zou uitvoering worden gegeven aan:
Verdere implementatie van de WWB en vormgeven van uitstroom naar werk door uitvoering van de reïntegratieverordening en -uitvoeringsbesluit;
Het verkennen van de samenwerkingsmogelijkheden met de regiogemeenten en komen tot besluitvorming;
In de programmabegroting 2006 stonden dezelfde doelen geformuleerd, zoals in 2005 het geval was. De handhaving en fraudepreventie stonden hierbij hoog in het vaandel.
Uit het bovenstaande blijkt dat het onderwerp “hulp in de huishouding” geen doel in de k adernota’s of de programmabegrotingen is geweest. Dit onderwerp was niet diep vera nkerd in het gemeentelijke beleid ten aanzien van de maatschappelijke zorg.
40
4.1.2 Aanbestedingsproces Drimmelen sloot zich aan bij een aanbestedingstraject met 7 samenwerkende Westbrabantse gemeenten (Roosendaal, Rucphen, Zundert, Halderberge, Moerdijk, Etten -Leur en AlphenChaam) en de samenwerkende gemeenten Werkendam en Woudrichem. Deze gemee nten stuurden aan op contracten voor twee jaar, met twee maal de mogelijkheid van een verlenging van een jaar. Er is gekozen voor een Europese aanbesteding waarop iedereen kon inschrijven. Op de aanbestedingsdatum werden 22 inschrijvingen ingediend. Voor het perceel Drimmelen schreven negen aanbieders in. Het beleid met betrekking tot de aanbesteding is terug te vinden in de Nota “hulp bij het huishouden: de nieuwe individuele wmo-voorziening”. Het gemeentebestuur spreekt hierbij als wens uit om bij voorkeur geen - geografisch veraf gelegen - aanbieders aan te trekken. ”Mogelijk wordt via aanbesteding door middel van een apart perceel voor Drimmelen aan deze wens voldaan. Dan worden alleen de Drimmelense klanten in een apart traject aanb esteed, wel tegen de regionaal gezamenlijk opgestelde eisen” 55. Het onderscheiden van percelen is volgens deskundigen binnen de Europese richtlijn toegestaan. Een belangrijke reden om te kiezen voor een percelenindeling is dat kleine, lokale aanbieders toch mee kunnen doen met de aanbesteding. Bij de Hulp in de Huishouding heeft bekendheid met de regio, het kennen van het dialect en gewoonten van de streek volgens de geïnterviewde van het Inkoopbureau West-Brabant meegewogen in de beoordeling.
In de Nota “ hulp bij het huishouden: de nieuwe individuele wmo-voorziening” is ten aanzien van social return het criterium gesteld dat de zorgverlener bereid moet zijn om WWB -ers in te schakelen en te begeleiden. In het - regionale vastgestelde - Programma van Eisen Aanbesteding Hulp bij het Huishouden is een aanvullende eis gesteld ten aanzien van social return, die breder was dan het criterium van Drimmelen: “de gemeente is zich bewust van haar bijzondere positie als werkgever of opdrachtgever in de regio. Daarom wil de gemeente bij het geven van deze opdracht nadrukkelijk aandacht schenken aan mensen die vanuit een achterstandssituatie een plaats op de arbeidsmarkt moeten veroveren. Deze doelgroep is nader te omschrijven als zijnde personen die: • een indicatie hebben op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (al dan niet werkzaam bij een SW-bedrijf); • recht hebben op bijstand (zoals jongeren, alleenstaande ouders, vluchtelingen, nieuwk omers en oudkomers); • geen recht hebben op een uitkering maar werkloos zijn (zgn 'nuggers'); • een uitkering ontvangen op grond van de algemene nabestaandenwet; • werkzaam zijn op een door de gemeente gesubsidieerde baan
55
Nota Hulp bij het Huishouden, blz. 7
41
De inschrijver dient op maximaal 1 A4 aan te geven hoe zij deze wens gestalte geeft. Hierbij moet minimaal een inschatting, dan wel een garantie opgegeven worden van het aantal (n ominaal of percentage van het totaal aantal) werknemers dat afkomstig is uit bovengenoemde doelgroepen en die de inschrijver verwacht c.q. garandeert in te kunnen schakelen bij de Hulp bij het Huishouden.
4.1.3. Gunning 56 In de aanbestedingsprocedure is eerst een selectie gemaakt op grond van de vooraf afgesproken en in het bestek opgenomen selectiecriteria. De inschrijvers die voldeden aan de selectiecriteria zijn beoordeeld aan de hand van het gunningcriterium. Doordat er met max imaal 10 een contract zou worden aangegaan en er op het perceel Drimmelen slechts 9 inschrijvers waren is met alle 9 een contract aangegaan. Het betreft de volgende inschrijvers (zie tabel 1): Tabel 1
In de aanbestedingsprocedure koos het college voor de selectie met een minimum van 3 aanbieders (wettelijk verplicht) en een maximum van 10 aanbieders. Hiermee wordt de ke uzevrijheid van de klant optimale ruimte geboden. Om de keuze van de zorgaanbieders uit te voeren voorzag de volgens wettelijke regels to egepaste aanbestedingsprocedure in een keuze op grond van gunningcriteria, die in de aanbestedingsprocedure zijn gevolgd.
56
De gegevens van deze paragraaf zijn ontleend aan de collegebrief formele gunning aanbesteding Hulp
bij het Huishouden Wmo, 13 december 2006
42
De hulp bij het huishouden was gegund op basis van het (algemene) gunningcriterium ‘ economisch meest voordelige inschrijving’. De gehanteerde gunningcriteria en wegingsfactoren waren de volgende:
Gunningscriteria Wijze van beantwoording wensenlijst
Wegingsfactor 15%
Inbedding in lokale en regionale zorgketen
5%
Bereikbaarheid
5%
Lokale en regionale bekendheid Klanttevredenheidsonderzoek
10% 5%
De visie op onderwerpen binnen de WMO
10%
De prijs
30%
Innovatiebereidheid- en kracht
10%
Doelgroepenbeleid
10%
De inschrijver kreeg 10 punten als hij/zij de inzet van het aantal personen garandeerde, een visie heeft op en ervaring met het doelgroepenbeleid. De inschrijver kreeg 5 punten als hij een inschatting gaf of garantie onder voorbehoud van het aantal personen en een visie had op het doelgroepenbeleid. Voorts kreeg de hulpverlener 10 punten als deze woonde in de lokale omgeving, de sociale kaart en/of sociale context kende en op de hoogte was met de lokale taal c.q. het dialect en de gebruiken. Beoordeling De beoordeling van de inschrijvingen werd uitgevoerd door een extern deskundige projectleider voor de invoering van de WMO in tien Westbrabantse gemeenten en werd gecontroleerd door het Inkoopbureau West-Brabant en door een werkgroep Aanbesteding bestaande uit vijf ambtelijke vertegenwoordigers van diverse Westbrabantse gemeenten. Het resultaat van de beoordeling van de inschrijvers is als volgt :
43
De bovenstaande volgorde is volgens de gemeente Drimmelen belangrijk bij de toedeling van klanten die zelf geen aanbieder willen of kunnen kiezen. De eigen verantwoordelijkheid wordt gestimuleerd door de klant zelf te laten kiezen voor één van de bovenstaande aanbieders voor de uitvoering van de hulp bij het huishouden, aldus de gemeente Drimmelen. Huispitaal kwam volgens het Inkoopbureau als beste uit de bus. Als het gaat om de inbedding in lokale en regionale zorgketen vermeldde Huispitaal in haar offerte dat het centrale kantoor in Oosterhout gevestigd is en regionale steunkantoren in Tilburg en in Eindhoven. Volgens de inschatting van de beleidsambtenaar WMO wonen veel werknemers van Huispitaal in Drimmelen. Als het gaat om de doelgroepenbenadering meldde deze organisatie in de o fferte niets over deze groepen. Alleen wordt gesproken over mantelzorgers en vrijwilligers. Als tweede eindigde de Stichting Thuiszorg Mark en Maasmond. Met de betrekking tot de social return meldde deze Stichting in de offerte dat zij in Oosterhout ervaring heeft opg edaan met doelgroepen WSW, bijstandsgerechtigden en gesubsidieerde banen. Het streven is 15% van de vacatures op te vullen met personen uit de doelgroepen. Op de derde plaats eindigde de Stichting Thuiszorg Nederland. Deze stichting heeft aangegeven dat zij wel mensen uit de doelgroep in dienst heeft, maar voor zover kon worden nagaan geen mensen uit Drimmelen en omstreken. De Stichting had wel een inspanningsverplichting afgegeven om personen uit de doelgroepenbenadering een werkplek aan te bi eden. Indien alleen op basis van een financiële vergelijking een keuze gemaakt werd, dan had de volgorde er anders uitgezien. De Rekenkamercommissie komt tot deze bevinding op basis van het uurtarief voor de schoonmaaktarieven. Het betreft dan: 1. schoonmaakwerkzaamheden en in voorkomende gevallen het uitvoeren van lichte huishoudelijke taken 2. schoonmaakwerkzaamheden met andere (lichte) ondersteuning in de organisatie van huishouding 3. schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding Categorie
1
2
3
Inschrijver STN
100
100
100
Gouwe zorg
104
104
105
Huispitaal
104
105
105
TZ Mark en Maas-
104
110
109
Amarant
104
110
110
De Wijngaerd
104
110
110
Marklanden
104
110
110
Prisma
104
110
110
Circonflex
104
110
110
mond
44
Uit deze indextabel (waarbij de uurprijs van STN in de drie categorieën op 100 werd gesteld) blijkt dat de laagste prijs niet doorslaggevend is geweest voor de eerste keuze. Stichting Thuiszorg Nederland komt dan in de drie categorieën als laagste uit de bus. Gouwe Zorg, die op de tweede plaats staat, is relatief iets goedkoper dan Huispitaal. Overigens verschillen de prijzen tussen de diverse aanbieders relatief weinig. De spreiding tussen de aanbieders in categorie 1 is 4%, in categorie 2 10%, in de categorie 3 ook 10%.
Bij de gunning is het volgende beeld te zien:
De stichtingen Thuiszorg Nederland (STN) en Gouwe Zorg BV hebben hun werkgebied niet in de regio van Drimmelen. Financieel gezien (gemeten naar uurprijs van schoonmaakwerkzaamheden) zijn beide organisaties relatief goedkoper.
STN is financieel gezien in de drie categorieën relatief het goedkoopst.
De Stichting de Wijngaerd is in Drimmelen gevestigd en heeft daardoor een natuurlijk voordeel door bekendheid met de locale situatie en de geringere reisafstanden. De sondanks heeft ze een middenpositie in de gunning.
Mark en Maasmond noemt een norm met betrekking tot de doelgroep: 15%.
Informatievoorziening De evaluatieprocedure is inkooptechnisch geëvalueerd door het Inkoopbureau West -Brabant en er is vastgesteld dat de procedure volledig volgens de daartoe we ttelijk vastgestelde voorschriften is verlopen. 57
4.1.4 Toetsing Norm 1
De Raad stelt meetbare doelen van het aanbestedingsbeleid vast. Deze doelen zijn vastg elegd in kaderstellende documenten (beleidskaders, meerjarenprogramma’s )
Het doel van het aanbestedingsbeleid is vastgelegd in de Nota Aanbesteding, namelijk de “laagste prijs”, of “van de economisch meest voordelige aanbieding” oftewel een combinatie tussen prijs en kwaliteit. Toegepast op de Hulp bij de Huishouden zijn de volgende bevindingen te melden:
De prijs is bij deze regionale aanbesteding niet doorslaggevend geweest voor de keuze van de aanbieder (30%). De overige 70% bestond uit elementen, die betre kking hadden op inbedding in lokale en regionale zorgketen, bereikbaarheid, lokale en
57
Leesstuk formele gunning aanbesteding Hulp bij het Huishouden Wmo, 13 december 2006
45
regionale bekendheid, de visie op de WMO, en social return. Dit laatste element woog voor 10% mee.
Vanuit de gemeente Drimmelen is het element van social return niet als extra doel ingebracht in het regionale overleg. Wel geeft de Nota “hulp bij het huishouden; hulp bij het huishouden: de nieuwe individuele wmo-voorziening” aan dat bij de aanbieders de bereidheid aanwezig moest zijn om WWB-ers in te schakelen en te begeleiden. Het regionaal opgestelde Programma van Eisen wilde een bredere doelgroep dan WWB-ers inschakelen.
bij de uiteindelijke gunning de lokale gerichtheid van de leverancier zwaarder woog dan de bereidheid om mensen in te zetten die een achterstandsituatie op de a rbeidsmarkt hebben.
De rekenkamercommissie is van oordeel dat bij de aanbesteding Hulp in de huishouding de raad geen meetbare doelen heeft vastgesteld. De raad is er onvoldoende bij betrokken g eweest.
Norm 2 De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht dienen te worden nageleefd.
De algemene beginselen betreffen minimaal:
transparantie (van de inkoopprocedure, duidelijk moet zijn wat gevraagd wordt en wat de voorwaarden zijn, keuzes dienen te worden vastgesteld en te worden gemotiveerd).
(een passende mate van) openbaarheid; (geïnteresseerde aanbieders moeten redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van het voornemen tot het plaatsen van een o pdracht);
non-discriminatie
ad 1 en 2 Er is gekozen voor een Europees openbare aanbesteding volgens de Europese Richtlijnen waarop iedereen kon inschrijven. Maximale marktdeelname en transparantie werden op deze wijze geborgd: er werden 22 inschrijvingen geregistreerd. De transparantie werd gewaa rborgd door een mondelinge nota van inlichtingen, een onafhankelijke beoordeling van de inschrijvingen, diverse mondelinge toelichtingen op de beoordeling. Verder heeft de rechter een positieve uitspraak gedaan over de toepassing van drie algem ene beginselen. Een van de inschrijvers, namelijk DAT Thuiszorg BV, meende dat de aanb estedingsprocedure onrechtmatig was. Deze organisatie meende dat zij alsnog recht had op een overeenkomst met de gemeente Halderberge. Ze eiste een nieuwe beoordeling van hun
46
inschrijving. De rechter concludeerde echter dat de aanbestedingsprocedure rechtmatig is verlopen. Aan de grondbeginselen van aanbesteding (openbaarheid, transparantie en nondiscriminatie) werd volgens de rechter voldaan: het bestek stond op de websites van de g emeenten, er waren mondelinge toelichtingen op de beoordeling, er zijn geen disproportionele eisen gesteld aan de leveranciers, er zijn geen partijen uitgesloten. Ad 3 Bij de aanbesteding is het gebied in meerdere percelen onderverdeeld. Per perceel konden meerdere raamovereenkomsten worden afgesloten om de keuzevrijheid voor de cliënt zoveel mogelijk te waarborgen. Voor Drimmelen betekende dat er maximaal 10 overeenkomsten werden afgesloten. Hierbij zaten ook zorgaanbieders bij die nog niet eerder in de gemeente werkzaam zijn geweest, zoals Amarant, Thuiszorg Nederland en Gouwe Zorg. In die zin he bben ook aanbieders een gunning gekregen die nog niet eerder in de gemeente werkzaam zijn geweest. De lokale gerichtheid (meerdere raamovereenkomsten per perceel) maakte het mogelijk dat het dynamische element (kans voor nieuwe aanbieders) bij dit project aanwezig was.
De rekenkamercommissie is van oordeel dat bij de gunning is voldaan aan de basisbeginselen van het aanbestedingsbeleid.
Norm 3 Binnen de ambtelijke organisatie moet volgens de vastgestelde doelen van het aanbest edingsbeleid worden gehandeld ·. Bij de uiteindelijke gunning woog de prijs voor 30% mee, de overige 70% bestond voor een deel uit eisen waarbij elementen van social return aanwezig zijn. Omdat het een aanbesteding betrof, waarvan het Programma van Eisen en de gunningcriteria in regionaal verband werden opgesteld, is onduidelijk hoe groot de invloed was de gemeente Drimmelen op de formulering van deze gunningcriteria. Volgens de concerninkoper Inkoopbureau WestBrabant en de beleidsmedewerker WMO trad de gemeente in een late fase toe tot het gez amenlijke aanbestedingsproces. Daarom waren naar hun mening de invloedsmogelijkheden beperkt. De beoordeling heeft uiteindelijk plaatsgevonden op basis van een beoordelingsmatrix. De concerninkoper heeft dit met de vakinhoudelijke ambtenaren doorgesproken. De laagste prijs was niet doorslaggevend bij de gunning, maar een combinatie van de kostprijs, regionale bekendheid en wensen ten aanzien van de kwaliteit van het personeel. Door de ambtelijke organisatie is volgens de vastgestelde doelen van het aanbestedingsbeleid gehandeld.
47
Norm 4 Het college dient het aanbestedingsbeleid te verantwoorden aan de Raad door middel van evaluaties
Het Inkoopbureau heeft een evaluatie gemaakt van het aanbestedingsproces. Van deze ev aluatie werd melding gemaakt in een brief (dd. 13 december 2006) van het college die aan de commissie Inwonerszaken ter kennisgeving is aangeboden 58. De brief met de titel “Formele gunning aanbesteding Hulp bij het Huishouden Wmo” was een leesstuk. De evaluatie zelf was niet aan deze Commissie aangeboden en is ook niet behandeld in een raadscommissie.
De rekenkamercommissie is van oordeel dat niet is voldaan aan de verantwoordingsnorm.
Norm 5 Het College dient indicatoren aan te geven om de maatschappelijk gewenste effecten te m eten. Met behulp van deze indicatoren moet de Raad jaarlijks vaststellen of deze effecten zijn behaald
Deze indicatoren zijn niet afgegeven. In de Nota “hulp bij het huishouden: de nieuwe individuele wmo-voorziening” gaf het college aan dat bij de aanbieders de bereidheid aanwezig moest zijn om WWB-ers in te schakelen en te begeleiden. Deze wens is niet omgezet in harde indicatoren. Bij de uiteindelijke gunning heeft de inzet van WWB-ers en anderen met een achterstand op de arbeidsmarkt een ondergeschikte rol gespeeld. Gekozen werd voor een organisatie die niets over deze groepen in de offerte heeft vermeld. In de offerte wordt alleen gesproken over mantelzorgers en vrijwilligers. Overigens is door de Raad niet om deze indicatoren gevraagd. Wel gaf bij de behandeling van de Kadernota/raadsprogramma 2006-2010 in de Raad in juni 2006 een fractie aan “blij” te zijn omdat binnen de huishoudelijke verzorging ervoor gekozen is “het sociale aspect zwaar mee te laten wegen bij de aanbesteding” 59. De rekenkamercommissie is van oordeel dat
de raad onvoldoende in staat is gesteld daad-
werkelijk vast te stellen of de beoogde effecten zijn behaald.
58
De evaluatie is op 11 november 2006 door de heer K. de Zeeuw, projectleider van het samenwerkingsverband WMO per mail verstuurd naar het hoofd Maatschappelijke Aangelegenheden. 59
NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD VAN DRIMMELEN VAN 29 JUNI 2006 blz.
26. Het betreft de fractie van Groen Drimmelen.
48
4.2 Milieubeleid. Aanbesteding inzameling huisvuil Naast de huishoudelijke hulp is een andere casus onderzocht. In deze paragraaf worden de bevindingen met betrekking tot de aanbesteding van de inzameling van het huisvuil gepr esenteerd. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de gegevens van 2002 toen een aanbest eding in dezelfde sector plaatsvond. Het inzamelingsproject betreft een Europese aanbesteding voor 5 jaar met een begroting van € 217.452 per jaar. Hoewel de aanbesteding tot de bevoegdheid van het college van B&W behoort, was de Raad aan de voorkant betrokken bij het opstellen van het Programma van Eisen. Deze procedure heeft te maken met de ontevredenheid bij een deel van de Raad over een eerste evaluatie van de Diftarsystematiek. Deze evaluatie was voor een deel van de Raad te mager 60. Tijdens de raadsbehandeling van de Kadernota/raadsprogramma 2006-2010 in juni 2006 zegde de toenmalige wethouder op verzoek van diverse fracties een evaluatie van het Diftarsysteem toe. De toenmalige wethouder gaf ook aan dat het contract met de AVR per 1 januari 2007 zou aflopen. Voorts was het aanbestedingstraject in juni 2006 al ingezet, omdat “die moet ruim van tevoren worden voorbereid”. Vanuit de gemeenteraad kwam kritiek op deze aanpak: “De heer Kwaaitaal zegt dat het niet gaat over de manier van aanbesteden, maar over deinhoud. Hij had ook graag gezien dat de raad hierin betrokken was ” 61”. De wethouder reageerde als volgt op deze kritiek: “Het programma van eisen komt op 1 augustus in het college. Dus nog voor de aa nbesteding. Het kan ook aan de commissie worden toegestuurd. Indien nodig kan co ntractverlenging met de huidige inzamelaar nog worden overwogen. Er zijn dus mog elijkheden voor de raad om er nog over te praten 62. Hij zegde toe dat de raad het programma van eisen toegestuurd kreeg voor wat betreft de aanbesteding van de afvalinzameling. Er zou dan aan de Raad gevraagd worden om een schriftelijke reactie te geven. Naar aanle iding van de reacties zou bekeken worden hoe de verdere discussie gevoerd wordt, aldus de wethouder. Dergelijke schriftelijke reacties zijn niet in bestudeerde documenten terug te vinden. Volgens de materiedeskundige zijn deze reacties nooit verstuurd. Vervolgens kwam er een brief van het College dd. 16 augustus 2006 met een aantal documenten, “die een bijdrage kunnen leveren aan een goede inhoudelijke discussie over dit o nderwerp .” Als bijlage bij deze brief was het Inkoopprogramma van Eisen “Huisvuilinzame ling gemeente Drimmelen” (PvE) gevoegd. 60
NOTULEN OPENBARE VERGADERING GEMEENTERAAD DRIMMELEN VAN 29 JUNI 2006, blz, 26, 32, Beslu i-
tenlijst Commissie Grondgebiedzaken 5 september 2006 61
NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING GEMEENTERAAD VAN DRIMMELEN VAN 29 JUNI 2006, b lz. 32
62
NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING GEMEENTERAAD DRIMMELEN VAN 29 JUNI 2006, blz. 33
49
Door de kritische opstelling van de commissie Grondgebiedzaken in september 2006 werd een nieuwe evaluatie geschreven door de ambtelijke organisatie, resulterend in een rapport met een begeleidende brief dd. 1 november 2006. Deze evaluatie behelsde de effecten en invloeden op het afvalbeleid en de daarmee samenhangende afvalstoffenheffing. De evaluatie ging over de eerste drie Diftarjaren (2003 t/m 2005). De eindconclusie van de evaluatie was dat “meer dan wordt voldaan” aan de doelstellingen, ‘de vervuiler betaalt/ betere scheiding van het afval/lagere kosten’, die gesteld waren bij de invoering van Diftar per 1 januari 2003. De resultaten van de evaluatie werden tijdens de commissiebehandeling in november 2006 positief ontvangen. Volgens het beknopte schriftelijk verslag waren de commissieleden t evreden omdat er “goed wordt ingezameld en de kosten voor de burgers zijn verlaagd. Doe lstelling is gehaald” 63. De commissie wilde in het Plan van Eisen (PvE) ook de optie “wegen” mee laten nemen. Dit idee kwam volgens de materiedeskundige vanuit de PvdA-fractie. In de commissievergadering van november 2006 meldde de wethouder dat voor het afrekenen per kilo offertes waren aangevraagd: Vooralsnog lijkt dit een te dure variant 64. Het PvE week daarom op verzoek van de Raad af van het PvE dat medio 2002 door Drimm elen in de Europese markt was uitgezet. In het nieuwe PvE waren twee inzamelsystemen omschreven, namelijk:
INZAMELSYSTEMATIEK PER LEDIGING:
In deze systematiek is de overeenkomst gebaseerd op een bedrag per werkelijke geledigde minicontainer en/of emmer voor het huishoudelijk (rest- en GFT-afval) afval (inclusief eenmaal per maand de grof huisvuilinzameling).
INZAMELSYSTEMATIEK WEGEN:
In deze systematiek is de overeenkomst gebaseerd op een bedrag per kilogram ingezameld afval (inclusief eenmaal per maand de grof huisvuilinzameling). Het college verwachtte van deze inzamelsystematiek dat dit tot meer zwerfafval leidt. Inwoners zullen volgens B&W de zwaardere spullen niet meer via hun minicontainer en/of emmer aanbieden. Daarbij kwamen nog eens de (eenmalige) kosten van circa € 1.003.500,= excl. BTW voor het voorzien van deksels met sloten op de circa 22.000 minicontainers/emmers die uitstaan bij de huishoudens. Hoewel vanuit de Raad de variant van “wegen” werd aangedragen en door deze wens van de Raad het PvE werd aangepast, besloten college en raad na een financiële afweging van beide inzamelingsvarianten te kiezen voor de systematiek per lediging.
63
64
Besluitenlijst commissie Grondgebiedzaken d.d. 21 november 2006 Besluitenlijst, commissie Grondgebiedzaken d.d. 21 november 2006
50
Doordat de commissie Grondgebiedzaken meer informatie wenste over Diftar, was meer tijd nodig dan was voorzien. Het nieuwe contract ging niet in op 1 januari maar op 1 april 2007. De toenmalige inzamelaar AVR wilde het contract verlengen. Echter niet tegen het tarief dat deze firma in 2006 kreeg. Het maandtarief werd enkele duizenden euro's duurder. Daarop heeft de materiedeskundige de onderaannemer van AVR gevraagd of zij de inzameling zo uden willen doen en tegen welke prijs. De prijs van deze onderaannemer was lager dan de maandprijs van AVR in 2006. Vervolgens werd door het college besloten de onderaannemer van AVR opdracht te geven de inzameling in de maanden januari t/m maart te verzorgen. Met de firma Nederveen (dat inzamelde als onderaannemer van AVR) sloot het college een overeenkomst om de werkzaa mheden tot 1 april 2007 voort te zetten 65.
4.2.1. Kaderstellende documenten Het milieubeleidsplan Als norm wordt in dit onderzoek gehanteerd dat het doel is benoemd in kaderstellende d ocumenten en/of beleidsnota’s. Tegen deze achtergrond is het milieubeleidsplan 2003-2006 bestudeerd. Dit plan wilde de hoeveelheid huishoudelijk afval beperken door o.a. een bewustwordingsproces onder de i nwoners van de gemeente. Doelstelling was hierbij dat de totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval (inclusief de milieustraat) ten opzicht van 2002 vermindert maar in elk geval niet toenee mt. De gemeenteraad stelde deze nota zonder hoofdelijke stemming vast 66. In de behandeling van dit plan in de commissie Grondgebonden Zaken (GGZ) werd kort gesproken over de capaciteitsperikelen bij de handhaving. Er werd volgens het beknopte verslag van de commissie GGZ door de leden niet gesproken over Social return 67.
Kadernota’s In de kadernota 2004-2007 werd het accent gelegd op het vaststellen en op de organisatie van het handhavingsbeleid. De kadernota 2005 formuleerde geen nieuwe doelstellingen, terwijl de speerpunten in de kadernota 2006 gericht waren op het opstellen van een nieuw milieubeleidsplan en het nemen van vervolgacties op basis van een plan van aanpak m.b.t. geluidsproblematiek A59. Programmabegrotingen De Programmabegroting 2004 meldde het volgende over het onderwerp afvalinzameling:
65
Brief Aanbesteding gewijzigde huishoudelijke afvalinzameling per 1 april 2007; dd. 18 december 2006
66 Verslag openbare vergadering 12 juni 2003 67 Besluitenlijst commissie GGZ 18 februari 2003
51
Zo veel mogelijk afvalscheiding, liefst aan de bron, extra aandacht voor zwerfvuil en illegale dumpingen en op termijn verlaging van het tarief afvalstoffenheffing. Een eerste evaluatie van de inzamelmethodiek inclusief de “bijwerkingen” en het effect op de lastendruk van de burger. Hiervoor wordt de afvalinzameling continu gemonitord, periodieke afvalanalyses ui tgevoerd op de scheiding en waar nodig zal de systematiek worden aangepast. In de Programmabegroting 2005 werden dezelfde doelen verwoord. Ook in 2005 was er “permanente aandacht voor de inzamelsystematiek en –resultaten inclusief de ‘bijwerkingen’ met als doel om de lastendruk van de burger te verminderen”. Hiervoor werd de afvalinz ameling continu gevolgd, periodieke afvalanalyses uitgevoerd op de scheiding en zou waar nodig de systematiek worden aangepast. In de Programmabegroting 2006 werd in het kader van de afval gestreefd naar de volgende doelen:
het beperken van de hoeveelheid afval die de burgers aanbieden;
tevredenheid over de inzamelmethodiek bij de burgers.
4.2.2 Gunning Op
het
gebied
van
milieu
vonden
in
2002
en
in
2006
aanbestedingen
van
het
huisvuilinzameling plaats. Door zes bedrijven werden er in 2002 bestekken aangevraagd. Bij de afrondende contractbesprekingen in 2002 tussen A.V.R. en stichting Inkoopbureau West-Brabant bleek dat A.V.R. regio Zuid als “economisch voordeligste partij” voor Drimmelen uit de bus kwam.
“Nadat de gunningcriteria, zoals deze waren opgenomen in het Programma van eisen (bestek SIW/2001/002 van januari 2002), zijn gewogen en op 22 april 2002 de afrondende contractbesprekingen tussen A.V.R./ stichting Inkoopbureau West-Brabant en de gemeente positief waren afgesloten bleek dat A.V.R. regio Zuid als economisch voordeligste partij voor onze gemeente uit de bus kwam. Er waren voor de stichting Inkoopbureau West-Brabant als voor ons college geen belemmeringen om tot opdrachtverlening aan A.V.R. over te gaan. Het college ging met A.V.R. een contract aan voor de inzameling van de rest- en G.F.T.-fractie (inclusief grof huisvuil) uit huishoudens voor de periode 1 septe mber 2002 tot en met 31 december 2006” Bron: Brief aan Commissie Grondzaken 8 mei 2002
Met betrekking tot de nieuwe aanbesteding van de huisvuilinzameling in 2006 stelde het college de “Huisvuilinzameling gemeente Drimmelen” (PvE) in augustus 2006 vast. De ingang sdatum was 1 april 2007. De beoordeling van de inschrijvingen vond plaats op basis van de economisch meest voordelige aanbieding.
52
Voorts zijn de inschrijvingen in volgorde van belangrijkheid op de volgende punten beoo rdeeld:
- Totale kostprijs 70% - Beoogde werkwijze 30% De beoogde werkwijze wordt onder andere beoordeeld op: • Inzamelplan • In te zetten voertuigen • In te zetten type boordcomputer • Wijze van uitwisseling registratiegegevens boordcomputer • Wijze van communicatie naar de opdrachtgever
In het Programma van Eisen werden eisen gesteld ten aanzien van het in te zetten pers oneel. De nadruk lag hierbij op de vakkennis. Dan ging het onder meer over de regels die te maken hebben met de afvalscheiding. Ook een correct gedrag en de beheersing van het N ederlands worden in dit Programma genoemd. Er wordt niet gesproken over de doelgroepen, zoals de inzet van personen die werkzaa m zijn in een Sociale Werkvoorziening, WW-ers of andere personen die een achterstand ten aanzien van de arbeidsmarkt hebben. De eisen, die aan het personeel werden gesteld, waren bijna identiek zoals die waren ve rwoord in het Programma van Eisen in 2002. In 2006 werd door zes bedrijven bestekken aangevraagd, slechts drie daarvan hebben ing eschreven. Uit de beoordeling blijkt dat HTG Nederveen uit Dongen de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan. Andere inschrijvers waren een bedrijf uit Rucp hen en één uit Duiven. Een louter financiële vergelijking tussen de drie aanbieders levert de volgende bevindingen op. Er is op een achttal varianten ingeschreven. Vier varianten waren op basis van een dri ejarig en vier op basis van een vijfjarig contract. Het ging om de volgende varianten: 1. kosten per lediging uitgaande van een lediging in de zomer in de gehele gemeente 2. kosten per lediging uitgaande van een lediging in de zomer in de kernen 3. kosten per kilogram uitgaande van een lediging in de zomer in de gehele gemeente 4. kosten per kilogram uitgaande van een lediging in de zomer in de kernen Ook werd een vergelijking gemaakt tussen het uurtarief inzameling (voertuig en chauffeur & twee beladers) per dag
53
3 jarige contracten Variant
Nederveen
1
2
1
100
102
133
2
100
102
129
3
100
132
136
4
100
132
131
Nederveen
1
2
5 jarige contracten
1
100
102
120
2
100
124
119
3
100
131
125
4
100
132
120
Uurtarief inzameling (voertuig en chauffeur & twee beladers) per dag Nederveen 100
1 104
2 167
Op basis van deze prijsindex vallen de volgenden bevindingen te noemen:
Beide andere inschrijvers bij elke variant relatief duurder waren dan Nederveen.
Het uurtarief was bij Nederveen relatief goedkoper dan bij beide andere inschrijvers
Terugkoppeling Raad De materiedeskundige meldde in een interview dat op basis van een jaarlijkse monitoring het College, Commissie en Raad geïnformeerd worden over de resultaten in brede zin (inzame lresultaten e.d). Ten aanzien van de Diftar (differentiatie van de tarieven) wordt per twee maanden terugg ekoppeld naar de Raad over de voortgang van het project.
In de Kadernota’s, de programmabegrotingen alsook in de Programma’s van Eisen zijn geen wensen geuit ten aanzien van het doelgroepenbeleid of voor een voorkeur voor een lokale c.q. regionale werkgever In financieel opzicht is de firma die de opdracht gegund wordt, relatief goedkoper dan zijn twee mededingers.
54
4.2.3 Toetsing Norm 1
De Raad stelt meetbare doelen van het aanbestedingsbeleid vast. Deze doelen zijn vastg elegd in kaderstellende documenten (beleidskaders, meerjarenprogramma’s).
Het doel van specifieke aanbestedingen is vastgelegd in de Nota Aanbesteding. Gestreefd wordt naar de “laagste prijs” en “ van economisch meest voordelige aanbieding” oftewel een combinatie tussen prijs en kwaliteit. Het milieubeleidsplan gaf aan dat een extra doel belangrijk was, namelijk de totale hoeveelheid ingezameld huishoudelijk afval (inclusief de milieust raat) ten opzicht van 2002 verminderen maar in elk geval niet laten toenemen. Hiertoe was gekozen voor een inzamelingsysteem tegen de economisch meest voordelige aanbieding, het doel dat in de Nota Aanbesteding is genoemd. De rekenkamercommissie is van oordeel dat bij de aanbesteding inzameling van huisvuil de raad voldoende betrokken is. Daarbij is door college en raad verzuimd om naast financi ële doelen ook overigens meetbare doelen vast te stellen.
Norm 2 De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht dienen te worden nageleefd.
Deze beginselen zijn nageleefd. De opdracht is door middel van een Europese aanbest eding aanbesteed op basis van het Programma van Eisen. Maximale marktdeelname en transpara ntie werden op deze wijze geborgd. Het geringe aantal inschrijvers (namelijk drie) heeft volgens de materiedeskundige te maken met de hoge technische eisen die werden g esteld. Het aantal bedrijven dat deze opdracht kan uitvoeren is daarom beperkt. Social Return was geen aanvullende eis in het Programma van Eisen. Dit onderwerp speelde geen rol in de aanbesteding, aldus de geïnterviewde materiedeskundige. Hij meldde tevens dat bij dit project geen gebruik gemaakt is van een shortlist. Bij de gunning is voldaan aan de basisbeginselen van het aanbestedingsbeleid.
Norm 3 Binnen de ambtelijke organisatie moet volgens het aanbestedingsbeleid worden gehandeld ·.
Bij de gunning is voldaan aan het doel van het aanbestedingsbeleid. De kostprijs speelde voor 70% mee bij deze gunning. De overige 30% had te maken met technische kwaliteitseisen. Met betrekking tot het aanbestedingstraject zijn de procedures door betrokken ambtenaren gevolgd. De gemeente voerde in dat verband geen actief aanbestedingsbeleid in de richting
55
van lokale potentiële kandidaten of die in de regio zijn gevestigd. De geïnterviewde materiedeskundige meende dat bij dit soort inschrijvingen de grotere landelijke bedrijven met regi okantoren de meeste belangstelling hebben voor technische aanbestedingen, zoals inzameling van huisvuil. Ze zijn volgens hem goed op de hoogte van de plaatselijke situatie. De ambtelijke organisatie heeft bij de aanbesteding van inzameling huisvuil volgens het aa nbestedingsbeleid gehandeld.
Norm 4 Het college dient het aanbestedingsbeleid te verantwoorden aan de Raad door middel van evaluaties
De Raad is per brief dd. 18 december 2006 ingelicht over het aanbestedingsproces. De ev aluatie is terug te vinden in het jaarlijkse overzicht van het Inkoopbureau, dat aan het hoofd Middelen en aan de gemeentesecretaris is aangeboden. Aan de verantwoordingsnorm is niet voldaan.
Norm 5 Het college dient indicatoren aan te geven om de maatschappelijk gewenste effecten van het aanbestedingsbeleid te meten. Met behulp van deze indicatoren moet de Raad jaarlijks vas tstellen of deze effecten zijn behaald
Het college heeft geen indicatoren aangegeven over de maatschappelijk gewenste effecten, zoals social return. Aan de norm is niet voldaan.
56
4.3 Verbouwing Dongemondcollege De derde casus is de verbouw van het Dongemondcollege in Made. Vanwege de toename van het aantal leerlingen en de uitbreiding en ontwikkeling van het lesaanbod was het noodzak elijk om het schoolgebouw uit te breiden. De uitbreiding omvat onder meer een aantal the orielokalen, een studiecentrum en de uitbreiding van het zorgplein voor de afdeling verzorging van het VMBO. Op dit moment heeft de school plaats voor 600 leerlingen. De opdracht was door middel van een openbare aanbesteding aanbesteed op basis van een STABU bestek (STABU: de Standaardbestekken Utiliteitsbouw).
4.3.1 Kaderstellende documenten Integraal Huisvestingsplan In het Integraal Huisvestingsplan 2003-2006 werd aangegeven dat de uitbreiding van de vestiging in Made prioriteit heeft.
“Hoewel het thans nog niet exact bekend is in welke omvang de nie uwe uitbreiding van het Dongemondcollege zal moeten plaats vinden, is deze problematiek wel van een zeer hoge prioriteit. Zeer globaal berekend vergt dit een investering tussen de € 680.000 en € 900.000, mogelijk zelfs meer” Bron: IHP 2003-2006 blz. 6
Kadernota In de Kadernota 2004-2007 werd het accent gelegd op de uitvoering van het IHP, waaro nder uitbreiding van het Dongemondcollege.
Programmabegrotingen In de Programmabegroting 2005 werd deze uitbreiding opnieuw genoemd. Om de vestiging in Made van dit college de volledige instroommogelijkheden van 700 à 750 leerlingen te laten behouden is een uitbreiding noodzakelijk. De activiteiten die in 2005 in dat kader door het college verricht zijn, betreffen de volgende:
Beschikbaarstelling van een voorbereidingskrediet
Aan de architect is de opdracht verstrekt
Dezelfde lijn werd in de Programmabegroting 2006 verwoord. Wel werd vermeld dat de verdere voorbereiding voor uitbreiding van het Dongemondcollege langer heeft geduurd door nader noodzakelijk overleg met omwonenden. Op de begroting 2006 werd € 1,6 miljoen voor deze uitbreiding gereserveerd. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming over het voorstel van burgemeester en wethouders ging de gemeenteraad in april 2006 akkoord met de kredietstelling van € 1,2 miljoen voor de uitbreiding van het Dongemondcollege.
68
68
zie notulen van de openbare vergadering van de gemeenteraad van Drimmelen 13 april 2006
57
4.3.2 Aanbesteding: social return? De opdracht was via een openbare aanbesteding aanbesteed. Het gunningcriterium was de laagste prijs, dat heeft voor 100% meegewogen in de beoordeling. Toch is daar een kanttekening bij te plaatsen. De “Inkoop Evaluatie 2006 gemeente Drimm elen” van het Inkoopbureau West-Brabant meldde dat met de architect “stevig” over de aanbestedingsprocedure was gesproken. Hoewel de architect een openbare aanbesteding met voorselectie wilde volgen, koos het Inkoopbureau voor een volledige openbare aanbesteding. Dit heeft geresulteerd in een plaatselijke leverancier als opdrachtnemer en “e en mooi financieel resultaat. Aangezien bij een voorselectie alleen geselecteerd mag worden op zaken als omvang en referenties, vallen kleinere plaatselijke kandidaten meestal buiten de boot” 69. Het Inkoopbureau geeft aan dat: “Als een voorselectie wordt toegepast, de kans klein is dat bij de “vijf” geselecteerde kandidaten de plaatselijke ondernemers (allemaal) worden vertegenwoordigd. Meestal komen bij een voorselectie de grotere aannemers uit de bus. In de Gemeente Drimmelen is juist altijd behoefte aan kansen voor locale partijen. Een openbare procedure is daarvoor de beste o plossing. Hierbij wordt enerzijds door het stellen van minimumeisen en uitsluitingsgronden voorkomen dat ongeschikte aannemers kunnen meedoen aan de procedure. Anderzijds kan iedereen die aan de minimumeisen voldoet, dus ook de locale aannemers, de kans om in te schrijven, wat de uiteindelijke prijs zeker ten gunste zal komen”.70
Na het verlenen van de bouwvergunning heeft op 10 maart 2006 een openbare aanbesteding plaatsgevonden. Acht bouwbedrijven hadden ingeschreven. De laagste inschrijving kwam van het bouwbedrijf A. Pals B.V. uit Made, aan wie de aanbesteding uiteindelijk is gegund. Deze aannemer was de laagste van de acht inschrijvers. Het verschil tussen de laagste en de hoogste inschrijver bedroeg ongeveer 25%. Het inschrijvingsbedrag van Pals werd hierbij op 100 gesteld. De onderstaande tabel geeft een totaal overzicht weer. De overige bedrijven zijn niet bij naam genoemd, maar genummerd.
Naam Bouwbedrijf A. Pals BV 2 3 4 5 6 7 8
Index 100 112 112 112 113 120 120 125
Inkoop Evaluatie 2006 gemeente Drimmelen, blz. 5 “Reactie van ir. Jongenelen aan J. Hendrikx op de Notitie aanbestedingsprocedure Dongemondcollege dd. 10 november 2005. Deze notitie is overigens niet te achterhalen in het dossier. 69 70
58
4.3.3 Toetsing Norm 1 De Raad stelt meetbare doelen van het aanbestedingsbeleid vast. Deze doelen zijn vastg elegd in kaderstellende documenten (beleidskaders, meerjarenprogramma’s).
Het doel van het aanbestedingsbeleid is vastgelegd in de Nota Aanbesteding, namelijk de “laagste prijs”, of de economisch meest voordelige aanbieding” oftewel een combinatie tu ssen prijs en kwaliteit. De verbouw van het Dongemondcollege werd in het meerjare nhuisvestingsplan 2003-2006 aangekondigd. In de programmabegrotingen 2005 en 2006 werd ook op de verbouw ing egaan. De gunning was voor 100% ingegeven door de laagste prijs. Naast uitsluitend financiële doelen zijn geen andere meetbare doelen door de raad v astgesteld.
Norm 2 De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht dienen te worden nageleefd.
Aan deze beginselen is voldaan. Er werd door de gemeente geen aanvullende eis gesteld ten behoeve van social return. Het doelgroepenbeleid (mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt) is niet terug te vinden in het Programma van Eisen. Ook werden geen sociale bestekvoorwaarden geformuleerd. Norm 3 Binnen de ambtelijke organisatie moet volgens het aanbestedingsbeleid worden gehandeld 71.
Het Inkoopbureau West-Brabant heeft volgens de regels betreffende het aanbestedingsbeleid gehandeld. Hoewel er formeel geen locaal voorkeursbeleid werd gevoerd, werd vanuit het Inkoopbureau tijdens het aanbestedingsproces wel gepleit voor een volledige openbare aa nbesteding, dus zonder voorselectie. Deze keuze verhoogde de kans op de gunning aan een plaatselijke ondernemer. Zowel bij de ambtelijke organisatie als bij het Inkoopbureau West Brabant bestond een positieve houding ten aanzien van een volledig openbare aanb esteding. Het resultaat was dat de opdracht werd gegund aan een plaatselijk bedrijf. In de periode vóór de vaststelling van deze Nota werd op uitnodiging en openbaar aanb esteed: er bestond een lijst van locale aannemers. Uit deze lijst werden ondernemers ben aderd alsmede één of meerdere van buiten de gemeente. Dat was gebruikelijk binnen de g e-
71
Goed besteed, Inkopen en aanbesteden De stand van zaken bij de Nederlandse gemeenten, november
2006
59
meente aldus de materiedeskundige Onderwijs. Het benaderen van deze ondernemers g ebeurde volgens deze deskundige op voordracht van het college. Hoewel het Inkoopbureau op de hoogte was van het aanbestedingsbeleid, heeft de Rekenkamercommissie vastgesteld dat dit bij de materiedeskundige Onderwijs minder het geval was. Zoals reeds aangegeven hadden de afdelingshoofden als taak om tijdens de ontwikkeling van de Nota Aanbesteding de voortgang terug te koppelen aan hun afdeling. Na de afronding van deze Nota hadden de afdelingshoofden tot taak om deze te communiceren binnen hun afd eling. De materiedeskundige onderwijs meldde tijdens een gesprek dat deze (door zijn afdelingshoofd) niet volledig was ingelicht over de richtlijnen die in deze Nota staan vermeld. Deze deskundige beaamt dat hierover weinig is gecommuniceerd.
De ambtelijke organisatie heeft bij de aanbesteding Dongemondcollege niet volledig volgens het aanbestedingsbeleid gehandeld. Dat betreft in het bijzonder het gebruik van de dynam ische shortlist, de evaluatie en de verantwoording aan de raad.
Norm 4 Het college dient het aanbestedingsbeleid te verantwoorden aan de Raad door middel van evaluaties
De opdracht tot aanbesteding van het verbouwen van het Dongemondcollege was in handen van het Inkoopbureau West-Brabant. Dit bureau heeft in het evaluatie-overzicht 2006 “Inkoop Evaluatie 2006 gemeente Drimmelen” aandacht besteed aan deze aanbesteding en hierbij enkele “leerpunten” opgevoerd. Het jaarlijkse evaluatierapport is naar het Hoofd Mi ddelen en naar de gemeentesecretaris is gestuurd. De bevinding is dat er geen documenten zijn teruggevonden waarin verbeterpunten vanuit de ambtelijke organisatie zijn doorgegeven aan de gemeenteraad en of deze punten zijn centraal zijn geregistreerd. Daarmee is niet aan de norm voldaan.
Norm 5 Het College dient indicatoren aan te geven om de maatschappelijk gewenste effecten te m eten. Met behulp van deze indicatoren moet de Raad jaarlijks vaststellen of deze effecten zijn behaald.
Het college heeft geen indicatoren aangegeven over de maatschappelijk gewenste effecten, zoals social return.
60
5 ONDERHANDSE BESTEDINGEN In het bovenstaande onderzoek is gekeken naar de drie grote(re) aanbestedingen, die in 2006 Europees of openbaar zijn aanbesteed. In deze paragraaf wordt een kleine verkenning uitgevoerd ten aanzien van enkele (belangri jke) onderhandse aanbestedingen ten behoeve van groot onderhoud en beperkte renovaties van gemeentelijke gebouwen in 2006 bestudeerd. Deze verkenning geeft de mogelijkheid om na te gaan of de bevindingen bij drie aanbestedingen corresponderen met van de kleinere aanbestedingen. Een dergelijke methodiek in de vorm van een controlegroep bevordert de validiteit van de uitkomsten van de quick scan 72.
5.1 Korte beschrijving Bij onderhandse aanbestedingen is de procedure momenteel als volgt. De gemeente maakt een selectie van (plaatselijke) aannemers. Deze selectie wordt ter beoordeling voorgelegd aan het Inkoopbureau, als het wordt ingeschakeld. Dat is echter vaak niet het geval. De inkoper kijkt of er nieuwe aannemers/organisaties zijn, die in het verleden nog niet hebben ingeschreven. Er moet sprake zijn “dynamiek”. Indien nodig, komt de inkoper met een “eigen lijst” die dient als aanvulling (nieuwe organisatie uit de regio of juist buiten de regio). Het is uiteindelijk de gemeente die de definitieve keuze maakt. Om op de “eigen lijst” te komen voert het Inkoopbureau geen actief beleid. Ondernemers of aannemers kunnen documenten en informatie over hun organisatie en activiteiten naar het Informatiebureau opsturen. Het is aan de concerninkoper(s) de keuze of daarvan gebruikt wordt gemaakt73.
5.2 Bevindingen In het verslag van de commissievergadering VROM d.d. 19 maart 2002 gaf wethouder VROM aan dat bij de aanbesteding van de grotere werken bij de civiel -techniek de aannemers gecertificeerd zijn. Bij kleinere aanbestedingen was dit volgens deze wethouder niet het geval. Dit gebeurde om
de lokaal gebonden bedrijven die niet gecertificeerd waren niet bij voo r-
baat uit te sluiten. Uit een gesprek met een betrokken ambtenaar van de afdelingen Openbare Werken en Grondgebied die zich met kleinere aanbestedingen bezighoudt, blijkt dat het verschijnsel social return wel meespeelt bij het aanbestedingsbeleid in die zin dat de gemeente “ zoveel mogelijk” gebruik maakt van aannemers, die zijn gevestigd in de gemeente Drimmelen. In overleg worden dan 3 tot 4 aannemers uitgenodigd om een offerte uit te brengen. In de meeste gevallen wordt nog een aannemer uitgenodigd van buiten de gemeente Drimmelen. Bij de uiteindelijke keuze wordt volgens de geïnterviewde ambtenaar niet direct gekeken naar de vraag in hoeverre het bedrijf werknemers in dienst heeft of zal nemen, d ie een af-
72
zie noot 20 Deze informatie is ontleend aan een gesprek dat is gevoerd met vertegenwoordigers van het inkoopbureau WestBrabant. Het betreft de heren H. ’t Hart (directeur Inkoopbureau West-Brabant) en ir. H.A. Jongenelen. 73
61
stand tot de arbeidsmarkt hebben (schoolverlaters, mensen in een integratietraject, WW-ers of gehandicap-ten).
74
Als het gaat om onderhandse aanbestedingen in 2006 zijn diverse onderhoudswerkzaamh eden aanbesteed. Het onderstaande overzicht is het resultaat van de bevindingen, waarbij de plaats van de aannemer wordt vermeld. De index van de laagste inschrijver is gesteld op 100.
1.
Renovatiewerkzaamheden Basisschool De Stuifhoek te Made
2.
Index
Teteringen
100
Terheijden
110
Raamsdonksveer
107
Made
104
Dakbedekking Basisschool De Stuifhoek te
Made
3.
Raamsdonksveer
108
Best
100
Ridderkerk
109
Renoveren hellende pannendaken Basisschool ’t Rietland te Lage Zwaluwe
Fijnaart
104
Terheijden
Niet ingeschreven
Lage Zwaluwe
100
Breda
121
4. Buitenschilderwerk Mayboom te Made
74
Made
Niet ingeschreven
Breda
106
Otjens Breda
100
Zie verslag van een interview met de heer J. Kwaaitaal
62
De gemeente koos voor het bedrijf uit de vetgedrukte plaats op basis van de laagste inschrijving. Met betrekking tot de procedure wordt het beeld bevestigd dat een ambtenaar schetste, die zich vooral met de kleinere aanbestedingen bezig houdt. Er wordt een keus gemaakt uit het lijstje met plaatselijke aannemers en aangevuld met een aannemer van buiten de gemeente. In overleg werden dan 3 tot 4 aannemers uitgenodigd om een offerte uit te brengen. De keuze van de uit te nodigen aannemers gebeurde in overleg met de portefeuillehouder en het afdelingshoofd. Bij deze vier onderhandse aanbestedingen werd dus gebruik gemaakt van een shortlist. Bij het project Renoveren hellende pannendaken Basisschool
’t Rietland te Lage Zwaluwe” werd op voordracht van het schoolbestuur
een bedrijf uit Fijnaart uitgenodigd. Bij elk van de vier projecten was een aannemer uitgenodigd van buiten de gemeente Drimmelen. Het overzicht laat zien dat de opdrachten –met één uitzondering- niet aan bedrijven uit de kernen van de Gemeente Drimmelen zijn gegund, maar aan bedrijven uit de regio WestBrabant. De gemeente Best ligt buiten deze regio, maar wel in de provincie Noord -Brabant. De uitzondering betrof het renoveren van de hellende pannendaken van de basisschool
’t
Rietland te Lage Zwaluwe. Uit de bestudeerde bestekken bleek verder dat geen eisen werden gesteld met betrekking tot social return. De eis tot de inzet van personen die op afstand van de arbeidsmarkt staan (bijv. mensen die met een reïntegratietraject zijn gestart) werd niet gesteld. Verder wordt ook bij deze vier voorbeelden van onderhandse aanbestedingen (centraal geregistreerde) verbeterpunten en evaluaties gemist, die naar de Raad zijn gestuurd.
Uit deze verkenning blijkt: * Social return (voorkeur voor een lokale ondernemer of inschakeling van mensen met ac hterstand op de arbeidsmarkt) speelde een ondergeschikte rol of was zelfs geheel afwezig * Social return (voorkeur voor lokaal gebonden ondernemingen) was aanwezig in die zin dat bij drie van de vier projecten een lokale onderneming werd uitgenodigd * Er werden aannemers uitgenodigd die weliswaar van buiten de gemeente komen, maar veelal wel in de regio West-Brabant hun (hoofd)locatie hebben. Het nadeel van het op deze wijze meten van het dynamische aspect is dat er sprake was van een momentopname. Niet duidelijk is of deze aannemers in het verleden bij andere opdrachten waren uitgenodigd. * Het gunningcriterium was de laagste prijs * Op basis van dit criterium werd de opdrachten gegund aan twee bedrijven in de regio West-Brabant en één aan een bedrijf uit één van de kernen van de gemeente Drimmelen
63
5.3 Vergelijking aanbesteding grote projecten en onderhandse aanbestedingen Een vergelijking van de quick scan en de verkenning leidt tot de volgende bevindingen:
Het doel bij de onderzochte Europese aanbestedingen (Hulp in Huishouding en Afvalinzameling) was gericht op het verkrijgen van de behoefte tegen de beste prijs-kwaliteit verhouding (de “economisch meest voordelige aanbieding”.)
Het doel van de onderzochte openbare aanbesteding (verbouw Dongemondcollege) was gericht op het verkrijgen van de behoefte tegen de l aagste prijs.
Het doel bij onderhandse aanbestedingen was gericht op het verkrijgen van de behoefte tegen de laagste prijs.
Social return (in de zin van de inzet van mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt) heeft bij alle onderzochte aanbestedingen geen betekenisvolle rol gespeeld bij de gunning.
Social return (in de zin van inzet van lokale bedrijven) laat een gemengd beeld zien. Bij de onderhandse aanbestedingen is sprake van het gebruik van een shortlist waarop lokale c.q. regionale bedrijven staan. Bij de onderzochte openbare
aanbesteding
(Dongemondcollege)
is
vanuit
het
Inkoopbureau
(sterk) geadviseerd te kiezen voor een openbare aanbesteding zonder voors electie met als resultaat dat een plaatselijke ondernemer de opdracht ontving.
Een centraal overzicht van criteria die door de afdelingen worden gehanteerd bij de gunning ontbreekt bij beide categorieën (grote projecten en onderhan dse aanbestedingen).
Een terugkoppeling van informatie aan de Raad over de aanbestedingstrajecten vindt niet plaats bij onderhandse aanbestedingen en grote projecten, te nzij het Inkoopbureau deze aanbestedingen begeleidt.
64
6 ANALYSE, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk worden op grond van de Bevindingen de in Hoofdstuk 1 gestelde vragen beantwoord. Dit gebeurt door middel van een korte analyse. Op grond van deze analyse wordt eveneens een oordeel gegeven over de mate waarin aan de normen is voldaan (conclusies). Deze normen zijn terug te vinden in het normenkader, zoals dat is opgesteld in hoofdstuk 1. Het hoofdstuk wordt afgesloten door een aantal aanbevelingen aan de Raad en/of college. Deze aanbevelingen zijn gestoeld op de bevindingen, de analyse en de beoordeling van de normen.
6.1 Analyse 6.1.1 Doelen aanbestedingsbeleid
Heeft de gemeentelijke overheid een geformuleerd aanbestedingsbeleid? Welke doelen worden in dit beleid gesteld? Wordt gekeken naar ethische, ideële en econom ische doelen? Norm 1
Oordeel
De gemeenteraad stelt expliciete en meetbare doelen van het aanbestedingsbeleid vast.
Gedeeltelijk voldaan: De doelen zijn expliciet maar niet meetbaar De doelen zijn vastgesteld door de Raad
Deze doelen zijn vastgelegd in kaderstellende documenten, zoals beleidskaders en meerjarenprogramma’s
Voldaan
In –door de Raad goedgekeurde - kaderstellende documenten (Nota Aanbesteding, Kadernota 2004-2007, meerjarenprogramma’s) worden doelen geformuleerd. Deze doelen zijn economisch van aard: de laagste prijs of de economisch meest voordelige aanbieding. Ze zijn niet meetbaar geformuleerd. De uitdrukking “het juridisch en inkooptechnisch verantwoord verwerven van noodzakelijke en kwalitatief gewenste producten, diensten en werken tegen lage integrale kosten op lang ere termijn, op basis van de eigen verantwoordelijkheid van de budgethouders” (nota Aanbesteding) wordt niet op een meetbare manier geformuleerd. In de Nota Aanbesteding is over ethische en ideële doelen geschreven, maar de Nota fo rmuleert geen expliciete, aanvullende normen ten aanzien van social return. Uit de onderzochte drie grote projecten blijkt dat vanuit de regionale samenwerking (Pr ogramma van Eisen Huishoudelijke Hulp) wordt gevraagd om aandacht voor ethische en ideële doelen. Het initiatief daartoe kwam niet vanuit het college van Drimmelen.
65
6.1.2 Social return Zijn bij de gunning- en selectiecriteria en Programma van Eisen ethische en ideële doelen opgenomen? Maakt “social return” onderdeel uit van deze doelen? In hoeverre dingen lokale ondernemers mee? Wat zijn hierbij de succes- en faalfactoren voor deze ondernemers bij de gunning? Norm 2
Oordeel
De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht dienen te worden nageleefd.
Voldaan
Als gekeken wordt naar de gunning- en selectiecriteria en Programma van Eisen van de drie onderzochte grote projecten en naar de vier kleinere aanbestedingen blijkt dat er nauwelijks ethische en ideële doelen opgenomen zijn. Alleen bij het Programma van Eisen Huishoudelijke Hulp en bij de gunningcriteria werd enige aandacht geschonken aan ethische doelen. Social return (in de zin van de inzet van mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt) heeft bij alle onderzochte aanbestedingen geen betekenisvolle rol gespeeld bij de gunning. Social return (in de zin van inzet van lokale bedrijven) laat een gemengd beeld zien. Bij de onderhandse aanbestedingen is sprake van het gebruik van een shortlist waarop lokale c.q. regionale bedrijven staan. Bij de onderzochte openbare aanbesteding (Dongemondcollege) is vanuit het Inkoopbureau aangedrongen op een openbare aanbesteding zonder voorselectie met als resultaat dat een plaatselijke ondernemer de opdracht ontving. Succesfactoren voor locale ondernemers bij de gunning zijn:
Bij onderhandse aanbestedingen: het aanwezig zijn op de shortlist. De gemeente voert overigens geen actief en laagdrempelig beleid om locale ondernemers op deze lijst te krijgen.
Bij openbare aanbesteding: zonder voorselectie is de kans op gunning relatief groot. Vanuit het Inkoopbureau West-Brabant wordt er soms op aangedrongen. Het is niet duidelijk of het aangetroffen voorbeeld (Dongemond college) incidenteel is of onderdeel is van een gestructureerd inkoopbeleid van het Inkoopbureau.
6.1.3 Het aanbestedingsproces
Hoe verloopt het proces van aanbesteding? In hoeverre vindt een intergemeentelijke aanbesteding plaats? Norm 3
Oordeel
Binnen de ambtelijke organisatie moet volgens het aanbestedingsbeleid worden gehandeld.
Algemeen: onduidelijk Specifiek: voldaan
66
Het aanbestedingsproces is beschreven in de Nota Aanbesteding en door het Inkoopbureau West-Brabant. De Nota van Bevinding geeft aan dat er soms sprake is van intergemeentelijke aanbesteding: de gemeente Drimmelen en naburige gemeenten vragen dan aan bijv. het Inkoopbureau West-Brabant om regionale aanbestedingen (zoals Hulp in de Huishouding) te begeleiden. Algemeen De Rekenkamercommissie heeft vastgesteld dat onduidelijk is in hoeverre de betrokken ambtenaren c.q. materiedeskundigen op de afdelingen handelen naar het aanbestedingsb eleid, zoals is verwoord in de Nota Aanbesteding. Dat komt doordat geen centraal overzicht is van het aantal aanbestedingstrajecten, waarbij het Inkoopbureau West-Brabant niet is betrokken. Drimmelen is in dit verband in vergelijking met andere gemeenten geen uitzonderi ng. Er zijn enkele gemeenten in de regio die wel zo’n centraal overzicht hebben. Voorbeelden van g emeenten waar dit reeds wordt toegepast zijn bijv. Moerdijk en Zundert. In het onderzoek is de norm gehanteerd dat de algemene beginselen van het aanbestedin gsrecht dienen te worden nageleefd. Deze algemene beginselen zijn minimaal transparantie en concurrentie. Het gebruik van shortlists kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn. De Rekenkamercommissie stelt vast dat:
Sommige afdelingen een shortlists gebruiken, bijv. de afdeling OW. Het gebruik van deze lijsten door materiedeskundigen en/of afdelingshoofden gebeurt niet struct ureel.
Er geen helder beeld is of voldaan wordt aan het uitgangspunt in de Nota Aanbest eding dat er voldoende wisseling van de uit te nodigen leveranciers behoort te zijn.
Er geen inzicht bestaat in: o
of ondernemers zich aanmelden bij de afdeling of materiedeskundigen,
o
de gemeente hierbij een actieve rol heeft gespeeld
o
of de ondernemers door hun aanmelding op de shortlist terechtkome n.
de criteria op grond waarvan materiedeskundigen bepalen of een ondernemer op de shortlist komt niet publiekelijk bekend zijn
Specifiek: projecten De conclusies die na het bestuderen van de projecten getrokken worden, zijn de volgende:
Bij de drie grote projecten was het Inkoopbureau West-Brabant betrokken. Dit Bureau handelde –in samenwerking met de materiedeskundigen-
volgens het aanbe-
stedingsbeleid in de Nota Aanbesteding.
Bij de vier onderhandse aanbestedingen is een shortlist gebruikt en is gekozen op basis van de laagste prijs. Hiermee wordt gehandeld volgens de Nota Aanbesteding. Hiermee is niet alles gezegd, want de Rekenkamercommissie heeft geen goed inzicht op de mate van gezonde concurrentie omdat ze niet weet of er sprake is van voldoende wisseling van de uit te nodigen leveranciers.
67
6.1.4 Toezicht en verantwoording In hoeverre is er vanuit het bestuur (college en raad) toezicht op de naleving van het aanbestedingsbeleid? Wordt er verantwoording afgelegd via een evaluatie of tussenrapport ages aan de raad? Norm 4
Oordeel
Het college dient het aanbestedingbeleid te verantwoorden aan de Raad door middel van evaluaties
Niet voldaan
Volgens de Nota Aanbesteding komen er minstens om de drie jaar een evaluatie van deze Nota of tussentijdse evaluaties naar aanleiding van leerpunten, die tijdens inkooptrajecten zijn opgedaan. Het inkoopbureau West-Brabant maakt evaluaties van elke aanbestedingstraject waar bij het betrokken is en stuurt deze naar de betrokken gemeente. Ook zendt het Inkoopbur eau een (half)jaarlijkse evaluatie naar de gemeentesecretaris. De Rekenkamercommissie concludeert dat:
Er ten aanzien van de aanbesteding- en inkooptrajecten -waarbij het Inkoopbureau West-Brabant niet is betrokken- geen evaluaties en geen indicatoren zijn
Er geen actief beleid is terzake van het gemeentebestuur of de Raad
Het gevolg is dat er in Drimmelen geen (centrale) vastlegging van lopende inkooptrajecten plaatsvindt
Door het ontbreken van een dergelijke centrale vastlegging niet wordt bijgestuurd en er geen goede controle achteraf mogelijk is. De Accountant verwees ook het Rapport van bevindingen accountantscontrole 2006 naar het punt door extra aandacht te vragen voor aanbesteden als proces
De evaluaties van het Inkoopbureau de laatste 1,5 jaar niet meer in de Commissie ABM zijn behandeld
6.1.5 Maatschappelijke effecten Wat zijn de meetbare maatschappelijke effecten? Norm
Oordeel
Het College dient indicatoren aan te geven om de maatschappelijk gewenste effecten te meten. Met behulp van deze indicatoren moet de Raad jaarlijks vaststellen of deze effecten zijn behaald
Niet voldaan
De Rekenkamercommissie concludeert dat in het aanbestedingsbeleid geen meetbare maa tschappelijke gewenste effecten zijn aangegeven. In de periode 2004-2006 moest in de gemeente Drimmelen nog een begin worden gemaakt met het SMART maken van producten en programmabegrotingen. Het college heeft in deze periode derhalve geen indicatoren aangegeven om te kunnen vaststellen of de gewenste maatschappelijke effecten zijn behaald.
68
6.2 Aanbevelingen De Rekenkamercommissie komt op grond van de Nota van Bevindingen, de Analyses en de conclusies tot de volgende aanbevelingen: Het begrip Social return stond in dit Rekenkameronderzoek centraal. Dit concept werd geoperationaliseerd als de betrokkenheid van lokale werknemers, lokale leveranciers en onde rnemers bij het aanbestedingsbeleid. Uit de Nota van Bevindingen en uit de Conclu sies valt af te leiden, dat Social return geen wettelijk verplichte norm is, maar als een aanvullende norm kan worden gehanteerd. 1. De Nota Aanbesteding formuleert social return niet als een expliciete, aanvullende norm. Social return (in de zin van de inzet van mensen met een achterstand op de arbeid smarkt) heeft bij alle onderzochte aanbestedingen geen betekenisvolle rol gespeeld bij de gunning. Social return (in de zin van inzet van lokale bedrijven) laat een gemengd beeld zien. De Rekenkamercommissie adviseert de Raad om een besluit te nemen over de wenselijkheid Social return op te nemen in het inkoopbeleid. Indien de Raad social return als aanvullende norm in het beleid wil opnemen, is het wenselijk om: Een sociale paragraaf in de Nota Aanbesteding op te nemen met specifieke en meetbare normen Een eenduidige definitie voor het begrip 'locale leverancier” of 'lokale ondernemer” te formuleren. Inwoners zijn niet alleen werkzaam bij bedrijven binnen de gemee ntegrenzen, terwijl lokale ondernemers c.q. leveranciers niet alleen inwoners uit de gemeente Drimmelen in dienst hebben. Het gaat om een heldere definitie wanneer een leverancier als 'locaal' gezien mag worden. 2. In de gemeente vindt geen (centraal) contractenbeheer plaats, waardoor geen zicht is op huidige contractpartners en contracttermijnen. Dit kan ertoe leiden dat door een gebrek aan informatie ten onrechte niet opnieuw aanbesteed wordt. De Rekenkamercommissie adviseert het college om een centraal contractenbeheersysteem op te zetten. 3. In Drimmelen vindt geen (centrale) vastlegging van lopende inkooptrajecten plaats. Hierdoor kan niet aan het begin van het traject bijgestuurd worden, indien het i nkoopbeleid niet goed gevolgd wordt. Ook kan achteraf geen goede controle uitg evoerd worden. Aangezien investeringen niet in een contractenbeheersysteem worden opgenomen, is dit systeem alleen niet toereikend. De Rekenkamercommissie adviseert het college om een (verplicht) centraal meldpunt voor inkooptrajecten vanaf euro € 10.000 in te stellen waarmee een overzicht wordt bijgehouden van de 20% grootste inkooptrajecten die 80% van het inkoopvolume binnen de gemeente vertegenwoordigen.
69
4. In Drimmelen wordt de keuze welke leveranciers worden uitgenodigd door afdelingen c.q. materiedeskundigen niet centraal/onafhankelijk getoetst. Hierdoor is er geen zicht op of er aandacht is voor plaatselijke leveranciers en dynamiek in de uit te nodigen leveranciers. De Rekenkamercommissie adviseert het college om jaarlijks de gebruikte inkoopshortlists te laten toetsen en daarover te laten rapporteren aan college en Raad. 5. In Drimmelen is er geen actief beleid om leveranciers zich te laten melden voor een vermelding in een gemeentebrede leverancierslijst. De Rekenkamercommissie adviseert het college om een gemakkelijk (via Internet) toegankelijke centrale lijst van geïnteresseerden aan te leggen. Als voorbeeld kunnen wellicht de “expert list” en de “invitation to tender”-lijst van de EU dienen. We adviseren het college tevens om jaarlijks de lokale ondernemers te benaderen met de ui tnodiging om zich als geïnteresseerde in te schrijven. 6. Het Inkoopbureau West-Brabant is bij een aantal aanbestedingen ingeschakeld, waardoor financiële voordelen voor de gemeente zijn behaald. Met circa 20% van de aanbestedingen is circa 80% (of bijna € 13 miljoen) van het inkoopvolume in geld gemoeid. Het is de moeite waard om het door het Inkoopbureau samen met de organisatie gerealiseerde voordeel over de volle breedte te genereren. Potentieel kan dat 4% tot 10% of € 0,5 miljoen tot € 1 miljoen voordeel opleveren. De Rekenkamercommissie adviseert de raad om een richtinggevende uitspraak te doen over de inschakeling van het Inkoopbureau. De Rekenkamercommissie adviseert het college om het Inkoopbureau bij alle aanbestedingen boven euro € 10.000te raadplegen en waar mogelijk in te schakelen, zodat in de toekomst meer financiële voordelen zijn te behalen. Vanaf een nader, op basis van de 80/20 regel, te bepalen grens, dient het Inkoopbureau verplicht ingeschakeld te worden. Naar verwachting gaat dat om alle inkopen en aanbestedingen boven € 25.000 Bij sommige gemeenten wordt het Inkoopbureau voor leveringen & diensten vanaf € 10.000,- ingezet, ofwel voor inkooptrajecten waarbij meer dan 1 offerte aangevraagd dient te worden. Voor werken wordt het inkoopbureau vanaf € 25.000,- ingezet, ofwel voor inkooptrajecten waarbij meer dan 1 offerte aangevraagd dient te worden. 7. Uit de Nota van Bevindingen en de Conclusies blijkt dat het college in de onde rzochte periode geen actieve houding heeft gehad ten aanzien van de behandeling van evaluaties van de gemeentelijke aanbestedingen. Hoewel uitvoering van inkoopbeleid de primaire verantwoordelijkheid van het college is, is ook de raad onvoldoende betro kken. De raad heeft zich zelf evenmin actief getoond. De Rekenkamercommissie adviseert de Raad en het College om de evaluaties actief te behandelen en zo beter toezicht te houden op de naleving van het aanbestedingsbeleid.
70
BIJLAGEN
Bijlage 1. Tentatieve berekeningen Social return Bijlage 2. Sociaal-economisch profiel van Drimmelen Bijlage 3. Social return bij andere gemeenten Bijlage 4. Literatuurlijst
71
Bijlage 1. Tentatieve berekeningen Social return Interessant is de vraag wat er gebeurd zou zijn als de gemeente Drimmelen daadwerkelijk van social return een speerpunt in het beleid had gemaakt. Hoeveel mensen zouden potent ieel in de drie behandelde projecten aan het werk zijn gekomen? Om hier achter te komen zijn enkele aannames opgesteld met behulp van getallen die uit de bijlagen van het rapport zijn terug te vinden. Kanttekening hierbij is dat de uitkomsten van de berekeningen tentatief zijn. Het is een kwantitatieve benadering, waarbij niet is gekeken naar de kwaliteiten van de betrokkenen in de doelgroepen. Ook moeten de percentages ruim geïnterpreteerd worden. De berekeni ngen geven slechts een denkrichting aan en bevatten ruime onzekerheidsmarges. 1.1 Aanbod: Sociaal Potentieel Het sociaal potentieel is op grond van de beschikbare cijfers aanwezig. Op grond van deze data worden enkele “modellen” opgesteld. Bij de modellen wordt uitgegaan van de premisse dat een WWB of een WW-er circa € 20.000 kost. Met andere woorden: Het sociale voordeel kan worden uitgedrukt in euro's door de inzet van mensen te vertalen in bespaarde uitkeri ngen, waarbij er van wordt uitgegaan dat 1 persoon circa € 20.000 per jaar aan een uitkering kost. Benadering 1 Het meest algemene model op grond van de beschikbare getallen is het model waarbij alleen wordt gekeken naar het aantal WW-ers en WWB-ers, ongeacht leeftijd, geslacht of fase van de arbeidsmarkt.
WWB
2005
juni ’06
120
173
WW
430
397
Totaal
550
570
WWB september 2006 Totaal
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Nog nader
n.v.t
te bepalen
(ouder dan 57,5 jaar)
173
6
21
61
52
5
28
Samengevat: 550 x € 20.000 = € 11 miljoen; 570 x € 20.000 = € 11.400.000
Benadering 2
72
Bij een ander model is gekeken naar de groep vrouwen, de groep ouder dan 50 en de groep die zich in 2005 in fase 1 en 2 bevond. Vrouwen 370
Ouder dan 50 313
Fase 1 of 2 (in 2005) 354
Het sociaal potentieel bestaat in dit model uit minstens 300 personen: 300 of meer personen zouden bij deze benadering in principe voor social return kunnen komen. Samengevat: 300 x € 20.000 = € 6 miljoen aan uitkeringen
Benadering 3 De gemeente kan zich ook alleen richten op de WWB (fasen 1 -4, september 2006). Dan ontstaat het volgende beeld:
Kosten uitkeringen: 140 x € 20.000 = € 2,8 miljoen
Benadering 4 De social return kan ook worden ingezet op de jongere werklozen: 33 x € 20.000
=
€ 660.000.
Kosten uitkeringen € 660.000 per jaar
1.2. Voorwaarde: regionaal De vraag is verder hoe Social return wordt gedefinieerd. De term wordt in dit onderzoek als volgt omschreven: het door gemeenten aangaan van convenanten en/of het stelle n van sociale besteksvoorwaarden bij aanbestedingen met als doel de regionale werkgelegenheid te bevorderen en/of geregistreerde werkzoekenden, personen met een indicatie voor de Sociale Werkvoorziening of leerlingen aan een werkplek te helpen. Belangrijk is dat de term “regionaal” en niet “lokaal” wordt gebruikt. Drimmelen heeft nam elijk een beperkte werkgelegenheidsfunctie: slechts een kwart van de inwoners van Drimm elen werkt in de eigen gemeente. Drimmelen is qua pendel vooral georiënteerd op Breda en Oosterhout. Van de werkzame beroepsbevolking van Drimmelen werken bijna 8.700 personen buiten de eigen gemeente. Daarnaast werken zo´n 2.700 personen in Drimmelen die elders woonachtig zijn. Kortom: gelet op de beperkte werkgelegenheidsfunctie in Drimmelen is de kans op social return groot als de gemeente zich niet beperkt tot alleen de lokale ondernemers maar ook de regionale ondernemers erbij betrekt. 1.3 Middel tot sturing: 5% regeling
73
In het kader van social return had de gemeente de volgende eisen kunnen stellen:
Voor alle werken die de gemeente aanbesteedt met een aanneemsom van meer dan € 50.000 geldt dat voor 5% van de aanneemsom leerling bouwplaatsen of langdurig werklozen ingezet moeten worden.
Ook kleinere werken die aan één aannemer opgedragen worden en die per jaar meer dan € 50.000 bedragen vallen onder deze regeling.
De regeling is ook van toepassing bij de levering van diensten die zich daarvoor l enen, zoals schoonmaakwerkzaamheden.
1.4 Sociaal Voordeel Het berekenen van het sociale voordeel kan door bij de drie onderwerpen 5% van de begrote bedragen (deze worden in de openbare stukken vermeld, de aanneemsommen niet) te n emen. Bij de Huishoudelijke Hulp is voor € 1.467.396
begroot. 5% van dit bedrag is circa
€ 73.000. Dat betekent dat 3,5 fte in dienst had kunnen worden genomen. Met de betrekking tot de “social return” meldde een stichting dat zij streefde om 15% van de vacatures op te vullen met personen uit de doelgroepen. Bij deze stichting waren in juni ’07 gemiddeld 30 vacatures (exclusief vakantiekrachten) 75. In principe betekent dat: 15% van 30 personen, oftewel: 4,5 fte. Een en ander zou een besparing opleveren van: 4,5 x € 20.000 = € 90.000. Bij het Dongemondcollege bestond in theorie de mogelijkheid de plaatselijke aannemer social return had toegepast. Indien van de het begrote bedrag 5% was omgezet in fte’s voor de bestemde doelgroep(en), dan waren er
2 fte
(5% x € 900.000 =
€ 45.000) bijgeko-
men. Bij de inzameling van het huisafval bestond in theorie de mogelijkheid dat (nietplaatselijke) aannemer social return had toegepast. Benadrukt moet worden dat het om een theoretische exercitie gaat, omdat het een specialistisch bedrijf betreft, waar niet zo maar laag geschoolden worden aangenomen. Het begrote bedrag per jaar: € 217.452 (5% van dit driejarige contract in totaal € 652.356 is € 32.000 (circa 1,5 fte)
1. 5 Advies De drie onderwerpen zouden bij toepassing van social return bij alle onderwerpen in totaal: 6 tot 7 fte hebben opgeleverd. Een en ander betekent een besparing van € 120.000 tot 140.000. In totaal zou dan op de uitgaven (bij model 4) 18% een besparing geven, bij model 3 4,3 %, bij m odel 2 2%, bij model 1 1,05% 75
Gegevens ontleend aan vacatures op de website van betreffende stichting (juni ’07)
74
Het advies is derhalve om de 5% regeling vooral toe te passen bij aanbieders: * die regionaal opereren (Drimmelen heeft een beperkte werkgelegenheidsfunctie) *die concreet aangeven mensen uit de doelgroep in dienst te nemen *die bereid zijn binnen de doelgroep jongeren of de groep in WWB fase 1-4) in dienst te nemen Wordt aan deze voorwaarden voldaan, dan is de kans dat social return succesvol is relatief groot.
2 Financieel Voordeel Om het financiële voordeel te berekenen is de jaarlijkse inkoop afgezet tegen het totale inkoopbedrag van de drie projecten. Op basis van deze verhouding is het aantal fte berekend indien de 5% regeling (zie Soc iaal Model) op het totale inkoopbedrag zou worden toegepast. Tevens wordt het totaal bedrag aan besparingen in beeld gebracht . De Nota Aanbesteding meldt dat de gemeente jaarlijks voor ongeveer € 16.500.000,-- (exclusief BTW) aan goederen, diensten en werken inkoopt. Het totaal inkoopbedrag dat betrekking heeft op de drie projecten betreft:
Uitbreiding Dongemond college
€
788.000
Huishoudelijke Hulp
€
1.467.396
Afvalinzameling
€
331.952
________________ Totaal: € 2.587.348 Mogelijke Fte
Besparingen uitkeringen (1 fte = € 20.000)
Totaal: € 2.587.348
6-7
Totaal € 16.500.000
38-44
€ 120.00-140.000 € 760.000-880.000
Het is een zeer globale benadering, met allerlei mitsen en maren. Beide exercities g even aan dat er een sociaal potentieel aanwezig is Drimmelen, en dat financiële vo ordelen zijn te behalen.
75
Bijlage 2 Sociaal-economisch profiel van Drimmelen Als het gaat om social return is het belang om een overzicht te geven van de sociaal economische kaart van de gemeente Drimmelen. Op basis van informatie van de Kamer van Koophandel West-Brabant 76 blijkt dat de Zorgsector de belangrijkste werkgever is in Drimmelen. In totaal telt Drimmelen 1459 vestigingen met circa 7600 arbeidsplaatsen. Qua aantal vestigingen is de landbouw de grootste sector met 20,3% van het totaal, gevolg d door de zakelijke dienstverlening (16,7%) en de detailhandel (13,9%). Qua werkgelegenheid is de gezondheidszorg (17,6%) nummer één. De landbouw (16,8%) en de detailhandel (11,3%) staan respectievelijk op de tweede en derde plaats. Vergeleken met de regio West-Brabant zijn in Drimmelen vooral de landbouw en de gezondheidszorg goed vertegenwoordigd. Minder prominent aanwezig zijn de zakelijke dienstverl ening en de industrie. Bedrijfsleven: relatief kleinschalig Meer dan 84% van het totale bedrijfsleven heeft minder dan 5 werknemers in dienst. Ongeveer 12% telt tussen de 5 en 20 werknemers en slechts 3,5% heeft meer dan 20 werknemers in loondienst. Indien naar de verdeling van de werkgelegenheid wordt gekeken, vera ndert het beeld. Dan blijkt dat de kleine bedrijven (0-4 banen) ´maar´ 37% van de totale werkgelegenheid voor hun rekening nemen, terwijl zij in het totale aantal vestigingen een aandeel van 84% hebben. De 20+ bedrijven (3,5% van alle vestigingen) zijn goed voor 43% van de werkgelegenheid. Toch kan het bedrijfsleven van Drimmelen als kleinschalig worden aangemerkt. Zo is in heel West-Brabant circa 37% van de werkgelegenheid te vinden bij b edrijven met meer dan 100 werknemers, tegen 21% in Drimmelen. Beroepsbevolking: middelbaar opgeleid De beroepsbevolking van Drimmelen wordt vooral gekenmerkt door een hoog aandeel MBOers. Bijna de helft van de beroepsbevolking heeft een Mbo-diploma op zak (Nederland: 42%). Verder heeft 7% slechts een basisopleiding gevolgd, 19% heeft een vmbo -diploma en 24% heeft een HBO/WO-opleiding succesvol afgerond. Deze aandelen liggen zowel in West Brabant als in heel Nederland op een hoger niveau. Relatief lage werkloosheid Eind 2005 telde Drimmelen 688 niet-werkende werkzoekenden (geregistreerd via CWI). Dat komt overeen met 5,2% van de totale beroepsbevolking. De werkloosheid ligt duidelijk onder het West-Brabantse (8,8%) en landelijke (8,9%) niveau. Van de 18 gemeenten binnen West -
76
Sociaal-economisch profiel Gemeente Drimmelen Oktober 2006; Kamer van Koophandel West-Brabant
en SES West-Brabant
76
Brabant bezet Drimmelen een dertiende plaats. Breda kent de hoogste werkloosheid, Alphen Chaam de laagste. Werklozenbestand: relatief veel ouderen Indien naar de samenstelling van het werklozenbestand wordt gekeken, valt op dat Drimm elen relatief veel ouderen telt. In totaal is bijna 46% van de nww-ers ouder dan 50 jaar. Vooral landelijk (29,9%) ligt dit op een duidelijk lager niveau. Het aandeel jongeren (15 -24 jaar) is in Drimmelen weer relatief laag. Over het algemeen geldt, hoe hoger de leeftijd, hoe moeilijker bemiddelbaar. Toch lijkt er geen acuut probleem te bestaan. Indien naar de fase n wordt gekeken (hoe lager de fase, hoe beter bemiddelbaar), blijkt dat een relatief grote groep goed bemiddelbaar is. Ongeveer 52% van alle nww-ers zit in fase 1 of 2, landelijk is dat circa 38%. Uitkeringen Eén op de tien heeft een uitkering Eind 2005 ontving 10,6% van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar) in Drimmelen een uitkering. Dit is lager dan het West-Brabantse (12,5%) en landelijke gemiddelde (14,0%). Van alle uitkeringen in Drimmelen heeft ongeveer 72% betrekking op arbeidsongeschiktheid, 22% op een WW-uitkering (Werkloosheidswet) en 6% op een WWB-uitkering (Wet Werk en Bijstand).
77
De Kamer van Koophandel geeft in het Sociaal-economisch Profiel van de gemeente Drimmelen aan dat in een jaar het aantal uitkeringsgerechtigden in Drimmelen met 60 is gedaald (3,0%). In West-Brabant (-4,6%) en Nederland (-4,4%) was de daling nog iets groter. De grootste krimp is zichtbaar bij de AO-uitkeringen (-90 personen), bij de WW-uitkeringen is er sprake van een toename (+30).
78
Bijlage 3 Social return bij andere gemeenten Als wordt gekeken naar de normen bij andere gemeenten, staat bijv. het college in Enschede afwijzend ten aanzien van een verzoek van de Raad “om te onderzoeken de wens gehonoreerd kan worden dat bij onderhandse aanbesteding altijd minimaal één regionale of lokale ondernemer offerte wordt gevraagd.” Een en ander heeft te maken met de rechtmatigheid (bij een betrouwbare overheid hoort een zorgvuldige en integere besteding). Het College in Enschede stelt dat in de huidige situatie lokal e/regionale leveranciers/ aannemers evenveel mogelijkheden hebben om mee te dingen naar een opdracht als niet lokale aannemers. “Sterker nog, ze hebben vaak een voordeel doordat ze in de buurt gevestigd zijn en daardoor vaak bekend zijn bij de gemeente. Hierdoor komt het in de praktijk veelal voor dat de lokale/regionale aannemers gevraagd worden een offerte in te dienen voor onde rhandse aanbestedingen.” Het College in Leiden zegt over social return: "Hoewel dit beleid bevoordeling van bepaalde leveranciers niet toestaat, blijven wij ons inspannen het Leidse regionale bedrijfsleven te laten meedingen bij de aanbesteding van werk. Onderhandse of enkelvoudige aanbesteding blijft daarbij – onder voorwaarden – mogelijk. Het kan daarom voorkomen, dat niet elk bedrijf voor elke aanbesteding kan meedingen". Op vragen uit de Raad waarin wordt gesteld het college dat de gemeente "zou moeten kijken wie er regionaal de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt" en "dat bedrijven in de regio voo rop geplaatst moeten worden bij aanbestedingen en trajecten" antwoordde het College dat een dergelijke vorm van "regionaal aanbesteden" bij het vaststellen van de Nota geen ui tgangspunt van de Raad was en ook op grond van Europese regelgeving niet gewenst is 77. Bij niet-openbare aanbestedingen worden waar mogelijk en voor zover zinvol, in ieder geval één of meerdere Dordtse bedrijven in de gelegenheid gesteld om aan de aanbesteding mee te doen. Hierbij dient vermeden te worden dat steeds dezelfde bedrijven worden uitgenodigd. De uiteindelijke selectie dient op objectieve en voor alle deelnemers gelijkwaardige gronden plaats te vinden. In het Inkoop- en Aanbestedingsbeleid van de gemeente Almere wordt aangegeven bij onderhandse aanbestedingen – zijnde aanbestedingen waarvoor een beperkt aantal van tenminste drie kandidaten tot inschrijving wordt uitgenodigd – de gemeente ernaar streeft om ten minste een derde van het aantal uit te nodigen kandidaten uit het lokale c.q. regionale bedrijfsleven afkomstig te laten zijn. In de beleidsregels voor de aanbesteding van werken in de grond-, weg- en waterbouw in de gemeente Oude IJsselstreek wordt gesteld bij een enkelvoudige onderhandse aanbesteding zoveel mogelijk een regionale aannemer moet worden gekozen die gespecial iseerd in het betreffende werk, bij een straatmakerbedrijf voor straatwerk.
77
WERK IN UITVOERING; Beleid en uitvoeringspraktijk van de leveranciersselectie in Leiden
79
Mensen op achterstand Tilburg maakt sinds november 2006 bij de aanbesteding van grote opdrachten contractuele afspraken maken met bedrijven over de inzet van (langdurig) werklozen. De gemeente wil dat zij een functie krijgen in de uitvoering van de werkzaamheden. Hierbij valt te denken aan catering, groenonderhoud, beveiliging en bewaking. Naast de inzet van langdurige werklozen wil de gemeente ook leerwerkplekken creëren bij de uitvoering van werkzaam heden. Een ambtelijk advies geeft aan dat invoering van contract compliance op dit moment, gelet op de huidige conjuncturele krapte op de arbeidsmarkt, niet de gewenste resultaten zal opleveren. Daarnaast bestaat het risico dat aanbieders (aannemers e.d.) niet zullen inschrijven omdat er in de markt werk genoeg is waaraan niet dergelijke eisen zijn verbonden. Het aanbesteden (en in uitvoering krijgen) van werk is op dit moment al lastig. 78 “ Daarom wordt een proef van een jaar gehouden. De Nota Aanbestedingsbeleid van de gemeente Zaanstad ziet het aanbesteden aan sociale werkplaatsen en de eis van het inschakelen van werklozen en/of gehandicapten als voorbee lden van sociaal beleid. “De Europese richtlijnen bieden echter niet veel mogelijkheden, omdat de eis van het inschakelen van bijvoorbeeld Zaanse werklozen, gehandicapten of de Zaanse sociale werkplaats al snel in strijd wordt geacht met de voorwaarde van non discriminatie. Het eventueel hanteren van sociaal beleid is derhalve een onderwerp van n adere uitwerking”79, zo geeft de Nota aan. Voor alle werken die de gemeente Dordrecht aanbesteedt met een aanneemsom van meer dan € 50.000 geldt dat voor 5% van de aanneemsom leerling bouwplaatsen of langdurig werklozen ingezet moeten worden. Ook kleinere werken die aan één aannemer opgedragen worden en die per jaar meer dan € 50.000 bedragen vallen onder deze regeling. Uit de dat
evaluatie-onderzoek van het aanbestedingsbeleid van de gemeente Deventer blijkt
De bepaling uit de kadernota in alle gevallen lokale aanbieders uit te nodigen voor i n-
schrijving, wordt niet altijd nageleefd. De reden is vaak dat het gevraagde niet binnen de regio verkrijgbaar is. Ook hier geldt dat bij enkelvoudig onderhandse aanbestedingen minder bewust met deze regel wordt omgegaan, dan bij de andere aanbestedingsvormen, onder a ndere omdat bekendheid met aanbieders hier een grotere rol speelt. Formele groslijsten van aanbieders worden binnen de gemeente nauwelijks gehanteerd 80. In de startnotitie zijn andere voorbeelden genoemd: Den Haag en Rotterdam, die tot resultaten hebben geleid. Dat is ook het geval in Weert en Einhoven81. In Nijmegen is het mogelijk om in de bestekvoorwaarden een eis op te nemen ten aanzien van leerling -plaatsen en langdurig werklozen. In de huidige krapte op de arbeidsmarkt is het opnemen van een dergelijke voorwaarde op dit moment geen must meer. Het blijft wel een aa ndachtspunt.
78 79 80
Sociale aspecten bij aanbestedingen (contract-compliance), oktober 2006 blz. 1 Inkoop- en aanbestedingsbeleid Gemeente Zaanstad, blz. 5 Goed Koopmanschap; Eindrapport; Een onderzoek in opdracht van de Rekenkamercommissie
Gemeente Deventer, Research voor Beleid; april 2007 81 Adviesrapport Social Return “Werk maken van werk”, PSW, mei 2005 blz. 37
80
Bijlage 4 Literatuurlijst Gemeente Drimmelen Concept arbeidsmarktbeleid gemeente Drimmelen 2007-2010 HULP BIJ HET HUISHOUDEN” hulp bij het huishouden: de nieuwe individuele wmovoorziening Invoering Wet Maatschappelijke Ondersteuning in Drimmelen INKOOP- EN AANBESTEDINGSPROCEDURE Leveringen – Diensten – Werken Gemeente Drimmelen Versie: 15 december 2004 INTEGRAAL HUISVESTINGS PLAN (IHP) t.b.v. het basis- en voortgezet onderwijs in de GEMEENTE DRIMMELEN 2003 Kengetallen Arbeidsmarkt Drimmelen 2006; Gegevens CW I juni 2006 Milieubeleidsplan 2003-2006 Gemeente Drimmelen Ondernemingsklimaat Gemeente Drimmelen; 0-meting; C5231A | juni 2006 PROGRAMMABEGROTING 2006 GEMEENTE DRIMMELEN voorstel Raad 27 oktober 2005 SAMEN REALISTISCH VERNIEUWEN COALITIEPROGRAMMA 2006-2010 Sociaal-economisch profiel gemeente Drimmelen (uitgave van Kamer van Koophandel West Brabant en SES West-Brabant) 2005
Overige Literatuur AANBESTEDINGSBELEID DORDRECHT 2002 Aanbestedingsbeleid gemeente Twenterand; Aanbestedingsbeleid in hoofdlijnen gemeente Tilburg (raadsbesluit 13 oktober 1997) BELEIDSREGELS VOOR DE AANBESTEDING VAN WERKEN IN DE GROND-, WEG EN WATERBOUW IN DE GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK De cirkel doorbreken; Bevindingen van de TaskForce Armoede gemeente Tilburg; september 2006 Diverse Kamerstukken van de Tweede Kamer Goed Koopmanschap; Eindrapport; Een onderzoek in opdracht van de Rekenkamercommissie Gemeente Deventer, Research voor Beleid; april 2007 HANDREIKING VOOREEN COLLEGEBESLUIT INZAKE INKOOP; Handreiking voor een collegebesluit inzake inkoop en aanbesteding; ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksr elaties; september 2004
81
Inkoop- en Aanbestedingsbeleid, gemeente Almere Inkoop- en aanbestedingsbeleid Gemeente Zaanstad; augustus 2004 Inkoop- en Aanbestedingsbeleid 2006 - 2010 Provincie Overijssel INKOOP- en AANBESTEDINGSBELEID; GEMEENTE ARNHEM 2005 NOTA BEST BESTEED; gemeentelijk aanbestedingsbeleid Den Helder Nota Inkoop en Aanbestedingsbeleid Haarlemmemeer en Spaarnwoude Nota Inkoop en Aanbestedingsbeleid voor de gemeente Rotterdam; 28 december 2005 MEDEDELING VAN DE COMMISSIE DE OVERHEIDSOPDRACHTEN IN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 maart 1998 COM (98) 143 Onderzoek aanbestedingsbeleid; Rekenkamercommissie Geldermalsen, 10 oktober 2005 Onderzoeksadvies “Werk maken van werk” Een onderzoek naar ervaringen met, meningen over en toepassingsmogelijkheden van Social Return; juni 2005 Onderzoek Aanbestedingsbeleid en Aanbestedingen gemeente Roermond; REKENKAMERCOMMISSIE Gemeente Roermond; december 2006
82