Werk maken van een nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
Werk maken van een nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
Colofon
Titel:
Werk maken van een nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
ISBN:
978-90-367-7123-8
Financiering: Verbond van Verzekeraars Uitgave:
Universitair Medisch Centrum Groningen, Rijksuniversiteit Groningen
Adres:
Postbus 196 9700 AD Groningen
Telefoon:
050 363 2860
Projectteam: Dr. Sandra Brouwer, Rijksuniversiteit Groningen Dr. Jeanet Landsman, Rijksuniversiteit Groningen Carola Engbers MSc, Rijksuniversiteit Groningen Marit Boele MA, Verbond van Verzekeraars Drs. Olaf de Louwere, REAAL E-mail:
[email protected]
Datum:
Juni 2014
2
INHOUDSOPGAVE MANAGEMENTSAMENVATTING....................................................................................................................... 1 1
INLEIDING ................................................................................................................................................. 4 1.1 STEEDS MEER ZELFSTANDIGEN: WIE ZIJN ZE? ...................................................................................................... 4 1.1.1 Aantal zelfstandigen groeit: toename concurrentie en diversiteit .................................................. 4 1.1.2 Heterogene groep werkenden ......................................................................................................... 5 1.1.3 Focus op zelfstandigen die zich willen verzekeren........................................................................... 6 1.2 EEN (TE) LAGE VERZEKERINGSGRAAD ONDER ZELFSTANDIGEN ................................................................................ 6 1.3 TOEGANKELIJKHEID VERZEKERINGSMARKT VOOR ZELFSTANDIGEN ........................................................................... 7 1.3.1 Het huidige aanbod ......................................................................................................................... 7 1.3.2 Zelfstandigen willen of kunnen niet altijd een verzekering sluiten.................................................. 8 1.3.3 Aandacht voor niet-financiële factoren met invloed op de toegankelijkheid ................................ 10 1.4 DOEL- EN VRAAGSTELLING VAN HET ONDERZOEK .............................................................................................. 10 1.5 LEESWIJZER ............................................................................................................................................... 11
2
PROCESBESCHRIJVING ONDERZOEK ....................................................................................................... 12 2.1 DESKRESEARCH .......................................................................................................................................... 12 2.2 FOCUSGROEPBIJEENKOMSTEN....................................................................................................................... 13 2.3 WERKGROEPBIJEENKOMSTEN ....................................................................................................................... 13 2.4 EERSTE SURVEY ONDER ZELFSTANDIG ONDERNEMERS ........................................................................................ 13 2.4.1 Kenmerken steekproef................................................................................................................... 14 2.5 EXPERTGROEP; GEVOLGEN BOUWSTENEN VOOR ‘TOEGANKELIJKHEID’ ................................................................... 14 2.5.1 Uitleg van de variabelen die het begrip ‘toegankelijkheid’ bevatten ............................................ 15 2.6 TWEEDE SURVEY ONDER ZELFDE GROEP ZELFSTANDIG ONDERNEMERS ................................................................... 16
3
TOTSTANDKOMING VIJF BOUWSTENEN ................................................................................................. 17 3.1 BESCHRIJVING BEHOEFTEN ZELFSTANDIGEN OP BASIS VAN DESKRESEARCH .............................................................. 17 3.2 DEFINIËRING KERNELEMENTEN UIT FOCUSGROEPBIJEENKOMSTEN ........................................................................ 18 3.3 SELECTIE EN UITWERKING BOUWSTENEN WERKGROEP, RESULTATEN EERSTE SURVEY ................................................ 21 3.3.1 Beschrijving van de vijf bouwstenen ............................................................................................. 23
4
DE GEVOLGEN VAN DE BOUWSTENEN IN BEELD ..................................................................................... 29 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
5
BOUWSTEEN A: MEEVEREN MET VERANDERING ............................................................................................... 29 BOUWSTEEN B: VERPLICHTE EN VOLLEDIGE SOLIDARITEIT ................................................................................... 31 BOUWSTEEN C: SOCIALE IN PLAATS VAN MEDISCHE ACCEPTATIE........................................................................... 32 BOUWSTEEN D: WERK BOVEN UITKERING: PARTICIPEREN................................................................................... 33 BOUWSTEEN E: ACHTERVANG VAN BROODFONDS ............................................................................................ 35 RESULTATEN TWEEDE SURVEY IN VERGELIJKING MET DE EERSTE............................................................................ 36
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................................................................................................... 38 5.1 5.2 5.3
BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN ....................................................................................................................... 38 HOE NU VERDER......................................................................................................................................... 40 REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK.................................................................................................................. 41
LITERATUURLIJST ........................................................................................................................................... 42 BIJLAGEN ........................................................................................................................................................ 43
Managementsamenvatting Het aantal zelfstandig ondernemers groeit, en blijft groeien. Het totaal aantal zelfstandigen nam in de periode van 2002-2011 toe van 867 duizend naar bijna 1,1 miljoen personen, waarvan 728 duizend zonder personeel. De groep kenmerkt zich door een zeer grote onderlinge diversiteit: dé zelfstandige bestaat niet.
Een (te) lage verzekeringsgraad onder zelfstandigen Iedere zelfstandige is zelf verantwoordelijk voor het organiseren van bescherming tegen het risico op ziekte en arbeidsongeschiktheid. Hiervoor zijn zij aangewezen op de private markt. Verzekeraars hebben op dit punt een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, en bieden zelfstandigen toegang tot een breed assortiment aan arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Vanuit economisch perspectief zou hier sprake moeten zijn van een match tussen vraag en aanbod. De cijfers laten zien dat vooralsnog ongeveer de helft van de zelfstandigen zich heeft verzekerd. Het hoge aantal zelfstandigen dat geen arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft wordt maatschappelijk en politiek als ongewenst beschouwd. Niet alle zelfstandigen zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben echter behoefte aan een verzekeringsproduct. Sommigen kiezen er bewust voor om geen verzekering te sluiten. Er zijn ook zelfstandigen die wel graag een arbeidsongeschiktheidsverzekering willen hebben, maar door omstandigheden geen of slechts een beperkte toegang hebben tot dit product. Dit onderzoek richt zich op deze groep: de zelfstandigen met een verzekeringsbehoefte.
Focus op niet-financiële elementen De toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen is door het Verbond van Verzekeraars benoemd als prioriteit. Daarom is het initiatief genomen om een kwalitatief en explorerend onderzoek te doen naar de vraag: Wat kunnen verzekeraars doen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering beter te laten aansluiten op de behoeften van zelfstandigen en de verzekeringsmarkt op deze manier toegankelijker te maken, en wat zijn de gevolgen van deze vernieuwing voor zelfstandigen en verzekeraars? Het onderzoek is behoefte-gestuurd opgezet, en heeft tot doel het formuleren van een aantal niet-financiële kernelementen, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen.
Onderzoeksopzet Het onderzoek is uitgevoerd volgens zes stappen: (1) deskresearch, (2) focusgroepen, (3) werkgroepen, (4) eerste survey, (5) expertgroep, (6) tweede survey --> resultaat. Via de deskresearch is een inventarisatie gemaakt van de verschillende kenmerken en motieven van zelfstandigen om zich wel of niet te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Tijdens de focusgroepbijeenkomsten zijn deze kenmerken en motieven nader besproken en is gebrainstormd over elementen die de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt potentieel zouden kunnen beïnvloeden. De uitkomsten van deze focusgroepsbijeenkomsten zijn tijdens de werkgroepbijeenkomsten op praktische haalbaarheid en eventuele belemmeringen beoordeeld. Vervolgens hebben de leden van 1
de werkgroep deze elementen uitgewerkt tot mogelijke bouwstenen voor een meer toegankelijke markt. Deze bouwstenen zijn daarna ter beoordeling voorgelegd aan zelfstandigen via een marktsurvey. Om inzicht te krijgen in de effecten van de bouwstenen op de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt, zijn via een expertgroep de gevolgen per bouwsteen in beeld gebracht. Vervolgens zijn de bouwstenen, inclusief de potentiële gevolgen, voor de tweede maal voorgelegd aan de zelfstandigen die ook de eerste survey hebben ingevuld.
Vijf bouwstenen, acht criteria voor toegankelijkheid De genoemde processtappen hebben geleid tot vijf bouwstenen. De bouwstenen moeten niet worden gezien als concreet uitgewerkte modellen die één op één kunnen worden gebruikt in de praktijk. Ze zijn slechts richtinggevend. Bouwsteen A: Meeveren met verandering Bouwsteen B: Verplichte en volledige solidariteit Bouwsteen C: Sociale in plaats van medische acceptatie Bouwsteen D: Werk boven uitkering: participeren Bouwsteen E: Achtervang van Broodfonds. In dit onderzoek is een set met de volgende acht variabelen gebruikt om de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt te definiëren: premie, (medische) acceptatie, hoogte uitkering, duur uitkering, recht op uitkering, intensiteit klantcontact, kosten verzekeraar en fraudegevoeligheid. Onderstaande matrix geeft in één oogopslag weer wat de gevolgen zijn van de vijf bouwstenen voor de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt.
Conclusies Uit deze bouwstenen zijn uiteindelijk een aantal niet-financiële kernelementen geformuleerd die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen: Kernelement A: flexibiliteit en maatwerk ook gedurende looptijd van de verzekering Kernelement B: het organiseren van een verplichte en volledige solidariteit Kernelement C: meer nadruk op gedrags- en sociale factoren in het acceptatieproces Kernelement D: focus op preventie en een snelle terugkeer naar werk 2
Kernelement E: het bieden van een financieel vangnet voor kleinschalige gelegenheidsformaties Bij kernelement B moet een belangrijke kanttekening worden gemaakt: dit kernelement gaat in tegen de gewenste situatie zoals beschreven in de literatuur. De behoefte van zelfstandigen op het gebied van een (wettelijke) verplichting is dan ook niet eenduidig. In dit rapport zijn ook een aantal ideeën gegeven voor verbetering van de communicatie. Uit zowel de deskresearch als uit de focusgroepen komt naar voren dat de communicatie rondom arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en informatievoorziening daarover voor verbetering vatbaar is.
Aanbevelingen Met dit onderzoek is een eerste verkenning gedaan naar de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt, met het doel om individuele verzekeraars niet-financiële elementen te bieden die zij naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan het realiseren van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Het verdient de aanbeveling om nader te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de kernelementen toe te passen in de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Het onderzoek kan daarnaast worden gebruikt als opstap naar een bredere discussie binnen de sector, maar ook met stakeholders en beleidsmakers over de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen.
3
1
Inleiding
1.1 Steeds meer zelfstandigen: wie zijn ze? De tijd van een lifetime employment lijkt voorgoed voorbij. Een toenemend aantal werknemers wisselt regelmatig van baan. Daarbij wordt ook steeds vaker gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap. De toename van het aantal zelfstandigen sluit aan bij de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt. De behoefte van arbeidsorganisaties aan meer flexibiliteit manifesteert zich in meer flexibele arbeid. 1 De flexibele schil is in de afgelopen tien jaar dan ook structureel gegroeid en bevat inmiddels een kwart van alle werkenden in Nederland. Vooral de aantallen tijdelijke werknemers en zelfstandigen zonder personeel zijn sterk toegenomen 2, en de verwachting is dat deze groep ook de komende jaren zal blijven groeien. Het totaal aantal zelfstandigen nam in de periode van 2002-2011 toe van 867 duizend naar bijna 1,1 miljoen personen, waarvan 728 duizend zonder personeel. 3 Dit aantal is nog steeds stijgende: volgens het Verwey-Jonker instituut en het Centraal Planbureau (CBS) zullen er tot 2030 nog zo’n 140.000 bij komen. Ook het onderzoek dat TNO recent heeft uitgevoerd in opdracht van het Verbond van Verzekeraars naar relevante trends en hun potentiële impact op de verzekeringssector, laat zien dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt zal leiden tot meer flexibele arbeidsrelaties en een sterke opkomst van zelfstandigen. 4
1.1.1 Aantal zelfstandigen groeit: toename concurrentie en diversiteit Het zelfstandig ondernemerschap is niet altijd een vrije keuze. Soms worden mensen hiertoe gedwongen omdat zij (door de recessie) hun baan hebben verloren, en er weinig perspectief is op een nieuwe baan in loondienst. Een groot deel van deze werknemers keert liever vandaag dan morgen terug in een vaste baan. De verwachting is dat deze trend zich ook in 2014 en daarna doorzet. In 2014 gaan het CPB en andere economische instituten uit van economische groei. Deze groei leidt echter niet direct tot een toename van de werkgelegenheid in voltijdseenheden. 5 Tegelijkertijd is het de verwachting dat de omvang van de beroepsbevolking tot in ieder geval 2014 blijft groeien. Jongeren die wegens de recessie langer hebben doorgestudeerd komen alsnog op de arbeidsmarkt terecht, en ook de arbeidsparticipatie van ouderen neemt toe. 6 De verminderde economische bedrijvigheid gaat gepaard met minder banen, terwijl de omvang van de beroepsbevolking toeneemt. Het toenemend aantal werknemers dat hierdoor (noodgedwongen) aan de slag gaat als zelfstandige, in combinatie met een afname in het aantal opdrachten, leidt tot meer onderlinge concurrentie en diversiteit binnen deze groep.
1
Flexibiliteit en zekerheid op een dynamische arbeidsmarkt, Ministerie van SZW, februari, 2013, p.7 Flexibiliteit en zekerheid op een dynamische arbeidsmarkt, Ministerie van SZW, februari 2013, p. 8 3 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2012/20123611-wm.htm 4 TNO, Oog voor vernieuwing; uitkomsten van een omgevingsanalyse voor de verzekeringssector. 12 april 2013. 5 UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014: met een doorkijk naar 2018, p.14 6 UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014: met een doorkijk naar 2018, p.16 -17 2
4
1.1.2 Heterogene groep werkenden Dé zelfstandige bestaat niet. De groep kenmerkt zich door een zeer grote diversiteit. De SER maakt in haar rapport ‘ZZP’ers in beeld’ 7 uit 2010 onderscheid tussen de groep ‘klassieke’ zelfstandigen (met een eigen winkel, landbouwonderneming of vrachtwagen), en ‘nieuwe’ zelfstandigen die vooral de eigen arbeid, kennis en vaardigheden aanbieden. Met name de ‘nieuwe’ zelfstandigen vertonen onderling ook weer grote verschillen in beroepen en sectoren: het kan zowel gaan om een zelfstandige timmerman, als om een financieel planner die zijn diensten aanbiedt aan bedrijven. Uit het SER rapport blijkt bijvoorbeeld dat het opleidingsniveau uiteenloopt van laag tot hoog: veertig procent heeft een middelbare opleiding en eveneens veertig procent een hogere opleiding. Daarnaast zijn zelfstandigen werkzaam in allerlei sectoren. Ruim een kwart is werkzaam in de zakelijke dienstverlening, andere sectoren met veel zelfstandigen zijn reparatie en handel, en landbouw en bouwnijverheid. Ook in kleinere sectoren kan het aandeel zelfstandigen groot zijn. Zelfstandigen worden door het CBS gedefinieerd als personen die werkzaam zijn in het eigen bedrijf of in dat van partner of ouders en meer dan twaalf uur per week werken. 8 Freelancers worden ook onder deze categorie geschaard, directeur-grootaandeelhouders (dga’s) niet. Het aantal dga’s dat actief is in Nederland is kleiner dan het aantal overige zelfstandigen en het inkomen hoger (tabel 1).
tabel 1: dga’s en zelfstandigen en hun gemiddelde bruto ondernemersinkomen 9
dga’s Zelfstandigen
Personen Totaal X 1000 158 857
Man X 1000 120 579
Vrouw X 1000 38 279
Inkomen Totaal X €1.000 60,4 35,7
Man X €1.000 69,2 40,2
Vrouw X €1.000 33,0 26,5
Wanneer zelfstandigen worden vergeleken met werknemers, blijken er verschillen te bestaan op meerdere persoons- en werkkenmerken. Onder werknemers is de verhouding tussen mannen en vrouwen ongeveer gelijk en de gemiddelde leeftijd ligt lager. 10 Verhoudingsgewijs zijn er meer hoger opgeleiden onder zelfstandigen dan onder werknemers in loondienst. Cijfers van de Belastingdienst laten zien dat bijna de helft van alle zelfstandigen (45 procent) hybride ondernemer is, en behalve inkomsten uit de onderneming ook inkomsten uit loon of pensioen heeft. Voor ongeveer tweederde van deze groep bedragen deze andere inkomsten meer dan 10.000 euro per jaar. Volgens onderzoek van EIM (2008) heeft ongeveer zestig procent van de zelfstandigen 11 voldoende inkomen bij het wegvallen van inkomen uit de onderneming. Voor achttien procent is dit uit financiële buffers, voor een kwart via de levenspartner en voor vijftien procent door inkomsten uit dienstbetrekking (hybride ondernemers).
7 Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010 8 Jong, P, de [et al.] (2009) Evaluatie Einde WAZ 9 CBS, 2006 10 CBS. statline.cbs.nl, 2012 11 Berg N Van Den, Mevissen, JWM, Tijsmans, N. Zelfstandigen zonder personeel. EIM; (2008)
5
1.1.3 Focus op zelfstandigen die zich willen verzekeren Sinds de afschaffing van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Zelfstandigen (WAZ) 12 zijn zelfstandigen zelf verantwoordelijk voor het organiseren van bescherming tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Zelfstandigen zijn hiervoor aangewezen op de private markt. Ze kunnen ervoor kiezen om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten bij een verzekeraar. Een verzekeraar kan een aanvraag voor een verzekering afwijzen om medische redenen, bijvoorbeeld als de kans op arbeidsongeschiktheid te groot is. Zelfstandigen kunnen er – in een aantal gevallen - voor kiezen om zich vrijwillig te verzekeren bij het UWV. Verzekeraars bieden daarnaast een vangnetverzekering voor moeilijk verzekerbare zelfstandigen. Deze verzekering is uitsluitend bedoeld voor zelfstandigen die om medische redenen geen reguliere arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen sluiten. Wanneer zelfstandigen geen gebruik maken van deze regelingen, zijn zij onverzekerd tegen het risico op arbeidsongeschiktheid. Een keuze voor ondernemerschap wordt door de overheid nadrukkelijk gezien als een keuze voor eigen verantwoordelijkheid. Ten grondslag aan het besluit om de WAZ af te schaffen lag onder meer de constatering dat zelfstandigen geen behoefte hebben aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. Afschaffing van de WAZ bood zelfstandigen meer keuzevrijheid, inclusief de mogelijkheid om geen verzekering af te sluiten. 13 Dit onderzoek richt zich op de zelfstandigen die wel graag een verzekering tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico willen sluiten.
1.2 Een (te) lage verzekeringsgraad onder zelfstandigen De arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen kent een breed assortiment met uiteenlopende dekking en premiehoogte. Het assortiment loopt uiteen van ‘instapproducten’ waarbij de looptijd en risicodefinitie zijn ingeperkt, tot meer uitgebreide dekkingen die bijvoorbeeld dekking bieden op grond van het criterium beroepsarbeidsongeschiktheid. 14 Vanuit economisch perspectief zou hier sprake moeten zijn van een match tussen de vraag naar arbeidsongeschiktheidsproducten en het aanbod van deze producten in de markt. Vooralsnog heeft circa de helft van de zelfstandigen zich niet verzekerd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. 15 Het hoge aantal zelfstandigen zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt maatschappelijk en politiek als ongewenst beschouwd. Onderzoek uit 2012 laat zien dat ondanks het feit dat minimaal 28 procent van de zelfstandigen een periode van arbeidsongeschiktheid meemaakt, een percentage van slechts 48,9 procent het risico op arbeidsongeschiktheid (deels) heeft afgedekt. 16 Uit de laatste ZZP barometer (2013) blijkt dat 46,2 procent van de zelfstandigen over een arbeidsongeschiktheidsverzekering beschikt. Dit betekent dat de meerderheid van de zelfstandigen (53,8 procent) geen arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft. Opvallend is dat ZZP Barometer eind 2012 eenzelfde meting heeft gedaan, waaruit bleek dat 50,8 12 De WAZ was een verplichte verzekering tegen arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen. bedroeg bij volledige arbeidsongeschiktheid maximaal 70% van het brutominimumloon 13 Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. 2010, p. 100 14 Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. 2010 15 Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. 2010 16 Jager, W de. Risicobewustzijn arbeidsongeschiktheid onder zelfstandigen, mei 2012
De uitkering Den Haag; SER: Den Haag; SER: Den Haag; SER:
6
procent van de zelfstandigen een arbeidsongeschiktheidsverzekering zou hebben. In 2013 is hier is dus een daling zichtbaar van 9,1 procent. 17 Een reden voor deze daling kan zijn de hoge prijs van het product. Onderzoek van Baken Adviesgroep uit 2013 laat zien dat negen procent van de zelfstandigen overweegt om zijn verzekering op te zeggen. 33 procentgeeft daarbij aan dat de belangrijkste reden hiervoor is de prijs van het product. 18
1.3 Toegankelijkheid verzekeringsmarkt voor zelfstandigen Om het arbeidsongeschiktheidsrisico te dekken kunnen zelfstandigen een individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) sluiten bij een verzekeraar. Via dit product kunnen zelfstandigen zichzelf verzekeren tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid. De zelfstandige ontvangt in het geval van arbeidsongeschiktheid een periodieke uitkering.
1.3.1 Het huidige aanbod De SER onderscheid in haar rapport ‘ZZP’ers in beeld’ uit 2010 verschillende ‘schuifjes’ waarmee de verzekerde de voorwaarden, en daarmee ook de prijs van de individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering kan wijzigen. Deze mogelijkheid maakt dat zelfstandigen in het algemeen toegang hebben tot een breed assortiment verzekering met uiteenlopende dekking en premiehoogte. De SER onderscheid, op basis van informatie aangeleverd door het Verbond van Verzekeraars, de volgende productkenmerken van de ‘reguliere’ AOV: 19 Oorzaak van arbeidsongeschiktheid – De meest bekende AOV is de vorm waarbij iedere oorzaak van arbeidsongeschiktheid is verzekerd. Daarnaast bestaan er mogelijkheden om bepaalde aandoeningen, bijvoorbeeld psychische aandoeningen, uit te sluiten in ruil voor een lagere premie. Ook zijn er verzekeringen, die alleen ernstige ziektes/aandoeningen verzekeren (‘critical illness’-verzekeringen) of alleen arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van een ongeval. Tot slot zijn er ook combinaties mogelijk, bijvoorbeeld de combinatie van ‘ernstige ziekte’ en ‘ongeval’. Arbeidsongeschiktheidscriterium – De meest voorkomende criteria voor de beoordeling van arbeidsongeschiktheid zijn beroepsarbeidsongeschiktheid, passende arbeid 20 en gangbare arbeid. Volgens cijfers van het Verbond van Verzekeraars kiezen de meeste zelfstandigen voor beroepsarbeidsongeschiktheid. Dit is de duurste vorm van verzekeren, omdat bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid alleen gekeken wordt naar de mogelijkheden om het eigen beroep te blijven uitoefenen. Indien dat niet mogelijk is, is er sprake van arbeidsongeschiktheid. Bij passende arbeid of gangbare arbeid als 17
ZZP Barometer – Themarapport “Financiën & administratie”, 2013, p. 18 Onderzoek arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (AOV) onder zelfstandigen, Baken Adviesgroep, september 2013 19 De informatie voor dit productoverzicht is door het Verbond van Verzekeraars aangeleverd, en is gepubliceerd in: Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010, p. 101-102 20 In het geval van passende arbeid wordt naar het verleden gekeken, bijvoorbeeld naar wat voor opleiding iemand heeft gedaan of wat zijn of haar arbeidsverleden is, terwijl bij gangbare arbeid naar de toekomst wordt gekeken, wat iemand bijvoorbeeld nog kan doen gezien zijn krachten en bekwaamheden en wat de verzekerde hiermee kan verdienen 18
7
beoordelingscriterium geldt een lagere premie, maar komen ook de mogelijkheden om andere vormen van arbeid te verrichten aan bod, voordat de verzekerde arbeidsongeschikt wordt verklaard. Verzekerd inkomen/bedrag – De verzekerde kan een lager inkomen verzekeren dan hij daadwerkelijk verdient. Dit is aantrekkelijk als iemand meer verdient dan hij nodig heeft in geval van arbeidsongeschiktheid. Een lager verzekerd inkomen betekent een lagere premie. Er zijn ook polissen in de markt die alleen vaste lasten dekken (bijvoorbeeld de woonlasten), ongeacht het inkomen van de zelfstandige. Indexering – Om de koopkracht te handhaven, kan de verzekerde kiezen om zowel het verzekerde bedrag als de uitkering te laten stijgen met een vooraf gekozen percentage of index, zodat bijvoorbeeld inflatie kan worden gecompenseerd. Uitkeringshoogte – De uitkering is gekoppeld aan de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit gebeurt aan de hand van een uitkeringstabel. Iemand kan ervoor kiezen om pas vanaf een bepaald percentage arbeidsongeschiktheid (bijvoorbeeld 45 procent) recht op uitkering te verkrijgen tegen een lagere premie. Dit is aantrekkelijk voor mensen die verwachten dat zij bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (in dit voorbeeld minder dan 45 procent) zelf in hun inkomen kunnen blijven voorzien. Eindleeftijd – Het is mogelijk de looptijd van de verzekering aan te passen aan de gewenste pensioenleeftijd. Vaak wordt gekozen voor de AOW-leeftijd, maar een lagere eindleeftijd (bijvoorbeeld 60 jaar) is ook mogelijk. Hoe lager de eindleeftijd, hoe lager de premie. Bij zware beroepen kan de verzekeraar soms besluiten maximaal tot 55 of 60 jaar te verzekeren. Uitkeringsduur – Dit is de maximale periode van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Standaard is dat de uitkering wordt verstrekt tot de gekozen eindleeftijd, maar de keuze kan ook vallen op een vaste uitkeringsduur (bijvoorbeeld vijf jaar ter overbrugging van de eerste periode van arbeidsongeschiktheid) tegen een lagere premie. Wachttijd – De wachttijd is de periode na het ontstaan van arbeidsongeschiktheid waarin de verzekerde nog geen uitkering ontvangt. Hoe langer de wachttijd, hoe lager de premie. De verzekerde kan zelf voor een wachttijd kiezen, variërend van veertien dagen tot een jaar of zelfs nog langer.
1.3.2 Zelfstandigen willen of kunnen niet altijd een verzekering afsluiten Er zijn verschillende redenen voor zelfstandigen om geen verzekering af te sluiten. Een aantal redenen hangt samen met rationele overwegingen. Op basis van rationele overwegingen kunnen zelfstandigen er bewust voor kiezen om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering te sluiten. Redenen hiervoor kunnen zijn dat de ondernemer te weinig inkomsten heeft om zich te verzekeren, omdat de ondernemer kan terugvallen op het inkomen van de partner, of omdat de zelfstandige om andere
8
redenen niet afhankelijk is van het inkomen dat hij als zelfstandige verdient, bijvoorbeeld vanwege eigen kapitaal. 21 Er zijn ook zelfstandigen die wel graag een arbeidsongeschiktheidsverzekering willen hebben. Dit onderzoek richt zich op deze groep. Niet alle zelfstandigen met een verzekeringsbehoefte hebben ook daadwerkelijk een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hiervoor zijn verschillende redenen: Beperkte toegang tot de verzekering: Verzekering is (te) duur – zelfstandigen vinden het te duur om het arbeidsongeschiktheidsrisico af te dekken. 42,5 procent van de zelfstandigen geeft aan dat het verzekeren van het arbeidsongeschiktheidsrisico zo duur is dat zij dit niet kunnen betalen. Nog eens 26,3 procent vindt het verzekeren van het risico ook te duur, maar zou dit wel kunnen betalen. 22 In het onderzoek ‘Risicobewustzijn arbeidsongeschiktheid onder zelfstandigen’ 23 uit 2012 komt naar voren dat voor 68,8% van de zelfstandigen de hoge prijs van het product de belangrijkste reden is om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering te sluiten. Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars uit 2007 laat zelfs zien dat 82% van de respondenten een arbeidsongeschiktheidsverzekering als te duur beschouwd. 24 Acceptatiebeleid – private verzekeraars mogen zelfstandigen bij het afsluiten van een verzekering vragen om een gezondheidsverklaring in te vullen. Soms is het ook nodig om een medische keuring uit te voeren. Deze gegevens maken het mogelijk om een goede inschatting te maken van het risico op arbeidsongeschiktheid. De voorwaarden waaronder een verzekering wordt gesloten, zijn afhankelijk van de omvang van dit risico. Op deze manier is het mogelijk dat de zelfstandig ondernemer een premieopslag en/of medische uitsluiting krijgt, of in het minst gunstige geval niet wordt geaccepteerd voor de verzekering. Uit de Evaluatie einde WAZ (2009) blijkt uit de gegevens van een grote verzekeraar dat in 2008 circa 82 procent van de aanvragen zonder meer wordt geaccepteerd. Ongeveer drie procent van de zelfstandigen die zich wil verzekeren is geweigerd, en ongeveer acht procent van de aanvragers zet de aanvraag niet door als blijkt dat de verzekeraar aanvullende eisen stelt ten aanzien van de verzekering, zoals opslagen of uitsluiting. 25 Ook uitstelgedrag is een reden waarom zelfstandigen geen verzekering hebben. Het verzekeren van het arbeidsongeschiktheidsrisico kan namelijk op een later moment ook nog. In figuur 1 zijn de keuzemogelijkheden en onmogelijkheden om een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) bij een verzekeraar af te sluiten, visueel in kaart gebracht. 21 Deskresearch Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen, 1 maart 2013, Rijksuniversiteit Groningen, p.11 22 Deskresearch Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen, 1 maart 2013, Rijksuniversiteit Groningen, p. 23 Jager, W de. Risicobewustzijn arbeidsongeschiktheid onder zelfstandigen, mei 2012 24 Treur HF. De rationele ondernemer: Motieven van zelfstandig ondernemers en dga’s om zich te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Den Haag: Verbond van Verzekeraars; Centrum voor Verzekeringsstatistiek; 2007 25 Deskresearch Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen, 1 maart 2013, Rijksuniversiteit Groningen
9
Zelfstandige met verzekeringsbehoefte
Zelfstandige kan om medische redenen geen reguliere AOV sluiten bij verzekeraar
Zelfstandige kan een reguliere AOV sluiten bij een verzekeraar
Reguliere AOV bij verzekeraar
Reguliere AOV met premieopslag en/of aangepast dekking
Zelfstandige sluit geen reguliere AOV (onverzekerd)
Alternatief: vangnetverzekering voor niet regulier verzekerbare zelfstandigen
Reguliere AOV is onbetaalbaar
Reguliere AOV wordt als onbetaalbaar ervaren
Aanbod van verzekeraar voldoet niet aan behoefte
Alternatief: vrijwillige verzekering bij het UWV
Zelfstandige maakt geen gebruik van de mogelijke alternatieve regelingen (onverzekerd)
Figuur 1: keuzemogelijkheden en onmogelijkheden voor zelfstandigen om het risico op arbeidsongeschiktheid te verzekeren
1.3.3 Aandacht voor niet-financiële factoren met invloed op de toegankelijkheid De hoogte van de premie van een arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt vaak genoemd als doorslaggevende reden om geen verzekering af te sluiten. 26 De prijs van het product is vooral een probleem voor zelfstandigen met een laag inkomen die een beroep uitoefenen waarvan bekend is dat er een grote(re) kans op arbeidsongeschiktheid bestaat, bijvoorbeeld zelfstandigen in de bouw..Voor deze beroepen is het risico voor de verzekeraar groter, en dus zal de premie hoger zijn. Het is echter niet plausibel te veronderstellen dat alleen de hoogte van de premie de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt beïnvloedt. Daarom is in dit rapport niet alleen gekeken naar financiële factoren, maar is in dit onderzoek juist onderzocht welke niet-financiële factoren van invloed zijn op de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt.
1.4 Doel- en vraagstelling van het onderzoek De kern van verzekeren is dat verzekeraars risico’s overnemen, zodat voor klanten mogelijkheden ontstaan. Op de markt van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen hebben verzekeraars een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, omdat zelfstandigen voor het organiseren van bescherming tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid zijn aangewezen op de private markt. Het is dan ook van belang dat verzekeraars toegankelijke producten bieden die volledig zijn afgestemd op de behoeften van de klant, en dat deze producten ook worden aangepast wanneer deze behoeften veranderen. De toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen is door het Verbond van Verzekeraars dan ook benoemd als belangrijk aandachtspunt in de 26 Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010
10
beleidsprogramma’s. Om een goede agenda vast te stellen is een kwalitatief en explorerend onderzoek gedaan naar de vraag wat verzekeraars moeten doen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegankelijker te maken voor zelfstandigen met een verzekeringsbehoefte. Dit zodat de sector in staat is om beter in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe klantwensen, maar ook zekerheid kan bieden en de verzekeringsmarkt verder toegankelijk kan maken. Het onderzoek is behoefte-gestuurd opgezet en heeft als doel het formuleren van een aantal niet-financiële kernelementen, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Dit onderzoek kan daarnaast worden gebruikt als opstap naar een bredere discussie binnen de sector, en met stakeholders en beleidsmakers, over de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. De vraagstelling in dit onderzoek is: Wat kunnen verzekeraars doen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering beter te laten aansluiten op de behoeften van zelfstandigen en de verzekeringsmarkt op deze manier toegankelijker te maken, en wat zijn de gevolgen van deze vernieuwing voor zelfstandigen en verzekeraars?
1.5 Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd: 1. In hoofdstuk twee worden de processtappen beschreven die in dit onderzoek zijn gezet. 2. In hoofdstuk drie worden de belangrijkste resultaten uit de processtappen beschreven en volgt een uiteenzetting van de vijf bouwstenen die op basis van deze stappen zijn ontwikkeld. 3. In hoofdstuk vier wordt inzicht gegeven in de gevolgen die de vijf bouwstenen grofweg hebben voor de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen en verzekeraars. Deze gevolgen worden inzichtelijk gemaakt aan de hand van een achttal variabelen die in dit onderzoek zijn gebruikt om ‘toegankelijkheid’ te definiëren. 4. In het vijfde en laatste hoofdstuk volgen de conclusie en aanbevelingen. Dit hoofdstuk geeft invulling aan de doelstelling van dit onderzoek: het formuleren van een aantal niet-financiële kernelementen, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen.
11
2
Procesbeschrijving onderzoek
Het onderzoek betreft een kwalitatief en explorerend onderzoek en is uitgevoerd volgens zes stappen zoals weergegeven in onderstaande figuur.
1. Deskresearch
2. Focusgroepen
3. Werkgroep
4. Eerste Survey
5. Expertgroep
6. Tweede Survey
Resultaat
figuur 2: Stappen in het onderzoek
2.1 Deskresearch Een deskresearch is uitgevoerd in de vorm van een korte literatuurstudie (zie bijlage 4), met als doel om de reeds beschikbare kennis op dit terrein in kaart te brengen en als basis te laten dienen voor de vervolgstappen. Relevante literatuur is verzameld via betrokken stakeholders en door middel van een beperkt literatuuronderzoek. Voor het zoeken naar relevante literatuur werd in eerste instantie gebruik gemaakt van drie relevante rapporten op dit terrein. 27,28,29 Op basis van de literatuurlijst uit deze rapporten is door toepassing van de ‘sneeuwbalmethode’ aanvullende relevante literatuur gevonden. Met behulp van zoektermen (‘kenmerken arbeidsongeschiktheidsverzekering’, ‘zelfstandigen’, ‘arbeidsongeschiktheidsverzekering’ en ‘productvernieuwing’) zijn vervolgens verschillende sites op internet doorzocht, waaronder Google en de website www.datishetverschil.nl, een vergelijkingswebsite over verzekeringen voor zelfstandigen. Daarnaast werd de wetenschappelijke zoekmachine PubMed gebruikt met dezelfde zoektermen. De internetsearch vond plaats in december 2012. Er is gezocht naar Nederlandse literatuur. Het resultaat van de deskresearch is een beschrijving van de kenmerken en motieven van zelfstandigen om zich wel/niet te verzekeren voor arbeidsongeschiktheid. De motieven van de verzekerden waren onderdeel van de uitkomsten van de deskresearch, en zijn als vertrekpunt genomen om met verschillende stakeholders in de stappen 2-6 op zoek te gaan naar niet-financiële kernelementen die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen.
27
Jong P de, Meyenfeldt L von, Tsiachristas A, Franken C. Evaluatie Einde WAZ. Den Haag: Ape; 2009. Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010. 29 Treur HF. De rationele ondernemer: Motieven van zelfstandig ondernemers en dga’s om zich te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Den Haag: Verbond van Verzekeraars; Centrum voor Verzekeringsstatistiek; 2007. 28
12
2.2 Focusgroepbijeenkomsten Er zijn twee focusgroepbijeenkomsten geweest, waarvoor vertegenwoordigers van verschillende organisaties waren uitgenodigd (zie bijlage I). Voorafgaand aan de bijeenkomst ontvingen de deelnemers het verslag van de deskresearch. Met deze kennis, aangevuld met eigen kennis en ervaring van de deelnemers aan de focusgroepen, is tijdens de bijeenkomsten gebrainstormd over kenmerken die zouden kunnen worden gebruikt bij het verder uitwerken van potentiële vernieuwende niet-financiële kernelementen ten behoeve van het realiseren van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. De deelnemers werd gevraagd om ‘out of the box’ te denken en zich niet te laten beperken door de vraag of het praktische haalbaarheid zou zijn. De bijeenkomsten werden door de onderzoekers opgenomen en naderhand in de vorm van een verslag volledig uitgetypt en ter accordering voorgelegd aan de deelnemers. Vervolgens hebben de projectgroepleden onafhankelijk van elkaar deze transcripties geanalyseerd en de belangrijkste kenmerken eruit gehaald conform de gebruikelijke wetenschappelijke procedures die gehanteerd worden bij dergelijk kwalitatief onderzoek. De ideeën van de deelnemers zijn vervolgens gegroepeerd in een aantal potentiële nietfinanciële elementen.
2.3 Werkgroepbijeenkomsten Tijdens twee werkgroepbijeenkomsten is deze lijst met elementen voorgelegd aan een werkgroep met leden van de Technische Commissie Inkomensverzekeringen (TCI) van het Verbond van Verzekeraars (zie bijlage 1) en enkele personen die zijn verbonden aan het Academische Centrum voor Private Verzekeringsgeneeskunde (ACPV) (zie bijlage 1). Zij kregen de opdracht om een selectie van de elementen te maken, waarbij werd gekeken naar de haalbaarheid en het vernieuwingsgehalte van deze elementen. Vervolgens werd hen gevraagd om dit verder uit te werken in een beschrijving van mogelijke bouwstenen.
2.4 Eerste survey onder zelfstandig ondernemers De beschreven bouwstenen zijn vervolgens opgenomen in een online survey. Via het bedrijvenpanel van onderzoeksbureau GfK zijn in juni 2013 aan een representatieve groep zelfstandigen de vijf bouwstenen voorgelegd en is hen een aantal vragen gesteld over toegankelijkheid en aansluiting bij de behoeften inzake arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (zie bijlage 2 voor de vragenlijst). Het bedrijvenpanel van GfK is daarmee gebruikt als steekproefbron voor het onderzoek, een groep mensen die op regelmatige basis worden benaderd voor onderzoeken. Meewerken aan een onderzoek wordt beloond met een klein geldbedrag. In totaal zitten meer dan duizend zelfstandigen in het panel. Bij de opmaak van de steekproef is ervoor gezorgd dat de samenstelling een dwarsdoorsnede vormt van de totale populatie zelfstandigen. In totaal vulden n=685 zelfstandig ondernemers de survey in, een respons van zeventig procent.
13
2.4.1 Kenmerken steekproef In tabel 2 zijn de algemene kenmerken van de zelfstandigen uit het panel van GfK die hebben deelgenomen aan de survey afgezet tegen gegevens van het CBS 30, TNO 31 en de Kamer van Koophandel. 32 Tabel 2: Vergelijking kenmerken respondenten survey (n=685) en landelijke gegevens Kenmerk Categorieën Landelijk (%) Steekproef (%) Personeel Zelfstandige zonder personeel 69 67 Zelfstandige met personeel 31 23 Geslacht Man 67 48 Vrouw 33 52 Leeftijd Gemiddeld 46 49 Leeftijd 18-29 jaar 10 6 30-49 jaar 53 42 50+ 37 52 Gezin Samenw/gehuwd met kinderen 50 31 Samenw/gehuwd zonder 30 48 kinderen Alleenstaand 20 21 Niet 15 11 Stedelijkheidsgraad Weinig 24 23 Matig 19 21 (Zeer) sterk 42 45 Opleidingsniveau Laag 19 13 Midden 41 35 Hoog 36 52 Branche Zakelijke dienstverlening 28 32 Detailhandel 14 13 Industrie, bouw, agrarisch 23 11 Overig (groothandel, horeca, 35 44 vervoer, facilitair, algemene diensten) Ondernemingsleeftijd Gemiddeld (jaar) 18 16 AOV verzekering Wel 50 22 Niet 50 78
Op de meeste kenmerken komt de ondervraagde groep (n=685) overeen met landelijke gegevens. De steekproef heeft wel meer zelfstandigen die het risico op arbeidsongeschiktheid niet hebben verzekerd (78 procent heeft geen AOV tegenover vijftig procent in de totale populatie) en bestaat uit meer vrouwen (52 procent, landelijk is dit 33 procent). De vrouwen in de steekproef hebben relatief vaker jonge eenmansbedrijven (jonger dan vijf jaar).
2.5 Expertgroep; gevolgen bouwstenen voor ‘toegankelijkheid’ Om inzicht te krijgen in de gevolgen van de bouwstenen voor de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt, is in dit onderzoek het begrip toegankelijkheid gedefinieerd aan de 30 31 32
CBS. statline.cbs.nl, 2012 Zelfstandigen enquête arbeid 2012, TNO en CBS. KvK ondernemersprofiel 2009
14
hand van een aantal variabelen die van belang zijn voor de zelfstandigen en de verzekeraars. Deze variabelen bepalen niet alleen voor een deel de toegankelijkheid voor de verzekering, ze zeggen ook iets over mogelijke veranderingen die de zelfstandige en de verzekeraar op basis van de bouwstenen te wachten staat. Er is een verschil in hoe de zelfstandige (vanuit de klantenrol), en de verzekeraar (vanuit de aanbiedersrol) kijken naar het begrip ‘toegankelijkheid’. Daarom is er onderscheid gemaakt tussen zes variabelen die direct van belang zijn voor zowel de zelfstandige als de verzekeraar, en een tweetal aanvullende variabelen die direct van belang zijn voor de verzekeraar, maar indirect ook weer invloed kunnen hebben op de toegankelijkheid van het product voor de zelfstandige. Ter illustratie: een bouwsteen kan in potentie leiden tot een lagere premie waardoor de toegankelijkheid op dat element wordt vergroot, maar als de uitvoering van een bouwsteen daarnaast zeer fraudegevoelig is, en hoge kosten met zich meebrengt, zal deze potentieel lage premie niet realiseerbaar zijn in de praktijk. Het gebruik van constante variabelen maakt het mogelijk om de uiteindelijke bouwstenen tot op zekere hoogte onderling te vergelijken op het gebied van toegankelijkheid. Er zijn vanzelfsprekend (veel) meer variabelen die mede bepalen of een bepaald aanbod voor een bepaalde groep toegankelijk is, maar de hieronder genoemde variabelen voldoen voor het doel van het onderzoek.
2.5.1 Uitleg van de variabelen die het begrip ‘toegankelijkheid’ bevatten Variabelen van belang voor zelfstandige en verzekeraar: 1. Premie - de hoogte van de premie per maand. 2. (Medische) acceptatie – de mate waarin zelfstandigen door de (medische) acceptatie wel of geen verzekering kunnen afsluiten, of worden geconfronteerd met een premieopslag en/of aangepaste dekking. 3. Hoogte uitkering - de hoogte van het bedrag dat de zelfstandige elke maand ontvangt wanneer hij of zij arbeidsongeschiktheid is. 4. Duur uitkering – tot wanneer blijft de zelfstandige een maandelijks bedrag ontvangen van de verzekeraar als hij of zij arbeidsongeschikt is? De uitkering kan bijvoorbeeld doorlopen tot de pensioengerechtigde leeftijd, maar kan ook eerder stoppen. 5. Recht op uitkering – als de zelfstandige een aanvraag tot uitkering indient bij de verzekeraar, bekijkt de verzekeraar via een schadebehandelingsproces of de zelfstandige hier recht op heeft. Dit is afhankelijk van de voorwaarden van de verzekering. Op basis van sommige voorwaarden heeft de zelfstandige sneller recht op een uitkering dan op basis van andere voorwaarden. 6. Intensiteit klantcontact – de frequentie en intensiteit van het contact (telefonisch, face-to-face) dat de zelfstandige met de verzekeraar heeft tijdens het afsluiten van de verzekering, tijdens de aanvragen tot uitkering, maar ook regulier tijdens de looptijd van de verzekering.
15
Aanvullende variabelen van belang voor verzekeraar: 7. Kosten voor de verzekeraar – de kosten die de verzekeraar moet maken voor het uitvoeren van de verzekering. Hierbij kan worden gedacht aan loonkosten voor personeel, of kosten voor de marketing. 8. Fraudegevoeligheid – de mate waarin de verzekering fraudegevoelig is. In overleg met door het Verbond van Verzekeraars geselecteerde experts (zie bijlage 1) is per bouwsteen nader uitgewerkt wat per bovengenoemde variabele de consequenties zouden zijn voor zelfstandigen en voor de verzekeraar.
2.6 Tweede survey onder zelfde groep zelfstandig ondernemers Omdat de respondenten bij de ontwikkeling en uitzetting van de eerste survey onvoldoende inzicht konden hebben in wat de concrete gevolgen van de bouwstenen waren (aangezien die toen nog niet waren uitgewerkt), is besloten om een tweede survey uit te voeren. De resultaten van de expertgroep, namelijk de informatie over de gevolgen voor de zelfstandige ondernemers, is aan die zelfstandigen (die de eerste survey hadden ingevuld en geretourneerd) in een tweede survey voorgelegd. In november 2013 zijn zij door GfK benaderd en is gevraagd in hoeverre zij bij hun eerdere antwoord bleven, indien zij nu ook hierin de eventuele consequenties mee zouden wegen (zie bijlage 3 voor de vragenlijst). Van de 685 zelfstandigen uit de eerste survey, hebben 502 de tweede survey ingevuld. Een respons van 73 procent. De algemene kenmerken van deze groep verschillen niet van het totaal. Deze groep is dus een representatieve selectie. Nadat alle onderdelen zijn uitgevoerd, zijn de resultaten gebruikt om te komen tot het opstellen van een voorstel voor innovaties op het terrein van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandig ondernemers om daarmee de toegankelijkheid tot deze verzekering te vergroten.
16
3
Totstandkoming vijf bouwstenen
Met behulp van de deskresearch, focus- en werkgroepen, alsmede de twee survey’s, zijn vijf bouwstenen geformuleerd. Vervolgens is per bouwsteen beschreven wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen en verzekeraars. In de volgende paragraaf worden de belangrijkste resultaten uit de verschillende stappen kort toegelicht.
3.1 Beschrijving behoeften zelfstandigen op basis van deskresearch De behoeften van de zelfstandigen zijn als vertrekpunt genomen om tot het formuleren van niet-financiële kernelementen te komen, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. De afgelopen jaren is de nodige kennis verzameld over de factoren die van invloed zijn op de keuze van zelfstandigen om wel of geen arbeidsongeschiktheidsverzekering te sluiten. Naast het veel gehoorde aandachtspunt dat zelfstandigen een arbeidsongeschiktheidsverzekering willen die betaalbaar is, zijn ook andere motieven genoemd in de bestudeerde literatuur. 33,34,35 Hieruit komt naar voren dat, uitgaande van de wensen van zelfstandigen, het productaanbod van verzekeraars in ieder geval zou moeten voldoen aan de volgende kenmerken: Flexibel; vier op de vijf zelfstandigen wil zelf kunnen bepalen wat ze wel en niet verzekeren, en willen in ieder geval niet ‘vastzitten’ aan een dure verzekering. Geen verplichting; de meerderheid van de zelfstandigen (62,4 procent) is geen voorstander van het invoeren van verplichte verzekeringen en verplichte sociale voorzieningen voor zelfstandigen. Collectiviteiten: de meerderheid van de zelfstanden (88,6 procent) vindt dat het mogelijkheid moet zijn om aan te sluiten bij een collectieve (niet verplichte) arbeidsongeschiktheidsregeling. Andere aandachtspunten ten behoeve van de toegankelijkheid zijn: Acceptatiebeleid; achttien procent van de zelfstandigen met gezondheidsproblemen (die een arbeidsongeschiktheidsverzekering willen afsluiten) wordt geweigerd of er worden aanvullende eisen gesteld, zoals opslagen of uitsluiting. Aandacht voor preventie; de keuze voor het zelfstandig ondernemerschap is een serieuze keuze, waarbij preventie van noodgedwongen uitval in de toekomst veel meer aandacht verdient, dan dat het nu krijgt. Broodfondsen; 68,5 procent van de zzp’ers vindt dat broodfondsen als verzekering tegen risico’s als ziekte en arbeidsongeschiktheid actieve en fiscale steun verdienen. Overige randvoorwaarden: Informatie van een onafhankelijke partij; zelfstandigen willen informatie van een onafhankelijke partij. De meeste informatie met betrekking tot 33
Dekker F, Stavenuiter M. ZZP-ers en het sociale stelsel: op weg naar herziening. Verwey-Jonker Instituut; 2012. 34 Dekker F. Flexible Employment, Risk and the Welfare State. Rotterdam: Academisch proefschrift; 2011. 35 Hochguertel S. en Ejrnaes M. Zelfstandigen en sociale verzekeringen. In: ESB Sociale Zekerheid, jaargang 98 (4652), 25 januari 2013, p. 52-55.
17
arbeidsongeschiktheid en/of manieren om het risico af te dekken, is afkomstig van partijen die er een commercieel voordeel bij hebben om deze informatie te verspreiden. Begrijpelijke informatie; zelfstandigen willen informatie die niet te complex is, maar begrijpelijk en overzichtelijk. De informatie over zowel het arbeidsongeschiktheidsrisico als over de manieren om dit risico af te dekken wordt door zelfstandigen als matig tot vrij complex ervaren. De complexiteit van de informatie maakt het niet alleen moeilijk om te begrijpen en te onthouden, maar schrikt wellicht ook af.
3.2 Definiëring elementen uit focusgroepbijeenkomsten Uit de twee focusgroepbijeenkomsten is een lijst met niet-financiële kenmerken naar voren gekomen die in potentie zouden kunnen worden gebruikt ten behoeve van de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt. Deze kenmerken zijn door de onderzoekers gegroepeerd in elementen die van invloed kunnen zijn op de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt: 1. Flexibiliteit Het voorstel van de deelnemers aan de focusgroepen is om te komen tot flexibilisering op drie gebieden: beperkte instapproducten die na een aantal jaren kunnen worden uitgebreid; eens in de drie jaar iemand op een klant afsturen om te kijken of de situatie is veranderd of gelijk is gebleven. Op basis hiervan moet een advies komen aan klant om product eventueel aan te passen; elk jaar opnieuw de premie vaststellen op basis van omzet. “Misschien is het een idee om winstgerelateerde polissen te maken, bijvoorbeeld: ik maak dit jaar 50.000 euro winst, dan ben ik bereid meer premie te betalen, volgend jaar is het wat minder, dan betaal ik minder premie.” 2. Passend werk in plaats van beroepsarbeidsongeschiktheid In de huidige verzekeringsmarkt worden bijna alleen maar arbeidsongeschiktheidsproducten afgesloten op grond van het criterium ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’. Het advies van de focusgroepsleden is om meer producten te verkopen met een dekking voor passende arbeid. Dit heeft een aantal voordelen: de verzekering wordt goedkoper; de verzekering biedt meer mogelijkheden voor re-integratie, aangezien dit ook richting ander passend werk kan gebeuren. “Een groot percentage (80 procent) betreft op dit moment beroepsarbeidsongeschiktheid, terwijl ze niet eens over de juiste opleiding/werkervaring beschikt.” “Begin eens met passend werk meer te verkopen. Daar wordt het goedkoper van.” 3. Ondernemersfasegerichte aanpak De fase van ondernemerschap dient volgens de focusgroepleden meegenomen te worden in het aanbieden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. In de verschillende fasen 18
van het ondernemerschap zijn er andere behoeften alsmede andere risico’s. Ondernemers gaan van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaam en pas na vijf jaar ondernemerschap hebben zij oog voor eventuele risico’s. “Eerst ben je pre-starter, dan doorstarter, dan richting volwassenheid als ondernemer. In de verschillende fasen maak je andere keuzes.” “Je moet de taal van de ondernemers spreken, kijken naar de fase waar iemand in zit, in zijn leven, privé en bedrijfsmatig.” “De financiële planning is pas aan de orde als er geld is en er iets te plannen valt” 4. Spaarpot Het idee is om van de arbeidsongeschiktheidsverzekering een spaarpotregeling te maken. “Een zelfstandige betaalt premie aan verzekeraar en ziet die premie weglopen. Als hij nooit ziek of arbeidsongeschikt wordt, ziet hij het nooit terug. Probeer iets te creëren waarbij de klant ziet dat hij iets opbouwt en er wat overblijft, mocht het niet tot uitkering komen. Een soort pensioen/spaarverzekering. Combineer iets met oude dag, toch dat stukje pensioen erbij.” “Dat je als ondernemer het geld kan gebruiken op het moment dat jij het nodig hebt”. 5. Participatie (polis) Verzekeringen moeten niet alleen gericht zijn op uitval en compensatie van ziekte en arbeidsongeschiktheid, maar moeten ook dienen om tot creatieve oplossingen te komen om duurzaam te blijven ondernemen. “Een ondernemer wil dat zijn onderneming goed doordraait, ook bij ziekte.” “Als verzekeraar meer nadruk leggen op participatie, belang om continuering van onderneming of aan de slag in ander werk bij ziekte of uitval.” “Een risico hierbij is dat hiermee de ‘vrijheid’ van de ondernemer wordt ingeperkt, want het schept re-integratieverplichtingen voor de verzekerde.” 6. Koppelen verzekeringen De focusgroepleden hebben gediscussieerd over de mogelijkheid tot het koppelen van zorg- en inkomensverzekeringen. “Nederland moet die rare scheidslijn tussen inkomensverzekeraar en zorgverzekeraar loslaten; veel meer kijken vanuit de gedachte wat mensen echt nodig hebben om gezond te blijven.” Er is verdeeldheid over de vraag of het te koppelen is: “Koppelen verzekeringen lukt alleen als er een verplichte basispolis komt plus vrijwillig aanvullende verzekeringen”
19
“Slimme combinaties zou je kunnen bedenken tussen zorg en arbeidsongeschiktheid, beiden hebben direct verband met elkaar.” “Zorgconsumptie is echter wezenlijk arbeidsongeschiktheidsverzekering.”
anders
dan
de
consumptie
van
de
7. Coöperaties/community benadering & Broodfondsen Het zou een idee zijn om collectieven van zelfstandigen te verzekeren. Het betreft een soort netwerkbenadering, waarin de verzekeraar optreedt als herverzekeraar. “Een van de mooie verzekeringsvormen in Nederland is de onderlinge verzekeraars waarbij de verzekerden ook de leden zijn van de Onderlinge. Dat zou heel goed passen bij deze doelgroep”. “Verzekeraar zou andere rol kunnen aannemen, door deel uit te maken van een community, een open organisatie die met klanten in gesprek gaat en een uitwisselingsplatform biedt op gebied van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen”. Verder is er gesproken over de in opkomst zijnde Broodfondsen, wat aansluit bij het idee dat een groep mensen samen een coöperatie aangaan en bij ziekte elkaar financieel steunen met het gespaarde geld. De rol van de verzekeraar zou dan kunnen zijn dat hij optreedt als herverzekeraar om continuïteit te waarborgen en kennis aan te bieden op het gebied van arbeidsongeschiktheid. “Eigenlijk zijn Broodfondsen een beetje een uitweg, omdat ze sommige arbeidsongeschiktheidsproducten niet vinden passen of niet weten wat er is, een broodfonds klinkt dan interessant. Ik weet niet of het zo doorzet. Het is een beetje een vangnet. Een reservedoel.” 8. Acceptatiemodel Het idee om niet langer uit te gaan van een medisch model, maar uit te gaan van een sociaal acceptatiemodel wordt van belang geacht. Bij schade (claim) wordt wel al vanuit een sociaal model gewerkt om te bepalen wat er aan de hand is, maar bij acceptatie wordt nog vanuit louter medisch model gewerkt. “Bij een sociaal model zouden factoren als verzuimhistorie, opleiding, werkervaring een grotere rol spelen dan alleen te kijken naar medische problemen.” “Nu wordt een groep zelfstandig ondernemers geweigerd of krijgen een hoge premie op basis van (vroegere) medische problemen, maar eigenlijk spelen hele andere factoren een rol.” 9. Preventie programma’s en gezond gedrag Verzekerden die goed voor zichzelf zorgen worden beloond met minder premie. “Zou leuk zijn als verzekeraars lef zouden tonen door ondernemers die een gezonde leefstijl hebben te belonen met korting. Ondernemers kunnen dat begrijpen… dat als je goed voor jezelf zorgt, je beloond wordt met minder premie”.
20
Het voorstel is om daarom ook de vertaalslag te maken naar premies na acceptatie, door bijvoorbeeld een (jaarlijkse) keuring te laten plaatsvinden. “Als alle lampjes op groen zijn, dan mag jij minder premie betalen. En durf jij je elk jaar te laten keuren waarbij dan ook nog eens alle hormonen en vitaminen passen en je wilt de hele boel open gooien? Dan krijg je nog een keer korting.” 10. Communicatie en relatie verzekeraar/klant Ten aanzien van verbetering van communicatie en relatie verzekeraar/klant werden de volgende adviezen gegeven: - wees transparant: laat goed zien welke risico-indicatoren en statistieken er zijn. Maak hierbij gebruik van cijfermateriaal om zelfstandigen beter uit te leggen waar de mogelijke risico’s liggen en wat de gevolgen kunnen zijn. Bijvoorbeeld met ‘Wist u dat…’; - maak een digitale omgeving waarin zelfstandigen zelf inzicht kunnen krijgen in wat een product inhoud en kost; - branchegerichte manier van communiceren: duidelijker maken aan de zelfstandige welke risico’s er zijn binnen de branche waar hij werkt. Veel zelfstandigen zijn zich hier niet van bewust, denken dat het hen niet overkomt en verzekeren zich er niet tegen; -
tussenpersoon als klankbord c.q. coach laten dienen. De focus zou moeten liggen op de continuïteit van de onderneming in plaats van het afdekken van het risico.
3.3 Selectie en uitwerking bouwstenen werkgroep, resultaten eerste survey Tijdens de werkgroepbijeenkomsten is door de deelnemers gediscussieerd over de lijst met niet-financiële elementen die uit de focusgroepbijeenkomsten zijn voortgekomen. De elementen zijn in samenhang bekeken, wat uiteindelijk heeft geleid tot vijf bouwstenen. Voor elke bouwsteen is een korte beschrijving opgesteld van de huidige situatie en de voorgestelde situatie. Elke bouwsteen bevat (een of meerdere) niet-financiële kernelementen, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. De bouwstenen moeten niet worden gezien als concreet uitgewerkte modellen die één op één kunnen worden gebruikt in de praktijk. Ze zijn slechts richtinggevend. De kernelementen genoemd door de werkgroepleden per bouwsteen, zijn weergegeven in onderstaande tabel 3. Tabel 3: Overzicht niet-financiële elementen voor bouwstenen Bouwsteen Sociale in plaats van medische acceptatie
Niet-financiële elementen Vernieuwde acceptatie
Toelichting werkgroep Op deze manier betere risicoprofielen die kunnen worden gebruikt bij acceptatie en bij begeleiding Beoordelen van kwaliteiten van ondernemer. Indien niet geschikt dan premietoeslag voor ongeschiktheid voor ondernemer en/of gerichte coaching Zelfstandige moet ervoor open staan dat er ook
21
naar sociale en werkcontext wordt gekeken Werk boven uitkering: participeren
Passende arbeid & Participatie(polis)
Meeveren met verandering
Flexibiliteit & Ondernemerslevensfasen
Als passende AOV financieel echt verschilt van beroeps AOV dan mogelijk wel interessant In combinatie met producten die ook weer helpen voor begeleiding bij terugkeer naar (ander) werk. Dit sluit aan bij het idee van een participatie(polis), waar de nadruk wordt gelegd op het begeleiden van zelfstandigen naar (ander) werk indien sprake is van ziekte in plaats van louter gericht te zijn op uitkeren. Indien werkhervatting in ander beroep dan is er ruimte/tijd nodig voor de zelfstandige om deze stap te zetten, nieuw netwerk op te bouwen, hulp bij omscholing etc. Dit dient in het pakket opgenomen te worden Product met aanpassingsmogelijkheden, flexibel meebewegen. Bouwsteen vereist dekking voor totale looptijd, maar met tussentijdse beoordelingen. Van te voren dienen hier duidelijke afspraken over gemaakt te worden tussen verzekerde/verzekeraar. Accepteren op basisniveau en daarna iemand uitbouwen op basis niveau/ervaring.
Achtervang van Broodfondsen
Onderlinge constructies/broodfondsen
Verplichte volledige solidariteit
Verplichte basispolis
en
kan van
Flexibele premiebetaling, afhankelijk van inkomen. Dit vereist inzage jaaromzet. Het vereist een andere rol van de verzekeraar, namelijk als herverzekeraar: communicatie verloopt op groepsniveau (broodfonds van N=50 personen) alleen op hoofdlijnen bemoeien met klant, biedt vangnet indien sprake is van hoge mate van uitval als gevolg van ziekte biedt verzekering voor aanvullend bedrag of diensten (fysiotherapie, psycholoog) Ondernemer zit hier niet zo op te wachten, wil graag vrijheid en eigen keuze kunnen maken. Indien gewenst dan moet het verplicht worden gesteld door de overheid. Voordeel is dat alle zelfstandigen voor een basisvoorziening verzekerd zijn (geen acceptatiemodel) en zich aanvullend kunnen verzekeren conform huidig zorgstelsel.
Het voorstel van de focusgroep om tot een ‘spaarpot’ te komen, is niet verder uitgewerkt omdat er een groot verschil bestaat tussen de manier van sparen en verzekeren. Daarnaast sluit dit voorstel minder goed aan bij de maatschappelijke en politieke behoefte aan meer zuivere (en minder complexe) producten. Het voorstel om zorg- en inkomensverzekeringen te koppelen is eveneens niet verder uitgewerkt. In de werkgroep werd opgemerkt dat het koppelen van verzekeringen alleen mogelijk is wanneer de arbeidsongeschiktheidsverzekering verplicht zou worden gemaakt. Op basis hiervan is besloten om het element ‘verplichte basispolis’ verder uit te werken als bouwsteen. Ten aanzien van preventieprogramma’s is eveneens besloten om hier geen aparte bouwsteen van te beschrijven, omdat het zich richt op de werkwijze na de acceptatie (en focus van 22
dit project betreft bouwstenen om toegankelijkheid ten tijde van acceptatie te vergroten). De ideeën ten aanzien van de communicatie en relatie verzekeraar/klant zijn eveneens niet verder meegenomen in de bouwstenen, maar kunnen wel degelijk van dienst zijn voor verdere ontwikkelingen op gebied van communicatie/PR richting de doelgroep. Zoals verwoord door een werkgroeplid: “Vanuit welke bouwsteen je ook denkt, communicatie is altijd belangrijk om mee te nemen.” Aan een groep zelfstandigen (n=685) is per bouwsteen gevraagd in hoeverre deze aansluit bij de behoefte om als zelfstandige een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Hieruit bleek dat zij de voorkeur gaven aan het bouwsteen meeveren met verandering (Bouwsteen A) en de verplichte en volledige solidariteit (Bouwsteen B). De vernieuwde acceptatiebeoordeling (sociale in plaats van medische acceptatie) (Bouwsteen C) en achtervang van Broodfondsen (Bouwsteen E) sluiten het minst goed aan bij de behoeften van zelfstandigen in deze steekproef. Participeren: werk boven uitkering (Bouwsteen D) scoorde gemiddeld (zie figuur 4). Figuur 4: de voorkeuren van zelfstandigen voor de beschreven bouwstenen op basis van de eerste survey
A: Meeveren met verandering B: Verplichte en volledige solidariteit
40
C: Sociale in plaats van medische acceptatie
30
D: Werk boven uitkering: participeren
20
E: Achtervang van Broodfondsen
10
Geen voorkeur
0 Totale groep (n=685)
3.3.1 Beschrijving van de vijf bouwstenen In onderstaande boxen is per bouwsteen een beschrijving gegeven van de huidige situatie, en van de voorgestelde situatie. Ook zijn per bouwsteen de reacties van de zelfstandigen die deelnamen aan de survey weergegeven.
Bouwsteen A: Meeveren met verandering Huidige situatie: De huidige arbeidsongeschiktheidsverzekeringen hebben een min of meer vaste dekking en premie. Veranderingen in de premie en/of dekking worden alleen doorgevoerd als de zelfstandige daar zelf om vraagt. Als de zelfstandige de dekking van 23
de verzekering flink wil verhogen, kan dit betekenen dat hij of zij opnieuw het acceptatieproces moet doorlopen. Voorgestelde bouwsteen: Op basis van deze bouwsteen sluit de verzekering beter aan bij de ondernemersfase of de fase in het privéleven waarin de zelfstandige zich bevindt. Als bijvoorbeeld de partner van de zelfstandige een goede baan krijgt, kan de dekking (en dus de premie) worden verlaagd. Doet de zelfstandige een belangrijke investering in het bedrijf of gaan de kinderen studeren, dan kan de dekking juist worden verhoogd. De verzekeraar helpt om de optimale verzekeringsdekking te bepalen. Veranderingen in de premie en/of de dekking kunnen worden geadviseerd op initiatief van de verzekeraar. En de zelfstandige kan zelf initiatief nemen voor veranderingen, zonder dat steeds het hele acceptatieproces opnieuw moet worden doorlopen. Er is dus meer flexibiliteit om aanpassingen door te voeren. Aan deze bouwsteen geeft 31 procent van de ondervraagden de voorkeur. Dit spreekt vooral midden- en hoog opgeleiden zelfstandigen aan omdat men zelf invloed heeft, meer vrijheid en meer zekerheid. Van de totale groep is dertig procent bereid een iets hogere premie te betalen voor een meer flexibel product, dat geldt vooral voor de wat oudere zelfstandigen. Van de ondernemers met een jonge onderneming, vindt ruim de helft dat de premie afhankelijk moet zijn van de fase van de onderneming tegen 45 procent van de totale groep. En ruim de helft van de totale groep vindt dat de premie afhankelijk moet zijn van het verwachtte jaarinkomen. De premie afhankelijk maken van de levensfase wordt iets minder belangrijk gevonden: 41 procent vindt dat die mee gewogen moet worden, en het inkomen van de partner wordt als minst belangrijk aangemerkt (zeventien procent). Toelichtingen bij de keuze voor de flexibele verzekering zijn bijvoorbeeld: “In de eerste jaren van de onderneming, hebben veel ondernemers geen verzekering, omdat het veel te duur is. Als de premie dan omlaag kan en later als het bedrijf gegroeid is, omhoog kan, kun je de kosten beter verdelen.” “Spreekt me het meest aan omdat zelfstandig ondernemen geen standaard ding is. Men bepaalt zelf hoe en wat hij verzekert.” “Omdat die past in de persoonlijke omstandigheden” “Je kunt, zeker als je nog jong bent, niet je gehele toekomstige werkleven overzien. De flexibiliteit vergroot m.i. je mogelijkheden” “Meer maatwerk en aandacht voor de persoonlijke situatie, inkomen beter gegarandeerd”
Bouwsteen B: Verplichte en volledige solidariteit Huidige situatie: Een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandig ondernemers is op dit moment niet verplicht. Ongeveer vijftig procent van de zelfstandigen heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een deel van deze groep zou graag dit risico afdekken, maar doet dit niet omdat men de premies voor een dergelijke verzekering (te) 24
hoog vindt. Wordt een zelfstandige zonder verzekering arbeidsongeschikt, dan hebben ze alleen recht op een bijstandsuitkering. Voorgestelde bouwsteen: Op basis van deze bouwsteen zijn alle zelfstandigen verplicht om een basis–arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Daarmee krijgen zelfstandigen een basisinkomen wanneer zij arbeidsongeschikt worden. De hoogte van het verzekerde bedrag en de premie is voor iedereen hetzelfde. Zelfstandigen kunnen daarnaast bij een verzekeraar vrijwillig ook aanvullende verzekeringen afsluiten. Hiermee worden extra risico’s afgedekt die niet vallen onder de basisverzekering. Deze verzekering is te vergelijken met de basiszorgverzekering, waar iedere Nederlander verplicht aan deelneemt. (Zorg)verzekeraars zijn verplicht om iedereen tegen een vaste premie te accepteren. Aan een verplichte en volledige solidariteit geeft 27 procent van de deelnemers de voorkeur. “Gelijkheid voor iedereen. Werknemers hebben automatisch deze verzekering, waarom werkgevers/zelfstandigen niet? Kosten worden dan denk ik ook lager, daarmee ook voor mij betaalbaar. Want nu kan ik deze verzekering niet betalen, maar zou deze zekerheid wel graag willen hebben.” “Omdat dit veel zelfstandigen toch dwingt een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Ik vind dat een goede zaak.” “Ik ben momenteel zelf ook niet verzekerd, het is te duur, er is heel veel onzekerheid over wat ik nou precies wel en niet vergoed krijg, dus neem ik het risico maar... en zoals mij zijn er velen. Een normale basispolis zou heel veel verhelderen.” “Die spreekt mij het meest aan, en komt het ’eerlijkst’ op mij over.” “Wanneer iedereen het doet kan in principe (volgens mijn logica) de premie ook naar beneden.” Zelfstandigen die al een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben (en dat zijn vooral langer bestaande ondernemingen met een hoger jaarinkomen en meerdere werknemers), zijn significant beter te spreken over een verplichte en volledige solidariteit dan zelfstandigen die geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben: 66 procent van hen vindt het van groot belang dat er een verzekering komt op basis van deze uitgangspunten, tegen 49 procent in de totale groep. De zelfstandigen die voor deze bouwsteen zijn, vinden een financiële dekking op minimumloon niveau de kern van deze bouwsteen. De andere opties worden steeds door zo’n twintig-dertig procent aangekruist: dekking op bijstandsniveau, arbodienstverlening, hulpverlening bij psychische klachten, vergoeding bij omscholing. Dat vindt men meer iets om apart bij te verzekeren als daar behoefte aan is. Bouwsteen C: Sociale in plaats van medische acceptatie Huidige situatie: in het acceptatieproces proberen verzekeraars goed in beeld te krijgen welke zelfstandigen een risico op arbeidsongeschiktheid hebben. Tot nu toe gebruikt een 25
verzekeraar hiervoor vooral medische gegevens. Mensen met een hoog risico worden niet altijd geaccepteerd, of worden wel geaccepteerd maar tegen minder goede voorwaarden. Voorgestelde bouwsteen: Op basis van deze bouwsteen wegen de medische gegevens nog wel mee, maar minder zwaar. De verzekeraar zal ook andere dingen willen weten over bijvoorbeeld de leefstijl van de zelfstandige en over zijn of haar geschiktheid voor het werk. Heeft de zelfstandige bijvoorbeeld de juiste opleiding en/of werkervaring om het werk uit te voeren? Dit betekent dat de verzekeraar het risico op toekomstige arbeidsongeschiktheid op een andere manier beoordeelt en een completer beeld krijgt van het risico op arbeidsongeschiktheid. Ook hier kan het gebeuren dat mensen met een hoog risico niet altijd worden geaccepteerd, of dat ze wel worden geaccepteerd maar tegen minder goede voorwaarden. Op basis van deze bouwsteen, waarbij de nadruk bij het beoordelen meer komt te liggen op de persoons- en omgevingsgebonden factoren, verwacht men dat “de verzekerde bewuster gezondheidsrisico’s zal mijden en voorkomen”. Dit assessmentscenario spreekt zeven procent van de totale groep het meeste aan. Het zijn vooral zelfstandigen die al een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben. Ze vinden het bovendien acceptabel dat een verzekerde wordt geweigerd of meer premie moet betalen bij een ongezonde leefstijl: “Levensstijl is van cruciaal belang. Mensen die bewust veel roken, eten en drinken, moeten meer premie betalen. Of de gezonde mensen belonen/minder premie betalen.” Ook vindt men het acceptabel dat een businessplan moet worden overlegd bij de acceptatie. Met name de zelfstandigen die een wat ouder bedrijf met een paar werknemers hebben, zijn het daar mee eens. Zelfstandigen voelen hier minder voor. Andere relevante uitspraken over deze bouwsteen zijn: “Elke onderneming is anders, er spelen heel vaak factoren een grote rol die nu niet worden meegewogen” “Je kunt je eigen leefstijl kiezen, maar niet de ziektes die je krijgt. Daarom vind ik het goed dat ze naar de leefstijl kijken.” “Ben zelf geweigerd voor AO verzekering wegens (tijdelijk) hoge bloeddruk/medicatie door stress. Verdere gezonde leefstijl werd niet naar gekeken.” “Omdat dit voor mij financieel gunstig zou kunnen zijn, weliswaar geen medische factoren die mijn acceptatie benadelen, maar wel een allround CV waar in loondienst ook veel te behalen valt.” “Als je niet goed voor jezelf zorgt, is het niet terecht dat een ander (verzekering) voor de gevolgen moet zorgen.”
Bouwsteen D: Werk boven uitkering: participeren Huidige situatie: Het overgrote deel van de zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is verzekerd voor ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’ (Beroeps AOV). Dit betekent dat zij een uitkering krijgen wanneer zij door arbeidsongeschiktheid hun eigen beroep niet meer kunnen uitoefenen. De verzekeraar kijkt niet of de zelfstandige misschien nog ander passend werk kan doen bij zijn of haar 26
werkervaring en opleiding, terwijl de zelfstandige misschien best in staat is nog ander werk (als zelfstandige of in loondienst) te doen. Voorgestelde bouwsteen: Op basis van deze bouwsteen is de zelfstandige verzekerd voor ‘passende arbeid’. Bij passende arbeid is een zelfstandige minder snel arbeidsongeschikt dan bij ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’, omdat de verzekeraar niet alleen kijkt of de zelfstandige zijn of haar eigen beroep nog kan doen. De verzekeraar kijkt ook of de zelfstandige misschien nog ander werk kan doen (als zelfstandige, of in loondienst) dat past bij zijn of haar werkervaring en opleiding. Dit kan dus ook een ander beroep zijn dan het eigen beroep. Wanneer blijkt dat de zelfstandige nog in staat is ander werk te doen, krijgt hij of zij geen uitkering. De verzekeraar biedt de zelfstandige hulp om arbeid te vinden, en helpt bij omscholing. Deze bouwsteen spreekt negen procent van de respondenten het meest aan. De argumentatie om te kiezen voor deze bouwsteen is dat men van mening is dat zolang iemand in staat is om te werken, dat de voorkeur heeft boven een uitkering omdat “werken beter is dan thuis zitten”. Veertig procent van de totale groep vindt het acceptabel dat de uitkering wordt verlaagd of stopt binnen een bepaalde periode en een even groot deel vindt het belangrijk dat de verzekeraar helpt om zo snel mogelijk passend werk te vinden. Andere uitspraken over deze bouwsteen zijn: “Het is zonde om arbeidsongeschikt verklaard te worden (doordat je het werk wat je nu doet niet meer kunt doen) terwijl je nog wel ander werk kunt doen (bijvoorbeeld in loondienst of zittend werk o.i.d.).” “Passend werk biedt de mogelijkheid om het werk/persoonlijke ontwikkeling voort te zetten en niet te lang uit het arbeidsproces te zijn.” “Voor veel zelfstandigen is het moeilijk om terug te keren naar een loondienstsituatie of zoeken naar ander geschikt werk. Hulp daarbij is meer dan welkom.” “Op grond van deze bouwsteen heb je de grootste kans om aan het werk te blijven.”
Bouwsteen E: Achtervang van Broodfondsen Huidige situatie: Een alternatief voor de huidige arbeidsongeschiktheidsverzekering is een Broodfonds. Een Broodfonds bestaat uit een (heel) kleine groep zelfstandigen die elkaar kennen en vertrouwen. Maandelijks storten deze deelnemers een bedrag op een eigen Broodfondsrekening. Wanneer een deelnemer ziek is, zijn de andere deelnemers verplicht hem of haar maandelijks een van tevoren afgesproken bedrag uit te keren. Zieke deelnemers krijgen niet langer dan twee jaar een uitkering uit het fonds. Als teveel deelnemers tegelijk een uitkering krijgen als gevolg van ziekte, bestaat het risico dat het gespaarde geld niet genoeg is om iedereen het afgesproken bedrag uit te keren. Als een deelnemer uit het fonds stapt, mag hij het door hem opgebouwde (resterende) bedrag meenemen.
27
Voorgesteld bouwsteen: Op basis van deze bouwsteen verkleinen de Broodfondsen hun eigen financiële risico’s door deze risico’s zelf ook weer te verzekeren bij een ‘echte’ verzekeraar. Dit heet ‘herverzekeren’. Als er bijvoorbeeld niet genoeg geld is gespaard, zorgt de verzekeraar ervoor dat alle zieke deelnemers toch een uitkering krijgen. De maandelijkse bijdrage aan het Broodfonds zal dan iets stijgen. Ook vervalt voor een deel het informele karakter van het fonds. Bij herverzekeren beoordeelt de verzekeraar hoe groot het risico is dat hij ‘herverzekert’. Hierbij wordt niet gekeken naar de kenmerken van individuele deelnemers, maar naar het Broodfonds in zijn geheel. Daarnaast kan de verzekeraar ondersteuning bieden bij het leveren van aanvullende diensten, waar de deelnemers binnen het Broodfonds beperkt ervaring mee hebben. Achtervang zijn voor Broodfondsen heeft samen met bouwsteen C de minste voorkeur bij de ondervraagde zelfstandigen, zeven procent kiest hier voor. Van de respondenten is slechts 23 procent bekend met de Broodfondsen, vier ondernemers maken er ook daadwerkelijk gebruik van. Dat verklaart mogelijk waarom deze bouwsteen de minste voorkeur heeft: men is er nauwelijks mee bekend. Een aantal toelichtingen van zelfstandigen die de voorkeur hebben voor deze bouwsteen: “De Broodfondsen zijn HET alternatief voor grote, logge, bureaucratische verzekeringsmaatschappijen. In plaats van het terugvallen op de bijstand zou er voor iedere Nederlandse ingezetene een basisinkomen moeten komen, waardoor terugval in inkomen niet zo'n groot probleem is. Een basisinkomen voor iedereen, zonder toetsing, ingewikkelde andere uitkeringen enzovoorts. Op termijn is dat DE oplossing voor de fundamentele en diepe crisis waar we in terecht gaan komen als we doorgaan zoals nu.” “= best of both worlds: voordelen van kleinschaligheid en persoonlijke betrokkenheid in combinatie met professionele ondersteuning voor complexe situaties.” “De beroepsgroep kan gemakkelijker met de (her)verzekeraar onderhandelen en ook op andere terreinen iets voor het broodfonds realiseren.”
28
4
De gevolgen van de bouwstenen in beeld
Elke bouwsteen heeft bepaalde gevolgen voor de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zowel zelfstandigen als verzekeraars. Om deze gevolgen zo goed mogelijk in beeld te brengen - en deze op zekere hoogte ook onderling te kunnen vergelijken - is in dit onderzoek een set met acht variabelen gebruikt. Deze variabelen bepalen in dit onderzoek de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen: 1. Premie 2. (Medische) acceptatie 3. Hoogte uitkering 4. Duur uitkering 5. Recht op uitkering 6. Intensiteit klantcontact 7. Kosten verzekeraar 8. Fraudegevoeligheid In onderstaande matrix (figuur 5) zijn de gevolgen, per bouwsteen, op eenvoudige wijze in beeld gebracht. Figuur 5: matrix met de gevolgen van de bouwstenen
4.1 Bouwsteen A: Meeveren met verandering De variant meeveren met verandering wordt gekenmerkt door meer flexibiliteit tijdens de looptijd. De verzekeraar en de verzekerde bepalen bij het aangaan van de verzekering samen een bandbreedte waarbinnen de dekking en premie kunnen variëren tijdens de looptijd, zonder dat er opnieuw sprake is van een (medisch) acceptatietraject. De mate van flexibiliteit is dus afhankelijk van wat de verzekeraar en verzekerde hebben afgesproken bij het afsluiten van de verzekering, en is gebaseerd op de verwachtingen die beide hebben met betrekking tot de ontwikkelingen in het ondernemers- en ondernemingsrisico. De groei van de onderneming en de privésituatie kunnen factoren zijn die meer of minder risicodekking vereisen al naar gelang de tijd, en de verzekering voegt zich daarnaar zonder dat de verzekerde steeds de verzekering hoeft om te zetten.
29
Verwachte gevolgen bouwsteen A voor zelfstandige en verzekeraar Over gevolgen voor de premie kan niets worden gezegd. De premiehoogte zal in overeenstemming zijn met de dekking. Het is plausibel aan te nemen dat de klant uiteindelijk goedkoper uit is, omdat de dekking en premie tussentijds beter op zijn risico’s kan worden afgestemd. Anderzijds kan meer flexibiliteit juist zorgen voor een hogere premie, omdat het meer van de verzekeraar vraagt, bijvoorbeeld op het gebied van administratie. Daarbij is een product dat op deze bouwsteen is gebaseerd naar verwachting adviesgevoelig, waardoor ook de advieskosten voor de zelfstandigen zullen stijgen. Voor nieuwe verzekeringen worden de kosten voor financieel advies apart in rekening gebracht bij de zelfstandige. Deze bouwsteen heeft aanmerkelijke gevolgen voor de (medische) acceptatie. Het (medisch) acceptatieproces wordt naar verwachting intensiever omdat de verzekeraar bij aanvang nauwkeuriger zal willen weten welke risico’s er spelen. Daarnaast heeft de verzekeraar er baat bij om voortdurend op de hoogte te blijven van wat er speelt bij de zelfstandige, zowel in zijn onderneming als privé. Dit vergt een intensivering van het klantcontact. De zelfstandige zal zich bij het afsluiten van zijn verzekering beter moeten verdiepen in zijn toekomst om een verzekering op basis van deze bouwsteen in te richten. Voor de hoogte van de uitkering heeft de variant meeveren met veranderingen geen consequenties ten opzichte van de huidige situatie. Deze is, net als nu, afhankelijk van de afspraken die de verzekeraars en zelfstandige maken bij het afsluiten van de verzekering. Hoewel de duur van de uitkering afhankelijk is van de afspraken die de zelfstandige heeft gemaakt met de verzekeraar, bestaat de mogelijkheid dat de zelfstandige op basis van deze bouwsteen minder, of minder lang een beroep doet op de uitkering. Op grond van deze bouwsteen is er intensiever contact tussen de verzekeraar en de zelfstandige. De verzekeraar weet dus beter wat er speelt bij de zelfstandige, waardoor de verzekeraar het risico op ziekte en arbeidsongeschiktheid beter kan zien aankomen, en daarop ook tijdig actie kan ondernemen. Er zal ten opzichte van de huidige situatie geen wijziging optreden in het recht op uitkering van de zelfstandige. Het recht op uitkering is afhankelijk van de afspraken die de verzekeraars en zelfstandige hebben gemaakt bij het afsluiten van de verzekering. De intensiteit van het klantcontact zal op basis van deze bouwsteen naar verwachting fors toenemen. Dit geldt zowel tijdens het (medische) acceptatieproces als tijdens de looptijd van de verzekering. De verzekeraar zal op basis van deze bouwsteen beter willen weten wie hij verzekert, en zal ook tijdens de looptijd van de verzekering beter contact willen houden met de zelfstandige. De zelfstandige zal bij het afsluiten goed moeten nadenken over zijn toekomst, en de inrichting van de verzekering. Dit maakt dat een product op basis van deze bouwsteen adviesgevoelig is. Aanvullende variabelen: direct van belang voor verzekeraar, indirect voor zelfstandige De kosten voor de verzekeraar zullen naar verwachting hoger uitvallen. Dit komt doordat een product op basis van deze bouwsteen meer flexibiliteit kent. Naarmate meer
30
zelfstandigen van hun flexibiliteit gebruik maken, stijgen de kosten voor de verzekeraar vanwege de mutaties die moeten worden doorgevoerd. Het is denkbaar dat bandbreedte en flexibiliteit de fraudegevoeligheid van de verzekering verhogen omdat het calculerend gedrag bij de klant kan oproepen.
4.2 Bouwsteen B: Verplichte en volledige solidariteit De bouwsteen verplichte en volledige solidariteit is conceptueel te vergelijken met de basiszorgverzekering: een publieke basisbescherming, privaat uitgevoerd. Uitgangspunt van deze bouwsteen is een verzekeringsplicht voor de zelfstandige, en een acceptatieplicht voor de verzekeraar. Kortom, een verplichte en volledige solidariteit. De (minimale) voorwaarden waaronder deze basisbescherming wordt aangeboden is overal precies hetzelfde. Idealiter worden marktpartijen daarnaast in de gelegenheid gesteld om bovenop de basisbescherming, ook aanvullende verzekeringsmogelijkheden te bieden. Voor deze aanvullende mogelijkheden zou geen wettelijke verplichting en ook geen acceptatieplicht gelden. Aanbieders kunnen op deze aanvullende mogelijkheden onderling concurreren. Deze bouwsteen is gericht op een verplichte en volledige solidariteit. Een van de meest serieus gevoelde bezwaren jegens de huidige situatie, namelijk de te lage verzekeringsgraad, vervalt hiermee omdat elke zelfstandige op basis van deze bouwsteen verzekerd is. Het aantal verzekerden wordt dubbel zo groot. Verwachte gevolgen bouwsteen B *) voor zelfstandigen en verzekeraar *) De gevolgen van bouwsteen B zijn beschreven op basis van de basisbescherming. De aanvullende verzekeringsmogelijkheden zijn hierin niet meegenomen. Als wordt uitgegaan van een bouwsteen op basis waarvan op een basisniveau bescherming wordt geboden tegen het risico op arbeidsongeschiktheid, dan is het plausibel dat de premie daalt. De premiedaling zal naar verwachting het sterkst worden gevoeld in de beroepsklassen 1 en 2. Belangrijkste oorzaak hiervan is de verdubbeling van de marktomvang in aantallen verzekerden, en de verplichte solidariteit. Er is niet langer sprake van een (medische) acceptatie. In het geval van een verplichte en volledige solidariteit geldt een acceptatieplicht voor de verzekeraar. Dit geldt echter niet voor de aanvullende mogelijkheden. Daar kunnen verzekeraars wel (medische) acceptatievoorwaarden stellen. Dat kan ertoe leiden dat niet elke zelfstandige voor een door hem gewenste aanvulling in aanmerking kan komen. Doordat er niet langer sprake is van een (medische) acceptatie wordt voor de verzekeraar het acceptatieproces in het algemeen eenvoudiger. Daarop kan dus bespaard worden. Als het gaat om de aanvullende mogelijkheden, dan mag worden verwacht dat ten opzichte van de bestaande praktijk niets verandert. De hoogte van de uitkering zal naar verwachting lager worden ten opzichte van huidige situatie waarin zelfstandigen gemiddeld tachtig procent van het jaarinkomen hebben verzekerd. Op grond van bouwsteen B zal worden voorzien in een basisniveau. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een maximale maandelijkse uitkering gebaseerd op het wettelijke minimumloon.
31
De duur van de uitkering zal ten opzichte van het huidige aanbod niet nadelig uitpakken. Het is plausibel om er vanuit te gaan dat op basis van deze bouwsteen aansluiting wordt gezocht bij de pensioengerechtigde leeftijd. Dit zal vooral voor zelfstandigen met risicovolle beroepen gunstig zijn. Het is de verwachting dat een basisbescherming minder snel recht geeft op een uitkering dan het huidige aanbod omdat het huidige aanbod in de meeste gevallen is gebaseerd op het criterium beroepsarbeidsongeschiktheid. Het arbeidsongeschiktheidscriterium op grond van bouwsteen B zal naar verwachting aansluiten bij de publieke werknemersverzekeringen. In de WIA is gangbare arbeid het uitgangspunt. De intensiteit van het klantcontact zal naar verwachting afnemen, onder andere door de afwezigheid van een (medische) acceptatie. Aanvullende variabelen: direct van belang voor verzekeraar, indirect voor zelfstandige De kosten voor de verzekeraar zullen naar verwachting dalen vanwege het grotere premievolume en het eenvoudigere (en dus) goedkopere acceptatieproces. Over fraudegevoeligheid kan weinig met zekerheid worden gezegd. Aannemelijk is dat het moreel risico afneemt vanwege het verplichte karakter. Daar staat tegenover dat vanwege de veel grotere populatie verzekerden, de kans op fraude in het claimproces kan toenemen.
4.3 Bouwsteen C: sociale in plaats van medische acceptatie Anders dan in de huidige praktijk, beoordelen verzekeraars in de variant van sociale in plaats van acceptatie hun klanten aan de voordeur veel meer, en intensiever op factoren die te maken hebben met leefstijl, en persoons- en omgevingsgebonden factoren. Passende opleiding, karakter, stressgevoeligheid, werkervaring en dergelijke dragen bij aan de (beperking van de) duur van eventuele uitval of juist het voorkomen ervan. Sociale steun van een eventuele partner of anderen in de omgeving dragen daar eveneens aan bij. Een dergelijke aanpak die ook een (veel) directer en intensiever contact tussen klant en verzekeraar impliceert, kan voor verzekeraar en verzekerde in de loop van de verzekering winst opleveren. Verwachte gevolgen bouwsteen C voor zelfstandige en verzekeraar Op basis van deze bouwsteen wegen medische gegevens minder zwaar mee in het acceptatieproces, en komt de nadruk meer te liggen op sociale en omgevingsfactoren. Als dit bredere pallet aan factoren leidt tot een betere inschatting van de mate waarin het arbeidsongeschiktheidsrisico zich zal gaan voordoen, en een positieve uitwerking heeft op de snelheid waarmee de zelfstandige kan terugkeren in het arbeidsproces, ligt het in de lijn der verwachting dat de prijs van een product dat op basis van deze bouwsteen kan dalen. Hét onderscheidende element in deze bouwsteen is de (medische) acceptatie. Deze bouwsteen gaat uit van een acceptatieproces dat veelomvattend is, en kent een toegenomen intensiviteit ten opzichte van de huidige situatie. Dat geldt voor zowel de zelfstandige als de verzekeraar. De zelfstandige zal veel meer dan nu met zijn persoonlijke levenssfeer moeten blootgeven, omdat naast zijn medische situatie ook zijn 32
persoonlijke, sociale en professionele situatie wordt meegewogen. De strikt medische keuring zal waarschijnlijk worden ingeruild voor een uitgebreid assessment met tal van andere (ook niet-medische) claimvoorspellende elementen. Voor bepaalde groepen zelfstandigen kan dit de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt vergroten. Voor andere groepen kan de toegankelijkheid op basis van deze bouwsteen juist afnemen. Voor de verzekeraar zal gelden dat de acceptatie op een andere leest geschoeid moeten worden. Er moeten andere - ook niet medische - gegevens worden verzameld. Richting de zelfstandige zal de verzekeraar duidelijk moeten maken waarom dit nodig is. Afgemeten naar de huidige praktijk mag worden verwacht dat de uitrol van deze bouwsteen een buitengewoon lastig traject zal zijn waarbij de discussie rond de verwerking van privacygevoelige medische- en persoonsgegevens door verzekeraars een essentiële rol zal moeten spelen. Deze bouwsteen heeft geen invloed op de hoogte van de uitkering ten opzichte van de huidige situatie. Deze blijft naar verwachting afhankelijk van de afspraken die de verzekeraars en zelfstandige maken bij het afsluiten van de verzekering. De verwachting is dat de duur van de uitkering korter wordt. Omdat er meer gewerkt wordt met ook andere dan louter medische factoren, is het plausibel te veronderstellen dat preventieactiviteiten en re-integratietraject succesvoller kunnen verlopen. Bij deze variant zal geen verandering optreden in het recht op uitkering ten opzichte van de huidige situatie. De verzekering keert uit op basis van het arbeidsongeschiktheidscriterium dat de verzekeraar en de zelfstandigen bij het afsluiten van de verzekering hebben afgesloten. Het vaststellen van het recht op uitkering via het schadebehandelingsproces zal in deze variant naar verwachting beter, sneller en soepeler verlopen. Er is regelmatig en direct contact, beide partijen zijn uitstekend op de hoogte van de feiten, de achtergronden en de bedoelingen. Dit zal het schadebehandelingsproces ten goede komen. De intensiteit van het klantcontact zal toenemen, met name bij het afsluiten van de verzekering. De zelfstandige zal veel meer dan nu, een groot deel van zijn persoonlijke levenssfeer moeten blootgeven. Aanvullende variabelen: direct van belang voor verzekeraar, indirect voor zelfstandige Gezien de (forse) uitbreidingen aan de toegangspoort en zal de verzekeraar op basis van deze bouwsteen flink moeten investeren. De kosten voor de verzekeraar zullen naar verwachting aanvankelijk toenemen. Waarschijnlijk is het moreel risico relatief klein. Immers de relatie tussen klant en verzekeraar is direct en intensief, niet alleen aan het begin maar ook tijdens de looptijd. De fraudegevoeligheid zal naar verwachting kleiner zijn dan in de huidige situatie.
4.4 Bouwsteen D: Werk boven uitkering: participeren Het idee achter deze bouwsteen is participeren. Hierbij geldt dat de terugkeer naar het werk gaat boven het ontvangen van een uitkering. Het huidige aanbod van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen legt het zwaartepunt op het bieden van financiële zekerheid als de verzekerde zijn eigen beroep niet meer, of maar gedeeltelijk kan uitoefenen door ziekte of arbeidsongeschiktheid. In dat geval ontvangt de zelfstandige 33
een periodieke uitkering. Op grond van de bouwsteen Werk boven uitkering: participeren, wordt het zwaartepunt verlegd: het beroep van de verzekerde is niet heilig, wel diens arbeidsvermogen. Wordt de zelfstandige arbeidsongeschikt, dan probeert de verzekeraar de zelfstandige zo snel mogelijk weer aan werk te helpen: desnoods ander werk, als zelfstandige of in loondienst. Werk dat (bij voorkeur) past bij de op opleiding, ervaring en kennis van de zelfstandige. Lukt dat, dan stopt de uitkering van de verzekering. Verwachte gevolgen bouwsteen D voor zelfstandige en verzekeraar De verwachting is dat de uitgangspunten op basis van deze bouwsteen kunnen leiden tot een daling van de premie. Dit komt door de flinke (extra) inspanningen van de verzekeraar op het punt van re-integratie met als gevolg dat de gemiddelde uitkeringsduur waarschijnlijk korter zal worden. Daarbij kan een strenger arbeidsongeschiktheidscriterium ook leiden tot een lagere premie. Op basis van de bouwsteen werk boven uitkering: participeren zal er naar verwachting niet toe leiden dat er een verandering optreed in de (medische) acceptatie. Het is de verwachting dat er aan de basis niets veranderd aan de hoogte van de uitkering. Deze blijft waarschijnlijk, zoals nu ook het geval is, afhankelijk van de afspraken die de verzekeraars en zelfstandige maken bij het afsluiten van de verzekering. Door de focus op participatie is het wel plausibel om te veronderstellen dat de zelfstandige sneller dan in de huidige situatie, weer gedeeltelijk aan het werk kan. Hierdoor zal de zelfstandige waarschijnlijk sneller een lagere uitkering ontvangen. De duur van de uitkering wordt naar verwachting (aanzienlijk) korter. Dit hangt samen met de focus op participatie. Dit leidt er naar verwachting toe dat de verzekeraar meer dan nu inzet op preventie en re-integratie. De zelfstandige zal sneller weer aan het werk kunnen omdat de verzekeraar ook kijkt naar mogelijkheden voor werk buiten het eigen beroep, waaronder banen in loondienst. Door het hanteren van een strenger arbeidsongeschiktheidscriterium, en de (extra) inspanningen van de verzekeraar om de zelfstandige zo snel mogelijk weer aan werk te helpen, is het plausibel te veronderstellen dat de zelfstandige sneller terugkeert naar werk en minder lang een uitkering nodig heeft. Wel treedt naar verwachting een verandering op in het recht op uitkering. In de huidige situatie is het meest voorkomende arbeidsongeschiktheidscriterium beroepsarbeidsongeschiktheid. Op basis van de uitgangspunten van de bouwsteen Werk boven uitkering: participeren zal dit criterium naar verwachting verschuiven naar passende arbeid, of zelfs gangbare arbeid. Onder deze voorwaarden heeft de zelfstandige minder snel recht op een uitkering, dan onder het criterium beroepsarbeidsongeschiktheid. De uitgangspunten van deze bouwsteen zullen er naar verwachting wel toe leiden dat de verzekeraar in het schadebehandelingsproces meer werk zal moeten verzetten dan in de huidige situatie. Met de focus op participatie zullen de verzekeraar en de zelfstandige intensief met elkaar aan de slag moeten om de terugkeer naar het werk zo snel mogelijk te bewerkstelligen. De intensiteit van het klantcontact zal ten opzichte van de huidige situatie toenemen, met name op het moment wanneer de zelfstandige ziek of arbeidsongeschikt wordt. De
34
verzekeraar moet dan intensiever aan de slag om de zelfstandige weer aan werk te helpen. Aanvullende variabelen: direct van belang voor verzekeraar, indirect voor zelfstandige Op basis van de bouwsteen werk boven uitkering: participeren wordt uitgegaan van extra inspanningen door de verzekeraar op het gebied van preventie en re-integratie. Deze extra inspanningen brengen waarschijnlijk ook extra kosten voor de verzekeraar met zich mee. De fraudegevoeligheid zal op basis van deze bouwsteen naar verwachting afnemen. Voor wie een uitkering beschouwt als financiële zekerheid om nooit meer te hoeven werken, is deze variant niet aantrekkelijk.
4.5 Bouwsteen E: Achtervang van Broodfonds Broodfondsen bestaan uit zeer kleine groepen zelfstandigen die, in de marge van de ‘echte’ verzekeringswereld, onderling bescherming regelen tegen het financiële risico van ziekte. Zieke deelnemers krijgen (uiterlijk) twee jaar een schenking uit het fonds. De basis wordt gevormd het onderling vertrouwen: men kent elkaar. Iedere deelnemer legt per maand een bedrag in. Ondanks dat er sprake kan zijn van een buffer, is de financiële armslag van een Broodfonds beperkt, dus zijn de uitkeringen (ook wel schenkingen genoemd) dat ook, met name als het gaat om de duur van de schenking. Als er tegelijk, of snel na elkaar meer zieken zijn in een fonds, bestaat de kans dat de kas snel leeg is, en er dus geen schenking meer kan worden gedaan. Op basis van deze bouwsteen wordt ervan uitgegaan dat commerciële verzekeraars de Broodfondsen op de achtergrond ondersteunen: als financiële achtervang, maar ook met aanvullende diensten als administratie en het beschikbaar stellen van tools en kennis. Verwachte gevolgen bouwsteen E voor zelfstandige en verzekeraar De verzekeraar bemoeit zich op de achtergrond met het Broodfonds en zou op basis van deze bouwsteen kunnen fungeren als financiële achtervang voor het Broodfonds. De verzekeraar zal in deze situatie bijvoorbeeld moeten bijspringen als de pot van het Broodfonds leeg dreigt te raken. De verzekeraar fungeert hier in feit als herverzekeraar van het Broodfonds, en draagt dus een zeker financieel risico. Dit betekent naar alle waarschijnlijkheid dat de prijs die de zelfstandige inlegt bij het Broodfonds zal stijgen. Het Broodfonds kent geen (medische) acceptatie. Dit zal naar verwachting niet veranderen door de betrokkenheid van een verzekeraar op de achtergrond. Wel is het denkbaar dat de prijs van het herverzekeren hierdoor wat zal stijgen, waardoor de prijs die de zelfstandige inlegt bij het Broodfonds ook wat hoger kan worden. De uitgangspunten van de bouwsteen Achtervang van Broodfonds zullen naar verwachting geen gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering (schenking) ten opzichte van de huidige situatie. De hoogte van de schenking uit het fonds is en blijft ook op basis van deze bouwsteen gebaseerd op onderling gemaakte afspraken. De duur van de uitkering (schenking) zal op basis van deze bouwsteen in principe niet wijzigen. Deze blijft maximaal twee jaar. In de huidige situatie bestaat echter de kans dat de pot van het Broodfonds leeg raakt, en er geen schenking meer kan worden gedaan. In dat geval zou de duur van de schenking worden beperkt. Op basis van de 35
uitgangspunten van de bouwsteen Achtervang van Broodfonds zou kunnen worden gegarandeerd dat iedere deelnemer bij ziekte een schenking ontvangt van het Broodfonds van maximaal twee jaar, ongeacht of het Broodfonds voldoende geld in kas heeft. Een Broodfonds werk op basis van vertrouwen. Het recht op uitkering (schenking) wordt dan ook niet, zoals bij een verzekeraar, vastgesteld via een schadebehandelingsproces. Een Broodfonds kent ook geen arbeidsongeschiktheidscriterium. Het ligt niet voor de hand dat de uitgangspunten van deze bouwsteen hieraan iets zullen veranderen. Er zal naar verwachting voor de zelfstandige geen verandering optreden in de intensiteit van het klantcontact. Uitgangspunt van deze bouwsteen is dat de verzekeraar zich niet mengt in het informele karakter van het fonds. Dit zou betekenen dat de verzekeraar in principe geen direct contact onderhoudt met de zelfstandigen die bij het Broodfonds zijn aangesloten, maar dat de contacten van de verzekeraar ‘onzichtbaar’ lopen via het fonds. Vanuit de verzekeraar betekent dit dat het Broodfonds in zijn geheel moet worden gezien als klant. Dit kan mogelijk wel leiden tot een ander soort, meer intensief contact dan in het geval van individuele contracten. Aanvullende variabelen: direct van belang voor verzekeraar, indirect voor zelfstandige Op het vlak van aanvullende diensten, zoals administratie of het beschikbaar stellen van tools en kennis, zou het Broodfonds gebruik kunnen maken van de ondersteuning van de verzekeraar. Wat de inzet op dit vlak aan kosten voor de verzekeraar met zich meebrengt, is moeilijk te schatten. Broodfondsen variëren in omvang van enkele tientallen tot enkele honderden deelnemers. De inschatting is dat de fraudegevoeligheid op basis van deze bouwsteen (iets) afneemt. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen omdat het Broodfonds geen (medische) acceptatie op individueel niveau kent. Aan de andere kant gaat het fonds uit van onderling vertrouwen. Juist het feit dat de deelnemers elkaar kennen zou het mogelijk zijn om de bureaucratische controle in te ruilen voor het uitgangspunt van sociale controle.
4.6 Resultaten tweede survey in vergelijking met de eerste In de tweede survey zijn de vijf bouwstenen opnieuw voorgelegd aan dezelfde groep zelfstandigen. Nu zijn niet alleen de beschrijving van ‘oude’ en ‘nieuwe’ situatie gegeven, maar ook in het kort de consequenties van de nieuwe bouwstenen zoals die in de vorige paragraaf beschreven zijn. Ruim 70% van de respondenten heeft deze survey ingevuld en uit de resultaten blijkt een hele lichte verschuiving van de voorkeur (zie figuur 6).
36
Figuur 6: Voorkeur voor bouwstenen in eerste en tweede survey (%)
40 30 20 10 0 Survey 1 (n=685) Survey 2 (n=502)
Het verschil is klein en niet significant, en de zelfstandigen geven opnieuw de voorkeur aan de bouwstenen A en B. De kleine verschuiving komt doordat 27 procent van de 685 respondenten niet heeft gereageerd op de tweede survey. De respondenten die wel opnieuw de survey hebben ingevuld, maken exact dezelfde keuze. En de twintig procent die geen voorkeur heeft, heeft allemaal de tweede keer de survey ingevuld. Vandaar de kleine verschuiving. In de uitspraken die men nu geeft bij de toelichting op de keuze zijn onder andere: A: Meeveren met verandering “Enige bescherming in deze tijd van onzekerheid kan geen kwaad. Mogelijk is de premie (deels) aftrekbaar.” “Deze past het beste bij mijn behoeften en is de minst slechte keuze.” “Zolang de staat niets garandeert aan zelfstandigen, moet je een flexibele verzekering kunnen afsluiten.” B: Verplichte en volledige solidariteit “Omdat bij de andere bouwstenen teveel subjectieve factoren een rol kunnen spelen, dit is eerlijker.” “Omdat als mensen die niet verzekerd zijn, in de financiële problemen komen, dit uiteindelijk toch door iedereen betaald moet worden.” “Zo heb je tenminste een basisinkomen.” C: Sociale in plaats van medische acceptatie “Dit lijkt me de meest eerlijke manier om te bepalen hoeveel risico iemand loopt.” “Risico van de werkzaamheden mee nemen, specifieke behoefte per groep.” 37
“Teveel mensen doen steeds vreemdere sporten en maken verre reizen.” D: Werk boven uitkering: participeren “Het is zonde om arbeidsongeschikt verklaard te worden (doordat je het werk dat je nu doet, niet meer kunt doen) terwijl je nog wel ander werk kunt doen.” “Ik zou toch nog graag werk willen doen als ik mijn eigen vak niet uit kan oefenen.” E: Achtervang van Broodfondsen “Deze rol past bij wat zelfstandigen willen, namelijk zelf bepalen wat en ze regelen ook nog zoveel mogelijk hoe.” “Het kleine, waardoor de contacten makkelijker zijn en dus ook directer.” “Grotere risico’s kunnen dan afgedekt worden.” Respondenten die beide keren geen voorkeur hebben aangegeven, schrijven onder andere: “Mensen in loondienst zijn ook standaard verzekerd voor arbeidsongeschiktheid via hun werkgever. Dat zou gewoon standaard voor iedereen moeten gelden, zoals dat nu ook het geval is met de ziektekostenverzekering.” “Net zoiets als bij ziektekostenverzekering.” “Betere beoordeling van de risico’s.” “Meer zekerheid en lagere premie.” “Wij hebben nog geen verzekering gevonden die premie berekent aan de hand van wat jij dat jaar gaat verdienen, verzekeraars denken alleen maar aan de risico’s die ze lopen.”
5
Conclusies en aanbevelingen
5.1 Belangrijkste bevindingen In dit kwalitatief en explorerend onderzoek is verkend wat verzekeraars zouden kunnen doen om de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegankelijker te maken voor zelfstandigen, zodat de sector in staat is om beter in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe klantwensen, maar ook zekerheid kan bieden door de verzekeringmarkt verder toegankelijk te maken. In dit onderzoek zijn een aantal nietfinanciële kernelementen bedacht en geformuleerd, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan het realiseren van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Deze kernelementen staan niet op zichzelf, maar kunnen ook in combinatie worden gebruikt. Behoefte gestuurde aanpak Er is in dit onderzoek gekozen voor een behoefte gestuurde aanpak. In eerste instantie is daarom gesproken met stakeholders en beleidsmakers die nauw betrokken zijn bij de doelgroep, en is ‘out of the box’ nagedacht over vragen als: op welke (niet financiële) factoren zouden verzekeraars zich moeten richten om het eigen productaanbod te verleggen van aanbodgericht naar behoeftegericht? En aan welke criteria dient een productinnovatie te voldoen als we denken vanuit de behoefte van de zelfstandige?
38
Uit de verkregen informatie zijn vijf bouwstenen ontwikkeld. Deze bouwstenen moeten niet worden gezien als concreet uitgewerkte modellen, ze zijn slechts richtinggevend. Uit deze bouwstenen zijn uiteindelijk de volgende niet-financiële kernelementen geformuleerd: (A) flexibiliteit en maatwerk ook gedurende looptijd van de verzekering, (B) het organiseren van een verplichte en volledige solidariteit, (C) meer nadruk op gedrags- en sociale factoren in het acceptatieproces, (D) focus op preventie en een snelle terugkeer naar werk, en (E) het bieden van een financieel vangnet voor kleinschalige gelegenheidsformaties. Geformuleerde niet-financiële kernelementen De niet-financiële kernelementen uit het onderzoek sluiten voor een groot deel aan bij de in de literatuur gevonden wensen en behoeften ten behoeve van de toegankelijkheid van individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen (zie paragraaf 3.1). Bij het kernelement ‘het organiseren van een verplichte en volledige solidariteit’ moet een belangrijke kanttekening worden gemaakt: dit kernelement dat voortkomt uit het onderzoek gaat in tegen de gewenste situatie zoals beschreven in de literatuur. De behoefte van zelfstandigen op het gebied van een (wettelijke) verplichting is dan ook niet eenduidig. Kernelement A: flexibiliteit en maatwerk ook gedurende looptijd van de verzekering Dit element sluit aan bij flexibiliteit van verzekeringen en de mogelijkheid van zelfstandigen om zelf te bepalen wat ze willen verzekeren. Flexibiliteit betreft in dit geval variatie in verzekerd bedrag en verzekerde producten en kan afhankelijk zijn van iemands levensfase alsmede ondernemingsfase. Kernelement B: het organiseren van een verplichte en volledige solidariteit Dit element gaat in tegen de gewenste situatie gevonden op basis van de literatuur waaruit blijkt dat de meerderheid geen voorstander is van het invoeren van verplichte verzekeringen. Uit de survey onder een groep van ruim 600 zelfstandig ondernemers bleek echter dat zo’n dertig procent verplichte collectieve regelingen wel vond aansluiten bij zijn/haar behoefte als zelfstandig ondernemer. Kernelement C: meer nadruk op gedrags- en sociale factoren in het acceptatieproces Dit element sluit aan bij het aandachtspunt ten behoeve van de toegankelijkheid voor zelfstandigen met een gezondheidsprobleem die zich niet kunnen verzekeren, of waar aanvullende eisen worden gesteld. Door uit te gaan van een sociaal acceptatiemodel komt er meer nadruk op de niet-medische factoren die het risico op arbeidsongeschiktheid voorspellen, zoals leefstijl, competenties en vaardigheden als ondernemer. Kernelement D: focus op preventie en een snelle terugkeer naar werk Dit element sluit niet direct aan op de bevindingen uit de deskresearch, maar leunt voornamelijk op de resultaten uit de focusgroepen: het belang om te participeren prevaleert boven het ontvangen van een uitkering. Dit uitgangspunt wordt ook gezien als een mogelijkheid om de premies te kunnen verlagen. Echter, hier dient wel opgemerkt te worden dat het aandachtspunt uit de literatuur met betrekking tot preventie hier wel degelijk op aansluit, namelijk het voorkomen dat mensen onnodig en langdurig uitvallen. Bouwsteen D kan helpen om terugkeer naar werk te bespoedigen.
39
Kernelement E: het bieden van een financieel vangnet voor kleinschalige gelegenheidsformaties Dit element sluit aan bij het genoemde aandachtspunt in de literatuur dat Broodfondsen als verzekering actieve steun verdienen. Het optreden als ‘herverzekeraar’ kan dergelijke steun mogelijk bieden. De niet-financiële kernelementen moeten niet worden beschouwd als aparte,op zich staande elementen. Sommige kernelementen liggen bijvoorbeeld in elkaars verlengde. Het combineren van de elementen kan mogelijk meer opleveren voor de toegankelijkheid. Het verdient de aanbeveling om nader te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de kernelementen toe te passen in de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Communicatie is voor verbetering vatbaar Uit zowel de deskresearch als uit de focusgroepen komt naar voren dat de communicatie rond, en de informatievoorziening over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor verbetering vatbaar is. Het betreft hier enerzijds de behoefte aan begrijpelijke informatie, en anderzijds de behoefte aan onafhankelijke informatie. Ondanks dat in dit rapport deze twee aspecten niet als kernelementen zijn betiteld, speelt de informatievoorziening en de communicatie rondom de arbeidsongeschiktheidsverzekering een grote rol, en verdient het ook aandacht. In dit rapport zijn een aantal ideeën gegeven voor verbetering van de communicatie, zoals gebruik maken van cijfermateriaal, inrichten van een digitale omgeving, onafhankelijke informatie en branchegerichte communicatie. Het verdient de aanbeveling om, naast dat individuele verzekeraars via de geformuleerde niet-financiële kernelementen richting geven aan het realiseren van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt, ook aandacht wordt geschonken aan de communicatie met de klant en het relatiebeheer met de klant. Uitkomsten landelijk survey onderzoek Uit de survey die met behulp van GfK is voorgelegd aan een groep zelfstandig ondernemers, is gebleken dat de bouwstenen A en B hen het meest aanspraken (beiden zo’n dertig procent), gevolgd door bouwsteen D (23 procent). De bouwstenen C en E volgden beide met minder dan tien procent.. Ondanks dat het geen extreem hoge percentages zijn, biedt het mogelijke opties om de toegankelijkheid te vergroten.
5.2 Hoe nu verder? De toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen is door het Verbond van Verzekeraars benoemd als belangrijk aandachtspunt in de beleidsprogramma’s. Ook de politiek, overheid en andere organisaties gericht op zelfstandig ondernemers zien de noodzaak van het toegankelijker maken van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen (die graag een dergelijk product willen aanschaffen). Met dit onderzoek is de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt verkend, met het doel om individuele verzekeraars niet-financiële elementen te bieden, die zij naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan het realiseren van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Dit onderzoek kan daarnaast worden gebruikt als opstap naar een bredere discussie binnen de sector, en met stakeholders en beleidsmakers over de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen.
40
Uiteraard kunnen ook andere stakeholders en beleidsmakers hiervan gebruik maken ter inspiratie en als opstap om, al dan niet gezamenlijk, na te denken over de wijze waarop de toegankelijkheid van de steeds groter wordende groep zelfstandigen in Nederland kan worden verbeterd.
5.3 Reikwijdte van het onderzoek In dit onderzoek zijn gegevens van verschillende partijen en organisaties verzameld en gebruikt om tot niet-financiële kernelementen te komen, die de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen toegankelijker kunnen maken. Met de samenstelling van de groepen is geprobeerd om tot een goede vertegenwoordiging vanuit het veld te komen. Helaas konden niet alle partijen (waaronder politiek) aanwezig zijn, waardoor niet alle perspectieven mee zijn genomen in de verdere uitwerking. Met de surveystudie hebben we in samenwerking met marktbureau GfK een zo goed mogelijke afspiegeling willen maken van zelfstandig ondernemers in Nederland. Uiteindelijk bleek het percentage vrouwen en het percentage respondenten zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering hoger te zijn in vergelijking met de landelijke gegevens. Dit kan mogelijk van invloed zijn op de generaliseerbaarheid van de resultaten, en dient nader onderzocht te worden op het moment dat de uitwerking en toepassing van de niet-financiële kernelementen nader worden verkend. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de Rijksuniversiteit van Groningen. Hierdoor is het mogelijk geweest om gebruik te maken van gefundeerde onderzoeksmethoden als focusgroepbijeenkomsten en vragenlijstonderzoek. Tevens is op deze manier de onafhankelijkheid van het project gewaarborgd. De opzet van het onderzoek is exploratief van aard en was gericht op het formuleren van een aantal niet-financiële kernelementen, die individuele verzekeraars naar eigen inzicht kunnen gebruiken om richting te geven aan de realisatie van een meer toegankelijke verzekeringsmarkt voor zelfstandigen. Het had hiermee niet tot doel om complete producten te ontwikkelen, en ‘harde’ conclusies en uitspraken te kunnen doen over het productaanbod van de toekomstige verzekeringsmarkt. De geformuleerde bouwstenen en kernelementen zijn geen kant-en-klare producten, maar dienen beschouwd te worden als richtinggevende elementen voor verzekeraars en andere partijen die zich inzetten op het gebied van de toegankelijkheid van individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van zelfstandig ondernemers. Om nog meer inzicht te krijgen in welke bouwstenen kunnen bijdragen aan het vergroten van de toegankelijkheid, is nader onderzoek nodig.
41
Literatuurlijst Flexibiliteit en zekerheid op een dynamische arbeidsmarkt: de balans in beweging, Ministerie van SZW, februari 2013 TNO, Oog voor Innovatie: uitkomsten van een omgevingsanalyse voor de verzekeringssector, Delft, 12 april 2013 UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014: met een doorkijk naar 2018, Amsterdam, juni 2013 Bovens THJFRM. ZZP’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010 Jong P. de, von Meyenfeldt L, Tsiachristas A, Franken C. ZZP’ers en hun marktpositie. Den Haag: Evaluatie Einde WAZ; 2009 Berg N Van Den, Mevissen, JWM, Tijsmans, N. Zelfstandigen zonder personeel. EIM, 2008 Jager, W de. Risicobewustzijn arbeidsongeschiktheid onder zelfstandigen, mei 2012 ZZP Barometer 2013, themarapport “Financiën en administratie”, 2013 Onderzoek arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen (AOV) onder zelfstandigen, Baken Adviesgroep, september 2013 Deskreasearch Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen, 1 maart 2012, Rijksuniversiteit Groningen Treur HF., De rationele ondernemer: motieven van zelfstandig ondernemers en dga’s om zich te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid, Den Haag, Verbond van Verzekeraars; Centrum voor Verzekeringsstatistiek, 2007 Dekker F, Stavenuiter M. ZZP-ers en het sociale stelsel: op weg naar herziening. Verwey-Jonker Instituut; 2012 Dekker F. Flexible Employment, Risk and the Welfare State. Rotterdam: Academisch proefschrift; 2011 Hochguertel S. en Ejrnaes M. Zelfstandigen en sociale verzekeringen. In: ESB Sociale Zekerheid, jaargang 98 (4652), 25 januari 2013
42
Bijlagen
Bijlage 1: Deelnemers focusgroepbijeenkomsten Egbert Gerritsen, Autoriteit Financiële Markten (AFM) Roel van der Beek, Kamer van Koophandel Marieke Lips, Platform Zelfstandig Ondernemers (PZO-ZZP) Jacqueline Zuidweg, Zuidweg & Partners Dick Freriks, Ascender Michiel Mast, Resilians coachingsbureau Han Eshuis, Heling & Partners Jan Bronsema, Legal & General en VeGeVisie Philip de Jong, onderzoeksbureau APE René Verweijmeren, Opexgroep Deelnemers werkgroepbijeenkomsten Mark Zoon (de Goudse) Ed Vermeulen (Achmea) André Hansen (de Amersfoortse) Joram Maas (Delta Lloyd) Liesbeth Wijnvoord (Academisch Centrum Private Verzekeringsgeneeskunde (ACPV), Movir) Remco Schoonen (Academisch Centrum Private Verzekeringsgeneeskunde (ACPV), Delta Lloyd Deelnemers expertgroep Max Kaspers (Nationale Nederlanden) Erik van de Bilt (de Amersfoortse) Ton Breitenfellner (Nationale Nederlanden) Olaf de Louwere (REAAL)
43
Bijlage 2 Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen: Onderzoek naar de innovatieve verzekeringspakketten in relatie tot verzekeringsbehoefte
Uitwerking scenario’s voor surveyonderzoek onder zelfstandigen
Eerste vragenlijst
44
All BA: Title screen Verzekeringsbehoeften zelfstandig ondernemers All BA: Introduction screen In opdracht van het Verbond van Verzekeraars voert de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met onderzoeksbureau GfK een onderzoek uit. Het doel van dit onderzoek is om input te krijgen voor mogelijke productinnovaties voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, zodat die beter aansluiten bij de (verzekerings-) behoefte van zelfstandig ondernemers. Uit vooronderzoek zijn vijf bouwstenen naar voren gekomen waarmee mogelijke productinnovaties kunnen worden bereikt. Om na te gaan of deze bouwstenen aansluiten bij de behoeften van zelfstandigen, vragen wij om je mening. All S1. Ben je zelfstandig ondernemer? [S] 1. Nee 2. Ja BA: Sample check. If S1=1, then screen-out BA: part A, B, C, D, E in random order Blok A: Beoordelen op niet-medische factoren als leefstijl en geschiktheid voor werk BA: Description screen Scenario: Beoordelen op niet-medische factoren als leefstijl en geschiktheid voor werk Huidige situatie: in het acceptatieproces proberen verzekeraars goed in beeld te krijgen welke zelfstandigen een risico op arbeidsongeschiktheid hebben. Tot nu toe gebruikt een verzekeraar hiervoor vooral medische gegevens. Mensen met een hoog risico worden niet altijd geaccepteerd, of worden wel geaccepteerd maar tegen minder goede voorwaarden. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario wegen de medische gegevens nog wel mee, maar minder zwaar. De verzekeraar zal ook andere dingen willen weten over bijvoorbeeld de leefstijl van de zelfstandige en over zijn of haar geschiktheid voor het werk. Heeft de zelfstandige bijvoorbeeld de juiste opleiding en/of werkervaring om het werk uit te voeren? Dit betekent dat de verzekeraar het risico op toekomstige arbeidsongeschiktheid op een andere manier beoordeelt en een completer beeld krijgt van het risico op arbeidsongeschiktheid. Ook hier kan het gebeuren dat mensen met een hoog risico niet altijd worden geaccepteerd, of dat ze wel worden geaccepteerd maar tegen minder goede voorwaarden. All A1. In welke mate ben je het eens met de volgende stellingen? [S] BA: Grid rows 1. Het (ook) beoordelen op niet-medische gegevens sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. 2. Ik vind het acceptabel dat ik als verzekerde meer premie betaal of wordt geweigerd door een verzekeraar als mijn leefstijl als ‘zeer risicovol’ wordt beoordeeld. 3. Ik vind het acceptabel dat de verzekeraar mijn business plan en CV beoordeelt en dat ik op basis van deze beoordeling meer premie moet betalen of niet wordt geaccepteerd voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. BA: Grid, columns 1. Helemaal mee oneens 45
2. 3. 4. 5.
Een beetje mee oneens Neutraal Een beetje mee eens Helemaal mee eens
Blok B: Verzekering voor passend werk in plaats van arbeidsongeschiktheid. BA: Description screen Scenario: Verzekering voor passend werk in plaats van arbeidsongeschiktheid. Huidige situatie: Het overgrote deel van de zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is verzekerd voor ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’ (Beroeps AOV). Dit betekent dat zij een uitkering krijgen wanneer zij door arbeidsongeschiktheid hun eigen beroep niet meer kunnen uitoefenen. De verzekeraar kijkt niet of de zelfstandige misschien nog ander passend werk kan doen bij zijn of haar werkervaring en opleiding, terwijl de zelfstandige misschien best in staat is nog ander werk (als zelfstandige, of in loondienst) te doen. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario is de zelfstandige verzekerd voor ‘passende arbeid’. Bij passende arbeid is een zelfstandige minder snel arbeidsongeschikt dan bij ‘Beroeps AOV’ omdat de verzekeraar niet alleen kijkt of de zelfstandige zijn of haar eigen beroep nog kan doen. De verzekeraar kijkt ook of de zelfstandige misschien nog ander werk kan doen (als zelfstandige, of in loondienst) dat past bij zijn of haar werkervaring en opleiding. Dit kan dus ook een ander beroep zijn dan het eigen beroep. Wanneer blijkt dat de zelfstandige nog in staat is ander werk te doen, krijgt hij of zij geen uitkering. De verzekeraar biedt de zelfstandige hulp om arbeid te vinden, en helpt bij omscholing. All B1. In welke mate ben je het eens met de volgende stellingen? [S] BA: Grid rows 1. De verzekering op basis van passend werk sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. 2. Ik vind het belangrijk dat de verzekeraar mij helpt om zo snel mogelijk ander passend werk te gaan uitvoeren in plaats van alleen geld uit te keren op het moment dat ik arbeidsongeschikt ben voor mijn eigen beroep. 3. Het is acceptabel dat de verzekeraar de uitkering verlaagt of stopt binnen een bepaalde periode nadat ik weer in staat ben passend werk te doen. BA: Grid, columns 1. Helemaal mee oneens 2. Een beetje mee oneens 3. Neutraal 4. Een beetje mee eens 5. Helemaal mee eens Blok C: Flexibele verzekering BA: Description screen Scenario: Flexibele verzekering Huidige situatie: De huidige arbeidsongeschiktheidsverzekeringen hebben een min of meer vaste dekking en premie. Veranderingen in de premie en/of de dekking worden alleen doorgevoerd als de
46
zelfstandige daar zelf om vraagt. Als de zelfstandige de dekking van de verzekering flink wil verhogen, kan dit betekenen dat hij of zij opnieuw het acceptatieproces moet doorlopen. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario sluit de verzekering beter aan bij de ondernemersfase of de fase in het privéleven waarin de zelfstandige zich bevindt. Als bijvoorbeeld de partner van de zelfstandige een goede baan krijgt kan de dekking (en dus de premie) worden verlaagd. Doet de zelfstandige een belangrijke investering in het bedrijf of gaan de kinderen studeren, dan kan de dekking juist worden verhoogd. De verzekeraar helpt om de optimale verzekeringsdekking te bepalen. Veranderingen in de premie en/of de dekking kunnen worden geadviseerd op initiatief van de verzekeraar. En de zelfstandige kan zelf initiatief nemen voor veranderingen, zonder dat steeds het hele acceptatieproces opnieuw moet worden doorlopen. Er is dus meer flexibiliteit om aanpassingen door te voeren. All C1. In welke mate ben je het eens met de volgende stellingen? [S] BA:Grid rows 1. De flexibele verzekering sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. 2. Ik ben bereid een (iets) hogere premie te betalen voor deze flexibiliteit. BA: Grid, columns 1. Helemaal mee oneens 2. Een beetje mee oneens 3. Neutraal 4. Een beetje mee eens 5. Helemaal mee eens All C2. Stelt u zich voor dat er een flexibele arbeidsongeschiktheidsverzekering bestaat, waarop moet de premie dan worden vastgesteld? [M] Meer antwoorden mogelijk BA: Random 1. Jaarpremie die afhankelijk is van het (verwachte) jaarinkomen. 2. Fase van uw onderneming (startersfase, groeifase, stabiele onderneming). 3. Levensfase waarin u zich bevindt (bijv. leeftijd, gezinsuitbreiding, studerende kinderen). 4. Inkomen van uw partner. 5. Anders, namelijk . [O] [fixed] 6. Weet ik niet [S] [fixed] Blok D: Verplichte basispolis BA: Description screen Scenario: Verplichte basispolis Huidige situatie: Een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandig ondernemers is op dit moment niet verplicht. Ongeveer 50% van de zelfstandigen heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een deel van deze groep zou graag dit risico afdekken, maar doet dit niet omdat men de premies voor een dergelijke verzekering (te) hoog vindt. Wordt een zelfstandige zonder verzekering arbeidsongeschikt, dan hebben ze alleen recht op een bijstandsuitkering.
47
Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario zijn alle zelfstandigen verplicht om een basis– arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Daarmee krijgen zelfstandigen een basisinkomen wanneer zij arbeidsongeschikt worden. De hoogte van het verzekerde bedrag en de premie is voor iedereen hetzelfde. Zelfstandigen kunnen daarnaast bij een verzekeraar vrijwillig ook aanvullende verzekeringen afsluiten. Hiermee worden extra risico’s afgedekt die niet vallen onder de basisverzekering. Deze verzekering is te vergelijken met de basiszorgverzekering, waar iedere Nederlander verplicht aan deelneemt. (Zorg)verzekeraars zijn verplicht om iedereen tegen een vaste premie te accepteren. All D1. In welke mate ben je het eens met de volgende stellingen? [S] BA: Grid, rows 1. De verplichte basispolis sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een (basis)arbeidsongeschiktheidsverzekering. 2. Ik vind het van groot belang dat er een basisvoorziening voor arbeidsongeschiktheid komt, waarbij zelfstandigen verplicht verzekerd zijn en waarbij verzekeraars verplicht iedereen moeten accepteren. BA: Grid, columns 1. Helemaal mee oneens 2. Een beetje mee oneens 3. Neutraal 4. Een beetje mee eens 5. Helemaal mee eens D1.1>2 D2. Uit welke elementen moet een verplichte basis-arbeidsongeschiktheidsverzekering volgens jou bestaan? [M] Meer antwoorden mogelijk
BA: random 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Een persoonlijke dekking op bijstandsniveau Een financiële dekking op minimumloon niveau (hoger dan bijstand) Arbodienstverlening (zoals hulp bij re-integratie) Hulpverlening bij bijvoorbeeld psychische klachten Vergoeding voor omscholing Anders namelijk . [O] [fixed] Weet ik niet [S] [fixed]
Blok E: Rol als herverzekeraar voor kleine collectieve groepen zelfstandigen BA: Description screen Scenario: Rol als herverzekeraar voor kleine collectieve groepen zelfstandigen Huidige situatie: Een alternatief voor de huidige arbeidsongeschiktheidsverzekering is een Broodfonds. Een Broodfonds bestaat uit een (heel) kleine groep zelfstandigen die elkaar kennen en vertrouwen. Maandelijks storten deze deelnemers een bedrag op een eigen Broodfondsrekening. Wanneer een deelnemer ziek is, zijn de andere deelnemers verplicht hem of haar maandelijks een van tevoren afgesproken bedrag uit te keren. Zieke deelnemers krijgen niet langer dan 2 jaar een uitkering uit het fonds. Als te veel deelnemers tegelijk een uitkering krijgen als gevolg van ziekte, 48
bestaat het risico dat het gespaarde geld niet genoeg is om iedereen het afgesproken bedrag uit te keren. Als een deelnemer uit het fonds stapt, mag hij het door hem opgebouwde (resterende) bedrag meenemen. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario verkleinen de Broodfondsen hun eigen financiële risico’s door deze risico’s zelf ook weer verzekeren bij een ‘echte’ verzekeraar. Dit heet ‘herverzekeren’. Als er bijvoorbeeld niet genoeg geld is gespaard, zorgt de verzekeraar ervoor dat alle zieke deelnemers toch een uitkering krijgen. De maandelijkse bijdrage aan het Broodfonds zal dan iets stijgen. Ook vervalt voor een deel het informele karakter van het fonds. Bij herverzekeren beoordeelt de verzekeraar hoe groot het risico is dat hij ‘herverzekert’. Hierbij wordt niet gekeken naar de kenmerken van individuele deelnemers, maar naar het Broodfonds in zijn geheel. Daarnaast kan de verzekeraar ondersteuning bieden bij het leveren van aanvullende diensten, waar de deelnemers binnen het Broodfonds beperkt ervaring mee hebben. All E1. Kende je het zojuist beschreven Broodfonds al? [S] 1. Nee 2. Ja E1=2 E2. Maak je gebruik van een Broodfonds? [S] 1. Nee 2. Ja All E3. In welke mate ben je het eens met de volgende stellingen? [S] BA: Grid, rows 1. De rol van de verzekeraar als herverzekeraar sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. 2. Voor verzekeraars is een rol weggelegd om kleine collectieve groepen zelfstandigen te ondersteunen met financiële middelen. 3. Voor verzekeraars is een rol weggelegd om kleine collectieve groepen zelfstandigen te ondersteunen met kennis en dienstverlening. BA: Grid, columns 1. Helemaal mee oneens 2. Een beetje mee oneens 3. Neutraal 4. Een beetje mee eens 5. Helemaal mee eens All E4. Indien verzekeraars deze rol van herverzekeraar aannemen, welke taken verwacht u dan van verzekeraars? [M] Meerdere antwoorden mogelijk BA: random 1. Bieden van vangnet in financieel opzicht, indien zich uitschieters voordoen (bijvoorbeeld meerdere verzuimers op bepaald moment) 2. Verzekeren voor langdurig verzuim (> 1 jaar; Broodfonds verzekert kort verzuim in dit geval) 49
e
3. Verzekeren voor langdurig verzuim (> 2 jaar; Broodfonds verzekert 1 2 jaren in dit geval) 4. Verzekeren van aanvullend financiële vergoeding (Broodfonds biedt beperkt verzekerd bedrag) 5. Arbodienstverlening (zoals hulp bij re-integratie) 6. Verzekeren van aanvullend dienstverlening (psycholoog, fysiotherapeut, arbeidsdeskundige en/of re-integratiebureaus); Broodfonds biedt beperkt verzekerde hulp) 7. Uitvoeren van (financiële) administratie 8. Anders namelijk [O] [fixed] 9. Weet ik niet [S] [fixed] Blok F: Diversen All F1. Welk van de 5 hiervoor geschetste bouwstenenheeft je voorkeur? [S] Indien je het betreffende scenario nog een keer wilt nalezen, klik dan op het bijbehorende “informatie”bolletje BA: random 1. Het (ook) beoordelen op niet-medische factoren 2. Een verzekering op basis van passend werk in plaats van arbeidsongeschiktheid 3. Een flexibele verzekering 4. Een verplichte basispolis 5. Een rol als herverzekeraar voor kleine collectieve groepen zelfstandigen 6. Geen van bovenstaande [fixed] BA: show descriptions of bouwstenenby mouse over F1<6 F2. Je hebt aangegeven dat
je voorkeur heeft. Kun je toelichten waarom dit het geval is? [S] 1. Nee 2. Ja, namelijk
[O]
All Tot slot willen we je enkele algemene vragen stellen. F3. In welk jaar ben je gestart als zelfstandig ondernemer? [Q] Noteer het jaartal in 4 cijfers, bijvoorbeeld “1977”
BA: range 1900-2013 BA: if no answer, please show: Je hebt nog geen jaartal ingevuld, wil je dit alsnog doen? [S] 1. Nee BA: go to F4 2. Ja BA: back to F3 All F4. Heb je een arbeidsongeschiktheidverzekering? [S] 1. Nee 2. Ja 50
F4=2 Welke premie betaal je per maand voor je arbeidsongeschiktheidverzekering? [S] 1. 2. 3. 4. 5.
Minder dan 200 euro per maand 200-400 euro per maand 400-600 euro per maand 600 euro of meer Weet ik niet
51
Bijlage 3
Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen: Onderzoek naar de innovatieve verzekeringspakketten in relatie tot verzekeringsbehoefte
Uitwerking bouwstenenvoor surveyonderzoek onder zelfstandigen Tweede vragenlijst: met mogelijke gevolgen
52
All BA: Title screen Verzekeringsbehoeften zelfstandig ondernemers All BA: Introduction screen In opdracht van het Verbond van Verzekeraars voert de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met onderzoeksbureau GfK een onderzoek uit. Het doel van dit onderzoek is om input te krijgen voor mogelijke product-innovaties voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, zodat die beter aansluiten bij de (verzekerings-) behoefte van zelfstandig ondernemers. Uit vooronderzoek zijn vijf bouwstenennaar voren gekomen waarmee mogelijke product-innovaties kunnen worden bereikt. Deze bouwstenenzijn in juni via GfK aan je voorgelegd met de vraag in welke mate deze bouwstenenaansluiten bij je behoefte als zelfstandige. Nogmaals bedankt voor je deelname toen! In deze tweede ronde leggen we dezelfde beschrijving van de bouwstenennogmaals voor. Deze keer hebben we de mogelijke gevolgen toegevoegd die een bepaald scenario voor je kunnen hebben. Graag willen we van je weten of je je mening handhaaft of verandert wanneer je de mogelijke consequenties van elk scenario weet. In de vragenlijst krijg je eerst opnieuw per scenario een uitleg over de huidige situatie en het voorgestelde scenario. Vervolgens wordt per scenario aangegeven welke mogelijke gevolgen dit nieuwe scenario zal hebben voor het acceptatieproces, het contact met de verzekeraar, de maandpremie, het schadeproces en de hoogte en duur van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dan krijg je te zien welk antwoord jebij elke stelling op de vorige vragenlijst hebt gegeven en kun je je mening opnieuw geven nu je weet wat de consequenties zijn. All BA: part A, B, C, D, E in random order Blok A: Beoordelen op niet-medische factoren als leefstijl en geschiktheid voor werk BA: Description screen Scenario: Beoordelen op niet-medische factoren als leefstijl en geschiktheid voor werk Huidige situatie: in het acceptatieproces proberen verzekeraars goed in beeld te krijgen welke zelfstandigen een risico op arbeidsongeschiktheid hebben. Tot nu toe gebruikt een verzekeraar hiervoor vooral medische gegevens. Mensen met een hoog risico worden niet altijd geaccepteerd, of worden wel geaccepteerd maar tegen minder goede voorwaarden. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario wegen de medische gegevens nog wel mee, maar minder zwaar. De verzekeraar zal ook andere dingen willen weten over bijvoorbeeld de leefstijl van de zelfstandige en over zijn of haar geschiktheid voor het werk. Heeft de zelfstandige bijvoorbeeld de juiste opleiding en/of werkervaring om het werk uit te voeren? Dit betekent dat de verzekeraar het risico op toekomstige arbeidsongeschiktheid op een andere manier beoordeelt en een completer beeld krijgt van het risico op arbeidsongeschiktheid. Ook hier kan het gebeuren dat mensen met een hoog risico niet altijd worden geaccepteerd, of dat ze wel worden geaccepteerd maar tegen minder goede voorwaarden. Mogelijke gevolgen:
53
1. 2. 3. 4. 5.
36
Acceptatie wordt meer uitgebreid. De verzekerde heeft vaker en intensiever contact met de verzekeraar. De premie die je betaalt voor de verzekering zal gemiddeld gesproken lager worden. 37 Het schadeproces wordt eenvoudiger. De duur van een uitkering wordt korter omdat zelfstandigen sneller weer aan het werk kunnen door persoonsgerichte ondersteuning door de verzekeraar, de hoogte van de uitkering blijft gelijk.
BA on mouse-over: 1 dat een verzekeraar een zelfstandige accepteert voor een verzekering 2 dat een verzekeraar vaststelt of de verzekerde recht heeft op een uitkering All A1. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens?? [S] BA: rows 1. Het (ook) beoordelen op niet-medische gegevens sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. BA: columns for all statements 6. Helemaal mee oneens 7. Een beetje mee oneens 8. Neutraal 9. Een beetje mee eens 10. Helemaal mee eens Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat voor jou bij het voorgestelde scenario de consequenties zijn , in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens?? 2. Ik vind het acceptabel dat ik als verzekerde meer premie betaal of wordt geweigerd door een verzekeraar als mijn leefstijl als ‘zeer risicovol’ wordt beoordeeld. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat voor jou bij het voorgestelde scenario de consequenties zijn , in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens?? 3. Ik vind het acceptabel dat de verzekeraar mijn business plan en CV beoordeelt en dat ik op basis van deze beoordeling meer premie moet betalen of niet wordt geaccepteerd voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Blok B: Verzekering voor passend werk in plaats van arbeidsongeschiktheid. BA: Description screen Scenario: Verzekering voor passend werk in plaats van arbeidsongeschiktheid.
54
Huidige situatie: Het overgrote deel van de zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is verzekerd voor ‘beroepsarbeidsongeschiktheid’ (Beroeps AOV). Dit betekent dat zij een uitkering krijgen wanneer zij door arbeidsongeschiktheid hun eigen beroep niet meer kunnen uitoefenen. De verzekeraar kijkt niet of de zelfstandige misschien nog ander passend werk kan doen bij zijn of haar werkervaring en opleiding, terwijl de zelfstandige misschien best in staat is nog ander werk (als zelfstandige, of in loondienst) te doen. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario is de zelfstandige verzekerd voor ‘passende arbeid’. Bij passende arbeid is een zelfstandige minder snel arbeidsongeschikt dan bij ‘Beroeps AOV’ omdat de verzekeraar niet alleen kijkt of de zelfstandige zijn of haar eigen beroep nog kan doen. De verzekeraar kijkt ook of de zelfstandige misschien nog ander werk kan doen (als zelfstandige, of in loondienst) dat past bij zijn of haar werkervaring en opleiding. Dit kan dus ook een ander beroep zijn dan het eigen beroep. Wanneer blijkt dat de zelfstandige nog in staat is ander werk te doen, krijgt hij of zij geen uitkering. De verzekeraar biedt de zelfstandige hulp om arbeid te vinden, en helpt bij omscholing. Mogelijke gevolgen: 1. 2. 3. 4.
Acceptatie verandert niet. De verzekerde heeft vaker en intensiever contact met de verzekeraar. De premie die je betaalt voor de verzekering zal gemiddeld gesproken lager worden. het schadeproces is intensiever omdat de verzekeraar niet alleen uitkeert maar ook helpt bij een snelle de terugkeer naar het werk. 5. De duur van een uitkering wordt korter vanwege een hogere kans op een snelle terugkeer naar het werk, de hoogte van de uitkering blijft gelijk.
All B1. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? [S] BA: rows 4. De verzekering op basis van passend werk sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. BA: columns for each statement 6. Helemaal mee oneens 7. Een beetje mee oneens 8. Neutraal 9. Een beetje mee eens 10. Helemaal mee eens Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? 5. Ik vind het belangrijk dat de verzekeraar mij helpt om zo snel mogelijk ander passend werk te gaan uitvoeren in plaats van alleen geld uit te keren op het moment dat ik arbeidsongeschikt ben voor mijn eigen beroep.
55
Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? 6. Het is acceptabel dat de verzekeraar de uitkering verlaagt of stopt binnen een bepaalde periode nadat ik weer in staat ben passend werk te doen.
Blok C: Flexibele verzekering BA: Description screen Scenario: Flexibele verzekering Huidige situatie: De huidige arbeidsongeschiktheidsverzekeringen hebben een min of meer vaste dekking en premie. Veranderingen in de premie en/of de dekking worden alleen doorgevoerd als de zelfstandige daar zelf om vraagt. Als de zelfstandige de dekking van de verzekering flink wil verhogen, kan dit betekenen dat hij of zij opnieuw het acceptatieproces moet doorlopen. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario sluit de verzekering beter aan bij de ondernemersfase of de fase in het privéleven waarin de zelfstandige zich bevindt. Als bijvoorbeeld de partner van de zelfstandige een goede baan krijgt kan de dekking (en dus de premie) worden verlaagd. Doet de zelfstandige een belangrijke investering in het bedrijf of gaan de kinderen studeren, dan kan de dekking juist worden verhoogd. De verzekeraar helpt om de optimale verzekeringsdekking te bepalen. Veranderingen in de premie en/of de dekking kunnen worden geadviseerd op initiatief van de verzekeraar. En de zelfstandige kan zelf initiatief nemen voor veranderingen, zonder dat steeds het hele acceptatieproces opnieuw moet worden doorlopen. Er is dus meer flexibiliteit om aanpassingen door te voeren. Mogelijke gevolgen: 1. Acceptatie wordt meer uitgebreid. 2. De verzekerde heeft veel vaker en intensiever contact met de verzekeraar. 3. De premie die je betaalt voor de verzekering blijft gelijk of wordt hoger naarmate je meer flexibiliteit wilt en een meer uitgebreide dekking. 4. Het schadeproces blijft gelijk. 5. De duur en de hoogte van een uitkering blijven gelijk.
All C1. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? [S] BA: rows 3. De flexibele verzekering sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. BA:, columns for each statement 6. Helemaal mee oneens 7. Een beetje mee oneens 8. Neutraal 9. Een beetje mee eens 10. Helemaal mee eens 56
Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? 4. Ik ben bereid een (iets) hogere premie te betalen voor deze flexibiliteit.
All C2. Stelt u zich voor dat er een flexibele arbeidsongeschiktheidsverzekering bestaat, waarop moet de premie dan worden vastgesteld? [M] Meer antwoorden mogelijk BA: Random 7. Jaarpremie die afhankelijk is van het (verwachte) jaarinkomen. 8. Fase van uw onderneming (startersfase, groeifase, stabiele onderneming). 9. Levensfase waarin u zich bevindt (bijv. leeftijd, gezinsuitbreiding, studerende kinderen). 10. Inkomen van uw partner. 11. Anders, namelijk . [O] [fixed] 12. Weet ik niet [S] [fixed] Blok D: Verplichte basispolis BA: Description screen Scenario: Verplichte basispolis Huidige situatie: Een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandig ondernemers is op dit moment niet verplicht. Ongeveer 50% van de zelfstandigen heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een deel van deze groep zou graag dit risico afdekken, maar doet dit niet omdat men de premies voor een dergelijke verzekering (te) hoog vindt. Wordt een zelfstandige zonder verzekering arbeidsongeschikt, dan hebben ze alleen recht op een bijstandsuitkering. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario zijn alle zelfstandigen verplicht om een basis– arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Daarmee krijgen zelfstandigen een basisinkomen wanneer zij arbeidsongeschikt worden. De hoogte van het verzekerde bedrag en de premie is voor iedereen hetzelfde. Zelfstandigen kunnen daarnaast bij een verzekeraar vrijwillig ook aanvullende verzekeringen afsluiten. Hiermee worden extra risico’s afgedekt die niet vallen onder de basisverzekering. Deze verzekering is te vergelijken met de basiszorgverzekering, waar iedere Nederlander verplicht aan deelneemt. (Zorg)verzekeraars zijn verplicht om iedereen tegen een vaste premie te accepteren. Mogelijke gevolgen: 1. Acceptatie voor de basis arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt eenvoudiger, voor verzekeringen die de basisverzekering aanvullen blijft het gelijk. 2. De intensiteit van het contact met de verzekeraar neemt af voor de basis arbeidsongeschiktheidsverzekering, voor verzekeringen die de basisverzekering aanvullen, blijft het gelijk. 3. De premie die je betaalt voor de basis arbeidsongeschiktheidsverzekering zal gemiddeld gesproken lager worden, wanneer je ook kiest voor verzekeringen die de basisverzekering aanvullen, zal de premie hoger worden. 4. Het schadeproces blijft gelijk. 5. De duur van een uitkering blijft gelijk, de hoogte is afhankelijk van eventuele verzekeringen die de basisverzekering aanvullen. 57
All D1. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? [S] BA:, rows 3. De verplichte basispolis sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een (basis)arbeidsongeschiktheidsverzekering. BA:, columns for each statement 6. Helemaal mee oneens 7. Een beetje mee oneens 8. Neutraal 9. Een beetje mee eens 10. Helemaal mee eens Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? 4. Ik vind het van groot belang dat er een basisvoorziening voor arbeidsongeschiktheid komt, waarbij zelfstandigen verplicht verzekerd zijn en waarbij verzekeraars verplicht iedereen moeten accepteren.
Blok E: Rol als herverzekeraar voor kleine collectieve groepen zelfstandigen BA: Description screen Scenario: Rol als herverzekeraar voor kleine collectieve groepen zelfstandigen Huidige situatie: Een alternatief voor de huidige arbeidsongeschiktheidsverzekering is een Broodfonds. Een Broodfonds bestaat uit een (heel) kleine groep zelfstandigen die elkaar kennen en vertrouwen. Maandelijks storten deze deelnemers een bedrag op een eigen Broodfondsrekening. Wanneer een deelnemer ziek is, zijn de andere deelnemers verplicht hem of haar maandelijks een van tevoren afgesproken bedrag uit te keren. Zieke deelnemers krijgen niet langer dan 2 jaar een uitkering uit het fonds. Als te veel deelnemers tegelijk een uitkering krijgen als gevolg van ziekte, bestaat het risico dat het gespaarde geld niet genoeg is om iedereen het afgesproken bedrag uit te keren. Als een deelnemer uit het fonds stapt, mag hij het door hem opgebouwde (resterende) bedrag meenemen. Voorgesteld scenario: In dit nieuwe scenario verkleinen de Broodfondsen hun eigen financiële risico’s door deze risico’s zelf ook weer verzekeren bij een ‘echte’ verzekeraar. Dit heet ‘herverzekeren’. Als er bijvoorbeeld niet genoeg geld is gespaard, zorgt de verzekeraar ervoor dat alle zieke deelnemers toch een uitkering krijgen. De maandelijkse bijdrage aan het Broodfonds zal dan iets stijgen. Ook vervalt voor een deel het informele karakter van het fonds. Bij herverzekeren beoordeelt de verzekeraar hoe groot het risico is dat hij ‘herverzekert’. Hierbij wordt niet gekeken naar de kenmerken van individuele deelnemers, maar naar het Broodfonds in zijn geheel. Daarnaast kan de verzekeraar ondersteuning bieden bij het leveren van aanvullende diensten, waar de deelnemers binnen het Broodfonds beperkt ervaring mee hebben. Mogelijke gevolgen: 58
1. Acceptatie wordt eenvoudiger omdat die niet plaats vind op individueel niveau, de leden van het Broodfonds hebben elkaar immers al geaccepteerd. 2. De intensiteit van het contact met de verzekeraar neemt af omdat de deelnemers aan het broodfonds in principe alleen met elkaar te maken hebben bij acceptatie, premie betaling en bij uitkeringen. Pas als het broodfonds de benodigde uitkeringen niet (meer) op kan brengen, is er contact met de verzekeraar. 3. De premie die je betaalt voor de verzekering aan het Broodfonds wordt door het herverzekeren hoger. 4. Het schadeproces wordt onderling geregeld en is snel en simpel zolang het Broodfonds het zelf kan opbrengen, het wordt complexer wanneer de verzekeraar moet bijspringen. 5. De duur en hoogte van een uitkering blijven gelijk.
All E3. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? [S] BA:, rows 4. De rol van de verzekeraar als herverzekeraar sluit aan bij mijn behoefte als zelfstandige voor het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. BA:, columns for each statement 6. Helemaal mee oneens 7. Een beetje mee oneens 8. Neutraal 9. Een beetje mee eens 10. Helemaal mee eens Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? 5. Voor verzekeraars is een rol weggelegd om kleine collectieve groepen zelfstandigen te ondersteunen met financiële middelen. Bij het vorige onderzoek gaf je aan met onderstaande stelling te zijn. Nu je weet wat de consequenties bij het voorgestelde scenario voor jou zijn, in hoeverre ben je het met onderstaande stelling eens? 6. Voor verzekeraars is een rol weggelegd om kleine collectieve groepen zelfstandigen te ondersteunen met kennis en dienstverlening.
Blok F: Diversen All F1. In het vorige onderzoek gaf je aan dat <scenario> je voorkeur gaf. Nu je weet wat de consequenties bij elk voorgestelde scenario voor jou zijn, welk van de 5 hiervoor geschetste bouwstenenheeft momenteel je voorkeur? [S]
59
Indien je het betreffende scenario nog een keer wilt nalezen, klik dan op het bijbehorende “informatie”bolletje BA: random 7. Het (ook) beoordelen op niet-medische factoren 8. Een verzekering op basis van passend werk in plaats van arbeidsongeschiktheid 9. Een flexibele verzekering 10. Een verplichte basispolis 11. Een rol als herverzekeraar voor kleine collectieve groepen zelfstandigen 12. Geen van bovenstaande [fixed] BA: show descriptions of bouwstenenby mouse over F1<6 F2. Je hebt aangegeven dat momenteel je voorkeur heeft. Kun je toelichten waarom dit het geval is? [S] 3. Nee 4. Ja, namelijk
[O]
60
Bijlage 4
Toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen: Onderzoek naar de innovatieve verzekeringspakketten in relatie tot verzekeringsbehoefte
Deskresearch
Universitair Medisch Centrum Groningen Gezondheidswetenschappen, Sociale Geneeskunde Auteurs: Dr. Sandra Brouwer Dr. Jeanet Landsman Carola Engbers, MSc In opdracht van: Verbond van Verzekeraars Groningen, 1 maart 2013
61
Inhoud 1. ACHTERGROND 2. METHODE 2.1. Zoeken van relevante literatuur 2.2. Selecteren van relevante literatuur 3. RESULTAAT 3.1. Opbrengst zoekstrategie en selectieproces 3.2. Algemene beschrijving en definiëring van de doelgroep ‘zelfstandigen’ 3.2.1. Directeur Groot Aandeelhouders (Dga’s) 3.2.2. ZZP-ers 3.3. Kenmerken zelfstandig verzekerden voor arbeidsongeschiktheid 3.3.1. Algemene persoonskenmerken 3.3.2. Beroeps- en bedrijfs-kenmerken verzekeringsstatus 3.4. Verzekeringsmotieven van zelfstandigen 3.4.1. Motieven om wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering af te sluiten 3.4.2. Motieven om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten 3.5. Wensen zelfstandigen arbeidsongeschiktheidsverzekering 4. REFERENTIES
63 64 64 64 65 65 65 65 66 67 68 69 70 70 71 71 73
62
1. Achtergrond Tot 2004 is de overheid verantwoordelijk geweest voor het arbeidsongeschiktheidsrisico van zelfstandigen. Via de Algemene Arbeidsongeschiktheidswetsverzekering (AAW) waren alle werkenden verplicht collectief verzekerd tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico. In 2004 is de toegang tot de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) afgesloten en is de ondernemer zelf verantwoordelijk geworden voor het verzekeren van zijn arbeidsongeschiktheidsrisico (ZZP-ers in beeld, 2010). Zelfstandigen zijn nu voor het organiseren van hun sociale zekerheid aangewezen op de private markt. Ze kunnen kiezen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering van een verzekeraar, of voortzetting van verzekeringen bij het UWV. Ondanks het feit dat minimaal 28 procent van de zelfstandigen een periode van arbeidsongeschiktheid meemaakt, heeft maar 48.9 procent van de zelfstandigen het risico op arbeidsongeschiktheid (deels) afgedekt (de Jager, 2012). Tot op heden is er vanuit de verzekeraar veelal geredeneerd vanuit het product en zijn motieven en behoeften van zelfstandigen om zich te verzekeren vanuit financieel oogpunt ter dekking van inkomensschade (als er al schade is ingetreden dus) bekeken. Het Verbond van Verzekeraars signaleert echter dat deze traditionele aanpak niet meer werkt in de huidige markt. De premie omlaag brengen kan niet zomaar gezien het te verzekeren risico. Er dient daarom naar andere niet-financiële factoren te worden gezocht die de toegankelijk vergroten. Het gaat erom producten te maken die niet uitgaan van de bekende traditionele aanpak, maar die op andere wijze behoeften tot verzekeren aanwakkeren bij zelfstandigen. Het Verbond wil dan ook graag onderzoeken hoe de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt kan worden vergroot. De Rijksuniversiteit Groningen, heeft van het Verbond van Verzekeraars de opdracht gekregen dit onderzoek uit te voeren. Doel van dit onderzoek is om te komen tot 1) het formuleren van bouwstenenvan ‘nieuwe’ manieren van verzekeringspakketten die beter aansluiten bij de behoeften van zelfstandigen en 2) het in kaart brengen van de gevolgen van deze productinnovaties voor betrokken actoren. Dit rapport is een verslag van de resultaten van een deskresearch die als eerste is uitgevoerd in dit onderzoek. De resultaten worden gebruikt als input voor focusgroepbijeenkomsten met sleutelpersonen om te brainstormen over mogelijke product-innovaties om daarmee beter aan te sluiten bij de behoeften van deze doelgroep en de toegankelijkheid van de verzekeringsmarkt voor zelfstandigen te vergroten. Deze mogelijke oplossingen worden vervolgens voorgelegd aan een werkgroep met leden van de Technische Commissie Inkomensverzekeringen (TCI) en enkele personen die zijn verbonden aan het Academische Centrum voor Private Verzekeringsgeneeskunde (ACPV). De werkgroep brengt de bouwstenenterug tot haalbare oplossingen die vervolgens worden voorgelegd aan een representatieve groep ZZP-ers met een landelijke Survey, om na te gaan welk scenario/pakket hen aanspreekt en zo een beeld te krijgen van de kans om het percentage zelfstandig verzekerden te doen toenemen. De resultaten van al deze stappen worden verwerkt in een eindrapport.
63
Doel van dit deskresearch is om reeds beschikbare kennis op dit terrein in kaart te brengen en als basis te laten dienen voor de beschreven vervolgstappen in het onderzoek. Dit rapport geeft een overzicht van de motieven van zelfstandigen om zich wel of niet te verzekeren voor AOV en een beschrijving van de doelgroep. 2. Methode Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de gehanteerde methode van de literatuurstudie in de deskresearch.
2.1. Zoeken van relevante literatuur Voor het zoeken naar relevante literatuur werd in eerste instantie gebruik van gemaakt van drie rapporten op dit terrein: Bovens THJFRM. Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010. Jong P de, Meyenfeldt L von, Tsiachristas A, Franken C. Evaluatie Einde WAZ. Den Haag: Ape; 2009. Treur HF. De rationele ondernemer: Motieven van zelfstandig ondernemers en dga’s om zich te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Den Haag: Verbond van Verzekeraars; Centrum voor Verzekeringsstatistiek; 2007. Op basis van de literatuurlijst uit deze rapporten is gebruik gemaakt van het “sneeuwbaleffect” om meer relevantie literatuur te vinden. Met behulp van zoektermen zijn vervolgens verschillende sites op internet doorzocht, waaronder google en de website van ‘dat is het verschil’, een vergelijkingswebsite over verzekeringen voor zelfstandigen. Daarnaast werd de zoekmachine PubMed gebruik. De internetsearch gebeurde in de periode van 17 december 2012 tot 27 december 2012. Er is gezocht naar Nederlandse literatuur. Hiervoor zijn de volgende zoektermen gebruikt: Google: kenmerken arbeidsongeschiktheidsverzekering, zelfstandigen arbeidsongeschiktheidsverzekering, productinnovatie PubMed: AOV kenmerken, productinnovatie, zelfstandigen arbeidsongeschiktheidsverzekering
2.2. Selecteren van relevante literatuur De volgende inclusiecriteria werden gehanteerd om de relevantie van de gevonden literatuur te beoordelen: De onderzoekspopulatie bestond uit zelfstandigen, ZZP’ers of dga’s. Het betrof informatie over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Het betrof een rapport/artikel uit het jaar 2004 of later.
64
Er is gekozen voor het jaartal 2004 omdat in dit jaar de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen eindigde. Sindsdien is de ondernemer zelf verantwoordelijk geworden voor het verzekeren van zijn arbeidsongeschiktheidsrisico.
3. Resultaat 3.1. Opbrengst zoekstrategie en selectieproces Het zoekproces heeft een beperkt aantal referenties opgeleverd (zie literatuurlijst) die informatie over zelfstandigen bevatten met betrekking tot arbeidsongeschiktheidsverzekering, met als publicatiejaar tussen 2004 - 2013. Uit deze literatuur is informatie verzameld om een algemene beschrijving te kunnen geven van de doelgroep (3.2), de specifieke kenmerken van verzekerde zelfstandigen (3.3), motieven van zelfstandigen om zich wel of niet te verzekeren voor AOV (3.4) en de wensen van de doelgroep ten aanzien van een AOV. Er is steeds geselecteerd op basis van relevantie voor de vervolgstap in dit onderzoek, namelijk de focusgroep bijeenkomsten.
3.2. Algemene beschrijving en definiëring van de doelgroep ‘zelfstandigen’ Bij zelfstandigen kan een onderscheid gemaakt worden naar de juridische vorm van een onderneming. Ondernemers die hun belang hebben ondergebracht in een besloten vennootschap, worden aangeduid als directeuren grootaandeelhouders (dga). De rest zijn reguliere zelfstandigen, met of zonder personeel. Volgens het CBS telde Nederland in 2012 1094.00 zelfstandigen, waarvan 760.000 zonder personeel. Cijfers van het CBS geven een stijgende trend van het aantal zelfstandigen weer. Volgens het Verwey-Jonker instituut en het Centraal Planbureau zullen er tot 2030 zo’n 140.000 bijkomen. Als het overheidsbeleid in de tussentijd niet zou veranderen, zou het aantal zzp’ers volgens hen zelfs kunnen stijgen naar een miljoen (NOS nieuws 19 december 2012). Zelfstandigen worden door het CBS gedefinieerd als personen die werkzaam zijn in het eigen bedrijf of in dat van partner en ouders en meer dan 12 uur per week werken. Freelancers worden ook onder deze categorie gerekend, directeur-grootaandeelhouders (dga’s) echter niet. Uit cijfers van het CBS is af te leiden dat de gemiddelde leeftijd van zelfstandigen 46 jaar is. Ook de Kamer van Koophandel kwam in 2007 op dit gemiddelde uit. Bron: Jong P. de, von Meyenfeldt L, Tsiachristas A, Franken C. ZZP’ers en hun marktpositie. Den Haag: Evaluatie Einde WAZ; 2009: p. 6. 3.2.1. Directeur Groot Aandeelhouders (Dga’s) Het aantal dga’s dat actief is in Nederland is aanzienlijk kleiner dan het aantal overige zelfstandigen. Volgens onderzoek van het Verbond van Verzekeraars (2007) heeft 69 procent van de dga’s met personeel een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid, 62
65
procent van de zelfstandigen met personeel, 32 procent van de zzp-ers en 27 procent van de dga’s zonder personeel (zie figuur 2).
Figuur 2: aantal dga’s en zelfstandigen en hun gemiddelde bruto ondernemersinkomen, 2006 Bron: Jong P. de, von Meyenfeldt L, Tsiachristas A, Franken C. ZZP’ers en hun marktpositie. Den Haag: Evaluatie Einde WAZ; 2009: p. 6.
3.2.2. ZZP-ers In de literatuur zijn verschillende taxaties van het aantal zzp-ers te vinden. Het gerapporteerde aantal zzp’ers hangt sterk af van de gehanteerde definitie. Het CBS definieert de zelfstandige zonder personeel als elke ondernemer die geen personeel in dienst heeft. Daartoe behoren bijvoorbeeld ook pluimveehouders en detailhandelaren zonder personeel (CBS, 2012). In onderzoek van EIM (2008) en SEO (2010) worden minder zzp’ers gedefinieerd, maar deze onderzoeken zijn uitsluitend gericht op de ‘nieuwe’ zzp’ers die hoofdzakelijk hun eigen arbeid inzetten. Daarnaast telt Nederland nog altijd een substantieel aantal ‘klassieke’ zzp’ers die mede afhankelijk zijn van investeringen in kapitaalgoederen. Volgens cijfers die de belastingdienst op verzoek heeft aangeleverd aan de SER telde Nederland in 2007 675.000 zzp’ers. Hierbij zijn alle ondernemers zonder personeel meegerekend die onder de inkomensbelasting vallen; zogenoemde resultaatgenieters en dga’s zijn uitgezonderd. Bronnen: Bovens THJFRM. Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010. CBS. statline.cbs.nl, 2012 Jong P. de, von Meyenfeldt L, Tsiachristas A, Franken C. ZZP’ers en hun marktpositie. Den Haag: Evaluatie Einde WAZ; 2009: hoofdstuk 2.6 vanaf blz. 25 De groep van zzp’ers kenmerkt zich door een zeer grote diversiteit. Uit het rapport ‘ZZP’ers in beeld’ (2010) blijkt dat: de groep zzp’ers voor twee derde uit mannen bestaat; bijna de helft ouder is dan 45 jaar; voor tachtig procent autochtoon is; het opleidingsniveau uiteenloopt van laag tot hoog: veertig procent heeft een middelbare opleiding en eveneens veertig procent een hogere opleiding; tweederde meer dan 35 uur per week werkt; dertig procent in een vennootschap onder firma (vof), maatschap, als actieve partner in een commanditaire vennootschap (cv) of in een ander formeel samenwerkingsverband opereert; de overige zeventig procent heeft een eenmanszaak; zzp’ers in allerlei sectoren voorkomen. Uit onderzoek van het EIM (2008) blijkt dat ruim een kwart van de zzp’ers werkzaam is in de zakelijke dienstverlening. Andere 66
sectoren met veel zzp’ers zijn reparatie en handel, landbouw en bouwnijverheid. Ook in kleinere sectoren kan het aandeel zzp’ers groot zijn. Zo is in de trainingssector bijna driekwart van de bedrijven zzp’er dankzij het grote aantal zzp’ers onder autoen motorrijschoolhouders en bedrijfsopleiders en – trainers. Wanneer de groep zzp’ers wordt vergeleken met werknemers dan blijken er verschillen te bestaan op meerdere persoons- en werkkenmerken: Geslacht: uit cijfers van het CBS blijkt dat de meerderheid van de zzp’ers man (486.000, 64 procent), tegenover 274.000 (36 procent) vrouwen. Onder werknemers in loondienst is de verhouding veel meer in evenwicht (54 procent respectievelijk 46 procent). Leeftijd: zzp’ers zijn gemiddeld ouder dan werknemers in loondienst. Zzp’ers zijn ondervertegenwoordigd in de leeftijdsgroep van vijftien tot 35 jaar en oververtegenwoordigd in de groep van 35 tot 65 jaar. Dit past bij het gegeven dat de meeste zzp’ers eerst in een dienstverband werken. Volgens onderzoek van EIM (2008) start ongeveer zeventig procent van de zzp’ers vanuit een vaste baan en tien procent vanuit een uitkering. Opleidingsniveau: verhoudingsgewijs zijn er meer hoogopgeleiden onder de zzp’ers (veertig procent) dan onder werknemers (33 procent) Cijfers van de belastingdienst laten zien dat bijna de helft van alle zzp’ers (45 procent) hybride ondernemer is en behalve inkomsten uit de onderneming ook inkomsten uit loon of pensioen heeft. Voor ongeveer twee derde van deze groep bedragen deze andere inkomsten meer dan 10.000 euro per jaar. Volgens onderzoek van EIM (2008) heeft ongeveer zestig procent van de zzp’ers voldoende inkomen bij het wegvallen van inkomen uit de onderneming. Voor achttien procent is dit uit financiële buffers, voor een kwart via de levenspartner en voor vijftien procent door inkomsten uit dienstbetrekking. Keuze voor zelfstandigheid bleef het belangrijkste motief te zijn om zzp’er te worden. Uit verschillende onderzoeken in de afgelopen jaren is gebleken dat ongeveer de helft van de zelfstandigen een verzekering heeft tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Uit de laatste ZZP-barometer bleek dat 46 procent van de ZZPers niet over een arbeidsongeschiktheidsverzekering beschikt (ZZP-barometer, 2012). Bij het al dan niet afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering spelen verschillende soorten factoren een rol. Bronnen: Bovens ThJFrM. Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag; SER: 2010. CBS. statline.cbs.nl, 2012
3.3. Kenmerken zelfstandig verzekerden voor arbeidsongeschiktheid Uit de geraadpleegde literatuur is informatie verzameld over de kenmerken van zelfstandig verzekerden voor arbeidsongeschiktheid. Hieronder worden eerst de algemene persoonskenmerken beschreven van de groep verzekerden voor arbeidsongeschiktheid. Vervolgens worden de beroeps- en bedrijfskenmerken beschreven.
67
3.3.1. Algemene persoonskenmerken Algemene persoonskenmerken van zelfstandigen die verzekerd zijn voor arbeidsongeschiktheid zijn: Leeftijd: Zelfstandigen op oudere leeftijd blijken vaak minder vaak verzekerd. In het rapport ZZP’ers in beeld (2010) blijken vooral zelfstandigen ouder dan 55 jaar minder dan gemiddeld verzekerd. Uit de enquête in Evaluatie Einde WAZ (2009) blijkt de oudste groep zelfstandigen (55-65 jaar) de laagste verzekeringsgraad heeft. Als mogelijke verklaring voor deze lage verzekeringsgraad van oudere zelfstandigheden wordt enerzijds gewezen op de hogere premie, die gerelateerd is aan het hogere risico op arbeidsongeschiktheid, en anderzijds op de relatief grotere welstand bij ouderen (bijvoorbeeld door opgebouwd vermogen). Jonge ondernemers (jong in leeftijd of jong als zelfstandige) blijken zich bovendien minder bezig te houden met het risico van arbeidsongeschiktheid dan hun oudere respectievelijk langer gevestigde collega’s(Evaluatie Einde WAZ, 2009). Inkomen: zzp’ers met een laag inkomen treffen gemiddeld genomen minder vaak voorzieningen dan zzp’ers met hoge inkomens. Daarnaast zijn zzp’ers in de hoogste inkomensklassen ondervertegenwoordigd. Uit onderzoek van het Verbond van Verzekeraars (2007) blijkt dat de verzekeringsgraad van zelfstandigen toeneemt met het bruto jaarinkomen bij een inkomen tot 100.000 euro en dat de verzekeringsgraad weer afneemt bij een inkomen hoger dan 100.000 euro. De laagste inkomsensgroep (0- tot 10.000 euro) kent de laagste verzekeringsgraad (26 procent), wat kan worden verklaard uit de omstandigheid dat zij vaker terugvalopties hebben, zoals inkomen uit loondienst of partnerinkomen (Enquête Evaluatie Einde WAZ; 2009). Voor de hogere inkomens geldt dat zij vaak voldoende reserves hebben om de financiële consequenties van arbeidsongeschiktheid zelf te kunnen dragen. Hoofdkostwinnerschap: zelfstandigen die hoofdkostwinner zijn vaker een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben dan die geen hoofdkostwinner zijn (Enquête Evaluatie Einde WAZ; 2009). Geslacht: Vrouwelijke zelfstandigen hebben minder vaak een arbeidsongeschiktheidsverzekering en hebben een verzekeringsgraad die aanzienlijk lager is dan mannen: 26 procent van de vrouwelijke zelfstandigen beschikte over een AOV, tegenover 51 procent van de mannen (Enquête Evaluatie Einde WAZ; 2009). Een mogelijke verklaring is dat van de vrouwen 45 procent hoofdkostwinner was, terwijl van de mannelijke zelfstandigen negentig procent hoofdkostwinner is. Huishoudsamenstelling: Uit onderzoek van Evaluatie Einde WAZ (2009) blijkt dat zelfstandigen met grotere gezinsverantwoordelijkheden zich vaker verzekeren voor arbeidsongeschiktheid. Risico- en gezondheidsperceptie: Uit de enquête bij de Evaluatie Einde WAZ (2009) blijkt dat ondernemers zelf hun kans op arbeidsongeschiktheid overwegend inschatten als klein (57 procent) of neutraal (33 procent). Opvallend is dat informatie over het risico, ernst en prevalentie, geen enkele invloed lijkt te hebben op de beslissing van zelfstandigen om het risico op arbeidsongeschiktheid wel of niet af te dekken. Enkel verschillende bewustzijnsfactoren (of men zich zorgen maakt over de gezondheid bijvoorbeeld), een bepaalde mate van sociale samenhang (betrouwbare
68
partijen vergroten de verzekeringsgraad)en passieve kennis (ervaringen vanuit werk in loondienst) hebben invloed op de beslissing een AOV af te sluiten (De Jager, 2012). Kennisniveau: Het kennisniveau van zelfstandigen, met betrekking tot arbeidsongeschiktheid, en de manieren om dit risico af te dekken is onderzocht en indien mogelijk vergeleken met objectieve gegevens over arbeidsongeschiktheid. Het algemene kennisniveau van zelfstandigen blijkt matig. Met betrekking tot specifieke kennis, scoren zelfstandigen zeer laag (De Jager, 2012). Kenmerken van diegenen die aanspraak maken op AOV: volgens AOVspecialist.nl (2011) maakte 1 op de 10 ondernemers vroeg of laat aanspraak op zijn/haar AOV verzekering. Dit cijfer loopt op het moment op naar 1 op de 8 (12,5 procent). In het bijzonder valt op dat: 1) ernstige aandoeningen relatief beperkt de oorzaak zijn van arbeidsongeschiktheid, 2) psychische aandoeningen sterk in aandeel toenemen, ook bij ondernemers, 3) ongeval relatief beperkt de oorzaak is van arbeidsongeschiktheid en 4) veel A.O. claims langer aanhouden dan 2 of 5 jaar (2 en 5 jaar zijn veel voorkomende uitkeringsduren). Belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid bij zelfstandigen: houding- en bewegingsapparaat, psychische aandoeningen en neurologische aandoeningen (Myler, 2012).
3.3.2. Beroeps- en bedrijfs-kenmerken verzekeringsstatus De beroeps- en bedrijfskenmerken die in de bestudeerde literatuur zijn gevonden luiden: Sector/beroep: De keuze om een AOV af te sluiten hangt tevens samen met de sector waarin iemand werkzaam is. Het percentage verzekerden is hoger in sectoren met een grotere kans op arbeidsongeschiktheid, zoals bijvoorbeeld de sector transport (75 procent). De zakelijke dienstverlening en overig scoort daarentegen met 29 procent het laagst qua percentage verzekerden (Verbond van Verzekeraars, 2007). Onderzoek in de bouwsector van EIB (2010) wijst uit dat de verzekeringsgraad ook in deze sector met 57 procent hoger is dan gemiddeld. Personeel: Hoe meer werknemers in dienst, hoe vaker men een verzekering heeft afgesloten. Het hebben van personeel (en daarmee de grootte van de onderneming) lijkt van invloed te zijn of men zich verzekerd. (Verbond van Verzekeraars, 2007) (zie figuur 1) Figuur 1. Verzekeringsgraad ondernemers naar aantal werknemers
69
Loondienst: Zelfstandigen afkomstig uit loondienst hebben vaker een AOV (De Jong e.a., 2009). Dga’s: Uit onderzoek blijkt dat dga’s vaker verzekerd zijn dan de andere typen zelfstandigen. Dga’s combineren een aantal kenmerken, zoals hoger inkomen en meer personeel, die tot een hogere verzekeringsgraad leiden (De Jong e.a., 2009).
3.4. Verzekeringsmotieven van zelfstandigen In de onderstaande paragraaf worden de motieven van zelfstandigen besproken om wel (3.4.1) of geen (3.4.2) arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten.
3.4.1. Motieven om wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering af te sluiten Uit onderzoek van Evaluatie einde WAZ (2009) blijkt dat de kans dat zelfstandigen een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben, significant groter is als zij: hoofdkostwinner zijn; jonger dan zestig zijn; een inkomen hebben groter dan 30.000; geen andere inkomsten hebben; meer uren per week als zelfstandige werken; langer dan als zelfstandige werkzaam zijn; meer dan drie werknemers hebben; het werk als riskant inschatten. Over het algemeen kiezen zelfstandigen, die het risico op arbeidsongeschiktheid hebben afgedekt, voor de manier waarop zij het risico afdekken, op basis van de prijs/kwaliteit verhouding (39.9 procent), een gerust gevoel (32.2 procent) en een gevoel van zekerheid (28.4 procent) (De Jager, 2012). Maar deze redenen gelden niet algemeen voor elke manier waarop het risico op arbeidsongeschiktheid is af te dekken. Waar zelfstandigen onder andere voor een volledige AOV kiezen wegens zekerheid en een gerust gevoel, kiezen andere zelfstandigen voornamelijk voor een budget AOV wegens de prijs/kwaliteit verhouding en omdat het precies dekt wat zij gedekt willen hebben. In het algemeen wordt gezegd dat de voorkeur van een ondernemer om een verzekering af te sluiten, afhangt van een aantal factoren die worden ontleend aan de micro-economische theorie van gedrag over onzekerheid (Evaluatie eind WAZ, 2009). De onzekerheid betreft hier het mogelijke verlies van inkomen als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Volgens de micro-economische theorie betalen risico-averse personen liever een vast bedrag per jaar dan bloot te staan aan het risico van een, mogelijk groot, verlies aan inkomen. Vanwege hun voorkeur voor zekerheid zijn zij bereid meer premie te betalen dan nodig is voor het verwachte verlies aan inkomen te dekken. Risico-averse personen zijn vaak zelfs bereid een premiebedrag te betalen dat groter is dan wat een verzekeraar nodig heeft om kostendekkend te opereren. Of verzekerden hiertoe bereid zijn hangt, behalve van de mate van risico aversie, ook af van hun inkomen en risicoperceptie en van de alternatieve middelen waarover zij beschikken.
70
3.4.2. Motieven om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten Meer dan de helft van de zelfstandigen heeft het risico op arbeidsongeschiktheid niet afgedekt, 51.1 procent. Hiervoor hebben zij verschillende redenen. De belangrijkste reden is dat het te duur is voor deze zelfstandigen om het risico af te dekken. Zo duur dat zij dit niet kunnen betalen (42.5 procent). Nog eens 26.3 procent vindt het ook te duur maar zou het wel kunnen betalen (De Jager, 2012). Andere motieven om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten als zelfstandige zijn: Risico: De ondernemer denkt dat hij of zij niet arbeidsongeschikt zal worden. Prioriteit: verzekeren voor arbeidsongeschiktheidsrisico kan ook later worden geregeld. Terugval op partner: De ondernemer kan terugvallen op het inkomen van de partner. Uit de enquête in de Evaluatie Einde WAZ (2009) blijkt dat veertien procent aangeeft dat de partner voldoende verdient voor beiden. Afhankelijkheid: De ondernemer is niet afhankelijk van het zelfstandigen inkomen (Er is voldoende vermogen, of ook inkomen uit loondienst). Twaalf procent van de respondenten beheert voldoende eigen geld bleek uit de enquête in de Evaluatie Einde WAZ (2009). Inkomen: De ondernemer geniet te weinig inkomsten uit de onderneming om zich te verzekeren. Acceptatiebeleid en toegankelijkheid: Private verzekeraars mogen de kandidaatverzekeraars keuren om risico in te schatten. Op deze manier is het mogelijk dat de ondernemer niet wordt geaccepteerd door een verzekeringsmaatschappij vanwege medische redenen of kan de ondernemer premieopslag krijgen (ZZP’ers in beeld, 2010). Uit de Evaluatie einde WAZ (2009) blijkt uit de gegevens van een grote verzekeraar dat in 2008 circa 82 procent van de aanvragen zonder meer wordt geaccepteerd. Ongeveer drie procent van de zelfstandigen die zich wil verzekeren, is geweigerd en ongeveer acht procent van de aanvragers zet de aanvraag niet door als blijkt dat de verzekeraar aanvullende eisen stelt ten aanzien van de verzekering, zoals opslagen of uitsluiting.
3.5. Wensen zelfstandigen arbeidsongeschiktheidsverzekering In deze paragraaf wordt ingegaan op de vraag wat zelfstandigen willen inzake het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie afkomstig de volgende onderzoeken/artikelen: proefschrift van Dekker (2011), de ZZP-barometer (2012),het onderzoeksrapport van De Jager (2012), een onderzoeksrapport van het Verwey-Jonker instituut (2012) en een artikel van Sociale Zekerheid ESB van Hochguertel e.a. (2013). Als het gaat om wensen voor een AOV, dan spelen de volgende aspecten een rol: Geen verplichting: Allereerst weten we dat 90-95 procent van alle zzp’ers aangeeft ‘uit vrije keus’ zelfstandige te zijn geworden Uit recent onderzoek komt naar voren dat maximaal tien procent van alle zzp’ers lijkt te starten door een gebrek aan baanmogelijkheden. Het eigen baas kunnen zijn en het zelf invulling kunnen geven aan de arbeidsinhoud zijn de belangrijkste startmotieven. De meerderheid (62,4 procent) van de zelfstandigen is dan ook geen voorstander van het invoeren van het verplichte verzekeren en sociale voorzieningen voor zelfstandigen. 71
Collectiviteit:
Volgens de ZZP-barometer vindt 88,6 procent dat zelfstandigen zich
aan moeten kunnen sluiten bij een collectieve arbeidsongeschiktheidsregeling. Daarentegen is bekend dat zelfstandigen minder risico-avers zijn dan andere personen. Deze bevindingen; een voorkeur voor het maken van persoonlijke keuzes en een minder risico-averse persoonlijkheid, maken duidelijk dat collectief verplichte regelingen hoogstwaarschijnlijk minder goed aansluiting vinden bij de zelfstandige. Sociale zekerheid: Onderzoek laat zien dat zzp’ers inderdaad niet direct positief staan tegenover collectieve sociale regelingen, vooral als deze regelingen werkgerelateerd zijn (zoals het werkloosheidsrisico). Dit zijn in de beleving van zzp’ers de risico’s van het (ondernemers)vak waarvoor men zelf moet opdraaien. Daarentegen lijkt de groep gemiddeld genomen minder afwijzend te staan tegenover een basispakket aan sociale regelingen in het geval van risico’s die minder goed zijn te beïnvloeden, zoals ouderdom en arbeidsongeschiktheid. 71,5 procent vindt niet dat zelfstandigen die werk verrichten dat in hun sector voornamelijk in loondienst wordt gedaan, verplicht moeten worden ondergebracht in de sociale zekerheid. Uit onderzoek in Denemarken blijkt dat er geen gevaar bestaat voor moreel risico (dat verzekeren resulteert in het nalaten van afwending van negatieve schokken) bij het vrijwillig verzekeren van verlies van inkomen (WW, pensioen), maar wel de kans op het zelfstandig worden vergroot. De mogelijkheid tot een VUT-regeling wanneer men deel neemt vanaf een bepaalde leeftijd, bevordert daarbij de dekkingsgraad. Broodfondsen: 68,5 procent van de zzp’ers vinden dat broodfondsen als verzekering tegen risico’s als ziekte en arbeidsongeschiktheid actieve, fiscale steun verdienen en 83,2 procent is van mening dat zelfstandigen onder bepaalde omstandigheden toegang krijgen tot de bijstand. Betaalbaar: zelfstandigen willen een AOV die betaalbaar is. De meerderheid van de zelfstandigen vind een arbeidsongeschiktheidsverzekering te duur. Flexibel: meer dan vier op de vijf zelfstandigen wil zelf kunnen bepalen wat ze wel en wat ze niet verzekeren en willen in ieder geval niet aan dure pakketten vastzitten. Onafhankelijkheid: zelfstandigen willen informatie van een onafhankelijke partij. Het is opvallend dat de meeste informatie met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en/of manieren om het risico af te dekken afkomstig is van partijen die er een commercieel voordeel bij hebben om deze informatie te verspreiden. De overheid is ook een veel gebruikte bron voor informatie over arbeidsongeschiktheid en is betrouwbaarder dan partijen die er commercieel voordeel aan behalen, maar niet zo betrouwbaar als onafhankelijke partijen. Begrijpelijke informatie: zelfstandigen willen informatie die niet te complex is, maar begrijpelijk en overzichtelijk. De informatie over zowel arbeidsongeschiktheidsrisico als de manieren om het risico af te dekken wordt door zelfstandigen wel als matig tot vrij complex ervaren. Dit zou kunnen verklaren waarom het kennisniveau van zelfstandigen met betrekking tot specifieke kennis, matig tot laag is. De complexiteit van de informatie maakt het niet alleen moeilijk om te begrijpen en te onthouden, maar schrikt wellicht ook af. Preventie: uit alle onderzoeken wordt geconcludeerd dat het zzp-schap een serieuze keuze is waarbij preventie van noodgedwongen uitval in de toekomst veel meer dan nu aandacht verdient. Mede omdat de drie belangrijkste omstandigheden waardoor
72
zelfstandigen arbeidsongeschikt raken, zijn: 1) te hard werken/stress/weinig rust, 2) overbelasting bewegingsapparaat, 3) ongeval dat niet werk gerelateerd is.
4. Referenties AFM. Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen, 2011 AOV-specialist. www.AOVspecialist.nl (2011). Berg N Van Den, Mevissen, JWM, Tijsmans, N. Zelfstandigen zonder personeel. EIM; (2008): p. 25. Berden C, Dosker R, Risseeuw P, Willebrands, D. Markt en hiërarchie: Kosten en baten van het zzp-schap, in opdracht van het ministerie van economische zaken. SEO-rapport nr. 2009-72. Amsterdam; SEO Economisch onderzoek: 2010. Bovens THJFRM. Zzp’ers in beeld: Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel. Den Haag: SER; 2010 Brouwers P, Zwinkels W. Verzekerd van een vangnet na de WAZ? Gevolgen van afschaffing van de WAZ voor het verzekeren van arbeidsongeschiktheidheidsrisico’s door zzp'ers. TNO: 2006. Beschikbaar via: http://www.tno.nl/downloads/KvL-ARB-APAR-rapport-WAZ.pdf. Geraadpleegd 2012 december 27. CBS. statline.cbs.nl, 2012 De Evaluatie van de Wet einde Toegang verzekering WAZ 2009. Beschikbaar via: http://www.rijksbegroting.nl/algemeen/gerefereerd /1/3/4/kst134709.html Geraadpleegd 2012 november 27. Dekker F, Stavenuiter M. ZZP-ers en het sociale stelsel: op weg naar herziening. Verwey-Jonker Instituut; 2012. Dekker F. Flexible Employment, Risk and the Welfare State. Rotterdam: Academisch proefschrift; 2011. Hochguertel S. en Ejrnaes M. Zelfstandigen en sociale verzekeringen. In: ESB Sociale Zekerheid, jaargang 98 (4652), 25 januari 2013, p. 52-55. Jager, W de. Risicobewustzijn arbeidsongeschiktheid onder zelfstandigen, mei 2012. Beschikbaar via: http://www.telewerkforum.nl/files/Onderzoeken/120620%20%20zzp_onderzoek_risicobewustzijn_ao_myler_2012.pdf. Jong P. de, von Meyenfeldt L, Tsiachristas A, Franken C. ZZP’ers en hun marktpositie. Den Haag: Evaluatie Einde WAZ; 2009: p. 6. TAF. Bereikbaar via: https://www.taf.nl/pdf/Advertorial_A4_VVP_jubileumnummer092012_GGAOV%20 zonder%20snijlijnen.pdf. Geraadpleegd 2012 november 27. Treur HF. De rationele ondernemer: motieven van zelfstandig ondernemers en dga’s om zich te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Den Haag: Verbond van Verzekeraars Centrum voor Verzekeringsstatistiek: Verbond van Verzekeraars; 2007 Zzp-ers in de bouw, Position paper t.b.v. van de SER commissie Positie Zelfstandig Ondernemers. Amsterdam; Economisch Instituut voor de bouw: 2010. ZZP Barometer: Politiek, pensioen, verzekeringen. 2012
73
74
Werk maken van een nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen