Werk aan de winkel De vorige update over lumpsum ‘Lumpsum PO loopt als een trein’ heeft ongetwijfeld de indruk gewekt dat alle voorbereidingen voorspoedig verlopen. Dat is ook zo op landelijk niveau, maar de voorbereiding op het niveau van het bestuur en de school is uiteraard doorslaggevend. Daarom in dit artikel aandacht voor de landelijke ontwikkelingen, maar ook voor de voortgang op de werkvloer. Wetsvoorstel is Tweede Kamer gepasseerd De behandeling van het wetsvoorstel is op 1 februari jl. afgerond met de stemming erover. Ondanks wat dreigende taal tijdens de behandeling van de amendementen, was de steun uiteindelijk kamerbreed met uitzondering van de SP. Twee onderwerpen hebben met name in het debat centraal gestaan: - de uitwerking van de medezeggenschap onder lumpsum, en - de omvang van de herverdeeleffecten in het algemeen en die van de eenpitters in het bijzonder. medezeggenschap De medezeggenschap betrof met name de vraag of dit nu al in dit wetsvoorstel moest worden uitgewerkt of dat veel onderwerpen daarvan niet beter in het al toegezegde debat over de aanpassing van de medezeggenschap konden worden meegenomen en vervolgens verwerkt in de komende Wet medezeggenschap scholen (WMS) die gepland staat voor invoering in 2007. De toename van de grotere autonomie van de besturen onder lumpsum was voor een aanmerkelijk deel van de Kamer reden om te stellen dat die toename eigenlijk alleen verantwoord kon, wanneer tegelijkertijd de medezeggenschap van de direct betrokkenen fors werd uitgebreid en versterkt. Daarbij is de politieke wens te komen tot een sterkere positie van de ouders ook een krachtige drijfveer. herverdeeleffecten De omvang van de herverdeeleffecten hield de gemoederen flink bezig. Er gingen forse percentages over tafel, met name van kleine besturen, waarvan echter niemand uit de Kamer kon aangeven hoe hard die dan waren. Het gaf wel voldoende aanleiding om de al eerder vastgelegde benadering dat er voor uitschieters een vangnet moet zijn, als een noodzakelijk achtervang te zien. De reactie dat voor een exact inzicht in de herverdeeleffecten nu juist het meetjaar ingesteld was, leidde tot veel nadruk op het belang dat daar dan nog zorgvuldig naar gekeken moest worden door de Kamer. Pas daarna zou het mogelijk zijn te beslissen of de invoering per 1 augustus 2006 verantwoord is. toezeggingen Tijdens de behandeling zijn een aantal zaken door de minister toegezegd: - Er volgen nog rapportages over de voortgang van het flankerend beleid (de tweede in augustus 2005, de derde in januari 2006). Die derde zal met name ingaan op de herverdeeleffecten, de bestuurskracht van de scholen, gegevens over de bekostiging en de tijdige informatievoorziening aan de scholen. - In september 2005 volgt het Bekostigingsbesluit WPO resp. WEC. In januari 2006 ontvangt de Kamer de rapportage over de uitkomsten van het meetjaar. - De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek van een commissie, die in het leven geroepen wordt om te adviseren over de toekenning van de bijzondere bekostiging (vangnet) en die moet beoordelen of de herverdeeleffecten acceptabel zijn. - Binnenkort komt de minister met de bredere notitie over ‘good governance’, waarbij ook ingegaan wordt op het advies van de Onderwijsraad ‘Degelijk onderwijsbestuur’. - De Kamer ontvangt voor 1 april 2005 de uitwerkingsnotitie medezeggenschap PO/VO. Dan kan de Kamer bezien of die uitwerking voldoende garantie geeft op een goede Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
1
-
medezeggenschap voor de scholen. Als vervolgens het groene licht wordt gegeven kan voortvarend worden gewerkt aan het wetsvoorstel medezeggenschap scholen. Wat de minister betreft wordt die dan uiterlijk in januari 2006 naar de Tweede Kamer gestuurd. De beoogde inwerkingtreding van dat wetsvoorstel zal zo mogelijk per 1 januari 2007 zijn. In de uitwerkingsnotitie over het achterstandenbeleid en de gewichtenregeling (in april/mei naar de Kamer) zal de minister expliciet ingaan op de mogelijke samenloop met herverdeeleffecten als gevolg van de invoering van de lumpsumbekostiging. De minister zal de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen van de gemiddelde personeelslast (GPL) en ingrijpende veranderingen melden.
Amendementen Er zijn veel amendementen over de medezeggenschap ingediend, maar de meeste zijn verworpen. Het enige amendement over dit onderwerp dat werd aangenomen betrof het amendement van Lambrechts (D66), Vergeer (SP) en Hamer (PvdA) dat dankzij een vergissing van de ChristenUnie net een meerderheid kreeg. Anders hadden de stemmen gestaakt en was het amendement verworpen. Dit amendement legt weer vast dat een lid van de GMR tevens lid moet zijn van een MR. Het wetsvoorstel beoogde het juist mogelijk te maken die verplichte koppeling los te laten. De kans is groot dat de loskoppeling weer meegenomen wordt door de minister in het wetsvoorstel medezeggenschap scholen. Een ander amendement (Hamer, PvdA) betrof meer de techniek van de lumpsum, had een positief advies van de minister en werd met algemene stemmen aangenomen. De toezegging in de uitwerkingsnotitie dat een samenwerkingsverband WSNS de verplichte overdracht van zorgformatie in geld ook kon verstrekken op basis van een leeftijdsafhankelijke normering in die bekostiging werd zo alsnog in de wet vastgelegd. Het amendement waarin werd vastgelegd dat de nadere uitwerking in het Bekostigingsbesluit eerst nog langs de Kamer moet (De Vries, CDA), kon ook op algemene instemming rekenen. Moties Er volgden nog enige moties. De eerste aangenomen motie betrof die van Kraneveldt (LPF), Azough (Groen Links), Hamer (PvdA) en Vergeer (SP) en kreeg ook de steun van het CDA. Het legt vast dat in januari 2006 de beslissing in de Kamer valt of de invoering van de lumpsumbekostiging per 1 augustus 2006 plaats vindt dan wel later wordt ingevoerd. Dan zal met name gekeken worden naar de gegevens omtrent de herverdeeleffecten, de stand van zaken met de voorbereiding op lumpsum en de aanwezigheid van het wetsvoorstel medezeggenschap scholen. De tweede aangenomen motie (Hamer, PvdA) haalde het met de steun van D66 naast de andere partijen van de oppositie, en vraagt de herverdelingseffecten van het GOA-beleid, lumpsum en de voorgestelde nieuwe gewichtenregeling op elkaar te betrekken om ongewenste effecten te voorkomen. De derde aangenomen motie (Hamer, PvdA) kreeg de steun van de hele Kamer met uitzondering van D66, en vraagt om nauwkeurig op de hoogte gehouden te worden van de ontwikkeling van de GPL en met name eventuele ingrijpende aanpassingen daarvan aan de Kamer voor te leggen. Conclusie De algemene conclusie kan zijn dat in het debat het onderwerp medezeggenschap een bovenmatige aandacht kreeg terwijl de discussie over juist die materie al was toegezegd rond de notitie over de nadere uitwerking van de nieuwe wet medezeggenschap scholen. Men kan het echter ook positief duiden:
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
2
De voorbereidingen op de lumpsum verlopen zo zorgvuldig en doordacht dat in feite op dat onderwerp zelf niet nader hoefde te worden ingegaan. En voor zover gegevens nog nodig zijn, werd met klem aangedrongen op in feite al eerder toegezegde nadere informatie. Zodra de uitwerkingsnotitie over de medezeggenschap in april naar de Tweede Kamer is gestuurd zal duidelijk worden of er op dit terrein nog echte hobbels zijn te verwachten. Gelet op de goede voortgang die het overleg met het onderwijsveld maakt, komt er geen vertraging en lijkt de kans groot dat, met de nodige mitsen en maren de strekking van die uitwerkingsnotitie wel aanvaard wordt door de Kamer. Dan is de kans reëel dat het wetsvoorstel in januari 2006 ingediend is zodat geen reden is op dit punt nog problemen voor de invoering lumpsum te verwachten. Tegen die tijd is het overzicht van de herverdeeleffecten ongetwijfeld ook gereed en het zou wel heel merkwaardig zijn als die effecten heel anders zijn dan op grond van ramingen nu is in te schatten: binnen een aanvaardbare bandbreedte. En te ondervangen met een passende overgangsregeling. Wel speelt hierbij ongetwijfeld mee wat de budgettaire herverdeeleffecten zullen zijn van de ingrijpende veranderingen op het terrein van het onderwijsachterstandenbeleid en de gewichtenregeling, met name kort na de invoering van de lumpsum. Daarop zullen we straks nog afzonderlijk ingaan. Het moeilijkste punt zal daarom naar verwachting de stand van zaken zijn van de voorbereiding op lumpsum door de besturen en de scholen. Daaraan wordt nu hard gewerkt door het veld, waarbij de besturen- en managementorganisaties al hun leden bij langs gaan om in kaart te brengen of de invoering verantwoord kan. Het criterium daarbij is dat een bestuur in staat moet zijn voldoende greep te hebben op de financiën om in elk geval een beleidsarme invoering door te voeren. Ervaring van de pilots in het werken met geld De ervaringen met de pilotbesturen die al met geld werken leert dat het nog een lastige zaak is om voldoende greep te krijgen op met name de personele kosten. In plaats van een budget in fre’s is nu een budget in geld beschikbaar, maar uit welke componenten die inkomsten nu precies bestaan is voor diverse besturen niet inzichtelijk, terwijl de raming van de personele kosten af en toe ook voor verrassingen zorgt. Voor een belangrijk deel gaat het hier om onbekendheid met die personele kosten omdat declaratie inhield dat al die kosten ‘automatisch’ verrekend werden via vooral het CASO-systeem. Die computer zorgde ervoor dat alle premies, belastingen, toelagen en dergelijke netjes berekend werden en dat het ministerie tijdig bericht kreeg hoeveel overgemaakt moest worden voor die declaratie. Het maken van een meerjarenbegroting van de geraamde uitgaven vereist in feite zicht op al die uitgaven terwijl die uitgaven in balans moeten zijn met het lumpsumbudget waar al die componenten in versleuteld zitten. Dat leidt tot puzzels als: hoeveel zit er nu in het budget voor de kosten van BAPO en hoeveel zijn mijn werkelijke kosten daarvoor, heb ik een positief of een negatief saldo voor die post, en hoe is het verloop daarvan in de komende jaren. Lastige vragen die wel te beantwoorden zijn, maar daarvoor is het nodig zicht te hebben op de werking van die regeling en de financiële effecten daarvan, en ook te weten in welke omvang het personeel nu en in de toekomst gebruik gaat maken van de BAPO. Naast de feitelijke praktische problemen met het omgaan met geld in plaats van fre’s bij de pilots zelf, gaat het om de voorbereiding van het hele primair onderwijs zelf op de lumpsum. De bewustwording, de informatieverwerking, de besluitvorming erover en de zo beleidsrijk mogelijke toepassing. Uit het onderzoek omtrent de voortgang daarvan1 komt naar voren dat er weliswaar op veel plaatsen voortvarend aan wordt gewerkt, maar dat is niet overal het 1
ECORYS-NEI (Rotterdam): Flankerend beleid invoering lumpsum PO, resultaten eerste meting monitor, september 2004.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
3
geval. Problemen worden met name verwacht bij eenpitters, in het openbaar onderwijs en extra aandacht zal ook nodig zijn voor samenwerkingsverbanden WSNS en REC’s. De problemen bij eenpitters liggen voor de hand: de risico’s kunnen relatief omvangrijk zijn en soms in een enkel bijzonder geval nauwelijks te dragen, terwijl de mogelijkheden van effectief beleid sterk afhankelijk zijn van meer toevallige omstandigheden. Het openbaar onderwijs kent als specifieke problematiek de dubbele petten problematiek van de verwevenheid van bestuur en management, mede waardoor ook een helder zicht op de financiën voor de scholen vaak ontbreekt. De boekhouding van het openbaar onderwijs is onderdeel van de gehele gemeentelijke boekhouding waardoor er geen transparantie is en op de scholen weinig ervaring met de financiële huishouding. Ook bij verzelfstandigingstrajecten blijkt dat het een zeer complexe zaak is om de financiën van het onderwijs en de lokale overheid te ontvlechten. Lumpsum komt op bezoek Bij grootschalige operaties is altijd het beeld aanwezig dat er voorlopers zijn, een grote middengroep, maar ook altijd achterblijvers. Vandaar dat besloten is om een extra activiteit te starten waarbij alle besturen worden benaderd om de voortgang per bestuur in kaart te brengen. Deze intensieve veldbenadering wordt uitgevoerd door de besturen- en managementorganisaties die daarvoor extra middelen ontvangen, maar daarvoor ook vastleggen dat zij de verantwoordelijkheid op zich nemen dat vrijwel alle besturen die tot hun organisatie behoren tijdig gereed zullen zijn voor tenminste een beleidsarme invoering per 1 augustus 2006. Met dit contract hebben deze organisaties zich een forse taak op de nek gehaald die zij nu waar moeten maken. Dit voorjaar 2005 zullen alle besturen (met hun verantwoordelijke managers) op deze wijze bezocht worden zodat nog voor de zomervakantie een scherp beeld verkregen kan worden van de voortgang per bestuur. Bij dit eerste bezoek zal met name naar de administratieve organisatie gekeken worden en naar de aanpak ter voorbereiding van de komst van lumpsum. Voor de administratieve organisatie is een checklist2 opgesteld die wordt nagelopen, terwijl bevorderd wordt dat elk bestuur een Plan van Aanpak opstelt om ervoor te zorgen dat de invoering per 1 augustus 2006 gerealiseerd kan worden. Veel besturen hebben al een dergelijk plan van aanpak, maar er zijn ook besturen die zich afvragen waar ze moeten beginnen. Tijdens het bezoek wordt gepoogd deze besturen op weg te helpen, door in het gesprek de knelpunten zichtbaar te laten worden, plus de richting voor de oplossing. De besturen waar het goed gaat zullen vrijwel geen extra begeleiding meer nodig hebben, zodat de activiteiten zich kunnen focussen op de besturen waar problemen zijn. Najaar 2005 vindt dan een tweede bezoek plaats om de voortgang na te gaan en het bestuur verder op weg te helpen. Dan zal ook voor de landelijke rapportage naar de Tweede Kamer de inschatting gemaakt moeten worden of een bestuur voldoende gevorderd zal zijn per 1 augustus 2006 om de invoering verantwoord te laten plaats vinden. In het voorjaar 2006 volgt dan zo nodig het derde bezoek om een bestuur nogmaals bij te staan. Door het projectbureau lumpsum po wordt momenteel gewerkt aan een instrument dat toegankelijk is via internet, en dat het mogelijk moet maken na te gaan hoe men er met de voorbereiding voor staat en dan tevens de mogelijkheid biedt op die punten waar men zwak staat nadere informatie en ondersteuning te krijgen. Door deze wijze van ‘e-learning’ kan men de eigen situatie in beeld brengen en aanknopingspunten vinden voor het plan van aanpak. Dit komt niet in de plaats van het bezoek maar is daar een aanvulling op zodat een beter plan van aanpak invoering lumpsum gemaakt kan worden.
2
Deze checklist administratieve organisatie is in december 2004 naar alle besturen en scholen gestuurd. Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
4
Behalve het gesprek over de checklist administratieve organisatie en het plan van aanpak blijven de activiteiten doorgaan gericht op verdere bewustwording, informatieverwerving en deskundigheidsbevordering. De regeling versterking Bestuur en Management biedt de financiële mogelijkheden aan een bestuur dat soort ondersteuning naar eigen voorkeur vorm te geven dan wel in te kopen, evenals scholing, training, aanschaf instrumenten, aanschaf handreikingen en modellen, en dergelijke. Voor een belangrijk deel zal het ook gaan om bezinning op de cultuurverandering die moet plaats vinden nu de visie, het beleidsplan sturend moet zijn voor de uitgaven, en de keuzen die in dat kader moeten worden gemaakt. Werken aan transparante besluitvorming Managementstatuut De Code goed bestuur is na terugkoppeling binnen de organisaties in december 2004 vastgesteld. De minister is van plan nog met een bredere notitie te komen over ‘‘good governance’, waarbij ook ingegaan wordt op het advies van de Onderwijsraad ‘Degelijk onderwijsbestuur’ van december 2004. Bestuurs- en managementorganisaties zijn ondertussen bezig of bezig geweest met het geven van een eigen nadere invulling van de code goed bestuur. Een deel van die invulling zal ook betrekking hebben op het managementstatuut dat wettelijk verplicht wordt. In dat managementstatuut moeten de taken bevoegdheden en verantwoordelijkheden - en daarmee ook de besluitvorming - binnen de gehele organisatie helder in kaart worden gebracht. VOS/ABB werkt samen met de AVS aan een model-managementstatuut3 waarmee een schoolbestuur tot nadere concretisering voor de eigen organisatie kan komen. Ongetwijfeld zullen andere organisaties ook met hun eigen model komen. Medezeggenschap Met de aanneming van het wetsvoorstel invoering lumpsum door de Tweede Kamer is nu ook duidelijk welke wijzigingen in de WMO met het oog op lumpsum plaatsvinden. De medezeggenschap over het financiële beleid en over het managementstatuut zal nu fors aan betekenis toenemen, ook doordat de informatieverstrekking aan de medezeggenschapsorganen nu veel harder is voorgeschreven. In feite moet nu alle financiële informatie (de inkomsten van het Rijk, de meerjarenbegroting, het financiële jaarverslag, de criteria voor de toedeling van de middelen aan de scholen en bovenschools, de omvang van reserves en voorzieningen plus de onderbouwing van de noodzaak daarvan) beschikbaar worden gesteld. Wanneer men de tekst van de uitwerkingsnotitie lumpsum naast de wettekst legt blijkt dat de wettekst toch minder stringent is dan het geformuleerde voornemen, met name waar het gaat om de informatieverstrekking. Door het projectbureau lumpsum PO is over de medezeggenschap onder lumpsum een zeer goed leesbare brochure uitgebracht die aan alle scholen en MR-en is toegestuurd en daarnaast op grote schaal is verspreid tijdens de NOT. De brochure ‘Medezeggenschap is partnerschap’ geeft een helder beeld van de nieuwe bevoegdheden onder lumpsum, staat ook stil bij de code goed bestuur, en zet een aantal zinnige vragen op een rij voor het overleg over de invoering lumpsum. Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Een belangrijke stap voorwaarts is de verplichting voor elk bestuur met meer dan een school om een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) te hebben, met zelfstandige bevoegdheden omtrent het managementstatuut en het financiële beleid. Daarnaast zullen ook andere bovenschoolse bevoegdheden aan de GMR worden toebedeeld. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het principe dat de medezeggenschap plaats vindt op het niveau 3
Deze publicatie is begin april 2005 uitgebracht.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
5
waarop daarover beslissingen worden genomen. Het is evident dat over de managementstructuur van een organisatie bovenschools wordt beslist evenals over de vaststelling van het financiële beleid. De medezeggenschap vindt dan ook bovenschools plaats. Ook het personeelsbeleid dat bestuursbreed wordt vastgesteld zal dan ongetwijfeld op het niveau van de GMR aan de orde komen. Grotere betrokkenheid De invoering van de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs gaat dus gepaard met een stevige aanscherping van de transparantie van de besluitvorming en van de medezeggenschap over de uitwerking van de besluitvorming in het managementstatuut, terwijl het financiële beleid veel meer in de openbaarheid wordt gebracht en de medezeggenschap erover aanzienlijk krachtiger wordt. De medezeggenschap is nu ook gekoppeld naar het niveau waarop de beslissingen vallen. De betrokkenheid van zowel personeel als ouders en leerlingen bij de besluiten zal op deze wijze stellig toenemen. Dat is een goede zaak. Achterom kijkend is het nu alleen maar verbazingwekkend dat deze inbedding van de invoering van de lumpsum niet heeft plaats gevonden bij dezelfde operatie in het VO indertijd en in de BVE-sector daar nog aan voorafgaand. In elk geval heeft de wijziging van de WMO die plaats vindt (nu pas) ook volledige doorwerking naar het VO! Herverdeeleffecten en de overgangsregeling De lumpsumformules zijn al bijna een jaar bekend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat op veel plaatsen al berekeningen zijn gemaakt van het budget dat met lumpsum wordt verkregen. Met de Excel-instrumenten van Cfi die omstreeks juni 2004 beschikbaar zijn gesteld is zo’n berekening eenvoudig te maken, zij het dat nog steeds met voorlopige bedragen moet worden gerekend. In het najaar heeft Cfi (helaas)4 besloten die instrumenten van de website te halen, omdat ondertussen in oktober 2004 een nieuw hulpmiddel beschikbaar kwam in de vorm van de website Mijncfi.nl waarbij het voor een bestuur en een school mogelijk was de uitkomsten te berekenen van alle financiële budgetten die in principe onder lumpsum beschikbaar komen. Behalve het budget voor de formatieve bekostiging omvat dat tevens het budget voor personeelsbeleid, het budget voor versterking bestuur en management, en het budget voor de materiële instandhouding (Londo) dat omgerekend wordt van de betreffende kalenderjaren naar het betreffende schooljaar. De bedoeling was dat tevens opgegeven kon worden hoeveel het gedeclareerde budget voor de formatie was, zodat duidelijk zou worden of een school/bestuur er op vooruit of achteruit zou gaan. Zo’n vergelijking is echter een gecompliceerde zaak omdat de grondslag voor de vergelijking dan wel dezelfde moet zijn. Anders worden appels met peren vergeleken. De opgave van de declaratie werd daarom al snel ‘dichtgemetseld’, zodat alleen de inkomsten in de berekeningen aan bod kwamen. Wel werd toegezegd dat begin 2005 het instrument aangepast zou worden en met behulp van CASO gevuld zou worden met de declaratiegegevens die een vergelijking alsnog mogelijk zou maken. Het verkrijgen van de juiste gegevens van CASO bleek ondertussen ook geen eenvoudige opgave zodat de mogelijkheid tot vergelijking langer duurde dan verwacht. De nieuwe versie van Mijncfi.nl zou nu begin april 2005 beschikbaar komen en dan is het in principe mogelijk de vergelijking tussen declaratie en lumpsum te maken. Dat vereist nog wel de nodige zorgvuldigheid en de omvang van de declaratie is geraamd op basis van de omvang van de declaratie van de eerste 5 maanden van dit schooljaar (augustus t/m december 2004).
4
Helaas, omdat met die Excel instrumenten het goed mogelijk was om voor de eigen school en bestuurssituatie een eigen versie te maken die in relatie kon worden gebracht met andere Excelberekeningen zoals de raming van de personele kosten.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
6
heldere uiteenzetting nodig Wat nog ontbreekt is een heldere uiteenzetting van de wijze waarop die vergelijking gemaakt moet worden. Die is formeel wel opgenomen in het wetsvoorstel lumpsum, maar die teksten zijn mede door de vele verwijzingen niet toegankelijk. Veel besturen hebben nu wel berekeningen gemaakt, of laten maken, maar die zijn niet altijd even duidelijk over hetgeen precies in de declaratie is meegenomen. Dat maakt het lastig om de uitkomsten te beoordelen. Overwegend is de melding dat de lumpsum een achteruitgang teweeg zou brengen. Tegelijkertijd moet daarbij geconstateerd worden dat navraag leert dat in veel gevallen toch wel appels met peren zijn vergeleken. Met name de omvang van het aantal fre’s dat gedeclareerd is, is vaak te groot. Behalve de fre’s die worden toegekend op grond van de telling van 1 oktober 2003 blijken ook de fre’s bij de declaratie te zijn betrokken die vervolgens beschikbaar zijn als gevolg van overdracht door het samenwerkingsverband WSNS, aanvullende formatie (bijv. groei en LGF). Daardoor is de basis voor de berekening van de declaratie anders dan die voor de lumpsum. Die wordt vastgesteld op grond van de telling 1 oktober 2003 met uitsluitend de componenten die op grond van het formatiebesluit dan regulier van toepassing zijn. Tegelijkertijd blijft de vraag aan de orde of het gedeclareerde budget allen betrekking heeft op het schooljaar 2004-2005, en of het beschikbare formatiebudget in fre’s correct is vastgesteld, rekening houdend met overdrachten, verzilvering en over- resp. onderschrijding. Kortom, het blijft wenselijk dat de nauwkeurige vaststelling van de wijze waarop de vergelijking moet worden gemaakt van het declaratiebudget resp. het lumpsumbudget stapsgewijs op een rij wordt gezet. Vervolgens is het dan ook mogelijk na te gaan hoe de overgangsregeling er dan uit gaat zien. Ook dat vereist een afzonderlijke berekening omdat daarbij het verbruik van fre’s tijdens onbetaald verlof en die voor betaald ouderschapsverlof niet meegerekend moeten worden. Ook die informatie is niet op een toegankelijke wijze beschikbaar. Kortom, het wordt tijd dat de informatie op deze punten beschikbaar komt en duidelijk uiteen wordt gezet. Daaraan is eigenlijk meer behoefte dan aan informatie via Mijncfi.nl die niet zonder meer te verifiëren is. Effecten achterstandenbeleid en gewichtenregeling Zoals aangekondigd staan we nog afzonderlijk stil bij de gevolgen van de beleidswijzigingen met betrekking tot het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) en de gewichtenregeling. De bezuiniging van 100 mln. op het gemeentelijk deel van het OAB is - zoals bekend - na de vele protesten gevolgd door een amendement van de coalitiepartijen bij de behandeling van de begroting van OCW waardoor de 100 mln. beschikbaar leek te blijven. Het bleek echter dat met dat amendement de besteding van deze 100 mln. aan nieuw beleid werd verbonden, namelijk voor 60 mln. aan vroegschoolse educatie, uit te voeren onder directe verantwoordelijkheid van de besturen/scholen zelf, 25 mln. voor het VMBO en 15 mln. voor schakelklassen onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Voor de kalenderjaren 2005 (42 mln.) en 2006 (75 mln.) zijn de bedragen aanmerkelijk lager dan 100 mln. omdat een deel van de bezuinigingen al was ingeboekt, zodat er sprake blijft van een verlaging van de beschikbare middelen in 2005 en 2006. schakelklassen De toekenning van de middelen voor de schakelklassen heeft nogal commotie teweeg gebracht omdat de subsidietoekenning voor pilots op dit terrein niet naar scholen gaat maar naar gemeenten en daarenboven gekoppeld werd aan draconische condities als het volledig apart zetten van een groep leerlingen, dan wel het verlengen van de schooldag met elke dag 2 uur, of op een andere wijze met 10 uur per week (Gele Katern 2004, nr. 18/19, pg. 16). De aanmeldingen voor deze pilots laten zien dat dan ook in heel veel gevallen niet aan deze condities wordt voldaan. En in de situaties dat daaraan wel wordt voldaan lijkt de basisschool veelal te kiezen voor een kopklas voor deze allochtone leerlingen met een taalachterstand.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
7
Als dat wordt goedgekeurd stevenen we ongetwijfeld af op de negenjarige basisschool voor scholen met een substantieel aantal achterstandsleerlingen. Het is sterk de vraag of de politiek gelukkig zal zijn met een dergelijke beleidsontwikkeling! achterstandsmiddelen vroegschoolse educatie De toekenning van achterstandsmiddelen voor de vroegschoolse educatie is nog maar recent bekend gemaakt (Gele Katern 2005, nr. 5, pg. 10). Er blijkt voor het schooljaar 20052006 een budget beschikbaar van zo’n 44 mln., bedoeld voor met name de onderbouw in de basisschool. De toekenning is gekoppeld aan de omvang van het schoolgewicht (de gewichtsleerlingen), waarbij er sprake blijft van achteruitgang in de toekenning van middelen in vergelijking met het budget dat beschikbaar zou zijn geweest als er geen 100 mln. bezuinigd was. De omvang van de achteruitgang is alleen op het niveau van het bestuur zelf na te gaan omdat de toekenning tot 1 augustus 2005 via de gemeente verliep op grond van eigen criteria. De omvang van het budget zal het komende schooljaar nog toenemen tot 60 mln. en dan ook weer worden gebaseerd op de omvang van het schoolgewicht per school, maar dan wel in de vorm die op dat punt voortvloeit uit de lumpsumbekostiging. Die uitwerking is nog niet duidelijk, wellicht leidt het tot een verhoging van het bedrag per gewichtsleerling met mogelijk ook de leeftijdsafhankelijke factor daarbij. De wijziging van de toekenning van de middelen betekent dus dat in plaats van 100 miljoen via de gemeenten er 60 miljoen rechtstreeks naar de basisscholen toegerekend wordt. Voor de overige scholen voor PO vindt er geen specifieke toekenning plaats. De basis voor de toekenning aan de basisscholen blijft sterk gekoppeld aan de gewichtenregeling, die echter ingrijpend gewijzigd gaat worden. Daarnaast wordt er nog 15 miljoen wel via de gemeenten beschikbaar gesteld, maar dan uitsluitend voor schakelklassen waarvan te verwachten is dat de condities voor toekenning nog nader (opnieuw?) zullen worden vastgesteld. Gewichtenregeling De gewichtenregeling staat ook ter discussie en het plan is dat met de leerlingentelling per 1 oktober 2006 ook de nieuwe gewichtenregeling toegepast gaat worden zodat voor alle daarvoor in aanmerking komende leerlingen nieuwe gegevens achterhaald moeten worden. De nieuwe gewichtenbepaling houdt tevens het gebruik van nieuwe gewichten in en een nieuwe wijze van vaststelling van het schoolgewicht die dan met ingang van het schooljaar 2007-2008 effect gaat krijgen. De essentie van de wijziging houdt in feite in dat etniciteit als zodanig (al dan niet gekoppeld aan andere aspecten zoals opleidingsniveau van de ouders) geen factor meer mag zijn voor de toekenning van extra middelen5. In plaats van etniciteit wordt alleen het opleidingsniveau van de ouders nog een aanvaardbaar criterium geacht. Daarbij zal naar verwachting gebruikt gemaakt gaan worden van een opleidingsniveau van basisschool als nieuw criterium naast het niveau van vbo. Ook is het plan nog niet van tafel om toch de taaltoets te hanteren bij kleuters met een forse taalachterstand. Die taaltoets zou dan door een extern bureau moeten worden afgenomen. In feite heeft de Tweede Kamer deze benadering al afgewezen, maar de minister lijkt op dit punt toch haar zin te willen doordrijven. forse effecten Het effect van deze nieuwe criteria is nog niet duidelijk. Voorlopige ramingen gaan uit van een globale verschuiving binnen het totaal van zo’n 250 mln. van zo’n 15 mln. van de middelen van de vier grote steden naar het platteland doordat het lage gewicht relatief wordt 5
In de studie van prof. Bosker dat mede de basis vormt van de nieuwe gewichtenregeling wordt nota bene gesteld dat zonder de factor etniciteit de mate van achterstand niet afdoende verklaard kan worden. Of, met andere woorden, de etniciteit als zodanig is een factor van betekenis voor de bepaling van de mate van achterstand. Dat het toch geen betekenis meer mag spelen heeft meer met de politieke keuze te maken dan met een (wetenschappelijk) verantwoorde keuze voor bepaling van achterstanden. Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
8
verhoogd in combinatie met een mogelijke verlaging van de drempel. Tegelijkertijd wordt erkend dat het herverdeeleffect binnen een grote stad ook nog aanzienlijk kan zijn doordat het herverdeeleffect van in totaal 15 mln. het netto resultaat is van alle wijzigingen per school resp. bestuur. Er wordt met name een verschuiving verwacht van minder middelen voor kinderen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond naar misschien enige toename voor kinderen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. extra last voor directies Er moet dus rekening gehouden worden met aanzienlijke herverdeeleffecten per 1 augustus 2007 waarvan de omvang pas echt berekend kan worden als de nieuwe regeling op al zijn onderdelen (criteria opleidingsniveau ouders of alleen de moeder, nieuwe gewichten, mogelijk nieuwe drempel) bekend is. Daar komt dan nog bij dat per 1 oktober 2006 de gegevens van alle betrokken ouders (of alleen de moeder) in kaart moet zijn gebracht. Dat vergt van de directie van de scholen dat deze gegevens kort voor de invoering van de lumpsum en direct daarna verzameld moeten worden. Er is wel bepleit om deze nieuwe gewichtsbepaling veel geleidelijker te gaan doen door alleen de nieuwe gewichten te bepalen voor de nieuwe instroom van een school, maar dit voorstel is allesbehalve welwillend ontvangen. De invoering zou in een keer moeten plaats vinden. Gewaarschuwd is voor het gevolg dat dit heeft voor de belasting van de directie juist in deze periode van de invoering van lumpsum, die dan met het oog op het behoud van bekostiging op zeer grote schaal gesprekken moet voeren met de ouders van de leerlingen die mogelijk voor een gewicht in aanmerking kunnen komen. Er zijn nu zo’n 370.000 kinderen met een gewicht. Voor een nieuwe gewichtsbepaling zou het landelijk daarbij kunnen gaan om vele honderdduizenden ouders! Aangekondigd is dat de minister in april 2005 een brief naar de Tweede Kamer zou sturen waarin nadere informatie over al deze aspecten verstrekt zou worden en bovendien (gelet op de betreffende motie bij de behandeling van het wetsvoorstel lumpsum) ook nader zou ingaan op de effecten van de herverdeeleffecten van de wijziging in het achterstandenbeleid in relatie met de herverdeeleffecten van de lumpsum. Het zou verbazingwekkend zijn als die brief die informatie al compleet zou kunnen verstrekken. Dat kan zelfs nog niet eens van alleen het effect van de lumpsuminvoering. Het is daarom te verwachten dat de nieuwe gewichtenregeling als onderwerp voorlopig nog niet van de (politieke) agenda afgevoerd is. Gelet op het ingrijpende karakter en de gevoeligheid van dit thema is het ook de hoogste tijd dat nadere informatie aan het veld wordt verstrekt over de voornemens op dit beleidsterrein. Opbrengsten van de pilots Het jaar 2005 moet het jaar van de opbrengsten van de pilots worden. Wat dat betreft zal het nog even afwachten geblazen zijn, want het aantal beschikbare instrumenten en handreikingen is nog maar betrekkelijk gering terwijl de bruikbaarheid van hetgeen nu beschikbaar is in een aantal gevallen bepaald niet groot is. Een bezoek aan de website www.lumpsumpo.nl leert dat er momenteel zo’n tiental beschikbaar zijn. Het projectbureau moet in principe iedere opbrengst plaatsen en kan daarbij geen keurmerk meegeven. Wel is er sprake van een testrapport dat tot stand is gekomen doordat per test een aantal vrijwilligers hun mening op een rijtje hebben gezet. De kwaliteit van die test is zachtjes gezegd nogal voor discussie vatbaar. Bovendien is het oordeel van de tester niet traceerbaar verbonden met de kennis en vaardigheid van de tester. Dat maakt dat er weinig waarde gehecht kan worden aan de testverslagen. Het is nu een bonte verzameling opbrengsten (onzinnige zoals bijv. een met Google nogal selectief verkregen overzicht van scholingsinstellingen, of een 33 megabyte groot Excelbestand met een merkwaardig overkomend invulformulier), maar ook bevat het heel bruikbare zaken: bijv. een zinvol instrument voor de toedeling van budget voor personele
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
9
middelen voor een bestuur met meerdere scholen, en ook een instrument voor het maken van een complete meerjarenbegroting voor de school van een eenpitter. Het is te hopen dat de instrumenten daadwerkelijk en met verstand van zaken alsnog beoordeeld gaan worden zodat bruikbare informatie erover beschikbaar komt. Nu is te verwachten dat er hoe langer hoe meer ‘handreikingen’ komen waarvan een ieder zelf maar moet nagaan wat ie er aan heeft. Kortom, een onoverzichtelijke brei aan instrumenten, handreikingen en modellen. Dat ligt niet aan de pilots, maar het ontbreekt nu aan een systematische en vakkundige beoordeling en selectie. Voortgang pilots zelf De voortgang van de pilots varieert. Er zijn een aantal waar het uitstekend mee gaat, maar er zijn ook een aantal die nog steeds worstelen met het verkrijgen van inzicht in hetgeen ontvangen wordt en wat verantwoord uitgegeven kan worden. Voor een deel ligt dat aan de informatie waarvoor het departement verantwoordelijk is. Nog steeds wordt gerekend aan het budget waar de pilots recht op hebben, terwijl in de indexering voor de specifieke pilotbekostiging (op basis van de fre-prijs van het schooljaar 2002-2003) nog onvoldoende rekening wordt gehouden met het fre-verbruik bij onbetaald verlof en bij betaald ouderschapsverlof, de leeftijdsontwikkeling van het OP en de wijzigingen in de omvang van de BAPO-verlof. Op deze drie punten wordt momenteel gelukkig wel nader onderzoek gedaan zodat hopelijk binnenkort de pilot-bekostiging kristalhelder wordt. vervangingsregeling Dat is in elk geval nog steeds niet het geval met de regeling van de vervanging. Aanvankelijk werkte het departement aan een voorstel waarbij de regeling meer ruimte zou bieden aan de pilotbesturen voor het nemen van een grotere eigen verantwoordelijkheid, maar de nadere afspraken met het Vervangingsfonds kwamen niet verder. Dat was het gevolg van het algemene tekort waar het Vervangingsfonds mee geconfronteerd werd in het najaar van 2004 in het gehele PO. Die problemen zijn nu voor 2005 tijdelijk opgelost en er wordt gewerkt aan een meer structurele oplossing, maar voor de pilots is het resultaat dat er geen voortgang is geboekt en dat er nu onduidelijkheid bestaat. Voor enkele pilots dreigt zelfs dat de bestaande leraar-plus regeling voor hen per 1 augustus 2005 wordt stopgezet. De vervanging bij de pilots is nu krakkemikkig geregeld. Voor de vervanging geldt in het algemeen een duidelijk onderscheid in hetgeen van toepassing is voor personeel dat gedeclareerd wordt met fre’s en hetgeen van toepassing is voor personeel voor eigen rekening. Voor de pilots geldt dat er niet langer sprake is van declaratie. Daarom was als voorlopige maatregel afgesproken dat het percentage van het personeel dat viel onder de declaratie op 31 december 2003, voorlopig maar aangehouden moest worden. Er is nog geen andere afspraak en nu speelt hoe langer hoe meer dat de afspraak in de praktijk niet duidelijk is. Bijvoorbeeld bij het beantwoorden van de vraag welke personeelsleden nu wel of niet onder het ‘declaratiedeel’ vallen nu er tal van mutaties hebben plaats gevonden. Om te voorkomen dat de problemen op dit punt alleen maar toenemen wordt het zaak dat er heldere afspraken komen die vanaf 1 januari 2004 gaan gelden. aanpassing projectaanvragen pilots Een aantal pilots blijken projectaanvragen te hebben ingediend waarvan geleidelijk aan duidelijk wordt dat die maar gedeeltelijk of soms helemaal niet uitvoerbaar blijken te zijn. Onder andere omdat de veronderstelde kennis en ervaring van de schoolleiders niet aanwezig is, of dat de veranderingsbereidheid van de organisatie minder aanwezig is dan veronderstelt. Voor een aantal projectaanvragen geldt bovendien dat de omstandigheden sinds de aanvraag behoorlijk in beweging zijn, zoals bijvoorbeeld op het terrein van de medezeggenschap. Die laatste projectaanvragen worden nu zo nodig bijgesteld zodat er alsnog bruikbare opbrengsten kunnen komen.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
10
Projectaanvragen Het beleid ten aanzien van de projectaanvragen is in de afgelopen periode nogal drastisch gewijzigd. Vanuit de redenering dat de beoordeling van de projectaanvragen op een objectievere manier moest gebeuren dan in een eerdere fase, is de betrokkenheid van de direct bij de invoering van lumpsum betrokken organisaties, de zogenaamde dragende organisaties, tot nul teruggebracht. Omdat aanvragen door iedereen konden worden ingediend, waaronder ook deze organisaties, lijkt het inderdaad niet onlogisch dat in de procedure wordt gegarandeerd dat de beoordeling van de aanvragen op een onafhankelijke wijze gebeurt. Het resultaat is echter dat de continuïteit in de beoordeling weg is en afspraken niet meer zijn nagekomen. Aanvankelijk was de redenering gevolgd dat de projectaanvragen in drie fasen zouden plaats vinden. In de eerste fase was de indiening voorbehouden aan de pilots. In de tweede fase zouden met name de dragende organisaties de mogelijkheid krijgen en in de derde fase commerciële en andere organisaties. Het verzoek aan de dragende organisaties daarbij was om rekening te houden met de aanvragen die al in de eerste fase waren ingediend door de pilots en te streven naar aanvragen die overkoepelende waarde hadden, zo nodig door onderlinge afstemming. Daarmee werd gedoeld op aanvragen die wat de inhoud van de opbrengst betreft een meerwaarde zouden hebben doordat de instrumenten, handreikingen en dergelijke breder toepasbaar zouden zijn en ook lege plekken in het totaalbeeld zouden opvullen weinig consistent De overweging bij het ministerie dat het onderscheid tussen de dragende organisaties en andere meer commerciële organisaties in fase twee resp. fase drie wel eens vragen zou kunnen oproepen omtrent onjuiste concurrentieverhoudingen en verstoring van de markt, was echter de aanleiding om de tweede en derde fase samen te voegen en daarbij een zogenaamde onafhankelijke commissie in te stellen die de beoordeling ter hand zou nemen. De aanvragen van de dragende organisaties zouden dan gelijk met de aanvragen van de andere organisaties meegenomen worden. Later werd daar weer wijziging in aangebracht omdat er op deze wijze een nogal lange periode ging ontstaan tussen de indiening van aanvragen en de afhandeling ervan. In de tijd bezien betekende dit dat nog wel diverse aanvragen van dragende organisaties die al in het begin van het najaar 2004 waren ingediend wel aan bod kwamen en snel werden afgehandeld, maar aanvragen die later ingediend werden bij de nieuwe commissie terechtkwamen. De criteria van de commissie bleken vervolgens ook weinig tot geen rekening meer te houden met de eerdere afspraak omtrent overkoepelende aanvragen. Integendeel, een belangrijk en doorslaggevend criterium bleek de vraag of er over een bepaald onderwerp of thema al meerdere aanvragen waren toegekend zonder dat enige rekening werd gehouden met de kwalitatieve inhoud. Het resultaat zal duidelijk zijn: op diverse terreinen zullen goede instrumenten en handreikingen gaan ontbreken. Als oplossing wordt nu gesuggereerd dat dragende organisaties contact opnemen met de pilots die medio 2005 nog aanvragen kunnen indienen. grabbelton Al met al is de kans groot dat het totaalresultaat van de projectaanvragen ernstig te wensen overlaat. Er zullen gaten zitten in het aanbod dat dekkend zou moeten zijn, terwijl het voor de besturen en scholen in het veld een haast onmogelijke klus wordt om het kaf van het koren te scheiden. Op deze wijze komt er weinig terecht van het aanvankelijke voornemen dat de pilots en de dragende organisaties er voor zouden zorgen dat het gehele veld de beschikking zou krijgen over beproefde instrumenten en handreikingen die de invoering van lumpsumbekostiging in alle dimensies, zowel wat de cultuuromslag als meer technische uitvoering betreft, effectief zou ondersteunen. Het is te hopen dat afzonderlijke organisaties hun verantwoordelijkheid nemen en zelf zorgen voor toch een adequate ondersteuning op dit terrein aan hun achterban, of in elk geval voor
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
11
een passende aanvulling zorgen. Het gevolg daarbij zal wel zijn dat op die wijze het sterk zal afhangen van de inzet van afzonderlijke organisaties wat die eigen achterban daaraan heeft. Game ‘Pioniers van lumpsum’ Een projectaanvraag die in elk geval succesvol is verlopen betreft de projectaanvraag van VOS/ABB die mede namens de VBS en AVS is ingediend en een managementgame betreft. In het voorjaar 2005 is deze projectaanvraag succesvol afgerond met de oplevering van de Game en zijn ondertussen 33 spelleiders van de organisaties opgeleid. De essentie van dit managementgame betreft niet de techniek van de lumpsumbekostiging maar de besluitvorming binnen een organisatie met meerdere vestigingen. Als actoren komen het bestuur, de algemene directie en de vestigingsdirectie in beeld, die in een denkbeeldige context beleid formuleren en binnen de beschikbare middelen moeten uitvoeren. De spelleiders kunnen door middel van interventies (bijv. opvattingen van de GMR) de problematiek nog extra verlevendigen. De ervaring ermee leert dat dit Game scherp duidelijk maakt of de besluitvorming goed verloopt of niet. Met een zorgvuldige intake en een nabespreking kan met dit Game een goede diagnose verkregen worden van de wijze waarop de besluitvorming binnen een organisatie plaats vindt, èn kan inzicht verkregen worden voor de verbetering daarvan. Jaarverslaggeving Deels samenhangend met het verlaten van de declaratiesystematiek en met de komst van lumpsumbekostiging is de ingevoerde verplichting tot het uitbrengen van een jaarverslag. Die invoering zou er ook gekomen zijn als de komst van lumpsum nog langer op zich had laten wachten, maar het min of meer samenvallen in de tijd komt ook logisch over. De invoering van het jaarverslag is vooral lastig door de nieuwe wijze waarop de financiële verantwoording vorm gegeven moet worden. De voorschriften daarvoor zijn grotendeels identiek aan de voorschriften die ook elders in de maatschappij gelden. Maar de werkwijze in het PO wijkt daar nogal vanaf en dat betekent dat de financiële administratie in veel gevallen anders moet worden ingericht. Er is met name weinig ervaring met het opvoeren van de waarde van de gehele inventaris als materiele activa op de balans, met de systematiek van het afschrijven en met het scherp onderscheid maken in wat een reservering is en mag zijn en wat een voorziening is en mag zijn. Het betekent dat in veel situaties de balans en exploitatierekening opnieuw moet worden opgezet en alsnog begonnen moet worden met een startbalans die aan de eisen voldoet. onbekend maakt onbemind Voor een belangrijk deel betreft het hier een technische operatie waarbij vooral administratieen accountantskantoren ondersteuning kunnen bieden. Maar tegelijkertijd kan het onrust teweeg brengen omdat de gebruikelijke potjes op schoolniveau stevig ter discussie komen en op termijn gedoemd zijn te verdwijnen. Kennis van zaken op dit terrein voorkomt dat deze wijziging ervaren zou moeten worden als het afhandig maken van gespaarde reserves omdat met meerjareninvesteringsbegrotingen, afschrijvingen en algemene reserves er voor de scholen geen cent verloren gaat. Maar deze kennis van zaken is niet eenvoudig bijgebracht in een werkveld waar financieel management en kostenbewustzijn zich vaak nog zwak manifesteert. De omschakeling zal ongetwijfeld nog een lange periode vergen, maar geleidelijk zal er meer knowhow ontstaan en ook beter gewerkt kunnen worden met kengetallen die op een algemeen aanvaardbare wijze inzicht geven in het financiële reilen en zeilen van een organisatie. reserveren voor ‘je weet maar nooit’ Wat dat betreft dreigt nog steeds het gevaar van een te grote solvabiliteit bij veel besturen. Het reserveren voor ‘Je weet maar nooit’ is een bekende reflex die vooral duidelijk maakt dat
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
12
het beleid weinig concrete uitwerking in zijn financiële effecten kent. Reeds nu blijkt bijvoorbeeld dat bij een groot aantal samenwerkingsverbanden WSNS zeer forse reserves aanwezig zijn zonder dat er sprake is van noemenswaardige risico’s en dat dus niet voldoende wordt geïnvesteerd in de zorgcapaciteit van het basisonderwijs. Ook bij veel besturen blijken (te) forse reserves aanwezig waardoor al te gauw het beeld in de politiek kan ontstaan dat de bekostiging in het PO als ruim voldoende kan worden gekwalificeerd. Het oppotten op school- en bestuursniveau van middelen heeft meestal weinig te maken met een onderbouwde reservering, maar is meer een duidelijk teken van onvoldoende niveau van financieel management. De specifieke aanvullingen die vanuit het ministerie OCW worden verlangd in de financiële jaarrekeningen betreffen vooral de gevraagde kengetallen op schoolniveau. Er moet nog de nodige ervaring mee worden opgedaan, maar op zich lijkt het nuttige en nodige informatie om relevante informatie te verkrijgen en om scholen met elkaar te kunnen vergelijken (benchmarking). Op 25 april 2005 komt er een conferentie over Verantwoording waarbij verantwoording breed wordt ingevuld. Zowel de onderwijskundige kwaliteit is daarbij aan de orde als het personeelsbeleid en het financieel management. Het gaat bovendien om zowel verantwoording naar de direct betrokkenen (horizontale verantwoording) als aan de overheden (verticale verantwoording). Bekostigings- en andere besluiten Nu het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is, wordt ook voortvarend gewerkt aan de ‘lagere regelgeving’. Het formatiebesluit komt niet meer terug. Dit zal een integraal onderdeel worden van het Bekostigingsbesluit WPO resp. WEC. In het bekostigingsbesluit worden de grondslagen voor de bekostiging nader uitgewerkt en wordt de personele toekenning per school en per leerling uitgedrukt in een hoeveelheid formatie, naast de vloer per school. Ook wordt de leeftijdsafhankelijke toekenning vastgelegd. In een ministeriele regeling wordt vervolgens de hoeveelheid geld opgenomen die samenhangt met de vastgestelde hoeveelheid formatie in relatie tot de gewogen gemiddelde leeftijd. Ingrijpender wijzigingen zijn te verwachten bij het Rechtspositiebesluit WPO/WEC. Alles wat te maken heeft met declaratie verdwijnt uit het besluit en bovendien zal inhoudelijk zoveel mogelijk overgeheveld worden naar de CAO PO. Dat vergt wel dat de overlegpartners van de CAO PO, werkgevers- en werknemersorganisaties, voortvarend aan de slag gaan om die inhoud te verwerken. En hopelijk is dat meer dan een technische omzetting van de huidige rechtspositiebepalingen, maar wordt meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om die CAO te ontdoen van detailvoorschriften en ruimte te bieden aan het bestuur om in overleg met de (G)MR te komen tot een effectief en goed personeelsbeleid. Andere bekostiging onderwijsbegeleiding In de Tweede Kamer is momenteel in behandeling het wetsvoorstel om de Rijksbekostiging voor de onderwijsbegeleiding niet langer naar de gemeenten te laten plaats vinden, maar rechtstreeks aan de scholen. Nog steeds met een onduidelijk gevolg voor de aanvullende bekostiging door de betreffende gemeenten. Dit plan is niet nieuw en als ingangsdatum is steeds 1 augustus 2005 gemeld. Nu het al april 2005 is en het wetsvoorstel nog in behandeling is bij de Tweede Kamer mag nauwelijks verwacht worden dat die termijn werkelijk wordt gehaald. Op dit punt blijft de informatie vanuit de landelijke overheid achterwege, terwijl het toch alleszins redelijk is te vragen om zekerheid hierover per 1 augustus 2005.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
13
Samenvattend Er is veel dynamiek in de ontwikkeling naar de lumpsum. De aanpak geeft een goede kans op een tijdige voorbereiding op de invoering van de lumpsumbekostiging. Een goede kans betekent echter nog geen garantie. Dat zal in de loop van dit jaar duidelijker moeten worden en zich manifesteren in de rapportages over de voortgang die eind van dit jaar tot stand komen. In het flankerend beleid zijn sterke punten aanwezig maar er zijn ook gaatjes zichtbaar die hopelijk tijdig gedicht worden en niet uitscheuren. De inschatting en verwachting naar de stand van dit moment is dat er weinig reden is om te vrezen voor een uitstel van de invoering naar een latere datum dan 1 augustus 2006. De inzet daarvoor is op veel plaatsen groot. Maar ja, een Eerste Kamer of een kabinetscrisis kan al snel roet in het eten gooien, maar …. kan kennelijk ook extra geld opleveren. Vooralsnog gaan we met dat soort zaken nog maar geen rekening houden. Bé Keizer, senior beleidsadviseur VOS/ABB
De eerdere afleveringen over lumpsum betreffen: - Lumpsum PO kan van start, medio 2002 - Gebrek aan voortgang bij invoering lumpsum, medio 2003 - Lumpsum PO in de steigers, november 2003 - Lumpsum PO loopt als een trein, najaar 2004 Deze afleveringen zijn te vinden op de website van VOS/ABB onder de knop ‘Alles over lumpsum PO’ bij achtergrondinformatie en actueel.
Voortgang invoering lumpsum PO, aflevering 5, voorjaar 2005
14