WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Overheidsorganisatie
Gemeente Nieuwegein
Officiële naam nota
Welstandsnota Nieuwegein 2010
Citeertitel
Welstandsnota Nieuwegein
Raadsnummer
2010-045
Vastgesteld
17 februari 2010
Inwerkingtreding
1 maart 2010
Afdeling
Duurzame Ontwikkeling
Auteur
J.J.H.A. van Nistelrooij
Versie
Definitief
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
ALGEMEEN DEEL: HET WELSTANDSBELEID
Raadsnummer 2010-045
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
4
1.1
AANLEIDING
4
1.2
DOEL EN UITGANGSPUNTEN
4
1.3
TOTSTANDKOMING
5
1.4
LEESWIJZER
7
2.
INKADERING WELSTAND
8
2.1
INLEIDING
8
2.2
WELSTAND EN RUIMTELIJKE KWALITEIT IN GROTER VERBAND
8
2.3
WONINGWET ALS BASIS
8
2.4
WANNEER IS WELSTAND EEN TOETSINGSKADER?
9
2.5
WELSTAND EN HET BESTEMMINGSPLAN
10
2.6
WELSTAND EN MONUMENTENWETGEVING
11
2.7
WELSTAND EN DE INRICHTING VAN OPENBARE RUIMTE EN GROEN
12
2.8
WELSTAND EN RECLAMEBELEID
12
2.8.1
Wanneer is voor reclame een bouwvergunning nodig?
2.8.2
Wanneer voorziet een reclameobject in een tijdelijke behoefte?
12 13
2.8.3
Seizoensgebonden reclames
14
2.9
WELSTAND EN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (APV)
15
2.10
WELSTAND EN BESCHERMING NATUUR EN LANDSCHAP TEGEN RECLAMES
16
2.10.1
Verordening bescherming natuur en landschap Provincie Utrecht 1996 (Vnl)
16
2.10.2
Schoonheidsverordening Nieuwegein 1983
17
2.11 3.
WELSTAND EN WET MILIEUBEHEER
WELSTANDSBELEID
17 18
3.1
INLEIDING
18
3.2
ALGEMENE CRITERIA
19
3.3
GEBIEDSGERICHTE CRITERIA
19
3.3.1
Regionale afstemming
19
3.3.2
Indeling Nieuwegein in gebieden en wijken
19
3.3.3
Welstandsniveau
20
3.3.4
Welstandsaspecten
21
3.3.5
Motivering keuze welstandsniveaus in Nieuwegein
22
3.4
THEMATISCHE CRITERIA
23
3.5
CRITERIA VOOR HERHALINGSGEVALLEN
23
ALGEMEEN DEEL
1
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.6
LOKETCRITERIA: ALGEMEEN EN GEBIEDSGERICHT
24
3.7
CRITERIA VOOR WELSTANDSLUW BOUWEN
25
3.7.1
Achtergrond keuze voor welstandsluw bouwen
25
3.7.2
Welstandsluw experiment in Blokhoeve
25
3.8
CRITERIA VOOR (HER)ONTWIKKELINGSPROJECTEN: BEELDKWALITEITSPLANNEN
26
3.9
CRITERIA VOOR EXCESSEN
27
4.
UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
28
4.1
WELSTANDSCOMMISSIE EN HET REGLEMENT VAN ORDE
28
4.2
ADVIES VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE
29
4.2.1
Schriftelijke motivering
29
4.2.2
Verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel bij het college
29
4.3
WELSTANDSTOETS IN DE PRAKTIJK
30
4.3.1
Wanneer is sprake van een welstandstoets?
30
4.3.2
Uitvoering van de ‘normale’ welstandstoets?
31
4.3.3
Uitvoering van de ‘normale’ welstandstoets?
34
BIJLAGEN A.
Algemene criteria
B.
Gebiedsgerichte criteria
C.
Thematische criteria
D.
Algemene loketcriteria
E.
‘Vrije kavels Blokhoeve Eiland, kwaliteitseisen particulier opdrachtgeverschap’
F.
Beeldkwaliteitsplannen
G.
Welstandbeleidskaart
H.
Begrippenlijst en bebouwingskenmerken
I.
Uittreksel Bouwverordening Nieuwegein m.b.t. welstand
J.
Architectonische specificaties Rijkswegen
K.
Overzicht rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten
L.
Beleid Provincie m.b.t. buitenreclame
M.
Structuurvisie Nieuwegein 2030
N.
Regionale Welstandsnota Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied
O.
Inspraakverslag Evaluatie Welstandsnota Nieuwegein, herzieningsvoorstel op hoofdlijnen
P.
Schoonheidsverordening Nieuwegein 1983
ALGEMEEN DEEL
2
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
ALGEMEEN DEEL
3
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
1.
INLEIDING
1.1
AANLEIDING
Ruimtelijke kwaliteitszorg is een taak van de gemeentelijke overheid en de welstandstoets kan daarin een belangrijke rol vervullen. Wie in Nederland iets wil bouwen of verbouwen van enig formaat heeft daarvoor al snel een bouwvergunning nodig van burgemeester en wethouders. Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, mogen niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand (Woningwet). De welstandsbeoordeling was voorheen vooral een kwestie van advisering door de welstandscommissie op basis van tamelijk globale criteria in de gemeentelijke bouwverordening. Deze criteria boden de aanvrager weinig houvast. De adviezen van de welstandscommissie riepen dan ook geregeld weerstand op omdat niet duidelijk was hoe en waarom er op een bouwaanvraag negatief (of positief) werd geadviseerd. Op landelijk niveau werd dan ook de vraag gesteld of het niet mogelijk was om duidelijker en vooraf aan te geven wanneer een planmaker kan rekenen op een positieve welstandsbeoordeling. De herziening van de Woningwet per 1 januari 2003 had dan ook als doel de toets aan ‘redelijke eisen van welstand’ meer objectief en transparant te maken. Tevens streefde men naar kortere proceduretijden. Hieraan is invulling gegeven door een groot aantal kleinere bouwwerken ‘bouwvergunningvrij’ te verklaren, waarmee daarvoor de welstandstoets vervalt. Voor de kleinere bouwwerken die niet aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen voldoen, werden zogenaamde ‘loketcriteria’ (voor iedereen begrijpelijke richtlijnen) voorgeschreven. Verder worden de gemeenten sindsdien geacht de overige welstandscriteria neer te leggen in een door de gemeenteraad
vastgestelde
welstandsnota.
Alleen
op
grond
van
deze
criteria
mogen
bouwaanvragen nog door burgemeester en wethouders worden getoetst na een advies van de welstandscommissie. Ontbreekt een welstandsnota dan is welstandstoetsing niet meer mogelijk. In de welstandsnota kan worden aangegeven voor welke gebieden of categorieën van bouwwerken geen welstandseisen gelden. Gemeente Nieuwegein voldoet met deze welstandsnota aan de wettelijke voorwaarden om het door haar gewenste welstandstoezicht te kunnen uitoefenen. 1.2
DOEL EN UITGANGSPUNTEN
Deze welstandsnota is opgesteld vanuit de overtuiging dat de Gemeente Nieuwegein het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Gebouwen en andere bouwwerken maken een belangrijk deel uit van de dagelijkse werk- en leefomgeving. Dit betekent dat de verschijningsvorm geen zaak is van de eigenaar alleen. Elke gebruiker en voorbijganger wordt ermee geconfronteerd. Het welstandstoezicht beweegt zich dus op het grensvlak van private en collectieve belangen. In het welstandsbeleid is een redelijke afweging gemaakt tussen individuele vrijheden en het algemene belang. Een goed verzorgde, op het betreffende gebied afgestemde bebouwing geeft een herkenbaar en evenwichtig totaalbeeld. Dit heeft in het algemeen een positief effect op de ervaring van dit gebied door bewoners, gebruikers en passanten. Het kan de waarde van de onroerende zaken verhogen en het vestigingsklimaat versterken.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 1: INLEIDING
4
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Het Nieuwegeinse welstandsbeleid streeft naar het behouden en versterken van aanwezige karakteristieken en kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarop verantwoord aansluiten en voortbouwen. Historisch besef en conservering van bestaande kwaliteiten hoeven vernieuwing niet in de weg te staan. Voor een levensvatbare toekomst van de gebouwde omgeving is het noodzakelijk dat creatieve ideeën ten aanzien van stedenbouw en architectuur binnen de conserverende houding worden toegelaten. Hierbij dient steeds de zorgvuldig bedachte relatie met het bestaande voorop te staan. De welstandsnota moet voor verschillende doelgroepen eenvoudig hanteerbaar zijn; burgers, architecten, bestuurders, ambtenaren en leden van de welstandcommissie. De nota is vooral een sturend en stimulerend hulpmiddel en niet een instrument om van alles te verbieden. De welstandscriteria zijn afgeleid van de bestaande omgeving en de toekomstvisie en zijn duidelijk geformuleerd. Doel is dat iedereen de waardevolle karakteristieken van zijn eigen buurt kan herkennen en daarmee rekening houdt bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of aanpassingen van bestaande bouwwerken. Met dit welstandsbeleid richt Nieuwegein het welstandstoezicht in op een stimulerende, duidelijke en goed te handhaven wijze zodat opdrachtgevers en ontwerpers in een vroegtijdig stadium weten welke criteria bij de welstandsbeoordeling van belang zijn. De verwachting is niet dat deze welstandsnota iedereen tegemoetkomt in het sentiment wat er rond dit fenomeen bestaat. Onomstreden is welstand nooit geweest en zal het ook niet worden. De nota biedt echter wel democratisch vastgestelde criteria die openheid en houvast bieden en anticipatie mogelijk maken. 1.3
TOTSTANDKOMING
In 2002 heeft Nieuwegein in samenwerking met acht gemeenten gekozen om een gezamenlijk, regionaal welstandsbeleid te formuleren omdat algemene karakteristieken en ruimtelijke identiteit niet
beperkt
blijven
tot
binnen
de
gemeentegrenzen.
Onder
leiding
van
de
regionale
welstandscommissie (toen PUWC geheten) en met ondersteuning van adviesbureau BRO, heeft dit in november 2002 geleid tot de Regionale Welstandsnota Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied (zie bijlage N). Hierin is aan de hand van regionale gebiedstypering een basis gelegd voor de afzonderlijke gemeentelijke welstandsnota’s. Dat gemeentelijke deel is in Nieuwegein op 24 juni 2004 vastgesteld door de gemeenteraad en per 1 juli 2004 in werking getreden. Begin 2008 is gestart met de evaluatie van de welstandsnota uit 2004. Praktijkervaringen met de nota maar ook gemeentelijke ontwikkelingen, landelijke tendensen en gewijzigde inzichten hebben geleid tot een herzieningsvoorstel op hoofdlijnen waarop de raadscommissie RIM in mei 2008 positief heeft gereageerd. De ingezette koers bevatte de volgende punten: 1.
2.
Als uitgangspunten aanhouden voor de herziening van de Welstandsnota Nieuwegein: a)
Algehele redactionele herziening t.b.v. de gebruiksvriendelijkheid;
b)
Invoering sneltoetscriteria voor ‘herhalingsgevallen’;
c)
Aanpassing sneltoetscriteria voor dakkapellen;
d)
Introductie sneltoetscriteria voor reclame-uitingen;
e)
Betere inpassing van beeldkwaliteitplannen;
f)
Aandacht voor welstand langs Rijks- en hoofdwegen.
Opstarten van een experiment voor welstandsluw bouwen voor 20 vrije kavels op het Eiland in Blokhoeve;
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 1: INLEIDING
5
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.
Starten van een inspraaktraject op de voornoemde beslispunten en het digipanel en de wijknetwerken inzetten voor feedback;
4.
Nastreven van een hoog ambitieniveau voor digitale raadpleegbaarheid.
De ervaring bij vaststelling van de welstandsnota in 2004 heeft geleerd dat een actieve benadering noodzakelijk is voor de gewenste input van betrokkenen. Er is daarom een vragenlijst ontwikkeld waarin aan de hand van foto’s is gevraagd om te reageren op stellingen over o.a. de reclamecriteria
en
het
beoogde
experiment
in
Blokhoeve.
Het
Digipanel
(bestaande
uit
Nieuwegeinse inwoners van 18 jaar en ouder) is benaderd om de vragenlijst in te vullen wat 416 panelleden hebben gedaan (55%). Tijdens de inspraakperiode van 10 juli t/m 21 augustus 2008 zijn ook Nieuwegeinse burgers, wijknetwerken en bedrijven uitgenodigd om via de digitale vragenlijst, of op de gebruikelijke wijze, in te spreken op het onderwerp al dan niet door gebruik van de vragenlijst. In totaal hebben we 448 ingevulde vragenlijsten en drie ‘open’ inspraakreacties ontvangen. De inspraakprocedure heeft geresulteerd in het gewenste resultaat: veel bruikbare respons. De conclusies die we uit de inspraakreacties hebben kunnen trekken, zijn richtinggevend geweest voor met name de nieuwe criteria voor dakkapellen en reclames en ook de invulling van het welstandsluw bouwen project in Blokhoeve. Zie voor een nadere toelichting het inspraakverslag dat is opgenomen in bijlage O. Bovengenoemd punt 2, het experiment voor welstandsluw bouwen voor 20 vrije kavels op het Eiland in Blokhoeve, is in de besluitvorming naar voren gehaald. De geplande start van de inschrijvingen voor de gronduitgifte begin 2009, maakte eerdere besluitvorming wenselijk, hetgeen de gemeenteraad in november 2008 heeft gedaan. Daarna is de uitwerking van de overige hoofdpunten
gestart.
Het
invoeren
van
sneltoetscriteria
(ook
wel
loketcriteria)
voor
herhalingsgevallen en reclames (punten 1b en d) is wettelijk niet mogelijk gebleken. Toen de hoofdlijnen van de herziening werden geformuleerd, waren er landelijke signalen dat het verplichte advies van de welstandscommissie bij reguliere bouwvergunningen (waaronder de meeste reclames en ook meerdere herhalingsgevallen) uit de Woningwet zou verdwijnen maar dat is niet gebeurd. Gevolg is dat dan ook geen sprake kan zijn van sneltoetscriteria. De criteria voor herhalingsgevallen zijn echter zo objectief en concreet geformuleerd dat vooraf goed te bepalen is of er sprake is van een herhalingsgeval dat kan rekenen op een positief advies van de commissie. De criteria voor reclame zijn vrijwel absoluut van aard en moeten gezien worden als een verzameling standaardoplossingen die in elk geval de welstandtoets door de commissie doorstaan. Het beoogde resultaat, zoveel als mogelijk vooraf duidelijkheid geven over de uitkomst van de welstandsbeoordeling, is dus wel behaald, maar niet door invoering van sneltoetscriteria. Aan de punten 1c, 1e en 1f komt deze welstandsnota geheel tegemoet. De gebruiks- en leesvriendelijkheid van de nota is ten opzichte van 2004 aanzienlijk verbeterd. De redactionele herziening (punt 1a) is verder doorgevoerd dan aanvankelijk gedacht, hetgeen enige vertraging in de geplande besluitvorming tot gevolg heeft gehad. Het algemeen deel van de nota kent nu een logische structuur, terwijl de toetsingskaders nagenoeg allemaal in de bijlagen zijn opgenomen. Het algemeen deel biedt nu een schema waarin zo duidelijk mogelijk is weergegeven hoe de welstandstoets in de praktijk gaat. Wanneer gelden welke criteria en waar zijn die in de nota te vinden? Ook de criteria zelf en de welstandbeleidskaart hebben een actualisatie- en verbeterslag ondergaan (structuur, lay-out, leesbaarheid). Een en ander ook in voorbereiding op de digitalisering van de nota die in 2010 wordt verwezenlijkt volgens de gestelde hoge ambities.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 1: INLEIDING
6
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
De Welstandsnota Nieuwegein 2010 strekt ter volledige vervanging van de Welstandsnota Nieuwegein uit 2004. Vanaf de datum van inwerkingtreden vormt deze nota de basis van de welstandsbeoordeling zoals die wettelijk is vastgelegd in de Woningwet. Het is geen uitgangspunt van de herziening geweest om de criteria meer beperkend te maken dan voorheen het geval was, maar dit valt op voorhand niet geheel uit te sluiten. In beginsel zal een toetsing aan de herziene criteria dus niet leiden tot een negatief advies als dat voorheen niet ook reeds het geval zou zijn geweest. Er is feitelijk geen sprake van overgangsrecht omdat puur uit de bepalingen van deze nota geen rechten kunnen worden ontleend. De welstandsbeoordeling is niet op zichzelf staand, maar leidt tot een besluit in het kader van een vergunningaanvraag of een handhavingtraject. De rechtsgevolgen van dergelijke besluiten, genomen voor het inwerkingtreden van deze nota, blijven onverminderd in stand. Ten tijde van het inwerkingtreden van deze nota reeds aanwezige objecten, die vallen onder het beoordelingskader van deze nota en hieraan niet voldoen, kunnen op basis hiervan worden aangeschreven tenzij ze door middel van een eerder genomen besluit van het bevoegde bestuur zijn geformaliseerd. Aan een dergelijk besluit worden rechten ontleend. Dat geldt in beginsel niet enkel voor de feitelijke aanwezigheid van een object en/of de nalatigheid van het bevoegde bestuur hiertegen op te treden. 1.4
LEESWIJZER
In dit algemeen deel van de 'Welstandsnota Nieuwegein’ wordt in eerste instantie stilgestaan bij de (wettelijke) inkadering van het welstandsbeleid (hoofdstuk 2). Wat is de grondslag van de welstandstoets en hoe verhoudt dit zich tot andere ruimtelijke wetten en beleid? Relatief veel aandacht wordt hierbij besteed aan reclame, omdat dit onderwerp in deze Welstandsnota Nieuwegein
2010
achtergronden
van
veel het
nadrukkelijker
aan
welstandsbeleid
bod
van
komt
dan voorheen. Daarna
Nieuwegein
toegelicht
(hoofdstuk
worden 3).
de
Welke
toetsingscriteria zijn er en hoe zijn die tot stand gekomen? Wat is het welstandsniveau en waarom is aan bepaalde gebieden en thema’s een hoger niveau toegekend? Hoe uitvoering wordt gegeven aan het welstandsbeleid staat verwoord in hoofdstuk 4. Hoe vindt de welstandstoets plaats, wie voert die uit en welke procedureregels gelden? Het schema ‘Welstandstoets in de praktijk’ geeft voor de meest voorkomende gevallen aan of sprake is van een welstandstoets, zo ja, op welke criteria die toets wordt gebaseerd en waar die criteria vervolgens te vinden zijn. In dit algemeen deel wordt veelvuldig verwezen naar de bijlagen waarin het grootste deel van de toetsingscriteria is opgenomen, als ook de welstandbeleidskaart en achterliggende stukken zoals een begrippenlijst, een uittreksel van de Bouwverordening Nieuwegein en een overzicht van alle monumenten in Nieuwegein.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 1: INLEIDING
7
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
2.
INKADERING WELSTAND
2.1
INLEIDING
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wettelijke grondslag van het welstandstoezicht en de relaties met andere wetten en beleidstukken op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het geeft niet meer dan een handreiking met als doel het welstandsbeleid, zoals vastgelegd in deze welstandsnota, duidelijk te positioneren. Voor de exacte juridische context wordt verwezen naar de wetten, regelingen, voorschriften en beleidstukken die in dit hoofdstuk slecht beknopt worden aangehaald en de jurisprudentie die hierover door de jaren heen is ontstaan. 2.2
WELSTAND EN RUIMTELIJKE KWALITEIT IN GROTER VERBAND
Het handhaven en liefst versterken van de ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijk beleid. Ruimtelijk kwaliteitsbeleid betekent: aandacht schenken aan cultuurhistorie en ruimtelijke identiteit, het creëren van een aantrekkelijke omgeving met ruimtelijke diversiteit in landschap, stedenbouw en architectuur en het verantwoord omgaan met natuur en ecologische waarden. Welstand is slechts één van de beleidstakken die zich bezighoudt met het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en staat niet op zich. Voldoen aan redelijke eisen van welstand wil immers zeggen dat een zeker minimum aan zorg en zorgvuldigheid is besteed aan de visuele kwaliteiten van een bouwwerk. Niet meer maar ook niet minder. Adequate plannen voor een goede ruimtelijke ordening zoals een structuurvisie, bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en een handboek openbare ruimte blijven onverminderd noodzakelijk. In feite vormt juist dit overige beleid de achtergrond voor welstandsbeoordeling. De welstandscriteria worden in belangrijke mate ontleend aan de planologische, cultuurhistorische en landschappelijke context maar zijn zelf bouwkundig en situatief van aard; het gaat om het bouwwerk en de plaatsing ervan. 2.3
WONINGWET ALS BASIS
De
Woningwet
vormt
de
kern
van
de
bouwregelgeving.
Hierin
is
onder
andere
het
bouwvergunningstelsel opgenomen. De Woningwet stuurt overige wetten en regelingen aan. De welstandstoets vindt dan ook zijn grondslag in de Woningwet. Op het gebied van welstand is in de Woningwet o.a. geregeld: •
Dat bouwwerken (met uitzondering van tijdelijke bouwwerken) en standplaatsen moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand, dat dit alleen mag worden getoetst op basis van een vastgestelde welstandsnota en dat de gemeenteraad kan aangegeven voor welke gebieden of categorieën van bouwwerken geen welstandseisen gelden (hoofdstuk II, afdeling 3).
•
Dat het mogelijk is aan te schrijven tot het treffen van voorzieningen op basis van strijdigheid met redelijke eisen van welstand (artikel 13a).
•
Dat
in
de
gemeentelijke
bouwverordening
voorschriften
moeten
staan
over
de
samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie (artikel 8, lid 6).
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
8
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
•
Dat een bouwvergunning moet worden geweigerd als het aangevraagde bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij sprake is van een tijdelijk bouwwerk (artikel 45, lid 1) of tenzij burgemeester en wethouders van mening zijn dat de vergunning niettemin moet worden verleend (artikel 44, lid 1d).
•
Dat een bouwaanvraag niet wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand als een bouwvergunning al op andere gronden dan redelijke eisen van welstand moet worden geweigerd (artikel 48).
•
Dat in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ‘Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige
bouwwerken’
(Bblb)
is
bepaald
wanneer
een
bouwwerk
bouwvergunningsvrij is, en wanneer een lichte bouwvergunning is vereist. •
Dat voor bepaalde categorieën van licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken loketcriteria moeten worden opgesteld (Bblb).
•
Dat advies van de welstandscommissie (of stadsbouwmeester) verplicht is bij aanvragen voor
een
reguliere
bouwvergunning en facultatief
bij
aanvragen
voor een lichte
bouwvergunning (artikel 48). Ten tijde van het opstellen van deze nota is invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo)
in
voorbereiding.
Hierbij
zal
een
verdere
deregulering
worden
doorgevoerd, o.a. op het gebied van vergunningsvrij bouwen. De positie van het welstandstoezicht en de rol van de welstandscommissie lijken, naar huidig inzicht, niet wezenlijk te veranderen. 2.4
WANNEER IS WELSTAND EEN TOETSINGSKADER?
De welstandstoets is gerelateerd aan de bouwwetgeving aangestuurd door de Woningwet. Pas als sprake is van ‘bouwen’ geldt deze wetgeving. Volgens de Woningwet is de definitie van bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats. Een bouwwerk vervolgens, is in de Bouwverordening Nieuwegein gedefinieerd als: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Als het ‘bouwen’ niet valt onder de categorieën die bouwvergunningsvrij zijn en het gebouwde langer dan 31 dagen in stand wordt gehouden (ABRS 7 juni 2001, Gst. 7154.7) is een bouwvergunning
vereist
en
vormt
welstand
één
van
de
toetsingsgronden
in
de
vergunningsprocedure. Er geldt een uitzondering voor bouwvergunningen voor tijdelijke objecten (met een maximale instandhoudingtermijn van 5 jaar) waarvoor welstand geen wettelijk toetsingskader is. De aanvrager moet in dat geval vooraf stukken aanleveren waaruit onomstotelijk blijkt dat het object daadwerkelijk
slechts voorziet
in een
tijdelijke behoefte. Is geen
bouwvergunning vereist, dan is het mogelijk achteraf aan te schrijven tot het treffen van voorzieningen op basis van strijdigheid met redelijke eisen van welstand.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
9
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Er is geen sprake van een welstandsbeoordeling, preventief noch repressief, op basis van het stelsel van de Woningwet als: •
De betreffende handelingen niet vallen onder de definitie van ‘bouwen’;
•
Een bouwwerk bestemd is om in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning, te voorzien, niet zijnde een seizoensgebonden bouwwerk (artikel 45, lid 1);
•
Er geen welstandsnota is vastgesteld, of:
•
De gemeenteraad heeft aangegeven dat voor het betreffende gebied of categorie van bouwwerken geen welstandseisen gelden (welstandsvrij bouwen).
2.5
WELSTAND EN HET BESTEMMINGSPLAN
De welstandscriteria beogen dat toekomstige bebouwing past in de bestaande omgeving. Ze zijn met name geformuleerd vanuit een beeld van de aanwezige waarden en gaan waar mogelijk in op de toekomstvisie op het gebied. De ruimtelijke toekomstvisie op een gebied op langere termijn wordt op gemeentelijke niveau vastgelegd in een structuurvisie (Wro) en vervolgens vertaald in gebiedsvisies
en
bestemmingsplannen.
bebouwingsmogelijkheden
die
zorg
Het
bestemmingsplan
dragen
voor
een
goede
regelt
de
gebruiks-
en
ruimtelijke
ordening.
De
bestemmingsplanvoorschriften betreffen enkel ruimtelijk relevante aspecten zoals bouwhoogte, omvang en situering van gebouwen. Deze zijn niet geformuleerd met het oog op ‘redelijke eisen van welstand’, maar vanuit de ruimtelijke inpasbaarheid. De welstandsnota geeft ook criteria met ruimtelijke relevantie maar gaat daarnaast in op niet-ruimtelijk relevante aspecten zoals kleur en materiaalgebruik.
Voor
deze
niet-ruimtelijk
relevante
aspecten
is
een
vertaling
in
het
bestemmingsplan niet mogelijk. Men kan globaal stellen dat het bestemmingsplan kwantitatieve eisen
stelt
en
de
welstandsnota
daarnaast
ook
kwalitatieve
eisen.
Welstandsbeleid
en
bestemmingsplannen liggen dus in elkaars verlengde en vullen elkaar aan. Nieuwegein heeft er voor gekozen een samenhangend welstandsbeleid te formuleren waarin ruimtelijke en niet-ruimtelijke criteria zijn opgesteld bezien vanuit welstandsoogpunt. Er is dus niet vooraf expliciet afgestemd op de bebouwingsvoorschriften uit de vigerende bestemmingsplannen. De consequentie van deze aanpak is dat er strijdigheid kan zijn tussen de bebouwingsvoorschriften van het bestemmingsplan en de ruimtelijk relevante criteria uit de welstandsnota. Beide kaders vormen een grond om een bouwvergunning te weigeren. De welstandstoets blijft echter achterwege
als
een
bouwvergunning
reeds
moet
worden
geweigerd
op
basis
van
bestemmingsplanvoorschriften (artikel 48 Woningwet). Als een bouwplan wel past binnen de absoluut geboden ruimte in het bestemmingsplan, mag welstand deze ruimte niet wezenlijk beperken. In dat geval blijven de ruimtelijk relevante welstandscriteria uit de welstandsnota buiten toepassing (artikel 12, lid 3 Woningwet). Als het bestemmingsplan alternatieve mogelijkheden biedt, bijvoorbeeld in de plaatsing van een bouwwerk, kan het welstandsadvies luiden om op een andere wijze gebruik te maken van de geboden bebouwingsmogelijkheden. Uiteraard kan dat alleen op basis van de criteria als opgenomen in de welstandsnota. De Wet ruimtelijke ordening biedt verscheidene ontheffingsmogelijkheden van de bestemmingsplanvoorschriften. Aan een ontheffingsbesluit gaat altijd een afweging van de betrokken belangen vooraf. Welstand is één van de (algemene) belangen die in de afweging meegenomen wordt. De welstandsbeoordeling richt zich in dat geval hoofdzakelijk op het effect van de afwijkingen van de bebouwingsvoorschriften waar de ontheffing betrekking op heeft. Ook bij een ontheffingsprocedure geldt dat welstand buiten beschouwing blijft als een bouwinitiatief reeds om andere ruimtelijk/planologische redenen niet wenselijk is.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
10
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
2.6
WELSTAND EN MONUMENTENWETGEVING
De bescherming van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten is geregeld in respectievelijk de Monumentenwet (1988) en de Monumentenverordening Nieuwegein. Hierin staat dat voor elke ingreep aan een monument een monumentenvergunning vereist is. Het is bovendien niet toegestaan een monument zo te herstellen, te gebruiken of laten gebruiken dat het monument in gevaar wordt gebracht of ontsierd wordt. In de vergunningsprocedure heeft de gemeentelijke monumentencommissie een adviesfunctie. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een passieve
adviesfunctie
en
wordt
actief
uitgenodigd
om
zienswijzen
in
te
dienen
over
ontwerpbesluiten voor monumentenvergunning. De monumentenwetgeving (Monumentenwet en Monumentenverordening Nieuwegein) geeft daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. Bouwen in beschermde stads- en dorpsgezichten is aan bepaalde regels gebonden die tevens zijn vervat in een bestemmingsplan. Ze hebben primair betrekking op het respecteren van de karakteristieken waaraan het stads- en dorpsgezicht haar beschermde
status
ontleent.
Ook voor
beschermde
stads- en
dorpsgezichten
geldt
een
monumentenvergunningstelsel. Welstand is geen wettelijke toetsingsgrond bij monumentenvergunningen. Echter als sprake is van bouwen in relatie tot een monument, dan is naast een monumentenvergunning ook een bouwvergunning nodig. Voor bouwwerken die normaal gesproken bouwvergunningsvrij zijn, is lichte bouwvergunning vereist als sprake is van een monument of een beschermd stads- en dorpsgezicht (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken). Voor deze lichte bouwvergunning is welstand wel een beoordelingskader. De bouwvergunning kan pas worden verleend als eerst een monumentenvergunning is afgegeven. Als de monumentenvergunning niet wordt verleend, is dat een weigeringsgrond voor de bouwvergunning. De welstandstoets blijft in zo’n geval achterwege omdat er al een andere grond is de bouwvergunning te weigeren (artikel 48 Woningwet). Als de monumentenvergunning wel afgegeven wordt, komt de welstandstoets procedureel gezien dus later dan de toets aan de monumentale waarden. Het is echter raadzaam om in een vroeg stadium afstemming te vinden tussen beide belangen die nadrukkelijk hetzelfde doel nastreven: bescherming van de aanwezige kwaliteiten en kenmerken die ook zijn vertaald in het welstandsniveau dat is toegewezen aan bepaalde deelgebieden van Nieuwegein. Het (ver)bouwen aan en in directe nabijheid van een monument is dus geregeld in de monumentenwetgeving. De gebouwen in de directe omgeving van een monument vallen echter niet onder het beoordelingskader van de monumentenwetgeving terwijl zij wel van invloed kunnen zijn op dat monument. In het kader van de bescherming van de algehele ruimtelijke kwaliteit, is het wenselijk dat ook de beeldruimte rondom het monument wordt gerespecteerd. De welstandsnota is hierbij toepasbaar. Daarom zijn in deze nota specifieke thematische criteria opgesteld over ‘bouwen aan en nabij monumenten’, zie bijlage C. In bijlage K is een overzicht opgenomen van de monumentale objecten in Nieuwegein. Het beschermde dorpsgezicht Vreeswijk is op de welstandbeleidskaart weergegeven (zie bijlage G). Nieuwegein heeft ook een lijst met waardevolle objecten (zie ook bijlage G). Deze objecten hebben geen formele status maar hebben wel waardevolle aspecten die bij voorkeur zorgvuldig worden meegenomen bij (ver)bouwplannen. Hoofdstuk 5 van bijlage C tenslotte, geeft enkele algemene uitgangspunten met betrekking tot archeologische waarden.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
11
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
2.7
WELSTAND EN DE INRICHTING VAN OPENBARE RUIMTE EN GROEN
Het welstandsbeleid kan slechts in geringe mate ingaan op de kwaliteiten van de openbare ruimte en groen. Welstand is als toetsingskader namelijk beperkt tot die aspecten die betrekking hebben op bouwwerken en richt zich met name op die bouwwerken waarvoor een bouwvergunning is vereist. De openbare ruimten en groengebieden worden binnen een gemeente over het algemeen begrensd door bebouwing. Welstand gaat over de kwaliteit van die bebouwing en vooral ook over de afstemming en samenhang met de omgeving. Het is de kunst dat bij de wens tot een integraal kwaliteitsbeleid er voldoende afstemming plaatsvindt tussen de welstandsnota met daarin vastgelegd de kwaliteiten voor de bebouwing en daarnaast beleidsnota's waarin de kwaliteiten vastgelegd zijn van de openbare ruimte en groen. Dit vereist reeds van het begin af aan een integrale aanpak op gebiedsniveau. Het is daarom wenselijk om de welstandscommissie bij de opzet
van
inrichtingsplannen
te
betrekken.
Straatmeubilair,
verlichting,
verharding
en
verkeersmiddelen maken immers integraal onderdeel uit van de beleving van ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. 2.8
WELSTAND EN RECLAMEBELEID
In deze welstandsnota staan criteria voor reclame-uitingen (zie bijlage C, thematische criteria). Voor reclame-uitingen is echter niet altijd een welstandsbeoordeling van toepassing (zie ook §2.4 over welstand als toetsingskader). Als een reclame-uiting aangemerkt dient te worden als bouwvergunningvrij, of als de aanvrager overtuigend kan aantonen dat deze voorziet in een tijdelijke behoefte (met een maximale instandhoudingtermijn van 5 jaar) is geen sprake van een welstandsbeoordeling op basis van het stelsel van de Woningwet als, preventief noch repressief. In alle andere gevallen wel. De bestemmingsplanvoorschriften geven ook beperkingen voor de plaats en afmetingen van reclameobjecten. Zo is een reclameobject in het algemeen niet ten dienste van bestemmingen zoals groen, natuur, verkeer, water, recreatieve doeleinden etc. en reeds daarom aldaar niet toegestaan zonder ontheffing van de bestemmingsplanvoorschriften. 2.8.1
Wanneer is voor reclame een bouwvergunning nodig?
De eerste voorwaarde is dat sprake moet zijn van ‘bouwen’. Een doek spannen tussen bomen is bijvoorbeeld bouwvergunningsvrij. Het valt niet onder de definitie van bouwen omdat een doek geen bouwwerk is en er ook geen bestaand bouwwerk wordt veranderd door het doek. Het plaatsen van lichtreclame of een frame (met reclamedoek) aan de gevel van een industriepand is bijvoorbeeld wel bouwen. Voor zover de reclamevoorziening zélf al niet als bouwwerk moet worden aangemerkt, wordt in ieder geval een verandering aangebracht aan een bestaand bouwwerk (het industriepand). Een frame moet altijd in samenhang bezien worden met een reclamedoek, ook als het frame niet permanent met een doek wordt gevuld. Het frame heeft namelijk uitsluitend tot doel om te dienen als drager van het reclamedoek. Over het algemeen is het plaatsen van reclame open aan een bouwwerk, indien het bouwen betreft, regulier bouwvergunningplichtig, met in acht name dat de bouwvergunningplicht pas geldt als het gebouwde langer dan 31 dagen in stand blijft. Verder zou een reclame op- en aan een bouwwerk alleen bouwvergunningsvrij of licht bouwvergunningplichtig kunnen zijn als de reclame gezien kan worden als verandering van nietingrijpende aard (artikel 3, lid 1k Bblb).
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
12
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Aangezien reclame doorgaans een welstandeffect met zich mee brengt, zal reclame veelal niet worden
gezien
als
een
verandering
van
niet-ingrijpende
aard
en
dus
regulier
bouwvergunningplichtig zijn. Het maakt hierbij niet uit of het bouwwerk dat wordt veranderd door het aanbrengen van een reclame, op zichzelf bezien bouwvergunningsvrij is. Het plaatsen van een reclameframe op een bouwvergunningsvrij nutshuisje is bijvoorbeeld ook een ingrijpende verandering van een bestaand bouwwerk. Verder geldt in dit geval dat de functie van het nutshuisje fundamenteel verandert waarmee sprake is van een wijziging in het bestaande nietwederrechtelijke gebruik. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij de verandering van een bestaand bouwwerk door reclame als niet-ingrijpend kan worden beschouwd. Het aanbrengen/verwisselen van een poster in een hiertoe bedoeld geïntegreerd deel van een abri (bushokje) is bijvoorbeeld aan te merken als een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk. Dit uitgangspunt is ook hanteerbaar voor de verandering van de reclamedoeken van frames op de gevels van winkelpanden met doeken over tijdelijke aanbiedingen/acties, als de plaats en afmetingen van het frame al via een bouwvergunning zijn gereguleerd. De driehoeksborden met wisselende reclames (rondom lantaarnpalen) zijn hiervan ook een goed voorbeeld. Bij sterk storende invullingen kan worden teruggevallen op de excessenregeling uit deze welstandsnota. Een reclamezuil is in alle gevallen licht-vergunningplichtig. Het is een op zichzelf staand bouwwerk. De wetgever heeft met het begrip reclamezuil bedoeld: alle op de grond staande reclame-uitingen. Een billboard valt bijvoorbeeld ook onder die noemer, evenals een vrijstaand verhuur-/verkoopbord bij een kantoorpand. Het aanbrengen van veranderingen aan een vergunde reclamezuil (zoals het verwisselen van posters) is in principe wél weer aan te merken als van niet-ingrijpende aard en dus bouwvergunningsvrij, met de excessenregeling als achtervang. 2.8.2
Wanneer voorziet een reclameobject in een tijdelijke behoefte?
Uit jurisprudentie volgt dat een bedrijf in beginsel een permanente behoefte heeft aan naam- en/of productaanduiding aan- op of nabij haar bedrijfspand. Zij kan daar in voorzien door tijdelijke objecten maar dit neemt niet weg dat de behoefte permanent is. Dergelijke reclameobjecten komen dus niet in aanmerking voor een tijdelijke bouwvergunning en moeten voldoen aan de welstandscriteria uit deze nota. Reclame-uitingen die gezien hun aard logischerwijs wél in een tijdelijke behoefte lijken te voorzien zijn bijvoorbeeld de borden van makelaars bij verkoop of tijdelijke leegstand van bedrijfs- en kantoorpanden. Deze tijdelijke objecten worden veel toegepast, vaak ook zonder de vereiste (tijdelijke) bouwvergunning aan te vragen. Ze zijn nadrukkelijk aanwezig in het straatbeeld. De tijdelijkheid van de behoefte aan deze voorzieningen is afhankelijk van zaken zoals het economische klimaat en de situatie op de kantoren- en bedrijfsmarkt (leegstand). Het zal de aanvrager niet altijd meevallen om onomstotelijk aan te tonen dat de behoefte minder dan vijf jaar is. Als dat niet lukt, zijn de criteria uit deze nota onverminderd van toepassing. Een ander voorbeeld van tijdelijke reclame-uitingen zijn de (verkoop)borden waarop de realisatie van bouwkundige/civiele werken wordt aangekondigd. Daarvan is vaak wel onomstotelijk hard te maken dat de reclamebehoefte minder dan vijf jaar is. Ook hier geldt dat wanneer dit niet lukt, de criteria uit deze nota onverminderd van toepassing zijn.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
13
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Een veel voorkomend fenomeen is dat een bedrijf een permanente behoefte heeft aan reclameuitingen van tijdelijke aard. We bedoelen hiermee niet de bedrijfsnaamvermelding op het pand maar bijvoorbeeld wel permanente frames/zuilen en hiermee te vergelijken reclamedragers die worden ‘ingevuld’ met wisselende doeken/posters/vlaggen met handelsreclame over tijdelijke acties en aanbiedingen. Zoals in de vorige paragraaf al aangegeven, is voor de reclamedrager een bouwvergunning vereist waarbij de welstandsbeoordeling uiteraard gericht is op de situatie waarin deze is gevuld met reclame. Voorts is het standpunt hanteerbaar dat de periodieke verandering van de reclame-invulling, als niet-ingrijpende verandering (en dus bouwvergunningsvrij) kan worden gezien, omdat de plaats en afmetingen van de reclamedrager al via een bouwvergunning zijn
gereguleerd.
Bij
sterk
storende
invullingen
kan
wel
worden
teruggevallen
op
de
excessenregeling uit deze welstandsnota. Er is immers sprake van bouwen: een bestaand bouwwerk wordt veranderd. 2.8.3
Seizoensgebonden reclames
Het kan voorkomen dat er behoefte bestaat aan een bepaalde reclame-uiting gedurende een beperkte, periodiek terugkerende termijn, bijvoorbeeld om extra aandacht te geven aan een jaarlijks terugkerende actie/activiteit zoals een evenement. Deze voorzieningen komen niet in aanmerking voor een tijdelijke bouwvergunning want de behoefte is niet tijdelijk maar permanent (tenzij onomstotelijk kan worden aangetoond dat de periodiek terugkerende behoefte binnen vijf jaar eindigt). De behoefte is echter niet continue maar gedurende een bepaald ‘seizoen’. In dat geval is het mogelijk om een bouwvergunning voor een seizoensgebonden bouwwerk te verlenen en daarin te bepalen binnen welke opeenvolgende tijdvakken van een kalenderjaar dat bouwwerk wordt opgericht, gebruikt en gesloopt en voor welke periode de vergunning wordt verleend (artikel 45, lid 6 Woningwet). In geval van een losstaande reclamedrager zal het in de meeste gevallen wenselijk zijn om deze buiten het vergunde seizoen ook daadwerkelijk verwijderd te houden omdat deze anders te nadrukkelijk in het gezichtsbeeld aanwezig blijft. Voor een frame aan de gevel van een pand, is het mogelijk niet reëel te eisen dat dit frame buiten het seizoen steeds wordt verwijderd. Het lege frame zal normaal gesproken namelijk amper aanwezig zijn in het gevelbeeld.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
14
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
2.9
WELSTAND EN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (APV)
De Algemene plaatselijke verordening (APV) is een soort huishoudelijk reglement voor de gemeente met als doel het beschermen van de openbare orde en veiligheid, de volkgezondheid en het milieu. Het bevat enkele regelingen die relevant zijn in relatie tot welstand of meer voor de ruimtelijke kwaliteit in het algemeen. Verbod tot zonder vergunning plaatsen van voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie
Dit is geregeld in artikel 2:10 van de APV. Het verbod geldt niet als in het onderwerp al wordt voorzien door andere wetgeving (Wet beheer rijkswaterstaatwerken, Wegenverkeerswet, Wet Milieubeheer, Woningwet, Wegenverordening provincie Utrecht 2004). Het geldt dus sowieso alleen voor bouwvergunningsvrije voorwerpen en het is niet uit te sluiten dat dit ook toepasbaar is op bouwvergunningsplichtige reclames die voorzien in een tijdelijke behoefte. Vervolgens geeft het artikel
zelf
ook
enkele
uitzonderingsmogelijkheden
voor
o.a.
standplaatsen,
spandoeken,
gedenktekens, reclamedriehoeksborden en tijdelijk bouwmaterieel (containers, steigers…). Als één van de weigeringsgronden voor een APV-vergunning wordt genoemd: strijdigheid met redelijke eisen van welstand. Dit moet gezien worden vanuit het doel van de APV: het beschermen van de openbare orde. De betreffende voorwerpen vallen niet voor niets buiten het welstandskader van de Woningwet. Wanneer is het uiterlijk van een dergelijk voorwerp dusdanig ernstig in strijd met redelijke eisen van welstand dat dit de openbare orde ontoelaatbaar verstoord? Volgens deze nota is bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake van een exces. Dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is, als storend wordt ervaren en afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In de gevallen dat vanuit de uitvoering van de APV gevraagd wordt om een welstandadvies, zullen de criteria voor excessen dus als basis gelden voor de beoordeling. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid als gevolg van plakken of kladden
Volgens artikel 2:42 is het verboden zonder schriftelijke toestemming op een openbare plaats, of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is, een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding, aanduiding aan te (doen) brengen of met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te (doen) brengen of te doen aanbrengen. Het verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift en het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. Het is niet uitgesloten dat uit voornoemde handelingen een welstandsexces voortvloeit. Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Volgens artikel 4:15 is het verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving. Voor dit artikel geldt dezelfde redenatie als hierboven verwoord.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
15
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Verbod op het pakeren van reclamevoertuigen
Volgens artikel 5:7 is het verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken. Aan dit verbodsartikel is geen welstandsafweging gekoppeld. Voor het voertuig is een bouwvergunning nodig als het een plaatsgebonden karakter heeft. Dat is zo als een bouwwerk (al dan niet verrijdbaar) gedurende een langere, aaneengesloten periode (uitgangspunt 31 dagen) op het perceel aanwezig is zonder wezenlijk te worden verplaatst. Exploitatievergunning (terrassen)
In artikel 2:28
van de APV
is een
exploitatievergunningenstelsel opgenomen voor alle
horecabedrijven binnen het grondgebied van de gemeente Nieuwegein. Terrassen maken onderdeel uit van het bedrijf en worden als zodanig in de exploitatievergunning opgenomen. Er gelden voorschriften voor de uiterlijke kwaliteiten van de terrasvoorzieningen zoals het meubilair. 2.10
WELSTAND EN BESCHERMING NATUUR EN LANDSCHAP TEGEN RECLAMES
Zowel Gemeente Nieuwegein als de Provincie Utrecht hebben een verordening vastgesteld om natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden (de NLCA-waarden) te beschermen: •
Schoonheidsverordening Nieuwegein 1983 (bijlage P);
•
Verordening bescherming natuur en landschap Provincie Utrecht 1996 (bijlage L).
De gemeentelijke verordening is van toepassing binnen de grenzen van de bebouwde kom van Nieuwegein (volgens artikel 27 Wegenwet), de provinciale verordening voor de gedeelten daarbuiten. Beide verordeningen bevatten regels over opschriften, aankondigingen en afbeeldingen die een basisbescherming moet bieden van de visuele belevingswaarde van het buitengebied. Hier ligt een nadrukkelijk raakvlak met welstand wat vraagt om goede afstemming. 2.10.1 Verordening bescherming natuur en landschap Provincie Utrecht 1996 (Vnl)
De basis vormt de verbodsbepaling voor opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, in welke vorm ook, die vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater, of een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn. Er gelden vervolgens uitzonderingen op dit verbod en ontheffingsmogelijkheden. De Provincie heeft meerdere deregulerende aanpassingen doorgevoerd in de Vnl. Er worden vrijwel geen ontheffingen meer verleend voor opschriften. In het ‘Vrijstellingsbesluit borden provincie Utrecht 2003’ zijn die gevallen opgenomen die aanvaardbaar zijn voor natuur en landschap. In de ‘Beleidsregels buitenreclame provincie Utrecht 2007’ is opgenomen dat er voor andere gevallen in principe geen ontheffing wordt verleend. Er wordt sowieso geen ontheffing verleend voor niet-objectgebonden borden. Dat zijn borden die geen relatie hebben met de onroerende zaak waarop zij zijn aangebracht. Een verordening als deze kan zelfstandig bestaan naast verschillende andere wetten en regelingen. In diverse uitspraken heeft de Raad van State bevestigd dat overheden de bevoegdheid hebben (aanvullende) regels te stellen
ter
bescherming van
de
NLCA-waarden,
ook naast
een
bestemmingsplan. Door deze zogenaamde motieftheorie kunnen verschillende overheden vanuit eigen motieven regels stellen over een zelfde onderwerp. Uiteraard kunnen verschillende motieven ook verschillende besluiten opleveren. Hier geldt de juridische hoofdregel dat hogere regelgeving altijd voor lagere gaat als het motief gelijk is.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
16
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Het limitatieve bouwvergunningstelsel van de Woningwet gaat boven verordeningen van lagere overheden. Hierin zijn de NLCA-waarden echter geen directe wettelijke toetsingsgrond, tenzij de welstandscriteria worden afgestemd op de Vnl. Hiermee voorkom je in de meeste gevallen dat een verleende bouwvergunning strijdig is met de Vnl. In een planologische procedure vindt een integrale afweging plaats van alle betrokken belangen. De NLCA- waarden vormen hierin één aspect dat in de algehele belangenafweging het onderspit zou kunnen delven. Gemeenten kunnen het provinciebeleid belemmerend vinden omdat ze hun wegen in het buitengebied niet economisch kunnen exploiteren door het plaatsen van bijvoorbeeld lichtmastreclames, billboards, sandwichborden etc.. Het komt voor dat de provincie weigert op basis van de Vnl ontheffing te verlenen voor plaatsing van reclames als de gemeente hiermee heeft ingestemd met toepassing van een Wro-ontheffingsprocedure. Omdat het provinciebeleid op dit vlak helder en objectief is, is het raadzaam hier in de procedure alvast rekening mee te houden. Ook hier geldt dat afstemming tussen welstandsnota en Vnl wenselijk is. De provincie noemt in een rapport uit 2007 de volgende belangrijkste resultaten van de Vnl: •
Weilandborden zijn er niet in de provincie Utrecht (of worden snel verwijderd).
•
Reclamemasten staan alleen op terreinen met bedrijvenbestemming.
•
Lichtmastreclames, sandwichborden, reclamedragende abri’s en bill- en megaboards staan alleen binnen de bebouwde kommen.
•
Objectgebonden borden, tijdelijke borden en toeristische borden in het buitengebied zijn afgestemd
op
landschappelijk
aanvaardbare
verhoudingen
en
normen
via
het
vrijstellingsbesluit. •
Er is één systeem voor toeristisch-recreatieve bewegwijzering.
Dit zijn resultaten die welstandshalve eveneens wenselijk zijn. Daarom is bij de criteria voor reclames buiten de bebouwde kom aansluiting gezocht bij het provinciale beleid. 2.10.2 Schoonheidsverordening Nieuwegein 1983
De ‘Verordening tot bescherming van natuur en uiterlijk aanzien van de gemeente Nieuwegein’ wordt aangehaald als de ‘Schoonheidsverordening Nieuwegein 1983’. Het doel en de opzet zijn gelijk aan de provinciale Vnl maar er gelden slechts zeer beperkte uitzonderingen op de verbodsbepaling over opschriften, aankondigingen en afbeeldingen. Hetzelfde geldt voor de ontheffingsmogelijkheden. Formeel zal in zeer veel gevallen ontheffing aangevraagd moeten worden. In de praktijk gebeurd dit niet. Het is wenselijk om een betere aansluiting te vinden bij de welstandsnota. 2.11
WELSTAND EN WET MILIEUBEHEER
De Wet milieubeheer is van toepassing op bedrijven. Er zijn o.a. voorschriften in opgenomen over hinder van terrein- en reclameverlichting. Deze voorschriften vinden hun oorsprong in de AMvB het ‘Activiteitenbesluit’.
Er
geldt
een
zorgplicht
met
betrekking
tot
lichthinder.
Hinderlijke
lichtverschijnselen in woon- of slaapvertrekken van woningen als gevolg van lichtinstallaties moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Naast de intensiteit van directe en indirecte lichtinstraling kan er ook door knipperen, flikkeren of door kleur hinder door verlichting ontstaan. In de criteria voor reclames geldt een verbod voor toepassing van lichtreclames in, of gericht naar, een woonomgevingen.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 2: INKADERING WELSTAND
17
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.
WELSTANDSBELEID
3.1
INLEIDING
Als een gemeente welstandstoezicht wil uitvoeren, verplicht de Woningwet sinds 2003 dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt waarin criteria zijn opgenomen die worden toegepast bij de welstandsbeoordeling. Die criteria moeten zoveel als mogelijk toegesneden zijn op te onderscheiden categorieën bouwwerken en kunnen verschillen naargelang de plaats van het bouwwerk. Dit geeft twee soorten criteria die op zichzelf of gecombineerd worden toegepast: 1. Criteria die voortkomen uit het gebied waar wordt gebouwd en die iets zeggen over de relatie met die omgeving. Dit noemen we gebiedsgerichte criteria. 2. Criteria die te maken hebben met het soort bouwwerk of ‘object’ dat wordt gebouwd. Dat kunnen kleine bouwwerken zijn zoals aanbouwen maar ook vaker voorkomende, specifieke thema’s
zoals
boerderijen,
reclame-uitingen,
masten
of
molens.
Dit
noemen
we
objectgerichte criteria. Over de objectgerichte criteria regelt de wet bij algemene maatregel van bestuur (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken) welke bouwwerken onder bepaalde
voorwaarden
bouwvergunningplichtig.
bouwvergunningsvrij Voor
een
aantal
zijn
en
welke
licht-bouwvergunningplichtige
bouwwerken bouwwerken
lichtis
de
gemeente verplicht ‘loketcriteria’ op te stellen waaruit direct blijkt of het bouwwerk voldoet. De wet biedt ook de mogelijkheid welstandsvrije gebieden of categorieën van bouwwerken te benoemen. In de Welstandsnota Nieuwegein uit 2004 was geen welstandsvrij bouwen opgenomen, omdat dit uit oogpunt van rechtsbescherming van burgers toen niet verantwoord werd geacht. Inmiddels is dit wel geïntroduceerd als experiment voor een beperkt gebied. Ook voor bestaande bouwwerken en bouwvergunningsvrij bouwen geeft de welstandsnota criteria. Er is een zogenaamde 'repressieve welstandstoets' ingesteld op grond waarvan gedwongen kan worden ‘al te lelijke’ bouwwerken aan te laten passen die ernstig uit de toon vallen (excessenregeling). Voor grootschalige (her)ontwikkelingen vormen beeldkwaliteitsplannen het kader voor de welstandstoets wanneer ze als onderdeel van de welstandsnota zijn vastgesteld. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe Nieuwegein haar welstandsbeleid heeft vormgegeven en welke criteria en toetsingskaders gelden in voorkomende situaties.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
18
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.2
ALGEMENE CRITERIA
De algemene criteria zijn opgenomen in bijlage A. De algemene welstandscriteria zijn de basisbeginselen van welstand. Ze richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes. Ze liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en vormen in feite ook het uitgangspunt voor alle criteria die in de nota zijn opgenomen. Als een bouwplan niet voldoet aan de overige criteria uit deze nota maar welstandshalve tóch wenselijk is, fungeren de algemene criteria als 'vangnet' voor de motivering van het positieve advies. Deze algemene architectonische begrippen en aspecten komen voort uit de notitie 'Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid´ uit 1985 van de toenmalige rijksbouwmeester de heer Tj. Dijkstra. 3.3
GEBIEDSGERICHTE CRITERIA
De gebiedsgerichte criteria zijn opgenomen in bijlage B. Nieuwegein heeft in basis gekozen voor een gebiedsgericht welstandsbeleid. De identiteit van een gebied is een door de jaren heen gegroeid gegeven. Belangrijk zijn de beleving van en waardering voor de specifieke (cultuur)historische, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten, karakteristieken en eigenaardigheden. Bij bouwopgaven moet de ruimtelijke identiteit van een gebied behouden blijven en waar mogelijk zelfs versterkt worden. Het is de bedoeling om geïnspireerd te worden door de bestaande omgeving om daar gebruik van te maken in het creatieve ontwerpproces. 3.3.1
Regionale afstemming
De gemeente Nieuwegein maakt deel uit van het Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied. Dit gebied heeft vanuit zijn ontstaansgeschiedenis een eenduidige ruimtelijke opbouw met een duidelijke begrenzing, samenhangende karakteristiek en kwaliteit. Daarom hebben de 9 gemeenten in dit gebied de handen ineengeslagen om de samenhangende kwaliteiten en karakteristieken te beschrijven met als resultaat de 'Regionale welstandsnota Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied' die in de bijlagen is opgenomen. De ambitie van de deelnemende gemeenten is geweest om de regionale
samenhang
welstandsbenadering
te
die
behouden vervolgens
en is
versterken doorvertaald
door in
de
een
regionaal
afzonderlijke
afgestemde gemeentelijke
welstandsnota’s. 3.3.2
Indeling Nieuwegein in gebieden en wijken
De ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde omgeving wordt door verschillende factoren beïnvloed. Ze
kan
een puur esthetische waarde bezitten, ze
kan
een
verwijzing
geven naar
de
geschiedkundige of oudheidkundige betekenis van een gebied, ze kan kenmerkend zijn voor een bepaalde architectonische stijl of juist een goed en sterk ensemble vormen. Bij een ensemble vormen de verschillende onderdelen zoals huizen, woongebieden, straten, pleinen, plantsoenen en parkeerterreinen een harmonisch geheel. Er is dan sprake van een herkenbare samenhang tussen de cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur die bijvoorbeeld wordt bepaald door:
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
19
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
•
Hoe de verschillende gebouwen in een gebied zijn gesitueerd ten opzichte van de straat, de verkaveling en elkaar;
•
Welke bouwvormen voorkomen in dat gebied (grote of kleine massa's, één of meerdere verdiepingen, met of zonder kap);
•
Repeterende karakteristieke gevelopbouw (staande of liggende kozijnen en ramen, een afzonderlijke onderpui e.d.);
•
Kenmerkend kleur- en materiaalgebruik en specifieke details.
Nieuwegein is in deze welstandsnota ingedeeld in een aantal gebieden en wijken die in meer of mindere mate als een eenheid worden beschouwd. Een aantal meer verspreid gelegen gebieden is onder één noemer genomen (zoals groengebieden en buitengebied). Op de welstandbeleidskaart (bijlage G) is die indeling weergegeven. In bijlage B “Gebiedsgerichte criteria” is per wijk is een korte beschrijving opgesteld van de karakteristiek. Binnen een wijk is vervolgens aangegeven welke deelgebieden kunnen worden onderscheiden. Aan deze deelgebieden is een gebiedstype toegekend dat eveneens is weergegeven op de welstandbeleidskaart. De te onderscheiden deelgebieden zijn voorzien van een omschrijving en gebiedspecifieke welstandscriteria. 3.3.3
Welstandsniveau
De typologie ordent en beschrijft de verschillende deelgebieden op basis van de ruimtelijke karakteristiek en samenhang en cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten. De samenhang in deze factoren is waardevol indien ze binnen de gemeente ook als zodanig wordt beleefd en gewaardeerd. In een oude dorpskern zal een afwijkend nieuwbouwplan eerder als storend worden ervaren dan in gebieden met weinig samenhang. De waarde die wordt gehecht aan de gebiedstypologie bepaalt de gevoeligheid van het gebied en dus het niveau van welstandstoezicht. De gebiedsgerichte criteria bieden aanknopingspunten voor het ontwerp. Het welstandsniveau geeft een indicatie voor de mate waarin er door de gemeente waarde wordt gehecht aan de specifieke ontwerpkwaliteit. De niveaus van welstand bepalen in hoofdlijnen hoe gedetailleerd de gebiedsgerichte criteria zijn. De welstandscommissie kan in haar advies geen zwaardere criteria hanteren dan passend bij het toekende welstandsniveau. We onderscheiden drie niveaus: Regulier De welstandstoets is gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten. Beoordeeld worden die aspecten die te maken hebben met de situering van het bouwwerk (rooilijn, zijdelingse afstand, oriëntatie), de hoofdvormen van het bouwwerk (bouwmassa, bouwhoogte, kapvorm en kaprichting), de schaal en geleding van het gebouw, de gevelindeling, het materiaalgebruik en de gebruikte kleurtoon. Plus Dit regime wordt toegepast voor gebieden en thema’s waarvan de ruimtelijke kwaliteiten en samenhang voor het totaal van de gemeente van belang zijn, maar ook enige dynamiek kunnen verdragen. Nieuwe ontwikkelingen vragen om een zorgvuldige inpassing. De ontwerpkwaliteit moet bijdragen aan de bestaande kwaliteiten deze zo mogelijk versterken. De welstandsaspecten die bij het reguliere toetsniveau aan de orde komen, wegen zwaarder bij het plusniveau aan de hand van in de gebiedsbeschrijvingen benoemde kwaliteiten. Bijzonder Dit niveau geldt voor gebieden en thema’s die gezien hun hoge ruimtelijke kwaliteit bijzondere bescherming en aandacht behoeven. Naast de eerder genoemde welstandsaspecten, wordt extra gelet op bijvoorbeeld materiaalverwerking, specifieke materiaalkleuren en verdere detaillering van de architectuur in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en -kleur, aanduiding van bewegende delen in kozijnen, muurankers en muurschotels.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
20
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.3.4
Welstandsaspecten
De gebiedsgerichte criteria zijn ingedeeld in vier hoofdgroepen van aspecten die aan bod komen bij de
welstandsbeoordeling.
Onderstaand
schema
omschrijft
deze
doelgroepen
nader.
De
1. Situering
1.1 Rooilijn Situering van de voorgevel ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. Uitbouw van de gevelrooilijn door erkers, balkons e.d. ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. 1.2 Zijdelingse afstand Afstand van het bouwwerk ten opzichte van aangrenzende bouwwerken en of perceelsgrens in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 1.3 Oriëntatie De oriëntatie van het bouwwerk ten opzichte van de straat of kenmerkende landschapsstructuren.
2. Hoofdvormen
2.1 Bouwmassa De onderlinge verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, de samenstelling / samenvoeging van de verschillende bouwvormen en het onderscheid tussen hoofdgebouw en bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.2 Bouwhoogte De goot en nokhoogte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.3 Kapvorm De vorm van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.4 Kaprichting De richting van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving.
3. Gevelaanzichten
3.1 Gevelopbouw Een evenwichtige compositie van de gevelopbouw. Een compositie van de gevelopbouw (plint, middenstuk, gevelbeëindiging, dak) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.2 Gevelgeleding De geleding van de gevel en zijn samenstellende delen van het hoofdgebouw en de bijgebouwen (horizontaal, verticaal, neutraal of afwisselend) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.3 Plasticiteit De plastiek van de gevel gekenmerkt door de plaatsingsmaat en neggemaat van kozijnen in de gevel, de dakbeëindiging, en plaats en vorm van schoorstenen, balkons, erkers en uitbouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving.
4. Materialisatie en detaillering
gebiedsgerichte criteria zijn afgestemd op de gebiedstypologie en het toegekende welstandsniveau.
4.1 Materiaalverwerking De consistente wijze van verwerking van het materiaal, zoals metselverbanden, principe van betimmering in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 4.2 Specifieke materiaalkleur De consistente toepassing van de specifieke materiaalkleur van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving, waaronder ook het landschap. 4.3 Detaillering De consistente toepassing van de specifieke detaillering van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en kleur, aanduiding bewegende delen in kozijnen en muurankers en muurschotels.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
21
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.3.5
Motivering keuze welstandsniveaus in Nieuwegein
Voor het gehele grondgebied van Nieuwegein is in principe gekozen voor een regulier welstandsniveau. Uitzonderingen hierop vormen: •
De oude kernen Vreeswijk en Jutphaas. Elke kern heeft zijn eigen identiteit. Vanwege zijn grote (cultuur)historische waarde en de gaafheid van de aanwezige bebouwing is gekozen om voor Jutphaas niveau PLUS te hanteren. Het historisch dorpsgebied van Vreeswijk valt van rijkswege onder het Beschermd stads- en dorpsgezicht. Voor dit gebied wordt dan ook niveau BIJZONDER gehanteerd.
•
De historische linten binnen en buiten de bebouwde kom van Nieuwegein. Zij vormen de eerste bebouwingsstructuren van de gemeente. De bebouwing aan deze linten heeft veelal een herkenbare historische waarde. Voor de linten geldt niveau PLUS.
•
De vooroorlogse woongebieden. Deze woongebieden maken onderdeel uit van de oude kernen Jutphaas en Vreeswijk. De bebouwing in de gebieden hebben een sterke expressionistische en rationalistische architectuur. Er is sprake van een ensemblewaarde. Voor de gebieden geldt niveau PLUS.
•
De bebouwing aan het Eendenest, de houtskeletbouwwoningen, en de woningen aan de Zwaluw. Deze woongebieden maken onderdeel uit van de wijk Doorslag. De gebieden zijn ontworpen in een structuralistische- en forumarchitectuur. Het stedenbouwkundige patroon vertoont in hoge mate een ensemblewaarde met de architectuur van de woningen. Voor de gebieden geldt niveau PLUS.
•
De
portiekwoningen
in
de
wijk
Fokkesteeg.
Deze
woningen
hebben
een
sterke
structuralistische architectuur. Het stedenbouwkundige patroon vertoont in hoge mate een ensemblewaarde met de architectuur van de woningen. Voor het gebied geldt niveau PLUS. •
De woning behorende tot het projectgebied Nieuw Vreeswijk. De woningen zijn in het eerste decennium van de 21ste eeuw gerealiseerd en tonen een duidelijke samenhang in karakteristieke, traditionele architectuur die vraagt om nauwkeurige afstemming van nieuwe bouwwerken. Voor de gebieden geldt dan ook niveau PLUS.
•
Het bestaande Cityplaza en het bestaande kantorengebied in het Stadscentrum vallen binnen de contouren van de nieuwe Binnenstad of grenzen hieraan. Om het streven naar een hoogwaardige uitstraling van de nieuwe Binnenstad te kunnen borgen, is ook voor deze typologieën een PLUS niveau van welstand bepaald.
•
De thema’s die direct betrekking hebben op objecten met een monumentale waarde (Hollandse Waterlinie, historische boerderijen, molens en molenbiotopen) hebben grote (cultuur)historische waarde. Voor deze thema’s wordt niveau BIJZONDER gehanteerd.
•
De
thema’s
die
indirect
betrekking
hebben
op
objecten
met
monumentale
en
archeologische waarden (bouwen aan en nabij monumenten, archeologie) vragen om een minder gedetailleerde beoordeling. Voor deze thema’s geldt niveau PLUS. •
In de Structuurvisie Nieuwegein 2030 (zie bijlage M) zijn 5 assen en zones gedefinieerd waar Nieuwegein met name inzet in op het versterken van kwaliteit waar dat van belang is door het toevoegen van hoogwaardige (architectonische) elementen. De 5 assen en zones zijn achtereenvolgens de Wateras, Stadsas, Werkas, Lekzone en A12-zone. Voor de A12zone is, ten tijde van het vaststellen van deze welstandsnota, een verkenning gaande naar de transformatie richting een aantrekkelijke stadsrand met hoogstedelijke allure. Deze ontwikkeling
zal
uiteindelijk
uitmonden
in
een
beeldkwaliteitsplan
waarin
het
welstandsniveau wordt verankerd. Voor de overige zones, alsmede voor de stadsentrees en de rijkswegen A2, A12 en A27 geldt niveau PLUS.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
22
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.4
THEMATISCHE CRITERIA
De thematische criteria zijn opgenomen in bijlage C. De verschillende deelgebieden/typologieën zijn benoemd en vertaald in de gebiedsgerichte criteria (zie §3.3). Daarnaast kennen we ook specifieke gebouw- bouwwerktypen en die niet per definitie gebonden zijn aan een specifiek deelgebied. We noemen dit thema’s die op zichzelf zo specifiek en beeldbepalend zijn dat ze een eigen serie welstandscriteria vergen. Voorbeelden zijn de overblijfselen van de Hollandse Waterlinie, historische boerderijen, molens en reclame. Daarnaast zijn
er
bepaalde
hoofdinfrastructuur
‘landschapselementen’ of
die
volkstuinencomplexen.
bijzondere
Deze
specifieke
aandacht
vragen
thema’s
zijn
zoals
uitgewerkt
de in
thematische criteria die vaak in samenhang gezien worden met de gebiedsgerichte criteria. Aan de verschillende thema’s is een welstandsniveau toegekend. Zie §3.3.5 voor de keuzemotivering. 3.5
CRITERIA VOOR HERHALINGSGEVALLEN
In een woonomgeving komt het regelmatig voor dat een bepaald bouwplan wordt herhaald. Denk hierbij hoofdzakelijk aan licht-bouwvergunningplichtige zaken zoals aan- en uitbouwen en dakkapellen maar bijvoorbeeld ook aan regulier bouwvergunningplichtige dakopbouwen (zoals bij de drive-in woningen in Wijkersloot). De onderstaande criteria voor herhalingsgevallen geven aan onder welke voorwaarden gesproken mag worden van een ‘herhalingsgeval’. Voldoet een bouwinitiatief aan de onderstaande voorwaarden, dan beperkt de welstandsbeoordeling zich enkel tot deze criteria. Er is sprake van een herhalingsgeval als een bouwwerk: 1. Bij
vervanging
qua
plaatsing,
maatvoering
en
vormgeving
identiek
is
aan
het
oorspronkelijke bouwwerk, mits dit oorspronkelijke bouwwerk op basis van een positieve welstandsbeoordeling is gerealiseerd, of; 2. Qua
welstandsaspecten
(situering,
hoofdvormen,
gevelaanzichten,
materialisatie
&
detaillering (zie §3.3.4)) identiek is aan een in de afgelopen 5 jaar op basis van een positieve welstandsbeoordeling gerealiseerd bouwwerk bij: •
Een zelfde woningtype in het betreffende bouwblok, of;
•
Indien de woning geen onderdeel uitmaakt van een bouwblok, een zelfde woningtype in een onlosmakelijk, seriematig cluster van woningen.
3. Qua plaatsing, maatvoering en vormgeving voldoet aan een door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woningbouwproject. De onder punt 2 opgenomen termijn van 5 jaar heeft als doel te voorkomen dat bouwwerken als maatstaf worden gehanteerd die op het moment van realisatie wel akkoord zijn bevonden maar inmiddels niet meer voldoen aan de eisen om als standaard te dienen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gedateerd materiaalgebruik, bouwmethode of detaillering of gewijzigde gebruikseisen. Let op: deze criteria werken tweeledig! Als er bij een zelfde woningtype in het betreffende bouwblok, of, indien de woning geen onderdeel uitmaakt van een bouwblok, bij een zelfde woningtype in een onlosmakelijk, seriematig cluster van woningen, al een soortgelijk bouwwerk is gerealiseerd, vormt dit bouwwerk de “trendsetter” voor latere bouwinitiatieven. Dit geldt eveneens voor door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woningbouwproject.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
23
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.6
LOKETCRITERIA: ALGEMEEN EN GEBIEDSGERICHT
De algemene loketcriteria zijn opgenomen in bijlage D met een verwijzing naar de gebiedsgerichte loketcriteria in bijlage B, indien van toepassing. De
Algemene
Maatregel
bouwvergunningplichtige
van
Bestuur
bouwwerken’
(AMvB) (Bblb)
‘Besluit schrijft
bouwvergunningsvrije voor
wanneer
een
en
licht-
bouwwerk
bouwvergunningsvrij of licht-bouwvergunningsplichtig is. Wanneer een gemeente welstandstoezicht wil uitoefenen ten aanzien van licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, is zij verplicht om daarvoor in de welstandsnota loketcriteria vast te stellen voor een aantal typen bouwwerken: aanen uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen, dakkapellen, erf- of perceelafscheidingen en kozijn- of gevelwijzigingen. Aanvullend op deze typen bouwwerken heeft Nieuwegein ook loketcriteria vastgesteld voor andere vaker voorkomende licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken zoals dakramen en staaf-, spriet- en schotelantennes. Loketcriteria mogen uitsluitend betrekking hebben op de plaatsing, de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur van het bouwwerk. Een aspirant-bouwer kan met behulp van de loketcriteria vooraf zelf zien of zijn bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De loketcriteria zijn vrijwel absoluut van aard en moeten gezien worden als een verzameling standaardoplossingen die in elk geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. Ze gelden ook als de bouwwerken, die op zichzelf bezien licht-bouwvergunningplichtig zijn, onderdeel uitmaken van een groter bouwplan waarvoor een reguliere bouwvergunning vereist is. In de criteria worden ook kwantitatieve criteria (maatvoeringen) genoemd. Daarbij is geen aansluiting gezocht bij de maatvoering uit het Bblb over bouwvergunningsvrij bouwen omdat dit gezien de gedetailleerdheid van het BBlb niet wenselijk is. De criteria zouden dan te omslachtig worden. Dit betekent dat in sommige gevallen criteria zijn opgenomen voor bouwwerken die vergunningsvrij zijn. In die gevallen is een preventieve welstandstoets echter niet aan de orde. De loketcriteria zijn tweeledig: algemeen en gebiedsgericht. De algemene loketcriteria zijn gebaseerd op een landelijke standaardisatie die is aangereikt door de Federatie Welstand. In enkele gevallen, zoals bij de dakkapellen, zijn deze criteria aangepast aan het afwijkende gemeentelijk beleid. De opzet van de criteria volgt de benadering die ook bij de wetswijziging in 2003 is gehanteerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de voor- en achterkant van woningen. Voorkant is de voorgevel en de zijgevel, voor zover gelegen aan de weg of openbaar groen. Achterkant is de achtergevel en de zijgevel die niet aan de weg of openbaar groen grenst. In
bepaalde
gevallen
gelden,
aanvullend
op
de
algemene
loketcriteria,
gebiedsgerichte
loketcriteria. Dat geldt voor de deelgebieden waarbij ook bij kleine bouwwerken als deze rekening gehouden moet worden met specifieke beeldbepalende kwaliteiten. De gebiedsgerichte loketcriteria zijn expliciet per deelgebied weergegeven onder de 'gebiedsgerichte criteria' in bijlage B. Bij de algemene
loketcriteria
in
bijlage D
staat
vermeld
voor
welke
deelgebieden aanvullende
gebiedsgerichte loketcriteria gelden. Dat komt weinig voor. Bij strijdigheden prevaleren de gebiedsgerichte loketcriteria boven de algemene loketcriteria.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
24
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.7
CRITERIA VOOR WELSTANDSLUW BOUWEN
De notitie ‘Vrije kavels Blokhoeve Eiland, kwaliteitseisen particulier opdrachtgeverschap’ is opgenomen in bijlage E. Een gemeente kan besluiten (een deel van) haar grondgebied welstandsvrij te verklaren (artikel 12, lid 2 Woningwet). Er vind dan in het geheel geen welstandstoets plaats. Bij het vaststellen van de eerste welstandsnota in 2004 is welstandsbeleid vastgesteld voor het gehele Nieuwegeinse grondgebied. In navolging van meerdere andere gemeenten, heeft de gemeenteraad eind 2008 besloten een experiment te starten met minimale welstandsregels. Het gebied ligt in de wijk Blokhoeve en is niet volledig welstandsvrij. Er mag welstandsluw worden gebouwd. 3.7.1
Achtergrond keuze voor welstandsluw bouwen
De positieve effecten van welstandsvrij bouwen zijn in theorie o.a. grotere betrokkenheid bij het eindresultaat door de vrijheid om eigen ideeën en wensen vorm te geven en de open uitnodiging om
vernieuwende
architectuur
tot
stand
te
brengen.
De
rechtszekerheid
die
de
welstandsbeoordeling biedt op een belangrijk aspect van de ruimtelijke kwaliteit wordt echter volledig losgelaten met het risico dat solitaire bebouwing tot stand komt die weinig tot geen relatie heeft met de (directe) omgeving. Duidelijk is dat architectonische missers zeer lang zichtbaar blijven. De welstandsnota is juist ook bedoeld om burgers houvast te geven en te inspireren. De resultaten van welstandsvrije proefprojecten in den lande vallen tegen. De vrijheid van regels heeft vooral geleid tot het zoeken naar materiële en financiële zekerheid in bestaande (catalogus)ontwerpen met maximale afmetingen terwijl de gemiddelde nieuwbouwkavel in Nederland klein is. Slechts een enkeling kiest voor vernieuwende architectuur. Het gevolg is helaas vaak een onsamenhangend, druk straatbeeld. De beoogde hoge kwaliteit wordt maar zelden gerealiseerd. Men blijkt tevreden met het eigen woningontwerp maar stoort zich vaak aan andere ontwerpen in de directe omgeving. Het gevolg is kritiek en onderlinge spanningen. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat volledig welstandsvrij bouwen geen garanties biedt voor het behalen van de gewenste resultaten. De wens komt naar voren om beter te clusteren op vorm, kleur en materiaalgebruik. Verder moeten stedenbouwkundige randvoorwaarden leiden tot meer eenheid en rust in het straatbeeld. Samengevat is een welstandsbeleid wenselijk dat enerzijds voldoende zekerheid biedt voor de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds voldoende ontwerpvrijheden biedt. Hiervoor is de term ‘welstandsluw’ gevonden. 3.7.2
Welstandsluw experiment in Blokhoeve
Nieuwegein is de uitdaging aangegaan een succesvol welstandsluw experiment op poten te zetten voor 20 particuliere kavels in de wijk Blokhoeve. Uit het inspraaktraject is naar voren gekomen dat de verruiming van ontwerpvrijheden positief wordt ontvangen maar dat men voldoende zekerheid wenst over de rust en samenhang in het straatbeeld. In de notitie ‘Vrije kavels Blokhoeve Eiland, kwaliteitseisen particulier opdrachtgeverschap’ staan de regels voor welstandsluw bouwen. De stedenbouwkundige randvoorwaarden bieden een bepaalde garantie voor ritmiek in het straatbeeld en onderlinge afstemming qua afmetingen en plaatsing van de woningen. Binnen deze kaders bestaan nog steeds ruime keuzemogelijkheden in ontwerp, kleur en materiaalkeuze. In een zo vroeg mogelijk stadium van het ontwerptraject beoordeelt de welstandscommissie of realisatie van het ontwerp zal leiden tot een exces (zie ook §3.9).
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
25
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.8
CRITERIA VOOR (HER)ONTWIKKELINGSPROJECTEN: BEELDKWALITEITSPLANNEN
De beeldkwaliteitsplannen zijn opgenomen in bijlage F. De welstandscriteria in deze nota zijn opgesteld voor de relatief kleine bouwopgaven van één of enkele
gebouwen,
uitbreidingen
van
bestaande
bebouwing
en
veel
bouwwerken in bestaande beheergebieden. Ze gaan in beginsel uit van aansluiting
op
bestaande
kwaliteiten.
De
welstandsnota
bevat
voorkomende
kleine
conservering van en geen
criteria
voor
(her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Bij de bedoelde grotere ontwikkelingsprojecten wordt in de regel eerst een ontwikkelvisie opgesteld gevolgd door een stedenbouwkundig plan. Op basis daarvan wordt een ontwerpbestemmingsplan gemaakt. Een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld als visuele aanvulling op het bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitsplan is het onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding waarin o.a. richtlijnen worden opgenomen over de gewenste uiterlijke kwaliteiten. Deze richtlijnen kunnen pas dienst gaan doen als welstandscriteria als ze door de gemeenteraad als zodanig zijn vastgesteld. Het is mogelijk dat een beeldkwaliteitplan in de plaats treedt van een welstandsnota en moet worden beschouwd als een zelfstandige nota. Het verdient de voorkeur om een beeldkwaliteitplan vast te stellen als onderdeel van de Welstandsnota Nieuwegein. In dit geval is er feitelijke sprake van een partiële herziening van de nota en blijft de Welstandsnota Nieuwegein (met de hieraan gekoppelde beeldkwaliteitsplannen) het enige te raadplegen document voor de welstandstoets. Op de welstandbeleidskaart (bijlage G) is aangegeven voor welke gebieden een beeldkwaliteitsplan als toetsingskader geldt. Een beeldkwaliteitsplan heeft meerdere doelen. Het omvat het gemeentelijk beleidskader op hoofdlijnen voor het betreffende (ontwikkelings)gebied met betrekking tot beeldkwaliteit, het refereert naar sfeerbeelden/voorbeelden die als inspiratie voor plannenmakers dienen en het geeft criteria voor de welstandstoets. Het is van belang dat een beeldkwaliteitsplan in overleg met de welstandscommissie tot stand komt. De commissie controleert dan o.a. of de criteria voldoende concreet zijn om houvast te bieden voor een objectieve welstandsbeoordeling. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat vooraf inspraak moet worden verleend (artikel 12, lid 4 Woningwet) wordt gekoppeld aan de reguliere inspraak bij de planologische planvoorbereiding. De welstandscriteria moeten zijn vastgesteld door de gemeenteraad voordat de planvorming van de concrete bouwplannen start. Ze worden bekendgemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers en belanghebbenden in het gebied. Beeldkwaliteitplannen zijn in principe bedoeld om specifieke ontwikkelingen te kunnen begeleiden. Als de ontwikkeling is afgerond ligt het dan ook in de rede om gebiedsgerichte criteria voor het betreffende gebied op te stellen en te integreren in de welstandsnota. Het beeldkwaliteitsplan kan dan als bijlage komen te vervallen.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
26
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
3.9
CRITERIA VOOR EXCESSEN
Artikel 12, lid 1 van de Woningwet stelt dat bestaande bouwwerken, met uitzondering van tijdelijke bouwwerken, bestaande standplaatsen en bouwvergunningsvrije bouwwerken niet ernstig in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand. Een situatie die ernstig is strijd is met redelijke eisen van welstand noemen we een exces. Het ontstaan van een exces kan in eerste instantie worden voorkomen door de welstandstoets die geldt wanneer een bestaande situatie wordt of is gewijzigd als gevolg van handelingen die vallen onder de definitie van ‘bouwen’, mits; •
Een bouwvergunning is vereist, en;
•
Het gebouwde niet bestemd is om in een (niet seizoensgebonden) tijdelijke behoefte van maximaal vijf jaar te voorzien, en;
•
De gemeenteraad het gebied of de categorie van bouwwerken niet welstandsvrij heeft verklaard.
Bestaande
bouwwerken
en
standplaatsen
kunnen
echter
ook
een
exces
vormen
door
bouwwerkzaamheden waarvoor de bovenstaande ‘normale’ welstandstoets niet van toepassing is. Dat wil echter niet zeggen dat er geen minimale welstandseisen gelden. Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar van een bestaand bouwwerk dat ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand aanschrijven om die strijdigheid op te heffen, ook als voor dit bouwwerk geen bouwvergunning is vereist. De criteria hiervoor moeten uiteraard wel in de welstandsnota zijn opgenomen. We noemen dit de excessenregeling. De excessenregeling geldt alleen in die gevallen dat een exces ontstaat door handelingen die vallen onder de definitie van ‘bouwen’, mits; •
Geen bouwvergunning is vereist, en;
•
Het gebouwde niet bestemd is om in een (niet seizoensgebonden) tijdelijke behoefte van maximaal vijf jaar te voorzien, en;
•
De gemeenteraad het gebied of de categorie van bouwwerken niet welstandsvrij heeft verklaard.
Het ligt in lijn met de wetgeving om het toetsingskader voor deze categorie bouwwerken niet te streng te maken, het moet immers gaan om een ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand. Een exces is een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is, als storend wordt ervaren en afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De excessenregeling heeft als doel dat opgetreden kan worden tegen deze 'al te lelijke’ bouwwerken die ernstig uit de toon vallen. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich stoort. Vaak heeft dit betrekking op: •
Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk van zijn omgeving;
•
Ernstig verval van bouwwerken;
•
Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;
•
Armoedig materiaalgebruik;
•
Toepassing van felle en (sterk) contrasterende kleuren;
•
Te opdringerige reclames, en;
•
Een te grove inbreuk op wat in de omgeving of bij het betreffende thema gebruikelijk is (zie daarvoor ook de gebiedsgerichte en thematische welstandscriteria).
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 3: WELSTANDSBELEID
27
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
4.
UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoering van de toets aan het welstandsbeleid zoals opgenomen in deze nota. De welstandscommissie speelt hierbij een voorname rol. In eerste wordt hier kort op ingegaan met verwijzing naar hetgeen hierover in de gemeentelijke bouwverordening is geregeld. Vervolgens wordt het schema behandeld waarin staat welke criteria in de voorkomende gevallen als toetsingskader gelden, en hoe de toets aan de betreffende criteria in de praktijk wordt uitgevoerd. 4.1
WELSTANDSCOMMISSIE EN HET REGLEMENT VAN ORDE
Een uittreksel van Bouwverordening Nieuwegein over welstandstoezicht is opgenomen in bijlage I. Advies van de welstandscommissie (of een stadsbouwmeester) is verplicht bij aanvragen voor een reguliere bouwvergunning en facultatief bij aanvragen voor een lichte bouwvergunning (artikel 48 Woningwet). De advisering over redelijke eisen van welstand is in Nieuwegein middels een gemeenschappelijke regeling opgedragen aan de commissie Welstand en Monumenten Midden Nederland (Welmon). De commissie of het gemandateerde commissielid heeft de wettelijke taak te adviseren aan burgemeester en wethouders over de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarvoor een aanvraag om bouwvergunning is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand. Het welstandsadvies is gebaseerd op de in deze welstandsnota genoemde criteria. De werkwijze, de samenstelling en taakomschrijving van de welstandscommissie is opgenomen in hoofdstuk 9 van de Bouwverordening Nieuwegein dat is gebaseerd op de modelbouwverordening van de VNG. In de Woningwet (artikel 8, lid 6) is geregeld welke voorschriften in de bouwverordening worden opgenomen over het welstandstoezicht. Aan de orde komen: •
De adviestaken van de welstandscommissie;
•
De benoeming, samenstelling en zittingsduur van de welstandscommissie;
•
De wijze van openbaar vergaderen;
•
De vorm waarin en termijn waarbinnen advies wordt uitgebracht.
•
De mogelijkheid om de advisering onder mandaat af te doen, en;
•
De jaarlijkse verslaglegging aan de gemeenteraad.
De verdere invulling van de modelvoorschriften, afgestemd op de gemeentelijke situatie, is opgenomen in het ‘Reglement van orde op de welstandscommissie’, bijlage 9 van de Bouwverordening Nieuwegein.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
28
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
4.2
ADVIES VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE
4.2.1
Schriftelijke motivering
De welstandscommissie motiveert haar advies in beginsel schriftelijk. Dit heeft te maken met het algemeen bestuursrechtelijke uitgangspunt het ‘motiveringsbeginsel’. In de praktijk is het echter gebruikelijk dat bij een positief advies een expliciete schriftelijke motivering achterwege blijft. Dat is alleen toegestaan in die gevallen waarbij de mening van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. Zie voor meer informatie over dit onderwerp bijlage I waarin een uittreksel van de Bouwverordening Nieuwegein is opgenomen m.b.t. welstand. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het welstandsadvies in alle gevallen schriftelijk moet worden gemotiveerd wanneer het advies wordt bestreden (zienswijzen, bezwaar, beroep). 4.2.2
Verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel bij het college
De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het besluit op een bouwaanvraag of een aanschrijving (excessenregeling) ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie speelt daarbij een belangrijke rol. Het college van burgemeester en wethouders moet echter per geval bepalen of ze het advies overneemt. Tegen het welstandsadvies zélf staat ook geen bezwaar of beroep open. Dat ontstaat pas tegen het besluit dat het college neemt, mede op basis van het welstandsadvies. Het college volgt in haar oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop de twee onderstaande uitzonderingsmogelijkheden. Als het college hiervan gebruik maakt, wordt dit grondig gemotiveerd in haar besluit en wordt de welstandscommissie op de hoogte gesteld. Afwijken op welstandsmotieven / second-opinion
Het college kan op inhoudelijke gronden afwijken van het advies van de welstandscommissie als zij van oordeel is dat de commissie de geldende welstandscriteria fout heeft geïnterpreteerd of de foute
criteria
heeft
toegepast.
In
dat
geval vraagt
het
college
in eerste
instantie
de
welstandscommissie om een heroverweging. Als het college vervolgens van mening blijft dat zij het advies op welstandsgronden niet overneemt, kan zij een second-opinion aanvragen bij een andere onafhankelijke adviescommissie. Dit uiteraard binnen de termijnen die de wettelijke procedure toestaat. Het advies van deze tweede commissie speelt een zware rol bij de verdere oordeelsvorming van het college. Indien het advies van de reguliere commissie en de secondopinion tegengesteld zijn en het college op inhoudelijke grond afwijkt van het advies van de reguliere commissie, wordt dit in het besluit gemotiveerd. De reguliere welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. Afwijken van het advies om andere redenen
Een bouwvergunning moet worden geweigerd als het aangevraagde bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij sprake is van een tijdelijk bouwwerk (artikel 45, lid 1) of tenzij burgemeester en wethouders van mening zijn dat de vergunning niettemin moet worden verleend (artikel 44, lid 1d). Er zijn dan andere belangen die naar oordeel van het college zwaarder wegen, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Het college is uiterst terughoudend met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
29
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
4.3
WELSTANDSTOETS IN DE PRAKTIJK
Aan welke welstandscriteria een bouwwerk (of standplaats) getoetst wordt, hangt af van het soort bouwwerk en het gebied waarin het bouwwerk wordt of is gebouwd. Verder is voor de welstandstoets bepalend wat de wettelijke ‘status’ is van het bouwwerk: bouwvergunningsvrij of licht- of regulier bouwvergunningplichtig (Bblb), tijdelijk of permanent. In de laatste subparagraaf is een stroomschema opgenomen waarin staat aangegeven wanneer sprake is van een welstandstoets en welke criteria gehanteerd worden in de meest voorkomende situaties. In de vragenblokken in het schema wordt verwezen naar paragrafen en bijlagen van deze welstandsnota, of naar separate wetten en regelingen. De verwijzing geeft aan waar in eerste instantie extra informatie te vinden is om de betreffende vraag te kunnen beantwoorden. Uitgangspunt is dat sprake is van een initiatief waarbij het niet uitmaakt of het al is gerealiseerd. Hier onder volgt de toelichting op het stroomschema. 4.3.1
Wanneer is sprake van een welstandstoets?
Wanneer geldt de ‘normale’ welstandstoets?
Het bovenste (paarse) gedeelte van het stroomschema is bedoeld om te bepalen of bij een bouwinitiatief sprake is van een wettelijk voorgeschreven ‘normale’ welstandstoets. We bedoelen hiermee elke welstandstoets anders dan de excessenregeling. Het maakt in het stroomschema niet uit of het initiatief al is uitgevoerd of niet. Zie voor een nadere toelichting §2.4 (algemeen) en 2.8 (specifiek voor reclames). Kort samengevat is geen sprake van een welstandstoets als: 1. De betreffende handelingen niet vallen onder de definitie van ‘bouwen’, of; 2. De betreffende handelingen wel vallen onder de definitie van ‘bouwen’, maar; • •
Sprake is van vergunningsvrij bouwen, of; Het bouwwerk bestemd is om in een (niet seizoensgebonden) tijdelijke behoefte van maximaal vijf jaar te voorzien, of;
•
De gemeenteraad het gebied of de categorie van bouwwerken welstandsvrij heeft verklaard.
Wanneer geldt de ‘bijzondere welstandstoets’: de excessenregeling?
De enige uitzondering op het voorgaande punt vormt de excessenregeling. Dit is een ‘bijzondere’ welstandstoets. Zie voor een nadere toelichting §3.9. Bestaande bouwwerken en standplaatsen kunnen een exces (= ernstig strijdig met redelijke eisen van welstand) vormen als gevolg van bouwwerkzaamheden
waarvoor
de
‘normale
welstandstoets’
niet
van
toepassing
is.
De
excessenregeling geldt alleen in die gevallen dat het exces ontstaat door handelingen die vallen onder de definitie van ‘bouwen’, mits; •
Het gebouwde niet bestemd is om in een (niet seizoensgebonden) tijdelijke behoefte van maximaal vijf jaar te voorzien, en;
•
De gemeenteraad het gebied of de categorie van bouwwerken niet welstandsvrij heeft verklaard.
De toets aan de criteria voor excessen wordt altijd uitgevoerd door de welstandscommissie.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
30
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Vrijwillige welstandstoets bouwvergunningsvrije bouwwerkzaamheden
Bij bouwvergunningsvrije bouwwerkzaamheden kan de gemeente dus, in bepaalde gevallen, achteraf (repressief, na realisatie) de excessenregeling toepassen en zo nodig aanschrijven tot verbeteringen. De excessenregeling wordt dus nooit vooraf (preventief) toegepast. Als een initiatiefnemer een plan heeft dat discussie zou kunnen oproepen voor wat betreft de redelijke eisen van welstand, is het raadzaam om voorafgaand aan de realisatie tóch een welstandsadvies aan te vragen door het indienen van een principeaanvraag. Zodoende komt men achteraf niet voor onplezierige verrassingen te staan. Het advies is in die gevallen vrijblijvend en wordt
in
beginsel
gebaseerd
op
de
‘normale’
welstandstoets
zoals
opgenomen
in
het
stroomschema, en niet op de excessenregeling. Indien het advies negatief luidt, zal vervolgens in het advies echter wel worden aangegeven of de realisatie van het initiatief tot een exces zal leiden. 4.3.2
Uitvoering van de ‘normale’ welstandstoets?
We bedoelen met de ‘normale’ welstandstoets elke welstandstoets anders dan de excessenregeling. Toetsen aan criteria voor herhalingsgevallen.
Zie voor een nadere toelichting §3.5. Wordt voldaan aan de criteria uit deze paragraaf, dan spreken
we
van
een
herhalingsgeval.
Het
welstandsoordeel
luidt
dan
positief.
De
welstandsbeoordeling kan in die gevallen, bij licht bouwvergunningplichtige bouwwerken zonder advies van de welstandscommissie worden afgedaan. Bij regulier bouwvergunningplichtige bouwwerken is een advies van de welstandscommissie verplicht maar de beoordeling is in die gevallen niet meer dan een formaliteit (“stempeladvies”). Let wel dat de criteria voor herhalingsgevallen tweeledig zijn. Als er bij een zelfde woningtype in het betreffende bouwblok, of, indien de woning geen onderdeel uitmaakt van een bouwblok, bij een zelfde woningtype in een onlosmakelijk, seriematig cluster van woningen, al een soortgelijk bouwwerk is gerealiseerd, vormt dit bouwwerk de “trendsetter” voor latere bouwinitiatieven. Dit geldt eveneens voor door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woningbouwproject. Toetsen aan criteria voor welstandsluw bouwen.
In een deelgebied van de wijk Blokhoeve zijn de welstandscriteria tot een minimum beperkt (zie de welstandbeleidskaart). Dit noemen we welstandsluw bouwen. Zie voor een nadere toelichting §3.7. In een zo vroeg mogelijk stadium van de ontwerpfase wordt door de welstandscommissie beoordeeld of realisatie van het ontwerp zal leiden tot een exces. De welstandstoets beperkt zich dus tot de hoofdlijnen van het ontwerp. De notitie ‘Vrije kavels Blokhoeve Eiland, kwaliteitseisen particulier opdrachtgeverschap’ is het toetsingskader (zie bijlage E). Toetsen aan een beeldkwaliteitsplan.
Voor delen van de Binnenstad, het Klooster en Blokhoeve zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld (zie de welstandbeleidskaart). Zie voor een nadere toelichting §3.8. Het gaat hier om grootschalige (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. In deze gebieden is het beeldkwaliteitplan vastgesteld als onderdeel van deze welstandsnota (zie bijlage F). Alleen in deze gevallen wordt de welstandstoets gebaseerd op het beeldkwaliteitsplan. Als de ontwikkeling is afgerond ligt het dan ook in de rede om gebiedsgerichte criteria voor het betreffende gebied op te stellen en te integreren in deze welstandsnota.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
31
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Het beeldkwaliteitsplan komt dan als bijlage te vervallen. De toets aan het beeldkwaliteitsplan wordt altijd door de welstandscommissie uitgevoerd. Toetsen aan de thematische criteria.
Voor specifieke typen gebouwen en bouwwerken, die niet per definitie gebonden zijn aan een specifiek (deel)gebied, en gebiedsoverstijgende typologieën, gelden thematische criteria. Zie voor een nadere toelichting §3.4. De thematische criteria staan in bijlage C en zijn in enkele gevallen ook op de welstandbeleidskaart aangegeven. Het gaat om de Hollandse Waterlinie (1), historische boerderijen (2), molens en molenbiotopen (3), bouwen aan en nabij monumenten (4), archeologie (5), agrarische bedrijfsbebouwing (6), nissenhutten en romneyloodsen (7), volkstuinencomplexen (8), antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie (9), kleine windenergiemolens op en nabij woningen (10), hoofdweg- en waterinfrastructuur Nieuwegein (11), rijkswegen A2, A12 en A27 (12) en reclame (13). Op de themabladen is aangegeven of de thematische criteria in samenhang gezien moeten worden met de gebiedsgerichte criteria. Wordt binnen een thema een lichtvergunningplichtig bouwwerk gerealiseerd, dan gelden eveneens de loketcriteria, voor zover voor het type bouwwerk loketcriteria zijn opgesteld. Bij strijdigheden tussen de verschillende criteria, prevaleren de thematische criteria. De toets aan de thematische criteria wordt altijd door de welstandscommissie uitgevoerd. Toetsen aan loketcriteria.
De
Algemene
Maatregel
van
Bestuur
(AMvB)
‘Besluit
bouwvergunningsvrije
en
licht-
bouwvergunningplichtige bouwwerken’ (Bblb) schrijft o.a. voor wanneer een bouwwerk lichtbouwvergunningsplichtig is. Voor de laatste categorie gelden loketcriteria. Zie voor een nadere toelichting §3.6. In bijlage D zijn, na de algemene uitgangspunten (1) loketcriteria gegeven voor aan- en uitbouwen (2), bijgebouwen en overkappingen (3), dakkapellen (4), kozijn- of gevelwijzigingen (5), erfafscheidingen (6), dakramen (7), zonnepanelen en zonnecollectoren (8), staaf-, spriet- en schotelantennes (9) en rolhekken, luiken en rolluiken (10). De loketcriteria zijn vrijwel absoluut van aard en moeten gezien worden als een verzameling standaardoplossingen die in elk geval voldoen aan redelijke eisen van welstand. Ze gelden ook als de bouwwerken, die op zichzelf bezien licht-bouwvergunningplichtig zijn, onderdeel uitmaken van een groter bouwplan waarvoor een reguliere bouwvergunning vereist is. Ze gelden dan in aanvulling op de gebiedsgerichte en/of thematische criteria. In bijlage C staat vermeld in welke gevallen, aanvullend op de algemene loketcriteria, gebiedsgerichte loketcriteria gelden. Als de welstandstoets zich beperkt tot de loketcriteria, wordt in beginsel geen advies van de welstandscommissie gevraagd. Uitzonderingen hierop zijn: 1. Alle gevallen waarbij een bouwwerk is gepositioneerd aan de voorgevel of een naar de openbare ruimte gekeerde zijgevel, tenzij sprake is van een herhalingsgeval (§3.5). 2. Een bijzondere situatie waarbij gerede twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de loketcriteria. 3. Bouwzaamheden
m.b.t.
beschermde
monumenten
of
een
beschermd
stads-
of
dorpsgezicht.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
32
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
Toetsen aan algemene criteria
De algemene welstandscriteria zijn de basisbeginselen van welstand (zie §3.2 en bijlage A). Als een bouwplan niet voldoet aan het beeldkwaliteitsplan of de thematische, gebiedsgerichte en/of loketcriteria maar welstandshalve tóch wenselijk is, fungeren de algemene criteria als 'vangnet' voor de motivering van een positief welstandsadvies. Dit geldt niet bij de criteria voor welstandsluw bouwen omdat die al uitgaan van het absolute minimum qua welstandseisen. De toets aan de algemene criteria wordt altijd door de welstandscommissie uitgevoerd.
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
33
WELSTANDSNOTA NIEUWEGEIN 2010
4.3.3
Uitvoering van de ‘normale’ welstandstoets?
WELSTANDSTOETS IN DE PRAKTIJK Repressieve welstandstoets op basis van criteria voor excessen? Bouwvergunning nodig?
PLAN
Betreft het 'bouwen' volgens de definitie van artikel 1 lid 1a van de Woningwet ?
nee
nee
nee
ja
nee
nee
nee
ja
ja
nee
nee
ja
ja
nee
WN: §2.4 & §2.8 ja
Wordt het gebouwde maximaal 31 dagen in stand gehouden? WN: §2.4 & §2.8 nee
ja
AMvB "Bblb"
nee
WN: §2.4 & §2.8
nee Voorziet het bouwwerk onomstotelijk in een tijdelijke behoefte korter dan 5 jaar?
Voorziet het bouwwerk onomstotelijk in een tijdelijke behoefte korter dan 5 jaar?
Betreft het een welstandsvrij gebied?
nee
NEE
Voldoet het bouwwerk aan de voorwaarden voor vergunningsvrij bouwen?
WN: (nog) niet opgenomen
ja
ja
WN: §2.4 & §2.8
Betreft het een welstandsvrij gebied?
WELSTANDSTOETS?
nee
WN: (nog) niet opgenomen VANAF HIER
ja
nee
nee
Voldoet het aan de criteria voor herhalingsgevallen?
WELSTAND AKKOORD
ja
WN: §3.5
Betreft het een welstandsluw gebied?
ja
ja
WN: §3.7 & bijlage E
Voldoet het aan de criteria voor welstandsluw bouwen?
nee
WELSTAND NIET AKKOORD
ja
WELSTAND AKKOORD
ja
Is het een bouwwerk waarvoor loketcriteria zijn opgesteld?
JA
nee
WN: §3.7 & bijlage E
nee nee Betreft het een grootschalig (her)ontwikkeling waarvoor een beeldkwaliteitsplan is vastgesteld?
ja
WN: §3.8 & bijlage F
Voldoet het aan de criteria uit het beeldkwaliteitsplan? WN: §3.8 & bijlage F nee
nee
Valt het bouwwerk onder een specifiek thema?
ja
WN: §3.4 & bijlage C
Voldoet het bouwwerk aan de voorwaarden voor lichtbouwvergunningplichtig bouwen? AMvB "Bblb"
nee
nee
Bevat het bouwwerk onderdelen waarvoor loketcriteria zijn opgesteld?
Voldoet het aan de loketcriteria (algemeen & gebiedsgericht) & de thematische criteria?
ja
WN: §3.6 & bijlage D
WN: §3.4 & 3.6, bijlage C & D
nee
nee
WN: §3.6 & bijlage D
Voldoet het aan de gebiedsgerichte criteria & de thematische criteria?
ja
nee
ja
WN: §3.3 & 3.4, bijlagen B & C nee
ja Voldoet het aan de gebiedsgerichte criteria, de thematische criteria en de loketcriteria (algemeen & gebiedsgericht)? WN: §3.3, 3.4 & 3.6, bijlagen B, C & D nee
Voldoet het bouwwerk aan de voorwaarden voor lichtbouwvergunningplichtig bouwen? AMvB "Bblb"
ja
Is het een bouwwerk waarvoor loketcriteria zijn opgesteld?
ja
WN: §3.6 & bijlage D
Voldoet het aan de loketcriteria? (algemeen en gebiedsgericht)
ja
ja
ja
Voldoet het aan de algemene criteria?
WN: §3.6 & bijlage D (en B)
WN: §3.2 & bijlage A
nee nee
nee
nee nee
Bevat het bouwwerk onderdelen waarvoor loketcriteria zijn opgesteld?
nee
WN: §3.6 & bijlage D
Voldoet het aan de gebiedsgerichte criteria?
ja
WELSTAND NIET AKKOORD
ja
WELSTAND AKKOORD
WN: §3.3 & bijlage B
ja nee Voldoet het aan de gebiedsgerichte criteria en de loketcriteria (algemeen & gebiedsgericht)?
LEGENDA
WN: §3.3 & 3.6, bijlagen B & D Vraag om te bepalen of een preventieve welstandstoets verplicht is.
WN: §2.4 & §2.8
= Nadere info in Welstandsnota Nieuwegein: §2.4 en §2.8
Vraag om te bepalen welke criteria gelden.
AMvB "Bblb"
= Nader info in Algemene Maatregel van Bestuur "Besluit bouwvergunningsvrij en licht bouwvergunningsplichtige bouwwerken
Beoordling door de welstandscommissie.
WN: §3.3 & bijlage B
= Nadere info in Welstandsnota Nieuwegein: §3.3 en bijlage B
ALGEMEEN DEEL, HOOFDSTUK 4: UITVOERING VAN DE WELSTANDSTOETS
34