WELSTANDSNOTA ZANDVOORT
1
JUNI 2004, aangepast n.a.v. resultaten raadsvergadering 26 oktober 2004 Opgesteld in opdracht van gemeente Zandvoort door Stichting Welstandszorg Noord-Holland in samenwerking met SCHOUT ruimtelijke vormgeving en beleid
2
VOORWOORD In de nieuwe Woningwet is onderkend dat welstandszorg als middel tot sturing van de ruimtelijke kwaliteit onontbeerlijk is. Tegelijkertijd is ook geconstateerd dat er kritiek is op de wijze waarop de welstandszorg tot nu toe wordt uitgeoefend. De werkwijze van de ‘klassieke’ welstandscommissie om, in beslotenheid en zonder vooraf geformuleerde criteria, adviezen uit te brengen met verstrekkende gevolgen voor de burger, is achterhaald. Tegen deze achtergrond heeft de Rijksoverheid in de nieuwe Woningwet voorstellen opgenomen om de welstandsadvisering te vermaatschappelijken en te baseren op vooraf geformuleerde criteria. Aan de gemeenten de taak om deze criteria voor de welstandsbeoordeling vast te stellen. Het doet mij genoegen u de welstandsnota te kunnen voorleggen. Wat beoogt de gemeente met de nieuwe nota? Iedereen die in onze gemeente rondkijkt zal zo zijn oordeel hebben over mooi en lelijk. Dat blijft een persoonlijke zaak. Toch valt er op twee aspecten winst te behalen als het om de gebouwde omgeving gaat, en wel op het gebied van de kwaliteit van het woonmilieu en de verbetering van het inzicht in de beoordeling van bouwplannen. De kwaliteit van het woon- en leefmilieu is altijd voor verbetering vatbaar, op de ene plaats wat meer dan op de andere. In de nota is hierop ingespeeld door die delen van de gemeente aandacht te geven, die dat wat meer nodig hebben. Zo zal een historisch waardevolle omgeving aan hogere kwaliteitseisen worden getoetst dan een bedrijventerrein. Ook binnen woonwijken kan onderscheid aangebracht worden tussen de toe te passen welstandscriteria afhankelijk van de na te streven verbetering. Om dit te bereiken is in de wet de zogenaamde gebiedsgerichte aanpak geïntroduceerd. Zonder expliciete criteria is de welstandsbeoordeling voor de burger nauwelijks voorspelbaar. In de nota wordt daarom aangegeven aan welke criteria de plannen getoetst worden en op welke accenten er in bepaalde gebieden of bij bijzondere objecten specifiek wordt gelet. Op deze manier wordt de helderheid en de openheid bij de beoordeling door de welstandscommissie vergroot. Ik ben ervan overtuigd, dat deze welstandsnota een positieve bijdrage levert aan de bevordering van het begrip tussen planindiener en welstandscommissie en tevens een bijdrage levert aan een verhoging van de kwaliteit van het woon- en werkklimaat in Zandvoort. Tevens zal het een versoepeling zijn van de beoordeling van bouwplannen in onze gemeente. M.B.J. Demmers
3
INHOUD
4
Artikel A: Beleidsregels
7
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Redelijke eisen van welstand Doel en uitgangspunten van het welstandsbeleid De welstandscommissie De welstandsnota Status en plaatsbepaling Tot slot
9 9 10 10 11 12
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Ruimtelijk kwaliteitsbeleid Ruimtelijk beleid Monumentenbeleid Openbare ruimte, landschap, beeldende kunst Conclusies voor de welstandsnota
15 16 16 16
3. Algemene welstandscriteria 3.1 Toelichting 3.2 Beoordelingskaders 3.2.1 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie 3.2.2 Relatie tussen bouwwerk en omgeving 3.2.3 Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context 3.2.4 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit 3.2.5 Schaal en maatverhoudingen 3.2.6 Materiaal, textuur, kleur en licht
19 20 20 20 21 21 22 22
4. Gebiedsgerichte welstandscriteria 4.1 Toelichting 4.1.1 Gebiedsindeling 4.1.2 Welstandsniveaus 4.1.3 Methodiek welstandscriteria 4.2 Beoordelingskaders 4.2.1 Dorpskern 4.2.2 Noord Boulevard 4.2.3 Midden Boulevard 4.2.4 Zuid Boulevard 4.2.5 Boulevard accenten 4.2.6 Zeestraat – Kostverlorenstraat 4.2.7 Zandvoortselaan - Haarlemmerstraat 4.2.8 Groene Lint 4.2.9 Nieuw Noord 4.2.10 Oud Noord 4.2.11 Jacob Catsstraat e.o. 4.2.12 Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat e.o. 4.2.13 Max Euwestraat & Beatrixplantsoen 4.2.14 Emmaweg e.o. 4.2.15 Burgemeester Nawijnlaan e.o.
23 24 25 26 29 29 32 35 37 39 41 43 45 47 50 52 54 56 58 60
4.2.16 4.2.17 4.2.18 4.2.19 4.2.20
Zuid Bentveld Bedrijventerrein Nieuw Noord Bungalowpark en campings Duinlandschap
62 64 67 69 71
5. Objectgerichte welstandscriteria 5.1 Toelichting 5.2 Beoordelingskaders 5.2.1 Monumenten 5.2.2 Woonwagens 5.2.3 Veranda’s 5.2.4 Dakopbouwen 5.2.5 Reclame
73 74 74 76 78 80 84
6. Welstandscriteria voor de sneltoets 6.1 Toelichting 6.1.1 Voor- en achterkantbenadering (AmvB) 6.1.2 Bouwvergunningsvrije bouwwerken bij monumenten 6.2 Beoordelingskaders 6.2.1 Aan- en uitbouwen 6.2.2 Bijgebouwen en overkappingen 6.2.3 Kozijn- en gevelwijzigingen 6.2.4 Dakkapellen 6.2.5 Erfafscheidingen 6.2.6 Rolhekken en (rol)luiken
91 92 93 94 95 100 105 108 115 118
7. Welstandscriteria bij (her)ontwikkelingsprojecten 7.1 Toelichting 7.2 Procedure
119 119
8. Welstandscriteria bij excessen 8.1 Toelichting 8.2 Beoordelingskader
121 121
Artikel B: Overgangsbepaling Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
123
Begrippenlijst Straatnamenregister Overzicht van monumenten en karakteristieke panden Overzicht van bestemmingsplannen
5
6
ARTIKEL A Beleidsregels
De raad der gemeente Zandvoort, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ………………, gelet op artikel 9.1 tweede lid, van de gemeentelijke Bouwverordening, en gelet op artikel 12a eerste lid van de Woningwet, besluit: een welstandsnota vast te stellen, inhoudende de volgende beleidsregels die burgemeester en wethouders toepassen:
7
8
1.
INLEIDING
1.1 REDELIJKE EISEN VAN WELSTAND Iedereen wil prettig wonen, winkelen, werken of wandelen. Mensen moeten hun leefomgeving optimaal kunnen gebruiken en het geheel moet duurzaam en veilig zijn. Bovendien wil men er ook nog eens van kunnen genieten. Het oog wil ook wat. Een mooie buurt verhoogt de waarde van de individuele woningen. De gemeente gaat ervan uit dat mensen allereerst zelf verantwoordelijk zijn voor hun woning, hun tuin en hun straat. Maar waar mensen samenleven zijn afspraken nodig. Precies zo is het met welstandstoezicht. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Zandvoort. Met welstandstoezicht regisseert de gemeente, als vertegenwoordiger van het algemeen belang, het uiterlijk aanzien van het dorp of de stad (noot 1). Burgers vragen om meer openheid en duidelijkheid rondom de welstandsbeoordeling. Men wil vooraf weten welke aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Het gemeentebestuur van Zandvoort geeft daarvoor met deze welstandsnota een aanzet. Voortaan kan ieder op elk moment opzoeken welke welstandscriteria bij de welstandsbeoordeling een rol zullen spelen. De welstandscriteria zijn duidelijk geformuleerd en afgeleid van de bestaande omgeving. Het uitgangspunt is dat ieder de waardevolle karakteristieken van zijn eigen buurt kan herkennen. Bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of aanpassingen van bestaande bouwwerken moet daarmee rekening worden gehouden. Wie heel afwijkende ideeën of wensen heeft, kan al vroeg in het ontwerpproces in overleg treden met de gemeente zodat snel duidelijk is of die plannen kans van slagen hebben.
1.2 DOEL EN UITGANGSPUNTEN VAN HET WELSTANDSBELEID Het welstandsbeleid is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Zandvoort. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Zandvoort. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
1 De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen.
Welstandstoezicht houdt Zandvoort mooi en aantrekkelijk
9
1.3 DE WELSTANDSCOMMISSIE Omdat de welstandsbeoordeling een complex gebeuren is, vragen burgemeester en wethouders bij de meeste bouwplannen een deskundig en onafhankelijk advies van de welstandscommissie. Het advies van de welstandscommissie speelt een rol bij de beslissing die B&W nemen over de aanvraag van een bouwver-
De werkwijze, samenstelling en taakomschrijving van de welstandscommissie is opgenomen in het ‘Reglement van Orde op de Welstandscommissie Zandvoort’ dat door de gemeenteraad is vastgesteld als bijlage bij de gemeentelijke bouwverordening.
gunning.
Het advies van de welstandscommissie is uiteindelijk één van de aspecten die een rol spelen bij de beslissing van burgemeester en wethouders om een bouwvergunning al dan niet te verlenen. Het welstandsadvies is voortaan gebonden aan democratisch vastgestelde welstandscriteria. De gemeenteraad stelt met de welstandsnota vast waar de welstandscommissie op moet letten bij de beoordeling.
1.4 DE WELSTANDSNOTA De voor u liggende welstandsnota bevat de welstandscriteria. Na een hoofdstuk over het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in Zandvoort, dat geldt als basis voor het welstandsbeleid, komen de welstandscriteria aan de orde. Voor de leesbaarheid is daarbij gekozen voor een volgorde van abstract naar concreet: van algemene welstandscriteria, via ‘relatieve’ welstandscriteria voor specifieke gebieden en objecten naar ‘absolute’ criteria voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwerken. In de laatste twee hoofdstukken komen dan nog aan de orde de procedure voor het opstellen van welstandscriteria bij grotere (her)ontwikkelingsprojecten en de welstandscriteria die gebruikt kunnen worden bij het repressief toezicht op bouwvergunningsvrije bouwwerken (de zogenaamde excessenregeling). Maar wat betekent de welstandsnota nu in de praktijk? Als iemand wil weten welke welstandscriteria voor zijn bouwplan gelden, kan hij allereerst in de welstandsnota nagaan of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwplannen’. Hieronder worden verstaan: aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, erfafscheidingen en rolhekken en -luiken.
10
Als een dergelijk klein bouwwerk niet bouwvergunningsvrij is (noot 2) moet een lichte bouwvergunning worden aangevraagd. Het plan wordt dan door de gemeente getoetst aan alle wettelijke vereisten, zoals het Bouwbesluit, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Voor deze welstandstoets zijn ‘sneltoetscriteria’ opgesteld waarmee de planindiener, desgewenst samen met de ambtenaar van de afdeling Leefomgeving en Handhaving, kan nagaan op welke wijze het bouwplan in ieder geval aan redelijke eisen van welstand voldoet. Wordt het plan op deze manier ingediend, dan kan een beoordeling door de welstandscommissie meestal achterwege blijven.
2 Wat precies bouwvergunningsvrij is, is vastgelegd in het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken’.
Voor bouwplannen die niet met de sneltoetscriteria kunnen worden beoordeeld is bij het opstellen van welstandscriteria een gebiedsgerichte aanpak gevolgd. De welstandsnota geeft een beschrijving van de samenhang in en het karakter van een bepaald gebied. Daaruit ontstaat een reeks aandachtspunten of beoordelingscriteria. Het zijn punten waar men op moet letten als men wil bouwen of verbouwen in een bepaald gebied. Met deze gebiedsgerichte welstandscriteria wordt ook aangegeven in welke gebieden bijzondere kwaliteiten aanwezig zijn en extra inspanningen worden verwacht en in welke gebieden het handhaven van de basiskwaliteiten voldoende lijkt. Los van de gebiedsindeling zijn er ook bouwwerken te benoemen die, door hun functie, hun verschijningsvorm of hun cultuurhistorische betekenis, zo specifiek zijn dat daarvoor een afzonderlijk objectgericht beoordelingskader wenselijk is. Het gaat daarbij per beoordelingskader over één type object, met specifiek voor dat object opgestelde welstandscriteria. De gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria zijn minder concreet dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn hoofdzakelijk relatieve criteria, die ruimte laten voor een beoordeling in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie. In een enkel geval zal het voorkomen dat de gebiedsgerichte c.q. objectgerichte welstandscriteria ontoereikend of te beperkend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wél voldoet aan redelijke eisen van welstand, maar niet aan de gebiedsgerichte c.q. objectgerichte criteria. Daarom zijn in de welstandsnota ook algemene criteria opgenomen. Daarmee kan een bouwplan geheel op zichzelf, op het eigen architectonische vakmanschap worden beoordeeld. Deze algemene welstandscriteria kunnen niet te pas en te onpas worden gebruikt. Ze zijn voor de onverwachte, experimentele of opvallende bouwwerken. Als stelregel geldt daarbij dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
1.5 STATUS EN PLAATSBEPALING Het voeren van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is geregeld in de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Op grond van de WRO en de Woningwet moeten vergunningplichtige bouwwerken in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan en voldoen aan de verschillende technische voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit. Verder moeten bouwwerken worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand'. Met redelijke eisen van welstand' wordt bedoeld dat plannen getoetst worden op eisen die men redelijkerwijs mag verwachten. Of de eisen hoog, gemiddeld of laag zijn is afhankelijk van de invloed van het bouwwerk op de omgeving en de te verwachten ontwikkelingen daarvan. Daarnaast dient in geval van monumenten een afzonderlijke vergunning worden aangevraagd, zoals geregeld in de Monumentenwet 1988. planologisch
BESTEMMINGSPLAN
esthetisch
technisch
WELSTANDSNOTA
cultuurhistorisch
MONUMENTENWET
Toetsingskaders bouwaanvraag
BOUWVERORDENING + BOUWBESLUIT
11
Artikel 12a van de Woningwet geeft aan dat de gemeenteraad een welstandsnota met beleidsregels vaststelt, waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij de beoordeling: • of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand; • of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de verwachten ontwikkeling daarvan, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. (Exces, zie hoofdstuk 8) Voorliggende nota geeft hieraan invulling door beoordelingskaders met welstandscriteria te geven. Deze beoordelingskaders worden door de gemeente toegepast om te toetsen of een plan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Voor het welstandstoezicht zijn alleen de in deze nota opgenomen beoordelingskaders van toepassing. De welstandsnota gaat daarbij uit van de bestaande situatie, bouwplannen worden in principe getoetst in de bestaande context. De welstandsnota is daarmee slechts een relatief klein onderdeel van een scala aan instrumenten die de gemeente kan inzetten om uitvoering te geven aan het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Naast het welstandsbeleid kan ook middels structuurvisie’s, bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en andere sectorale beleidsplannen op verschillende schaalniveaus en met verschillende invalshoeken invulling worden gegeven aan een deel van het kwaliteitsbeleid. De welstandsnota vloeit voort uit en wordt geïntegreerd met het algehele ruimtelijke kwaliteitsbeleid, zoals dat gevoerd wordt in de gemeente. Primair is de welstandsnota een toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwplannen in de bestaande (=huidige) context. Dit betekent ook dat de welstandsnota niet zonder meer als sturend kan worden beschouwd bij het opstellen van nieuw ruimtelijk beleid. Immers wordt daarbij de bestaande context aangepast, dus sluit het welstandsbeleid daar wellicht niet meer op aan. Omgekeerd betekent dit dat nieuw ruimtelijk beleid tot gevolg kan hebben dat de welstandsnota daaraan wordt aangepast.
1.6 TOT SLOT Na vaststelling van de welstandsnota zijn de welstandscriteria voor iedereen beschikbaar. De welstandscommissie werkt bovendien in volle openbaarheid. Zowel de welstandscommissie als burgemeester en wethouders zullen in het vervolg jaarlijks aan de gemeenteraad rapporteren hoe zij met de uitvoering van het welstandsbeleid zijn omgegaan.
12
Met dit alles is het welstandstoezicht van Zandvoort op een nieuwe leest geschoeid. Het gemeentebestuur hoopt dat het nieuwe welstandstoezicht breed wordt gedragen en dat het uiteindelijk Zandvoort nog aantrekkelijker zal maken.
13
Termijnen voor de welstandsbeoordeling De welstandscommissie adviseert het College van burgemeester en wethouders voor wat betreft voorgelegde plannen en ontwerpen terstond in de vergadering waarin het plan of ontwerp is behandeld en voor wat betreft beleidsvoornemens, in het bijzonder bestemmingsplannen in voorbereiding, binnen acht weken. (Artikel 14 lid 1 van de ‘Verordening op de andere commissies gemeente Zandvoort 2003’)
14
2.
RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID
In het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente is het welstandstoezicht het ‘vangnet’. De hoogte van het vangnet hangt echter nauw samen met het ruimtelijk kwaliteitsbeleid dat de gemeente voert. Het proces van het opstellen van een welstandsnota begint dan ook met een inventarisatie van het lokale ruimtelijk kwaliteitsbeleid en een analyse van de consequenties daarvan voor het welstandsbeleid.
2.1 RUIMTELIJK BELEID Ruimtelijk beleid in hoofdlijnen De (ruimtelijke) visie op ontwikkelingen en mogelijkheden van Zandvoort is vastgelegd in de Structuurschets Zandvoort (1996). Het biedt een kader voor de ruimtelijkeconomische mogelijkheden en geeft randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen en een beeld van de bedreigingen en mogelijke oplossingen. Het Beeldkwaliteitplan Zandvoort (2001) vormt een richtinggevend kader gericht op de ruimtelijkvisuele mogelijkheden, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur en het onderscheid in diverse deelgebieden de belangrijkste onderdelen zijn.
Bestemmingsplannen De gemeente is gefaseerd alle vigerende bestemmingsplannen aan het herzien. Er zijn nog 73 vigerende bestemmingsplannen, waaronder een aantal postzegelplannen, partiele wijzigingen en dergelijke. Het is de bedoeling om dit aantal in de herziening terug te brengen naar 15 nieuwe bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen worden waar nodig of wenselijk delen van het Beeldkwaliteitplan Zandvoort (2001) opgenomen. Een lijst met vigerende bestemmingsplannen is opgenomen in bijlage 4.
Stedenbouw Stedenbouwkundige plannen worden indien gewenst binnen de gemeente gebruikt bij specifieke projecten en grootschalige beleidsstukken zoals de Structuurschets. Bij diverse herinrichtingsplannen en wijkontwikkelingsplannen is met een stedenbouwkundig plan gewerkt. De stedenbouwkundige plannen worden afhankelijk van de aard van het plan gemaakt door de gemeentelijke stedenbouwkundigen of door externe bureau’s. Ze zijn overwegend richtinggevend, de uitkomsten worden meegenomen in de keuzes die gemaakt moeten worden. Het is wenselijk de welstandscommissie bij het opstellen van dergelijke plannen in te schakelen. Stedenbouwkundige supervisie wordt toegepast bij de begeleiding van bouwprojecten en bestemmingsplanprocedures.
Architectuur De gemeente heeft geen expliciet architectuurbeleid vastgesteld. In diverse beleidsstukken worden zijdelings uitspraken gedaan over architectuur. Het beeldkwaliteitplan biedt hierin het meeste houvast.
15
2.2 MONUMENTENBELEID Inventarisatie De gemeente heeft 15 rijksmonumenten en 100 gemeentelijke monumenten. De gemeentelijke monumentenlijst wordt nog uitgebreid tot ongeveer 160 monumenten. Tevens is er voor de gemeente een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd, in het kader van de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland. Daarop is de Zandvoortselaan – Haarlemmerstraat aangewezen als een gebied met hoge bouwkundige waarde. Veel aangewezen individuele panden in dit gebied staan dan ook op de gemeentelijke monumentenlijst. Een complete lijst met monumenten is opgenomen in bijlage 3.
Monumentencommissie De gemeentelijke monumentencommissie adviseert burgemeester en wethouders over (bouw)vergunningaanvragen bij monumenten. Daarnaast geeft ze adviezen over de aanwijzing van nieuwe gemeentelijke monumenten en wordt ze ingeschakeld bij subsidieverzoeken aangaande restauratie van monumenten. De monumentencommissie is in Zandvoort eveneens vertegenwoordigd in de welstandscommissie.
Monumentenbeleid De gemeente hanteert sinds 1996 een expliciet monumentenbeleid. In 1999 is dit nog herzien. Het beleid heeft bescherming en instandhouding van monumentale panden en objecten tot voornaamste doel. Voor de welstandstoets is het monumentenbeleid een extra afwegingsfactor bij de toetsing van een bouwplan.
2.3 OPENBARE RUIMTE, LANDSCHAP, BEELDENDE KUNST Openbare ruimte Wat betreft de binnenstedelijke openbare ruimte wordt door de gemeente met behulp van het Beeldkwaliteitplan Zandvoort (2001) beleid gevoerd. Bij herinrichtingsplannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten die hierin zijn opgenomen.
Landschap Voor het buitengebied van Zandvoort is speciale aandacht. De Waterleidingduinen vormen het grootste deel van het buitengebied, en zijn benoemd tot beschermd natuurgebied. Hierdoor zijn ontwikkelingen nauwelijks mogelijk. De Zeereep is een voor Zandvoort zeer belangrijk en beeldbepalend stukje buitengebied. Hier wordt een proefproject uitgevoerd betreffende de jaarrondplaatsing van strandpaviljoens. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan de uitstraling van de bebouwing.
Beeldende kunst 16
Wat betreft de beeldende kunst in de openbare ruimte wordt door de gemeente geen expliciet kwaliteitsbeleid gevoerd.
2.4 CONCLUSIES VOOR DE WELSTANDSNOTA Aansluiting tussen de verschillende beleidsdocumenten In Zandvoort wordt het ruimtelijk kwaliteitsbeleid hoofdzakelijk gevoerd middels het Beeldkwaliteitplan Zandvoort (2001). In dit plan zijn de invalshoeken van de diverse gemeentelijke beleidsinstrumenten reeds op een overzichtelijke manier samengebracht en vertaald in een expliciet ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Dit beeldkwaliteitplan biedt daarom een uitstekende basis voor de welstandsnota. Uiteraard moet er daarbij nog wel rekening worden gehouden met de ontwikkelingen die de andere gemeentelijke beleidsstukken nog doormaken. Vooral de relatie tussen bestemmingsplancriteria en welstandscriteria is van belang, zeker met het oog op de bestemmingsplanherziening die wordt uitgevoerd.
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken ‘voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening’ (artikel 10 WRO). Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan niet de volledige ruimte van het bestemmingsplan gebruikt, maar wel binnen het bestemmingsplan past, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten. Dergelijke documenten worden daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die ‘zo veel mogelijk’ zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren.
17
18
3.
ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA
3.1 TOELICHTING De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes (noot 3). De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling. In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan in zo’n geval gemotiveerd afwijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.
19
3 De algemene welstandscriteria zijn opgesteld in samenwerking met prof. ir Tj. Dijkstra en gebaseerd op de notitie ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’ die hij schreef als Rijksbouwmeester in 1985 en die in 2001 werd uitgegeven door 010 Uitgevers.
3.2 BEOORDELINGSKADERS
3.2.1
RELATIE TUSSEN VORM, GEBRUIK EN CONSTRUCTIE
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorspronkelijke verschijningsvorm. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
3.2.2
RELATIE TUSSEN BOUWWERK EN OMGEVING
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
20
Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.
3.2.3
BETEKENISSEN VAN VORMEN IN DE SOCIAAL-CULTURELE CONTEXT
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
3.2.4
EVENWICHT TUSSEN HELDERHEID EN COMPLEXITEIT
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.
21
Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.
3.2.5
SCHAAL EN MAATVERHOUDINGEN
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.
3.2.6
MATERIAAL, TEXTUUR, KLEUR EN LICHT
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
22
Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
4.
GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA
4.1 TOELICHTING Een belangrijke peiler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte beoordelingskaders worden gebruikt voor de toetsing van kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Zandvoort. Het gemeentelijk grondgebied is daartoe onderverdeeld in gebieden met een grote samenhang en gelijkenis in bebouwing, functie en openbaarheid. De gebiedsindeling die hierbij wordt gehanteerd is overgenomen uit het Beeldkwaliteitplan Zandvoort, 2001. Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen: • Een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het overheersende materiaal- en kleurgebruik en de detaillering. • Een waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken, alsmede een samenvatting van het voor het gebied gevoerde beleid, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen in het gebied. • Het voor het gebied geldende welstandsniveau. • De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de plaatsing, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaal van het bouwwerk. • Illustraties: foto’s die een impressie van de deelgebieden geven en goede en slechte voorbeelden tonen. De beoordelingskaders zijn gebaseerd op het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Ze geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt. Indien in het voor de bouwvergunningaanvraag vigerende bestemmingsplan voorschriften zijn opgenomen die in strijd zijn met de opgestelde welstandscriteria prevaleert het bestemmingsplan boven de welstandscriteria. Indien het bestemmingsplan ruimte laat voor interpretatie van de voorschriften vormen de criteria een aanvulling op het bestemmingsplan.
23
4.1.1 GEBIEDSINDELING Voor het opstellen van de gebiedsgerichte beoordelingskaders is het Beeldkwaliteitplan Zandvoort, 2001 als basis genomen. Hierin is een gebiedsgericht kader opgenomen, dat als basis fungeert voor al het ruimtelijke beleid binnen de gemeente. In het beeldkwaliteitplan worden de volgende categorieën en gebieden onderscheiden:
Centrum
Woongebieden
1.
9. 10. 11. 12.
Dorpskern
Boulevardzone 2. 3. 4. 5.
Noord Boulevard Midden Boulevard Zuid Boulevard Boulevard accenten
Oude Lijnen 6. 7.
Zeestraat – Kostverlorenstraat Zandvoortselaan – Haarlemmerstraat
Groene Lint 8.
Groene Lint
13. 14. 15. 16. 17.
Nieuw Noord Oud Noord Jacob Catsstraat e.o. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat Max Euwestraat & Beatrixplantsoen Emmaweg e.o. Burgemeester Nawijnlaan e.o. Zuid Bentveld
Autonome gebieden 18. Bedrijventerrein Nieuw Noord 19. Bungalowpark en campings
Buitengebied 20. Duinlandschap
24
4.1.2
WELSTANDSNIVEAUS
Voor elk gebied is een welstandsniveau vastgesteld. Het welstandsniveau moet aansluiten bij het beeldkwaliteitplan en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn vier welstandsniveaus mogelijk: het door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezicht, het bijzondere welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is, het reguliere welstandsgebied waar de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd en het welstandsvrije gebied. Zandvoort kent geen door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht. Dit welstandsniveau is dan ook niet van toepassing. Welstandsvrije gebieden zijn evenmin aanwezig, omdat de gemeente van mening is dat het altijd mogelijk moet zijn om een bouwvergunningplichtig bouwwerk te toetsen aan redelijke eisen van welstand. Voor 10 gebieden is het bijzondere welstandsbeleid van toepassing. Het gaat hierbij om de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk is, en waar de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet of kan gaan inzetten. Het welstandstoezicht is hier gericht op het handhaven en/of versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Voor de overige 10 gebieden is het reguliere welstandsbeleid van toepassing. Het welstandstoezicht is daar gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De welstandscriteria beschrijven daarom de basiskwaliteiten van deze gebieden.
25
4.1.3
METHODIEK WELSTANDSCRITERIA
Het gebiedsgerichte beoordelingskader omvat de welstandscriteria die voor een gebied van toepassing zijn. De welstandscriteria geven aan welke aspecten van belang zijn om een bouwwerk of inrichting in zijn omgeving te laten passen. Daarnaast geven ze ook mogelijkheden aan om tegemoet te komen aan de huidige eisen en wensen, zonder afbreuk te doen aan de gewenste kwaliteit. Voor het opstellen van criteria, richtlijnen en uitgangspunten spelen het bestaand beleid, de huidige context, de gewenste situatie en het welstandsniveau van een gebied een belangrijke rol. Bij het formuleren van criteria dient rekening te worden gehouden met de hardheid van de criteria. Strenge criteria bieden weinig ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en hebben een behoudende werking. Voor gebieden met een hoge, te behouden beeldkwaliteit zijn dwingende criteria geschikt. Sturende en adviserende welstandscriteria bieden meer flexibiliteit en ontwikkelingsvrijheid waarvan adviserende criteria de meeste speelruimte leveren. De welstandscriteria kunnen beschouwd worden als ‘agenda’ voor de welstandscommissie waaraan reguliere bouwaanvragen getoetst kunnen worden. Voldoet een bouwaanvraag niet aan één of meer welstandscriteria dan kan op basis van argumentatie voortvloeiende uit het beoordelingskader een negatief welstandsoordeel gegeven worden. Daarnaast vormen de criteria discussiepunten waarmee de aanvrager een dialoog kan aangaan met de welstandscommissie. Naast een toetsende functie hebben de criteria ook een stimulerende werking. Door het vooraf aangeven van de belangrijkste beoordelingsaspecten en de gewenste kwaliteit in een gebied kan de aanvrager en/of ontwerper daarmee rekening houden en gestimuleerd worden. Bij het opstellen van de welstandscriteria kunnen een aantal beoordelingsaspecten behandeld worden. Indien een bepaald beoordelingsaspect niet behandeld is kan de welstandscommissie daar in principe niet op beoordelen. De onderstaande beoordelingsaspecten worden toegepast: Plaatsing: In de deze categorie komt de situering van een gebouw aan de orde. De positie van het gebouw/bouwwerk in relatie tot de belendingen, stedenbouwkundige opzet en de publieke ruimte. Onderdelen: verkavelingtype, positie onderling, afstand onderling, plaatsing op kavel, richting, herhaling/ritmiek. Massa en vorm: Het gaat hier om de hoofdvorm en –massa van een gebouw in relatie tot of met de omgeving. In de ruimtelijke verschijningsvorm zijn de massa en de vorm van het gebouw het intermediair tussen stedenbouwkundige en architectonische beeldaspecten. Onderdelen: opbouw hoofdmassa, profiel ruimte, samenstelling massa, kapvorm en –richting, relatieve omvang, vormbehandeling.
26
Gevelkarakteristiek: Het gaat hier om de verschijningsvorm en/of aanzichten van een gebouw. Naast de relatie met de omgeving wordt hier met name de karakteristiek van het gebouw als object beschreven en gewaardeerd. Onderdelen: bouwstijl/architectuurbeeld, gerichtheid en oriëntatie, geleding, indeling en plasticiteit. Detaillering, kleur en materiaal: Het gaat hier om de karakteristieken die invulling geven aan de verschijningsvorm van een gebouw. Ten opzicht van de hiervoor genoemde beoordelingsaspecten zijn deze aspecten bepaald niet ondergeschikt. Juist kleur en materiaal zijn zeer beeldbepalend voor de verschijningsvorm van een gebouw, straat en/of gebied. Onderdelen: materiaalgebruik, kleurtoon en toepassing, decoraties en ornamenten.
De welstandscriteria zijn gericht op het bereiken van een bepaalde mate aan afstemming van de hiervoor genoemde beoordelingsaspecten van een object op de bestaande of gewenste gebiedskarakteristiek. Afwijkingen dienen altijd een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Om de interpretatiemogelijkheden en prioriteitstelling van de beoordelingsaspecten in criteria te vertalen is gebruik gemaakt van termen als behouden, respecteren, nastreven/wensen en verplichten/uitsluiten. Bij deze methodiek is de term ‘behouden’ meer gericht op dwingend handhaven en ‘wensen’ meer als sturend ontwikkelen. Hierdoor wordt voor elk van belang zijnde kenmerk of eigenschap aangegeven hoe men hiermee, in relatie tot de bestaande context, dient om te gaan. In deze termen zit uiteraard een bepaalde reikwijdte die alleen per situatie (bouwplan en context) nader geïnterpreteerd kan worden. Alleen in samenhang met alle onderdelen van een bouwplan kan de relevantie van afzonderlijke criteria bepaald worden.
Voor de prioriteitstelling wordt gebruik gemaakt van de onderstaande termen: Behouden: handhaven in de zin van behouden van bestaande karakteristieken. Specifieke of beeldbepalende kenmerken van een gebied kan men hiermee waarborgen. Het gaat hier dan ook om het behouden van specifieke en vaak oorspronkelijke kenmerken bij nieuwbouw, renovatie of bij veranderingen en toevoegingen aan bestaande bouwwerken. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat men nauwgezet dezelfde eigenschappen in zijn oorspronkelijke vorm in een ontwerp dient te verwerken, maar wel dat in belangrijke mate gestreefd dient te worden naar een gelijkende vormgeving. Kortom, de afwijkingsmogelijkheden ten opzichte van de bestaande context zijn beperkt. Voorbeeldcriterium: • Behouden van het vrijstaande karakter van de bebouwing. Respecteren: Respecteren in de zin van het vertalen of gebruik maken van bestaande, vaak beeldbepalende, beeldaspecten bij nieuwbouw, renovatie of bij veranderingen en toevoegingen aan bestaande bouwwerken. Het gaat hierbij om het respecteren of benaderen van bestaande beeldbepalende eigenschappen en kenmerken of een vertaling of bewerking ervan naar een meer eigentijdse vormentaal mits passend binnen de context. Hierin zit, met respect voor de bestaande context, meer vrijheid in bijvoorbeeld vormgeving, detaillering, profielen en kleur- en/of materiaalgebruik. Voorbeeldcriterium: • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd.
27
Nastreven of wensen: veranderen in de zin van een gewenst beeldaspect mogelijk maken ten behoeve van verbetering van de bestaande of gewenste kwaliteit. Het gaat hierbij om het inzetten van ontwikkelingen ter verbetering van de bestaande beeldkwaliteit. Dit kan bereikt worden via de weg van de geleidelijkheid of via het toepassen van gericht beleid. Deze welstandscriteria zijn sturend van aard en de mate aan vrijheid om ze te interpreteren is relatief groot. Voorbeeldcriterium: • Bij (vervangende) nieuwbouw moet worden gestreefd naar een hoogwaardig detailleringniveau. Verplichten of uitsluiten: veranderen in de zin van doelbewust vernieuwen door toevoegen van nieuwe beeldaspecten, herstellen van gevormde verstoringen/aantastingen of het uitdrukkelijk afwijken van bestaande kenmerken of eigenschappen via een gericht beleid. Het gaat hier om het inzetten van een ontwikkeling ter verbetering van de bestaande kwaliteit. Het kan dus zo zijn dat bepaalde, niet passende, ongewenste of beeldverstorende kenmerken en eigenschappen verplicht dienen te worden veranderd of expliciet worden uitgesloten. Ondanks de verruiming van de mogelijkheden, dient men met vernieuwing of afwijking altijd zorgvuldig om te gaan. De vrijheid is dus beperkt, maar door gewenste veranderingen zijn de mogelijkheden voor vernieuwing ruimer. Voorbeeldcriterium: • Bij toepassing van pleisterwerk moet de oorspronkelijke geveldetaillering zichtbaar blijven.
28 Beoordelingscriteria Plaatsing
Massa en vorm
Gevelkarakteristiek
Detaillering, kleur en materiaal
Prioriteitstelling welstandscriteria Behouden
Respecteren
Nastreven of wensen
Verplichten of uitsluiten
Handhaven van de bestaande beeldaspecten (dwingend handhaven) Vertalen, bewerken of gebruikmaken van bestaande beeldaspecten met respect voor de bestaande context (sturend handhaven) Streven naar nieuwe (of oorspronkelijke) beeldaspecten (sturend ontwikkelen) Niet toestaan, gericht veranderen/afwijken door toevoegen van nieuwe beeldaspecten (dwingend ontwikkelen)
4.2 BEOORDELINGSKADERS 4.2.1
DORPSKERN
Gebiedsbeschrijving
De dorpskern heeft een kleinschalig karakter.
Het Raadhuislein als centraal punt.
Diversiteit aan bebouwingskenmerken in de winkelstraten.
Luifels en andere toevoegingen doorbreken de bestaande gevelscheidingen.
De dorpskern ligt in een duinkom omsloten door hoger gelegen ontsluitingswegen. De Hogeweg, Burgemeester Engelbertsstraat, Zeestraat en Kostverlorenstraat vormen mede door de hogere ligging de begrenzingen van de dorpskern. Door het reliëf van het duingebied bestaat de structuur uit gebogen en verspringende straten. Ze vormen een fijnmazige structuur, bestaande uit een complex netwerk van straten, stegen en (relatief kleine) verblijfsruimten. Dit is kenmerkend voor meer vissersdorpen in het duingebied. Het Raadhuisplein vormt het centrale punt van de dorpskern, waar de verschillende ontsluitingsroutes en winkelstraten, zoals de Grote Krocht, de Kerkstraat en de Haltestraat op uit komen. Naast de hoofdwinkelstraten kent het winkelgebied een groot aantal stegen en doorgangen uit de oorspronkelijke historische structuur. De Kosterstraat, de Buureweg, de Kerksteeg en de Bakkerstraat zijn weliswaar functioneel van ondergeschikt belang, maar zijn in stedenbouwkundige en/of historische zin bijzonder waardevol. Daarnaast vormen het Kerkplein en in mindere mate het Gasthuisplein de voornaamste ruimten in de Dorpskern. De aaneengesloten bebouwing langs de winkelstraten bestaat voornamelijk uit twee tot drie lagen met kap of plat dak. Er is een divers beeld ontstaan door bebouwing uit verschillende bouwperiodes. De bebouwing vertoond stijlkenmerken uit diverse voor- en naoorlogse periodes en er komen typische verandawoningen (voornamelijk langs de Poststraat) voor. De bebouwing is gedetailleerd vormgegeven, met fraaie hoekoplossingen, omlijstingen, kroonlijsten en penanten. De gevelwanden hebben een verticale geleding, in individuele eenheden. Deze eenheden ontstaan doordat de gevels een duidelijke beëindiging hebben in de vorm van penanten. De geleding wordt geregeld doorbroken door luifels, reclametoepassingen en nieuwe puien op de begane grond. Vooral het doorbreken van de individuele panden door het samenvoegen van meerdere panden tot een winkel en het daarmee doorbreken van de gevelbeëindiging, verstoort het beeld. De verdiepingen hebben vaak wel hun cultuurhistorisch waardevolle karakter behouden. Langs de Haltestraat gaat de bebouwingsstructuur geleidelijk over in kleinschalige twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande panden, bestaande uit twee lagen met plat dak of één laag met gevarieerde kapvormen. De bebouwing in de woonbuurten tussen de Burgemeester Engelbertsstraat en Haltestraat/Poststraat heeft een divers en kleinschalig karakter en bestaat uit vrijstaande en geschakelde woningen in halfopen en gesloten bouwblokken met verspringende voorgevelrooilijnen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit één of twee lagen met een zadeldak of mansardekap. Het materiaal- en kleurgebruik is divers, evenals de detailleringen. Baksteengevel in aardetinten, wit pleisterwerk, sluitstenen en horizontale banden over de gevel komen veelvuldig voor. Tussen de Haltestraat en de Koninginneweg is de bebouwing in langwerpige gesloten en half-open woonblokken gesitueerd. De bebouwing is zeer divers, hoewel er per bouwblok sprake is van grote samenhang.
Klienschalige bebouwing in de woongebieden.
29
De arbeiderswoningen aan de Hobbemastraat, de Hulsmanstraat en L’Amisstraat zijn opgetrokken in één bouwlaag met een oranje zadeldak in de langsrichting en bruine baksteen. Opvallend zijn de eenvormige dakkapellen met een schuin dak en de witte dakgoten op houten klossen. De ‘Delftse School’ woningen langs de Burgemeester Engelbertsstraat bestaan uit twee bouwlagen met een oranje kap in de langsrichting en zijn opgetrokken in donker metselwerk. Opvallend aan de bouwstijl zijn de prominent aanwezige schoorstenen, steile dakhellingen en bijzondere metselwerk.
Kleine arbeiderswoningen van één laag met een kap.
De rug-aan-rug woningen langs de Prinsesseweg vertonen samenhang door de positionering en de bouwstijl. De woningen bestaan uit twee bouwlagen met een oranje zadelkap waarvan de dakvlakken doorlopen over de eerste verdieping. Opvallend zijn de aanbouwen aan de zijgevel en het witte pleisterwerk waarin de woningen zijn afgewerkt. Kenmerkend voor Zandvoort zijn de trapsgewijs in hoogte verspringende gevelwanden, die worden veroorzaakt door de natuurlijke reliëfverschillen. Opvallend hierbij zijn de hoekoplossingen van de woningen, bijna iedere hoek is bijzonder vormgegeven. Door het natuurlijke reliëf is er tevens een diversiteit aan bouwrichtingen zichtbaar, waardoor veel achterkantsituaties aan de openbare weg ontstaan, die een rommelig beeld veroorzaken.
Rug-aan-rug woningen langs de Prinsesseweg.
In de Dorpskern bevinden zich tevens verschillende beeldbepalende bouwwerken, bijvoorbeeld het Raadhuis, het Zandvoortse Circus, het politiekantoor, het Zandvoortse museum, beide kerken, de verandawoningen en het Gasthuishofje. Deze bouwwerken vervullen door architectuur, cultuurhistorische betekenis en/of positionering een beeldbepalende functie.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid
30
Het straatbeeld in de kern is door individuele ontwikkelingen, herindeling van gevels en overmatige reclametoepassingen de laatste decennia geleidelijk veranderd. Door het kleinschalige karakter, de diversiteit, de dynamiek en het collectief belang van de gehele kern zijn de structuur en het straatbeeld kwetsbaar voor aantastingen. Voornamelijk het samenvoegen van panden tot één winkelfront en overmatige reclametoepassingen zorgen ervoor dat de ‘begane grond’ van de winkelstraten is veranderd in een gedifferentieerde gevel. Het doorbreken van de penanten verstoort hier het beeld. De bovenverdiepingen zijn veelal onaangetast en laten het cultuurhistorische beeld van Zandvoort duidelijk zien. Uitgangspunt van het welstandsbeleid is om het dorpskarakter te handhaven en de samenhang van het gehele centrum te versterken zonder vernieuwende ontwikkelingen hierbij in de weg te staan. Hiervoor is het belangrijk de kleinschaligheid, (oorspronkelijke) straatbeelden en typerende architectuureenheden, hoekaccenten en geveldetailleringen te handhaven. Vernieuwen betekent dat de aanwezige karakteristieken gerespecteerd worden of dat in bepaalde situaties verbijzonderingen en nieuwe accenten toegevoegd kunnen worden, omdat de stedenbouwkundige context daarom ‘vraagt’.
Hoogteverschillen zijn ook in de bebouwingswand zichtbaar.
Welstandsbeleid Bijzonder welstandgebied Vanwege de hoge cultuurhistorische waarde geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw moet de rooilijn worden afgestemd op die van de belendingen. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet het gebouw worden georiënteerd op alle aangrenzende openbare ruimtes. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Op stedenbouwkundige geëigende locaties is accentuering door afwijkende massa of vorm niet uitgesloten. • (Vervangende) nieuwbouw moet de bestaande samenhang in een bouwblok respecteren. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij renovatie of verbouwing moeten de penanten worden behouden of in originele staat worden teruggebracht. • Bij (vervangende) nieuwbouw op een straathoek is hoekaccentuering wenselijk. • Individuele gevels moeten als zodanig herkenbaar blijven. • Bij grote bouwmassa’s streven naar een kleinschalige gevelgeleding. • Geen toepassing van gesloten gevelwanden op voetgangersniveau. • Bestaande gevelopeningen aan de openbare ruimte mogen niet worden dichtgemaakt. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet worden gestreefd naar een hoogwaardig detailleringniveau. • Bij toepassing van pleisterwerk moet de oorspronkelijke geveldetaillering zichtbaar blijven. • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd.Bonte en/of sterk contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
31
4.2.2 NOORD BOULEVARD Gebiedsbeschrijving De Noord Boulevard is een langgerekte bebouwingsstrook tussen Boulevard Barnaart, de Burg. van Alphenstraat, de Van Speijkstraat en de J. van Heemskerckstraat. De voornaamste functie in dit gebied is wonen. Boulevard Barnaart heeft echter hoofdzakelijk een verkeerskundige functie en dient daarnaast als wandelpromenade. In het gehele profiel van deze boulevard domineert de verkeersfunctie boven de functie als wandelpromenade doordat de wandel- en fietsroute lager is gelegen.
Boulevard Barnaart als wandelpromenade.
De bebouwing in de langgerekte zone tussen de Boulevard Barnaart, de Burg. Van Alphenstraat, de Mezgerstraat en de J. van Heemskerckstraat is in een zaagtandverkaveling gebouwd. Vanwege de gunstige bezonning komt deze bebouwingsoriëntatie veel voor in kustplaatsen. De tussenruimtes zijn hoofdzakelijk ingericht met gazons en parkeerplaatsen. Binnen deze zaagtandverkaveling zijn zowel flats als rijwoningen gebouwd. Tussen de J. van Heemskerckstraat en de De Ruyterstraat is er hoofdzakelijk sprake van galerijflats van vier verdiepingen op een hoge plint. Tussen de Trompstraat en de Van Galenstraat zijn de flats doorgaans hoger. De flats zijn gebouwd met behulp van de voor de naoorlogse architectuur kenmerkende prefab elementen, plaatwerk en inpandige balkons. Ze hebben een overwegend horizontale geleding. De flats hebben door onderling verschillend kleurgebruik allen een eigen uiterlijk. Opvallend is de kioskachtige, lagere bebouwing die aan de boulevardzijde tegen de kop van de flats is gebouwd. Door de sterk uiteenlopende functies en de daarmee samenhangende individualisering van het uiterlijk is de oorspronkelijke uniformiteit hiervan enigszins aangetast. Tussen de flats zijn kleine blokken met rijwoningen te vinden. Deze zijn afwisselend gebouwd in één of twee bouwlagen. Vrijwel ieder blok heeft een eigen architectonisch ontwerp, waardoor massa, vorm, gevelgeleding, materiaal- en kleurgebruik per bouwblok variëren.
32
In het zuidoosten van het gebied, tussen de Van Speijkstraat en Dr. J.G. Mezgerstraat is eveneens een mengeling van middelhoogbouw en eengezinswoningen gebouwd, maar hier in een blokvormig patroon. De bebouwingskarakteristieken lopen hierbij sterk uiteen. Er is zowel sprake van individuele traditionele, vooroorlogse baksteenarchitectuur met een uitbundige detaillering, als van sterk planmatige naoorlogse bouwblokken met een sobere, puur functionele detaillering. Vooral bij de oudere, vooroorlogse woningen komt het veelvuldig voor dat er achter het hoofdgebouw een voormalige berging is omgebouwd als recreatiewoning.
Zaagtandverkaveling langs Boulevard Barnaart.
Overwegend horizontale gevelgeleding.
Kiosk-achtige bebouwing op de kop van de flats.
Opvallende objecten in dit gebied zijn de hotels langs Boulevard Barnaart. Beide hotels zijn zo gesitueerd dat ze goed in de zaagtandverkaveling passen. De hotels hebben echter een duidelijk eigen karakter, vanwege de grote bouwhoogtes en de sterke verticale gevelgeleding.
Gevarieerde bebouwing tussen de Van Speijkstraat en de Dr. Metzgerstraat.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De ligging van dit gebied op de overgang van het stedelijk gebied naar de Noordzee is een belangrijke waarde.
Individuele woningen in de Bosmanstraat.
Rijwoningen komen eveneens voor.
De bebouwingstrook langs Boulevard Barnaart kent een zekere samenhang door de regelmatige afwisseling van flats en rijwoningen in een zaagtandverkaveling. De eenduidig ingerichte openbare ruimte tussen de bebouwing versterkt deze samenhang. Het individuele uiterlijk van de kiosken aan de kop van de flats doet hier echter enigszins afbreuk aan. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen moet er daarom op worden aangestuurd deze in oorspronkelijke staat terug te brengen, en de samenhang te laten prefereren boven het individuele (commerciële) belang. Het woongebied tussen de Van Speijkstraat en de Dr. J.G. Mezgerstraat kent een zeer gevarieerde bebouwing, waarbij individuele cultuurhistorisch waardevolle panden worden afgewisseld met relatief jonge, planmatig ontwikkelde bebouwing. De ruimtelijke kwaliteit van dit gebied is door het ontbreken van een hechte samenhang beperkt. Ook de oriëntatie van achterzijdes op de openbare weg, zoals in de Evertsenstraat, doet afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit. De aandacht gaat daarom uit naar het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van dit woongebied, waarbij individuele uitstraling door kleur, materiaal en reclames dienen vermeden te worden. Bijzondere aandacht is ook nodig voor het verbeteren van de uitstraling van de bijgebouwen op de achtererven, zeker waar die grenzen aan de openbare weg. Het gebied is in het beeldkwaliteitplan aangewezen als laagdynamisch ontwikkelingsgebied. De gewenste ontwikkelingen kunnen hierin geleidelijk worden doorgevoerd. Het welstandsbeleid is in navolging daarvan richtinggevend opgesteld, zodat ontwikkelingen zullen bijdragen aan een langzame verbetering van het gebied.
Achterzijdes aan de Evertsenstraat zijn weinig aantrekkelijk.
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid in combinatie met de sneltoetscriteria voor kleine bouwwerken.
33
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de ritmiek en verkavelingstructuur van de bestaande bebouwing in de omgeving. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Streven naar oriëntatie en ontsluiting op de aangrenzende weg. • Per bouwblok moet samenhang in gevelkarakteristiek worden nagestreefd. Detaillering, kleur en materiaal • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok.
34
4.2.3
MIDDEN BOULEVARD
Gebiedsbeschrijving De Middenboulevard is gelegen tussen de wandelpromenade Boulevard de Fauvage en de Burgemeester EngelbertsstraatThorbeckestraat. Het vormt de verbinding tussen de oude dorpskern en het strand, en vervult daarmee een belangrijke rol in de structuur van Zandvoort. Transparante gevels met grote prefab delen aan de Thorbeckestraat.
Gevarieerde grootschalige bebouwing aan het Badhuisplein.
De Middenboulevard is in de loop der jaren aan vele ontwikkelingen onderhevig geweest. Vooral woningbouw is in de naoorlogse periode sterk ontwikkeld, maar ook functies in de (toeristisch-)recreatieve sector zijn toegevoegd. Doordat de diverse ontwikkelingen meestal betrekking hadden op een klein deel van het gehele Middenboulevardgebied bestaat het gebied uit een aantal aan elkaar geknoopte ruimtes, met ieder een eigen bebouwingsbeeld. Het meest zuidelijke deel van de Middenboulevard bestaat uit gestapelde woningbouw van drie lagen hoog met een zadelkap, tussen de Seinpostweg en de Thorbeckestraat. Deze vroegnaoorlogse complexen worden gekenmerkt door donkere metselwerkgevels waarin grote prefab delen zijn toegepast voor balkons en gevelopeningen. Hierdoor hebben de complexen een open en transparant karakter. Aansluitend aan dit gebiedsdeel ligt een verzameling grootschalige gebouwen rondom het Badhuisplein. Deze complexen variëren in hoogte van twee verdiepingen tot meer dan tien verdiepingen. Hier is sprake van een mengeling van woonfuncties en (toeristisch-)recreatieve functies. Het bebouwingsbeeld van dit gebiedsdeel wordt bepaald door het individuele karakter van de complexen.
Drie samenhangende appartementencomplexen aan de Boulevard de Fauvage.
Aan het Fauvageplein zijn aan de zeezijde drie samenhangende appartementencomplexen gebouwd. Deze complexen van vier lagen hoog zijn afgedekt met een zeer flauw hellend zadeldak. De gevels zijn opgebouwd in een roodbruin metselwerk, waarin in verticale stroken kleine vensterpartijen zijn opgenomen. De uitgebouwde trappenhuizen aan de zeezijde zijn in afwijkende kleuren geschilderd, waardoor de verticale geleding van de gevels nog meer versterkt wordt. De overzijde van het Fauvageplein wordt begrensd door de zeer gesloten achterzijdes van de bebouwing aan de Burgemeester Engelbertsstraat. Deze bebouwingsstrook bestaat uit een aantal identieke vrijstaande panden van twee lagen met een asymmetrische kap, waarvan de nokrichting haaks op de straat ligt.
Gesloten bebouwingswand aan de oostzijde van het Fauvageplein.
De noordwand van het Fauvageplein wordt gevormd door een laag grootschalig winkelgebouw en de achterzijde van een zeven verdiepingen hoog appartementencomplex aan het Burgemeester van Fenemaplein. Feitelijk wordt het hele Fauvageplein begrensd door achterzijdes van bebouwing, die afwisselend open of juist zeer gesloten zijn. Het Burgemeester van Fenemaplein is open naar het strand, waardoor een grote, niet besloten ruimte ontstaat. De bebouwing aan de noorden oostzijde van het plein is samenhangend vormgegeven. De gevelkarakteristiek van dit complex wordt bepaald door een sterke horizontale geleding. De begane grondgevels zijn minder samenhangend doordat van diverse winkels de eigen huisstijl overheerst. Het Palacehotel op de hoek van het plein is een sterke beeldvanger door de grote hoogte van het gebouw.
Sterke horizontale geleding aan het Burgemeester van Fenemaplein
35
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De Middenboulevard bestaat uit een aantal afzonderlijke gebiedsdelen, die slechts een beperkte onderlinge relatie hebben. De gemeente is zich sinds enige tijd aan het oriënteren op de mogelijkheden om van dit gebied een aantrekkelijker en meer samenhangende zone te maken. Niet onwaarschijnlijk is dat in de nabije toekomst grootschalige veranderingen in het gebied gaan plaatsvinden, waarbij herstructurering niet uitgesloten wordt. Vanwege het toekomstbeeld van het gebied zijn in deze gebiedsuitwerking hoofdzakelijk welstandscriteria opgenomen met een beheersende inslag. Bij ingrijpende ontwikkelingen zal met het stedenbouwkundig ontwerp ook een nieuw gebiedsgericht beoordelingskader moeten worden opgesteld, met passende welstandscriteria. Bij herstructurering van de Middenboulevard zal een hoogwaardige kwaliteit en integrale benadering voorop staan. Nieuwe welstandscriteria voor dit gebied moeten dit waarborgen.
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege de belangrijke functie van de Middenboulevard als toeristisch visitekaartje van Zandvoort geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) Toevoeging van nieuwe gebouwen in dit gebied zullen pas plaatsvinden bij herstructurering. Er zijn daarom vooralsnog geen welstandscriteria opgenomen die plaatsing regelen. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. Gevelkarakteristiek • Per bouwblok moet samenhang in gevelkarakteristiek worden nagestreefd. • Bestaande gevelgeleding respecteren. • Bij renovatie of verbouwing moeten straatgevels open en transparant worden vormgegeven. 36
Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing streven naar een eigentijdse hoogwaardige uitstraling van detaillering. • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok.
4.2.4 ZUID BOULEVARD Gebiedsbeschrijving Zuid Boulevard is een langgerekte bebouwingsstrook tussen de Boulevard Paulus Loot, de Brederodestraat, de Marisstraat en de Thorbeckestraat. Deze bebouwingsstrook ligt aan de rand van het reliëfrijke duingebied direct ten zuiden van de dorpskern van Zandvoort. Oostelijk van de bebouwing, aan de Brederodestraat, ligt een grootschalige parkeervoorziening. De bebouwing in deze langgerekte bebouwingszone is voornamelijk vrijliggend van aard. Vrijwel alle panden zijn gebouwd op ruime kavels, meestal met de kaprichting haaks op of parallel aan de weg, maar soms ook gedraaid ten opzichte ervan. De bebouwing aan de westzijde is georiënteerd op de Noordzee, die aan de oostzijde op het duingebied. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de bebouwing aan de Marisstraat. Hier is namelijk sprake van meer geschakelde bebouwing met verspringende voorgevelrooilijnen. Deze bebouwing vormt de overgang naar de dorpskern van Zandvoort. Kaprichting is wisselend haaks op of parallel aan de weg.
Bebouwing is soms gedraaid ten opzichte van de weg.
De bouwmassa’s bestaan afwisselend uit één bouwlaag of twee bouwlagen met kap. De meest voorkomende kapvorm is daarbij de zadelkap, af en toe afgewisseld met een schildkap. De bebouwing is doorgaans eenvoudig van opzet, met een eenvoudige hoofdmassa, beperkte overstekken en slechts beperkt toevoeging van bouwdelen. Het kleur- en materiaalgebruik is divers, waarbij de nadruk ligt op lichte kleuren en veel wit gestucte gevels, afgedekt met een rood of antracietkleurig pannendak. Bijzondere element zijn de twee flatgebouwen in dit gebied. Uiterst zuidelijk staat een ronde woontoren, en ter hoogte van het Ir. G. Friedhoffplein staat de Sterflat. Beide gebouwen zijn door hun vormgeving alzijdig georiënteerd.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De kleinschalige bebouwing zoals in dit gebied komt in deze vorm weinig voor aan de Nederlandse kust en is daarom als bijzonder te typeren. Er is sprake van een sterke samenhang door de herhaling van gelijkende bouwmassa’s en oriëntatie. De ligging op de rand van het reliëfrijke duingebied en het zicht op de Noordzee zijn belangrijke waarden.
Vrijstaande panden met een eenvoudige hoofdmassa.
Voor de Zuid Boulevard is een conserverend bestemmingsplan gemaakt met handhaving van de bestaande situatie als uitgangspunt. Het gebied is in het beeldkwaliteitplan benoemd als consolidatiegebied, waarbij handhaving van het karakter van de vrijliggende kleinschalige woningen in/op het duin uitgangspunt vormt. Zicht op duinlandschap en/of zee dient, daar waar aanwezig, behouden te blijven. Het welstandsbeleid voor dit gebied is, in aansluiting op het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan, gericht op handhaving van de bestaande situatie. Behoud van de bijzondere kleinschalige bebouwingsvorm en de typische bebouwingskenmerken zijn het uitgangspunt.
De Sterflat is een bijzonder object in dit gebied.
37
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege de bijzondere waarde geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Respecteren van de onderling variërende rooilijnen bij (vervangende) nieuwbouw. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving. • Behouden van het vrijstaande karakter van de bebouwing. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande (eenvoudige) hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. • Streven naar beperkte variatie in kapvorm en –richting. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een eenvoudige gevelindeling. • Streven naar oriëntatie op de aangrenzende weg. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw is een ingetogen detaillering gewenst. • Streven naar toepassing van met de landelijke omgeving harmoniërende kleuren en materialen. Gevels in wit stucwerk of metselwerk in donkere kleuren en afdekking met gebakken dakpannen in rood of antraciet zijn wenselijk.
38
4.2.5
BOULEVARD ACCENTEN
Gebiedsbeschrijving De boulevardaccenten zijn de concentratiepunten langs de boulevard: de plekken waar de verbindingen met het centrum, de woonwijken en het duinlandschap zijn gesitueerd. De gehele boulevardzone kent een continuïteit in de vorm van een wandelpromenade. De accenten zijn daarin bijzondere locaties waar de verschillende stromen en voorzieningen samenkomen. Niet alleen de openbare ruimte zorgt voor een accent, de bebouwing speelt ook een belangrijke rol. De bebouwing kan in belangrijke mate bijdragen aan de herkenbaarheid van het Boulevardaccent. Hiermee wordt ook de structuur van het stedelijk weefsel sterker.
Het Palacehotel is een bijzonder hoogteaccent, de omgeving heeft minder kwaliteit.
In de Noordboulevard liggen twee accenten. De omgeving van het Golden Tuliphotel is tegelijk de entree en de beëindiging van de Noordboulevard. De toegang naar het Zandvoortse circuit is sober vormgegeven. De omgeving van het Center Parcs hotel vormt de verbinding tussen het bungalowpark en de boulevard, deze verbinding zou nog verder versterkt kunnen worden. In de Middenboulevard zijn een drietal accenten aanwezig. Het Badhuisplein is de centrale verbinding tussen dorpskern en boulevard. De omgeving van het Palacehotel vorm de verbinding tussen het station en de boulevard. Het hotel is een architectonisch en ruimtelijk bijzonder element. De verschijningsvorm van de openbare ruimte rondom het hotel is daarentegen van een lagere kwaliteit. De gevelwanden en inrichting van de openbare ruimte dragen slechts beperkt bij aan de pleinvorming en de relatie met het centrum. De omgeving van de watertoren is het tweede accent in de Middenboulevard. In de Zuidboulevard zijn twee accenten aanwezig. Het Ir. G. Friedhoffplein is als parkeerplein, respectievelijk verkeersknoop vormgegeven. De sterflat is hier een belangrijke blikvanger. De zuidelijke beëindiging van de boulevard is het tweede accent, en vormt een fraaie overgang van het stedelijk gebied naar het duinlandschap. De zichtlijnen over de duinen en de fiets-/wandelroute door het gebied zelf zijn hier de belangrijkste kenmerken.
De omgeving van de watertoren als accent in de Middenboulevard.
De bebouwing rondom de verschillende accenten is door de afmeting, vormgeving en/of situering verzelfstandigd ten opzichte van de omgeving. De bebouwing is veelal opgetrokken in een moderne architectuur, en in de meeste gevallen veel hoger dan de omliggende bebouwing. De gevels hebben afwisselend een horizontale of verticale geleding en een alzijdige oriëntatie. Het materiaal- en kleurgebruik is divers. 39
De sterflat als blikvanger aan de Zuidboulevard.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De boulevardaccenten vormen bijzondere locaties waar de verschillende stromingen en voorzieningen samenkomen. Daardoor is de bebouwing beeldbepalend en van betekenis voor de herkenbaarheid van de structuur. Het zijn belangrijke punten in de structuur van Zandvoort, die vragen om een bijzondere bebouwingskarakteristiek. Deze locaties zijn gebaat bij een hoogwaardige en beeldbepalende architectuur. De Boulevardaccenten zijn ieder onderdeel van respectievelijk de Noord-, Midden- of Zuidboulevard. De beoordelingskaders voor deze gebieden zijn onverminderd geldig voor alle ontwikkelingen die hier plaatsvinden.
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege de betekenis voor de structuur van Zandvoort geldt voor de boulevardaccenten een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Algemeen • Bij de beoordeling moet tevens worden voldaan aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van de betreffende boulevard. Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • (Vervangende) Nieuwbouw moet bijdragen aan de leesbaarheid van de structuur van Zandvoort als geheel. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • (Vervangende) Nieuwbouw moet bijdragen aan de leesbaarheid van de omliggende openbare ruimte(s). • (Vervangende) Nieuwbouw moet zich in massa en vorm onderscheiden van de omgeving. Gevelkarakteristiek • Streven naar een zorgvuldig gevelontwerp. • Geen toepassing van gesloten gevelwanden op voetgangersniveau. • Bij (vervangende) nieuwbouw van grootschalige bebouwing streven naar een zelfstandige vormgeving. 40
• Bij commerciële functies moet in het gevelontwerp ruimte voor reclame worden opgenomen. Detaillering, kleur en materiaal • Streven naar een zorgvuldige detaillering en materiaalgebruik met een hoogwaardige uitstraling. • Toepassing van verwerende materialen is uitsluitend toegestaan indien uitstraling en kwaliteit van hetzelfde hoge niveau blijven.
4.2.6
ZEESTRAAT – KOSTVERLORENSTRAAT
Gebiedsbeschrijving
Individueel en zorgvuldig vormgegeven bebouwing.
De Zeestraat-Kostverlorenstraat (tot aan de Sophiaweg) loopt parallel aan het spoor en wordt gekarakteriseerd door zijn vloeiende verloop van de bebouwingsdichtheid. In de Zeestraat is het profiel stedelijk en stenig, doordat de bebouwing hier geschakeld is en direct aan de straat staat. Verder richting de Kostverlorenstraat gaat dit over in een laankarakter, waarbij meer ruimte tussen de bebouwing onderling is en de bebouwing verder terug op de kavel ligt. De meeste bebouwing is vooroorlogs en bestaat uit individueel vormgegeven woningen van één of twee bouwlagen hoog. De meest voorkomende kapvormen daarbij zijn (samengestelde) zadeldaken, schilddaken en mansardekappen. Ook is er sprake van lijstgevels van twee bouwlagen, waarbij een plat dak is toegepast. Op beperkte schaal hebben in de laatste decennia inbreidingen plaatsgevonden. Deze variëren van vrijstaande moderne villa’s tot kleinschalige appartementencomplexen van enkele lagen hoog. Vrijwel alle panden zijn opgebouwd in roodbruin metselwerk, de kappen in rode of antracietkleurige dakpannen.
Verandawoningen met loggia op de verdieping.
Meer klassiek vormgegeven woning met samengestelde kap.
Veel voorkomend langs deze route is de verandawoning. Veel panden zijn van origine voorzien van een veranda op de begane grond. Houten veranda’s zijn veelal aan de bovenzijde voorzien van een terras, terwijl gemetselde veranda’s meestal de basis vormen voor een loggia. Tegenwoordig zijn veel van deze veranda’s op begane grondniveau verbouwd tot erker. De puien die daartoe in de verandaopeningen zijn gezet zijn meestal in goede harmonie met de oorspronkelijke gevel vormgegeven. In enkele gevallen is ook de loggia dichtgemaakt met een pui, waardoor de van oorsprong zeer plastische gevel zijn dieptewerking kwijtraakt. De detaillering van gevels en veranda’s of erkers is doorgaans bijzonder zorgvuldig vormgegeven. Plinten, bogen, boogvelden met mozaiek, gevelstenen, constructieve uitkragingen onder de goot en andere speciale metselverbanden komen regelmatig voor. De nog aanwezige baksteenveranda’s zijn voorzien van zorgvuldig vormgegeven gemetselde penanten, die worden verbonden door opvallend grote bogen en lage gemetselde hekwerkjes.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid
Gemetselde hekwerkjes op het balkon.
De geleidelijke overgang van een stedelijk karakter naar een laankarakter is een belangrijke eigenschap van deze route. Toekomstige ontwikkelingen moeten hierop worden afgestemd, om dit unieke gegeven te behouden. De mengeling van de beeldbepalende verandawoningen met meer klassieke en moderne bebouwing is uniek voor deze route. Nieuwe invullingen moeten daarom een aanvulling zijn op dit gedifferentieerde karakter. Hoewel veel veranda’s zijn verbouwd tot erker, is het karakteristieke beeld van deze bouwstijl niet verloren gegaan. In combinatie met de bijzonder zorgvuldig gedetailleerde woningen levert dit een zeer bijzonder beeld op. Dit beeld kan worden behouden door zorgvuldig om te gaan met de nog aanwezige authentieke veranda’s. Het dichtmaken van veranda’s en loggia’s is een ontwikkeling die daarin niet langer past. Voor nog aanwezige veranda’s gelden daarom naast onderstaande welstandscriteria, ook de welstandscriteria voor veranda’s zoals opgenomen in paragraaf 5.2.3.
Veranda en loggia beide dicht tast de dieptewerking van de gevel aan.
41
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege de hoge beeldkwaliteit en het unieke karakter van de gemengde bebouwing geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Aanwezige tussenruimtes tussen de afzonderlijke panden behouden, tussenpaden niet dicht bouwen. • Bij (vervangende) nieuwbouw aansluiten op de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet de rooilijn worden afgestemd op die van de belendingen. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. • Bij (vervangende) nieuwbouw van één bouwlaag moet een steile kap toe worden gepast, bij meer bouwlagen is een plat dak ook toegestaan. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een veranda of erker op de begane grond aan de voorzijde. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande gevelplasticiteit behouden blijven. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar toepassing van een eigentijdse gevel. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een veranda of erker op de begane grond en bijbehorend een loggia of balkon op de verdieping aan de voorzijde. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. 42
• Bij (vervangende) nieuwbouw moet worden gestreefd naar een hoogwaardig detailleringniveau. • Streven naar toepassing van combinaties van wit en aardkleuren. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
4.2.7
ZANDVOORTSELAAN - HAARLEMMERSTRAAT
Gebiedsbeschrijving De Zandvoortselaan-Haarlemmerstraat is de oudste toegangsweg naar Zandvoort. De route wordt gekenmerkt door een smal wegprofiel, met aan weerszijden achter een ondiepe voortuin een bebouwingswand van vrijstaande en geschakelde (veranda)woningen in een hoge dichtheid. Wandvorming door hoge bebouwingsdichtheid en ligging op de kavel.
De bebouwing bestaat uit individueel vormgegeven vrijstaande, tweeonder-één-kap en complexgewijs opgetrokken woningen van één of twee bouwlagen hoog. De meest voorkomende kapvormen zijn zadeldaken, schilddaken en afgeknotte schilddaken met steile dakschilden. In enkele gevallen is er sprake van lijstgevels van twee bouwlagen, waarbij een plat dak is toegepast. De bebouwing kent over het algemeen een sterke verticale gevelgeleding, door toepassing van hoge en smalle vensters in zowel begane grondgevel als in de verdiepingsgevel. De vensters zijn vrijwel overal voorzien van een bovenlicht met een kleinschalige roedeverdeling. Een deel van de roodbruine metselwerkgevels is in de loop der jaren voorzien van pleisterwerk, waardoor een gevarieerd beeld is ontstaan.
Sterke verticale geleding door hoge en smalle vensters.
Oorspronkelijke veranda's nog aanwezig.
De meeste bebouwing langs deze route is van origine voorzien van een houten veranda op de begane grond, waarbij soms een terras op de bovenzijde van de veranda is gerealiseerd. In de huidige situatie zijn deze veranda’s veelal dichtgemaakt met een pui met verticale gevelgeleding, waardoor grote, meestal woningbrede erkers zijn ontstaan. Deze puien hebben meestal een zelfde vensterindeling als de oorspronkelijke gevel, en zijn veelal als extra voorzien van openslaande tuindeuren. De detaillering van gevels en veranda’s of erkers is bijzonder zorgvuldig vormgegeven. Plinten, bogen, boogvelden met mozaïek, gevelstenen, constructieve uitkragingen onder de goot en andere speciale metselverbanden komen regelmatig voor. De nog aanwezige veranda’s zijn voorzien van zorgvuldig vormgegeven houten stijlen, waartussen lage hekwerkjes zijn geplaatst die eveneens zijn voorzien van verticale stijlen.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid
Veranda's zijn verbouwd tot erker, met behoud van de karakteristieke uitstraling.
De verandawoningen aan deze route zijn kenmerkend voor de woningbouw in de kuststreek, en zeer beeldbepalend voor Zandvoort. De wandvorming van verandawoningen langs één route is redelijk uniek. De Zandvoortselaan - Haarlemmerstraat is daarom in de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart opgenomen als zeer waardevolle historisch stedenbouwkundige structuur. In het beeldkwaliteitplan is het benoemd tot consolidatiegebied, waarbij handhaving van het bestaande karakter het uitgangspunt is voor eventuele nieuwe invullingen. Hoewel de meeste veranda’s zijn verbouwd tot erker, is het karakteristieke beeld van deze bouwstijl niet verloren gegaan. In combinatie met de bijzonder zorgvuldig gedetailleerde woningen levert dit een zeer bijzonder beeld op. Dit beeld kan worden behouden door zorgvuldig om te gaan met de nog aanwezige authentieke veranda’s. Het dichtmaken van veranda’s en loggia’s is een ontwikkeling die daarin niet langer past. Voor nog aanwezige veranda’s gelden daarom naast onderstaande welstandscriteria, ook de welstandscriteria voor veranda’s zoals opgenomen in paragraaf 5.2.3.
Veel monumentale panden aanwezig.
43
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege de hoge beeldkwaliteit en het unieke karakter van de verandawoningen geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Aanwezige tussenruimtes tussen de afzonderlijke panden behouden, tussenpaden niet dicht bouwen. • Bij (vervangende) nieuwbouw aansluiten op de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet de rooilijn worden afgestemd op die van de belendingen. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. • Bij (vervangende) nieuwbouw van één bouwlaag moet een steile kap toe worden gepast, bij meer bouwlagen is een plat dak ook toegestaan. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een veranda of erker op de begane grond en bijbehorend een loggia of balkon op de verdieping aan de voorzijde. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande gevelplasticiteit behouden blijven. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet een verticale gevelgeleding worden toegepast. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar toepassing van een eigentijdse gevel. • Bij toepassing van een erker aan de voorzijde moet deze worden uitgevoerd met een beperkte borstwering.
44
Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet worden gestreefd naar een hoogwaardig detailleringniveau. • Bij toepassing van pleisterwerk moet de oorspronkelijke geveldetaillering zichtbaar blijven. • Streven naar toepassing van combinaties van wit en aardkleuren. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
4.2.8
GROENE LINT
Gebiedsbeschrijving
Hoogbouw langs de Burgemeester van Alphenstraat.
Het spoor doorkruist het Groene Lint.
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing langs de Kostverlorenstraat.
Het Groene Lint bestaat uit een aantal wegen die tezamen de hoofdontsluiting van Zandvoort vormen, de Burgemeester van Alphenstraat, de Van Lennepweg, de Sophiaweg, de Kostverlorenstraat, de Tolweg, de Frans Zwaanstraat en de Cort van der Lindenstraat. Het spoor zorgt voor een barrière in de hoofdontsluitingsroute. Het Groene Lint wordt van noord naar zuid gekenmerkt door een breed profiel bestaande uit twee geasfalteerde rijbanen met middenberm en fietssuggestiestroken, overgaand in een smaller profiel met twee geasfalteerde rijbanen met fietssuggestiestroken, tot een smal profiel bestaande uit een straat van klinkers zonder fietssuggestiestroken. Het profiel wordt naast de openbare ruimte tevens bepaald door de bebouwing en de groenvoorzieningen die er langs gesitueerd zijn. Op een aantal plaatsen, langs de Burgemeester van Alphenstraat, de Van Lennepweg en de Sophiaweg is een ecologische inrichting met duinbegroeiing gerealiseerd. Tevens is langs een groot deel van het Groene Lint laanbeplanting aanwezig, uitgezonderd de Burgemeester van Alphenstraat, de Frans Zwaanstraat en de Cort van der Lindenstraat. De laatste twee straten grenzen aan het duinlandschap waardoor een beeldbepalende openbare ruimte ontstaat. Het Groene Lint doorkruist verschillende woongebieden, de bebouwing langs de wegen conformeert zich veelal met de wijkeigen beeldkenmerken. De route heeft overal een breed straatbeeld, doordat er voornamelijk grootschalige bebouwing los in de openbare ruimte is gepositioneerd en doordat de overige bebouwing gescheiden wordt van de weg door voetpaden of kleinschalige groenvoorzieningen. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de Kostverlorenstraat, die deel uitmaakt van een historische structuur. Het landschap is hier glooiend, waardoor de bebouwing hoger is gelegen ten opzichte van de weg. In dit deel van het Groene Lint is tevens veel groen aanwezig. Langs de Frans Zwaanstraat en de Cort van der Lindenstraat is de bebouwing kleinschalig, bestaande uit twee-onder-één-kap woningen. De bebouwing staat niet direct aan de weg, in combinatie met het wijdse uitzicht over het duinlandschap zorgt dat voor een breed maar afwijkend straatbeeld.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid
Laanbeplanting langs het Groene Lint draagt bij aan de herkenbaarheid.
Het Groene Lint is een belangrijke structuurdrager van Zandvoort waarvandaan veel gebieden ontsloten worden. Deze functie vraagt om een herkenbaar en eenduidig profiel en op de locatie afgestemde bebouwing die de oriëntatiemogelijkheid en de daarmee de structuur van Zandvoort als geheel versterkt. Bij nieuwe ontwikkelingen langs het Groene Lint dient hiermee dus rekening te worden gehouden. De orientatiemogelijkheden kunnen versterkt worden door het toevoegen van bijzondere en daardoor herkenbare, elementen op specifieke locaties. De bebouwing is hoofdzakelijk eenvoudig vormgegeven. Op een aantal in het oog springende locaties is er sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (langs de Kostverlorenstraat) of gestapelde bebouwing (met name de Burgemeester van Alphenstraat en de Van Lennepweg), waar de bebouwing door het historische architectuurbeeld en/of de bouwmassa een bijzondere plek inneemt.
Weids beeld langs het zuidelijke deel.
45
Waar er historisch waardevolle bebouwing langs het Groene Lint is gelegen dient men de cultuurhistorische waarde van deze bebouwing te respecteren en waar nodig te versterken. De overige bebouwing conformeert zich veelal aan de beeldkenmerken van de aanliggende wijken. Voor het welstandsbeleid wordt daarom verwezen naar de onderstaande welstandscriteria en het gebiedsgerichte beoordelingskader van het aangrenzende gebied.
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid.
Welstandscriteria Algemeen • Bij de beoordeling moet tevens worden voldaan aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het aangrenzende gebied. Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Stedenbouwkundig geëigende locaties accentueren, eventueel aanwezige cultuurhistorische bebouwing dient daarbij gerespecteerd te worden. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • (Vervangende) Nieuwbouw moet bijdragen aan de herkenbaarheid van het Groene Lint. • Massa en vorm van (vervangende) nieuwbouw afstemmen op de schaal van de openbare ruimte en de betekenis van de locatie langs het Groene Lint. • Stedenbouwkundig geëigende locaties accentueren, eventueel aanwezige cultuurhistorische bebouwing dient daarbij gerespecteerd te worden. • Streven naar een goed vormgegeven overgang naar het achterliggende gebied. Gevelkarakteristiek • Geen toepassing van gesloten gevelwanden op voetgangersniveau. • Bij (vervangende) nieuwbouw van grootschalige bebouwing streven naar een zelfstandige vormgeving.
46
Detaillering, kleur en materiaal • Streven naar een zorgvuldige detaillering en materiaalgebruik met een hoogwaardige uitstraling. • Streven naar toepassing van met de omgeving harmoniërende kleuren en materialen.
4.2.9 NIEUW NOORD Gebiedsbeschrijving
De wijk grenst aan het duingebied.
Nieuw Noord wordt begrensd door het duingebied, de Linnaeusstraat, de Noorderduinweg, de Flemingstraat, de Kochstraat en de Kamerlingh Onnesstraat. De wijk heeft in het noorden en oosten een relatie met het duinlandschap, hoewel die door de aanwezige bebouwing niet overal zichtbaar is. De wijk kent verder een open en groene opzet en een evenwichtige structuur, met half open woonblokken, gestapelde woningbouw en brede profielen. Deze kenmerkende eigenschappen zijn typerend voor de planmatig opgezette woonwijken uit de jaren ’60. De bebouwing bestaat uit gestapelde woningbouw en eengezinswoningen die hoofdzakelijk in een strokenverkaveling of half open verkaveling zijn gebouwd. Vanuit de gedachte om eenvormigheid in bebouwingstypologie tegen te gaan zijn er uiteenlopende vormen toegepast. De openbare ruimte bestaat uit formeel ingerichte groenvoorzieningen met vlakke gazons, lage hagen en een forse boomstructuur. De straatprofielen bestaan voornamelijk uit rijbanen met aan weerszijden trottoirs en voortuinen. De erfafscheidingen bij deze voortuinen zijn zeer divers.
Strokenverkaveling haaks op de doorgaande weg.
Hoofdzakelijk rijwoningen in twee lagen met kap.
Vrijstaande woningen komen ook voor.
De eengezinswoningen zijn beeldbepalend voor de wijk. Het betreft hoofdzakelijk rijwoningen, maar ook vrijstaande en twee-onder-éénkap woningen komen voor. De rijwoningen zijn per woonblok samenhangend vormgegeven, terwijl de blokken onderling steeds van elkaar verschillen. Op de koppen van de open woningstroken zijn in de loop van de tijd verschillende aanbouwen en zelfs geheel nieuwe kopwoningen gerealiseerd. De één meer in afstemming met het gehele woningblok dan de ander. De woningen zijn vrijwel allemaal twee bouwlagen hoog en afgedekt met een zadeldak. De gevels zijn opgetrokken in een bruine baksteen en meestal bedekt met grijze pannen. De gevelkarakteristiek is doorgaans eenvoudig, met een uitsluitend functionele detaillering. Hier en daar zijn verbijzonderingen toegepast, zoals overkappingen of inpandige balkons. Een aantal blokken heeft een uitbouw aan de voorkant. Ook zijn door de wijk met enige regelmaat dakopbouwen te vinden. Deze zijn voornamelijk gerealiseerd door het dakvlak aan de achterzijde door te trekken. De vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen zijn hoofdzakelijk gesitueerd rond de Prof. Zeemanstraat en tussen de Lorentzstraat en de Celciusstraat. De woningen rond de Prof. Zeemanstraat vormen een introverte woonbuurt die zich daardoor afkeert van de rest van de wijk. Tussen de Lorentzstraat en de Celciusstraat is er sprake van gesloten bouwblokken, waarin de woningen wel naar de rest van de wijk gericht zijn. De woningen zijn doorgaans één of twee bouwlagen hoog met een zadeldak in langsrichting, echter andere bouwmassa’s en kapvormen komen ook voor. De galerijflats in het noorden en oosten van de wijk zijn vijf tot zeven bouwlagen hoog en hebben een overwegend horizontale geleding. Kenmerkend voor deze flats is de uitgebreide toepassing van prefab elementen, waardoor ze een wat sobere uitstraling hebben. Opvallend zijn de fietsdoorgangen onderin de twee galerijflats dwars op de Lorentzstraat.
Fietsdoorgang in een galerijflat.
47
Centraal in de wijk ligt een voorzieningencentrum. De gestapelde bouw aan de westkant van het centrum is eigentijds wat betreft architectuur en materiaalgebruik. Deze bouwblokken zijn twee tot vijf bouwlagen hoog en herbergen zowel publieke functies als woonfuncties. De bouwblokken aan de oost- en noordzijde van het centrum zijn ouder. Deze zijn twee tot drie bouwlagen hoog. Deze bouwblokken kenmerken zich door de duidelijke scheiding tussen de publieksfunctie en de woonfunctie door de zware gesloten overkapping tussen begane grond en verdieping, die tevens dienst doet als balkon van de woningen. De overgang tussen de woonwijk en het bedrijventerrein Nieuw Noord wordt hoofdzakelijk gevormd door de Kamerlingh Onnesstraat. Hier grenzen achterzijdes en garageboxen van de woningen aan de Fahrenheitstraat aan de weg. In combinatie met hoog opgaand groen geeft dit de straat een besloten karakter.
Eigentijdse architectuur rond het winkelcentrum.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De wijk is ruim opgezet en kent hierdoor veel groen. De planmatige opzet met in hoofdvorm vrijwel identieke woningen die slechts op detailniveau van elkaar verschillen is er sprake van een grote samenhang in bebouwing. In bepaalde gevallen zijn toegevoegde (kleine) bouwwerken wat betreft vormgeving dissonant ten opzichte van de omliggende bebouwing en doen deze afbreuk aan de samenhang van de gehele wijk. Dit uit zich hoofdzakelijk in erfafscheidingen en dakopbouwen, maar ook bij aan- en uitbouwen komt dit voor.
Oudere bebouwing met sterke scheiding tussen winkels beneden en woningen boven.
Middelgrote ontwikkelingen zijn voornamelijk te verwachten rond het voorzieningencentrum in de wijk. Overige ontwikkelingen zijn voornamelijk in de categorie kleine bouwwerken te verwachten. De woonwijk als geheel is in het Beeldkwaliteitplan Zandvoort benoemd als neutraal gebied, met als enige uitzondering het voorzieningencentrum als hoog dynamisch ontwikkelingsgebied. Rondom het winkelcentrum hebben intussen nieuwbouwontwikkelingen plaatsgevonden die de ruimtelijke kwaliteit ten goede zijn gekomen. In het welstandsbeleid zal de aandacht daarom hoofdzakelijk uitgaan naar de vormgeving en positionering van erfafscheidingen, dakkapellen, bijgebouwen en aanbouwen in relatie tot de ritmiek en de samenhang van het gehele woonblok.
Aanbouwen op de kop van bouwblokken komen veelvuldig voor.
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied 48
Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid in combinatie met de sneltoetscriteria voor kleine bouwwerken. Garageboxen en groen langs de Kamerlingh Onnesstraat.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de verkavelingstructuur van de bestaande bebouwing in de omgeving. • Rooilijnen van de belendingen respecteren. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de hoofdvorm van het betreffende bouwblok worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw is een eenvoudige en zorgvuldige gevelindeling wenselijk. • Gesloten gevels aan de weg zijn niet wenselijk. Zij- en achtergevels aan de openbare weg worden bij voorkeur voorzien van raampartijen of van opgaande beplanting tegen de gevel. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Streven naar eenduidig kleur- en materiaalgebruik bij over het gehele bouwblok doorlopende gevelelementen. • Behouden van oorspronkelijke materialen en kleuren van gevels en dakvlak is wenselijk.
49
4.2.10 OUD NOORD Gebiedsbeschrijving Deze wijk is op te delen in een nieuw en een ouder gedeelte. Het vooroorlogse gedeelte ('t Rode Dorp) is gebouwd vanaf 1920. Het nieuwere gedeelte stamt uit de periode 1980-1990. Het oudere gedeelte kent voor de bouwperiode kenmerkende en herkenbare tuindorpstructuur. Hierbij hoort een op het eerste gezicht onlogisch patroon van straten en kleine pleintjes en groenplantsoenen. De meeste bebouwing in dit gebiedsdeel is gebouwd in een half open blokstructuur, waarbij hoekbebouwing zorgvuldig is vormgegeven, zodat toch vrijwel nergens gesloten gevels aan de openbare ruimte grenzen. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit rijwoningen van één of twee bouwlagen met een steile kap of plat dak. De langskappen worden met enige regelmaat afgewisseld door en topgevel met dwarskap, waardoor de eenvormige bouwblokken een kleinschalige uitstraling krijgen. De woningen zijn uitgevoerd in roodbruine bakstenen met een kap van rode dakpannen. De gevelindeling is doorgaans eenvoudig, de geveldetaillering is beperkt tot het uit constructief oogpunt noodzakelijke. Hierdoor is een sterke samenhang ontstaan, die het collectieve karakter van de buurt versterkt.
Grote samenhang door herhaling en eenduidig kleur- en materiaalgebruik.
Eenvoudige, maar zorgvuldige gevelindelingen.
Het nieuwe gedeelte van de wijk is eveneens opgezet in een half open blokverkaveling, echter met een rationeel rechtlijnig stratenpatroon. De bebouwing bestaat hier hoofdzakelijk uit rijwoningen van twee lagen met een asymmetrische kap en kleinschalige appartementencomplexen met een plat dak. Hoekaccenten door middel van een tot nokhoogte doorgetrokken gevel komen veelvuldig voor. De bebouwing in dit gebiedsdeel heeft hierdoor een meer uitgesproken uitstraling, dat wordt versterkt door een gevarieerd kleur- en materiaalgebruik. In de gehele wijk is er met regelmaat sprake van toevoegingen van kleine bouwwerken. Deze zijn in bepaalde gevallen geheel in de stijl van het betreffende bouwblok vormgegeven, terwijl er in andere gevallen geen enkele samenhang met het bouwblok is. De vormgeving van dakkapellen aan de voorzijde is zeer gevarieerd, waardoor binnen één bouwblok soms op iedere woning een andere dakkapel staat.
Moderne bebouwing met bijzonder vormgegeven hoeken.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid 50
Oud Noord is door de stedenbouwkundige en architectonische samenhang van bijzondere waarde. Het oudere gedeelte met de kenmerkende tuindorpstructuur heeft een aanzienlijke cultuurhistorische waarde, het modernere gedeelte van de wijk heeft door de zorgvuldige en verzorgde vormgeving eveneens een hoge beeldkwaliteit.
Kleinschalige appartementencomplexen.
Het collectieve karakter van de bouwblokken is kwetsbaar voor individuele toevoegingen in het kader van woninguitbreiding. Bij vernieuwing of uitbreiding moet de samenhang worden gerespecteerd, waarbij zorgvuldige vormgeving, soberheid en ingetogenheid uitgangspunten zijn.
Grote variatie aan dakkapellen en kleurgebruik doet afbreuk aan collectief beeld.
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege het bijzondere karakter van dit gebied geldt hiervoor een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar inpassing in de bestaande half open blokverkaveling. • Rooilijnen van de belendingen respecteren. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de hoofdvorm van het betreffende bouwblok worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een eenvoudige rechthoekige hoofdvorm, met eventuele verbijzonderingen op de hoeken. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de gevel in harmonie worden gebracht met de rest van het bouwblok. • Bij renovatie of verbouwing van hoekbebouwing moeten reeds aanwezige accentueringen worden behouden. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een eenvoudige, sobere gevelindeling. • Gevels aan de openbare ruimte moeten zorgvuldig worden vormgegeven. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Materiaal- en kleurgebruik van gevels, daken en toevoegingen moeten per bouwblok een eenheid vormen. • Streven naar eenduidig kleur- en materiaalgebruik bij over het gehele bouwblok doorlopende gevelelementen. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
51
4.2.11 JACOB CATSSTRAAT E.O. Gebiedsbeschrijving De Jacob Catsstraat e.o. ligt in het noorden van Zandvoort en wordt begrensd door de Van Lennepweg, het bungalowpark Gran Dorado en de Linnaeusstraat. De buurt kent een ruime opzet met een eenvoudig en formeel ingerichte openbare ruimte. De bebouwing in het gebied bestaat hoofdzakelijk uit rijwoningen en gestapelde woningbouw. Tevens staan er een aantal vrijstaande woningen aan het begin van de Heimansstraat. De openbare ruimte bestaat uit woonstraten met aan weerszijden van de rijbaan betegelde trottoirs en voortuinen.
Sterke ritmiek door herhaling van bouwblokken.
De gestapelde bouw staat langs de Van Lennepweg en de rijwoningen staan daarachter in een open strokenverkaveling. De architectuur (wederopbouwarchitectuur) kenmerkt zich door de eenvoudige architectonische middelen. Hierdoor ontstaat een heldere uitstraling. De gevels zijn opgetrokken in bruine baksteen en kennen een sobere indeling, waarbij gebruik is gemaakt van betonnen elementen en stalen balustrades. De portiekflats bestaan uit drie of vier bouwlagen met berging en de rijwoningen uit twee bouwlagen. Allen hebben ze een zadeldak met een flauwe hellingshoek bedekt met donkere pannen. Een aantal kopgevels van de woningen is gedeeltelijk voorzien van stukwerk met raamopeningen op de zolderlaag. De overige kopgevels bestaan uit baksteen en hebben een uitwendig rookkanaal, een aantal ook met stukwerk. Opvallend aan de rijwoningen ten westen van de Dr. JAC. P. Thijsseweg zijn de dakkapellen. Doordat de goothoogte circa één meter boven de verdiepingsvloer ligt ontstaat een ruime zolderlaag. Deze is voorzien van dakkapellen die zijn opgetrokken uit de voorgevel met een borstwering van plaatmateriaal tussen de dakkapel en raamopening op de verdieping.
Gestapelde woningen in een open verkaveling.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Herhaling van bouwmassa’s en sterke ritmiek in de gevels zijn belangrijkste kenmerken van deze buurt. Ze leveren een grote bijdrage aan de sterke samenhang die de bebouwing onderling heeft. De uniforme vormgeving van de kopgevels aan de straat versterkt dit nog eens. In vrijwel het gehele gebied ontbreken individuele toevoegingen aan de woningen. Hierdoor komt de samenhang vrijwel nergens in gevaar.
52
Sobere wederopbouwarchitectuur.
Het gebied is in het beeldkwaliteitplan benoemd tot neutraal gebied. Behoud van de samenhang en ritmiek is hier gewenst. Het welstandsbeleid is daarom gericht op behoud van de bestaande kenmerken, zonder nieuwe ontwikkelingen in de weg te staan.
Welstandsniveau Regulier welstandsbeleid Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid in combinatie met de sneltoetscriteria voor kleine bouwwerken.
Dakkapellen zijn opgetrokken vanuit de voorgevel.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de ritmiek en verkavelingstructuur van de bestaande bebouwing in de omgeving. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de hoofdvorm van het betreffende bouwblok worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een eenvoudige gevelindeling. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok.
53
4.2.12 PARK DUIJNWIJK & A.J. VAN DER MOOLENSTRAAT E.O. Gebiedsbeschrijving Dit woongebied wordt omsloten door de Van Lennepweg, de Vondellaan, het spoor en de Van Speijkstraat. Het gebied is verkaveld volgens een sterk orthogonaal patroon, rondom een centraal gelegen parkje. Een groot deel van de bebouwing is gebouwd rond de laatste eeuwwisseling. Kenmerkend hiervoor is het neo-modernistische karakter van de stedenbouwkundige patronen en architectuur. De lange, rechte straten worden geflankeerd door strakke gevelwanden. De bebouwing wordt doorgaans gekenmerkt door een sterk geometrische gevelindeling, platte daken, teruggelegen bovenverdiepingen en rechte, horizontaal of juist verticaal gelede vensterstroken. Per bouwblok is een duidelijke samenhang, die wordt versterkt door de toegepaste materialen en kleuren. Op detailniveau is de diversiteit tussen de bouwblokken onderling daardoor relatief groot, waardoor er een gevarieerd, maar toch samenhangend beeld ontstaat. In het noordoosten van de wijk staat nog een aantal vroeg-naoorlogse woonblokken (A.J. v.d. Moolenstraat en omgeving) die dezelfde samenhang per blok kennen als de nieuwe bebouwing. De bebouwing bestaat uit in metselwerk opgetrokken gevels en schilddaken met evenwijdig aan de straat lopende kaprichting. Alleen aan de Hasebroekstraat is sprake van achterkantsituaties aan de openbare weg. Hier grenzen de aan het bouwblok aangebouwde bergingen aan de weg.
Lange, rechte straten met wandwerking.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Door de heldere opzet van de openbare ruimte, de variatie in woningtypen en de sterke samenhang van de bebouwing onderling onderscheidt dit gebied zich van de andere planmatige woningbouw. De samenhang per woningblok is het belangrijkste kenmerk van deze wijk. Ook de oudere bebouwing (A.J. v.d. Moolenstraat en omgeving) kent nog een grote samenhang per woonblok.
Grote samenhang per bouwblok.
Gezien de aard van de bebouwing zijn voornamelijk ontwikkelingen te verwachten in de categorie kleine bouwwerken. Grootschalige ingrepen zijn op korte termijn niet te verwachten.
54
In het beeldkwaliteitplan is de A.J. v.d. Moolenstraat en omgeving benoemd tot consolidatiegebied, het nieuwbouwgebied neutraal. Bij toetsing van bouwaanvragen dient het heterogene karakter van de wijk en de samenhang per bouwwerk/bouwblok gerespecteerd te worden.
Welstandsbeleid
Oudere bouwblokken met een schildkap.
Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid in combinatie met de sneltoetscriteria voor kleine bouwwerken.
Bergingen grenzen aan de straatzijde.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de ritmiek en verkavelingstructuur van de bestaande bebouwing in de omgeving. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet het uitgesproken architectuurthema van het onderhavige bouwwerk worden geïnterpreteerd. • Streven naar oriëntatie en ontsluiting op de aangrenzende weg. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok.
55
4.2.13 MAX EUWESTRAAT EN BEATRIXPLANTSOEN Gebiedsbeschrijving Deze twee kleine woonbuurtjes zijn gesitueerd aan het spoor, aan weerzijden van de Sophiaweg. Beide buurtjes worden ontsloten door een lusstructuur. Het buurtje aan het Beatrixplantsoen bestaat uit rijwoningen in een verkaveling waarbij de voorgevels in een zaagtandstructuur zijn gepositioneerd (ook wel ‘in verdan’ genoemd). Het profiel van de straat bestaat uit een weg met op hetzelfde niveau aan weerszijden voetgangersruimte en voortuinen. De bebouwing bestaat uit geschakelde woningen van één laag met platte daken. De woningen kenmerken zich door de houten gevelbekleding, platte daken en brede daklijsten. Naast de woningbouw is in dit gebied ook het voormalige gezondheidscentrum gesitueerd bestaande uit een samengestelde bouwmassa van meerdere bouwlagen. De Max Euwestraat bestaat uit een rijbaan met aan weerzijden betegelde trottoirs. In de bebouwing kan onderscheid worden gemaakt in rijwoningen in een strokenverkaveling, twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen aan de rand van het buurtje. Alle woningen zijn voorzien van voortuinen. De rijwoningen bestaan uit één en twee bouwlagen met asymmetrische zadelkap en zijn opgetrokken in roodbruine baksteen. Het dak is bedekt met donkere dakpannen. Door de strokenverkaveling is niet altijd sprake van een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterzijde. Beide zijden zijn gelegen aan de openbare weg. De koppen van de woonblokken wordt geaccentueerd door een verspringende voorgevellijn van de kopwoning. De voorgevels hebben een eenvoudige, neutraal geordende en samenhangende gevelindeling met accentuering van de voordeur door een kleine luifel. Op het achterdakvlak is op bijna elke woning een gelijkvormige dakkapel geplaatst. Op sommige woningen is tevens op het voordakvlak een dakkapel geplaatst die de samenhang enigszins aantasten. Aan een aantal kopwoningen is aan de zijgevel een carport geplaatst die terugliggend is gepositioneerd.
Rijwoningen met accentuering van de kopwoning door verspringing in voorgevellijn.
De twee-onder-één-kap woningen kenmerken zich door opvallend lichtkleurige gevels (wit, grijs en blauw). Van deze woningen is de voordeur geplaatst in een terugliggende zijuitbouw. Deze hoeken zijn geaccentueerd door een ondiepe luifel. De erfafscheidingen zijn in dezelfde materiaal- en kleurstelling meeontworpen en vormen daardoor een samenhangend geheel met de woonbebouwing.
56
De vrijstaande bebouwing bestaat uit eenvormige vrijstaande woningen van één bouwlaag met ruime zadelkap. Door de gelijke hoofdmassa en -vorm is er sprake van een bepaalde samenhangende ritmiek. De architectonische uitwerking verschilt per woning. Baksteen in combinatie met hout in verschillende kleuren is het meest toegepast.
Licht kleurgebruik voor twee-onder-één-kap woningen.
Aan de oostzijde zijn gelijkvormige vrijstaande woningen gesitueerd. De architectonische uitwerking varieert.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De samenhang van de woningblokken langs de Max Euwestraat is nog vrij groot. Doordat een aantal bebouwingsblokken met zowel de voorals achterzijde aan de openbare ruimte (weg en spoor) zijn gesitueerd kan vanwege diversiteit aan erfafscheidingen, aan- en bijgebouwen een rommelig straatbeeld ontstaan. In het bestemmingsplan is al aangegeven dat er gestreefd dient te worden naar uniformiteit in dakkapellen. Door het individueel beschilderen van de houten gevelbekleding van de bebouwing langs het Beatrixplantsoen wordt het straatbeeld geleidelijk aangetast. Voor de welstandstoets kan men volstaan met het regulier welstandsbeleid. Enige uniformiteit per bouwblok in erfafscheidingen, dakkapellen, aan- en bijbouwen is gewenst, ook als deze aan de achterzijde worden toegepast wanneer deze zijde naar de openbare weg of het spoor is gericht.
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw moet de rooilijn worden afgestemd op die van de belendingen. • Bij (vervangende) nieuwbouw aansluiten op de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw is een eenvoudige en zorgvuldige gevelindeling wenselijk. • Streven naar behoud van bestaande samenhang en uniformiteit. Naast de rijwoningen van twee bouwlagen zijn er enkele stroken aanwezig van rijwoningen van één bouwlaag met kap.
Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moeten de oorspronkelijke detaillering en het kleur- en materiaalgebruik worden gerespecteerd. • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
Door verscheidenheid aan erfafscheidingen en bijgebouwen aan de openbare weg kan een rommelig beeld ontstaan.
57
4.2.14 EMMAWEG E.O. Gebiedsbeschrijving Dit gebied is ontwikkeld in het eerste deel van de twintigste eeuw. Het is een kleinschalige variant van de ruim opgezette villaparken zoals die e ste eind 19 en begin 20 eeuw werden ontwikkeld. In het gebied is evenals in veel villaparken gekozen voor een parkachtige inrichting, met een sterk groen karakter en een grotendeels gebogen wegenpatroon. Hierdoor zijn er vrijwel nergens lange zichtlijnen te vinden en krijgt het gebied een besloten, bosachtige uitstraling. De bebouwing in dit gebied bestaat grotendeels uit vrijstaande villa’s en ruime twee-onder-één-kap woningen. Veel bebouwing is daarbij sterk teruggelegen ten opzichte van de weg gepositioneerd, waardoor de bebouwing meestal door opgaande erfbeplanting aan het oog wordt onttrokken. De bebouwing is ten opzichte van elkaar doorgaans ook weer gedraaid of verspringend op de kavel gepositioneerd. De bouwmassa’s bestaan doorgaans uit één bouwlaag met kap, en af en toe uit twee lagen met kap. Platte afdekking komt niet voor in dit gebied. De bebouwing is hierbij in het algemeen gebouwd als afzonderlijke objecten. Hierdoor is een grote variatie in vormen en bouwstijlen aanwezig. Dit is met name herkenbaar aan de diversiteit aan hoofdvormen, gevelgeleding, kapvormen, de gevarieerde behandeling van vensters, gootlijsten, schoorstenen en dergelijke. Per object is echter wel sprake van een grote samenhang van de hoofdmassa.
Korte zichtlijnen door parkachtige inrichting.
Het kleur- en materiaalgebruik is grotendeels gelijk bij alle bebouwing. De meeste woningen zijn opgebouwd uit rode of bruine baksteen en afgedekt met een dak van rode of antracietkleurige gebakken dakpannen. Er zijn echter ook woningen met witgepleisterde gevels en een afdekking van grijze betonpannen. Voor kozijnen en ander houtwerk zijn de kleuren meestal beperkt tot wit of donkergroen. Aan- en bijgebouwen en andere kleine bouwwerken zijn doorgaans wat betreft plaatsing, vorm, materiaal- en kleurgebruik goed afgestemd op de karakteristieken van de hoofdmassa. Slechts in een enkel geval is er sprake van dissonantie met de hoofdmassa, meestal door afwijkend kleur- en materiaalgebruik.
Door erfbeplanting weinig zicht op bebouwing.
Een uitzondering op bovenstaande beschrijving wordt gevormd door het driehoekige terrein ten zuiden van de Prinsesseweg. Hier zijn voornamelijk grotere bedrijfs- en voorzieningengebouwen van één bouwlaag met plat dak gebouwd. 58
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Dit gebied heeft door de verkaveling en de inrichting van de openbare en private ruimte een kleinschalig en groen karakter. De aanwezige bebouwingskarakteristieken passen goed in dit beeld. De teruggelegen positionering op de kavel, de grote diversiteit aan architectuurstijlen en de sterke samenhang van de gebouwen op het erf geven dit gebied een bijzondere waarde.
Veelal donkere baksteen en lichtkleurig houtwerk in de gevels.
Ondanks dat veel bebouwing terugligt en achter erfbeplanting is gesitueerd is het belangrijk de samenhang van de hoofdmassa te handhaven. Afwijkend materiaal- en kleurgebruik van aan- en bijgebouwen, dakkapellen, gevelveranderingen (voor- en zijgevel) ten opzichte van de hoofdmassa kunnen het beeld verstoren.
Witgepleisterde gevels komen eveneens voor.
Vanwege de diversiteit aan bebouwing en het fraaie groene woonkarakter is het gebied in het beeldkwaliteitplan aangewezen als consolidatiegebied. Behoud van de bestaande kenmerken is hiervoor het uitgangspunt. Het welstandsbeleid is in navolging hiervan gedetailleerd en beschermend opgesteld. Nieuwe ontwikkelingen worden hiermee niet uitgesloten, maar moeten wel aan hoge kwaliteitseisen voldoen. Het gebied aan de Prinsesseweg vormt een potentieel ontwikkelingsgebied. Hierbij dient herstructurering van het gebied tot woongebied met kleinschalige bedrijvigheid (scholen, kantoorfuncties en dergelijke) afgestemd op het karakter van de omliggende bebouwing en openbare ruimte het uitgangspunt te zijn.
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege de bijzondere waarde geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Behouden van het vrijstaande karakter van de bebouwing. • Respecteren van de onderling variërende rooilijnen bij (vervangende) nieuwbouw. • Verspringing of verdraaiing van de rooilijn ten opzichte van die van de belendingen is wenselijk. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Per individueel gebouw moet eenheid in vorm worden nagestreefd. • Bij renovatie of verbouwing moeten eventuele nieuwe toevoegingen passen in de oorspronkelijke architectuur. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw is het wenselijk gebruik te maken van de karakteristieken zoals die in opbouw, detaillering en ornamentiek bij de bebouwing in het gebied voorkomen. Het totaalbeeld dient echter wel herkenbaar te zijn als van de huidige tijd. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Behouden van oorspronkelijke materialen en kleuren van gevels en dakvlak is wenselijk. • Toepassing van hoogwaardige materialen is gewenst. • Streven naar donkergroen of wit kleurgebruik voor houten elementen. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
59
4.2.15 BURGEMEESTER NAWIJNLAAN E.O. Gebiedsbeschrijving Achter de Kostverlorenstraat, direct aan het duingebied, is een woonbuurtje gelegen uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Het gebied wordt ontsloten door een enkele verkeerslus bestaande uit de Burgemeester Nawijnlaan en Jhr. P.N. Quarles van Uffordlaan. Het gedeeltelijk gelijkvloerse profiel bestaat uit een rijbaan met eenzijdig een parkeerstrook, gecombineerd met groenvoorzieningen. Door de ruime profielen en het aanwezige particuliere en openbare groen is er sprake van een aangenaam woonkarakter.
Veel bruine tinten toegepast.
De bebouwing is kenmerkend voor de stijl uit 1970-1980 en bestaat uit ruime (geschakelde) twee-onder-één-kap woningen. De bebouwing is opgetrokken in twee bouwlagen met zadelkap en eenvoudig metselwerk. Kenmerkend voor deze bouwperiode zijn de lange, tot op de verdiepingsvloer doorgetrokken dakvlakken, en het veelvuldig voorkomen van bergingen aan de openbare ruimte. De gevels van de woningen zijn deels met hout bekleed. Het kleurgebruik is hoofdzakelijk beperkt tot bruintinten. Centraal in het gebied ligt het zorgcentrum Zandvoort met een verzorgingscomplex en (aanleun)woningen. Op de overgang met het duingebied liggen de Gertenbach Mavo en verzorgingshuis Huis in de Duinen. Deze complexen zijn grootschaliger dan de woonbebouwing in het gebied. De bebouwing bestaat uit verschillende bouwmassa’s variërend van twee bouwlagen met een zadelkap tot vijf bouwlagen met een plat dak. De gevels hebben doorgaans een eenvoudige indeling met kozijnpuien met ramen en lichtgekleurde beplating. Kenmerkend zijn de betonnen elementen zoals balkons en de vloeren die in de gevel zichtbaar zijn.
Dakvlakken lopen door tot de verdiepingsvloer.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Door de heldere structuur, het vele aanwezige particuliere en openbare groen onderscheidt dit woongebied zich van andere woongebieden in Zandvoort. Doordat de bebouwing een wat introvert karakter heeft, krijgt het gebied een besloten uitstraling.
Bebouwing heeft een introvert karakter.
In het beeldkwaliteitplan is dit woongebied benoemd tot neutraal gebied. Behoud van het bestaande karakter is hiervoor het uitgangspunt.
Welstandsbeleid 60
Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid. Zorgcentrum Zandvoort centraal in het gebied.
Aanleunwoningen rondom het zorgcentrum.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw moet de rooilijn worden afgestemd op die van de belendingen. • Bij (vervangende) nieuwbouw aansluiten op de ritmiek van de bestaande bebouwing in de omgeving. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw is een eenvoudige en zorgvuldige gevelindeling wenselijk. • Gesloten gevels aan de openbare weg zijn niet wenselijk. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moeten de oorspronkelijke detaillering en het kleur- en materiaalgebruik worden gerespecteerd. • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
61
4.2.16 ZUID Gebiedsbeschrijving De ligging van Zuid ten opzichte van het duingebied is bijzonder te noemen. Het stratenpatroon is haaks op het duingebied georiënteerd, waardoor de relatie met het duingebied optimaal is. Regelmatig zijn doorzichten naar het duinlandschap het resultaat. De bebouwing kent een afwisseling in vooroorlogse en naoorlogse woningbouw. Globaal is de wijk op te delen in drie delen: het gebiedsdeel ten noorden van de Brederodestraat, het gebiedsdeel tussen de Brederodestraat en de Tolweg en het gebiedsdeel ten oosten van de Tolweg. Ten noorden van de Brederodestraat heeft de bebouwing een divers karakter en is de bebouwingsdichtheid relatief hoog. De meeste bebouwing in dit deel is vooroorlogs, hoewel ook modernere invullingen aanwezig zijn. Er zijn hoofdzakelijk rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen gebouwd, waarbij één of twee bouwlagen met een kap de meest voorkomende massa’s zijn. Opvallend is het veelvuldig toegepaste principe van veranda's en erkers bij zowel de vooroorlogse als de nieuwere woningen. In dit deel is sprake van menging van de woonfunctie met de meer recreatieve-toeristische functies. Hierdoor zijn er in dit gebied relatief veel reclame’s en naamborden aan de gevels aanwezig. Tussen de Brederodestraat en de Tolweg is er meer sprake van planmatige woningbouw. Dit gebiedsdeel is ruimer en groener van opzet, met grotendeels twee-onder-één-kap woningen en seriematige woningbouw op grotere kavels. Rondom de Lijsterstraat en de Dr. C.A. Gerkestraat zijn een aantal grootschalige bebouwingselementen gesitueerd, zoals appartementencomplexen, de Oranje Nassauschool en het grotere, op een verhoging gelegen woongebouw de Schelp. De bebouwing is gefaseerd ontwikkeld en daardoor divers wat betreft architectonische vormgeving, maar draagt allemaal een duidelijk eigen tijdsbeeld.
Vooroorlogse bebouwing met erkers ten noorden van de Brederodestraat.
Tussen de Brederodestraat en de Tolweg komen veel twee-onder-één-kap woningen voor.
Grootschalige objecten centraal in de wijk.
Ten oosten van de Tolweg is de samenhang in bebouwing groot. De bebouwing is hier gebouwd in een open blokverkaveling met rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen. Hoewel de bouwperiode van de diverse bouwblokken varieert van vroeg-naoorlogs tot de jaren ’70, is de hoofdvorm van de diverse bouwblokken vrijwel identiek. De gevelindelingen zijn wel gevarieerd.
62
De rijwoningen bestaan nergens uit meer dan vijf woningen, wat in combinatie met de twee-onder-één-kap woningen een relatief kleinschalig beeld geeft. De bebouwing is vrijwel allemaal voorzien van een langskap, waarbij meestal gebruik is gemaakt van rode of antracietkleurige dakpannen. De meeste gevels zijn gebouwd in een roodbruine of bruine baksteen. Afhankelijk van de bouwperiode is de gevel gevuld met kleine vensterpartijen of juist grote prefab puien.
Eenduidige hoofdvormen oost van de Tolweg.
In heel Zuid is met enige regelmaat sprake van toevoegingen aan de oorspronkelijke hoofdmassa’s. Voornamelijk dakkapellen en aan- en uitbouwen zijn veelvuldig gebouwd, ook grenzend aan de openbare ruimte.
Dakkapellen zijn soms onevenredig groot en tasten het bebouwingsbeeld aan.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De unieke visuele relatie van de woonwijk met het aangrenzende duingebied is zeer belangrijk voor de beleving van de wijk. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom altijd met respect voor deze relatie plaatsvinden. De samenhang van de bebouwing onderling is eveneens een belangrijk kenmerk, dat soms in het gedrang dreig te komen door een grote verscheidenheid aan individuele uitbreidingen van de woning. Bij vernieuwing of uitbreiding moet de sterke samenhang worden gerespecteerd, waarbij eenduidige vormgeving, kleur- en materiaalgebruik uitgangspunten zijn.
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de ritmiek en verkavelingstructuur van de bestaande bebouwing in de omgeving. • De visuele relatie van de bestaande bebouwing met het duinlandschap moet worden gerespecteerd. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande hoofdmassa worden gerespecteerd. • (Vervangende) nieuwbouw moet aansluiten op de massa en vorm van de belendingen. • Bij (vervangende) nieuwbouw moet een zadelkap of plat dak worden toegepast. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw gevelindeling afstemmen op die van de belendingen. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moeten de oorspronkelijke detaillering en het kleur- en materiaalgebruik worden gerespecteerd. • Streven naar eenheid in kleur- en materiaalgebruik per bouwblok. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
63
4.2.17 BENTVELD Gebiedsbeschrijving Het villagebied Bentveld is ontstaan rondom het Landgoed Groot Bentveld en gelegen op de reliëf- en bosrijke binnenduinrand. Het gebied wordt doorsneden door de Zandvoortselaan die een breed, voornamelijk verkeerskundig profiel kent. Het gebied kent een grillige structuur van gebogen lanen en straten met vele richtingsveranderingen en zeer eenvoudige profielindelingen, begeleid door particulier en openbaar groen.
Karakteristiek zijn grote villa's op ruime kavels.
Er is hoofdzakelijk sprake van een vrijstaande situering van de bebouwing die overwegend door opgaande begroeiing aan het zicht wordt onttrokken. De samenhang in het villagebied komt voornamelijk voort uit de landschappelijke setting, het verkavelingpatroon en de situering van bebouwing ten opzichte van de weg. De bebouwing wordt gekenmerkt door karakteristieke grote villa’s op zeer ruime kavels, welke omgeven zijn door riante waardevolle beplanting van de binnenduinrand. Daarbij is er sprake van afwisseling in afstanden tussen de villa's onderling en ten opzichte van de weg. Villabouw wordt voornamelijk gekenmerkt door grote bouwmassa’s die zijn samengesteld uit meerdere bouwdelen. Villa’s zijn in het algemeen ontstaan als afzonderlijke objecten met een grote variatie in vormen, maten en bouwstijlen. Dit is met name herkenbaar aan de diversiteit aan hoofdvormen, gevelgeleding, kapvormen, de gevarieerde behandeling van vensters, gootlijsten, schoorstenen en dergelijke. Opvallend is de praktische en op comfort gerichte ordening van de meeste villa’s. Licht, lucht, zon en uitzicht zijn altijd het uitgangspunt geweest bij het bouwen van villa’s. Ten zuiden van de Zandvoortselaan is sprake van (soms seriematige) villabouw met een relatief hoge dichtheid. De villa's hebben een grote diversiteit in verschijningsvorm en zijn doorgaans op grote kavels gesitueerd.
Teruggelegen positionering ten opzichte van de weg.
Vrijstaande bebouwing wordt gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door begroeiing.
Ten noorden van de Zandvoortselaan is sprake van een meer kronkelend verloop van de wegen. De kavels en de villa’s zijn hier groter en verborgen achter de erfbeplanting. In enkele gevallen is sprake van twee woningen onder één kap en gestapelde woningbouw in de vorm van ruime galerijflats en urban villa's.
64
De Zandvoortselaan wordt geflankeerd door een grote verscheidenheid aan bebouwing. Behalve grote villa’s zoals hierboven beschreven zijn er ook andere gebouwen aanwezig. Er is onder andere een fraai woningcomplex gelegen, nabij de kruising met de Duindoornlaan, uit begin 20ste eeuw met een monumentale waarde door gaafheid en architectonische betekenis. Ook ligt er, door de teruggelegen ligging ten opzichte van de weg nauwelijks zichtbaar, een grootschalig bejaardentehuis van meerdere verdiepingen. Er zijn echter ook objecten met een minder bijzondere uitstraling, voornamelijk daar waar er sprake is van aanpassing van panden ten behoeve van winkel- of bedrijfsruimte. Kleine bouwwerken en reclames zijn daarbij doorgaans prominent in beeld.
Samenstelling van diverse bouwdelen draagt bij aan het karakter.
Grootschalige objecten komen zeer beperkt voor.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Het bosrijke gebied met grotendeels vrijstaande villa's kan worden omschreven als een kwalitatief hoogwaardig woongebied, vanwege zowel de openbare ruimte als architectuurrijke villabebouwing.
Kwalitatief hoogwaardig woongebied.
Er is sprake van een grote vrijheid aan individuele vormgeving en positionering van de villabebouwing ten opzichte van de weg, wat een divers beeld oplevert. De villabebouwing geeft een staalkaart te zien van ruim een eeuw rijke architectuurtraditie. Het tijdsbeeld, de stijlkenmerken, de plasticiteit en gevelgeleding, toevoegingen, ornamentiek en kleur- en materiaalgebruik zijn zeer belangrijke kenmerken, die de villa’s een eigen karakter geven en daarom in het welstandsbeleid extra aandacht vragen. Langs de Zandvoortselaan zijn een aantal functies (bijv. garage/autodealer) gesitueerd die door hun verschijningsvorm het traditionele beeld van een villagebied aantasten. Het welstandsbeleid is er op gericht deze dissonante elementen bij verbouwing en/of renovatie een kwaliteitsverbetering te laten ondergaan, zodat er een representatief beeld ontstaat van het achterliggende gebied .
Verschijningsvorm aangetast door functie.
De landgoederen en villagebieden op en langs de binnenduinrand zijn in de Nota Belvedère beschreven als cultuurhistorisch waardevolle gebieden. In het beeldkwaliteitplan is het gebied benoemd tot consolidatiegebied. Daarbij dient extra aandacht te worden besteed aan toevoegingen aan de hoofdbebouwing.
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsgebied Vanwege het bijzondere cultuurhistorisch waardevolle karakter van dit gebied geldt hiervoor een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Het landschappelijke duinkarakter en de reliëfrijke omgeving vormen een onlosmakelijk onderdeel van het karakter van villagebieden en dienen dan ook als uitgangspunt te worden gehanteerd bij het ontwerp van bebouwing (situering en erfinrichting). • Bebouwing dient ruim teruggelegen ten opzichte van de weg gesitueerd te worden. • Bij nieuwbouw streven naar oriëntatie van de voorgevel op de weg. Bij vervangende nieuwbouw is de oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. • Variatie in rooilijnen van de belendingen respecteren.
65
Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet de bestaande (samengestelde) hoofdvorm worden gerespecteerd. • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke kapvorm worden gerespecteerd. • Behouden van de bouwkundige eenheid bij renovatie of verbouwing. • Bij (vervangende) nieuwbouw moeten de bouwhoogtes van de belendingen worden gerespecteerd. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar een onderlinge diversiteit aan kapvormen. • Streven naar een hoofdvorm van samengestelde delen in dezelfde stijl en met een grote samenhang. • Toepassing van platte daken is uitgesloten. • Herkenbaarheid en representativiteit van het bouwwerk dienen van hoog niveau te zijn. Gevelkarakteristiek • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd. • Bij renovatie of verbouwing moet het oorspronkelijke karakter van de entreepartij worden gerespecteerd. • Bij nieuwbouw streven naar herkenbaarheid van de bouwperiode. • Zichtbaarheid van de hoogwaardige woonfunctie van het bouwwerk in het ontwerp is een vereiste. • Zij- en achtergevels dienen met evenveel zorg te worden vormgegeven als de voorgevels. Detaillering, kleur en materiaal • Eenheid in materiaal- en kleurgebruik per individueel pand is vereist. • Bij renovatie of verbouwing moeten detaillering, kleur- en materiaalgebruik de reeds aanwezige traditionele middelen respecteren. • Zorgvuldige aandacht besteden aan de vormgeving en detaillering van gevel, daklijsten en entreepartijen. • Ornamenten en overige gevelversieringen moeten afgestemd worden op de aard en architectuur van het gebouw als geheel. • Streven naar gemetselde gevels met baksteen in (donkere) aardtinten (geelbruin- en roodbruinachtige tinten) of wit. • Streven naar dakbedekking van dakpannen in terra-achtige of donkere kleur, riet, leien, zink of andere ‘natuurlijke’ materialen. 66
• Bonte en/of sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet toegestaan voor gevels en/of dakvlakken. • Streven naar kozijnen, deuren, boeiboorden en dorpels in een donkere kleur of wit.
4.2.18 BEDRIJVENTERREIN NIEUW NOORD Gebiedsbeschrijving Het bedrijventerrein Nieuw Noord grenst aan de woonwijk Nieuw Noord en wordt daarnaast begrensd door het spoor en de begraafplaats. De verkavelingstructuur volgt de rationele verkaveling van de woonwijk. De openbare ruimte is echter wat onoverzichtelijk door de manier waarop deze door bedrijven en bezoekers wordt gebruikt. De bedrijfspanden zijn grotendeels geschakeld in een gesloten blokstructuur. Elk bedrijfspand heeft zijn eigen gevelopbouw en- uitstraling, die kan variëren van constructiewerkplaats met een vrijwel geheel gesloten gevel tot een showroom of kantoorachtige bebouwing met zeer transparante gevels. De bouwhoogte van de verschillende panden kent daarentegen wel een bepaalde afstemming.
Gevarieerde, geschakelde bedrijfsbebouwing.
De toegepaste materialen zijn wisselend. Plaatmaterialen en damwandprofielen zijn veel toegepast, maar ook beton-, baksteen- en glasconstructies komen voor. Doordat veel bedrijven een eigen kleurstelling hebben toegepast, is er weinig sprake van samenhang. Een aantal bedrijven heeft op de erfgrens een al dan niet gesloten erfafscheiding geplaatst. Het terrein van de rioolwaterzuivering wordt voor een groot deel onttrokken aan het zicht door het groen, soms kan er een blik geworpen worden op de buizenconstructies en de oude bedrijfspanden op het terrein. In het gebied is ook een woonbuurt aanwezig. De buurt telt drie stroken met rijwoningen in een groene setting. De woningen zijn per bouwblok eenduidig vormgegeven. Ze bestaan uit twee bouwlagen met een zadeldak in langsrichting.
Hoge erfafscheidingen aan de openbare ruimte.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De bebouwing is in de meeste gevallen zakelijk en functioneel, en aangezien veel bedrijven geen publieksfunctie hebben is er slechts beperkte aandacht voor een representatief uiterlijk. Uiteraard zijn er ook positieve uitzonderingen van representatieve gebouwen met een duidelijk naar buiten gerichte straatgevel en keurig ingericht erf. Opslag van goederen en parkeren vindt veel aan of in de openbare ruimte plaats, waardoor die een wat rommelig aanzicht krijgt. De algehele ruimtelijke kwaliteit is daardoor matig. Zowel het beeld van de openbare ruimte als van de bebouwing is daardoor rommelig. Dit heeft consequenties voor de representativiteit, aangezien er vanaf het spoor direct zicht is op dit bedrijventerrein.
Toegepaste materialen variëren.
Een ander aandachtspunt is de ligging van het bedrijventerrein ten opzichte van het nabij gelegen woongebied. De overgang van bedrijvigheid naar wonen is kwetsbaar en behoeft aandacht.
Opslag aan de openbare ruimte verstoort het beeld.
67
Het bedrijventerrein is in het beeldkwaliteitplan Zandvoort benoemd tot een laag dynamisch ontwikkelingsgebied. Er wordt gestreefd naar een geleidelijke overgang van het bestaande bedrijventerrein naar een representatief bedrijfsgebied met een mengeling van ruimte-intensieve en kleine bedrijven. Het welstandsbeleid is in navolging daarvan richtinggevend opgesteld, zodat ontwikkelingen zullen bijdragen aan een langzame verbetering van het gebied.
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied Voor dit gebied kan volstaan worden met een regulier welstandsbeleid in combinatie met de sneltoetscriteria voor kleine bouwwerken.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar aansluiting op de verkavelingstructuur van de bestaande bebouwing in de omgeving. • Rooilijnen van de belendingen respecteren. • Bij nieuwbouw streven naar oriëntatie van de ontsluiting op de openbare ruimte. • Bij (vervangende) nieuwbouw streven naar situering van expeditieen opslagruimtes aan de achterzijde van het gebouw. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • De massa en vorm van een gebouw moeten bijdragen aan de representativiteit van het gebouw. • Streven naar oriëntatie van de representatieve ruimtes van de bebouwing (showrooms, kantoren e.d.) op de openbare ruimte. Gevelkarakteristiek • Streven naar representatieve gevels op zichtlocaties. • Geheel gesloten gevels aan de straatzijde zijn niet wenselijk. • In het gevelontwerp moet reclameruimte worden opgenomen. Hierbij moeten de welstandscriteria voor reclames op bedrijventerreinen zoals opgenomen in paragraaf 5.2.5 in acht worden genomen. Detaillering, kleur en materiaal • Zorgvuldig omgaan met de vormgeving en detaillering van entreepartijen. 68
• Streven naar toepassing van hoogwaardige, duurzame materialen, in afstemming met de (representatieve) aard van het gebouw. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
4.2.19 BUNGALOWPARK EN CAMPINGS Gebiedsbeschrijving De grootschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen hebben een geheel eigen karakter. Door de specifieke functie is de inrichting van het terrein en de vormgeving van de bebouwing veelal afwijkend van andere gebieden.
Bungalowpark Center Parcs
Receptiegebouw op een camping.
Kantinegebouw op een camping.
Het bungalowpark van Center Parcs ligt ingeklemd tussen de Burgemeester van Alphenstraat, de Van Lennepweg, de Dr. Jac. P. Thijsseweg en het Circuitpark. De recreatieve bungalows en voorzieningen zijn in een ruim opgezette structuur opgenomen en geïntegreerd in het duinlandschap. Vanaf de openbare weg is er, door de ligging in de duinen, nauwelijks sprake van zicht op de bebouwing in het park. De ontsluiting bestaat uit smalle, grillig lopende paden en wegen. De entree van het park ligt aan de van Lennepweg. Hier liggen de voorzieningen van het park: een (winkel)centrumgebouw en een zwembad. De kleinschalige bungalows zijn voornamelijk geschakeld. Ze hebben een eigen, typisch karakter en zijn in verschillende richtingen gepositioneerd. De bebouwing bestaat uit één laag met asymmetrische zadelkappen. Het kleurgebruik is net als de vormgeving op het gehele park identiek. Er zijn in totaal vijf campings in Zandvoort: Het Helmgat (gedeeltelijk op Bloemendaals grondgebied), De Duinrand, De Branding, Molenaar en Sandevoerde. De meeste campings zijn gelegen en geïntegreerd in het duingebied, met uitzondering van camping Molenaar, die ligt in de spoorzone. De beplanting op de campings zorgt voor een natuurlijke buffer tussen de camping en de omgeving. De enige bouwvergunningplichtige bouwwerken die op deze terreinen staan zijn receptiegebouwen, toiletgebouwen en eventueel een kantine of activiteitengebouw. Deze gebouwen bestaan doorgaans uit één laag met een plat dak of een kap met licht hellend dakvlak. Het materiaal- en kleurgebruik voor de gebouwen varieert. Bovendien zijn bij veel standplaatsen zonder bouwvergunning bergingen gebouwd.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De integratie van het bungalowpark en de campings in het omliggende landschap is een belangrijke eigenschap. Hierdoor is er vanuit de omgeving weinig tot geen zicht op de bebouwing op de terreinen. De terreinen zijn in beperkte mate aan ontwikkelingen onderhevig. Kleine bouwwerken zijn, hoofdzakelijk vanwege veiligheidseisen, niet toegestaan bij de kampeermiddelen en recreatiewoningen. Ook bij de voorzieningen acht de gemeente kleine bouwwerken niet wenselijk. Daar waar bebouwing wordt vervangen of toegevoegd is het noodzakelijk dat er een goede afstemming plaats vindt met de (natuurlijke) omgeving. Grootschalige bebouwing is daarbij niet wenselijk. Het beeldkwaliteitplan geeft aan dat het bungalowpark een neutraal gebied is. Dit geldt ook voor de campings.
69
Welstandsbeleid Regulier welstandsgebied Voor deze gebieden kan worden volstaan met een regulier welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Streven naar een positionering onzichtbaar vanaf de openbare ruimte. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Vormgeving in aansluiting bij landelijke omgeving. Detaillering, kleur en materiaal • Streven naar toepassing van met de landelijke omgeving harmoniërende kleuren en materialen.
70
4.2.20 DUINLANDSCHAP Gebiedsbeschrijving Zandvoort is gelegen in een fraai duinlandschap, waardoor het duingebied een belangrijk onderdeel vormt van de identiteit van Zandvoort. Het landschap bestaat uit reliëfrijke zandduinen met daarin verschillende grootschalige recreatieve functies, zoals het Kennemer golfterrein en het Zandvoortse circuit. Geleidelijk gaan de zandduinen over in het bosrijkere gebied van de binnenduinrand. De toegankelijkheid van de duinen is beperkt tot een aantal wandel- en fietsroutes. De Zandvoortselaan en het spoor doorkruisen het duingebied en vormen een barrière tussen het duingebied Kraaienveld en het Kraansvlak. Een opvallend gebied is de duinstrook tussen Noordwijk en Zandvoort; de Amsterdamse Waterleidingduinen. Het gebied wordt sinds 1853 gebruikt voor de winning van drinkwater voor Amsterdam. Het gebied kenmerkt zich door de kanalen en het gevarieerde natuurbeeld. De bebouwing bestaat onder andere uit lintbebouwing langs de Zandvoortselaan. Achter dit lint liggen een aantal gebouwen behorende bij tennispark De Glee, Kennemersportpark TZB, de Kennemer Golf- en Countryclub, Caravanpark Sandevoerde en revalidatiecentrum Nieuw Unicum. Aan de Duintjesveldweg ligt Sportpark Duintjesveld, met een groot aantal clubgebouwen van diverse verenigingen. Aan de Heimansstraat liggen in het duingebied de gebouwen van Manege Rückert en de Scouting Sint Willibrordus. Aan de Keesomstraat liggen Manege Sandevoerde, woonwagenpark Keesomplein, het Kennemer Dierentehuis en een volkstuinencomplex. Achter Boulevard Barnaart ligt het circuitpark Zandvoort, met uiteenlopende facilitaire bebouwing. Het clubgebouw van de Kennemer Golf- en Countryclub aan de Kennemerweg en het voormalige pompgebouw aan de Zandvoortselaan zijn gemeentelijke monumenten. Vooralsnog vormt de bebouwing geen storende aanblik op het duinlandschap. Het revalidatiecentrum Nieuw Unicum is zelfs een fraai voorbeeld hoe grootschalige gebouwen in het duinlandschap opgenomen kunnen worden.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De herkenbaarheid van het duinlandschap is van groot belang voor de beleving en identiteit van Zandvoort. Voornamelijk vanaf de Zandvoortselaan en vanuit de woongebieden is er een aantal fraaie doorzichten naar het duinlandschap. Het welstandsbeleid is gericht op het behoud van de natuurwaarden en de bescherming van het typische duinlandschap. De Zandvoortselaan hoort ondergeschikt te zijn aan het duinlandschap, waarbij de barrièrewerking van deze verkeersas minimaal is. De relatie tussen het noordelijke duingebied van Zandvoort en de Amsterdamse waterleidingduinen dient onder andere door zichtlijnen behouden te blijven. Het duingebied van de Amsterdamse waterleidingen en de voormalige Trambaan zijn in de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart opgenomen als waardevol gebied respectievelijk waardevolle structuur. Daarnaast vormen de Amsterdamse Waterleidingduinen samen met Nationaal Park Zuid-Kennemerland beschermde natuurgebieden.
Het duinlandschap kent weinig bebouwing.
Wanneer het huidige stedelijke gebied wordt uitgebreid in het duingebied zullen de onderstaande welstandscriteria niet meer voldoen. Voor dergelijke locaties kunnen op basis van hoofdstuk 7 in deze nota nieuwe gebiedsgerichte beoordelingskaders worden opgesteld.
71
Welstandsniveau Bijzonder welstandsgebied Vanwege de hoogwaardige natuurlijke omgeving geldt voor dit gebied een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Clustering van bebouwing en aaneengesloten bebouwing zijn niet wenselijk. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • De hoofdvorm van een gebouw moet passen in en ondergeschikt zijn aan het duinlandschap. • Een samengestelde hoofdvorm heeft de voorkeur boven een enkelvoudige. Gevelkarakteristiek • Aan het ontwerp van een bouwwerk moet de functie af te lezen zijn. • Geen toepassing van gesloten gevelwanden op voetgangersniveau. Detaillering, kleur en materiaal • De bebouwing mag geen contrast vormen met het duinlandschap. • Het is wenselijk om natuurlijke materialen toe te passen. • Kleurgebruik moet worden beperkt tot aardkleuren.
72
5. OBJECTGERICHTE WELSTANDSCRITERIA 5.1 TOELICHTING In dit hoofdstuk zijn de objectgerichte beoordelingskaders opgenomen voor bouwwerken die zo specifiek zijn dat ze, ongeacht het gebied waarin ze worden geplaatst, een eigen serie welstandscriteria vergen. De opzet van deze objectgerichte beoordelingskaders is vergelijkbaar met de gebiedsgerichte beoordelingskaders. Ook hierbij gaat het steeds om ‘relatieve’ welstandscriteria. De bouwplannen worden altijd aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling de criteria interpreteert in het licht van het concrete bouwplan (dit in tegenstelling tot de sneltoetscriteria voor de kleine bouwplannen in het volgende hoofdstuk, die vrijwel ‘absoluut’ zijn). Ook voor de specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsniveau van belang. Het moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn voor de specifieke bouwwerken vier welstandsniveaus mogelijk: de beschermde objecten, dat wil zeggen de door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen monumenten; de bijzondere objecten waarbij extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is; de reguliere objecten waarbij de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd en de welstandsvrije objecten. Voor de volgende gebouwtypen en bouwwerken zijn uitwerkingen opgenomen. 1. 2. 3. 4. 5.
Monumenten (incl. voorgedragen monumenten) Woonwagens Veranda’s Dakopbouwen Reclame
Een aantal van bovenstaande objecten zijn niet of niet altijd (regulier) bouwvergunningplichtig. Voor deze objecten wordt echter in andere gemeentelijk beleidsstukken en de A.P.V. een welstandstoets verplicht gesteld.
73
5.2 BEOORDELINGSKADERS 5.2.1
MONUMENTEN
(incl. voorgedragen monumenten)
Objectbeschrijving Een monument is (een deel van) een gebouw of terrein dat van algemeen belang is door schoonheid of geschiedenis, belangrijk is voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde heeft. Een monument is dus veel meer dan een groot oud gebouw. Het kan symbool staan voor een bepaalde periode of gezien worden als eerste of meest belangrijke verbeelding van een kunststroming. Monumenten worden volgens een aanwijzingsprocedure formeel vastgesteld door het Rijk, de provincie en/of de gemeente. Het gaat alleen om de onroerende zaken. Naast de vele monumenten zijn er in Zandvoort ook een aantal panden die een belangrijke cultuurhistorische en/of architectonische waarde vervullen. Ook voor deze panden geldt dat ze een belangrijke cultuurhistorische en/of architectonische waarde vervullen. De gebouwen en terreinen zijn divers van karakter en hebben elk bepaalde bijzonderheden in cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige zin.
Veel verandawoningen zijn beschermde monumenten.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De gemeente voert een actief monumentenbeleid en beschikt over een monumenteninventarisatie. Daarnaast is een aantal van de nieuwe bestemmingsplannen voorzien van een (cultuur)historische paragraaf. In totaal zijn er ongeveer 120 beschermde gemeentelijke en Rijksmonumenten in de gemeente aanwezig. Daarnaast is er in de provinciale Cultuurhistorische Waarden Kaart het gebied Haarlemmerstraat/Zandvoortselaan aangewezen als waardevol gebied.
74
De gebouwen en terreinen hebben met name een cultuurhistorische en/of architectuurhistorische waarde en dienen dan welstandshalve ook als zodanig behandeld te worden. Voor monumenten geldt bij de beoordeling van verbouwingen in beginsel de stelregel dat bescherming en instandhouding van de oorspronkelijke architectuur voorop staat. Hiertoe zijn eveneens de bepalingen in de monumentenverordening van toepassing bij de beoordeling van bouwaanvragen die betrekking hebben op een beschermd monument. Uiteraard geldt deze bescherming en instandhouding uitsluitend voor het beschermde (deel van het) object.
Welstandsniveau Beschermd welstandsobject/Bijzonder welstandsobject Beschermde monumenten worden behandeld als beschermde welstandsobjecten, voorgedragen monumenten die nog niet zijn vastgesteld worden behandeld als bijzondere welstandsobjecten.
Het gasthuishofje is één van de jongere monumenten.
Welstandscriteria voor monumenten Onderstaande criteria komen voort uit de bestaande aanwezige karakteristieken van het object en het gewenste beeld. De criteria dienen altijd in samenhang met de hiervoor behandelde beschrijving, waardebepaling en beleidsrichting van het gebied, gehanteerd te worden. Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij verbouwingen of renovatie dient men aan te sluiten op de verkaveling, positie en oriëntatie van de oorspronkelijke of reeds aanwezige bebouwing. • De gebouwen zijn als zelfstandige eenheden herkenbaar en dienen ook als architectonische eenheid behouden te blijven. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij verbouwingen of renovatie dient men aan te sluiten op de bouwmassa en hoofdvorm van de oorspronkelijke of reeds aanwezige bebouwing. • Bij verbouwingen dienen de contouren en het silhouet van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw zichtbaar te blijven.
Gevelkarakteristiek • De gevelindeling en geleding behouden. Detaillering, kleur en materiaal • Detaillering in harmonie met gebouw en omgeving behouden, gevarieerd en zorgvuldig. • Dakkapellen, kroonlijsten, erkers en dergelijke moeten worden vormgegeven als zelfstandige elementen. • Bij renovatie, aan- of verbouw de stijl aanpassen aan het bestaande gebouw, waarbij een hedendaagse interpretatie op de historische kenmerken mogelijk is. • Behouden van materiaalgebruik gelijk aan of vergelijkbaar met het bestaande context. Géén kunststoftoepassingen. • Kleurgebruik aansluiten bij de aard en het (historische) karakter van het gebouw.
75
5.2.2
WOONWAGENS
Objectbeschrijving Tot deze categorie behoren alle woonwagens in Zandvoort. Deze zijn geconcentreerd in twee woonwagengebieden. Een klein woonwagengebied aan de Heimansstraat en een grotere aan het Keesomplein. Op termijn zal er een klein derde woonwagengebied bijkomen langs het spoor, ter hoogte van Park Duijnwijk. De ruimtelijke opbouw van de kleinere woonwagengebieden wordt gekenmerkt door woonwagens die regelmatig in de rooilijn en parallel aan elkaar zijn gepositioneerd. Het woonwagengebied aan het Keesomplein heeft door een aantal korte, geknikte en doodlopende straten met onduidelijke voor- en achterkant situaties een meer ongestructureerde opbouw. Mede door de variatie in bouwmassa en kleur- en materiaalgebruik van bijgebouwen en erfafscheidingen ontstaat hier een rommelige uitstraling. De woonwagens hebben een rechthoekige opbouw en worden gekenmerkt door onderlinge samenhang. De massa’s zijn opgebouwd uit één bouwlaag met een licht hellend zadeldak, veelal met wolfseinden. De woonwagens zijn met kopgevels op de weg georiënteerd. Vaak is er sprake van enkele eenvoudige aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen. Gevels worden gekenmerkt door eenvoudige vormgeving en indeling, met grote gevelopeningen in de vorm van erkers. Het kleuren materiaalgebruik bestaat uit witte of lichtkleurige gevelbeplating van steenstrips of kunststof schroten en donkere dakbedekking uitgevoerd in bitumen of (kunststof) dakpannen. De entree ligt veelal verhoogd boven een gemetselde of donkere plint, toegankelijk met een trapje. De samenhang in het ruimtelijk beeld wordt vaak verstoord door een grote variatie aan erfafscheidingen, uitgevoerd in verschillende kleuren en materialen. Daarnaast zijn erven verhard met ruimte voor parkeren en stalling van caravans e.d..
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Bij een woonwagen is geen sprake van een bouwwerk in de zin van de Woningwet. De situering en de inrichting van de standplaats vallen echter wel binnen de reikwijdte van welstand, waardoor woonwagens op grond van de Woningwet behandeld dienen te worden als bouwvergunningplichtige bouwwerken. Daarnaast stelt de Woningwet dat het ongewenst is dat aan, bij of op woonwagens bouwvergunningsvrij aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en dakkapellen kunnen worden gerealiseerd. Met het oog daarop is het bouwen van deze bouwwerken niet bouwvergunningsvrij maar licht-bouwvergunningplichtig wanneer dat bouwen plaatsvindt aan, bij of op woonwagens. 76
De meeste woonwagens grenzen aan of staan binnen bestaande woongebieden of het duingebied. Daarmee zijn ze mede bepalend voor het ruimtelijk beeld binnen deze gebieden en dient met name aandacht te worden besteed aan een verzorgde en samenhangende opbouw en vormgeving binnen de woonwagengebieden.
Welstandsniveau Regulier welstandsobject Woonwagens zijn reguliere welstandsobjecten. Hierbij dient met name gestreefd te worden naar een goede inpassing in de directe omgeving en het respecteren van de woonwagen als bebouwingstype.
Veelal lichtkleurige gevelbeplating in combinatie met donkere dakbedekking.
Welstandscriteria Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Respecteren van vrije ligging woonwagens. • Positionering in de heersende rooilijn. Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Eenvoudige rechthoekige hoofdvorm met een licht hellend zadeldak (eventueel met wolfseinden). • Behouden van de oriëntatie van de woonwagens met kopgevels gericht op de weg. Gevelkarakteristiek • Interpreteren van de gevelopbouw van de woonwagens met een duidelijk niveau verschil, vormgegeven met een plint en verhoogde entree. • Streven naar eenvoudige en samenhangende gevelindeling. Detaillering, kleur en materiaal • Gevels uitvoeren in wit of lichte tinten. • Dakbedekking uitvoeren in donkere kleuren. • Ten behoeve van de samenhang in het straatbeeld is afstemming van erfafscheidingen wenselijk. • Geen toepassing van felle kleuren die sterk contrasteren met de gebruikte kleuren in de directe omgeving.
77
5.2.3
VERANDA’S
Objectbeschrijving Veel panden uit de periode 1880-1920 zijn aan de voorzijde voorzien van een veranda op de begane grond. Deze toevoeging aan de woning is kenmerkend voor de bebouwing in badplaatsen uit deze periode. De achterliggende gedachte bij het bouwen van een veranda was om ook bij de (vakantie)woning te kunnen genieten van de zon en de frisse zeelucht. De veranda’s in Zandvoort zijn dan ook van oorsprong allemaal open geweest, en niet -zoals tegenwoordig veel wordt toegepast- voorzien van een glasgevel.
Fraai gedetailleerde houten veranda.
Er is sprake van twee verschillende typen veranda’s: houten veranda’s en gemetselde veranda’s. Houten veranda’s zijn veelal aan de bovenzijde voorzien van een (overdekt) balkon, terwijl gemetselde veranda’s meestal de basis vormen voor een loggia. De detaillering van de veranda’s is doorgaans bijzonder zorgvuldig vormgegeven. De houten veranda’s zijn meestal uitgevoerd in rijk gesneden houtwerk voor zowel de draagconstructie als de hekwerken. De baksteenveranda’s zijn voorzien van zorgvuldig vormgegeven gemetselde penanten, die worden verbonden door opvallend grote bogen en lage gemetselde borstweringen.
Eenvoudige veranda, balkonfunctie lijkt het voornaamste doel.
Tegenwoordig zijn veel van deze veranda’s op begane grondniveau verbouwd tot erker. De puien die daartoe in de verandaopeningen zijn gezet zijn meestal in goede harmonie met de oorspronkelijke gevel vormgegeven. Het oorspronkelijke veranda-karakter verdwijnt echter door deze verbouwingen. In enkele gevallen is ook de loggia dichtgemaakt met een pui, waardoor de van oorsprong zeer plastische gevel in het geheel zijn dieptewerking kwijtraakt.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid De veranda’s zijn kenmerkend voor Zandvoort als badplaats. Ze maken deel uit van de cultuurhistorie van Zandvoort, en zijn daarom van hoge waarde. Veel van de nog aanwezige authentieke verandawoningen zijn daarom aangewezen als gemeentelijk monument of Rijksmonument.
78
Veel veranda’s zijn of worden verbouwd tot erker, waardoor deze beeldbepalende objecten steeds verder uit het straatbeeld verdwijnen. Om te voorkomen dat de veranda’s op termijn helemaal uit het straatbeeld verdwijnen, en daarmee een belangrijk deel van de Zandvoortse geschiedenis uit het beeld verdwijnt, zullen toekomstige bouwaanvragen met betrekking tot veranda’s extra zorgvuldig worden behandeld. Het welstandsbeleid is er op gericht deze bijzondere objecten in de gemeente te behouden en verdere aantasting van het karakteristieke beeld te voorkomen.
Veranda zonder balkonfunctie komt eveneens voor.
Behoud van veranda's is het uitgangspunt.
Rijke houtdetaillering.
Welstandsniveau Bijzonder welstandsobject Vanwege de hoge cultuurhistorische waarde en het unieke karakter van de traditionele veranda’s geldt voor dit object een bijzonder welstandsbeleid.
Welstandscriteria Massa en vorm (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij renovatie of verbouwing moet een bestaande veranda worden gehandhaafd. Gevelkarakteristiek • Het open karakter van de veranda moet behouden blijven. • Bij renovatie of verbouwing mogen veranda’s niet worden dichtgemaakt. Detaillering, kleur en materiaal • Bij renovatie of verbouwing moet de oorspronkelijke detaillering worden gerespecteerd. • Toepassing van hout en baksteen overeenkomstig de oorspronkelijke materialisering. • Streven naar toepassing van combinaties van wit en aardkleuren in overeenstemming met het hoofdgebouw. • Sterk met de omgeving contrasterende kleuren zijn niet wenselijk.
79
5.2.4
DAKOPBOUWEN
Objectbeschrijving De woonruimtebehoefte is in de laatste decennia steeds groter geworden. Dit betekent niet alleen dat er tegenwoordig grotere woningen worden gebouwd, maar ook dat de behoefte om bestaande woningen uit te breiden groter wordt. Bepaalde typen woningen lenen zich echter minder goed voor de meest voor de hand liggende en weinig ingrijpende kleine bouwwerken die tot de categorie lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken behoren. Een dakkapel is immers niet geschikt voor ieder type woning. Voor dergelijke woningen is het creëren van extra ruimte binnen het bestaande grondoppervlak slechts mogelijk door het bouwen van een dakopbouw. Om aan de ruimtebehoefte van bewoners van dergelijke woningen tegemoet te komen worden in deze paragraaf uitgangspunten en welstandscriteria gegeven voor het bouwen van een dakopbouw.
Complexe dakopbouwen geven een rommelig beeld.
Aan het begrip dakopbouw kan op meerdere manieren invulling worden gegeven. Voor de welstandstoetsing is het van belang dat er een duidelijke afbakening is van het begrip dakopbouw, om misverstanden te voorkomen. Voor welstandstoetsing wordt onder het plaatsen van een dakopbouw daarom verstaan: Dakopbouw door nokverhoging.
Het aanbrengen van een verdieping op een pand, waarbij een niet eerder bestaande ruimte wordt gecreëerd of een reeds bestaande ruimte wordt vergroot. Dit resulteert in het ingrijpend wijzigen van de vorm en het profiel van het dak, de bestaande goothoogte en/of nokhoogte worden hierbij meestal verhoogd. In bepaalde gevallen wordt ook de gevel opgetrokken. Het verschil met dakkapellen zit voornamelijk in het feit dat dakkapellen geen grote gevolgen hebben voor de hoofdvorm en het profiel van het gebouw. Een dakopbouw is veel groter van schaal en heeft veel meer invloed op het profiel, beeld en aanzicht van de bebouwing. Een dakopbouw is niet zomaar voor iedere dakvorm geschikt. Zeker waar het meer complexe dakvormen betreft zal een dakopbouw een grote afbreuk doen aan het silhouet van het bouwblok. De vorm van de dakopbouw in relatie tot de vorm van het dak en de vorm van het gebouw is daarom zeer belangrijk. In feite kan gesteld worden dat een dakopbouw alleen geschikt is voor eenvoudige kapvormen. Dit betekent dat een dakopbouw alleen mogelijk is op een plat dak of op een zadelkap.
80
Omdat het bouwen van een dakopbouw een erg ingrijpende verandering is van het bouwwerk, is dit op zadeldaken in beginsel alleen aan de achterzijde wenselijk. Hierdoor blijft het aanzicht van het gebouw vanaf de openbare weg zo veel mogelijk onaangetast. Hooguit een doorgetrokken dakvlak door een nokverhoging zal dan zichtbaar zijn. Voor platte daken betekent dit dat de opbouw bij voorkeur terugliggend ten opzichte van de voorgevellijn wordt gepositioneerd. Ook hierdoor blijft het oorspronkelijk gevelaanzicht zo minimaal mogelijk aangetast.
Dakopbouw door geveldoortrekking aan beide zijden beter met het gehele bouwblok tegelijk toepassen!
Aantasting van het aanzicht door dakopbouw.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Het plaatsen van een dakopbouw is een ingrijpende veranderingen aan een bouwwerk die het straatbeeld makkelijk kan aantasten. Daarom zijn dakopbouwen in sterk openbare gebieden (bijv. langs hoofdontsluiting en pleinen) minder wenselijk dan in meer besloten woongebieden. Daarnaast is het voor gebieden die een hoge cultuurhistorische, architectonische of stedenbouwkundige kwaliteit of samenhang vertonen belangrijk zorgvuldig om te gaan met dakopbouwen.
Welstandsniveau Afhankelijk van het gebied waar de dakopbouwen betrekking op heeft. Voor welstandsniveaus van de gebieden zie hoofdstuk 4.
Welstandscriteria In beginsel geldt voor heel Zandvoort dat dakopbouwen niet zijn toegestaan, tenzij het bestemmingsplan het toestaat en aan alle onderstaande criteria wordt voldaan. Welstandscriteria voor dakopbouwen in het algemeen • In de gevallen waar in het verleden reeds vergunning is verleend voor een individuele dakopbouw in een samenhangend bouwblok kan eveneens medewerking worden verleend aan dakopbouwen, mits die in dezelfde vorm, grootte en stijl worden gerealiseerd als het eerder goedgekeurde exemplaar. Hierdoor kan de reeds verstoorde samenhang op termijn worden hersteld. • Een dakopbouw mag nooit uit meer dan één bouwlaag bestaan. • Een dakopbouw is alleen toegestaan op het hoofdgebouw. • Een dakopbouw is alleen toegestaan op plat dak of op een zadelkap waarvan de hellingshoek gelijk is aan of kleiner is dan 35°. • Op dakopbouwen zijn geen dakkapellen toegestaan. Daglichttoetreding geschiedt door gevelvensters of dakramen. • Geen dakopbouwen op beschermde monumenten. Welstandscriteria voor dakopbouw op een plat dak Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Een plat afgedekte dakopbouw dient minimaal 1.00 m. teruggelegen te worden gepositioneerd ten opzichte van de voorgevel. Indien de dakopbouw wordt gepositioneerd gelijk aan het voorgevelvlak, dient er bijzondere aandacht te worden besteed aan de vormgeving, detaillering en materialisatie van de overgang tussen bestaande gevel en dakopbouw. Maatvoering (bestemmingsplan is maatgevend) • Hoogte van opbouw niet meer dan 3.00 m. • Oppervlakte van een plat afgedekte dakopbouw maximaal 75% van de dakvloer. • Een dakopbouw in de vorm van een kap dient de volledige dakvloer te beslaan. Vormgeving • De noklijn van een dakopbouw in de vorm van een kap kan zowel evenwijdig aan de voorgevel als haaks daarop liggen. De kapvorm en nokrichting van de belendingen zijn daarbij richtinggevend. Dakopbouw op plat dak bij voorkeur teruggelegen van voorgevel.
• Oorspronkelijke goten en daklijsten dienen bij positionering van dakopbouw gelijk aan het bestaande gevelvlak te worden behouden. • Detaillering, materiaal en kleur afgestemd op of in contrast met het hoofdgebouw vormgeven.
81
Welstandscriteria voor dakopbouw op een zadelkap 1. Dakopbouw door geveldoortrekking (geen nokverhoging) Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Geveldoortrekking is alleen aan de achterzijde toegestaan, tenzij deze bedoeld is om een bijzondere locatie te accentueren of als accent op een daarvoor geëigende plaats in het straatbeeld. In deze gevallen is geveldoortrekking aan zowel voor- als achtergevel wenselijk. Maatvoering (bestemmingsplan is maatgevend) • Bij geveldoortrekking dient het hoogste punt van de dakopbouw op minimaal 0.20 m. onder de oorspronkelijke nokhoogte aan te sluiten. Aansluiting op de nok is dus niet wenselijk. • Indien bij hoekaccentuering ook aan de voorzijde geveldoortrekking wordt toegestaan dient de nieuwe nok op dezelfde hoogte als de oorspronkelijke nok te liggen. Vormgeving • Het is wenselijk de dakopbouw/geveldoortrekking vorm te geven met een kap. Toepassing van doorgetrokken gevel en een plat dak is alleen toegestaan bij woningen van slechts 1 bouwlaag. • De kap dient haaks op de bestaande kaprichting te worden gesitueerd. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdmassa (gelijke hellingshoek). • Topgevels dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd in hetzelfde materiaal als de oorspronkelijke gevel. • Boeiboord maximaal 0.25 m. • Detaillering, materiaal en kleur in overeenstemming met het hoofdgebouw. • Bij hoekaccentuering moeten het oorspronkelijke zijgeveldeel boven de goot en het oorspronkelijke dakvlak tussen de zijgevel en de nieuwe nok worden verwijderd. Hierdoor ontstaat een dwarskap met een zijdakvlak zonder toevoegingen ter beëindiging van het bouwblok.
82
Geveldoortrekking op rijwoning van één bouwlaag alleen aan de achterzijde.
Geveldoortrekking alleen aan achterzijde met kap haaks op bestaande kaprichting.
2. Dakopbouw door nokverschuiving Plaatsing (bestemmingsplan is maatgevend) • Alleen op kappen waar de dakhelling minder dan 35° bedraagt. In andere gevallen biedt het plaatsen van een dakkapel voldoende mogelijkheden. • Nokverschuiving vindt plaats door het verlengen van het voordakvlak, waardoor de nok naar achter verschuift (dakopbouw gericht op achterzijde). • Bij tussenwoningen moet de nokverhoging van scheidende bouwmuur tot scheidende bouwmuur lopen. Hoogte (bestemmingsplan is maatgevend) • De nok mag door de dakopbouw verticaal gemeten met maximaal 0.50 m. worden verhoogd. • De hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw moet minimaal 0.90 m. en mag maximaal 1.20 m. bedragen. Vormgeving • De hellingshoek van het nieuwe dakvlak moet gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak. • De lengte waarmee het voordakvlak wordt verlengd moet ook aan de achterzijde op de dakopbouw worden toegepast, opdat een zichtbare nieuwe noklijn ontstaat. • Boeiboord maximaal 0.25 m. • Invulling van het kozijn zo transparant mogelijk. • Zijwanden zijn dicht en kleur- en materiaalgebruik in overeenstemming met het hoofdgebouw. • Kleur- en materiaalgebruik in overeenstemming met de gevel, kozijnen en het dakvlak van de woning. • Bij kopwoningen dient bij aansluiting van de nokverhoging op de zijgevel het kleur- en materiaalgebruik in overeenstemming te zijn met het hoofdgebouw.
83
Bij meerdere dakopbouwen regelmatige rangschikking op horizontale lijn en overeenkomstige vormgeving.
5.2.5
RECLAME
Objectbeschrijving Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames vragen vanuit hun doelstelling aandacht en vormen hiermee een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. Evenals bij een gebouw speelt ook bij een reclame de relatie met de (stedenbouwkundige) situatie waarin deze wordt geplaatst alsmede het karakter van die situatie een belangrijke rol. Een reclame is geslaagd wanneer deze een volledig geïntegreerd onderdeel van het totale architectonische concept uitmaakt. Blijft de zorg voor een goede inpassing van een reclame in zijn omgeving achterwege dan wordt de reclame ervaren als een verstoring van de visuele kwaliteit van de omgeving en kan zelfs agressief overkomen. In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft de gemeente een vergunningplicht voor reclame-uitingen geregeld. Onderdeel daarvan is een welstandsadvies. Een aanvraag voor een reclame-uiting wordt aan de welstandscommissie voor advies voorgelegd.
Waardebepaling, ontwikkeling en beleid Het plaatsen van een reclame-uiting is een ingrijpende veranderingen aan een bouwwerk die het straatbeeld makkelijk kan aantasten. Bij het vaststellen van normen voor reclametekens, is het zinvol onderscheid te maken tussen de verschillende gebieden in een gemeente. In het centrum is reclame een te verwachten verschijnsel, terwijl dit in een woonwijk niet het geval is. Het strand is minder geschikt voor plaatsing van reclametekens die op een bedrijventerrein gebruikelijk zijn. In de welstandscriteria is daarom onderscheid gemaakt naar verschillende gebieden. In het algemeen geldt dat reclametekens alleen aanvaardbaar zijn indien zij een directe relatie hebben met de gekozen situering, de afmetingen en kleuren afgestemd zijn op het karakter van de directe omgeving en zij niet groter zijn dan voor een goede leesbaarheid voor die situering noodzakelijk is. De reclametekens dienen qua afmetingen en plaatsing op de gevelopzet afgestemd te worden. 84
Welstandsbeleid Bijzonder welstandsobject Reclame is van grote invloed op de uitstraling en beeldkwaliteit van een gebied. Een bijzonder welstandsbeleid is daarom gewenst.
Welstandscriteria voor reclame in het centrum en winkelcentrum Nieuw Noord
Een overdaad aan reclames bevordert het beeld niet.
In het centrumgebied van Zandvoort en in winkelcentrum Nieuw Noord zijn veel commerciële functies verzameld. Reclame-uitingen aan de gevel zijn in dit gebied dan ook niet weg te denken. Om de beeldkwaliteit van deze gebieden te waarborgen worden eisen gesteld aan de plaatsing, maatvoering en vormgeving van reclame-uitingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen reclame-uitingen loodrecht op en evenwijdig aan de gevel. Andere reclame-uitingen zijn in principe niet toegestaan. Er worden maximaal twee reclame-uitingen per gevel toegestaan. Tevens geldt dat er uitsluitend reclame mag worden gemaakt voor diensten of producten die in het betreffende pand verkrijgbaar zijn. Reclame-uitingen buiten de gevel, zoals bijvoorbeeld op het dakvlak, zijn niet toegestaan.
Reclame-uitingen loodrecht op de gevel Plaatsing • Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie. Vlaggen zijn óók reclameobjecten!
• Niet lager aangebracht dan 2.20 m. boven het trottoir, en niet hoger aangebracht dan de scheiding van de begane grond en de eerste verdieping. • Geen reclame aangebracht op de pandscheidende of gevelbeëindigende penanten. • Reclame-uitingen op een zonnescherm of markies uitsluitend aangebracht op de volant. • Reclame-uitingen mogen het zicht op de openbare ruimte niet in ernstige mate belemmeren. • Maximaal één reclame-uiting per 6.00 m. gevelbreedte.
Geen reclames op verdiepingen waar geen bedrijfsfuncties plaatsvinden.
Maatvoering • Diepte gemeten vanaf de gevel maximaal 0.80 m. • Breedte maximaal 0.10 m. • Oppervlakte van het grootste vlak maximaal 1.00 m2. Vormgeving • Vormgeven als vlag, vaandel, banier of uithangbord. • Materialisatie en kleurstelling moeten in harmonie zijn met de gevelkarakteristiek van de betreffende gevel, huisstijlen van bedrijven zijn daarbij ondergeschikt. • Niet uitgevoerd in felle en/of contrastrijke kleuren. • Geen knipperende, mechanisch bewegende en/of lichtreflecterende reclame-uitingen. • Geen neonverlichting, tenzij sterk ondergeschikt aan de gevel. • Toepassing van een constante lichtbron (aanlichting of lichtreclame) is uitsluitend toegestaan indien er geen overlast is voor weggebruikers en omwonenden.
Geen uithangborden boven de begane grond.
85
Reclame-uitingen evenwijdig aan de gevel Plaatsing • Geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie. • Geen reclame aangebracht op de pandscheidende of gevelbeëindigende penanten. • Indien in de bestaande architectonische gevelindeling reeds specifieke reclamevelden aanwezig zijn, is uitsluitend plaatsing in deze velden toegestaan.
Losse letters prevaleren boven bedrukte reclameborden.
• Indien horizontaal geleed: gecentreerd of gelijkmatig gerangschikt op een horizontale lijn aangebracht op de borstwering van de eerste verdieping, onder de onderzijde van de raamdorpels op de eerste verdieping. • Indien verticaal geleed: centraal aangebracht op de penanten tussen de gevelopeningen, boven de onderdorpel van de gevelopeningen. • Aangebracht in het etalagevlak. Maatvoering 2 • Cumulatieve oppervlakte maximaal 2.00 m . • Indien horizontaal geleed: breedte maximaal 2/3 van de gevelbreedte en hoogte maximaal 0.50 m.
Reclames mogen niet breder zijn dan 2/3 van de gevelbreedte!
• Indien verticaal geleed: breedte maximaal 0.50 m. en hoogte maximaal 2/3 van de beschikbare hoogte tussen onderdorpel van de gevelopeningen en de verdiepingsvloer/goot. • Indien aangebracht in het etalagevlak: maximaal 0.20 x 1.00 m. Vormgeving • Streven naar vormgeving in losse letters in plaats van een bedrukt reclamebord. • Materialisatie en kleurstelling moeten in harmonie zijn met de gevelkarakteristiek van de betreffende gevel, huisstijlen van bedrijven zijn daarbij ondergeschikt.
Reclame in harmonie met de gevelkarakteristiek.
• Niet uitgevoerd in felle en/of contrastrijke kleuren. • Geen knipperende, mechanisch bewegende en/of lichtreflecterende reclame-uitingen. • Geen neonverlichting, tenzij sterk ondergeschikt aan de gevel. • Toepassing van een constante lichtbron (aanlichting of lichtreclame) is uitsluitend toegestaan indien er geen overlast is voor derden (bijvoorbeeld weggebruikers of omwonenden). 86
Reclame op bovenste verdieping is te groot en niet gewenst.
Welstandscriteria voor reclame in woongebieden In een gebied dat hoofdzakelijk is ingericht voor woondoeleinden passen geen reclametekens. Er ontbreekt immers een relatie tussen het woonmilieu en de reclame-uitingen. Een uitzondering hierop vormen woningen met een praktijkruimte voor het uitoefenen van een vrij beroep, zoals een arts, architect of verzekeringsadviseur. In dergelijke gevallen is een bescheiden aanduiding aanvaardbaar.
Plaatsing van een bord in de voortuin is toegestaan.
Plaatsing • Maximaal één reclame-uiting. • Bevestiging tegen gevel ter plaatse van de bedrijfstoegang. • Bij aanwezigheid van een voortuin is plaatsing van een bord in de voortuin toegestaan. • Geen reclame-uitingen aan of op beschermde monumenten. Maatvoering 2 • Maximale oppervlakte 0.50 m .
Meerdere reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
Vormgeving • Alleen reclame voor naam en aard van het bedrijf met eventueel openingstijden en/of een vignet, geen merkreclame. • Geen lichtreclame of aanlichting van reclame. • Kleuren dienen terughoudend gekozen te worden.
Welstandscriteria voor reclame op bedrijventerreinen Gezien de grotere schaal van de gebouwen en het utilitaire karakter, is een grotere hoeveelheid reclame denkbaar. Uitgangspunt blijft dat de reclame op een logische plaats tegen het gebouw aangebracht dient te worden, zoals bij de entree, en afgestemd dient te zijn op de massa en gevelopzet. Indien plaatsing tegen een gevel niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij glasvliesgevels, dient de reclametekst boven of in de buurt van de entree aangebracht te worden. Een gezamenlijke presentatie bij de entree van het bedrijventerrein en/of routeborden zijn denkbaar, eventueel in combinatie met een plattegrond en routebeschrijving. Een zorgvuldige vormgeving is dan essentieel. Per terrein zal één uniform kader moeten worden ontwikkeld en vormgegeven. Alleen naamsaanduidingen van het bedrijf en branche, c.q. beroepsaanduiding kunnen worden toegelaten.
87
Vrijstaande reclame-borden / reclamezuilen op bedrijventerreinen: Plaatsing • Bij de entree van het erf of op een parkeerplaats. • Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte of het open landschap ernstig belemmeren. • Maximaal één reclame-uiting per erf. Maatvoering • Reclamezuilen niet hoger dan de bouwhoogte van het op het betreffende erf gesitueerde hoofdgebouw, met een maximum van 4.00 m.
Los geplaatst ornament, geplaatst op de parkeerplaats van het bedrijf dus in principe toegestaan.
• Reclamezuil niet breder dan 1.00 m. • Reclame-borden niet hoger dan 3.00 m., met een maximum oppervlakte van 2.00 m2. Vormgeving • Reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw. • Geen knipperende, mechanisch bewegende en/of lichtreflecterende reclame-uitingen.
Reclame-uitingen op of aan een gebouw op bedrijventerreinen: Plaatsing • In beginsel geen reclame-uitingen op een plat dak, tenzij bij plaatsing op de dakrand wordt uitgegaan van losse letters. • Maximaal vier reclame-uitingen per gebouw en maximaal twee reclame-uitingen aan één gevel zijn toelaatbaar. Maatvoering • Gevelreclames evenwijdig aan de gevel of op de dakrand niet breder dan 70 % van de gevelbreedte en de hoogte in verhouding met hoogte van het gebouw tot maximaal 0.75 m. • Gevelreclames loodrecht op de gevel maximaal 1.00 x 1.00 x 0.25 m. Vormgeving • Reclametoepassingen integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke. 88
• In de voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de plaatsbepaling is afgestemd op en in verhouding is met de oorspronkelijke gevel. • Indien er sprake is van meerdere reclame-uitingen op een gevel dan dienen deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd te worden. • Geen knipperende, mechanisch bewegende en/of lichtreflecterende reclame-uitingen.
Correct geplaatste reclame-uitingen naast de entree, die passen binnen de massa en gevelopzet van het pand
Welstandscriteria voor reclame op sportterreinen
Naamsaanduiding op de kantine is toegestaan.
Sportterreinen zijn meestal in een "groene" omgeving gesitueerd. Het aanbrengen van reclames niet gericht op het complex zelf is slecht passend en niet aanvaardbaar. Naamsreclame voor de sportvereniging zelf is in verband met de bereikbaarheid van het betreffende terrein wel mogelijk, mits deze aanduidingen qua maat, vormgeving en kleurstelling zijn afgestemd op het karakter van de omgeving. Het verdient aanbeveling één uniform systeem, voor alle sportterreinen in de gemeente te ontwikkelen. Reclame-uitingen, gericht op het complex zelf zijn denkbaar (zoals borden rond het sportveld), indien deze naar binnen gekeerd zijn (gericht op het veld), de buitenzijde donker van kleur is en de hoogte gerekend vanaf maaiveld maximaal 1.20 m bedraagt. Naamsaanduiding op kantine beperken tot maximaal 1.00 m2. Het toepassen van reclame op gebouwen dient verder beperkt te blijven tot maximaal twee reclame-uitingen per gebouw, aangebracht aan de gevels en met een maximale afmeting van 1.00 m2.
Reclame op vlaggen en parasols overheerst.
Welstandscriteria voor reclame bij strandpaviljoens Strandpaviljoens zijn doorgaans rijkelijk voorzien van reclame-uitingen. Behalve vaste naamsreclame op het gebouw en vlaggenmasten, zijn er doorgaans veel productreclames op parasols en windschermen geplaatst. Plaatsing • Vaste reclames zijn uitsluitend aan de zeezijde toegestaan, op het boeibord van het hoofdgebouw. • Geen reclames op vaste windschermen.
Reclame moet naar het strand gericht zijn.
• Per strandpaviljoen zijn maximaal vier vlaggenmasten aan de strandzijde toegestaan: één aan beide zijden van de entree en eventueel één op de beide hoeken. • Geen losse vlaggen (vlaggenstokken e.d.) Maatvoering • Oppervlakte vaste reclame tot maximaal 50% van het boeibord. 2 • Oppervlakte per vlag maximaal 3 m .
Vormgeving • Per strandpaviljoen is één soort productreclame toegestaan. • Per strandpaviljoen zijn voor reclame maximaal twee basiskleuren toegestaan. Een beperkte hoeveelheid reclame heeft de voorkeur.
• Geen knipperende, lichtgevende, mechanisch bewegende en/of lichtreflecterende reclame-uitingen.
89
Welstandscriteria voor reclame op vent- en standplaatsen Voor vent- en standplaatsen worden in de nota Vent- en standplaatsen de juridische kaders gesteld. Hierin is opgenomen dat de verkoopwagens aan minimale eisen van welstand moeten voldoen. Omdat maatvoering en vormgeving van de vent- en standsplaatsen sterk afhankelijk zijn van de gebruikte verkoopwagen worden daar geen welstandscriteria voor opgesteld. Reclame-uitingen zijn doorgaans toevoegingen aan de (standaard) verkoopwagen, en dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een vent- of standplaats. Daarom zijn voor reclame-uitingen bij vent- en standplaatsen wel welstandscriteria opgesteld. Plaatsing • Uitsluitend reclame aan de verkoopzijde(s). • Geen reclame-uitingen die uitsteken boven het boeibord van de ventwagen. • Bij verkoopwagens uitsluitend reclame-uitingen vlak tegen de wanden van een verkoopwagen, met uitzondering van vlaggen. • Vlaggen mogen uitsluitend geplaatst worden op de bovenhoeken van de ventwagen, met uitzondering van de vaste masten op de aangewezen standplaatsen. • Geen losstaande reclame op de vent- of standplaats, met uitzondering van eventuele opdruk op (verplichte) afvalbakken. Maatvoering 2 • Oppervlakte van een vlag maximaal 0.80 m . • Cumulatieve oppervlakte van reclame-uitingen per verkoopzijde maximaal 2.50 m2. Vormgeving • Niet uitgevoerd in felle en/of contrastrijke kleuren. • Geen knipperende, mechanisch bewegende en/of lichtreflecterende reclame-uitingen. • Geen lichtreclame (lichtbak, neonlicht of aanlichting).
Welstandscriteria voor reclame op circuitpark Zandvoort Het circuitpark Zandvoort is een plek waar doorgaans veel reclameuitingen geplaatst zijn. Gezien de ligging van het circuitpark in het duingebied, zijn reclames die zichtbaar zijn vanuit de omgeving van het circuitpark slecht passend en niet aanvaardbaar. 90
Reclame-uitingen zijn uitsluitend toelaatbaar indien de deze niet zichtbaar zijn vanuit het omliggende duingebied of vanaf de openbare weg. Dit geldt eveneens voor de constructie waarop de reclame-uiting eventueel is geplaatst. Een uitzondering hierop kan uitsluitend gemaakt worden voor reclame-uitingen bij de entree van het circuitpark, waar naamsaanduiding en productreclame op beperkte schaal is toegestaan.
Reclame-uitingen op het dak zijn in principe niet toegestaan.
6.
WELSTANDSCRITERIA VOOR DE SNELTOETS
6.1 TOELICHTING Ten behoeve van de toetsing van de licht-bouwvergunningplichtige bouwplannen zijn in dit hoofdstuk zogenaamde sneltoetscriteria geformuleerd. Het gaat hier om objectieve welstandscriteria die de planindiener vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid dient te geven. Wanneer een bouwplan aan de sneltoetscriteria voldoet kan de bouwvergunning binnen zeer korte termijn worden verleend. Bij de lichte procedure mag de afhandeling maximaal 6 weken duren. Bij overschrijding van deze termijn wordt een bouwvergunning van rechtswege verleend. Er worden sneltoetscriteria gegeven voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, erfafscheidingen en rolhekken en (rol)luiken. Licht-bouwvergunningplichtige plannen die aan deze criteria voldoen worden in principe niet aan de welstandscommissie voorgelegd maar beoordeeld door een ambtenaar van het bouwtoezicht, die daartoe door burgemeester en wethouders is gemandateerd. Wanneer een bouwplan niet aan de sneltoetscriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria, kan het bouwplan alsnog aan de welstandscommissie worden voorgelegd. De welstandscommissie maakt in dergelijke gevallen tevens gebruik van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria. Van zo’n bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij de aangewezen monumenten en karakteristieke panden.
91
6.1.1 VOOR- EN ACHTERKANT BENADERING (AMVB) De voor- en achterkant benadering houdt in dat er met het oog op stedenbouw en welstand in een aantal gevallen verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant van een bouwwerk. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Onder voorkant wordt in dit verband verstaan de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Onder achterkant wordt in dit verband verstaan de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Het begrip ‘weg’ wordt nader verklaard in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip ‘openbaar groen’ moet worden uitgegaan van hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. ’Gekeerd naar de weg of het openbaar groen’ impliceert dat tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen een directe feitelijke relatie is. Die relatie is er niet wanneer zich tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen andere begrenzende elementen aanwezig zijn, zoals het erf van de buren, bos, (bij)gebouwen of water. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een sloot als scheidend element de zijkant gekeerd naar de weg of het openbaar groen een achterkant wordt in plaats van een voorkant. Met het oog op behoud van kwaliteit worden bouwwerken aan de voorkant altijd kritischer beoordeeld. In de sneltoetscriteria is daarom voor een aantal bouwwerken onderscheid gemaakt tussen bouwwerken aan de voorkant en aan de achterkant. Voor dakkapellen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is in de welstandcriteria onderscheid gemaakt in criteria voor de voor- en achterkant, zoals deze begrippen door de AMvB zijn vastgelegd.
92
6.1.2
BOUWVERGUNNINGSVRIJE BOUWWERKEN BIJ MONUMENTEN
Bij Algemene Maatregel van Bestuur is bepaald dat het bouwvergunningsvrij bouwen in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of in een beschermd stadsof dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988, niet van toepassing is. Bouwvergunningsvrij wordt dan lichtbouwvergunningplichtig. Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken bij monumenten of in een beschermd stads- of dorpsgezicht worden altijd voor advies aan [een lid van] de welstandscommissie voorgelegd. Hierbij wordt naast de sneltoetscriteria voor het specifieke type bouwwerk tevens gebruik gemaakt van de volgende aanvullende sneltoetscriteria voor monumenten: • Alle toevoegingen moeten worden vormgegeven als zelfstandige elementen. • De contouren en het silhouet van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw dienen zichtbaar te blijven. • Vormgeving en detaillering dienen passend te zijn in het architectuurbeeld en de bouwstijl van het hoofdgebouw, waarbij een hedendaagse interpretatie op de historische kenmerken mogelijk is. • Gevelgeleding en gevelindeling dienen gelijk te zijn aan die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. • Detaillering moet in harmonie zijn met gebouw en omgeving, gevarieerd en zorgvuldig. • Het te gebruiken materiaal moet gelijk zijn aan of vergelijkbaar zijn met die van het bestaande hoofdgebouw. Kunststoftoepassingen zijn niet toegestaan. • Het kleurgebruik moet aansluiten bij de aard en het (historische) karakter van het gebouw. De welstandscommissie kan in dergelijke gevallen naast de sneltoetscriteria ook gebruik maken van de gebiedsgerichte, objectgerichte en algemene welstandscriteria.
93
6.2 BEOORDELINGSKADERS In de volgende paragrafen worden sneltoetscriteria gegeven voor aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, erfafscheidingen en rolhekken en (rol)luiken. Een bouwplan is in ieder geval niet strijdig met redelijke eisen van welstand als: • Het bouwwerk voldoet aan de door de gemeente vastgestelde sneltoetscriteria zoals in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Daarnaast is een bouwplan in ieder geval niet strijdig met redelijke eisen van welstand als: • Het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en vormgeving identiek is aan het oorspronkelijke bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is van repressief welstandstoezicht, of; • Het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving identiek is aan een in het betreffende bouwblok of straat eerder (afgelopen 3 jaar) als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd exemplaar (bij gelijkvormige kapvorm/woningtype), of; • Het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving voldoet aan een door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woonwijk, of; Als er voor een bepaald type licht-bouwvergunningplichtig bouwplan geen sneltoetscriteria zijn opgenomen zal het bouwplan door de welstandscommissie getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie zal het bouwplan dan beoordelen op basis van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en/of de algemene welstandscriteria zoals opgenomen in de welstandsnota. Het kan voorkomen dat een bouwwerk in strijd is met de criteria maar wel een waardevolle en/of kwalitatieve toevoeging vormt voor het hoofdgebouw of de omgeving. Daarnaast kan het voorkomen dat juist het hoofdgebouw of de omgeving zich niet leent voor het voorgestelde bouwwerk. Om dit soort situaties te voorkomen is een vangnet gebruikt door het toevoegen van de regel: “is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd”. Bij het gebruik van dit vangnet dient deugdelijk gemotiveerd te worden waarom er een uitzondering wordt gemaakt op de opgestelde criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op art. 4:84 AwB. 94
Tenzij anders is aangegeven, worden de afstanden loodrecht en maten buitenwerks (buitenzijde gebouw) gemeten.
6.2.1 AAN- EN UITBOUWEN Omschrijving en uitgangspunten Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Het bestemmingsplan treedt bij de bouwvergunningplichtige aan- en uitbouwen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Aanen uitbouwen worden in grote aantallen gerealiseerd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een aan- of uitbouw aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden dient er bij de mogelijke toepassing van aan- en uitbouwen aan de voorkant een bufferzone aanwezig te zijn tussen gevel en straat.
Niet passend door positionering.
De gemeente streeft in gebieden naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren die passen bij het karakter van de straat en de gebouwen. Belangrijk is dat de contour en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Ten behoeve van de aanbouw dient de overgang naar/scheiding tussen de naastliggende hoofdbebouwing met aanbouw gelijkvormig en duidelijk aangegeven te worden (bijvoorbeeld door een gemetselde muurdam). Bij hoekaanbouwen dienen de gevels van de achter- en zijaanbouw gelijk te lopen, waardoor een aaneensluitende hoekoplossing ontstaat.
Niet passend door hoogte.
95 Niet passend door afwijkend kleur- en materiaalgebruik.
Passende zijaanbouw.
Welstandscriteria voor aan- en uitbouwen aan de voorkant Een aan- of uitbouw aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- of uitbouw niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. Indien een veranda aanwezig is of in geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.
algemeen: • de aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw • geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld aan een bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw) • Geen aan- en uitbouw aan een beschermd monument plaatsing en aantal: • de aan- of uitbouw aan de voorgevel moet binnen het voorgevelvlak worden geplaatst • afstand van de aan- of uitbouw aan de voorgevel tot de voorerfgrens minimaal 1.50 m. • afstand van de aan- of uitbouw aan de voorgevel tot de zijerfgrens minimaal 0.50 m. • afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot de voorgevellijn minimaal 3.00 m. • de achtergevel van de aan- of uitbouw aan de zijgevel dient bijvoorkeur niet gelijk te lopen met de achtergevellijn van het hoofdgebouw, maar juist te verspringen • afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot de zijerfgrens minimaal 1.50 m. • er is geen andere aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw aanwezig maatvoering: • goothoogte maximaal 3.00 meter en in ieder geval niet hoger dan de ste eerste bouwlaag / vloer 1 verdieping van het hoofdgebouw • breedte van de aan- of uitbouw maximaal 60% van de oorspronkelijke gevel • bij een vooraanbouw diepte maximaal 1.50 m. gemeten vanaf de oorspronkelijke voorgevel 96
• bij een vooraanbouw oppervlakte maximaal 5 m2. • bij een zijaanbouw diepte maximaal 3.00 m. gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel • bij een zijaanbouw oppervlakte maximaal 50 m2 tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk zijerf is bebouwd
Voorkant: + voorgevel, voorerf en voordakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien gekeerd naar de weg of openbaar groen
vormgeving: • vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond • plat afgedekt • gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw • indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten materiaal en kleur: • materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw • gevel van aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 30% en maximaal 75% openingen/glasvlak
97
Welstandscriteria voor aan- en uitbouwen aan de achterkant Een aan- of uitbouw aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- of uitbouw niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. algemeen: • de aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw • geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld aan een bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw) plaatsing en aantal: • afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot de voorgevellijn minimaal 1.00 m. • een aan- of uitbouw aan de achtergevel mag de zijgevellijn niet overschrijden, tenzij er sprake is van een hoekaanbouw (geen hoekaanbouw als zijerf grenst aan weg of openbaar groen) • bij een hoekaanbouw dienen de achter- en zijaanbouw op elkaar aan te sluiten • afstand van de aan- of uitbouw tot de grens tussen erf en waterkant minimaal 6.00 m. • er is geen andere aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw aanwezig maatvoering: • goothoogte maximaal 3.00 meter en in ieder geval niet hoger dan ste eerste bouwlaag / vloer 1 verdieping van hoofdgebouw • bij toepassing van kap nokhoogte maximaal 5.00 m. gemeten vanaf het aansluitend terrein • breedte maximaal 100% van de breedte oorspronkelijke achter- of zijgevel van hoofdgebouw • diepte maximaal 3.00 m. gemeten vanaf oorspronkelijke gevel • oppervlakte tot in totaal maximaal 50% of 50 m² van het oorspronkelijk erf is bebouwd
98
Achterkant: + achtergevel, achtererf en achterdakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien niet gekeerd naar de weg of openbaar groen
vormgeving: • vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond • plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting, kaphelling maximaal 55° • geen doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw over de aan- of uitbouw • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten materiaal en kleur: • materiaal- en kleurgebruik voor gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw • aan- of uitbouw aan de zijgevel bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak • bij tussenwoningen een eenvormige en ondergeschikte overgang door bijvoorbeeld gemetselde muur op erfgrens (muurdam) of m.b.v. scheidende penant
99
6.2.2 BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN Omschrijving en uitgangspunten Een bijgebouw of overkapping is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Een bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis, of garage. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport of luifel boven een deur of raampartij. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een bijgebouw of overkapping aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van de bijgebouwen en overkappingen: materialen en kleuren van gevels en dakvlakken afgestemd op die van het hoofdgebouw, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke hoofdgebouw en afgestemd worden op het karakter van het hoofdgebouw of de erfinrichting. Een belangrijk kenmerk van een overkapping is de transparantie. Overkappingen mogen niet met wanden worden dichtgezet.
Niet passend door hoogte.
Bijgebouwen of overkappingen die contrasteren met het hoofdgebouw zullen altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd.
Niet passend door afwijkende kapvorm.
100 Niet passend door omvang, materiaal- en kleurgebruik.
Passend bijgebouw.
Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant Voorkant: + voorgevel, voorerf en voordakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien gekeerd naar de weg of openbaar groen
Een bijgebouw of overkapping aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een bijgebouw of overkapping niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. Indien een veranda aanwezig is of in geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. algemeen: • geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een reeds bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw) plaatsing en aantal: • geen bijgebouw of overkapping op het voorerf (voor advies naar de welstandscommissie) • afstand tot de voorgevellijn minimaal 3.00 m. • afstand tot de erfgrens minimaal 1.00 m. (achter erfafscheiding) tenzij het bijgebouw wat betreft materialisering is geïntegreerd in de erfafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerk) • afstand tot de gevels minimaal 2.00 m. voor bijgebouwen • niet meer dan twee bijgebouwen en/of overkappingen op het gehele erf maatvoering: • hoogte maximaal 3.00 m. gemeten vanaf het aansluitend terrein 2 • oppervlakte maximaal 15 m tot in totaal maximaal 50% van het oorspronkelijk zijerf is bebouwd
vormgeving: • vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekig plattegrond • overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels van het hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open • plat afgedekt • gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw • indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten
101
materiaal en kleur: • materiaal en kleur van gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter (metselwerk of hout) • geen toepassing van golfplaat, betonplaten of damwandprofielen • bij integratie met erfafscheiding materiaal- en kleurgebruik gelijk aan erfafscheiding • bijgebouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak
102
Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkappingen aan de achterkant Achterkant: + achtergevel, achtererf en achterdakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien niet gekeerd naar de weg of openbaar groen
Een bijgebouw of overkapping aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een bijgebouw of overkapping niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. algemeen: • geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld aan een reeds bestaande aan- of uitbouw of bijgebouw) plaatsing en aantal: • afstand tot de voorgevellijn minimaal 1.00 m. • afstand tot de erfgrens minimaal 1.00 m. (achter erfafscheiding) tenzij bijgebouw wat betreft materialisering is geïntegreerd in erfafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerk) • afstand tot de gevels minimaal 2.00 m. voor bijgebouwen • afstand tot de grens tussen erf en waterkant minimaal 6.00 m. • niet meer dan twee bijgebouwen en overkappingen op het gehele erf maatvoering: • goothoogte maximaal 3.00 meter en in ieder geval niet hoger dan ste eerste bouwlaag / vloer 1 verdieping van hoofdgebouw • bij toepassing van kap nokhoogte maximaal 5.00 m. gemeten vanaf het aansluitend terrein • oppervlakte tot in totaal maximaal 50% of 50 m² van het oorspronkelijk erf is bebouwd
103
vormgeving: • vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond • overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels van het hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open. • plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting, kaphelling maximaal 55° • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten materiaal en kleur: • materiaal en kleur van gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op het tuinkarakter (metselwerk of hout) • geen toepassing van golfplaat, betonplaten of damwandprofielen • een bijgebouw bestaat uit minimaal 20% gevelopeningen/glasvlak
104
6.2.3 KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGEN Omschrijving en uitgangspunten Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand moeten ook de kozijn- of gevelwijzigingen zorgvuldig worden ingepast. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoort door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel als deze gekeerd is naar de weg of het openbaar groen vraagt om een zorgvuldige vormgeving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij het karakter van het hoofdgebouw en de karakteristiek van de omgeving. Een naoorlogse woning vraagt bijvoorbeeld om andere vormgeving dan een de historisch pand uit de 19 eeuw. Het uitgangspunt van de sneltoetscriteria is dat de oorspronkelijke of originele vormgeving in elk geval niet strijdig is met redelijke eisen van welstand. Belangrijke te handhaven kenmerken daarbij zijn de maatvoering van de negge en profilering van het kozijn en het raamhout. De materialisering en (mate aan) detaillering is voornamelijk afhankelijk van het gebiedsgerichte beoordelingskader. Wijzigingen in de gevel die contrasteren met het hoofdgebouw of de directe omgeving zullen altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd.
105
Niet passend door afwijkende indeling.
Niet passend door afwijkend materiaal- en kleurgebruik.
Passende gevelindeling, afgestemd op oorspronkelijke indeling en belendende bebouwing.
Welstandscriteria voor kozijn- of gevelwijzigingen aan de voorkant Een kozijn- of gevelwijziging aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een kozijn- of gevelwijziging aan de voorkant niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.
maatvoering: • oorspronkelijke maatvoering van kozijn en ramen behouden • diepte van de negge gelijk aan de bestaande situatie • de oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn en/of het raamhout behouden vormgeving: • gevelwijziging blijft in overeenstemming met architectuur/tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel • een individuele wijziging leidt niet tot een wijziging van de oorspronkelijke geleding en -indeling van de gehele gevel, m.a.w. verticale of horizontale indeling van gevel handhaven • de gehele gevel (begane grond en verdieping(en)) blijft samenhangend • de hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling • indeling van het raamhout behouden • toegevoegde of vervangende draaiende of schuivende delen zijn mogelijk • gevelopeningen worden niet geblindeerd • bestaande lateien, onderdorpels, raamlijsten, speklagen en/of rollagen blijven in originele staat of in ieder geval in overeenstemming met de vormentaal van andere in de gevel voorkomende lateien, onderdorpels en/of raamlijsten
106
Voorkant: + voorgevel, voorerf en voordakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien gekeerd naar de weg of openbaar groen
materiaal en kleur: • materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw • stalen kozijn en stalen raamhout mogen uitsluitend worden vervangen door staal of aluminium • houten kozijnen mogen door kunststof worden vervangen mits aan alle bovenstaande criteria wordt voldaan • geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik
Welstandscriteria voor kozijn- of gevelwijzigingen aan de achterkant Achterkant: + achtergevel, achtererf en achterdakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien niet gekeerd naar de weg of openbaar groen
Een kozijn- of gevelwijziging aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een kozijn- of gevelwijziging aan de achterkant niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.
maatvoering: • oorspronkelijke maatvoering van kozijn en ramen behouden vormgeving: • gevelopeningen worden niet geblindeerd materiaal en kleur: • geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik
107
6.2.4 DAKKAPELLEN Omschrijving en uitgangspunten Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom naar een dakkapel aan de achterkant (op het achter- of zijdakvlak als het zijerf of- gevel niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen) Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen. In plaats van een dakkapel kunnen ook dakramen worden aangebracht. Deze zijn minder dominant in het straatbeeld. Ook voor dakramen geldt het streven naar herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.
Niet passend door te hoge positionering.
Niet passend door vorm (toepassing kap)
108 Niet passend door afwijkend materiaal- en kleurgebruik.
Passende dakkapel.
Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voorkant Voorkant: + voorgevel, voorerf en voordakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien gekeerd naar de weg of openbaar groen
Een dakkapel aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. algemeen: • een dakkapel voldoet aan de aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm, zoals opgenomen in deze paragraaf • de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok • de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw • geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw • Geen dakkapel op een beschermd monument. plaatsing en aantal: • bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt • bij een individuele woning gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan de geleding van de gevel • minimaal 0.50 m. en maximaal 1.00 m. dakvlak onder de dakkapel • minimaal 1.00 m. dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot de zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van de dakkapel) • maximaal één dakkapel per woning op het betreffende dakvlak
109
Samenhang en ordening door identieke dakkapellen.
Eenvoudige en ondergeschikte vormgeving van dakkapellen is minder storend.
maatvoering: • hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.30 m. gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeiboord of de daktrim • breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel) vormgeving: • plat afgedekt • gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van het hoofdgebouw • indeling en profielen van de kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw • geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten materiaal en kleur: • materiaal- en kleurgebruik voor gevels, kozijnen en profielen gelijk aan de gevels, kozijnen en profielen van het hoofdgebouw • beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte mate tussen de glasvlakken • zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak
110
Welstandscriteria voor dakkapellen aan de achterkant Achterkant: + achtergevel, achtererf en achterdakvlak + zijgevel, zijerf en zijdakvlak indien niet gekeerd naar de weg of openbaar groen
Een dakkapel aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. algemeen: • een dakkapel voldoet aan de aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm, zoals opgenomen in deze paragraaf • de dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok • de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw plaatsing en aantal: • bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt • bij een individuele woning gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan de geleding van de gevel • minimaal 0.50 m. dakvlak boven, onder en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot de zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van de dakkapel) • bij meerdere dakkapellen/dakramen een tussenruimte van minimaal 0.50 m. maatvoering: • hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.65 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim • breedte in totaal maximaal 66% van de breedte van het dakvlak, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van de dakkapel) vormgeving: • plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 45° desgewenst een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25° • gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van het hoofdgebouw • indeling en profielen van de kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw • geen overmaat aan detailleringen, dus een bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten
111
materiaal en kleur: • materiaal- en kleurgebruik voor gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen van het hoofdgebouw • materiaal- en kleurgebruik van de kap bij een aangekapte dakkapel gelijk aan de kap van het hoofdgebouw • voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte toepassing van dichte panelen • zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
112
Aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm Bij een aantal afwijkende kapvormen zijn naast bovenstaande sneltoetscriteria voor de voor- en achterkant een aantal aanvullende welstandscriteria van toepassing. In geval van combinaties van verschillende dakvormen zal door de welstandscommissie per situatie een afweging gemaakt worden van de toelaatbare uitbreidingen. Zadeldak met hellingshoek <30° Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling komt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30° welstandshalve ongewenst. Een reguliere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk. Als de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verhogen. Dan spreken we van een dakopbouw. Plaatsing valt dan onder een reguliere bouwvergunningsprocedure en zal door de welstandscommissie worden getoetst op redelijke eisen van welstand. Zadeldak met hellingshoek > 30° De algemene sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing. Hiervoor gelden dus geen aanvullende sneltoetscriteria. Zadeldak met wolfseind De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt, en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden. Dakopbouwen zijn daarom niet gewenst.
113
Dakkapel waarbij sprake is van verhoging van de nok wordt gezien als een dakopbouw en is regulier vergunningplichtig.
Zadeldak met vliering De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of -opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld en is daarom niet toegestaan. Plaatsing laag in het dakvlak is acceptabel als aan alle algemene sneltoetscriteria kan worden voldaan. Schild-, tent- of piramidedak Het karakter van deze kapvormen, met naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en dient minimaal een meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel. Mansardedak Een daktoevoeging aan de achterkant is toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. In beide gevallen dient de bovenaansluiting met het dakvlak op de knik van het dakvlak plaats te vinden. De onderzijde/voet van de dakkapel kan hierbij in de goot worden geplaatst. Een daktoevoeging aan de voorzijde is niet toegestaan. Lessenaardak Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de noken goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel welstandshalve niet wenselijk. Bij een hoek kleiner dan 45° is een dakkapel aanvaardbaar wanneer de hoogte onder de nok meer dan 2.70 m meet. Asymmetrisch dak Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is welstandshalve niet gewenst. Het advies hier is omzetten naar het andere dakvlak. In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermee een goed en evenwichtig beeld. Door de hoogte van het dakvlak is hier een dakkapel met een inwendige hoogte tot de verdiepingsvloer voorstelbaar.
114
6.2.5 ERFAFSCHEIDINGEN Omschrijving en uitgangspunten Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is.
Niet passend door hoogte, materiaal en kleurgebruik.
Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan de woongebieden. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling.
Niet passend door afwijkend materiaal- en kleurgebruik.
115 Niet passend door diversiteit aan materiaalen kleurgebruik.
Passende en samenhangende erfafscheiding.
Welstandscriteria voor erfafscheidingen Het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een erf- of perceelafscheiding niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.
maatvoering: • hoogte maximaal 1.00 m. als erfafscheiding wordt geplaatst voor de voorgevellijn • hoogte maximaal 2.00 m. als erfafscheiding wordt geplaatst achter de voorgevellijn vormgeving: • vormgeving afgestemd op de erfafscheiding van het belendende perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen • geleding van houten erfafscheiding afgestemd op de erfafscheiding van het belendende perceel of een reeds bestaande erfafscheiding in de omgeving • rechte vormgeving, geen toogvormen
116
materiaal en kleur: • kleur en materiaal aansluitend op de erfafscheiding van het belendende perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen • haagplanten zoals liguster, buxus of haagbeuken, volledig te begroeien gazen hekwerken, of ander natuurlijk materiaal zijn wenselijk • een muur van maximaal 1.00 m. hoog, in metselwerk conform het hoofdgebouw, waarboven metalen stijlen of persroosters in donkere kleur of schotten van houten planken tussen gemetselde penanten is altijd toegestaan • houtwerk, om en om aangebracht, is toegestaan indien geplaatst achter de voorgevellijn op de zij- of achtererfgrens die niet gekeerd is naar de weg of openbaar groen • geen toepassing van beton, kunststof, staalplaat, golfplaat, damwandprofiel, rietmatten of vlechtschermen • geen felle contrasterende kleuren
117 Samenhang in erfafscheiding.
Rommelig beeld door diversiteit aan erfafscheidingen.
6.2.6 ROLHEKKEN EN (ROL)LUIKEN Omschrijving en uitgangspunten Rolhekken en (rol)luiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig aanzien geven. Daarom stimuleert de gemeente in de eerste plaats het toepassen van alternatieve oplossingen zoals geweldbestendig glas of elektronische beveiligingssystemen. Voor woningen is het toepassen van rolhekken en (rol)luiken bouwvergunningsvrij gesteld. Voor gebouwen anders dan woningen en woongebouwen echter niet. Juist in winkelgebieden zijn de problemen met deze anti-inbraak en anti-vandalisme voorzieningen het grootst. De gemeente streeft er daarom naar dat rolhekken en (rol)luiken de uitstraling van een pand niet negatief beïnvloeden.
Welstandscriteria voor rolhekken of (rol)luiken en rolhek of (rol)luik is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een rolhek of (rol)luik niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. algemeen: • alleen afsluiting van het kozijngat (dus niet van de gehele gevel) plaatsing: • minimaal 2.00 meter teruggelegen van de uitwendige scheidingsconstructie (pui) of • aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie (pui), mits: • voor minimaal 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen • ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met interieur/gevel of • aan de buitengevel, mits: 118
• plaatsing aan de binnenzijde niet mogelijk is • voor minimaal 90% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen • rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel worden ingepast • ingetogen kleurgebruik of kleuren harmoniërend met de gevel
7.
WELSTANDSCRITERIA BIJ (HER)ONTWIKKELINGSPROJECTEN
7.1 TOELICHTING De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Zodra een dergelijk (her)ontwikkelingsproject aan de orde is zal de gemeenteraad daarvoor de welstandscriteria moeten vaststellen. In dit hoofdstuk wordt daarvoor een procedure gegeven.
7.2 PROCEDURE Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten wordt voortaan een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door de stedenbouwkundige of de supervisor, in overleg met de welstandscommissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota. De gemeenteraad kan dit delegeren aan een raadscommissie. Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De welstandscriteria moeten zijn vastgesteld voordat de planvorming van de concrete bouwplannen start en worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied.
119
120
8.
WELSTANDSCRITERIA BIJ EXCESSEN
8.1 TOELICHTING Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 Ww 2003 kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. Deze ‘excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.
8.2 BEOORDELINGSKADER De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor nietdeskundigen evident is, en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op: • het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving; • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk; • armoedig materiaalgebruik; • toepassing van felle of contrasterende kleuren; • te opdringerige reclames, of • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria). Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand.
121
122
ARTIKEL B Overgangsbepaling Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Zandvoort, d.d. ...…………….
123
124
BIJLAGE 1 BEGRIPPENLIJST
B1-1
TERM
BESCHRIJVING
A Aanbouw:
Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw.
Aangekapt:
Met kap bevestigd aan dakvlak.
Aardtinten:
Natuurlijke tinten; meestal rood, bruin of groen.
Aanzetsteen:
Eerste steen links en rechts in een gemetselde boog. Evenals de sluitsteen zijn de aanzetstenen op constructieve punten geplaatst. Ze worden vanwege hun zwaardere belasting, maar ook uit decoratief oogpunt, veelal in natuursteen uitgevoerd.
Achtergevellijn:
Denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen
Achterkant (AMvB): De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw, gelegen tussen de voorgevelrooilijn en achtergevelrooilijn, voor zover die zijde niet gekeerd is naar de weg of openbaar groen. Afdak:
Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.
Afdeklijst:
Lijst met hellend bovenvlak als afdekking van een muur, veelal bedoeld als bescherming tegen inwatering.
Afgeknot:
Term die gebruikt wordt wanneer een dakpartij aan de bovenzijde is afgeplat, bijv. afgeknot schilddak.
Afgewolfd:
Term die gebruikt wordt wanneer een uiteinde van de nok van een zadeldak is afgeschuind.
Arbeiderswoning:
Sinds de tweede helft van de 19e eeuw gebouwd klein type woonhuis voor arbeiders en ambachtslieden. Veelal twee aan twee of in een rijtje van verscheidene woningen, elk bestaand uit een woonvertrek, keuken met bedsteden en een zolder.
Arcade:
Een reeks van bogen rustend op pijlers of zuilen. Op enige afstand van een muur en met een overdekking vormt de arcade een galerij.
Afstemmen:
In samenhang brengen met.
Asymmetrische kap: Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken, ongelijkheid mogelijk in hellingshoek en in lengte van het dakvlak. Authentiek:
Overeenstemmend met het oorspronkelijke; ook wel origineel, eigen kenmerken dragend of oorspronkelijk.
B1-2
B Bakgoot:
Rechthoekige goot, voor de gevel aangebracht, bestaande uit een bodem en opstanden aan binnen- en buitenzijde; meestal van hout of zink.
Balkon:
Open uitbouw met balustrade aan een bovenverdieping van een huis of aan een flat.
Balustrade:
Hekwerk van balusters (speciaal vormgegeven spijlen) met een erop rustende balk of stenen richel.
Band:
Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, ter verlevendiging van de gevel. Meestal natuursteen, kunststeen of baksteen.
Basement:
Plint, onderste (vaak verdiepte) laag van een pand vanwaar het muurwerk opgaat of de voet van een zuil, pilaster of pijler.
Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
TERM
BESCHRIJVING
Bebouwingsblok:
Meerdere panden vormgegeven als één samenhangend geheel.
Beschot:
Houten bekleding van een muur; meestal niet tot de volle hoogte.
Bedrijfsbebouwing:
Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter.
Behouden:
Handhaven van bestaande karakteristieken.
Belendende:
Naastgelegen, (direct) grenzend aan.
Bij:
In het begrip "aan of bij een monument" betekent 'bij': de tot het monument behorende gronden en opstallen die deel uitmaken van het ene en ongedeelde eigendom.
Bijgebouwen:
Grondgebonden gebouw meestal van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op de kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage.
Blinde wand, muur of gevel:
Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.
Blokbepleistering:
Pleisterwerk voorzien van schijnvoegen. De blokbepleistering moet suggereren dat het pleisterwerk uit blokken natuursteen bestaat.
Boeiboord:
Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.
Boerderij:
Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis.
Boog:
Een gebogen constructie, meestal in baksteen, om de drukkracht boven een opening op te vangen.
Boogveld:
Het vlak dat wordt begrensd door de binnenzijde van een boog en de (denkbeeldige) horizontale lijn die de aanzetten ervan verbindt.
Bordes:
Verhoogd platform dat uitspringt voor de ingang van een gebouw, bereikbaar over een aantal treden; meestal van natuursteen.
Borstwering:
Een tot borsthoogte opgetrokken muur of open hekwerk van een balkon, loggia of dakterras. Vaak ook gebruikt om het gedeelte van de muur tussen vloer en onderzijde van een venster aan te duiden.
Bouwblok:
Een geheel van geschakelde bebouwing.
Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.
Bouwlaag:
Gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren, met uitzondering van souterrain of zolder.
Bouwvergunning:
Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet.
Bouwperceel:
Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Bovenbouw:
Het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels.
Bovenlicht:
Raam boven een deur of het bovenste raam van een venster.
Buitenplaats:
Buitenverblijf met herenhuis (kasteel of landhuis) met bijgebouwen en omringende privé-tuin of park, meestal met specifiek ontworpen aanleg; voornamelijk in de 17e en 18e eeuw gesticht.
Bungalow:
Meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd.
B1-3
TERM
BESCHRIJVING
C Carport:
Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning.
Conformeren:
Zich voegen naar, gelijkvorming maken aan, aanpassen aan of afstemmen op.
Cordonlijst:
Uitspringende horizontale, veelal geprofileerde lijst langs een gevel, teneinde door schaduwwerking de horizintale geleding van de gevel te onderstrepen.
Console:
Uit de muur stekend geprofileerd stenen of houten deel dat dient ter ondersteuning van een balk, kroonlijst of balkon.
Context:
Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.
Contrasteren:
Een tegenstelling vormen.
Cul-de-sac:
Een doodlopende straat, eindigend in een lus.
Cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
D Dak:
Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.
Dakafdekking:
Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking is aangebracht.
Dakhelling:
De hoek van het dakvlak ten opzichte van de vloer.
Dakkapel:
Ondergeschikte toevoeging aan een hellend dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.
Daklijst:
Lijst tussen de bovenkant van de gevel en de voet van het dakvlak; meestal van steen of hout.
Dakopbouw:
Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
Dakoverstek:
Het ten opzichte van de gevel uitstekende deel van het dak.
Dakpan (beton):
Een cementstenen tegel ter bedekking van het dak; in vrijwel alle kleuren mogelijk.
Dakpan (gebakken): Een uit klei gebakken tegel ter bedekking van het dak; roodkleurig.
B1-4
Dakpan (geglazuurd):
Een uit klei gebakken tegel ter bedekking van het dak, voorzien van glazuurlaag; meestal in de kleuren zwart, rood, geel of groen.
Dakpan (gesmoord):
Een uit klei gebakken tegel ter bedekking van het dak; door rooktoevoeging tijdens het bakproces grijskleurig.
Dakraam:
Raam in een dak.
Dakschild:
Een dak is een afdekking van een gebouw, bestaande uit een kapconstructie met verscheidene dakvlakken (m.u.v. een plat dak), de zogenaamde 'dakschilden', waarop de dakbedekking is aangebracht.
Daktrim:
Afwerking aan de bovenzijde van de dakrand ten behoeve van waterkering.
Dakvlak:
Een vlak van het dak/kap.
Damwandprofiel:
Geprofileerd metalen beplatingsmateriaal; vaak toegepast als grond- of waterkering.
Detail:
Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.
Detaillering:
Kleine toevoegingen aan een gebouw ter decoratie.
Deurkalf:
Horizontale dwarsregel tussen een deur en haar bovenlicht
TERM
BESCHRIJVING
Diversiteit:
Verscheidenheid, afwisseling, variatie.
Dorpel:
De horizontale delen van een deur of raamkozijn.
Drager en invulling: De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden). Draairaam:
Raam dat draait op scharnieren of duimen
Draaiend deel:
Draaiende delen in kozijn zoals ramen en deuren.
Dwarshuisboerderij: Boerderij waarbij het woonhuisgedeelte dwars op het achterhuis van de boerderij is geplaatst. Beide delen zijn voorzien van een eigen dak. Wordt ook wel Thuisboerderij of krukhuisboerderij genoemd.
E Ensemble:
Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.
Entree:
Ingang van een gebouw.
Erf:
Al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct hoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst. (Artikel 1 Woningwet)
Voorerf:
Gedeelte van het erf tussen de voorgevellijn en de aan de voorkant van die lijn gelegen perceelsgrens.
Achtererf:
Gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelsgrens.
Zijerf:
Gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens.
Erfafscheiding:
Een bouwwerk bedoeld om het erf of perceel af te bakenen van een buurerf of de openbare ruimte.
Erker:
Ronde, vierkante, of veelhoekige uitkragende uitbouw aan een gevel, die vaak uitsteekt of uitkraagt langs 1 of meer bouwlagen; kan gezien worden als een uitgebouwd venster.
Ezelsrug:
Metselconstructie toegepast als afwaterende afdekking van gevelvlakken, tuin- en erfmuren. De stenen zijn staand, verwerkt, meestal onder een hoek van 45 graden, vanaf beide zijden van de muur. De stenen ontmoeten elkaar in een scherpe hoek boven op de muur. Soms is de bovenzijde gedekt met een platte steen. B1-5
F Flat:
Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt eveneens flat/flatjes genoemd.
Fries:
In de klassieke bouwkunst een onderdeel van het hoofdgestel tussen architraaf en kroonlijst. In ruimere zin horizontale band met schilder- of beeldhouwwerk, metselmozaïek e.d. om een muurvlak aan de bovenzijde te begrenzen of om het in te delen.
Fronton:
Driehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel, venster of ingang, naar klassieke trant.
TERM
BESCHRIJVING
G (Gevel)geleding:
Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, inspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.
Galerij:
Van oudsher: overdekte, soms door zuilen ondersteunde gang in, naast of rondom een gebouw. Tegenwoordig: gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.
Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Gepotdekseld:
Horizontaal, gedeeltelijk over elkaar vallende (oorspronkelijk houten) planken of gevelbeplating om inwatering tegen te gaan.
Gevel:
Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.
Geveldetaillering:
Geheel van onderdelen van een gevel die samen het totaalbeeld van de gevel bepalen.
Gevelsteen:
Een stenen plaat of blok in de gevel, waarin een bouwopschrift, afbeelding of naam is opgenomen.
Goot(hoogte):
Horizontale waterafvoer; meestal tussen gevel en dakvlak.
Gootklossen:
Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van goten.
Gootlijn:
Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.
H Halsgevel:
Een gevel waarvan het het middendeel hoger is opgetrokken tot een rechthoekige hals.
Hardsteen:
Verzamelnaam voor verschillende soorten blauwgrijze, fossielenrijke natuursteen.
Hoekaanbouw:
Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.
Hoekkeper:
Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken bij een naar buiten gerichte hoek.
Hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
I B1-6
Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming. Inbreiding:
Nieuwbouw op een reeds bestaande open ruimte binnen de bebouwde kom.
K Kap:
Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.
Kapiteel:
Bekroning van een zuil, pilaster of pijler, veelal voorzien van een beeldhouwwerk volgens de klassieke orde (Toscaans, Dorisch, Ionisch, Corinthisch, composiet), de romaanse stijl (teerlingkapitelen) of de gotische stijl (bladkapitelen).
Kaprichting:
Hoofdrichting van het dakvlak, meestal bepaald door de richting van de nok.
Kavel:
Grondstuk, kadastrale eenheid.
TERM
BESCHRIJVING
Kerkring:
Terrein rond een (dorps)kerk, bebouwingswand omgeven.
Kern:
Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad.
Kilkeper:
Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken bij een naar binnen gerichte hoek.
Klokgevel:
Een gevel waarvan de top de vorm van de doorsnede van een klok of bel heeft.
Klos:
Uit de muur stekend houten of gemetseld blokje ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw, zoals de dakgoot e.d. Klossen zijn eenvoudige consoles.
Kolom:
Zuil of pilaar, meestal in gebruik als stenen, houten of metalen steunpunten die buiten de proporties van de klassieke orden (bouwstijlen) vallen.
Komvorming:
De verdichting van bebouwing op een bepaalde locatie, waaruit een nederzetting ontstaat; meestal op een kruispunt van routes.
Koofbord:
Gebogen vlak dat de overgang vormt van een vlakke zoldering of vlak plafond naar de muur.
Kop:
In het algemeen een smalle kant of zijde van een rechthoekige vorm. Wordt meestal gebruikt als verwijzing naar de smalste kan van een baksteen.
Kopgevel:
De gevel aan de smalle zijde van een bebouwingsblok.
Kopwoning:
Hoekwoning aan het eind van een blok geschakelde rijwoningen.
Kozijn:
Omlijsting van steen, hout of ijzer, bestaande uit een onder- of bovendorpel en twee of meer stijlen; om een ingang of lichtopening te omlijsten en er een raam, deur of luik te bevestigen.
Kozijnpui:
Gevelpui die in zijn gehel of voor het merendeel bestaat uit een kozijn met ramen en dichte kozijnpanelen
Kraagsteen:
Uit de muur stekende steen die de geboorte van een boog draagt of, gelijk een console, een balk ondersteund.
Kroonlijst:
Horizontale uitspringende en meestal geprofileerde band, die de bekroning vormt van een muur onder het dak of boven een ander belangrijk bouwonderdeel zoals vensters, portiek, dakkapel, enz. In oorsprong de bovenste uitspringende lijst van een hoofdgestel, een element uit de Griekse bouwkunst.
Kruiskozijn:
Een kozijn dat door een middenstijl en een tussendorpel in vieren gedeeld is. De twee onderste ramen zijn veelal draaibaar en voorzien van luiken.
meestal
door
een
kerkgracht,
straat
en
L Laddervenster:
Venstertype, veel toegepast in de Amsterdamse School architectuur, waarbij de roedenverdeling doet denken aan de sporten van een ladder.
Lak:
Afwerklaag van schilderwerk.
Lambrisering:
Wandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen het onderste gedeelte van een muur.
Landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.
Langsgevel:
Een gevel zonder top of lijst; meestal in de lange zijde van een bebouwingsblok.
Latei:
Draagbalk boven gevelopening.
Leiband:
Platte dakpan of daktegel.
Lessenaarsdak:
Dak met één hellend, niet onderbroken dakvlak.
B1-7
TERM
BESCHRIJVING
Lichtkoepel:
Raamconstructie in de vorm van een koepel; meestal in een plat dak.
Lijst:
Horizontale uitstekende en meestal geprofileerde band die de bekroning vormt van een gevelmuur onder het dak of boven een ander belangrijk bouwonderdeel, zoals venster, portiek, dakkapel, etc. In oorsprong de bovenste uitspringende lijst van een hoofdgestel. Ook wel kroonlijst of gootlijst genoemd.
Lijstgevel:
Een gevel die aan de bovenzijde wordt beëindigd door een lijst.
Likstenen:
Verticale enigszins uit de muur vooruitspringende banden, met een decoratieve geledende functie.
Lineair:
Rechtlijnig, langgerekt.
Lint(bebouwing):
Langgerekte lijn waterverbinding.
Loggia:
Inpandig balkon.
Luifel:
Een plat uitgebouwd afdak, veelal tegen een gevel boven een deur geplaatst.
van
(veelal
vrijstaande)
bebouwing
langs
een
weg
of
M Maaiveld:
Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht.
Makelaar:
Decoratieve bekroning van een geveltop, aangebracht als verbinding tussen de afzonderlijke delen van de daklijst.
Mansardedak:
Dakvorm waarbij het onderste deel van het zadeldak of schilddak steiler is dan het bovenste deel, waardoor een onder een stompe hoek geknikte vorm ontstaat.
Markies:
Opvouwbaar zonnescherm.
Massa:
Zichtbaar volume van bebouwing.
Metselverband:
Het zichtbare patroon van metselwerk.
Middenstijl:
Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.
Molgoot
Licht verdiept gedeelte in bestrating ten behoeve van de afwatering. Wordt vaak in de openbare ruimte als inrichtingsmiddel bij de zonering van verschillende (verkeers)functies toegepast.
Monument:
Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
Motief:
Vorm, figuur die op regelmatige wijze herhaald wordt of veelvuldig wordt toegepast bij verschillende gebouwen.
Muuranker:
Smeedijzeren staaf om balken en stijlen aan muren te bevestigen en deze voor uitwijken te behoeden. Een muuranker bestaat uit een 'strop' en een 'schieter'. De horizontaal geplaatste strop is voorzien van een oog, waardoor de verticale schieter kan worden gestoken. De schieter drukt dan tegen het muurwerk. Een muuranker kan recht, S-, X- of Y-vormig, maar ook rijk bewerkt zijn. Ook jaartalankers komen voor.
Muurdam:
Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.
Muurplaquette:
Een plaat op de gevel, waarin een bouwopschrift, afbeelding of naam is opgenomen.
B1-8
De naam is afgeleid van de 17e eeuwse Franse architect Mansard. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw veelvuldig toegepast bij kleine woningen ter verkrijging van een grotere zolderverdieping.
TERM
BESCHRIJVING
N Nastreven:
Trachten te bereiken.
Natuurlijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang. Natuursteen:
Steen die in de aardbodem gevonden wordt als oergesteente of sedimentgesteente; meestal gebruikt in bestrating, geveldetaillering of gevelbeplating.
Negge:
Het vlak dat wordt bepaald door de aanwezige ruimte tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.
Nok:
Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, opperste rand van een dak.
O Onderbouw:
Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen.
Ondergeschikt:
Voert niet de boventoon.
Ontlastingsboog:
Boog gemetseld in een muur boven een raam- of deuropening om het er boven liggende metselwerk te dragen.
Ontsluiting:
De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.
Oorspronkelijk:
Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.
Oorspronkelijke gevel:
Gevel van een gebouw zoals deze als nieuw is gebouwd.
Organische groei:
Geleidelijke en individuele ontwikkeling van gebouwen binnen bestaande structuren..
Oriëntatie:
De hoofdrichting van een gebouw.
Ornament:
Een element zonder constructieve functie dat is aangebracht ter verfraaiing van een bouwwerk.
Ornamentiek:
Mate waarin een bouwwerk is verfraaid.
Orthogonaal:
Rechthoekig.
Overstek:
Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.
Overkraging:
Overstekende, gemetselde steenlagen om een muurverzwaring of uitspringend bouwdeel te ondersteunen.
B1-9
P Palissade:
Omheining van palen, ter bescherming en verdediging aangebracht.
Paneel:
Rechthoekig vlak, gevat in een omlijsting, toegepast in kozijn, deur of luik.
Penant:
Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.
Pilaster:
Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen. Vierkante halfzuil, evenals een klassieke zuil voorzien van een basement en een kapiteel. Vooral in de gevelarchitectuur van de renaissance en barok toegepast, vaak op de hoeken van een gebouw.
Plaatmateriaal:
Plaat van kunststof, staal of hout; meestal ten behoeve van gevelbekleding.
Planmatige uitbreiding:
Gelijktijdige en gezamenlijke ontwikkeling van gebouwen.
TERM
BESCHRIJVING
Plasticiteit:
De mate aan dieptewerking door het reliëf in de gevel, bijvoorbeeld door kozijnen, penanten, metselwerk en andere gevelelementen; veroorzaakt licht- en schaduwwerking in de gevel.
Pleisterlaag:
Een laag mortel die het oorspronkelijke bouwmateriaal bedekt, waardoor een gladde afwerking ontstaat.
Plint:
Voetplaat en/of onderdeel va het basement van een zuil of gebouw. Een duidelijk te onderscheiden horizontale band aan de onderzijde van een gevel; oorspronkelijk als (stenen) stootlijst.
Portaal:
Onmiddellijk aan een ingang grenzende ruimte, waardoor men een gebouw binnentreedt.
Portiek:
Vaak ingebouwde, aan de straatzijde geheel open ruimte, waarin zich de ingang van een gebouw bevindt. Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.
Positionering:
Plaats van een bouwwerk op de kavel.
Pui:
De ondergevel van een gebouw; meestal door materiaalgebruik of invulling afwijkend van bovengevel.
Punt-, piramide- of tentdak:
Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.
Puntgevel:
Gevel eindigend met een driehoekig bovendeel, overeenkomend met de vorm van het aansluitende zadeldak.
R Raam:
Gedeelte van het venster waarin het glas is gevat.
Raamdorpel:
Horizontaal benedendeel van een houten of stenen vensterkozijn, waarop de stijlen rusten, dus eigenlijk de onderdorpel. Er is tevens sprake van een bovendorpel en van een wisseldorpel bij schuifkozijnen.
Raamlijst:
Een lijst die een raamopening omtrekt.
Radialen:
Wegen die vanuit het centrum naar buiten lopen; meestal gecombineerd met een ringstructuur.
Referentiekader:
Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.
Renovatie:
Herstellen en zo nodig (gedeeltelijk) vernieuwen van een gebouw of gebied met het doel deze weer bruikbaar te maken volgens de huidig geldende maatstaven.
Respecteren:
Het vertalen of gebruik maken van bestaande, vaak beeldbepalende, beeldaspecten bij nieuwbouw, renovatie of bij veranderingen en toevoegingen aan bestaande bouwwerken.
Rijwoningen:
Geschakelde eengezinswoningen in een rij.
Risaliet:
Midden- of hoekkristaliet. Vooruitspringende gevelpartij die over de gehele hoogte door loopt. In een midden risaliet bevindt zich meestal de ingangspartij.
Ritmiek:
Regelmatige herhaling.
Roedeverdeling:
Bij een venster de verschillende kleine ruitjes die binnen 1 kozijn op hun plaats worden gehouden met behulp van een verdeling van horizontale en verticale houten latten of roeden.
Rolkast:
Kast waarin een rolluik wordt opgerold.
B1-10
TERM
BESCHRIJVING
Rollaag:
Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.
Rolluik:
Oprolbaar vensterluik van smalle latjes, zowel transparant als gesloten mogelijk.
Rooilijn:
Denkbeeldige lijn die aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden. Veelal gebruikte term in bestemmingsplannen.
S Schilddak:
Dak met twee driehoekige schilden aan de smalle zijden en twee trapeziumvormige aan de lange zijden. Deze daken hebben over het algemeen een korte noklijn. De oplopende snijlijnen van de dakschilden worden hoekkepers genoemd.
Schuifvenster:
Het geheel van kozijn, raam en ruiten, waarbij het boven- en benedendeel van het raam verticaal langs elkaar kunnen schuiven. Dit type venster is aan het eind van de 17e eeuw ontwikkeld. In de 18e eeuw hadden zowel het onder- en bovenraam een roedenverdeling. In de 19e eeuw werd het aantal ruiten verminderd tot zes of acht en werd het bovenste deel van het raam vastgezet, zodat alleen het onderste, grootste deel met vier ruiten verschoven kon worden. An het einde van de 19e eeuw verdween het zesruits schuifvenster en maakte men schuiframen met een tussenstijl (Tvenster). In de 20ste eeuw verdween ook deze tussenstijl (H-venster) en werd het bovenraam veelal voorzien van glas-in-lood.
Selectiviteit:
Waarde als onderscheidingsmiddel, uitkiezend.
Serre:
(Frans: broeikas) Voornamelijk uit glas (gevat in ijzer of hout) bestaande uitbouw aan een woonhuis, die via deuren in directe verbinding met de tuin staat; voornamelijk vanaf de 19e eeuw.
Sieranker:
Sierlijk gesmeed of gietijzeren muuranker. Met motieven als bloemen, spiralen, drakenkoppen e.d. bewerkt muuranker.
Situering:
Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.
Sluitsteen:
De middelste steen van een gemetselde boog, die als laatste afsluiting geplaatst wordt. Evenals de aanzetstenen is de sluitsteen vaak in natuursteen uitgevoerd.
Souterrain:
Onderstuk, benedenverdieping die gedeeltelijk lager ligt dan de begane grond, maar niet zo diep als een kelder en daarom behalve als bergplaats ook voor bewoning bruikbaar is.
Speklaag:
Lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen.
Steunbeer:
Massieve verticale steun voor een muur; gebruikt om zijwaartse druk op te vangen.
Stijl:
Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming.
Stoep:
Geplaveide strook langs een straat, behorend bij het aangrenzende gebouw; meestal in hardsteen.
Stoephek:
Hek als afscheiding tussen private stoep en openbare weg; meestal van smeedijzer.
Stoeppaal:
Hardstenen of ijzeren paal als afscheiding tussen private stoep en openbare weg; tussen de stoeppalen zijn meestal kettingen of stangen bevestigt.
Straatprofiel:
De verticale doorsnede van een straat, gezien van gevel tot gevel.
Straatwand:
De fysieke ruimtelijke beëindiging van een straat; meestal door bebouwing, soms ook door andere objecten.
B1-11
TERM
BESCHRIJVING
T Tableau:
Een gevelvlak waarin een afbeelding is opgenomen.
Tactiel:
Met de tastzin verbonden.
Tandlijst:
Lijst van blokjes. In metselwerk gevormd door om en om uitspringende koppen.
Tegelwerk:
Wandbekleding van tegels, meestal van gebakkel klei.
Tent-, punt- of piramidedak:
Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.
Terracotta:
Ongeglazuurd aardewerk (It: gebakken aarde).
Terrakleur:
Roodbruine kleur van ongeglazuurd gebakken aardwerk.
Textuur:
De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).
Timpaan:
Het in een fronton besloten veld.
Topgevel:
Gevel met een bekroning aan de korte zijde van het gebouw. De gevellijn volgt daarbij in grote lijnen het min of meer driehoekige dak. Hiertoe behoren de hals-, klok-, punt-, schouder-, trap- en tuitgevel.
Trapgevel:
Een gevel waarvan de top trapsgewijs smaller wordt.
Travee:
Het geveldeel dat zich tussen twee verticale elementen bevindt.
Tuile-du-nord:
Machinaal vervaardigde vlakke dakpan met rechts aan de zijkant een bolle rand die over de aangrenzende pan komt te liggen
Tuitgevel
Een puntgevel waarvan de top eindigt in een smalle rechthoekige hals.
T-venster:
Een venster waarvan het onderste gedeelte van een middenstijl is voorzien en waarin de roeden een T-vorm maken.
U
B1-12
Uitbouw:
Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is.
Uitkragen:
Geleidelijk overstekend uitmetselen van steenlagen.
Uitmetselen:
Ten opzichte van het eronder gelegene vooruitspringend metselen.
Uitsluiten:
Onmogelijk maken.
V Vensterluik:
Een draaibaar houten schot of paneel waarmee een venster aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk kan worden bedekt.
Veranda:
Open uitbouw aan een woonhuis.
Verdichten:
Het steeds verder invullen van open ruimtes met bebouwing.
Verplichten:
Als plicht opleggen, als voorwaarde stellen bij ontwikkeling
Vestingstad:
Een met verdedigingswerken versterkte stad, doorgaans omringd door verdedigingswallen en grachten.
TERM
BESCHRIJVING
Villa:
Oorspronkelijk een buitenverblijf van een aanzienlijke Romein; thans de aanduiding voor een vrijstaande, aanzienlijke woning. De stadsvilla is ontwikkeld in de tweede helft van de 19e eeuw toen het voor een grotere groep stedelingen financieel mogelijk werd huizen te laten bouwen te midden van veel groen. De inspiratiebron voor deze villa was de middeleeuwse bouwtraditie van vakwerkhuizen. De nadruk lag op een onregelmatig gevormde dakpartij en een asymmetrische gevelopbouw. Karakteristiek zijn het siermetselwerk, de houten topgeveldecoratie, de gedeeltelijke bepleistering van de gevels of het siermetselwerk in gekleurde baksteen of natuursteen op constructieve punten
Vista:
Uitzicht, zichtlijn, uitzichtpunt.
Vlaggenmast:
Mast of paal waaraan vlaggen gehesen kunnen worden, vast verankerd in de grond.
Vlaggenstok:
Stok waaraan een vlag kan worden gehesen, doorgaans aan de gevel los in een houder gestoken.
Vleugelstuk:
Een houten of stenen klauw dat gewoonlijk ter verfraaiing paarsgewijs aan weerskanten van een geveltop of dakkapel is geplaatst.
Voet:
Basement of plint van een muur of het onderste deel van een dak, dakkapel, geleding, etc.
Volant:
Strook stof als onderste beëindiging en versiering van zonnescherm of markies.
Voorgevellijn:
Denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen.
Voorkant (AMvB):
De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw, gelegen tussen de voorgevelrooilijn en achtergevelrooilijn, voor zover die zijde gekeerd is naar de weg of openbaar groen.
W Wandwerking:
De mate waarin een gebouw of aantal gebouwen als straatwand fungeren.
Wensen:
Trachten te bereiken.
Windveer:
Plank aan weerskanten van een rieten- of pannendak ter afdekking van de voorrand, veelal voorzien van of uitgevoerd in decoratief houtsnijwerk.
Wolfdak:
Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind).
Woning:
Een geheel van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding. B1-13
Z Zadeldak:
Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel.
Zijgevellijn:
Denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen.
Zuil:
Kolom of drager met een schacht, die op een voetstuk of basement rust en bekroond wordt door een kapiteel.
B1-14
BIJLAGE 2 STRAATNAMENREGISTER
B2-1
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
A Achterom
01. Dorpskern
Achterweg
01. Dorpskern
Agnetastraat
01. Dorpskern
Aldegondestraat, Marnix van St.
16. Zuid
Alphenstraat, Burg. van
08. Groene Lint
Amistraat, L'
01. Dorpskern
Ampèrestraat
18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
B
B2-2
Badhuisplein
03. Midden Boulevard 05. Boulevard accenten
Bakkerstraat
01. Dorpskern
Bartelsstraat, Salomon
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Beatrixplantsoen
13. Max Euwestraat & Beatrixplantsoen
Beeckmanstraat, Burg.
10. Oud Noord
Beetslaan, Nicolaas
10. Oud Noord
Bentveldweg
17. Bentveld
Berkenlaantje
17. Bentveld
Bilderdijkstraat
10. Oud Noord
Blockstraat, Petrus de
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Bodeweg
01. Dorpskern
Boerlagestraat
09. Nieuw Noord
Bosmanstraat, Secr.
02. Noord Boulevard
Boulevard Barnaart
02. Noord Boulevard 05. Boulevard accenten
Boulevard De Favauge
03. Midden Boulevard 05. Boulevard accenten
Boulevard Paulus Loot
04. Zuid Boulevard 05. Boulevard accenten
Bramenlaan
17. Bentveld
Brederodestraat
04. Zuid Boulevard 16. Zuid
Brondersstraat, Zr. Dina
16. Zuid
Brugstraat
01. Dorpskern
Buureweg
01. Dorpskern
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
C Catsstraat, Jacob
11. Jacob Catsstraat e.o.
Celsiusstraat
09. Nieuw Noord
Costastraat, Da
10. Oud Noord
Curiestraat
09. Nieuw Noord 18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
D Da Costastraat
10. Oud Noord
Darwinstraat
09. Nieuw Noord
Davidsstraat, Louis
01. Dorpskern
Dennenlaantje
17. Bentveld
Dennenpad
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Diaconiedwarsstraat
01. Dorpskern
Diaconiehuisstraat
01. Dorpskern
Doormanstraat, Karel
02. Noord Boulevard
Dorpsplein
01. Dorpskern
Draijerstraat, Willem
16. Zuid
Duindoornlaan
17. Bentveld
Duinpadweg
20. Duinlandschap
Duinpieperspad
20. Duinlandschap
Duinrooslaan
17. Bentveld
Duinstraat
01. Dorpskern
Duintjesveldweg
20. Duinlandschap
Duinweg
01. Dorpskern
Duinwindelaan
17. Bentveld B2-3
E Ebbingeweg
17. Bentveld
Eltzbacherstraat
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Emmaweg
14. Emmaweg e.o.
Engelbertsstraat, Burg.
03. Midden Boulevard 05. Boulevard accenten
Euwestraat, Max
13. Max Euwestraat & Beatrixplantsoen
Evertsenstraat, Jan
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
F Fahrenheitstraat
09. Nieuw Noord
Favaugeplein, De
03. Midden Boulevard
Fazantenstraat
16. Zuid
Fenemaplein, Burg. van
03. Midden Boulevard
Flemingstraat
09. Nieuw Noord
Friedhoffplein, Ir. G.
08. Groene Lint
G Galenstraat, E. van
02. Noord Boulevard
Gasthuishofje
01. Dorpskern
Gasthuisplein
01. Dorpskern
Gasthuisstraat
01. Dorpskern
Genestetstraat, De
10. Oud Noord
Gerkestraat, Dr. C.A.
16. Zuid
Gertenbachstraat, Willem
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Gravensandestraat, 'S
18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Grote Krocht
01. Dorpskern
H
B2-4
Haarlemmerstraat
07. Zandvoortselaan – Haarlemmerstraat
Haltestraat
06. Zeestraat – Kostverlorenstraat
Hasebroekstraat
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Heemskerckstraat, Jacob van
02. Noord Boulevard 05. Boulevard accenten
Heimansstraat
11. Jacob Catsstraat e.o.
Heinstraat, Piet
02. Noord Boulevard
Helmersstraat
10. Oud Noord
Hendrikstraat, Frederik
04. Zuid Boulevard
Heijeplantsoen, J.P.
10. Oud Noord
Heijermansweg, Herman
15. Burgemeester Nawijnlaan e.o.
Hiddesstraat, Tjerk
02. Noord Boulevard
Hobbemastraat
01. Dorpskern
Hofdijkstraat
02. Noord Boulevard
Hogeweg
01. Dorpskern 16. Zuid
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
Hulsmanstraat
01. Dorpskern
Huijgensstraat, Constantijn
10. Oud Noord
J Jongstraat, IJsbrand de
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Julianaweg
14. Emmaweg e.o.
K Kamerlingh Onnesstraat
09. Nieuw Noord 18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Kanaalweg
01. Dorpskern
Kateplantsoen, Ten
10. Oud Noord
Keesomplein
20. Duinlandschap
Keesomstraat
09. Nieuw Noord
Kennemerweg
20. Duinlandschap
Kerkdwarspad
01. Dorpskern
Kerkdwarsstraat
01. Dorpskern
Kerkpad
01. Dorpskern
Kerkplein
01. Dorpskern
Kerksteeg
01. Dorpskern
Kerkstraat
01. Dorpskern
Kinsbergenstraat, Van
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Kleine Krocht
01. Dorpskern
Kloosstraat, Willem
11. Jacob Catsstraat e.o.
Kochstraat
09. Nieuw Noord
Koninginneweg
01. Dorpskern 14. Emmaweg e.o.
Koningstraat
01. Dorpskern
Koper-Passarel
05. Boulevard accenten
Koperstraat, Jan
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Kosterstraat
01. Dorpskern
Kostverlorenstraat
08. Groene Lint
Kromboomsveld
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Kruisstraat
01. Dorpskern
Kuindersstraat, Ir. E.J.J.
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Kuyperstraat, Dr.
16. Zuid
B2-5
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
L Langelaan
17. Bentveld
Leeuwenhoekstraat
09. Nieuw Noord
Leeuwerikenstraat
16. Zuid
Leffertsstraat, Piet
16. Zuid
Lennepweg, Van
08. Groene Lint
Lindenstraat, Cort van der
08. Groene Lint
Linnaeusstraat
09. Nieuw Noord 18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Lohmanstraat, De Savornin
16. Zuid
Lorentzstraat
09. Nieuw Noord
Lijsterstraat
16. Zuid
M Marisstraat
04. Zuid Boulevard 16. Zuid
Mauritsstraat, Pr
04. Zuid Boulevard
Meeuwenpad
10. Oud Noord
Mezgerstraat, Dr. J.G.
02. Noord Boulevard
Middenweg
04. Zuid Boulevard
Molenaarstraat, Matthijs
16. Zuid
Moolenstraat, A.J. van der
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Musschenbroekstraat
09. Nieuw Noord
Mussenpad
16. Zuid
N B2-6
Nassauplein
16. Zuid
Nawijnlaan, Burg
15. Burgemeester Nawijnlaan e.o.
Nieuwstraat
01. Dorpskern
Noorderduinweg
09. Nieuw Noord 18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Noorderstraat
01. Dorpskern
Nijhoffstraat, Martinus
10. Oud Noord
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
O Onnesstraat, Kamerlingh
09. Nieuw Noord 18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Oosterparkstraat
16. Zuid
Oosterstraat
01. Dorpskern
Oranjestraat
01. Dorpskern
Ostadestraat, Van
01. Dorpskern
P Paapstraat, Pieter
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Pakveldstraat
01. Dorpskern
Paradijsweg
20. Duinlandschap
Parnassialaan
17. Bentveld
Passage
03. Midden Boulevard
Pasteurstraat
09. Nieuw Noord
Patrijzenstraat
16. Zuid
Planckstraat, Max
18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Populierenlaan
20. Duinlandschap
Poststraat
01. Dorpskern
Potgieterstraat
10. Oud Noord
Prinsenhofstraat
01. Dorpskern
Prinsesseweg
01. Dorpskern 14. Emmaweg e.o.
Q Quarles van Uffordlaan, Jhr. P.N.
15. Burgemeester Nawijnlaan e.o. B2-7
R Raadhuisplein
01. Dorpskern
Reaumurstraat
09. Nieuw Noord
Regentesseweg
14. Emmaweg e.o.
Reinwardtstraat
09. Nieuw Noord
Rennesstraat, Cath. van
11. Jacob Catsstraat e.o.
Roosstraat, Sara
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
Rozenobelstraat
01. Dorpskern
Ruyterstraat, De
02. Noord Boulevard 05. Boulevard accenten
S
B2-8
Sandrinastraat
01. Dorpskern
Savornin Lohmanstraat, De
16. Zuid
Saxenrodeweg
17. Bentveld
Schaepmanstraat, Dr.
16. Zuid
Schelp, De
16. Zuid
Schelpenplein
01. Dorpskern
Schelpstraat
16. Zuid
Schoolplein
01. Dorpskern
Schoolstraat
01. Dorpskern
Schoutenstraat, Ontv.
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Schuitengat
03. Midden Boulevard
Seinpostweg
03. Midden Boulevard
Slegersstraat, Corn.
01. Dorpskern
Smedestraat
01. Dorpskern
Smitstraat, Dr.
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Snijerplein, Jan
01. Dorpskern
Sophiaweg
08. Groene Lint
Speijkstraat, Van
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Spoorbuurtstraat
01. Dorpskern
Staringstraat
11. Jacob Catsstraat e.o.
Stationsplein
06. Zeestraat – Kostverlorenstraat
Stationsstraat
01. Dorpskern
Steenstraat, Jan
01. Dorpskern
Stolbergweg, Van
14. Emmaweg e.o.
Strandweg (Dorp)
05. Boulevard accenten
Strandweg (Waterleidingduinen)
20. Duinlandschap
Swaluëstraat
01. Dorpskern
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
T Taxuslaan
17. Bentveld
Ten Kateplantsoen
10. Oud Noord
Teunisbloemstraat
17. Bentveld
Thomsonstraat
09. Nieuw Noord 20. Duinlandschap
Thorbeckestraat
03. Midden Boulevard 05. Boulevard accenten
Thijsseweg. Dr. Jac. P.
11. Jacob Catsstraat e.o.
Tollensstraat
10. Oud Noord
Tolweg
18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Torenstraat
16. Zuid
Treubstraat
09. Nieuw Noord
Troelstrastraat, Mr.
16. Zuid
Trompstraat
02. Noord Boulevard
U Uffordlaan, Jhr. P.N. Quarles Van 15. Burgemeester Nawijnlaan e.o.
V Verzetsplein
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Vinkenstraat
16. Zuid
Visserspad
20. Duinlandschap
Visserstraat, Dr. De
16. Zuid
Vlaaijenweg
04. Zuid Boulevard
Vlierlaantje
17. Bentveld
Voermanderijpad
01. Dorpskern
Voltastraat
18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Vondellaan
10. Oud Noord 12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Vuurboetstraat
03. Midden Boulevard
B2-9
STRAATNAAM
WELSTANDSGEBIED
W Waalsstraat, Prof. V.D.
09. Nieuw Noord
Wagenmakerspad
01. Dorpskern
Wattstraat
18. Bedrijventerrein Nieuw Noord
Weimarweg
14. Emmaweg e.o.
Werffstraat, C. van den
16. Zuid
Westerduinweg
17. Bentveld
Westerparkstraat
16. Zuid
Westerstraat
01. Dorpskern
Wikkelaan
17. Bentveld
Wilgenlaantje
17. Bentveld
Wilhelminaweg
14. Emmaweg e.o.
Willemstraat
01. Dorpskern
Witteveld
12. Park Duijnwijk & A.J. van der Moolenstraat
Wittstraat, De
04. Zuid Boulevard
Z
B2-10
Zandvoortselaan
07. Zandvoortselaan – Haarlemmerstraat 17. Bentveld 20. Duinlandschap
Zeemanstraat, Prof.
09. Nieuw Noord
Zeestraat
01. Dorpskern
Zuid Buurt
01. Dorpskern
Zuiderstraat
16. Zuid
Zuidlaan
17. Bentveld
Zwaanstraat, Frans
08. Groene Lint
Zwarteweg
04. Zuid Boulevard
BIJLAGE 3 OVERZICHT VAN MONUMENTEN EN KARAKTERISTIEKE PANDEN
B3-1
Gemeentelijke monumenten FOTO
B3-2
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Achterom 1 / (Gasthuis- 1775/1850 straat 2) en Achterom 1A
half vrijstaand woonhuis
smederij met woning
Achterom 2
1907
woonhuis
woonhuis
Achterom 4
1880
eenvoudige woning visserswoning
Achterom 7
1875
bedrijfspand / voermanderij
hooiopslag
Agnetastraat 1, 3 en 5
1947
complex woningen
complex woningen
Bakkerstraat 1
1910
pakhuis
timmerwerkplaats
Bakkerstraat 5
1900
woonhuis
woonhuis
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Brederodestraat 46
1918
villa “Zonneheuvel”
villa
Brederodestraat 55
1935
Woonhuis “Wiekslag”
woonhuis
Brederodestraat 71
1905
villa “De Toorts”
villa
Duinweg 23
1904
woning
bedrijfspand, woning
Gasthuishofje 1 - 27
1947
complex woningen
bejaardenwoningen
Gasthuisplein 4
1860
woning
eenvoudige woning
B3-3 Gasthuisplein 10
1875
horecapand
café
Gasthuisstraat 9
1875
woonhuis
visserswoning
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Gasthuisplein 9B
1890
Zandvoorts Museum verzorgingshuis
Grote Krocht 33/35
1906
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
Grote Krocht 37/39
1905
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
Grote Krocht 41
1854
verenigingsgebouw R.K. Kerk
Haarlemmerstraat 4
1917
woning
woning
Haarlemmerstraat 6
ca. 1895
woning
woning
Haarlemmerstraat 12 en ca. 1905 14
woning
woning
Haarlemmerstraat 15
ca. 1900
woning
woning
Haarlemmerstraat 16 en ca. 1905 18
woning
woning
Haarlemmerstraat 17 en ca. 1907 19
woning
woning
B3-4
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Haarlemmerstraat 24
ca. 1910
woning
woning
Haarlemmerstraat 27
ca. 1875
woning
woning
Haarlemmerstraat 32 en ca. 1910 34
woning
woning
Haarlemmerstraat 35
ca. 1904
woning
woning
Haarlemmerstraat 36
ca. 1900
woning
woning
Haarlemmerstraat 38 en ca. 1895 40
woning
woning
Haarlemmerstraat 39
ca. 1890
woning
woning
Haarlemmerstraat 42
ca. 1900
woning
woning
Haarlemmerstraat 43 en ca. 1915 45
woning
woning
Haarlemmerstraat 48
ca. 1910
woning
woning
Haarlemmerstraat 49 en ca. 1915 51
woning
woning
B3-5
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Haarlemmerstraat 50
ca. 1910
woning
woning
Haarlemmerstraat 52
ca. 1910
woning
woning
Haarlemmerstraat 54
ca. 1910
woning
woning
Haarlemmerstraat 68 en ca. 1900 70
woning
woning
Haarlemmerstraat 76
ca. 1915
woning
woning
Haarlemmerstraat 80
ca. 1900
woning
woning
Haarlemmerstraat 86
ca. 1903
woning
woning
Haarlemmerstraat 90A
ca. 1910
woning
woning
Haarlemmerstraat 94
ca. 1905
woning
woning
Haltestraat 16
1891
winkel, woonhuis
bedrijfspand
B3-6
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Haltestraat 45
1897
winkel, woonhuis
winkel-woonhuis
Hogeweg 64/66
1880
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
Hogeweg 68
1885
herenhuis
herenhuis
Hogeweg 47 - 71
1925
woningbouwcomplex woningbouwcomplex
Hogeweg 72
1885
woonhuis
Hogeweg 74
1900
vrijstaand woonhuis vrijstaand woonhuis
Julianaweg 1A
1890
dubbele villa
woonhuis
dubbele villa B3-7
Kennemerweg 80
1925
golfclubgebouw
golfclubgebouw
Kerkdwarspad 3
1925
vrijstaand woonhuis vrijstaand woonhuis
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Kerkdwarspad 5
1925
half vrijstaand woonhuis
visserswoning
Kerkdwarspad 8
1925
woonhuis
winkel-woonhuis
Kerkpad 3/5
1870
Café
woonhuizen
Kerkstraat 12 - 12A
1800
winkel-woonhuis
winkel-woonhuis
Kerkstraat 24
1890
winkel met opslag
woonhuis
Kerkstraat 33
1895
winkel-woonhuis
winkel-woonhuis
Kerkstraat 38
1850
winkel-bovenwoning doktershuis-koetshuis
Koninginneweg 3
1920
-
B3-8
voormalige Mariaschool
FOTO
Geen foto beschikbaar
Geen foto beschikbaar Geen foto beschikbaar Geen foto beschikbaar Geen foto beschikbaar Geen foto beschikbaar Geen foto beschikbaar
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Kostverlorenstraat 2
1890
woonhuis
woonhuis
Kostverlorenstraat 5
ca. 1900
woonhuis
woonhuis
Kostverlorenstraat 28
1905
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
Kostverlorenstraat 30
1905
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
Kostverlorenstraat 52
1918
villa
villa
Kostverlorenstraat 70, 70A, 70B Kostverlorenstraat 91
1890
Dubbele villa “Frisia” dubbele villa
1906
vrijstaande villa
vrijstaande villa
Kostverlorenstraat 96
1910
villa
Kostverlorenstraat 99
1917
villa “Het Groene Wout” landhuis
landhuis
Kostverlorenstraat 100
1905
villa “De Eik”
villa
Kostverlorenstraat 102
1905
villa “De Berk”
villa
Kostverlorenstraat 115
1905
villa “De Eschdoorn” villa
Kostverlorenstraat 117
1912
villa “De Abeel”
villa
B3-9
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Kostverlorenstraat 118
1913/14
villa “‘t huis met de vijver”
villa
Kostverlorenstraat 121
1917
villa “Njord”
villa
Louis Davidsstraat 1A en 1903 7
woonhuis-winkel
herenhuis
Louis Davidsstraat 5
1903
woonhuis-winkel
herenhuis
Louis Davidsstraat 9
1903
woonhuis-winkel
herenhuis
Louis Davidsstraat 11A
1903
woonhuis-winkel
herenhuis
B3-10
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Louis Davidsstraat 13
1903
woonhuis-winkel
herenhuis
Louis Davidsstraat 15
1903
woonhuis-winkel
herenhuis
Marisstraat 7
1850
woonhuis
woonhuis
Marisstraat 11
1900
woonhuis
woonhuis
Noorderstraat 1-5 / 2-20
1947/1950
woonhuizen
woonhuizen met kantoor
Oosterparkstraat 26
1920
Woonhuis “Frogcast- pension le” B3-11
Oranjestraat 3 - 19
1925
complex woningen
woningbouwcomplex
Van Ostadestraat 14
1900
woonhuis
woonhuis
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Pakveldstraat 13
1950
woning
voermanderij
Paradijsweg 9
1890
Woonhuis “Friern Corner”
woonhuis
Poststraat 10
1870
woonhuis
visserswoning
Poststraat 12
1900
woonhuis
schoenmakerij/woning
Poststraat 14 achter
1920
transformatorstation transformatorstation
Raadhuisplein 1
1910
winkel-horecawoning
Raadhuisplein 2
1910
winkel-bovenwoning winkel-woonhuis
Raadhuisplein 3
1910
winkel-bovenwoning horeca-winkel
winkel-woonhuis
B3-12
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Raadhuisplein 4
1912
winkel
kantoorgebouw
Rozenobelstraat 10
1880
woonhuis
woonhuis
Schelpenplein 8
1880
eenvoudige woning visserswoning
Schelpenplein 12
1950
smederij-werkplaats smederij
Schelpenplein 19
1900
winkel-woonhuis
(winkel)woonhuis
Schoolstraat 5
1900
woonhuis
woonhuis
B3-13 Swaluestraat 3
1880
woonhuis
visserswoning
Swaluestraat 5
1900
eenvoudige woning visserswoning
FOTO
Geen foto beschikbaar
B3-14
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Swaluestraat 45
1845
houten loods
schelpenloods
Thorbeckestraat 27
1952
toren
watertoren
Westerstraat 1-5 en 7-11 1950
woningbouwcomplex woningbouwcomplex
Westerstraat 1
1950
woning
woning
Westerstraat 3
1950
woning
woning
Westerstraat 4
1916
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
Westerstraat 5
1950
woning
woning
Westerstraat 6
1916
dubbel woonhuis
dubbel woonhuis
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Westerstraat 7
1950
woning
woning
Westerstraat 8
1850
woonhuis
twee visserswoningen
Westerstraat 9
1950
woning
woning
Westerstraat 11
1950
woning
woning
Wilhelminaweg 68
1908
villa
villa
Zandvoortselaan 3 en 3A ca. 1910
woning
woning
Zandvoortselaan 4
woning
woning
1914
B3-15 Zandvoortselaan 5
ca. 1905
woning
woning
Zandvoortselaan 6, 8 en ca. 1906 10
woning
woning
FOTO
Geen foto beschikbaar
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Zandvoortselaan 12
ca. 1920
woning
woning
Zandvoortselaan 14 en 16
ca. 1910
woning
woning
Zandvoortselaan 20
ca. 1890
woning
woning
Zandvoortselaan 22, 24 en 26
ca. 1915
woning
woning
Zandvoortselaan 28
ca. 1910
woning
woning
Zandvoortselaan 32, 34, ca. 1919 36, 38, 40 en 42
woning
woning
Zandvoortselaan 54
ca. 1910
woning
woning
Zandvoortselaan 252
ca. 1915
woonhuis
pompgebouw
Zuiderstraat 7
1908
woonhuis
woonhuis
Zuiderstraat 15/17
1908
dubbel woonhuis
woonhuis
B3-16
Rijksmonumenten FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
Geen foto beschikbaar
Groot Bentveld 1
-
Haarlemmerstraat 20, 22
1900
Haarlemmerstraat 37
1906
Verandawoning
Haarlemmerstraat 44, 46
1905
Dubbele veranda- Dubbele verandawoning woning Summerhouse Nos vacances
Kostverlorenstraat 95
1928
Poststraat 1
1618/1871
Voormalig kolonie- Stichting Het Spalier huis Toren NH Kerk Toren NH Kerk
Poststraat 3
1875
Geen foto beschikbaar
Poststraat 4, 4A, 6, 6A
1898
OORSPRONKELIJK
Landgoed
Landgoed Groot Bentveld Dubbele veranda- Dubbele verandawoning woning
Verandawoning Fleur
Voormalige pasto- Woningen rie
Voormalig pension Woningen
B3-17
FOTO
ADRES
BOUWJAAR BESTEMMING
OORSPRONKELIJK
Raadhuisplein 16
1911
Raadhuis
Raadhuis
Stationsplein 2, 4, 6
1908
Spoorwegstation
Spoorwegstation
Karakteristieke panden
B3-18
ADRES
BOUWJAAR
Haarlemmerstraat 23
ca. 1910
Haarlemmerstraat 25
ca. 1910
Haarlemmerstraat 29
ca. 1905
Haarlemmerstraat 33
ca. 1904
Haarlemmerstraat 47
ca. 1915
Haarlemmerstraat 56
ca. 1910
Haarlemmerstraat 72
ca. 1915
Haarlemmerstraat 74
ca. 1915
Haarlemmerstraat 78
ca. 1900
Haarlemmerstraat 90
ca. 1910
Haarlemmerstraat 92
ca. 1905
Zandvoortselaan 15
ca. 1925
Zandvoortselaan 17
ca. 1925
Zandvoortselaan 30
ca. 1910
Zandvoortselaan 153
ca. 1925
Zandvoortselaan 269
ca. 1915
Zandvoortselaan 309
ca. 1918-1919
Zandvoortselaan 357
ca. 1910
Zandvoortselaan 359
ca. 1910
BIJLAGE 4 OVERZICHT VAN BESTEMMINGSPLANNEN
B4-1
BESTEMMINGSPLAN
INW.TREDING
LEEFTIJD
100 Nieuw Unicum
1985
18
25 Utbreidingsplan in onderdelen
1950
53
57 Duinpark Kennemerweg
1969
34
55 Kennemerweg
1967
36
32 Part. Wijziging Omgeving Brederodestraat
1955
48
94 Sportcomplex Kennemerweg
1976
27
62 Haarlemmerstraat
1970
33
91 Kostverlorenpark deel II
1976
27
31 Part. Wijziging Uitbreidingsplan in onderdelen
1953
50
80 Bejaardenwoningen Kostverlorenpark
1973
30
97 Kostverlorenpark deel III
1978
25
97A Kostverlorenpark IIIA
1979
24
88 Kostverlorenpark deel I
1975
28
76 Clarastichting
1971
32
74 Kostverlorenstraat-Sophiaweg
1971
32
108 Binnenterrein Julianaweg-Kostverlorenstraat
1996
7
98 Kostverlorenstraat
1981
22
38 Part. Wijziging Noord-Oost Julianaweg
1962
41
63 Kostverlorenstraat Lavertu
1970
33
36 Part. Wijziging deel B Kostverlorenstraat
1962
41
86 Burg. Engelbertstraat-Schuitengat
1975
28
53 Zeereep Midden Part. Herziening 7
1968
35
Bouwverordening
1945
58
107 Circuitgebied 1996
1997
6
42 Part. Wijziging bestemming terrein Dr. J.P. Thijsseweg
1964
39
Kostverlorenstraat e.o (in ontwikkeling)
Boulevard Midden (in ontwikkeling)
B4-2
Circuitgebied (in ontwikkeling)
BESTEMMINGSPLAN
INW.TREDING
LEEFTIJD
85 Celsiusstraat-Linnaeusstraat
1974
29
45 Gedeeltelijke Herziening Plan Noorderduinweg
1966
37
69 Gymnastiek Lokaal Noord
1970
33
58 Fahrenheitstraat
1966
37
72 Van Heuven Goedhartschool
1971
32
84 Fahrenheitstraat 3
1974
29
54 Keesomstraat
1968
35
81 Lorentzstraat
1973
30
61 Celsiusstraat 2
1970
33
51 Celsiusstraat
1968
35
39 Schaepmanstraat-Kuyperstraat
1962
41
32 Part. Wijziging Omgeving Brederodestraat *
1955
48
56 Sonnewende
1969
34
77 Troelstrastraat 60
1973
30
Bouwverordening *
1945
58
40 Part. Wijzigingen van het U.P. Woningen Wilhelminaschool 1963
40
35 Part. Wijziging Uitbreiding J2
1955
48
66 Herziening bestemmingsplan J2
1970
33
78 Bejaardenwoningen Lijsterstraat
1972
31
44 Uitbreidingsplan Zuid
1963
40
41 Uitbreidingsplan Woningen Tolweg
1964
39
92 Dr. C.A. Gerkestraat
1976
27
65 Randwegen
1970
33
101 Natuur- en recreatiegebieden
1986
17
25 Uitbreidingsplan in onderdelen *
1950
53
46 Binnenterrein A.J. Van de Moolenstraat
1966
37
29 Part. Wijziging Plan Noord
1953
50
34 Part. Wijziging Uitbreidingsplan in Onderdelen
1961
42
43 Part. Wijziging H3 Traf-o-
1965
38
42 Part. Wijziging bestemming terrein Dr. J.P. Thijsseweg
1964
39
Nieuw Noord (in ontwikkeling)
Zandvoort Zuid (in ontwikkeling)
Oud Noord (in ontwikkeling vanaf 2004)
B4-3
BESTEMMINGSPLAN
INW.TREDING
LEEFTIJD
45 Gedeeltelijke Herziening Plan Noorderduinweg *
1966
37
49 Terreinen aan de aan Lennepweg
1967
36
45 Gedeeltelijke Herziening Plan Noorderduinweg *
1966
37
75 Curiestraat
1972
31
102 Rond de remise deel 2
1986
17
93 Voltastraat e.o.
1976
27
99 Rond de remise deel 1
1984
19
54 Keesomstraat *
1968
35
116 Bodaan
2001
2
115 Pompstation Bentveld
2000
3
109 Woodbrookers
1998
5
96 Bentveld Zuid
1978
25
89 Zandvoortselaan-Bentveld
1975
28
64 Zuidlaan Bentveld
1970
33
21 Westerduinweg
1960
43
22 Part. Wijziging N.
1961
42
19 Uitbreidingsplan in Onderdelen K.B.
1950
53
65 Randwegen *
1970
33
H Uitbreidingsplan
1950
53
100 Nieuw Unicum *
1985
18
101 Natuur- en recreatiegebieden *
1986
17
24 Part. Wijziging N.L.
1961
42
1986
17
103 Recreatieproject Van Lennepweg-Vondellaan
1988
15
110 Stationsomgeving
1998
5
Bedrijventerrein (in ontwikkeling vanaf 2006)
Bentveld ( in ontwikkeling vanaf 2004)
B4-4
Buitengebied (in ontwikkeling vanaf 2003) 101 Natuur- en recreatiegebieden *
Center Parcs (in ontwikkeling vanaf 2005)
BESTEMMINGSPLAN
INW.TREDING
LEEFTIJD
111 Centrum
1999
4
112 Boulevard Noord
2000
3
113 Boulevard Zuid
2000
3
114 Paraplu bst.pln prostitutiebeleid
2001
2
B4-5
B4-6
COLOFON
De welstandsnota Zandvoort is opgesteld in opdracht van de gemeente Zandvoort door Stichting Welstandszorg Noord-Holland in samenwerking met SCHOUT ruimtelijke vormgeving en beleid.
Gemeentelijke werkgroep Mevr. E. den Breejen, projectleider Mevr. E. Fennema, jurist Mevr. J. Hoefmans, stedenbouwkundige Mevr. M. Lindveld, bouw- en woningtoezicht Dhr. C. van Bruggen, welstandscommissie Dhr. W. Polman, monumentencommissie
Onderzoek en redactie Mevr. I. Langenhoff, Stichting Welstandszorg Noord-Holland Dhr. S. Schout, SCHOUT ruimtelijke vormgeving en beleid Dhr. S. Eland, SCHOUT ruimtelijke vormgeving en beleid
Uitgave Gemeente Zandvoort, mei 2004
Copyrights Opdrachtgever en samenstellers
B4-7