Welke impact heeft het nieuwe regeerakkoord op úw budget? Het begrotingsakkoord was een pijnpunt voor de nieuwe regering-Di Rupo. In welke mate wordt het dat ook voor u? We zetten alles op een rijtje. 1 Tarief van de roerende voorheffing (rv) Vanaf 1 januari 2012 wordt de aanslagvoet van de rv op interesten van 15% naar 21% gebracht. Dividenden en coupons van gemeenschappelijke beleggingsfondsen die door de beheersvennootschap niet geventileerd worden, blijven onderhevig aan het tarief van 25%. Waar de voorheffing werd verlaagd (VVPR-aandelen), wordt het tarief ook van 15% naar 21% gebracht. De aanslagvoet van 15% blijft altijd van toepassing op:
andere inkomsten uit kapitalen en roerende goederen (bv. auteursrechten), diverse inkomsten met een roerend karakter, staatsbons uitgegeven door de Belgische staat en ingeschreven tijdens de periode van 24 november 2011 tot en met 2 december 2011, spaardeposito’s waarvan de eerste schijf van 1 250 euro vrijgesteld is (geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2012: 1 830 euro).
Als een vennootschap (een andere dan een erkende beleggingsvennootschap) haar vermogen verdeelt (bv. vereffening), dan blijft de aanslagvoet van 10% van toepassing op vereffeningsbonussen. Wanneer een vennootschap echter haar eigen aandelen inkoopt, wordt op inkoopbonussen voortaan 21% rv ingehouden. Beleggingsinstrumenten
rv
1
Spaarboekje (1)
15%
2
Zichtrekening
21%
3
Termijnrekening
21%
3
Kasbon (Belgisch)
21%-25%(2)
4
Staatsbon
15%-21%(3)
5
Belgische obligatie
21%-25%(2)
6
Andere Belgische vastrentende effecten uitgegeven door Belgische overheden, banken en sommige holdings en financiële ondernemingen of andere emittenten
21%-25%(2)
7
Eurobond - Buitenlandse obligatie (12)
21%-25%(2)
8
Effecten van het X/N-stelsel: N-rekening
21%-25%(2)
9
Belgische verzekeringsbon (tak 21)
21%-25%(4)
10
Certificaten van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen
vrij
1
11
Belgische vastgoedcertificaten
21%-25%(2)
12
Belgische aandelen - dividendcoupons
25%-21%(5)
13
Buitenlandse aandelen - dividendcoupons
25%-21%(5)
14
BEVEK-SICAV: • Uittreding geviseerd 40%-fonds (6) • Uittreding fixfonds (7) • KAP(11) • DIV Belgische • DIV Luxemburgse
21% op stijging obligatierendement 21% vrij 21% 25%-21%(9)
15
Publieke PRIVAK (Belgisch)
16
Vastgoedbevak (Belgisch)
17
Woningbouwvastgoedbevak (Belgisch)
0%-21%(10) 21% vrij
(1) Er wordt geen rv ingehouden op de eerste schijf van (niet-geïndexeerd) 1 250 euro aan interesten. Voor het inkomstenjaar 2012 bedraagt het geïndexeerde bedrag 1 830 euro. Die vrijstelling is niet altijd definitief: de vrijstelling in de personenbelasting geldt immers niet per spaarboekje, maar per belastingplichtige. (2) Voor uitgiftes vóór 1 maart 1990 is het tarief 25%. (3) De rv blijft 15% voor de inkomsten van de staatsbons uitgegeven tijdens de periode van 24 november 2011 tot en met 2 december 2011 en waarop tijdens diezelfde periode is ingeschreven. (4). Aan RV onderworpen zijn de inkomsten uit Tak 21 vereffend bij leven (tenzij het gaat om contracten met fiscaal voordeel op de premies) Uitzondering: er is geen rv (noch personenbelasting) verschuldigd in de volgende twee gevallen: - looptijd meer dan acht jaar en uitkering effectief na acht jaar; - (verzekeringsnemer = verzekerde = begunstigde) én overlijdensdekking van minstens 130%. Dit zijn de van RV vrijgestelde inkomsten van een beleggingsverzekering. Tak 23 met morele garantie volgt het regime van Tak 21. Tak 23 zonder een morele garantie is fiscaal vrijgesteld. (5) 25% voor gewone aandelen; 21% voor VVPR-aandelen. (6) Bedoeld zijn de beleggingsvennootschappen die meer dan 40% van hun vermogen rechtstreeks of onrechtstreeks beleggen in schuldvorderingen. Gaat het om een beleggingsvennootschap gevestigd in de EU dan moet zij een zgn. Europees paspoort hebben. (7) Fixfondsen zijn aandelen van Belgische of buitenlandse beleggingsvennootschappen die cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden: (1) ze zijn uitgegeven met ingang van 7 april 1995, (2) de aandelen maken het voorwerp uit van een openbaar aanbod in België, (3) bij dat aanbod werd een rendementsverbintenis aangegaan, (4) de rendementsverbintenis heeft betrekking op een periode kleiner of gelijk aan acht jaar, en (5) het gaat niet om aandelen van geviseerde obligatiefondsen. (8) Schatkistcertificaten, OLO's, en thesauriebewijzen & depositobewijzen uitgegeven cf. wet 22 juli 1991 zijn vrijgesteld van beursbelasting. (9) Voor de dividenden van buitenlandse beleggingsvennootschappen (bijv. Luxemburgse sicavs) gelden de volgende rv-tarieven: dividenden geïnd vanaf 16 mei 2011 van buitenlandse beleggingsvennootschappen die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de EER en die een Europees paspoort hebben (cf. Richtlijn 85/611/EEG): 21%, dividenden van buitenlandse beleggingsvennootschappen die zijn opgericht na 1 januari 1994 (of betrekking hebben op compartimenten die zijn opgericht vanaf dan), wanneer de aandelen van die beleggingsvennootschappen publiek zijn uitgegeven in België (d.w.z. dat de beleggingsvennootschap of het compartiment door de FSMA/CBFA is erkend): 21%, dividenden van andere buitenlandse beleggingsvennootschappen: 25%. (10) 0% op het gedeelte van het dividend dat afkomstig is van aandelenmeerwaarden; 21% op de rest. (11) Niet bedoeld zijn de fixfondsaandelen en de geviseerde 40%-fondsen. (12) Buitenlandse vastrentende effecten die zijn opgenomen in het X/N-stelsel volgen het regime van categorie 7.
2
2 Bijkomende heffing van 4%
Natuurlijke personen met hoge roerende inkomsten moeten een bijkomende heffing betalen. Belastingplichtigen onderworpen aan de personenbelasting, die interesten en dividenden ontvangen waarvan het totale nettobedrag hoger is dan 13 675 euro (geïndexeerd bedrag inkomstenjaar 2012: 20 020 euro) zijn aan de bijkomende heffing van 4% onderworpen. De bijkomende heffing op roerende inkomsten van 4% wordt geheven op het deel van de dividenden en interesten dat aan een tarief van 21% wordt onderworpen (rv of personenbelasting) en in totaal netto meer bedraagt dan 13 675 euro (geïndexeerd bedrag inkomstenjaar 2012: 20 020 euro). De grens van 20 020 euro geldt per belastingplichtige. Voor twee fiscale echtgenoten wordt de grens 1 dubbel genomen. De wet spreekt van netto-inkomsten die 20 020 euro (geïndexeerd) overschrijden. Dat is misleidend aangezien er voor het begrip netto-inkomen verwezen wordt naar artikel 21 WIB 92. Daar is ‘netto’ gedefinieerd als ‘netto belastbaar in de personenbelasting’. Dat komt neer op het brutobedrag van de coupon of de interest of het dividend. Kortom, als de bruto ontvangen interesten en dividenden meer bedragen dan 20 020 euro is ofwel het hogere rv-tarief ofwel de bijkomende heffing in de personenbelasting verschuldigd. Een aantal opbrengsten worden uitgesloten voor het totaal van 20 020 euro: -
de eerste schijf van 1 250 euro (geïndexeerd inkomstenjaar 2012: 1 830 euro) van het (gereglementeerde) spaarboekje; vereffeningsbonussen wanneer een vennootschap (andere dan een erkende beleggingsvennootschap) haar vermogen verdeelt (bv. vereffening); niet-belastbare inkoopbonussen van beveks en sicavs (andere dan fixfondsen en geviseerde 40%-fondsen); de niet-belastbare verzekeringsproducten (tak 21 of tak 23), als de voorwaarden o.a. inzake looptijd worden gerespecteerd; staatsbon ingeschreven in de periode 24 november 2011 tot en met 2 december 2011.
Tellen wel mee voor de berekening van het totaal van 20 020 euro: -
interesten op het spaarboekje boven de vrijgestelde schijf (optelsom van alle spaarboekjes, eventueel bij meerdere banken aangehouden); dividenden en interesten onderworpen aan een tarief van 25%; inkoopbonussen van fixfondsen en geviseerde 40%-fondsen; verzekeringsproducten (tak 21 of tak 23) waarbij de voorwaarden van niet belastbaarheid niet zijn nageleefd (bv. afkoop binnen acht jaar).
Dividenden, vereffeningsbonussen en interesten die onderworpen zijn aan 10 of 25% rv zijn op zich niet onderworpen aan de bijkomende heffing van 4%. Hetzelfde geldt voor de interesten van spaarboekjes die onderworpen blijven aan 15% en voor niet-belastbare inkoopbonussen of vereffeningsbonussen van aandelen van beveks en sicavs. De heffing is wel van toepassing op inkoopbonussen van fixfondsen en geviseerde 40%-fondsen en afkoopwaarden van tak 21 bij afkoop binnen acht jaar. Zij ondergaan immers een heffing van 21%.
1
Sinds het inkomstenjaar 2004 worden de wettelijk samenwonenden fiscaal gelijkgesteld met gehuwden.
3
De grens van 20 020 euro wordt in eerste instantie opgevuld met de inkomsten die op zichzelf niet onderworpen zijn aan de 4%. Dat zijn dividenden, en interesten die onderworpen zijn aan 25% rv, die op zich niet onderworpen zijn aan de bijkomende heffing van 4%. Hetzelfde geldt voor de interesten van spaarboekjes in de mate ze onderworpen zijn aan 15% (het deel dat in de personenbelasting 1 830 euro overschrijdt). Vereffeningsbonussen en de interesten van de staatsbons waarop is ingeschreven in de periode van 24 november 2011 tot en met 2 december 2011 worden niet aangerekend op de schijf van 20 020 euro. De bijkomende heffing van 4% kan, naar keuze van de cliënt, via de bank of via de aanslag in de personenbelasting worden ingehouden (zie verder). De voorbereidende werken van de wet proberen dat te verduidelijken met de volgende voorbeelden: Voorbeeld 1 Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een rv hebben ondergaan van 21% en dividenden die een rv hebben ondergaan van 25%. Hij heeft geopteerd voor een inhouding van 21% op de interesten. Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting wordt een heffing van 4% geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21% dat 20 020 euro (geïndexeerd bedrag) overschrijdt. De volgende gevallen kunnen zich voordoen (er is rekening gehouden met geïndexeerde bedragen): totaal
tegen 25%
tegen 21%
4% op
Geval 1
19 000
6 000
13 000
0
Geval 2
21 000
6 000
15 000
980
Geval 3
23 000
1 000
22 000
2 980
Geval 4
24 000
21 000
3 000
2 980
Voorbeeld 2 Een belastingplichtige heeft in 2012 interesten ontvangen die een rv hebben ondergaan van 21% en interesten uit spaardeposito's. Hij heeft geopteerd voor een inhouding van 21% op de interesten. Bij de vestiging van de aanslag in de personenbelasting moet een heffing van 4% worden geheven op het deel van de roerende inkomsten aan 21% dat 20 020 euro (geïndexeerd bedrag) overschrijdt. De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
4
vrijgesteld
tegen 15%
tegen 21%
4% op
1
1 830
1 000
13 000
0
2
1 830
6 000
15 000
980
3
1 830
1 000
18 000
0
4
1 830
21 000
3 000
2 980
In geval 1 is het totaal van de roerende inkomsten 15 830 euro, en dus lager dan 20 020 euro. Er is geen bijkomende heffing van 4% In geval 2 is het totaal van de roerende inkomsten 22 830 euro, en dus hoger dan 20 020 euro. Maar met de vrijgestelde inkomsten wordt geen rekening gehouden om te beoordelen of het grensbedrag is overschreden. Het totaal dat in aanmerking te nemen is, bedraagt 21 000 euro en is dus hoger dan 20 020 euro. Er is een bijkomende heffing van 4% op980 euro. In geval 3 is het totaal van de roerende inkomsten 20 830 euro, en dus hoger dan 20 020 euro. Maar met de vrijgestelde inkomsten wordt geen rekening gehouden om te beoordelen of het grensbedrag is overschreden. Het totaal dat in aanmerking te nemen is, bedraagt 19 000 euro, en is dus lager dan 20 020 euro. Er is geen bijkomende heffing van 4% In geval 4 is het totaal van de roerende inkomsten 25 830 euro, en dus hoger dan 20 020 euro. Maar met de vrijgestelde inkomsten wordt geen rekening gehouden om te beoordelen of het grensbedrag is overschreden. Het totaal in aanmerking te nemen is, bedraagt 24 000 euro, en is ook hoger dan 20 020 euro. Er is een bijkomende heffing van 4% op 2 980 euro. Keuze van de belastingplichtige De heffing van 4% wordt vastgesteld en ingevorderd volgens verschillende modaliteiten afhankelijk van de keuze van de belastingplichtige. De belastingplichtige kiest om: -
-
ofwel de heffing te laten gebeuren door de schuldenaar van de inkomsten (de bank of de verzekeraar voor zijn eigen producten, de kmo-vennootschappen voor hun eigen interesten of dividenden). In die hypothese hoeven de bank, de verzekeraar, de kmo- vennootschappen die inkomsten niet mee te delen aan een centraal aanspreekpunt van de NBB. Opmerking: Gaat het om de uitbetaling van inkomsten uit kapitalen en roerende goederen van buitenlandse oorsprong, dan wordt de in België gevestigde tussenpersoon (de bank) als schuldenaar beschouwd. ofwel de heffing niet in te houden en alleen 21% toe te passen. In die hypothese gebeurt de heffing in de personenbelasting en moet de bank, de verzekeraar, de kmo-vennootschap elk voor hun uitgekeerde inkomsten, de uitgekeerde sommen melden aan het centrale aanspreekpunt van de FOD Financiën (afgescheiden van de administratie).
Er komt een centraal aanspreekpunt waaraan de schuldenaars van de rv (alle debiteuren van dividenden en interesten) jaarlijks de noodzakelijke gegevens moeten overmaken (o.a. rijksregisternummer) om die heffing te vestigen. Vermoedelijk gebeurt de rapportering eenmalig na afloop van het inkomstenjaar. Als de betrokken dienst van de Nationale Bank van België die taak niet opneemt, moeten de gegevens opgeleverd worden aan een dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën, afgescheiden van de fiscale administraties.
5
Wordt de grens van 20 020 euro overschreden, dan zendt het centrale aanspreekpunt automatisch de inlichtingen aan de bevoegde operationele fiscale administratie, voor zover de inkomsten belast geweest zijn tegen 21% . Maar als de belastingplichtige zijn schuldenaar van de inkomsten verzoekt aan de bron 4% in te houden, tegelijk met de rv en dat vanaf de eerste euro, wordt het bedrag van de inkomsten die hij heeft geïnd niet medegedeeld aan het centrale aanspreekpunt. De 4% aan de bron betekent dus fiscale anonimiteit: wat de NBB niet ontvangt, kan zij ook niet doorgeven aan FOD Financiën. 3 Bepaalde inkomsten uit kapitalen en bepaalde diverse inkomsten verplicht aan te geven Tot vandaag was de rv facultatief bevrijdend (liberatoir). Dat betekent dat de roerende inkomsten, wanneer de rv is ingehouden, niet meer moeten worden aangegeven in de personenbelasting. De ingehouden rv is dan de eindbelasting. De nieuwe regeling voorziet evenwel in de invoering van een algemene aangifteverplichting voor de inkomsten van roerende goederen en kapitalen. Dat betekent dat de belastingplichtige ertoe gehouden is om in zijn jaarlijkse aangifte alle inkomsten van roerende goederen te vermelden (incl. de inkomsten die onderhevig zijn aan een rv van 10%; 15% of 21%). Een uitzondering wordt voorzien voor die interesten en dividenden waarop de bijkomende heffing van 4% aan de bron werd afgehouden. Op grond van de aangifte van de belastingplichtige en de inlichtingen van het centrale aanspreekpunt kan de administratie nagaan of de belastingplichtige met zijn interesten en dividenden de grens van 20 020 euro heeft overschreden (en of hij bijkomend 4% verschuldigd is). De belastingplichtigen die inkomsten hebben geïnd die zijn onderworpen aan de inhouding van 4% aan de bron krijgen de mogelijkheid om hun roerende inkomsten aan te geven om een eventueel te veel geïnde inhouding aan de bron te recupereren. Als blijkt dat er te veel bijkomende bronheffing werd ingehouden, kan men de eventueel geïnde inhouding aan de bron recupereren. Opmerking: De bijkomende heffing van 4% is niet onderworpen aan de gemeentelijke opcentiemen. Als zij menen dat zij geen te hoge heffing hebben betaald, kunnen zij toch beslissen om de inkomsten die zijn onderworpen aan de heffing van 4% niet aan te geven. In dat geval heeft de inhouding aan de bron van de heffing een bevrijdend karakter en behoudt zij de anonimiteit van hun roerende inkomsten. Inwerkingtreding Deze wijzigingen zijn van toepassing op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012.
6
I. Beurstaks Tarief van de beurstaks Vanaf 1 Januari 2012 wijzigen de tarieven van de beurstaks: Huidig tarief 0,07% 0,17% 0,5%
Nieuw tarief 0,09% 0,22% 0,65%
Het bedrag van die afzonderlijk berekende beurstaks is geplafonneerd op 650 euro. In de gevallen waarin de verhoogde beurstaks van 0,65% van toepassing is, bedraagt het plafond echter 975 euro. Secundaire markt (aan- en verkopen van bestaande effecten) De taks bedraagt voortaan dus 0,09% voor de verrichtingen m.b.t.: - staatsbons, - effecten van de Belgische openbare schuld (sommige zijn echter vrijgesteld), - effecten van de openbare schuld van buitenlandse staten, - effecten van leningen uitgegeven door de gemeenschappen, de gewesten, de provincies of de gemeenten, zowel in binnen- als buitenland, - obligaties (zowel Belgische als buitenlandse), - deelbewijzen of certificaten van erkende gemeenschappelijke beleggingsfondsen, - aandelen van erkende beleggingsvennootschappen , - effecten uitgegeven door in België gevestigde personen, ter vertegenwoordiging of als tegenwaarde van aandelen, obligaties enz. die zijn uitgegeven door derde vennootschappen, collectiviteiten of autoriteiten. In de andere gevallen (bv. aan- en verkopen van aandelen of vastgoedcertificaten) bedraagt de taks 0,22%. Aandelen van beleggingsvennootschappen Voorafgaande opmerkingen -
a.
Het gaat zowel om beleggingsvennootschappen naar Belgisch recht (bv. beveks en bevaks) als naar Luxemburgs recht (bv. sicavs), zoals bedoeld in deel II van de Wet van 20 juli 2004.
Aan- en verkopen (op de secundaire markt) van aandelen uitgegeven door een beleggingsvennootschap -
distributieaandelen: 0,09% kapitalisatieaandelen: 0,65%
Aan- en verkopen van aandelen van institutionele beleggingsvennootschappen en van private beleggingsvennootschappen zijn vrijgesteld van beurstaks. b.
Inkoop van eigen aandelen door een beleggingsvennootschap Niet bedoeld is de inkoop n.a.v. het op vervaldag komen van de beleggingsvennootschap of het compartiment.
-
distributieaandelen: geen beurstaks (de verrichting valt buiten het toepassingsgebied van de beurstaks) kapitalisatieaandelen: 0,65%
7
De inkoop van eigen aandelen door een institutionele of private beleggingsvennootschap is vrijgesteld van beurstaks. c.
Omzetting van aandelen van de ene beleggingsvennootschap in aandelen van een andere beleggingsvennootschap Omzetting door eenzelfde persoon van aandelen binnen hetzelfde compartiment van een beleggingsvennootschap, of binnen een beleggingsvennootschap zonder compartimenten Omzetting door eenzelfde persoon van aandelen van een compartiment (A) naar een ander compartiment (B) van dezelfde beleggingsvennootschap De regels inzake inkoop van eigen aandelen (zie b.) zijn van toepassing.
Inwerkingtreding Deze wijzigingen treden in werking vanaf 1 januari 2012. II. Omzetting effecten aan toonder Vanaf 1 januari 2012 wordt een taks gevestigd op de omzetting van effecten aan toonder in gedematerialiseerde effecten of effecten op naam door inschrijving op een effectenrekening (dematerialisatie) of neerlegging bij de uitgever (omzetting in effecten op naam). Het belastbare feit van de taks is de omzetting van de effecten. Tarief van de taks Het tarief van de taks is vastgelegd op 1% van de waarde voor de omzettingen die worden gerealiseerd in 2012. De taks bedraagt 2% voor de omzettingen die worden gerealiseerd in 2013. De taks wordt geïnd op het ogenblik van de inschrijving van de effecten op een effectenrekening of de neerlegging bij de uitgever. Belastbare grondslag De vorderbare taks wordt berekend op de datum van neerlegging:
-
voor de roerende waarden opgenomen in de gereglementeerde markt of in een multilaterale handelsfaciliteit, volgens de laatste koers vastgesteld voor de datum van neerlegging; voor de effecten van schuldvorderingen die niet zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt, op het nominale bedrag van het kapitaal van de schuldvordering; voor de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal rechten, volgens de laatst berekende inventariswaarde vóór de datum van neerlegging; in alle andere gevallen, op de boekwaarde van de effecten, de interesten niet inbegrepen, te ramen op de dag van de neerlegging, door degene die de omzetting heeft bewerkt.
Opmerking: Als de waarde van de om te zetten effecten uitgedrukt wordt in vreemde munt, wordt zij omgezet in euro op basis van de verkoopkoers op de datum van neerlegging. De tussenpersonen (bv. de bank) of de uitgevers van de effecten moeten de taks inhouden voordat die omzettingen met hun tussenkomst worden uitgevoerd. Inwerkingtreding De bepalingen treden in werking vanaf 1 januari 2012.
8