1
BSO • TWEEDE GRAAD • Eerste leerjaar
• vakken •
•
TV KANTOORTECHNIEKEN: •
• WW-s
• 2000/052
• (vervangt 97210)
5 u/week
1
Studiegebied Onderwijsvorm en graad Studierichting
Handel BSO 2e graad Kantoor
Visie op de studierichting De snel evoluerende maatschappij laat zich niet alleen voelen in de profitsector maar ook in de nonprofitsector. Zowel het bedrijfsleven als de openbare besturen proberen zich dan ook optimaal te structureren, waarbij administratieve medewerkers meer en meer naar hun beroepscompetenties worden gewaardeerd. Administratieve medewerkers zijn vnl. gericht op het uitvoeren van in hoge mate nauwkeurig omschreven taken. De mate van autonomie in de volgorde van de uitvoering van de taken is relatief beperkt en het werk is dikwijls iteratief en daarom in vele gevallen gestandaardiseerd. De studierichting kantoor biedt in de eerste plaats een polyvalente, praktische vorming aan die een flexibele inzet op de arbeidsmarkt mogelijk maakt. Ze zorgt voor een zo ruim mogelijke beroepsgerichte vorming voor de uitvoering van eenvoudige, repetitieve administratieve en secretariële taken zowel in de profit, non-profit als publieke sector. Bovendien moet in de opleiding rekening worden gehouden met de gewijzigde en nog wijzigende werkomstandigheden in een administratieve omgeving onder invloed van de internationalisering van de economie en de toenemende technologische evoluties. •
Beginsituatie
De leerlingen van het eerste jaar van de tweede graad BSO dienen te voldoen aan de wettelijke toelatingsvoorwaarden zoals vermeld in de SO 64 van 25-6-1999. Leerlingen die opteren voor deze studierichting zijn vooral praktijkgericht. Zij beschikken over zin voor nauwkeurigheid, een klantgerichte houding, team spirit en zin voor verantwoordelijkheid. Het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs, beroepenveld ‘kantoor en verkoop’, biedt de leerlingen van het beroepsvoorbereidend leerjaar de gelegenheid om zich te oriënteren naar een administratieve opleiding. Maar eigenlijk is dit niet noodzakelijk. •
Algemene doelstellingen
In de tweede graad moeten de leerlingen die vaardigheden, kennis en attitudes verwerven die hen moet toelaten om in de derde graad een meer specifieke invulling van hun basisopleiding te kiezen. Zij moeten vooral vaardigheden en beroepsondersteunende kennis verwerven op het vlak van: • bedrijfsadministratie: de administratieve procedures in de aankoop, de verkoop, de logistiek en de financiële registratie worden praktisch aangeleerd. Hierbij staat het leren werken met gangbare documenten centraal. • Communicatie: voldoende tijd en aandacht wordt besteed aan een effectief en functioneel taalgebruik. Het aanleren van zowel de mondelinge als de schriftelijke taalvaardigheden staat steeds in functie van de specificiteit van de opleiding. Een vlotte kennis van het Nederlands (zowel schriftelijk als mondeling), een praktische kennis van het Frans en functies en noties van praktisch Engels (spreken) komen aan bod. De leerlingen leren ook hoe zij zich moeten opstellen (gedragen) in eenvoudige intermenselijke relaties. • Burotica: de leerlingen moeten vlot met het klavier leren omgaan. Daarnaast verwerven zij bijkomende computervaardigheden over de pakketten die doorgaans binnen een kantooromgeving gebruikt worden en maken zij kennis met de moderne communicatietechnieken. De na te streven attitudes staan steeds in het licht van de vereiste beroepshoudingen van een administratief medewerker en van het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs.
2 • •
1e leerjaar, 2e graad: kantoortechnieken
•
Visie op het vak
5u/week
De studierichting ‘kantoor’ is in de eerste fase een voorbereiding op een loopbaan gericht op de uitvoering van ruime administratieve taken binnen profit- en non-profitorganisaties. Naast de basisvorming vormt het vak 'kantoortechnieken' de meer praktijkgerichte component in de opleiding. Speciale aandacht wordt besteed aan de organisatie van het bedrijf, de kantoorinrichting, de postbehandeling en het klassement en archief. Bij het opstellen van dit leerplan werd rekening gehouden met het beroepsopleidingprofiel van ‘secretariaatsmedewerk(st)er’. •
Bepaling van de leerlingengroep en beschrijving van de beginsituatie.
In het eerste leerjaar van de tweede graad BSO kunnen als regelmatige leerlingen worden toegelaten: de regelmatige leerlingen die het tweede jaar van de eerste graad of het beroepsvoorbereidend leerjaar met vrucht hebben beëindigd of zij die houder zijn van een getuigschrift van de eerste graad van de secundair onderwijs, behaald via de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap; de leerlingen die uiterlijk op 31 december volgend op de aanvang van het schooljaar de leeftijd van 16 jaar bereiken, onder de volgende voorwaarde: gunstige en gemotiveerde beslissing van de toelatingsklassenraad; de regelmatige leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs, onder de volgende voorwaarden: a) gunstig en gemotiveerd advies van de toelatingsklassenraad; b) de minister van onderwijs of zijn gemachtigde als dusdanig beslist op aanvraag van de directeur van de betrokken instelling voor voltijds gewoon secundair onderwijs. Voorwaarden inzake overgangen gedurende het schooljaar. Zonder afbreuk te doen aan de voorgaande bepalingen is tot en met 15 januari toegelaten: de veranderingen van onderwijsvorm en/of studierichting binnen hetzelfde leerjaar. Voor uitzonderlijke gevallen kan de minister van onderwijs of zijn gemachtigde afwijken van voorgenoemde datum op aanvraag van de betrokken instelling; deze aanvraag veronderstelt een positieve stellingname van de tot dan begeleidende klassenraad. De leerlingen van het beroepsvoorbereidend leerjaar, beroepenveld 'kantoor en verkoop', hebben initiatie gekregen m.b.t. de volgende leerstofitems: organogram, afdelingen in een kantoor, de kantoorinrichting, kantoorapparatuur en onthaal. •
Doelstellingen
•
Algemene doelstellingen
De leerlingen moeten een beroepsondersteunende kennis en een praktijkgericht inzicht verwerven in de organisatie en de werking van een kantoor. Het leerplan omvat hierbij de volgende streefdoelen: de leerlingen vertrouwd maken met de specifieke termen en begrippen; ze kennis laten maken met de recente ontwikkelingen in de kantoorwereld. De leerlingen dienen vooral de specifieke vaardigheden te verwerven die nodig zijn voor het vervullen van de functie van secretariaatsmedewerk(st)er: in staat zijn om routinematige werkzaamheden op het gebied van post- en tekstverwerking, communicatie en klassement onder begeleiding te verrichten; moderne burotica-apparatuur kunnen hanteren; bijzondere aandacht besteden aan een correct taalgebruik.
3
In aansluiting op het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs wordt van de leerlingen verwacht dat ze onder begeleiding van de leerkracht de onderstaande attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshouding, ontwikkelen en nastreven: accuratesse: bij het vastleggen van zakelijke belangrijke gegevens moet men uiterst precies te werk gaan. Nauwkeurigheid is eveneens vereist bij het verwerken van gegevens, organiseren en archiveren; assertiviteit in functie van het uitvoeren van een taak: niet aarzelen om meer uitleg te vragen over een opdracht, opdat men een exact beeld heeft van het verwachte eindresultaat; contactbereidheid en zin voor samenwerking: correct kunnen omgaan met personen binnen en buiten het bedrijf. Belangrijk is dat men zeer goed samenwerkt met collegae en vooral met de directe verantwoordelijke; discretie en betrouwbaarheid: alle vertrouwelijke en geheime informatie met de nodige omzichtigheid behandelen ten einde niet bedoelde informatieoverdracht te voorkomen; veiligheid-, milieu- en hygiënebewustzijn: actief en pro-actief gericht zijn op veiligheid, op het voorkomen van situaties die personen, de infrastructuur, het milieu kunnen schaden en op het naleven van hygiënische richtlijnen. •
Leerplandoelstellingen
Ad 1 Het begrip bedrijf kunnen omschrijven. De soorten bedrijven en hun werkzaamheden kunnen omschrijven en illustreren. Het begrip organisatie kunnen omschrijven. Het nut van de organisatie kunnen aantonen. Enkele functies binnen een bedrijf kunnen opnoemen en illustreren. De meest courante afdelingen van een bedrijf kunnen situeren en hun specifieke werkzaamheden kunnen weergeven. Een onderscheid kunnen maken tussen lijn- en stafafdelingen. Het begrip organogram kunnen omschrijven. Een organogram kunnen opstellen en toelichten. Het begrip kantoorwerk kunnen omschrijven en situeren. Het profiel van een kantoorbediende kunnen afleiden en toelichten uit bvb. personeelsadvertenties. Ad 2 Het begrip kantoorinrichting kunnen omschrijven en illustreren. Het belang van een aangepaste kantoorinrichting kunnen aantonen. Een cellenkantoor en een landschapskantoor kunnen onderscheiden, illustreren en verantwoorden. Een schematische voorstelling van een kantoorinrichting (met de juiste verhoudingen en verdelingen) kunnen opstellen. Enkele nieuwe tendensen op het vlak van de kantoorinrichting kunnen toelichten. Enkele wettelijke bepalingen i.v.m. preventie en bescherming van de werknemer op kantoor kunnen lezen en toepassen. Het belang van welzijn op het werk en van een goede werksfeer kunnen verwoorden en er praktisch naar kunnen handelen door o.a. de aanwezige planten te verzorgen, de eigen werkplek op orde te houden, koffie en thee te serveren, geld voor verjaardags- of afscheidscadeautjes in te zamelen en een cadeautje te kopen. Voor EHBO-materiaal kunnen zorgen en hulp bij kleine ongevallen kunnen toedienen. Het begrip ergonomie op kantoor kunnen omschrijven. Ergonomische aspecten op kantoor kunnen aantonen. Ergonomisch kunnen werken. Kantoormeubilair kunnen benoemen. De eigenschappen en opstellingsmodaliteiten van het kantoormeubilair kunnen verwoorden en verantwoorden. Het meest gebruikelijke kantoormaterieel en –materiaal kunnen benoemen en hanteren.
4
Informatiebronnen over kantoormeubilair en –benodigdheden kunnen raadplegen (bvb. catalogus, website) Het begrip burotica kunnen omschrijven en illustreren. De evolutie van kantoorapparatuur kunnen illustreren. Burotica-apparatuur kunnen aan- en uitzetten, software openen, gebruiken en afsluiten. De handleiding van burotica-apparatuur kunnen raadplegen en de instructies kunnen toepassen. Fotokopieën kunnen maken. Milieuvriendelijk kunnen werken op kantoor. Ad 3 Inkomende post kunnen ontvangen en voorsorteren. Persoonlijke en bedrijfspost kunnen onderscheiden. De inkomende post kunnen sorteren en verdelen. De post kunnen openen, afstempelen en registreren. Op aanwijzing van de directe chef via pc een antwoord (tekst) kunnen uitwerken. Correspondentie in het Nederlands kunnen opnemen. In opdracht correspondentie in het Nederlands kunnen typen. Uitgaande post verzendklaar kunnen maken en verzenden. Adressenbestanden kunnen raadplegen en updaten. Verschillende manieren van verzenden kunnen onderscheiden en toepassen. Ad 4 Het onderscheid tussen klassement en archief kunnen verwoorden en illustreren. De noodzaak en de vereisten van een klassement en archief kunnen toelichten. Documenten kunnen verzamelen, sorteren en coderen. Enkele klasseermethoden kunnen onderscheiden en toepassen. Klasseermateriaal kunnen hanteren. Documenten op aanwijzing in het archief kunnen opbergen. Documenten in het archief kunnen opzoeken. Ad 5 Didactische uitstappen in groepsverband kunnen voorbereiden onder begeleiding van de leerkracht. Een overzichtelijk en eenvoudig verslag kunnen opstellen en bespreken onder begeleiding van de leerkracht. Didactische uitstappen kunnen evalueren. •
Leerinhouden
1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.3 1.3.1 1.3.2
De bedrijven en hun werkzaamheden. Soorten bedrijven. Wat is een bedrijf? Soorten bedrijven en hun werkzaamheden. De structuur van een bedrijf. Begrip en nut van een organisatie. Functies en afdelingen in het bedrijf. Lijn- en stafafdelingen. Organogram. Het kantoorwerk. Begrip en situering. Profiel van een kantoorbediende.
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
De kantoorinrichting. Begrip. Het belang van de kantoorinrichting. De kantoorruimte. Het cellenkantoor. Het landschapskantoor.
5
2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.5 2.5.1 2.5.2 2.6 2.6.1 2.6.2 2.6.2.1 2.6.2.2
Schematische voorstelling. Nieuwe tendensen. Wettelijke bepalingen i.v.m. preventie en bescherming van de werknemer op kantoor. Het kantoormeubilair. Ergonomische aspecten op kantoor. De schrijftafel. De bureaustoel. Bijzetmeubelen. Kantoorbenodigdheden. Het kantoormaterieel: o.a. perforator, nietjesmachine, ... Het kantoormateriaal: o.a. papier, omslagen, ... De kantoorapparatuur. Van schrijfgerief tot computer. Burotica-apparatuur. Begrip. Apparatuur: o.a.: computer en printer, dicteerapparaten, rekenmachine, kopieerapparaten, ...
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.2.1 3.3.2.2 3.3.3 3.3.4 3.3.4.1 3.3.4.2 3.3.4.3 3.3.5 3.3.5.1 3.3.5.2 3.3.5.3 3.3.5.4 3.3.5.5
De postbehandeling. De inkomende post. Voorsorteren. Openen. Afstempelen. Registreren. Sorteren. Verdelen. De postafhandeling. De uitgaande post. Het sorteren. Het vullen van de omslagen. Soorten omslagen. Brieven vouwen. Het adresseren. Het frankeren. Wegen van de briefomslagen. Posttarieven. Frankeermachine. Het verzenden. Gewone verzending. Luchtpost. Aangetekende zending. Koerierdiensten. Speciale verzendingsmogelijkheden.
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.5 4.6
Het klassement en archief. Onderscheid tussen klassement en archief. Vereisten van een goed klassement. Te klasseren documenten. Methoden. Alfabetisch. Numeriek. Chronologisch. Geografisch. Decimaal. Klasseermateriaal. Het archief.
5 5.1 5.2
Didactische uitstappen. Voorbereiding. Rapportering en bespreking.
6
5.3 •
Evaluatie.
Minimale materiële vereisten
Het ligt voor de hand dat de lessen ‘kantoor’ doorgaan in een aangepast didactisch uitgerust vaklokaal. Naast een uitgerust lokaal met bord, prikbord, kast (voor documentatie en tijdschriften) en een overheadprojector dient het lokaal de volgende elementen te omvatten: kantoormeubilair; kantoormaterieel; kantoormateriaal; burotica-apparatuur. Een computer (bij voorkeur 1 per leerling) en een internetaansluiting dienen beschikbaar te zijn. •
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
Dit leerplan geldt voor een lestijdenpakket van 25 weken op schooljaarbasis. In het geheel van het leerplan dient de leerkracht aandacht te besteden aan een praktijkgerichte benadering van de theoretische items. De specifieke termen, begrippen en aspecten van het kantoorwerk dienen geconcretiseerd te worden via voorbeelden en toepassingen. In functie van de leerstofitems en lesdoelstellingen dient een variatie van werkvormen gehanteerd te worden. Ze bevatten de principes van leerlingenmotivatie, aanschouwelijkheid en actieve deelname aan het lesgebeuren. De cases en gevallenstudies worden opgevat als concrete situatiebeschrijvingen. Ze kunnen fungeren als sluitstuk bij elk hoofdstuk of geïntegreerd worden bij de behandeling van bepaalde items. De cases stimuleren niet enkel het denkwerk van de individuele leerling, maar lijken tevens interessant voor het opzetten van een geleide groepsdiscussie. De variatie in aanbreng van de leerstof ondersteunt de leerkracht door het gebruik van de volgende didactische hulpmiddelen: bord, video, overheadprojector en typische kantoorapparatuur (telefoon, fax, kopieertoestel, internet,…) Permanente aandacht dient eveneens besteed te worden aan veiligheid- en milieubewustzijn. Dit kan o.m. door: ♦ ♦
de veiligheidsvoorschriften na te leven: ergonomisch gebruik van toestellen (link met de lessen lichamelijke opvoeding); milieuvriendelijk te handelen: met materialen, documenten, onderhoud, …
Gezien de dynamiek van het vakdomein (i.c. de snelle ontwikkelingen) moeten de leerlingen vertrouwd gemaakt worden met de zelfwerkzaamheid. Daartoe rekenen we het aanleggen van een documentatiemap, het opzoeken en verzamelen van actuele informatie. Verder leveren goed voorbereide didactische uitstappen een waardevolle bijdrage tot het verwerven van een praktijkgericht inzicht in de concrete kantoorwerkzaamheden. •
Evaluatie
Per rapportperiode: 4 à 5 bondige toetsen (10 à 15 minuten) en 1 à 2 herhalingstoetsen (max. 1 lesuur) over de verworven kennis en inzichten.
7
Regelmatig mondelinge toetsen als controle en herhaling of als aanknoping bij de nieuwe les. Individuele- of groepstaken worden onder de vorm van opdrachten en opzoekingwerk geregeld gehanteerd. De vaardigheden worden tijdens de oefeningen procesmatig geëvalueerd en bijgestuurd. De tekorten inzake kennis, inzicht en vaardigheden t.a.v. bepaalde leerstofitems dienen gedurende het schooljaar geremedieerd te worden o.m. via bijkomende toepassingen en/of inhaallessen. In aansluiting op het Pedagogisch Project van het Gemeenschapsonderwijs wordt van de leerlingen verwacht dat ze de aangegeven attitudes, die gericht zijn op de vereiste beroepshoudingen, ontwikkelen en nastreven. •
Bibliografie
HAVERALS, SMETS EN VERBERCKT (red), Kantoortechnieken 1 De Sikkel, Oostmalle. ROMBOUTS EN VERBERCKT, Didactiek van de Handels- en Economische Wetenschappen De Sikkel, Oostmalle, 1996. Vakblad SECRETARESSE Kluwer Editoriaal, Diegem. Werkervaringsbedrijven (WEB) Markt 12, 2440 Geel.