Vragen aan Merleau Ponty over het Ludieke
www.ludiek-pedagogiek.eu
Tijdens mijn strijd voor het speelse heb ik vaak ervaren dat velen moeite hebben met het erkennen van een volwaardige plaats aan de totale mens (het lichamelijke en geestelijke), in de zin van een scheppend zelfstandig en zelfverantwoordelijk wezen. Vanwaar dit dilemma tussen het westers denken en spel? Het speelse openbaart zich in alle expressievormen, maar het openbaart zich zo goed als nooit op volkomen onvermengde wijze en geen enkele expressieve activiteit blijkt helemaal speels te zijn (Merleau Ponty *p 72, zie Literatuurlijst). Huizinga stelt dat het speelse zich moeilijk laat afbakenen. Veel activiteiten die men spel noemt, gebeuren vaak niet op een speelse wijze; denk aan wedstrijdspelen. Hoe ontstaat het speelse? Speelsheid ontstaat niet vanuit de rede (*p73). De rede ontwerpt spelinstrumenten, spelruimte en spelregels maar … Wij zijn niet speels vanwege redelijke motieven (* p 75 ) Als de ordenende rede helemaal autonoom functioneert, zoals in de wiskunde, is er geen sprake van spel. Waar de ordenende rede autonoom is, zij de materie van de ordening constitueert, is er nauwelijks sprake van speelsheid. Als enkel de rede aanzet tot spel, is zij niet speels. Zolang het redeneren het speelse domineert, levert het niet de meerwaarde op die we willen. Om het speelse te benutten, moet men buiten het logische vertoeven en open staan voor onlogische combinaties: het schemerduister van het nog niet weten. Het motief voor het speelse is vaak niet uit te leggen. Men krijgt reacties als: het kwam in me op, ik kreeg ineens een idee. Het leven gaat vaak haar gang, los van de ratio (*p75). Vaak is er een existentiële motivatie of behoefte om te spelen en is deze niet rationeel te verklaren. Voor velen is spelen een levensnoodzaak: grappen, na-apen, de draak ergens mee steken, capriolen uithalen, korte intermezzo’s ter onderbreking van het al te serieuze, vanuit levensenthousiasme zou ik willen zeggen. Als we zijn exemplarisch voorbeeld van literatuur wat breder mogen trekken naar alle kunsten (*p76). Dan stelt Merleau Ponty (in vervolg M.P) dat de wetenschap voortkomt uit rationele en de kunsten uit existentiële motieven. Ook in de opstandige jeugd herkent hij de existentiële motieven om zich te verzetten tegen eenzijdige rationaliteit. Hij wijst op de herkomst van het woord motief van movere (Latijn) dat ‘in beweging zetten’ betekent. Het begrip beweegredenen, benoemt de redenen waartoe men in beweging komt. Die zijn echter meer van existentiële dan van rationele aard. Plato stelt dat Eros ieder beweegt tot het zoeken naar waarheid (*p77). Motieven zijn als regel niet rationeel, daarom dat spelers zo vol vuur kunnen spelen. Waartoe speels? We moeten als het ware iets overzetten in de registers van het rationele denken, wat van huis uit daar niet thuishoort (* p 78). Het speelse komt dus uit een existentiële en niet uit een rationele motivatie voort. 1
Het overzetten van het ene (existentiële) in het andere (rationele) register, vraagt analyse en is vaak desastreus voor het wezenlijke van het speelse. Motieven zijn als regel niet rationeel, wel kan de rede ze achteraf erkennen. Beredeneer het liefdesspel en men speelt het niet meer. Strikt rationeel het speelse willen begrijpen, is het ontrouw zijn. Wij worden blind voor datgene wat door die bril niet gezien kan worden en wij gaan datgene wat wij niet zien, ontkennen (* p 78).We vergeten dat de mens een belichaamd wezen is met ongrijpbare bronnen. Het leven herinnert steeds weer ieder daaraan, doordat het sterker is dan de leer. Wij verstaan vele aspecten van de werkelijkheid zonder dat wij strak rationeel kunnen verantwoorden, wat wij verstaan (* p 80).M.P. herkent het speelse name in de kunsten. Wat zijn de kenmerken van het speelse? De speelse expressie hoort thuis in de sfeer van de wereld – en levensgenietingen (*p 82). Speelsheid kan samengaan met een zeer strakke ordening, mits de ordening mede van binnenuit ontstaat. Dit is het geval wanneer de ordening mede ontstaat uit de sensibiliteit van elkaars gedragingen (*p 86). De speelsheid impliceert dat men van zijn bezigheid geniet, dat deze althans tot op zekere hoogte spontaan en in vrijheid kan worden geboren (*p 87). M.P. benoemt drie kenmerken en leidt daar weer enkele anderen van af. * Als eerste benoemt hij het genieten, speelsheid kan niet zonder ervan te genieten. Maar niemand kan genieten, als men zich niet veilig en geborgen weet. Men moet weten waar men aan toe is, wil men zich kunnen overgeven. Daarnaast vraagt genieten een zekere mate van bewustzijn, geen deskundige kritische houding, maar een wakkere houding op het moment zelf. M.P. haalt Levinas aan die stelt dat genieten: (* P82) - Onze meest oorspronkelijke verhouding tot de wereld is. - Pre-objectief is vanuit ieders verweven zijn met de wereld. - Primordiaal is, in die zin dat al het andere zich daaruit ontwikkelt. Genieten van een situatie uit zich vaak in speelsheid, in onbekommerde of dansante bewegingen, in het hier en nu zijn, in vrije omgangsgewoonten, spontane (re)acties. * Als tweede kenmerk noemt M.P. de vrijheid. Speelsheid kan niet ontstaan onder dwang, kun je niet opdringen, maar zal van binnenuit ontstaan (*p84). Een ander tot spel verleiden is natuurlijk zeer goed mogelijk, waardoor er minstens op het moment zelf sprake is van spelhandelingen. Als een spel echter niet in vrijheid wordt gespeeld, is er geen speelsheid, zijn er slechts handelingen en benut diegene niet de ruimte voor eigen initiatief. Vrijheid is vaak een kwestie van ruimte ervaren, nemen en bieden. Spel is inclusief leugentjes om beste wil; Can we believe in The Big Lie? Do we agree? What do we need more? zijn kenmerkende uitspraken van Dorothy Heathcote (drama begeleider). * Als derde kenmerk noemt hij de ontspannenheid; tegelijkertijd stelt hij dat dit inspanning kan inhouden. Ontspannen en gespannen sluiten elkaar uit. Inspanning behoeft niet krampachtig (gespannen) te gaan (* p 87-88). Duidelijke spelregels, afgebakende tijd, ruimte en opdracht, vertrouwdheid in de groep dragen bij aan het ontspannen zich kunnen inspannen tijdens spel of het speels benaderen van een opdracht. Wat ontbreekt er als het speelse ontbreekt?
2
Wij moeten speels zijn in al onze activiteiten (* p 90). M.P. zegt impliciet: als het speelse ontbreekt, ontbreken de eerder besproken kenmerken. Expliciet noemt hij (*p 89-92): de straffe organisatie van de arbeiderswereld, die geen ruimte biedt aan initiatief; monotone woonwijken met een gemis aan fantasie; het niet voldoen aan de fundamentele menselijke behoefte, aan speelsheid door vervreemding van arbeid naar menselijke maat, door de kunsten te reserveren voor excentriekelingen; door professioneel spel te spelen met een grote geldingsdrang vanuit steeds hogere eisen; door hebzucht: het gaat niet meer om het spel, maar om de knikkers. Men werkt omdat het moet. Waartoe is die ene jaarlijkse vakantie uitgegroeid tot vele vakanties? Waar moet iedereen zo nodig even uit? Is het om in het spel te duiken? M.P. stelt dat het pleidooi in de jaren ‘60 voor ludieke vorming, niet mag inhouden dat men alleen maar aan het bestaande iets toevoegt. In die zin kan kunstpedagogiek een revolutie veroorzaken in het instituut school en vervolgens in de samenleving. Hoe is het speelse van het realistische te onderscheiden? Het eigenlijke spelen houdt in dat men iets doet omdat men het graag doet, zolang men het graag doet, vanwege de innerlijke zin van de bezigheid zelf. Is het spel eenmaal tot beroep geworden, dan komt er over het spel een ‘moeten’ te hangen, dat niet altijd gemakkelijk met echte speelsheid samengaat (* p 93). Het speelse laat zich moeilijk beschrijven, zegt M.P., omdat het zich overal voordoet en zich niet laat isoleren. Het toneelspel van de beroepsacteur is arbeid en geen spel volgens MP. Nee niet altijd zou Csikszentmihalyi zeggen, maar wel in momenten en juist deze momenten van ‘flow’ houden mensen gezond (zie volgende alinea). Huizinga waarschuwde voor het verdrongen raken van het speelse in een voortschrijdende beschaving, maar ook voor valsspelers en spelbrekers1. Speelsheid is moeilijk te onderscheiden, omdat het tegelijkertijd voor de een spel en voor de ander werkelijkheid kan zijn. De eerste handelt vanuit een zekere distantie en overziet de situatie, de ander is met huid en haar betrokken, misschien zelfs gevangen in de situatie of de eigen behoeften. Vragen die niet uit de filosofie van Maurice Merleau Ponty te beantwoorden zijn Wat heeft het speelse de werkelijkheid te bieden? Huizinga toonde aan dat alle cultuur uit spel ontstaat. M.P. stelt dat het speelse genot, vrijheid en ontspanning biedt. De vraag lijkt dus overbodig. Toch wil ik er op in gaan. Mihaly Csikzentmihalyi2 bestudeert optimale levenservaringen. Hij ontdekte de speelse kwaliteit binnen ontspanning en inspanningsmomenten die leiden tot momenten van flow. Hij stelt dat iedere mens dergelijke momenten regelmatig nodig heeft om gezond te leven. In momenten van flow handelt de mens uit een stuk (denken + handelen zijn niet lineair na elkaar gekoppeld, maar zijn ongedeeld één), de mens is totaal aanwezig in het hier en nu. Die mens sluit al het andere buiten en geniet van het spanningsveld tussen haar 1 2
Huizinga, J. Homo Ludens, 1938 en volgende Csikszentmihalyi, M. The psychology of optimal experience, Harper en Row NY, 1990
3
vaardigheden en uitdagingen. De uitdaging zet haar niet klem. Zij is optimaal alert in haar werkelijkheid van dat moment, zonder de gevangene ervan te zijn. Zij hanteert haar vaardigheden in vrijheid en spant zich ontspannen in. Momenten van flow zijn veelal van korte duur, het is het hoogtepunt van een gedisciplineerde, gefocuste en intense activiteit. Iemand kan zich overgeven aan een speels moment, omdat ze 1. werkelijk weet wat ze doet binnen een afgebakende veilige situatie en dit ook graag wil doen. De activiteit krijgt haar op zo’n moment echt te pakken; 2. de vrijheid proeft voor een speelse benadering vanuit meerdere kanten, afstanden, perspectieven; 3. ontspannen kan komen tot een creatieve synthese tussen de uitdaging van de situatie en de eigen vaardigheden. Bovenstaande samenvatting is een bewerking van Csikzentmihalyi’s theorie over flow (1990) in Janssens (1998/2010). Zie verder segment Kunstpedagogiek3 Binnen een speelse werkelijkheid, zijn jongeren vrij om te experimenteren. Ieders doen en laten hoeft geen gevolgen voor de werkelijkheid te hebben, zolang iedere jongere beseft dat ieder speelt. Spel biedt echte ervaringen en ontdekkingen waarmee jongeren de werkelijkheid naar eigen keuze, eveneens speels kunnen leren hanteren. Welke beperkingen heeft het speelse? Huizinga stelt dat spel onredelijk is, maar ziet dat zeker niet als een beperking. M.P. laat dit onbesproken. De scheidslijn tussen spel en werkelijkheid is immers moeilijk vast te stellen. Wat voor de een speels is, kan voor de ander werk zijn; denk aan sporten, toneelspelen (als hobby of professioneel) Het speelse kent nauwelijks grenzen van bestaansrecht, binnen de bankwereld en ook in de politiek speelt men. Vaak kunnen we helaas deze laatste spelers met Huizinga eerder vals spelers kunnen noemen. De beperking zit wellicht in het niet serieus nemen van anderen of als speler zijnde niet serieus genomen worden door anderen. Maar ook in onderwaardering van het experiment, in onvoldoende erkenning van het speelse. En in het niet gehoord en gezien worden door ongelovigen, rechtlijnige denkers, angsthazen (“door maar normaal, dan doe je gek genoeg”) Welk gevaar schuilt er in het speelse? Machthebbers eisen vaak dat spel binnen de spelmuren blijft, niet vanwege haar beperkingen, maar vanwege het plaveiden van een weg naar bewustwording. M.P. laat het gevaar onbesproken en in zoverre het speelse niet serieus genomen wordt, denkt men ook niet snel aan gevaren. In de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw waren er echter machthebbers in Latijns–Amerika, die wel degelijk gevaar zagen in spel. Ik geef slechts twee voorbeelden: Zanger–gitarist Victor Jarra uit Chili werd de handen afgehakt en vervolgens vermoord. Augusto Boal (‘theater der onderdrukten’) vluchtte voortdurend van het ene land naar het andere, om ten slotte in Europa zijn veiligheid te vinden. Huizinga ziet dat het speelse zich steeds meer gaat verschuilen in de voortschrijdende beschaving en juist in dat ondergrondse schuilt het gevaar. Een hedendaagse gevaar van onze welvaartstaat zijn de speelse jongeren die zich vaak een toekomst dromen zonder er daadwerkelijk aan te gaan staan. Ze overschatten zichzelf, maar hebben niet de 3
In All round begeleiden (Magic teacher)– flo(w)reren (Bib Wat kun je ermee in de praktijk)
4
noodzakelijke discipline om hun kwaliteiten te realiseren. Ze hebben aan voorstellingsvermogen en plannen voldoende, genieten van de vrijheid die deze hun bieden; en van het ontspannen leven, dankzij pa en ma in de welvaartstaat. LuPe vraagt op weg te gaan zonder vaststaande route of stappenplan, te vertrouwen op het schemerduister. Op weg te gaan met een vermoedend doel voor ogen als richtingaanwijzer, en spelregels achter de hand, om een gezamenlijke weg mogelijk te maken. Binnen gezamenlijk geaccepteerde veilige grenzen, duidelijke spel- en speelregels, afgebakende ruimte en tijd; kan ieder zich overgeven aan de uitdaging van het moment. Men weet dat men even al het andere kan vergeten. In ontspannen spelwerkelijkheden en binnen veilige experimenteerruimte kan niets meer het speelse bedreigen; blijven deuren gesloten naar waarheid, onbetwijfelbare absoluutheden, onfeilbare pausen, onomkeerbare consequenties. M.P. vraagt de speelse vrijheid * ontspannen* tegemoet te gaan opdat men geniet* Vrijheid. Binnen de schoolmuren kan men die bieden en vinden in tijd- ruimte en dynamiek binnen leerprocessen (groep - opdracht - begeleiding)4. Ontspanning. Deze ontstaat door vertrouwen tussen begeleider en jongeren en jongeren onderling, waardoor ieder zich kwetsbaar op kan stellen en het onbekende kan verkennen. Genieten. Dit vraagt een krachtige omwenteling van ieders verwachtingspatroon t.a.v. school. LuPe vraagt zoveel mogelijk in te spelen op ieders behoeften, afwijkend gedrag niet alleen te tolereren, maar te waarderen en te hanteren vanuit een speelse begeleiding. LuPe vraagt inspirerende uitdagingen te bieden waar men samen aan gaat staan, vraagt een open houding, een nieuwe kijk op school. Flow laat ieder genieten5 LuPe vraagt om een andere begeleider – jongeren verhouding, waarin de rollen tijdelijk ook omgekeerd kunnen zijn. Als begeleiders zich wagen buiten hun vak, ontstaan er vakoverstijgende projecten, waarin ieder een bijdrage levert. Een ludieke aanpak ligt hier voor de hand, aangezien ieder slechts beperkt deskundig is. Begeleiders experimenteren uit interesse en schakelen op tijd een deskundig collega in. Ze nodigen jongeren uit hun eigen expertise in te zetten en de grenzen van hun kunnen aan te geven. LuPe vraagt een levenslange nieuwsgierigheid, die men ten dienste stelt aan uitdagingen.. Literatuur Csikszentmihalyi M, The psychology of optimal experience, Harper en Row NY 1990 Kwant, R.C. De wijsbegeerte van Merleau Ponty, (p als verwijzing). Mens en expressie in het licht van de wijsbegeerte van Merleau Ponty(* p verwijzing), Aula boeken Antwerpen 1968. Merleau Ponty, M. Fenomenologie van de waarneming, Ambo Amsterdam 1997.
4 5
Zie Janssens, L. Spelen is de Kunst IT&FB 2010 Zie artikel van Janssens L : Laat jongeren flowreren in Kunstzone 2007
5