NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
www.sportstrategie.be
VOOR PROFESSIONALS IN DE SPORT, BIJ OVERHEID, BEDRIJVEN & MEDIA
Editie Vlaanderen Pagina 10
Double PASS: België exporteert naast voetballers ook voetbalknowhow Pagina 14
Jos en Max Verstappen, verbonden door bloed en banden Pagina 20
“We gaan eerder voor een evolutie dan een revolutie” UCI-voorzitter Brian Cookson zwakt hervormingsplan voor wegwielrennen af Eind 2011 kwamen de UCI, de organisatoren en de teams tot het besluit dat de wedstrijdkalender en de ploegenstructuur in het wielrennen aan een diepgaande hervorming toe zijn. Intussen is ruim
Tomas Van Den Spiegel, financieel coach zet atleten in de driving seat Pagina 26
drie jaar onderhandeld en viel tijdens de voorbije klassiekers achter de schermen te horen dat de patstelling compleet is. UCI-voorzitter Brian Cookson geeft de hoop echter niet op. “Deze maand moeten we tot een oplossing komen.”
Sport & Bond: de Vlaamse Atletiekliga tegen het licht gehouden Pagina 32
Het CIRC-rapport: de UCI had meer kunnen doen
De plannen om het profwielrennen op de weg te hervormen dateren nog van onder het UCI-voorzitterschap van Pat McQuaid, de Ier die het eind september 2013 tijdens de voorzittersverkiezingen in het eeuwenoude Palazzo Vecchio in Firenze, waar ooit Machiavelli heerste, na een tragikomische, vijf uur durende procedureslag moest afleggen tegen zijn Britse uitdager. Cookson, een bijna 64-jarige landschapsarchitect uit Lancashire, kwam aan de macht na een campagne die hem bijna 145.000 euro kostte. Hij kreeg de openlijke steun van de Russische miljardair Igor Makarov, een man met vele petjes op. Makarov is CEO van
Bent u ook een professional in de sport?
de aardgasreus Itera, een vertrouweling van Vladimir Poetin, lid van het UCI managementcomité, voorzittervan de Russische wielerbond, stuwende kracht achter Team Katjoesja en dus een van de invloedrijkste spelers in de wieler_ wereld. Wrokkig omdat de UCI een WorldTourlicentie had geweigerd aan Katjoesja, belastte de oligarch een paar privédetectives met het samenstellen van een bezwarend dossier tegen McQuaid. De opvolger en beschermeling van Hein Verbruggen werd daarin beschuldigd van corruptie, machtsmisbruik en zakkenvullerij. Na de ongezien smerig verlopen verkiezingsstrijd bracht Cookson bij zijn aanstelling een Lees verder op pagina 4
FOTO: ANP PHOTO
AUTEUR: BENEDICT VANCLOOSTER
Neem dan nu een abonnement op Sport&Strategie Vlaanderen. Slechts 49,50 euro (normaal 98 euro) per jaar!
Ga naar www.sportstrategie.be en profiteer!
Een vijftiental jaar geleden wankelden zowel KAA Gent als Royal Antwerp FC. De ene traditieclub is momenteel kerngezond, bewoner van ’s lands mooiste stadion en bovendien landskampioen, de andere zwalpt ergens tussen chronisch failliet en de moedige strijd der verbetenen. Het voetbalgras is momenteel niet zo’n klein beetje groener in Gent dan in Antwerpen. Feestende Buffalo’s die een paar maanden eerder aan de Gentse Feesten konden beginnen, versus roodwit-hete Great Old supporters die – weer eens – op een totaal foute manier hun frustraties afreageerden. Gezond bestuur versus wanbeleid, Ivan De Witte versus Eddy Wauters en co. Of hoe louter het verschil in goed en slecht sportmanagement de supportersclans van twee waardige eeuwelingen tot extreem contrasterende gemoedstoestanden heeft gevoerd. (MH)
FOTO: TOM PEETERS
Blauwe vreugde, rode woede
WALTER VAN STEENBRUGGE
Ethisch reveil Heeft u al gehoord van een ‘wavetopzak’? Nee, het is niet het woord van het jaar 2014, dat was ‘flitsmarathon’ in België en, nog veel origineler, ‘dagobertducktaks’ in Nederland. Een wavetopzak is al evenmin God, die in Brussel woont en een echte zak is ofte het hoofdpersonage uit de film van Jaco Van Dormael, de enige Belgische film die in Cannes op het Filmfestival liep, en overigens veel succes oogstte. Nee, het is een gewone huisvuilzak, die met vier flapjes bovenaan kan dichtgeknoopt worden, een flappenzak. Je ziet ze momenteel overal in Gent en omstreken. Daar flapperen niet enkel de blauwwitte voetbalvlaggen, maar ook dus de zakken. De functionaliteit van deze zakken is onbetwist, overigens getest door de Gentse Universiteit, want huisvuil behandel je met zorg. Of er nog enige zorgzaamheid bestaat binnen de wereld van de voetbalcoaches, is een vraag die ik mij de jongste weken meermaals stelde. Neem nu Arnar Vidarsson. Minzame IJslander, man van vele oorlogen als speler bij onder andere SC Lokeren en Twente, maar vanaf het seizoen 2013 ook assistent-coach. In het najaar van 2014 werd hem gevraagd het roer van trainer Lorenzo Staelens over te nemen. Vidarsson leek te zullen slagen en Cercle in eerste klasse te houden ten koste van Waasland-Beveren. In de cruciale wedstrijd tegen
2
KV Mechelen leidde Cercle riant met 2-0: behoud verzekerd. In de laatste drie minuten van de wedstrijd incasseerde Cercle evenwel evenveel tegendoelpunten, waarvan één vanuit een flagrante buitenspelpositie. Vidarsson werd een kwartier voor affluiten bejubeld en bezongen als de grote redder van De Vereniging, maar na de match gelijk uitgespuugd door de Cercle-aanhang. Verbale dreigementen waren zijn deel. De smadelijke spot, de minachting en de vernedering spatten van het YouTubescherm. Zijn lot werd meteen ook in bestuurskringen bezegeld: exit Vidarsson. Daarna werd Van Wijk gehaald, maar toen die op zijn beurt niet slaagde, mocht ook de fiere Nederlander na enkele weken oprotten. Er mag dan al contractueel een ‘oprotpremie’ voor de trainer zijn afgesproken, enige stijl in de voetballerij is niet verboden. In Italië mag en kan alles nog gekker. De fel gecontesteerde Zdenek Zeman werd in december 2014 als coach van Cagliari buitengezet, maar de Tsjech (met de veelzeggende bijnaam ‘L’Onnipotente’) werd in maart 2015 opnieuw binnengehaald om alsnog het behoud in de Serie A te realiseren, en nauwelijks enkele weken later, binnen datzelfde seizoen, weer naast de bank te belanden. Dat trainers het zelf niet nauw nemen met regels, de juridische en al zeker niet de morele, blijkt al evenzeer. Yves Vanderhaeghe oogde vorige maand als een fiere pauw, wanneer hij voor de cameralenzen voorzitter Allijns de hand drukte om een nieuwe overeenkomst met KV Kortrijk in te luiden en dit
tot … 2018. Pakweg drie weken later maakten de handdruk en de handtekening van Yves plaats voor een figuurlijke middelvinger en werd een nieuwe overeenkomst, nog tijdens het seizoen, ondertekend met de rivaliserende kustploeg uit Oostende. De tifo’s van de KVK-supporters dienden maar met één lettertje aangepast, en dan nog wel dat moeilijke West-Vlaamse lettertje ‘h’: van ‘held’ naar ‘geld’. Georges Leekens deed het hem acht jaar geleden al voor met AA Gent. De brede smile van Georges op woensdag, een en al glunder met Michel Louwagie, zou de geschiedenis ingaan als de judasglimlach, want binnen de 24 uur, op donderdag, tekende Mac the Knife bij de Oost-Vlaamse concurrent uit Lokeren. Georges zou dit haasje-over springen nog eens dunnetjes overdoen, dan met de Rode Duivels en Club Brugge. Voor de echte supporter, die toch nooit van club verandert, een ware nachtmerrie. Voor de jurist een loose cannon story. Het wordt dringend tijd voor een ethisch reveil. Liever een ethische commissie dan een reviewcommissie bij de Bond. Dit soort uitwassen hoort niet bij sport. Bij sport hoort fairplay, op het veld maar ook ernaast. Bij sport hoort ook solidariteit. De eerste stap in de evolutie van ethiek is precies het gevoel van solidariteit, zei ooit Nobelprijswinnaar voor de Vrede Albert Schweitzer. Nu heerst in het trainerslegioen een sfeer die nog weinig respect afdwingt en eerder ruikt naar afval. Maar die hoort thuis in de wavetopzak, niet op het malse groene gras van het fris geurende oefenveld. ■
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Inhoud
Edito
Opinie
‘This is not soccer’
Walter Van Steenbrugge........................................................................................2
In deze Sport & Strategie veel aandacht voor wat er in het voetbal allemaal goed en slecht ‘gesportmanaged’ wordt: enerzijds de succesvolle resultaten van het goed managen van talent development, anderzijds vier gerenommeerde columnisten over de vele misstanden in onze meest bekeken maar ook meest ‘bemopperde’ sport: het aanhoudende gezeur over het systeem van de play-offs, het drama van tweede en derde klasse en de potsierlijke contractloyaliteit tussen trainers en clubs. Ook nog: het aanmodderende MVO-beleid in het voetbal, het probleem van de stijgende lidgelden, het gehakketak rond Third Party Ownership, failliete (ex-)voetballers en hiernaast krijgt u ook nog een portie supportersrellen ... Gelukkig begint er niemand over de FIFA.
Trudo Dejonghe....................................................................................................17 Wim Lagae..............................................................................................................31 Hans Vandeweghe...............................................................................................40
Beleid & management Interview met Brian Cookson..............................................................................1 Double PASS.......................................................................................................... 10 De gemeenten en hun sportbudget............................................................... 18 Interview met Tomas Van Den Spiegel...........................................................20
Misschien niet meteen erger, maar zo mogelijk nog ergerlijker aan ons voetbal is het fenomeen van de op de scheidsrechter scheldende vader. (Er bestaat overigens ook een vrouwelijke variant, we willen niet seksistisch zijn.) Het fenomeen zelf is genoegzaam bekend, over naar de oorzaken: wat bezielt zo’n vent (m/v)? Allereerst is er het klassieke argument van de sociale stratificatie van sport: voetbal zou meer rekruteren in gemiddeld gezien lagere sociale klassen. En niet in Engeland dan, waar een pak minder wordt gekankerd op de referee? Of in die opkomende voetbalreus genaamd Verenigde Staten? Daar ligt American football, een sport die traditioneel ook in de lagere sociale klassen rekruteert, volop in de negatieve perceptie: je bent een slechte ouder als je je kind aan dit soort bruut fysiek geweld blootstelt. Om nog maar te zwijgen van het mentale geweld – leest u vooral de gevolgen daarvan verderop bij Tomas Van Den Spiegel. Voetbal is het ideale alternatief en zit dan ook gigantisch in de lift in de VS. Zonder gezeik op de scheidsrechter. Het argument ‘nature’ kan dus op de schop, over naar ‘nurture’.
Bonden tegen het licht: VAL..............................................................................26 CIRC-antidopingrapport.................................................................................... 32
Sponsoring & marketing
Daar is er natuurlijk het klassieke argument van de compensatie. Pa is zelf geflopt als voetballer en hoopt beter voor zoonlief. In se niet fout, nu nog een beetje werken aan de manier waarop zich dat veruitwendigt. In het verlengde daarvan: pa flopt maatschappelijk nog steeds, een kind in het profvoetbal kan het gezin toch het nodige prestige geven. Een soort van family marketing die we overal zien terugkomen, van onschuldige kerstfoto’s van trotse ouders met gezin (foto’s van jezelf rondsturen, het doet altijd een beetje aan Jean-Marie Pfaff denken!) tot verbale druk op kind en scheids.
Max Verstappen, gemaakt om te racen.......................................................... 14
Recht & fiscaliteit Sportlui met een internationale actieradius................................................. 16
Maar waarom zien we dat dan niet in pakweg het basketbal? De reden is simpel, luistert u maar eens naar www.radio1.be/programmas/vandaag/mijn-gedacht-voetbal-kan-wat-leren-van-basketbal. Lik op stuk bij wangedrag! De belangrijkste oorzaak zou dus weleens bij de regels en de organiserende bonden kunnen liggen. In het voetbal wordt er gedoogd, elk krachtig tegensignaal ontbreekt. En dan creëer je een cultuur van extreme ontsporingen, zoals de dood van Richard Nieuwenhuizen (lees daarover Wat een kutvoetbal, hè), misselijkmakende tifo’s en gezanik op de spelleiding.
Third Party Ownership........................................................................................ 35
Wetenschap & onderzoek Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het voetbal.....................24
Alle ‘Respect’-, ‘No to racism’- en andere pr-stunten ten spijt, sta je erg slap als je het wangedrag van je belangrijkste boodschappers – de ‘endorsers’ genaamd voetballers en trainers – structureel door de vingers blijft zien. Drie wedstrijden geschorst wegens wangedrag? Hop, met de clubadvocaat in beroep bij de geschillencommissie, herleid tot één wedstrijd schorsing, klaar! De belangen zijn te groot, er is geen direct financieel gewin in ‘goede manieren’ en wat zou je bovendien ethisch lopen doen, als je hoofdzetel te boek staat als de minst ethische uit het mondiale sportbestel? Dus toch de FIFA. Als eindverantwoordelijke en hoogste ‘schuldig verzuimer’ in rang.
Geschiedenis Een hond in het olympisch spel.......................................................................40
Varia The American Way...............................................................................................38
Tikt u vooral eens in op YouTube: ‘Nigel Owens this is not soccer’. Een rugbyscheidsrechter leest een speler de levieten: “I’m the referee on this field, not you. Stick to your job and I will do mine. If I hear you shouting for anything again, I will be penalizing you. This is not soccer, is that clear?” Hoe heeft men deze man ooit over het hoofd kunnen zien bij de verkiezing van internationale sportpersoonlijkheid van het jaar? MARKO HEIJL
@MarkoHeijl
COLOFON Sport & Strategie editie Vlaanderen is een uitgave van Arko Sports Media BVBA en verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer verschijnt begin september.
Uitgever Michel van Troost E-mail:
[email protected]
Hoofdredactie Marko Heijl E-mail:
[email protected]
Redactie-adres/Lezersservice Arko Sports Media BVBA Louizalaan 367 B-1050 Brussel Tel.: 0032 (0)2 642 00 71 E-mail:
[email protected]
Eindredactie Benedict Vanclooster
Met redactionele bijdagen van: Robert Barreveld, Katrien Bollen, Trudo Dejonghe, Sven Demeulemeester, Grégory Ernes, Marko Heijl, Wim Lagae, Brigitte Lievens, Roland Renson, Jasper Truyens, Walter Van Steenbrugge, Benedict Vanclooster, Hans Vandeweghe, Pieter Verhoogt
Story Publishers P. Van Duyseplein 8 B - 9000 Gent www.storypublishers.be E-mail:
[email protected]
Adverteren Voor meer informatie over partnerships en/of adverteren kunt u contact opnemen met Marleen Kessel. Advertorials vallen buiten de verantwoordelijkheid van redactie en uitgever. E-mail:
[email protected] Ontwerp&opmaak Ivo Koschak - www.ikgraphicdesign.com Druk PreVision, Eindhoven
© 2015 Arko Sports Media BVBA Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN 2295-788X
Lidmaatschap Sport & Strategie De prijs van een jaarabonnement op Sport & Strategie editie Vlaanderen bedraagt € 98. Indien u zich nu aanmeldt, kunt u profiteren van een aantrekkelijk introductietarief. U betaalt slechts € 49,50! Bedragen zijn excl. 6% btw maar incl. verzend- en administratiekosten.
3
FOTO: ANP PHOTO
Na de woelige voorzittersverkiezingen van september 2013 nam Brian Cookson zijn intrek in het UCI-hoofdkwartier in het Zwitserse Aigle.
Vervolg van pagina 1
veelbelovende boodschap van ‘change’. De nieuwe UCI-baas, die tussen 1996 en 2013 een succesvol parcours reed als voorzitter van de Britse wielerfederatie, beloofde meteen een herziening van de structuur van het profwielrennen op de weg. Er moest een eenvoudiger, meer samenhangende wedstrijdkalender komen en meer financiële stabiliteit voor de teams. Uw hervormingen gingen aanvankelijk in 2015 in voege treden, maar worden almaar uitgesteld. “De besprekingen met alle stakeholders zijn nog aan de gang, maar ik ben heel optimistisch dat een nieuwe en betere structuur nabij is. In juni komt de Professional Cycling Council bijeen en vergadert ook het UCI manage-
mentcomité. Ik hoop dat we tegen dan tot een oplossing kunnen komen die voor zoveel mogelijk partijen werkbaar is. De hervormingen zullen ingevoerd worden vanaf 2017 en tegen 2020 helemaal uitgerold zijn.” Wat mogen we verwachten? “We gaan eerder voor een evolutie dan een revolutie. Zonder in detail te treden: ik hou niet zo van wat ik las over een gesloten competitie en wedstrijden die ieder weekend volgens hetzelfde format worden georganiseerd. Ik denk niet dat dit werkt voor onze sport. Het unieke aan wielrennen is de mix van grote ronden, kleinere rittenkoersen en klassiekers. En de beste renners in de klassiekers zijn niet noodzakelijk meer de beste renners in de grote ronden. Ik wil er juist voor zorgen dat de teams de capaciteit hebben om de nieuwe kalender te rijden.”
“HET IS NIET LANGER DE BEDOELING OM HET AANTAL PLOEGEN OF RENNERS STERK TE VERMINDEREN”
4
Hoe zal dat kunnen? De WorldTourteams zullen nog slechts 22 in plaats van 30 renners mogen tellen. “Nee, dat was het oorspronkelijk voorstel van voor ik tot voorzitter werd verkozen. We zijn op die structuur nu helemaal teruggekomen. Het is niet langer de bedoeling om het aantal ploegen of renners sterk te verminderen. We maken werk van een veel logischer en meer geleidelijke oplossing.” Het aantal teams en renners neemt hoe dan ook zienderogen af. In 2000 waren er nog 71 profteams, tegenwoordig zijn er nog slechts 37. Met als gevolg dat steeds meer renners hun baan verliezen. Sinds de invoering van de UCI WorldTour in 2005 is het aantal renners met een contract bij een profploeg met 74 gedaald. “In de periode waarover je spreekt, heeft de UCI geleidelijk geprobeerd om de standaard voor de teams te verbeteren. We verloren een aantal teams dat niet aan de normen voldeed en andere die niet de financiën hadden om
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Salary cap Oleg Tinkov (Tinkoff-Saxo) is de meest mediageile en bekendste, maar lang niet de enige mecenas die een wielerteam in de UCI WorldTour op de been houdt. Het toenemende mecenaat is volgens UCI-voorzitter Brian Cookson een zorgwekkende trend. “Andere ploegen worden gesponsord door nationale regeringen die hun land willen promoten. De sponsors die echt voor het marketingvoordeel in onze sport zitten, zijn heel beperkt in aantal. Op langere termijn is dit een uitdaging voor ons. Natuurlijk heet ik iedereen welkom die geld wil pompen in onze sport. Maar we zouden allemaal veel gelukkiger zijn met een breder scala duurzame sponsors. Ik hoop heel erg dat het werk dat we nu aan het doen zijn om het profwielrennen te herstructureren en bovenal de integriteit in onze sport terug te brengen, daartoe zal helpen. De eerste tekenen kan je al zien: de Duitse televisie keert terug naar de Tour en met Team Giant-Alpecin hebben we voor het eerst sinds jaren weer een Duits WorldTourteam. Dat zijn nieuwe kansen en het is belangrijk dat we ons best doen om te verzekeren dat ze aan boord blijven.” De vele miljoenen van de mecenassen hebben in het peloton een ratrace en almaar groeiende loonkloof gecreëerd. “De lonen in het wielrennen zijn nog aanzienlijk lager dan in heel veel andere sporten”, zegt Cookson. “Er is dus nog een weg af te leggen. Dit gezegd zijnde, is het een bekommernis dat een heel klein aantal renners heel veel verdient en de kloof met de rest steeds groter wordt. Ik wil daar iets aan doen, want ik denk dat zo’n onevenwichtige loonstructuur in niemands belang is. Ik ben niet zeker hoe we hieraan het hoofd kunnen bieden, maar een maximumloon of een plafond voor de totale loonmassa zijn zaken die we moeten bekijken en met de ploegen aan het bespreken zijn. Ik wil niets opleggen dat schade berokkent aan een team of individu. Maar de druk op de renners die heel veel verdienen en op de teams die heel veel betalen, is erg oncomfortabel. Anderzijds is en blijft wielrennen een professionele competitiesport. Er is dus druk om te winnen, of je nu vier miljoen of 50.000 euro verdient.”
nvdr) dat nog negentig procent van het peloton aan de doping zit. Feitelijk hebben veel meer geïnterviewden een percentage gegeven. Velen zeiden twintig of tien procent. Maar als het tien procent is, betekent dit dat er nog twintig renners aan de start van de Tour staan die de boel belazeren. Dat is nog te veel.” Hoeveel denkt u zelf?
“WE MOETEN GLOBALISEREN MET RESPECT VOOR HET ERFGOED VAN DE WIELERSPORT: DE GROTE RONDEN EN DE KLASSIEKERS” op profniveau te blijven. Dat maakt deel uit van het versterken van de structuur. Het resultaat is minder teams, maar met een betere en sterkere basis. Het is de prijs die we hebben betaald voor de evolutie van de wielersport. De continentale teams, de derde klasse, nemen in aantal toe. Dat is heel hoopvol: er is groeipotentieel.”
Globalisering De ploegen zijn erg kwetsbaar doordat ze voor 95 procent van sponsoring afhangen. Wat moet er gebeuren om tot een gezonder businessmodel te komen? “Dat zijn we aan het uitzoeken met onze hervormingsgroep. We bekijken hoe we de technologische mogelijkheden beter kunnen exploiteren. Camera’s op de fiets, datamonitoring en dergelijke meer. De ploegen zelf hebben de Velon-groep opgericht om voor zichzelf een steviger basis te creëren. Maar ik denk dat wielrennen altijd sterk afhankelijk van sponsoring zal blijven. De evolutie van het aantal teams die je schetst, bewijst wel dat er absoluut nood is aan verandering en we ons moeten aanpassen aan de huidige economische omstandigheden. We moeten echt proberen meer financiën in het wielrennen te brengen. En als dat wat meer globalisering betekent, zullen we dat waarschijnlijk moeten aanvaarden.” De wielersport trekt inmiddels naar Australië, Argentinië, het Midden-Oosten enzovoort, maar de rij organisatoren die er in West-Europa het bijltje bij neerleggen, wordt steeds langer.
“Ik denk niet dat de uitbreiding van de wielersport in de rest van de wereld problemen veroorzaakt in Europa. Het probleem is meer van economische aard. Het wordt door de stijgende kosten steeds moeilijker om wedstrijden te organiseren in de traditionele wielerlanden. Wat we moeten doen, is globaliseren, maar met respect voor het erfgoed van de wielersport: voor mij zullen dat altijd de grote ronden en de klassiekers zijn. Om economisch voldoende duurzaam te zijn, moet het profwielrennen daarheen trekken waar er geld is. De naam zegt het zelf: professioneel wielrennen. Dat vereist inkomsten. Traditioneel is profwielrennen in vergelijking met andere sporten een sport met lage inkomsten. Wielrennen gaat de weg op, trekt door steden en dorpen, over bergen en hellingen en is ook gratis op tv te zien. Dat is de sterkte maar tegelijk ook de zwakte. We moeten tot een kalender komen die de positie van de bestaande organisatoren zoals ASO, RCS en Flanders Classics respecteert, en tegelijk nieuwe opportuniteiten vinden. Het kan zijn dat enkele bestaande wedstrijden zullen moeten opschuiven of hun format een beetje veranderen. Maar ik ben niet van plan om zwaar te snoeien.” De globalisering is op het hoogste niveau geen succes. Op de Tour Down Under en de twee grote prijzen in Canada na is de UCI WorldTour ondanks zijn naam nog altijd een West-Europees gebeuren. “Bij een dergelijke evolutie worden er stappen vooruit gezet en stappen achteruit. De WorldTour doet momenteel alleen Azië en Afrika niet aan. We hadden enkele jaren de Ronde van Peking. Dat was geen duurzaam eve-
nement. De mensen van Peking gingen niet verder omdat ze wilden investeren in het WK atletiek. Maar ik sluit niet uit dat we in de toekomst terugkeren naar China of elders in Azië. Er zijn bijvoorbeeld heel wat organisaties met een groot potentieel aan de Perzische Golf. Afrika zal moeilijker zijn, denk ik. Zuid-Afrika is als meest welvarende natie wellicht de beste mogelijkheid. Ook in Noord- en Zuid-Amerika ligt er veel toekomst. Er is wel degelijk potentieel voor meer wedstrijden over heel de wereld. Zeker nu we de geloofwaardigheid van de sport beginnen te herstellen. Want laat ons eerlijk zijn: een deel van het probleem van de gebrekkige financiering in het wielrennen is het heel slechte imago van onze sport ten gevolge van de vele dopingschandalen. De geloofwaardigheid herstellen was mijn eerste prioriteit toen ik pas verkozen was. Los van ethische kwesties en zonder daarom cynisch te zijn, er zit achter doping ook een financieel issue. Sponsors willen niet betrokken zijn bij een sport die in de perceptie vol bedrog zit. We zijn zo bijvoorbeeld Rabobank en drie Duitse WorldTourteams (T-Mobile, Gerolsteiner en Milram, nvdr) kwijtgespeeld. Heel wat andere sponsors zouden niet in de sport gekomen zijn, mochten we niets ondernemen. Het wielrennen is geleidelijk aan het veranderen. We runnen de sport nu integer en transparant en zijn vastberaden het aantal bedriegers tot het absolute minimum te herleiden.”
Document of record Hoeveel renners van het huidige peloton gebruiken nog doping? “Sommige media hebben nogal gefocust op de verklaring van die ene renner aan de CIRC (Cycling Independent Reform Commission,
“Er is nog een klein percentage dat probeert te bedriegen. Mogelijk minder dan twintig procent. Het is echter duidelijk dat het in het huidig wielrennen mogelijk is om te winnen zonder doping. Dat heeft het rapport aangetoond. Maar ik ga hier niet de pr-man spelen. Onze job is om het de bedriegers zo moeilijk mogelijk te maken, realistisch te zijn en de huidige situatie te analyseren. Daarvoor zullen we nog een prevalentiestudie opzetten, op basis van de data die de Cycling Anti-Doping Foundation verzameld heeft. Op die manier willen we meer inzicht krijgen in wat de huidige renners en teams doen. Op dat punt was het CIRC-rapport misschien wat zwakker.” Dat was ook de kritiek van David Millar: “Het onderzoek duurde een jaar en kostte drie miljoen pond en toch is men helemaal niet doorgedrongen tot het profwielrennen van nu. Er werden heel weinig jonge renners en relevante teameigenaars geïnterviewd.” “Het valt te begrijpen dat veel van de huidige renners niet naar Zwitserland zijn gegaan. Maar ik begrijp eerlijk gezegd niet dat David Millar, een kruisvaarder tegen doping, niet de tijd vond om zelf met de commissie te spreken. Dertien maanden stonden de deuren open. Eind september is hij met wielrennen gestopt. Dan had hij nog vijf maanden om zijn standpunt te komen geven. Vreemd dus dat hij zo’n commentaar geeft.” Is, globaal gesproken, het probleem van het rapport niet dat het alleen maar verhalen bundelt die we al in kranten, magazines en boeken konden lezen? “Wel, ik denk dat Paul Kimmage (ex-renner en journalist tegen wie Hein Verbruggen en Pat McQuaid in het verleden een rechtszaak aanspanden, nvdr) het juist heeft verwoord in een van de Ierse kranten. Het verschil is dat het nu niet langer om speculaties in een krant Lees verder op pagina 7
5
is a leader in the combined fields of Sports, Media & Entertainment. BELGIUM |
FRANCE |
GERMANY |
THE NETHERLANDS |
KENYA
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
“ER IS NOG EEN KLEIN PERCENTAGE RENNERS DAT AAN DE DOPING ZIT. MOGELIJK MINDER DAN TWINTIG PROCENT”
Er staan ook nieuwe dingen in: bijvoorbeeld de zeer goed onderbouwde analyse van de verhalen over het Vrijman-rapport en de manier waarop Lance Armstrongs eerste corticosteroïdenvoorschrift in de Tour van 1999 geantidateerd werd. Heel gedetailleerd laat het rapport zien dat de UCI-leiding in die jaren het imago boven de integriteit van de sport plaatste. Dat is niet langer voer voor speculatie, maar nu zwart op wit bewezen. En eerlijk gezegd is het daarmee niet afgelopen. Ik denk dat we nog enkele andere dingen zullen doorgeven aan onze eigen ethische commissie en mogelijk ook aan die van het IOC.”
Belangenconflicten U wordt zelf ook verweten voorrang te geven aan het imago van de sport. De aankondiging van de schorsing van Denis Mensjov heeft de UCI op haar website in een klein hoekje weggemoffeld. “Weet je, we kunnen nooit winnen. Als we iets uitbrengen en een grote aankondiging doen, worden we ervan beschuldigd eens te meer het wielrennen door de modder te sleuren. Als we iets op een meer gemanagede manier publiceren, zegt men dat we dingen in de doofpot proberen te stoppen. Wel, de manier waarop we het verdict over Mensjov op onze website hebben geplaatst, lag helemaal in de lijn van de WADA-code. Het was nooit de bedoeling om de zaak-Mensjov te corrumperen. Maar ik denk dat de communicatie beter had gekund. We hadden deze zaak meer proactief moeten bekendmaken. Voortaan zullen we dat ook doen. Niet voor iedere positieve test, want er komen er van over heel de wereld, van
kleine federaties, kleine renners enzovoort. Maar wanneer we een positieve test hebben van een renner van een WorldTourteam, een procontinentale ploeg of een topteam bij de dames, zullen we een communiqué verspreiden. We hebben onze les dus geleerd.” Mensjov reed voor het Russische Katjoesja, het team van Igor Makarov, die uw voorzitterskandidatuur ondersteunde. “Over de zaak-Mensjov heb ik met Makarov niet gesproken. Op geen enkel moment was hij betrokken bij de beslissing. Ik weet ook niet Lees verder op pagina 9
FOTO: ANP PHOTO
of op het internet gaat, maar het a document of record is, een officieel document. Drie heel intelligente en integere mannen hebben meer dan een jaar een erg zorgvuldig onderzoek gevoerd. Drie zaken in het bijzonder hebben ze erg goed gedaan. Ten eerste de heel gedetailleerde analyse van de geschiedenis van doping in de wielersport, met een bijzondere focus op de laatste tien tot vijftien jaar. Ten tweede de heel goed onderbouwde analyse van bepaalde sleutelincidenten in de voorbije tien of vijftien jaar die het onderwerp van allerhande beschuldigingen uitmaakten. Goed dat er nu afdoende bewijsmateriaal is over wat al dan niet gebeurd is. En ten derde de reeks aanbevelingen over wat de UCI zou moeten doen om te vermijden dat zulke fouten opnieuw gebeuren.
Voormalig UCI-voorzitter Hein Verbruggen en de inmiddels gevallen wielerheld Lance Armstrong.
“Hein Verbruggen had geen oren naar kritiek” Zoals beloofd in zijn verkiezingsmanifest liet Cookson, die als voorzitter jaarlijks 275.000 euro bruto opstrijkt, meteen na zijn aanstelling het antidopingbeleid van zijn voorgangers onderzoeken. Daartoe werd de Cycling Independent Reform Commission (CIRC) opgericht. Op 9 maart maakte die haar 227 pagina’s tellende rapport openbaar, waarna Cookson oud-voorzitter Hein Verbruggen schriftelijk de vraag stelde om afstand te doen van zijn UCI-erevoorzitterschap. Waarom wil u dat? “Uit het CIRC-rapport blijkt duidelijk dat meneer Verbruggen – ondanks zijn aanzienlijke verwezenlijkingen in de wielersport, die ik ook erken – een aantal dingen heeft gedaan die simpelweg fout waren. Met name in het tijdperk van Armstrong. Het was fout Armstrong in de Tour van 1999 te helpen aan een geantidateerd voorschrift voor het gebruik van corticosteroïden om therapeutische redenen: een doofpotoperatie. Daarna was het fout zich in te mengen in het Vrijman-rapport over Armstrongs epostalen uit diezelfde Tour. Aan het publiek, de media, de andere UCI-leden en de nationale federaties stelde Verbruggen het rapport valselijk voor als onafhankelijk. Niet het soort gedrag dat je van een erevoorzitter verwacht. Voor mij betekent ‘honorary’ iemand die zich altijd eervol en voorbeeldig heeft gedragen.” Hein Verbruggen zegt: “Cookson zat jaren in de algemene vergadering en vervolgens onder Pat McQuaid jaren in het UCI managementcomité en nooit hoorde ik kritiek, alleen applaus.” “Dat is nu net Heins probleem: hij zwaaide graag de scepter en hoorde nooit kritiek. Misschien had hij wat meer moeten luisteren.” En dat doet u wel? “Mijn stijl is wat meer participatief: partnerships opbouwen, tot een consensus komen. Een sportfederatie als een keizer besturen is uit de tijd. Een veel betere manier, zeker in een veelzijdige sport als wielrennen met veel stakeholders, is proberen om mensen rond de tafel te krijgen, aan een consensus te bouwen en een akkoord te zoeken. Dat is niet altijd mogelijk. Soms moet je als bestuursorgaan beslissen en je verantwoordelijkheid nemen. Dat doen we ook, maar op zo’n manier dat we de belangen van alle stakeholders erkennen. Dit kan betekenen dat het overleg twee of drie keer langer duurt dan we gewenst hadden. Maar ik vind die prijs de moeite waard om te betalen.” De UCI is een logge tanker. Krijgt u er beweging in? “Bij elke grote organisatie vraagt verandering veel tijd en inspanning. Maar als je kijkt naar de manier van werken vroeger: de UCI was constant in conflicten verwikkeld. Met ASO, het WADA, noem maar op. Mij lijkt het veel beter om samen te werken. Het conflict met het WADA heb ik nooit kunnen begrijpen. Het probleem dat het wielrennen decennialang het hoofd moest bieden, was doping. Hoe kon de UCI in aanvaring komen met het agentschap dat precies internationale federaties bij die uitdaging wil helpen? De reden was volgens mij persoonsgebonden: de ruzie tussen Hein Verbruggen en Dick Pound, terug te voeren tot het IOC, en al dat soort geworstel om de macht. Hein stelde die dingen boven het belang van de UCI. Dat is helemaal niet mijn aanpak. In mijn benadering komt de wielersport op de eerste plaats. We moeten onze sport sterker en beter proberen te maken in plaats van de hele tijd ruzie te maken.”
7
TOP 100 DE SPORTSPONSORS
TOP 100 ALLER TIJDEN AUTEUR: BOB VAN OOSTERHOUT
De Sportsponsors Top 100 Aller Tijden is niet zomaar een ranglijst van de meest geslaagde of leukste sponsordeals uit de Nederlandse sporthistorie. Het is een feest der herkenning voor iedere rechtgeaarde sportliefhebber om de geschiedenis in te duiken. Daarnaast leert De Sportsponsors Top 100 Aller Tijden ons hoe vele prachtige sponsordeals tot stand zijn gekomen, tot een succes zijn gemaakt, wie de architecten waren en welke investeringen ermee gepaard gingen.
BESTEL OR O V T C E R I D
5 9 39.
€
SPORTSPONSORVOORBEELDEN
Marco van Basten in het roodwitte Ajax-tenue met TDK op de borst, de gele baan op het Feyenoordshirt met daarop Gouden Gids en later Opel . Peter Post met zijn
TI-Raleigh en later Panasonic equipe. De PTT Telecompetitie of ons aller Nederlands
CL . BTW)· ABN AMRO elftal met· Nationale-Nederlanden. denken van de blauwwitte schaatspakken ABOBANK ·( IN HEINEKEN SANEX · PHILIPS · Wat PTTteTELECOM · TVM · RALEIGH · NATIONALEmet het onvermijdelijke Aegon-logo? Het ABN AMRO World Tennis Tournament of de
· TDK · PON · ESSENT · DELTA LLOYD · ING · HOLLAND CASINO · KLM · PARKER · TATA STEEL · FEENSTR Rabobank Wielerploeg, die vanaf de jaren negentig de Oranjegekte in de Tour losmaakte. En
· PDM · RANDSTAD · ASR · wie JUPILER NISSAN · BROTHER · DSB · DELA UNIVÉHeineken · HOUTLAND, DOELAND kan zich· de Olympische Spelen nog voorstellen zonder· Holland House?
· ENNIA · BAVARIA · SPAAR SELECT · EY · FORTIS · RIZLA · LUCKY STRIKE · PANASONIC · BUCKLER · LEVI’ PASSIE VOOR DE SPORT
NLOTERIJ · MARLBORO · MARS · DE LOTTO · BEN · JAVAN ER · AFAS · LIGA · EFTELING · BRANDSTAFF · G Sportsponsoring is in enkele decennia uitgegroeid van de ‘hobby van de directeur’ tot
TOTO · RICOH · ORTEC · WEHKAMP · ORTEC · VACANSOLEIL · LEVI’S MANDEMAKERS · VACANSOLEIL een professionele miljardenbusiness die nog altijd groeit. ·Maar ondanks het grote geld
speelt· pure passie voor de sport nog altijd een· voorname rol. De ·samensteller van dit · CABALLERO PIONEER · VERONICA · TRUST TURBANA · HERSCHI · BNN DR SCHUPP COMMODORE boek, sportmarketeer Bob van Oosterhout (door SponsorTribune uitgeroepen tot meest
AKAI · UNIT4 · BNN · DR FOOTS · INTERPOLIS · ELMEX · AEGON · RABOBANK · HEINEKEN· ABN AMRO invloedrijke persoon in de Nederlandse sponsorindustrie in 2013) legt bij elk van de honderd
LIGA · RED BULL · NASHUAsponsorcases · TDK · PON ESSENT · VRIENDENLOTERIJ in dit· boek op verfrissende wijze uit waar een· HOLLAND goede mix vanCASINO creatieve, · KLM · PARK
slimme marketing en oprechte liefde voor de sport toe kan leiden. AMSTEL · WASTORA RANDSTAD · ASR · BUCKLER · MINOLTA · JUPILER · NISSAN · DSB · DELA · HOUTL
T ZOOMERS · ENNIA · BAVARIA · SPAARSELECT · SELECT · FORTIS · RIZLA · LUCKY STRIKE · PANASONIC
www.sportsponsorstop100. nl· JAN VAN ERP · LIGA · EFTELING UON · VRIENDENLOTERIJ · MARLBORO · MARS · DE LOTTO · BEN · AFAS
S BANK · TRUST · MINOLTA · TOTO · RICOH · ORTEC · WEHKAMP · VAN HEESWIJK ELEKTROTECHNIEK ·
FOTO: TOM PEETERS
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
of hij enige invloed had op Mensjov bij de afhandeling van de zaak. Wat ik wel weet, is dat Mensjov de straf aanvaard heeft: hij kreeg een schorsing, is weg uit het wielrennen en betaalde zijn boete. Dat is goed nieuws waar we allemaal blij om zouden moeten zijn.” Maar meer in het algemeen: hoelang zal de UCI zulke belangenconflicten blijven tolereren? Makarov heeft de Griekse federatie naar verluidt betaald om uw voorzitterskandidatuur te steunen. “Nee, dat heeft hij niet.” In ieder geval heeft hij met zijn bedrijf Itera het sponsorcontract met de Europese wielerunie UEC verlengd op het moment van de voorzittersverkiezingen. “Het ging om een contracthernieuwing, zoals je zegt. Meneer Makarovs bedrijf was dus al langer sponsor van de UEC. Onder het voorzitterschap van David Lappartient heeft de UEC een afzonderlijke commissie opgericht om onafhankelijk te bepalen waar in Europa de sponsorgelden naartoe kunnen gaan. Meneer Makarov was dus niet betrokken in de beslissingen daarover. Dit dossier is integer en onpartijdig afgehandeld. Er is een scheiding tussen wie het geld geeft en de beslissing over wie het krijgt. Dat lijkt me eerlijk en zo moet het ook.”
Aangebrand verleden De ploegen uit het vroegere Oostblok, maar ook enkele andere, worden geleid door managers en ploegleiders met een aangebrand verleden. U zegt de geloofwaardigheid van het
wielrennen te willen herstellen. Waarom mogen zij hun positie blijven handhaven? “De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het dopingprobleem in onze sport zo wijdverbreid was dat het heel moeilijk is om ervaren ploegleiders en -managers te vinden die op een bepaald moment in hun carrière niet zelf een dopingprobleem hebben gehad of voor een team met een dopingprobleem hebben gewerkt. Wat we dus moeten doen, is een beter mechanisme opzetten om te bepalen wie kan verder werken en wie niet, wie nu echt de juiste dingen probeert te doen en wie dat alleen maar beweert. Met onze advocaten zijn we daarom aan het bekijken hoe we een fit-andproper-person test kunnen uitwerken: wie handelt er correct en is eraan gehecht dit in de toekomst te blijven doen? Dat valt niet makkelijk uit te maken. Ik wil geen namen noemen, maar over sommige extraverte personen die in de media vriendelijk zijn, denken de mensen dat ze oké zijn en de juiste dingen proberen te doen. Anderen hebben het omgekeerde imago. De vraag is wat het essentiële verschil is tussen beiden. Op een of andere wijze moet je tot een systeem komen dat personen aanvaardt die in het verleden verkeerd hebben gehandeld maar goeie bedoelingen voor de toekomst hebben. Evenzeer moet je zeker zijn dat wie niet oprecht is in zijn spijt of berouw, geweerd wordt. Zo’n test moet ook juridisch verdedigbaar zijn, want men zal die natuurlijk aanvechten voor de rechtbank. Haast belangrijker nog dan de teammanagers en ploegleiders zijn volgens mij de dokters. Sommigen die bij dopingzaken betrokken waren, zijn blijkbaar nog steeds aan het werk. Daarom moeten we een manier vinden om de lat voor teamdokters hoger te leggen en een assessmentsysteem en testprocedure op te stellen. Op die manier moeten we uitmaken wie in staat is om in de toekomst nog
WorldTour voor dames Als kandidaat-voorzitter beloofde Brian Cookson werk te zullen maken van de ontwikkeling van het dameswielrennen. “Een eerste actiepunt is al uitgevoerd”, zegt de Brit. “Er werken nu veel meer vrouwen dan vroeger in de administratie van de UCI. We hebben een vrouwelijke vicevoorzitter, een damescommissie en minstens één vrouw in elke commissie voor iedere wielerdiscipline: de weg, de piste enzovoort. En ze zetelen niet omdat ze vrouw zijn, maar voor hun expertise en kennis. Een grote groep vrouwen van de teams, de nationale federaties en de rensters, zoals Marianne Vos, bekijkt hoe het dameswielrennen versterkt kan worden en vertelt me hoe de UCI zou moeten helpen. Het zijn dus niet langer mannen van oude of middelbare leeftijd die zeggen wat er moet gebeuren. De ideeën komen van de dames zelf. We zullen meer investeren in de tv-dekking van vrouwenwielrennen. We willen de teams helpen versterken door beter prijzengeld te geven. Voor de wereldbekerwedstrijden zijn we het prijzengeld aan het gelijkstellen met dat van de mannen waar mogelijk. Voor de WK’s is dit al gebeurd. En we werken aan een voorstel om de wereldbeker geleidelijk uit te bouwen tot een soort WorldTour voor dames, met zowel eendags- als rittenwedstrijden en met een bepaald aantal topteams. Op die manier zullen de ploegen meer inkomsten verwerven via betere sponsordeals en zullen de rennerslonen verbeteren. Ik vind niet dat we mannenteams moeten verplichten om ook een vrouwenteam op te zetten. Er zijn sponsors die in het dames- en niet in het mannenwielrennen geïnteresseerd zijn. Hetzelfde geldt voor bepaalde organisaties of steden. De Ronde van Drenthe voor vrouwen bijvoorbeeld, de eerste wereldbekerwedstrijd van het seizoen, is groter dan de mannenwedstrijd daar. We moeten dat respecteren. Dameswielrennen mag niet altijd als tweederangs benaderd worden.”
ploegdokter te zijn. Ook dit zijn we met onze advocaten aan het bekijken en ook met het WADA moet dit nog worden besproken. Het assessment kan onderdeel worden van de licentieprocedure voor de ploegen. Ik ben ervan overtuigd dat dokters die in het verleden doping bij teams gefaciliteerd hebben, uiteindelijk uit onze sport verbannen zullen worden.” Tot slot: de CIRC doet in haar rapport een reeks aanbevelingen inzake antidopingbeleid. Wat zijn volgens u de drie belangrijkste? “Als ik er drie moet uitpikken, zou ik ten eerste zeggen de algemene aanbeveling om nauwer
“WE WERKEN AAN EEN TESTPROCEDURE OM TEAMMANAGERS, PLOEGLEIDERS EN DOKTERS MET SLECHTE BEDOELINGEN UIT TE SLUITEN”
samen te werken met het WADA, de farmaceutische industrie en de wetenschappelijke wereld om de dopingtests te proberen verbeteren, omdat er altijd mensen op zoek zullen zijn naar nieuwe opportuniteiten. Ten tweede is het belangrijk dat we alle mazen proberen te sluiten. Als er renners zijn die proberen vals te spelen tussen elf uur ’s avonds en zes uur ’s ochtends, moeten we misschien kijken voor tests in het midden van de nacht. Ik denk niet dat iemand dit wil. Het is comfortabel noch voor de renners, noch voor de controleurs. Maar ik sluit het niet uit. Ten derde is het erg verontrustend dat er mensen zijn die de jeugd – junioren of nog jonger – naar doping leiden. Voor mij is dat kindermishandeling, een crimineel feit waartegen moet worden opgetreden door de politie en de sportieve autoriteiten. Doping bij jongeren is een zaak van de nationale antidopingagentschappen en de nationale federaties. Maar als UCI kunnen wij hun werk makkelijker maken door informatie te delen en ze in de richting van bepaalde personen te helpen zoeken. Een op inlichtingen gebaseerde dopingaanpak voor alle leeftijdsgroepen en op alle niveaus dringt zich op.” ■
9
GF
Double PASS, ‘together for more better players’
Hugo Schoukens en Jo Van Hoecke: “We zijn wereldwijd met een aantal toekomstige partners bezig.”
Mee bouwen aan de voetbalkampioenen van morgen Het gaat goed met het Belgisch voetbal als exportproduct. Bij tal van Europese topploegen maakten het afgelopen seizoen Belgische voetballers het mooie weer. En onze voetbalexport beperkt zich niet tot een briljante lichting topspelers. Op het gebied van management van ‘talent development’ is het in Brussel gevestigde Double PASS (Professional Academy Support System) hard op weg de internationale norm te zetten. Bij een internationaal verhaal op een internationale markt hoort een internationale en dus Engelstalige slogan en die vinden we op de website: ‘Quality management, innovation, acceleration of talent development systems’. Dat vraagt een extra woordje uitleg. AUTEUR: MARKO HEIJL Jo Van Hoecke, CPO en medeoprichter Double PASS: “Naar de federaties, liga’s en clubs hebben we als value proposition: ‘Together for more better players’.” Hugo Schoukens, CEO en medeoprichter Double PASS: “Het ontwikkelen van meer én betere spelers, maar we zeggen weliswaar ‘meer betere’ spelers.”
10
Dat klinkt mooi en veelbelovend, maar zowat elke voetbalclub ter wereld is al sinds mensenheugenis in de weer met het opleiden van spelers en ze willen er ook allemaal ‘meer betere’. Wat precies doet Double PASS om op dat platgetrapte pad meerwaarde te bieden, concreet tot ‘meer betere’ spelers te komen dus? Schoukens: “Ik denk dat we op de eerste plaats een structuur geven voor hoe je een academie runt, op een dusdanige manier dat er continuïteit is. Iedereen heeft weleens een talent opgeleid. Maar het moet zo gebeuren dat het geen kost is, maar een activiteit die er specifiek op gericht is rendement te halen, als een middel om return on investment te hebben. Ik denk dat je dat op een gestructureerde en continue manier moet kunnen doen en dat ‘meten’ daar deel van uitmaakt. Constant voor de spiegel staan en je afvragen: waar sta ik vandaag, wil ik de lat nog hoger leggen? Dan kom je in een internationale context, waarin we de clubs de mogelijkheid geven zich te laten bench-
GF
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
“IEDEREEN HEEFT WELEENS EEN TALENT OPGELEID. MAAR HET MOET ZO GEBEUREN DAT HET GEEN KOST IS, MAAR EEN ACTIVITEIT DIE ER SPECIFIEK OP GERICHT IS RENDEMENT TE HALEN”
Hugo Schoukens marken ten opzichte van elkaar. En dat is dan ook een drijfveer om de lat weer wat hoger te leggen. We vertrekken daarbij vanuit een state-of-the-artopleiding. Daar zitten een aantal aspecten in, zoals het positioneren en het rewarden van een jeugdopleiding. Dat zijn zaken die we als meerwaarde trachten aan te bieden. Met als doel meer en betere spelers op te leiden en tot een hoger spelpeil van de club te komen, of van een liga op het meer meso-level. Sinds mensenheugenis doet iedereen aan jeugdopleiding. Sport en meer specifiek voetbal is dermate geëvolueerd tot een entertainmentbusiness, een échte business dus, dat we de opleiding van onze belangrijkste resources, onze talenten, niet meer aan het toeval over kunnen laten. Vroeger hebben heel veel spelers zichzelf op straat opgeleid. Vandaag gebeurt dat niet meer en moeten we alles organiseren en structureren. En moeten we goed nadenken over hoe we dat op de beste manier kunnen doen.” Hoe verkoop je dat aan de vleesgeworden metafoor van de corpulente voetbalvoorzitter die al vijftig jaar aan jeugdopleiding doet op ‘zijn manier’ en heilig overtuigd is van zijn eigen gelijk? Meer nog: die dat eigen gelijk kan staven aan de hand van een aantal toppers die ‘zijn’ jeugdopleiding ooit aan de wereld heeft geschonken?
is talent development een hot item geworden. Waarom is het dat? We zijn in Europa geconfronteerd met de financial fair play rule, er zijn de compensation fees, de transfer fees. Er is heel wat geld mee te verdienen. Neem nu eens Anderlecht. In 2004 kwam acht procent van de spelers in het eerste team van bij de eigen jeugd. Dat is met moeite een halve speler die af en toe eens mag meespelen. Vandaag is dat 52 procent. Dat is het geweer van schouder veranderen. Door te zeggen: dit is geen kost, maar een middel om return on investment te hebben. Tien jaar geleden zei Ajax al: ‘Onze P&L (Profit & Loss, nvdr) is afhankelijk van onze jeugdopleiding. Hoe beter die werkt, hoe meer profit wij hebben.’ Ik zat onlangs in het buitenland voor achttien sportief directeurs. Die zeiden allemaal: ‘We willen met ons eerste team succesvol zijn met eigen spelers.’ Dat zou je tien jaar geleden niet gehoord hebben. Vandaag is die visie rond talent development compleet veranderd. Ik denk dat wij een goed product en service hebben om dat op een gestructureerde manier te doen. We meten, ondersteunen, meten, ondersteunen. Dat is een langdurig proces. We zijn nu in Duitsland bezig aan de vierde cyclus, dat is een proces van twaalf jaar. Als dit geen succes zou hebben, zouden de Duitsers na drie of zes jaar al hebben gezegd: ‘Jongens, het is goed geweest.’ Maar vandaag
de dag zijn zij de vragende partij om dit verhaal nog altijd verder te doen. Dat is een permanent proces en ook een duurzaam gegeven geworden in Duitsland. Dat zeggen we ook tegen de federaties.” Van Hoecke: “Het eerste contact was op een relatief klein, voetbalgeoriënteerd congres in Velen. Daar waren we als enige Belgen uitgenodigd en mochten we onszelf voorstellen, wie we waren en wat we deden. Daar was een delegatie van één van de Länder, niet van de DFB (Deutscher Füssball-Bund, nvdr). Die hebben het verhaal opgepikt en centraal geponeerd. Nadat de DFB na het debacle van 2000 een strategie had opgezet, ontbrak er daarin een belangrijk sleutelelement: het garanderen van kwaliteitsmanagement. Toen werden we in 2006 uitgenodigd om ons verhaal te komen doen op de Duitse voetbalbond in Frankfurt, samen met de hele Bundesliga.” Schoukens: “Ze hadden via de licentie een aantal verplichtingen opgelegd aan de clubs en wilden meten of die werkelijk geïmplementeerd waren. Ze hebben zich toen de vraag gesteld of ze dat zelf zouden doen, of het zouden laten doen door een onafhankelijk, neutraal bureau. Ze zijn op de markt gaan kijken en
Geen sant in eigen land
Van Hoecke: “Een zeer herkenbaar verhaal!” Schoukens: “We geven dan ook weinig aandacht aan die corpulente voetbalvoorzitter, op dit ogenblik is ons businessmodel vooral gericht op de liga’s en de federaties. De liga’s die de kwaliteit van hun spel zo hoog mogelijk willen houden, de federaties die allemaal met hun team wereldkampioen willen worden of minstens een goede positie in de FIFA-ranking beogen. Ons standpunt daarin is – met het voorbeeld van Duitsland – simpel: er is maar één weg, alles start met jeugdopleiding. Dat is de basis van een verhaal dat – kijk naar Duitsland – tot succes heeft geleid.” Duitsland is de ultieme Double PASS ‘mastercase’? Schoukens: “In 2000 werden de Duitsers er in de eerste ronde uit gebonjourd op het EK in Nederland en België. En hebben ze zich in vraag gesteld: ‘Waaraan ligt het?’ Ze zijn bij hun jeugdopleiding uitgekomen: ‘We moeten een visie, een plan ontwikkelen om tot succes te komen met onze nationale ploeg.’ Alles begint met visie. Uit die visie moet er een plan komen en dan kan je tot resultaten komen. In 2005 stonden de Duitsers 18e op de wereldranglijst. Waar ze vandaag staan, hoef ik je niet te vertellen. Dat is een werk van vele jaren geweest. Ik denk ook dat hun structuren, hun opleidingspiramides duidelijk zijn geworden. Dat hebben we samen met Duitsland bewezen. Alles op jeugdopleiding. Als troef, niet als kost. De dag van vandaag
“Over België kunnen we op dit ogenblik niet veel vertellen”, zegt Hugo Schoukens. “We staan er te ver af. We zijn geen sant in eigen land. We worden wereldwijd gevraagd, maar niet voor de Belgische profclubs. Wel hebben we in het verleden de voetbalclubs op de goede weg gezet en de aanzet gegeven.” En Double PASS werkt wel degelijk ook nog in België, vult Jo Van Hoecke aan. “Maar dat is geëvolueerd naar Vlaanderen, naar de VFV (Voetbalfederatie Vlaanderen, nvdr). Dat is ons langstlopende project, nog steeds erg belangrijk voor Double PASS. Maar een project dat zich meer en meer op amateurniveau situeert. Dat is een mooie portefeuille van 400 amateurclubs, waarvan er elk jaar een 150-tal, dus elke club om de drie jaar, gecertificeerd worden.” Hoe wordt dat certificatieproces gefinancieerd? Schoukens: “Via een combinatie van 75 procent subsidies en 25 procent door de club zelf. De subsidies komen van de Vlaamse overheid, in het kader van de facultatieve opdracht Jeugdsport. Afhankelijk van de categorie kost zo’n audit tussen de 2.000 en 6.000 euro per club. Het is goed dat de overheid op deze manier kwaliteit stimuleert. Ze wil jongeren de kans geven zich te ontwikkelen en zich ook als land profileren. Het is ook het verhaal van het economisch en het sociale kapitaal. De vereniging is het derde opvoedingscircuit, naast de ouders en de school. Ook daar wordt er aan opvoeding gedaan. Het is dus zeer belangrijk dat er kwalitatief wordt gewerkt: pedagogisch, methodisch en didactisch. De overheid heeft er dus ook alle belang bij om daarin te investeren.” Van Hoecke: “Die audit wordt in Vlaanderen gebruikt om de competitie-indeling mee vorm te geven. Je moet een bepaald label hebben om bijvoorbeeld provinciaal of nationaal te kunnen spelen. In het buitenland stellen we steeds vaker vast dat bepaalde federaties of liga’s een aantal reglementeringen koppelen aan de auditresultaten. Bijvoorbeeld dat je een bepaald label moet hebben om nationaal te kunnen scouten. In België gaat men daar tamelijk ver in door vast te leggen dat de competitie-indeling voor een deel gebeurt op basis van de audit.” Schoukens: “De intrinsieke motivatie van de clubs blijft uiteraard nog altijd: wij willen de lat voor onze jeugdwerking hoger leggen. Maar naar buiten toe hebben de amateurclubs natuurlijk erg graag dat ze een kwaliteitslabel van Double PASS hebben.”
11
Wij kunnen u helpen uw doel te bereiken! Als toonaangevend fiscaal advocatenkantoor slaat Tiberghien de handen in elkaar met ALTIUS om u bij te staan. Professionele sporters, sportorganisaties en teams worden vaak geconfronteerd met complexe vraagstukken omtrent (inkomsten)belastingen. De Belgische belastingregeling voor sportclubs, organisatoren van sportevenementen en individuele atleten kan erg ingewikkeld zijn. Activiteiten en de organisatie van of deelname aan evenementen kunnen onverwachte of onbekende fiscale gevolgen hebben. Vaak moet inzake evenementen of wedstrijden worden voldaan aan lokale wetgeving, zodat het fiscale en/of juridische plaatje niet geheel duidelijk is. Ons kantoor legt zich al vele jaren toe op de Belgische en internationale belastingregels voor sporters en entertainers en heeft een uitgebreide expertise opgebouwd in dit domein.
Tour & Taxis Building Havenlaan 86C B.419 Avenue du Port 1000 Brussel T +32 2 773 40 00 | F +32 2 773 40 55 www.tiberghien.com |
[email protected] Brussel | Antwerpen | Luxemburg In samenwerking met
Tiberghien is een toonaangevend fiscaal advocatenkantoor, gespecialiseerd in cliëntgerichte oplossingen voor complexe juridische zaken. Met kantoren in Brussel, Antwerpen en Luxemburg is Tiberghien bekend om zijn ondernemersen bedrijfsgerichte aanpak. Dankzij de professionele contacten met een aantal internationale fiscale advocatenkantoren kon Tiberghien een krachtig netwerk uitbouwen om zijn cliënten kwaliteitsvol grensoverschrijdend belastingadvies te bieden. Tiberghien werkt ook nauw samen met ALTIUS in andere rechtsgebieden, om sporters, sportclubs en teams een multidisciplinaire aanpak voor alle mogelijke juridische kwesties te kunnen bieden die direct of indirect sportgerelateerd zijn. Net wat u nodig hebt om op voorsprong te blijven!
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
GF
“EEN VAN DE BELANGRIJKSTE REDENEN WAAROM WE PROJECTEN KUNNEN DOEN VOOR FEDERATIES EN LIGA’S, IS DAT WE ER ONGEBONDEN EN NEUTRAAL IN KOMEN, DAT KUNNEN ZE ZELF NIET”
Jo Van Hoecke bij ons terechtgekomen, omdat wij op dat moment het enige bureau waren dat voetbalspecifiek evalueerde. Ze konden het zelf niet doen, ze wilden het zelf niet doen en vonden het niet hun rol om mensen te confronteren met de boodschap dat ze het niet goed deden. Het woord ‘objectiviteit’ was daarbij erg belangrijk. Ze wilden ook weten wat er precies in de academies gebeurde, om dat dan achteraf te kunnen verbeteren. Naast de DFB waren er een vijftiental clubs die daarvoor openstonden en binnen een paar maanden tijd was de overeenkomst getekend. Het ging daarbij vooral over quality assurance en innovation, dat waren de objectieven.” Er was dus het momentum, het geld en de wil. En samen telde dat op tot de absolute doorbraak van het Double PASS businessmodel? Van Hoecke: “Het was zeker een mijlpaal!” Schoukens: “Ik ben zeer fier dat we met Duitsers mogen samenwerken. Ze zijn zeer stipt, punctueel, correct, open, houden hun beloftes en zeggen waar het op staat. Ten tweede zijn ze toonaangevend in alles wat ze doen. Bekijk de Bundesliga maar eens.” Van Hoecke: “Het winnen van het WK door Duitsland was geen toeval hé!” Schoukens: “En daarin zijn wij een schakeltje geweest. We zeggen altijd: ‘We geven jullie het frame, we geven jullie de denkpistes. Maar jullie moeten het doen.’ Ik zal het ook nooit claimen, maar we zijn wel degelijk een schakeltje in het Duitse succesverhaal. We hebben hun de visie gegeven.” En naast Duitsland? Schoukens: “In onze portefeuille zie je bovenaan de liga’s en de federaties, met naast het Duitse ook het Engelse, Belgische, Finse, Hongaarse, Japanse en Amerikaanse project. Daarnaast zitten er voor volgend seizoen een vijftal nieuwe projecten aan te komen. We zijn wereldwijd met een aantal toekomstige partners bezig. We willen geen duizend projecten, maar acht tot tien kwaliteitsvolle. De VS willen tegen 2026 world leading zijn. Met onze knowhow mogen we daar aan de slag om de talent development te verbeteren.” De Verenigde Staten wereldkampioen in 2030 dus? Schoukens: “Ik denk zelfs dat ze dat vroeger willen realiseren.” Van Hoecke: “Een van de belangrijkste redenen waarom we projecten kunnen doen voor federaties en liga’s, is dat we er ongebonden en neutraal in komen, dat kunnen ze zelf niet. Ook in toplanden qua talent, zoals Spanje en Brazilië, kunnen we bladzijden volschrijven over wat ze nog beter zouden kunnen doen. We willen wereldwijd leidinggevend zijn in talent development.”
Schoukens: “Onze corebusiness is auditing en aanbevelingen doen van waar men in kan verbeteren. En uiteraard ook certificeren. In Engeland classificeren we, in Duitsland certificeren we: op basis van de één, twee of drie sterren die wij geven, krijgen de clubs dan gelden. in Hongarije zullen we ook classificeren en certificeren. En in de VS zullen we nu een eerste zero measurement doen, om dan nadien ook te classificeren.” Op jullie website staan naast meerdere nationale bonden ook heel wat clubs. Schoukens: “In ons basismodel, auditing, gaan we via de liga’s of federaties naar de clubs. Maar als federaties of liga’s van een bepaald land niet met ons willen samenwerken, dan gaan we met ons consulting business model rechtstreeks naar de clubs. Als we de clubs benaderen, zijn we selectief, bekijken we tevoren welke clubs ervoor openstaan om jeugdopleiding niet als een kost maar als een middel te bekijken. We doen daar dan dezelfde procedure. We analyseren, maken een road map en beginnen met change management, we implementeren.”
Maar anderzijds kunnen sommige scores of zelfs het totaalrapport ook negatief zijn. Stuiten jullie dan op weerstand? Schoukens: “Ik zal de naam van de club niet noemen, maar er heeft me ooit weleens iemand door de telefoon willen sleuren. Een rapport kan meer dan eens confronterend zijn voor de voorzitter of de first team environment: ‘Uw jeugdopleiding wordt beschouwd als een kost, uw investeert het minimum, u laat ze maar hun plan trekken.’ Als je clubs met dat soort zaken confronteert, krijg je reacties. Maar dat is de bedoeling, we zijn er niet om populair te zijn. We hebben in Duitsland topclubs in de tweede categorie gezet. Dan wordt er serieus gelobbyd hoor! Maar wij komen er niet op terug en zij zijn verplicht voor hun licentie een audit te doen.” Van Hoecke: “De DFB is daar zeer consequent in en wil dat ook zo verder blijven doen. Omdat ze dan een kwaliteitsgarantie heeft over wat er in de clubs gebeurt.”
Hoe gaat dat concreet in zijn werk?
Damesvoetbal of in dit geval meisjesvoetbal zit gigantisch in de lift. Ook in jullie kernland Duitsland. Werkt Double PASS daarop?
Van Hoecke: “Op basis van ons model, dat uiteraard in de loop van de afgelopen tien jaar is geëvolueerd, gaan we op basis van acht critical success factors of kwaliteitsdimensies de clubs toetsen. Dat gaat van managementaspecten tot puur voetbaltechnische. Meer en meer evolueren we daarbij – vooral in Duitsland, waar we nu naar een vierde ronde gaan – naar de implementatie ervan: wat gebeurt er op het veld? Niet alleen op training, maar ook tijdens de wedstrijd. Daarbij maken we steeds meer gebruik van technologie, zoals videoanalyse en andere nieuwe technologieën. We stellen ons de vraag: wat wordt er van de jeugdopleiding binnen de club verwacht? En niet alleen door de academy manager, maar ook door de rest van de club. Wat is de positie van de jeugdopleiding binnen de club? Uiteindelijk komen we tot een rapport, waarin op al die dimensies een kwalitatieve rapportering wordt gedaan in objectieve findings en recommendations. Objectieve vaststellingen over wat er is en wat er ontbreekt, inclusief prioriteiten als ze effectief een kwaliteitsomslag willen maken. Ten tweede krijgen ze ook een score, die de basis vormt voor een clustersysteem. Die clusters monden dan uit, afhankelijk van het land, in sterren. Zo kom je tot een opdeling van clubs in groepen, die significant verschillen qua kwaliteitsniveau. Clubs kunnen zichzelf vergelijken, benchmarken met andere clubs, met het gemiddelde in hun land, maar ook met de best practice: wat is de best scorende club op dit onderdeel? Op die manier komen ze tot het besef: ja, er is nog progressiemarge.”
Schoukens: “In de States is damesvoetbal zelfs populairder dan bij de mannen. Het zit zeker in mijn achterhoofd, het is een booming market. Maar wellicht gaat die markt nooit zulke hoge toppen scheren als bij de mannen en zal er altijd minder geld in omgaan. Toch zijn er zeker wel mogelijkheden. Een contact van mij werkt bij de KNVB, op development. Ik had haar voorgesteld om de mogelijkheden te bekijken in het damesvoetbal. Haar antwoord was: ‘Er zijn daar geen financiële middelen.’ Zo hadden we ook een project in het basketbal. Dat is afgevoerd, omdat er geen subsidies meer zijn. Hetzelfde gebeurt als er straks geen subsidies meer zijn in het amateurvoetbal. Het hoogste segment heeft daar geld voor. Meestal gaan onze projecten over 300 à 500.000 euro per jaar. Een Bundesliga kan dat, de Premier League kan dat. Maar hebben ze daar zin om te investeren in het vrouwenvoetbal? Dat krijgt gewoon minder visibiliteit, heeft minder uitstraling. En zo is het ook met de andere sporten. Basketbal, gymnastiek met IKGym, korfbal, het Finse ijshockey: we hebben daar allemaal projecten in gedaan. Maar dat stopte telkens wanneer de subsidies stopten. Er is vraag genoeg in andere sporttakken, maar de federaties hebben er simpelweg het geld niet voor. In het voetbal is het nodige geld er wel, daar is het ijzer momenteel heet. En dat moeten we smeden.” ■
Een goed rapport betekent ongetwijfeld prestige? Schoukens: “Ze kunnen zich er een stuk mee profileren. Als je bijvoorbeeld in een grootstad zit, kan je er tegen talentvolle jongeren zeggen: ‘Wij hebben wel dezelfde kwalificatie als die of die topclub. Wij staan ook garant voor een goede, kwaliteitsvolle opleiding.’”
www.doublepass.com
13
Jos en Max Verstappen Twee-eenheid op weg naar de top AUTEUR: ROBERT BARREVELD
De ‘halve Vlaming’ Max Verstappen schreef geschiedenis door in de Grand Prix van Maleisië als zevende over de finish te komen en als jongste coureur ooit punten te veroveren in de formule 1. In vloeiend Engels en met de air van een arrivé deed de 17-jarige na de race voor de camera’s van de BBC zijn verhaal. ‘Cool and collected’ noemde de interviewer hem. Het ‘product’ Verstappen lijkt intensief te zijn klaargestoomd door een team van managers en mediatrainers. Niets is minder waar. ‘Team’ Verstappen bestaat slechts uit enkele personen, met vader Jos als onbetwiste kapitein. En laten we vooral niet vergeten: met een Vlaamse moeder. “Max is gemaakt om te racen”, liet coureur Tom Coronel zich ooit ontvallen. Een statement dat op verschillende manieren is uit te leggen, maar nauwelijks valt te ontkennen. De jongeling is de zoon van een voormalig formule 1-coureur, ooit teamgenoot van Michael Schumacher, en een Vlaamse moeder die tot haar 21e wereldwijd actief was in de kartsport. Vanaf zijn jongste jeugd was Max op de circuits te vinden. Niemand keek verbaasd op, toen hij op zijn vierde voor het eerst zelf achter het stuur van een kart kroop.
FOTO: ANP PHOTO
Commentator, coureur en autosportkenner Allard Kalff zag van dichtbij hoe de racerij een tweede natuur voor hem werd. “Op een circuit komen en een pitbox met twee formule 1-auto’s binnenlopen, maakt totaal geen indruk op Max. Toen zijn vader nog formule 1 reed, bracht hij vrijwel al zijn vrije tijd op het circuit door.”
Max en Jos Verstappen, een gouden combinatie.
“HET IS ZIJN ZOON! NATUURLIJK NEEMT HIJ HEM IN BESCHERMING ALS HIJ DAT NODIG VINDT” Allard Kalff
14
Navelstreng Dat Jos de koers van Max’ carrière uitstippelt en ook nu zijn zoon bij het team van Toro Rosso rijdt, de touwtjes stevig in handen heeft, is voor beiden een vanzelfsprekendheid. Het is een twee-eenheid die onomkeerbaar de top van de internationale autosport bestormt, zeggen mensen die professioneel met de familie Verstappen te maken hebben gehad. Een enkeling zegt dat de spreekwoordelijke navelstreng die de twee verbindt, doorgeknipt moet worden, nu Max het tot de formule 1 heeft geschopt. Een uitspraak overigens die niemand met naam en toenaam wil doen, want dat zal Jos niet in dank afnemen. Dat is ook wel te begrijpen, vindt Kalff. “Jos heeft zijn zoon van jongs af aan begeleid en het was ook Jos’ verdienste dat Max vorig jaar formule 3 kon rijden. Hij sleutelde vroeger dag en nacht aan de karts van Max en heeft er alles voor over gehad om hem te brengen waar hij nu is. En het is zijn zoon! Natuurlijk neemt hij hem in bescherming als hij dat nodig vindt.”
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
“ZO’N COUREUR ZIE JE EENS IN DE TIENTALLEN JAREN. ER IS MAAR ÉÉN RIJDER AAN WIE HIJ MIJ DOET DENKEN: AYRTON SENNA”
FOTO: ANP PHOTO
Dr. Helmut Marko
De nieuwe wereld van Max Verstappen: nog sneller dan voorheen.
Vertrouwelingen Jos, die vanaf het begin ook zijn eigen voormalig manager Raymond Vermeulen bij de carrière van Max heeft betrokken, zag al snel dat zijn zoon een uitzonderlijk talent was. Alvorens belangrijke stappen te nemen zal hij altijd enkele professionals in zijn netwerk om advies vragen. Dat betekent in de praktijk dat hij zijn eigen ideeën tegen het licht houdt en hen naar hun mening vraagt. Kalff is een van die vertrouwelingen. “Vaak is het zomaar een gesprek, omdat wij elkaar al zo lang kennen en hij weet wat hij aan mij heeft. Hij werpt iets op en ik zeg hoe ik erover denk. Zoals ik dat met meer mensen doe.” In verscheidene media is al scherpe kritiek geuit op de nadrukkelijke aanwezigheid van vader Verstappen in de pitbox van Toro Rosso. Toen Max bij zijn debuut in de formule 1 in Melbourne zijn bolide met motorpech langs de kant moest zetten, ging een woedende Jos zelfs verhaal halen bij krachtbronleverancier Renault. Kalff: “Ik hoor de kritiek, maar ik geloof niet dat de handelwijze en rol van Jos een probleem zijn voor het team van Toro Rosso. Jos kan zaken echt wel loslaten, als de situatie erom vraagt. Dan laat hij het team het werk doen en blijft hij op de achtergrond. Maar Jos blijft Jos, hij heeft het hart op de tong. En hij had toch gelijk met die kritiek op Renault? Die hádden hun zaken toch ook niet op orde? Bovendien, als Jos het zegt, hoeft Max het niet zelf te doen en kan hij zich concentreren op racen.”
Geduld Max won in de kartsport zo ongeveer alles wat er te winnen viel en bleek naarmate hij opgroeide, ook mentaal van uitzonderlijke klasse. Met de rust en bedachtzaamheid die hij uitstraalde, was hij zijn leeftijd ver vooruit. En hij is niet alleen een product van zijn eigen en zijn vaders toewijding, maar in alle opzichten een racetalent uit duizend. In het najaar van 2013, Max’ laatste jaar bij de karts, vond Jos het tijd dat zijn zoon plaatsnam in een echte raceauto. Dat gebeurde bij het team van Manor MP Motorsport uit Westmaas, waar onder meer met Formule Renaults wordt gereden. Op een circuitje ver weg in Engeland maakte Max zijn eerste kilometers in een echte bolide ... Zijn kartprestaties in 2013 hadden vrijwel alle grote formule 1-teams al wakker geschud. Ze buitelden over elkaar heen om de jonge Nederlander vast te leggen, maar Jos en Raymond
Vermeulen wilden niet direct toehappen. Ze legden de situatie voor aan sponsorconsultant Frank van den Wall Bake, die hen op het hart drukte geduld te hebben bij het kiezen van een team en sponsors. “Ik ben eerder klankbord dan adviseur geweest en heb vooral naar hen geluisterd”, aldus Van den Wall Bake. “Toen zij bij mij kwamen, genoot Max al internationale bekendheid door zijn kwaliteiten. Heel veel andere piloten moeten geld meebrengen om een stoeltje in de formule 1 te bemachtigen. Dat was bij Max volstrekt niet het geval. Er was op dat moment al interesse van teams als Mercedes, Red Bull en McLaren. Dat is een luxepositie. Dan komt het aan op geduld en een zorgvuldige afweging van kansen en mogelijkheden en dat hebben ze naar mijn mening heel goed gedaan.”
Superlicentie In 2014 maakte Max Verstappen ogenschijnlijk moeiteloos de overstap naar de formule 3 voor het team van Frits van Amersfoort. De strijd om zijn gunsten tussen de grote formule 1-teams was inmiddels een wedloop geworden. Wie legde hem het aantrekkelijkste contract voor? Het verlossende woord kwam op 12 augustus 2014, in de week voorafgaand aan de formule 3-race op de Nürburgring: Max trad per direct toe tot het Red Bull Junior Team en draaide een dag later in een auto in de kleuren van Red Bull het Duitse circuit op. Hoewel het pas een week later wereldkundig werd gemaakt, wist Max op dat moment al dat hij in 2015 een formule 1-auto zou besturen. Red Bull had het aantrekkelijkste bod gedaan door hem nog voor zijn achttiende een stoeltje bij satellietteam Scuderia Toro Rosso te garanderen. De Italianen namen een opmerkelijke stap door een minderjarige zonder rijbewijs tot jongste formule 1-coureur ooit te maken. “Max heeft een zogenaamde superlicentie”, aldus Kalff. “Dat was eigenlijk het enige waar hij en Red Bull zeker van moesten zijn.” Toeval of niet, de regels voor het verkrijgen van een superlicentie gaan met ingang van 2016 veranderen, zo kondigde de internationale autosportfederatie FIA begin 2015 aan. Het nieuwe reglement vereist onder meer dat de aanvrager van de licentie meerderjarig is.
Ayrton Senna In de onderhandelingsperiode met Red Bull maakte Max kennis met een nieuwe, essentiële persoon in zijn racecarrière: dr. Helmut Marko. De 71-jarige Oostenrijker is een voormalig formule 1-
coureur en was lange tijd de grote baas van het talentenprogramma van Red Bull. Tegenwoordig heet hij nog slechts adviseur te zijn, maar in de praktijk is het nog steeds Helmut Marko die beslist welke talenten waar rijden binnen de Red Bull-organisatie. “Hij is dé man bij dat team”, weet Kalff, “en ook de man die hoogstpersoonlijk besloot dat Max in 2015 al formule 1 zou rijden. Bij hun kennismaking heeft hij eerst een tijd alleen met Max zitten praten, gewoon om te weten met wie hij precies te maken had. Het ging in dat gesprek niet alleen over autosport. Marko wil per se geen coureur in de auto die geen idee heeft wat er in de wereld om hem heen gebeurt.” Marko heeft in interviews al diverse keren gezegd dat hij definitief overtuigd raakte van de kwaliteiten van de jonge piloot, toen hij hem in juni 2014 aan het werk zag tijdens de formule 3-race op de Duitse Norisring. In wisselende weersomstandigheden en op een voornamelijk nat wegdek reed Max per ronde zo’n twee seconden sneller dan zijn concurrenten. “Zo’n coureur zie je eens in de tientallen jaren”, constateerde Marko. “Er is maar één rijder aan wie hij mij doet denken: Ayrton Senna.”
Met de trein naar zijn vriendinnetje Inmiddels is Max een internationale hype en staat hij in de top tien van formule 1-rijders met de hoogste marketingwaarde. Natuurlijk lopen niet alle zaken meer via Jos. ‘Team Verstappen’ is uitgebreid met specialisten van Red Bull, zoals persoonlijk fitnesstrainer en voormalig rugbyer Jake Aliker. De Brit werd speciaal aangetrokken om ervoor te zorgen dat het nauwelijks volgroeide lichaam van het supertalent bestand is tegen de enorme G-krachten die een formule 1-rijder te verduren heeft. Op alle terreinen wil Red Bull alles uit de kast halen om te realiseren wat de twee-eenheid Jos en Max altijd al voor ogen had: wereldkampioen worden in de formule 1. Een andere, zeer belangrijk persoon in het leven van Max, aldus Allard Kalff, is zijn Belgische moeder Sophie Kumpen. Zij treedt minder op de voorgrond dan vader Jos en neemt ook geen beslissingen over de loopbaan van haar zoon. “Maar bij haar komt hij thuis in het Limburgse Maaseik. Veel vrije tijd heeft hij niet meer, er roepen telkens nieuwe verplichtingen. Maar in die paar vrije dagen is Max weer even een doodgewone jongen die, formule 1-coureur of niet, geniet van huiselijke dingen en de trein pakt naar zijn vriendinnetje.” ■
15
Sport&Fiscaliteit
in samenwerking met
Sportlui met een internationale actieradius Met of zonder vennootschap, maakt het enig verschil? Het sportcircuit kleurt al vele decennia internationaal. Belgische sportlui nemen veelvuldig in het buitenland deel aan trainingen, wedstrijden en tornooien. Maar ook België kent tal van tornooien en wedstrijden waarvoor buitenlandse sporters zich naar hier verplaatsen.
heffingsbevoegdheid bepaalt voor het inkomen dat niet rechtstreeks aan de sporter wordt toegekend, maar wel aan diens (management)vennootschap of aan de ploeg waarbij hij in loondienst is.
Doorkijkbenadering
Als je met een fiscale bril naar deze vaststelling kijkt, dan is het van belang uit te maken in welk land het behaalde inkomen belastbaar zal zijn. Dit is niet enkel van belang voor de sportlui zelf, maar ook voor hun (management)vennootschap, de ploeg waarbij zij in loondienst zijn, alsook voor de organisatoren van wedstrijden, tornooien en andere evenementen.
Dubbelbelastingverdrag In het verleden hebben we het in deze rubriek al gehad over de toepassing van dubbelbelastingverdragen op sportlui. Samengevat kan gesteld worden dat ieder land slechts werkelijk kan overgaan tot het heffen van belasting op het inkomen van een buitenlandse sporter, indien het de heffingsbevoegdheid over dit inkomen verkrijgt op grond van het toepasselijk dubbelbelastingverdrag.
Met sommige landen heeft België geen dubbelbelastingverdrag, maar hier gaan wij enkel in op de situatie waarin er wél een dubbelbelastingverdrag bestaat tussen België en het betrokken land. De meeste dubbelbelastingverdragen bevatten een specifiek artikel dat van toepassing is op de inkomsten van sportlui (en entertainers) die internationaal actief zijn. In zijn huidige OESO-modelvorm bestaat het betreffende artikel (artikel 17) klassiek uit twee paragrafen, waarvan de tweede recenter is en in feite het onderwerp uitmaakt van dit artikel. De eerste paragraaf (‘eerste regel’) bepaalt dat de inkomsten die een sporter verkrijgt, belast worden in het land waar de sporter zijn activiteiten verricht, de zogenaamde ‘performancestaat’. Deze regel geldt in principe ongeacht of de sporter loontrekkende of zelfstandige is en ongeacht de duur van diens aanwezigheid in de performancestaat. Hierna gaan wij echter dieper in op de tweede alinea van het artikel inzake inkomsten van sporters, dat de
Reeds vele jaren werkt een aantal sportlui en entertainers via een eigen vennootschap. Het doel is dan de belastingheffing in de performancestaat te omzeilen door niet persoonlijk de sportprestaties te verrichten, maar via een vennootschap. De performancestaat kan op basis van de eerste regel van artikel 17 het inkomen niet belasten, vermits de sporter zelf geen inkomen ontvangt in eigen naam. Klassiek wordt immers de heffingsbevoegdheid over vennootschapswinsten volgens andere regels verdeeld dan deze vermeld in artikel 17. GF
AUTEURS: KATRIEN BOLLEN EN BRIGITTE LIEVENS
Om misbruiken te voorkomen, werd daarom vanaf 1977 in sommige verdragen artikel 17 uitgebreid met een tweede paragraaf (‘tweede regel’), die een zogenaamde ‘doorkijkbepaling’ bevat. Deze tweede regel bepaalt uitdrukkelijk dat ook de inkomsten voor sportactiviteiten die niet persoonlijk worden toegekend aan de sporter zelf, maar aan een andere persoon of vennootschap, belastbaar zijn in de performancestaat. Men kijkt zodoende als het ware door de ontvangende (rechts)persoon heen en doet alsof het inkomen rechtstreeks aan de sporter is toegekend.
Dubbele belasting
GF
Hoewel de doorkijkregel in essentie opgevat moet worden als een antimisbruikbepaling tegen zogenaamde ‘star companies’, is het toepassingsgebied ervan in de praktijk veel ruimer. Zo vallen ook vergoedingen aan sportploegen die sporters in loondienst hebben, in principe onder het toepassingsgebied. Dit zou in een worstcasescenario ertoe kunnen leiden dat het inkomen voor welbepaalde sportprestaties tweemaal belast wordt. Onder de tweede regel is de vergoeding die toegekend wordt aan de ploeg belastbaar in de performancestaat, terwijl de eerste regel de performancestaat toelaat om belasting te heffen op het salaris dat de ploeg aan de sporters toekent voor deze zelfde prestaties.
Justin Gatlin tijdens de Memorial Van Damme.
16
Onder luide kritiek heeft de OESO recent (cf. 2014 Update to the OEC Model Tax Convention) verduidelijkt dat het samenspel van de twee regels niet tot gevolg mag hebben dat het inkomen tweemaal belast wordt. Meer precies dient de performancestaat in dergelijke situaties ofwel het hele inkomen eenmaal te belasten (hetzij in hoofde van de
Bart Swings.
ploeg, hetzij in hoofde van de sporter), ofwel de ploeg en de sporter elk op een gedeelte van het inkomen te belasten, bijvoorbeeld door het volledig inkomen van de ploeg te belasten, maar wel een aftrek toe te laten voor het relevante gedeelte van het salaris betaald aan de sporter en dat gedeelte te belasten in hoofde van de sporter.
Wat indien geen tweede regel? De vraag stelt zich welk land heffingsbevoegd is, indien de vergoeding niet toegekend wordt aan een buitenlandse sporter, maar aan diens vennootschap en het dubbelbelastingverdrag tussen België en de betrokken staat de tweede doorkijkregel niet bevat. Stel: een Belgische organisator van een drie dagen durend tennistornooi ontvangt onder meer een Duitse tennisser. Hij sluit geen rechtstreeks contract met de tennisser, maar contracteert met diens in Duitsland opgerichte vennootschap. De tennisser is niet in loondienst bij de vennootschap. Hij presteert uitstekend op het tornooi en de organisator betaalt een royale winstpremie uit aan de Duitse vennootschap. Het Belgisch-Duitse dubbelbelastingverdrag bevat enkel de zogenaamde eerste paragraaf en niet de tweede doorkijkregel. De organisator moet zich dan de vraag stellen of hij er al dan niet toe gehouden is om Belgische bedrijfsvoorheffing in te houden op de winstpremies die hij uitbetaalt aan de Duitse vennootschap. Deze situatie is niet zo uitzonderlijk, aangezien vele dubbelbelastingverdragen dateren
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Echter, de vraag is of men ook zonder de doorkijkregel desgevallend tot belastingheffing zou kunnen komen in de performancestaat. Immers, de OESO heeft in haar ‘commentaren’ van 1992 ingeschreven dat zelfs indien het verdrag de tweede doorkijkregel niet bevat, de eerste regel (cf. belasting in de performancestaat) toch toepassing kan vinden, indien de performancestaat in zijn nationale wetgeving een doorkijkregel heeft, op basis waarvan hij het bestaan van de rechtspersoon kan opzijschuiven en de inkomsten behandelen als zijnde inkomsten die rechtstreeks door de sporter werden ontvangen.
Fiscus teruggefloten De Belgische rechtbanken en hoven hebben zich al geregeld kunnen uitspreken over dit vraagstuk, wat interessante rechtspraak voor de belastingplichtige heeft opgeleverd. De Belgische fiscus is klassiek van oordeel dat België heffingsbevoegd is voor de vergoeding die wordt toegekend aan een sportersvennootschap wegens prestaties in België. Men baseert zich hiervoor op artikel 228 van het Belgisch
GF
van vóór 1977 en tot op heden niet zijn aangepast. Zo bevatten bijvoorbeeld de verdragen tussen België en Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Ierland en Oostenrijk deze doorkijkregel (nog) niet.
wetboek van de inkomstenbelastingen, dat bepaalt dat inkomsten van een buitenlandse sporter in België belastbaar zijn, zelfs indien de inkomsten niet worden toegekend aan de sportbeoefenaar zelf, maar aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon. De Belgische fiscus stelt met andere woorden dat hij in zijn nationale wetgeving een doorkijkbepaling heeft op basis waarvan hij de inkomsten kan behandelen als zijnde inkomsten die rechtstreeks door de sporter werden ontvangen.
buitenlandse vennootschap en het betreffende artikel 17 van het toepasselijk dubbelbelastingverdrag de doorkijkregel niet bevat. De vergoeding is dan enkel in België belastbaar volgens de algemene regels, namelijk indien de vennootschap een Belgische vaste inrichting heeft. Of met andere woorden: het standpunt van de Belgische fiscus inzake de doorkijkregel al dan niet vervat in artikel 17, en de OESO-commentaar hieromtrent, moeten wijken voor het verdragsrecht.
De fiscus is echter al herhaaldelijk teruggefloten door de hoven en rechtbanken. Recent (9 januari 2015) heeft zelfs het Hof van Cassatie bevestigd dat België als performancestaat geen belasting kan heffen, indien de inkomsten worden toegekend aan een
De Belgische organisator van het tennistornooi in ons voorbeeld kan zich steunen op deze rechtspraak om te verantwoorden dat hij géén bedrijfsvoorheffing moet inhouden op de winstpremies die hij uitbetaalt aan de Duitse vennootschap.
Besluit Het bepalen van de staat die heffingsbevoegdheid heeft over sportersinkomen, is niet eenvoudig. De dubbelbelastingverdragen zijn qua opbouw en bewoordingen in het artikel 17 niet allemaal identiek en dus dringt maatwerk zich altijd op. Het gaat hier bovendien niet alleen om finaal te weten welk land er mag belasten en wat de finale belastingdruk is. Het gaat ook om de verplichtingen van de sporter en de schuldenaar van het inkomen. Vooral deze laatste moet goed nagaan welke fiscale verplichtingen in de performancestaat moeten worden nageleefd (aangifte, inhouding bedrijfsvoorheffing, enzovoort). ■
TRUDO DEJONGHE
De hervorming van het betaalde voetbal De beslissing is gevallen … Hoop ik althans. Het aantal profclubs in ons voetbal wordt gereduceerd tot 24, waarvan zestien in eerste en acht in tweede afdeling. Deze hervorming is het gevolg van de economische realiteit. In het seizoen 2014-2015 werd in tweede klasse alleen gevoetbald voor promotie naar de hoogste afdeling. De degradatiestrijd was niet relevant, want vier clubs kregen geen licentie. In de derde afdeling was de situatie omgekeerd. Daar speelde men tegen degradatie, want slechts drie teams kregen een licentie om naar tweede te stijgen. Het resultaat is dat na een lange deliberatieronde nog zeventien clubs in tweede overblijven, waarvan een groot deel geen enkele intentie heeft om naar de hoogste afdeling door te stoten. Besluit? Het hele zootje flink hervormen. In Nederland besliste men al in 1971 dat het aantal clubs in de hoogste twee afdelingen gereduceerd moest worden tot 39. Als referentie werd toen – in de pre-economische sportperiode – het gemiddelde toeschouwersaantal van de laatste vijf seizoenen genomen. Het aantal clubs bleef lange tijd constant, maar nieuwe markten traden toe en clubs uit verzadigde markten verdwenen.
De recente economische logica zorgde in Nederland echter voor het verdwijnen van enkele traditionele clubs, zoals Veendam en Haarlem, waardoor de tweede ploegen van enkele topclubs en clubs uit de amateurcompetitie konden toetreden tot de tweede divisie, hun Jupiler League. In België zorgen de licentievoorwaarden voor een barrière, want de stadionvoorwaarden zijn te streng voor clubs die gelokaliseerd zijn in kleinere markten of een relatief klein toeschouwerspotentieel hebben en naar de hoogste klasse promoveren. Zo hebben we vandaag ‘witte olifanten’ van stadions staan in Denderleeuw, Tubize-Tubeke, Roeselare en Eupen, om er maar enkele te noemen. In Nederland speelt Excelsior Rotterdam in de eredivisie in een stadion met 3.541 plaatsen, maar in ons land moeten profclubs binnenkort wel 8.000 plaatsen voorzien. Het probleem is dat dergelijke investeringen meestal niet door de clubs zelf gedragen kunnen worden, indien ze hun sportieve uitbouw niet willen belasten. De hervorming op zich is noodzakelijk, maar criteria zoals marktpotentieel, toeschouwersaantallen, traditieclub, jeugdopleiding en natuurlijk (maar minder prominent) stadioncapaciteit, zouden hiervoor als referentie genomen kunnen worden. Samen met deze hervorming moet echter een fiscaal oogje in het zeil gehouden worden in de amateurli-
ga, want daar zullen veel clubs zich in de hoogste afdeling nestelen en alternatieve financiering en betalingssystemen gebruiken. Het opsplitsen van ons voetbal in professionals en amateurs zou bovendien vergezeld moeten worden van een totaal verbod op profspelers in de amateurklasse, een verbod op niet-EU-spelers én een strengere controle op het niet-amateurstatuut. Volgend seizoen wordt dus het overgangsjaar waarin veel clubs in de tweede afdeling zich zullen afvragen waar ze eigenlijk mee bezig zijn. De kans om een licentie te halen is nihil en de interesse van het publiek zal hierdoor nog zwakker zijn. Het wordt een seizoen waar enkel voor de promotie zal gespeeld worden. Als ik voorzitter was van een club met kans op een licentie, zou ik me toeleggen op mijn infrastructuur. De rest, dat volgt dan wel. En o ja, geachte heren van de selectiecommissie, vergeet de traditieclubs Beerschot-Wilrijk of Royal Antwerp FC niet, want daar is potentieel en misschien ook eens een goed beleid … Hoop ik.. ■ Prof. dr. Trudo Dejonghe is docent algemene economie, internationale economie en sporteconomie aan de faculteit Economie & Bedrijfswetenschappen Campus Antwerpen van de KU Leuven.
17
Lokale sportdiensten vrezen voor nieuwe besparingsronde Overheveling Vlaamse subsidies naar Gemeentefonds wekt wantrouwen Vanaf volgend jaar komen de subsidies die de Vlaamse overheid aan de gemeenten voor hun sportbeleid geeft, in de grote pot van het Gemeentefonds terecht. Bij ruim één op de vijf lokale sportdiensten leeft de vrees dat het budget voor sport hierdoor zal dalen. En dat terwijl veel lokale besturen nu al meerdere jaren op sport aan het besparen zijn. AUTEUR: BENEDICT VANCLOOSTER Het einde van de keizer-kostermentaliteit, zo juichte Mechels burgemeester Bart Somers onlangs in een opiniestuk in De Morgen. Aanleiding was de beslissing van de Vlaamse regering om de gemeenten in de toekomst volledig autonoom te laten uitmaken hoe ze de middelen uit de sectordecreten zullen besteden. “Vlaanderen is een relatief jonge bestuurslaag, die steeds meer bevoegdheden kreeg”, schetste de Open VLD-politicus de toestand. “Als nieuwe staatsvorm wilde ze zichzelf bewijzen door op nieuw verworven bevoegdheden een eigen Vlaamse stempel te zetten. Begrijpelijk, maar met meer dan 88 administratieve entiteiten kwam een wildgroei aan regeltjes en procedures. Vooral de lokale besturen werden bij het handje genomen en betutteld. Voor zowat alles moeten we eerst een akkoord krijgen van Brussel. Vlaanderen en de gemeenten delen heel wat bevoegdheidsdomeinen. Met soms erg gedetailleerde subsidievoorwaarden, convenanten, verplichte beleidsplannen en een woud van regels werd de lokale autonomie aan banden gelegd, ingeperkt, uitgehold en platgedrukt. Deze Vlaamse regentenmentaliteit is contraproductief.” De gemeenten worden door de Vlaamse regering tot nu toe gesubsidieerd om te investeren in sectoren als sport, cultuur, jeugd, integratiebeleid, kinderarmoede, ontwikkelingssamenwerking en flankerend onderwijsbeleid. De subsidiëring en ondersteuning voor
sportbeleid wordt sinds 2012 geregeld in het decreet ‘lokaal sportbeleid’, dat tot doel heeft de professionalisering van de sportdiensten en de uitbouw van een lokaal sportbeleid te stimuleren. Het decreet bepaalt ook waar de gemeenten de middelen voor moeten aanwenden, namelijk voor de vier prioriteiten die Vlaanderen voor sport stelt: 1. Ten minste 35 procent van de subsidies moeten de gemeenten gebruiken om sportverenigingen te stimuleren tot professionalisering, met een bijzonder accent op kwaliteitsvolle jeugdsportbegeleiding, eventueel via onderlinge samenwerking.
Vlaamse sportbeleidsprioriteiten, maar volgens een eigen verdeelsleutel.
Hetzelfde geld Aan het begin van zijn tweede mandaat als Vlaams minister van Sport kondigde Philippe Muyters in dit blad al aan dat de gemeenten meer vrijheid en verantwoordelijkheid zouden krijgen. “Met de Vlaamse overheid blijven we de gemeenten het geld geven dat ze vroeger kregen voor sport”, vertelde de minister. “Maar we gaan ervan uit, in vertrouwen, dat ze het op eigen verantwoordelijkheid zullen besteden op de best mogelijke manier. Dit is een
verandering ten goede: minder planlasten, minder verplichtingen, minder controle, maar wel, als men het goed aanpakt, met een groter effect naar sport toe.” Concreet heeft de Vlaamse regering beslist om de subsidies uit de sectordecreten, waaronder dus het decreet ‘lokaal sportbeleid’, vanaf 2016 te integreren in de grote pot van de geldstromen voor de gemeenten, het Gemeentefonds. Deze overheveling zorgt op het werkterrein voor onzekerheid en wantrouwen. Veel gemeenten krijgen hun begroting moeizaam of niet dicht gefietst. De pensioenuitgaven swingen er de pan uit, de federale overheid legt de gemeenten bijkomende lasten op en de Vlaamse regering legt nog andere besparingen op. Het Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) organiseerde begin dit jaar een rondvraag bij 239 sportdiensten in Vlaanderen en het Brussels Hoofdste-
2. Ten minste 25 procent om de kwalitatieve uitbouw van de sportverenigingen te ondersteunen via een doelgericht subsidiebeleid. 3. Ten minste tien procent om een activeringsbeleid te voeren met het oog op een levenslange sportparticipatie via een anders georganiseerd laagdrempelig beweeg- en sportaanbod. 4. En nog eens ten minste tien procent om een beweeg- en sportbeleid te voeren waarbij kansengroepen gelijke kansen krijgen om actief te participeren in sport. Ten slotte bepaalt het decreet dat de subsidie die de Vlaamse regering toekent, door de gemeente zelf met dertig procent vermeerderd moet worden. Een bedrag dat de gemeente dient te besteden aan de vier genoemde
Minister van Sport Philippe Muyters
18
GF
“DE BESPARINGEN DIE LOKALE BESTUREN DOORVOEREN, DIENEN NIET NOODZAKELIJKERWIJZE OP SPORT TE GEBEUREN”
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Besparingsposten
2013
2014
Bestaande sportinfrastructuur
47%
60%
Personeel (specifiek voor sport)
49%
59%
Nieuwe sportinfrastructuur
67%
46%
Clusteren van diensten
37%
41%
Subsidies aan sportverenigingen
10%
30%
Afbouw dienstverlening
45%
26%
delijk Gewest. Ruim één op de vijf gemeenten (22 procent) verwacht dat door de integratie van het decreet ‘lokaal sportbeleid’ in het Gemeentefonds er minder budget zal zijn voor sport. Zij vrezen meer in het algemeen dat de zachte sectoren de dupe van de toegenomen autonomie zullen zijn.
den uitgesteld of helemaal niet gerealiseerd en ook op onderhoud van bestaande sportinfrastructuur wordt bespaard. Zoals bekend wil de Vlaamse regering hieraan tegemoetkomen onder meer via het fonds voor bovenlokale sportinfrastructuur, dat jaarlijks met tien miljoen euro zal worden gespijsd.
In het Vlaams parlement maakte minister Muyters al duidelijk dat de soep niet zo heet zal worden gegeten als ze wordt opgediend. “Het gaat niet om het doorschuiven van extra verantwoordelijkheden met minder middelen, maar over autonome keuzes die de gemeenten zelf kunnen maken met hetzelfde geld. De besparingen die lokale besturen doorvoeren, dienen dus niet noodzakelijkerwijze op sport te gebeuren.” In die redenering blijken veel gemeenten hem ook te volgen: nog altijd een meerderheid (76 procent) verwacht ten gevolge van de integratie een status quo of zelfs een stijging (twee procent) van het sportbudget.
In steeds meer gevallen deelt echter ook het personeel op de lokale sportdiensten in de klappen. In zes op de tien gemeenten gingen de besparingen voor sport in 2014 gepaard met jobverlies, een toename van tien procent tegenover het jaar voordien. Vooral zaalwachters, schoonmaakpersoneel en sportpromotoren zagen hun functie sneuvelen. In bijna één op de twee gevallen ging het om personeelsleden die na hun pensioen niet werden vervangen, maar ook neemt het aantal geschrapte jobs na ontslag toe: van zes procent in 2013 naar al twintig procent in 2014. Een evolutie die bij nogal wat lokale sportdiensten voor zenuwachtigheid zorgt.
Plaatsen we daar de harde cijfers tegenover, dan blijkt echter dat hoe dan ook steeds meer lokale besturen snoeien in hun sportbudget. Volgens het ISB werd in 2013 in 39 procent van de gemeenten een structurele besparing in het beleidsdomein sport doorgevoerd. In 2014 was dat aandeel gestegen tot 43 procent. De omvang van de besparingen daarentegen is niet verder toegenomen. De gemeenten die in 2013 hun sportbudget terugschroefden, bespaarden gemiddeld twaalf procent. In 2014 bedroeg een gemiddelde besparingsronde tien procent, met een minimum van twee procent en een maximum van veertig procent. De besparingsmaatregelen die de gemeenten voor andere beleidsdomeinen troffen, waren meestal van dezelfde grootteorde, al blijft het opvallend dat in tien (2014) tot bijna twintig (2013) procent van de gevallen méér op sport werd bespaard dan op andere domeinen.
Infrastructuur en personeel Waar zijn de besparingen binnen het lokaal sportbeleid op gericht? In de eerste plaats op infrastructuur, leert de hierbij gevoegde tabel 1. Nieuwbouw- en/of renovatieprojecten wor-
Nog uit de enquête van het ISB blijkt dat de gemeenten in de mate van het mogelijke de sportverenigingen proberen te ontzien. De besparingsfocus ligt dubbel zo vaak op infrastructuur en personeel. Toch zijn er ook steeds meer lokale besturen die knippen in de subsidies voor hun sportclubs: in 2013 bedroeg hun aantal nog maar één op de tien, in 2014 al drie op de tien en in de toekomst, denken sceptici, worden ze nog talrijker. Tot nu toe legt het decreet ‘lokaal sportbeleid’ gemeenten de voorwaarde op om ten minste 25 procent van de sportsubsidies die ze vanuit de Vlaamse overheid krijgen, te spenderen om sportverenigingen doelgericht te subsidiëren – een van de vier beleidsprioriteiten. Nu die middelen toegevoegd worden aan het Gemeentefonds, vervalt deze voorwaarde. Bijna één op de vijf lokale sportdiensten vreest dat daardoor minder subsidies aan de sportclubs zullen worden gegeven. Sophie Cools, directeur Sport bij de Vlaamse Sportfederatie (VSF), de koepelorganisatie boven 82 erkende en gesubsidieerde sportfederaties in Vlaanderen, waarschuwt echter voor doemdenken. “Veel steden en gemeenten
Tabel 2 Vlaamse beleidssubsidies voor de gemeenten (in miljoen euro). Sector
2014
2015
Cultuur
88,8
84,5
Verschil (in procent) -4,8%
Jeugd
19,9
17,9
-10,1%
Sport
15,0
14,3
-4,7%
Integratiebeleid
6,0
6,0
0,0%
Kinderarmoede
4,1
4,1
0,0%
Ontwikkelingssamenwerking
2,7
2,4
-11,1%
1,5
1,3
-13,3%
138,0
130,5
-5,4%
Flankerend onderwijsbeleid TOTAAL
GF
Tabel 1 Het percentage gemeenten dat bespaart per domein.
Björn Rzoska (Groen): “In 2014 bedroegen de subsidies voor de zachte sectoren in totaal 138 miljoen euro, dit jaar nog 130,5 miljoen euro.”
zijn overtuigd van het maatschappelijk belang van hun sportclubs en gaven in het verleden meer subsidies aan sportclubs dan ze verplicht waren”, schrijft ze op de website van de VSF. “We zijn er dan ook van overtuigd dat de sport geen slachtoffer hoeft te worden van het wegvallen van de verplichte subsidiëring van sportclubs. Wel raden we de sportclubs aan om in overleg te treden met hun schepen van Sport en met de lokale sportdienst. In de loop van 2015 zal immers beslist worden op welke manier iedere stad of gemeente vanaf volgend jaar te werk zal gaan voor de subsidiëring van de sportclubs. Door hun stem te laten horen kunnen sportclubs het belang van subsidies en sportclubondersteuning beklemtonen.” Dat lijkt meer dan ooit nodig, aangezien de besparingen op lokaal niveau de sportclubs – net als de individuele sportbeoefenaars – nog op een andere manier raken. Nogal wat lokale besturen zien zich genoodzaakt om de tarieven voor het gebruik van hun sportinfrastructuur op te trekken. Twee jaar geleden voerde 23 procent van de gemeenten een tariefstijging door, vorig jaar al 42 procent. Al zou er beterschap op komst zijn en lijkt het erop dat de piek van de tariefverhogingen achter de rug ligt. Begin dit jaar gaf ‘slechts’ vijftien procent van de gemeenten aan dat de tarieven verhoogd werden of in 2015 nog verhoogd zullen worden. Heel wat ouders van sportende kinderen kennen het gevolg van dit
alles: voor zoon- of dochterlief dienen ze bij de sportclub steeds meer lidgeld te betalen. En de komende jaren zullen de lidgelden alleen maar blijven stijgen, klinkt het nu al onheilspellend in heel wat clubs.
700.000 euro minder Op het ware effect van de integratie van de sectorale subsidies in het Gemeentefonds is het nog wachten tot volgend jaar. Maar los daarvan, zo berekende oppositiepartij Groen, moeten de gemeenten het dit jaar al stellen met minder beleidssubsidies voor de zachte sectoren. “En niet zo’n klein beetje”, zegt Björn Rzoska, fractieleider in het Vlaams parlement. “Het gaat om een besparing in het geniep van 7,5 miljoen euro. In 2014 bedroegen de subsidies in totaal 138 miljoen euro, dit jaar nog 130,5 miljoen euro.” Van de zeven sectoren waarvan de subsidies in het Gemeentefonds zullen terechtkomen, ontsnappen alleen integratiebeleid en kinderarmoede aan de besparingsronde (zie tabel 2). Procentueel vergeleken met de andere resterende sectoren komt sport nog het best weg, met een daling van 4,7 procent van de middelen. Bij Groen wil men de besparing op sport echter allesbehalve relativeren. In absolute cijfers immers deelt sport samen met cultuur en jeugd het zwaarst in de klappen. In 2015 zal 14,3 miljoen euro aan subsidies van de Vlaamse overheid naar de gemeenten vloeien voor sportbeleid: 700.000 euro minder dan vorig jaar. ■
19
“Wat ik doe, is een zeer goede aanvulling op wat een manager doet” Tomas Van Den Spiegel, financieel coach van topsporters
Voormalig topbasketbalspeler, Slimste Mens ter Wereld 2012 en bekende Vlaming Tomas Van Den Spiegel stopte twee jaar geleden met zijn topsportcarrière om meteen een doorstart te maken in de financiële begeleiding van andere topsporters. Een carrièreswitch met toekomstperspectief, want de naakte feiten geven aan dat daar keihard nood aan is. Maar dat wist Van Den Spiegel al uit zijn eigen jaren als topsporter. Ook tijdens zijn actieve carrière pakte Van Den Spiegel het al slim aan en liet hij zich begeleiden op financieel vlak. Een aanpak die hem na zijn basketpensioen in – zoals hij het zelf verwoordt – de ‘driving seat’ zette. En hem mogelijk ook weghield van het gevreesde zwarte gat. AUTEUR: MARKO HEIJL Het zwarte gat na de topsport, er zijn bibliotheken over volgeschreven. Minder is er geweten over de zwarte krater na de topsport, de financiële krater die voor meer dan één voormalige topsporter op de loer blijkt te liggen. Niet zelden ook voor topatleten die na hun carrière – wat we zo mooi noemen – ‘financieel onafhankelijk’ hadden kunnen zijn, of in de volksmond: ‘binnen’. Helaas smijten niet weinigen onder hen de geldelijke verdiensten van een rijke topsportcarrière op ondoordachte manier ‘buiten’ en belanden heel wat topsporters aan de bedelstaf. Een paar cijfers die al even haarfijn als cassant het probleem schetsen: in de Verenigde Staten wordt volgens een uitgebreide studie door Sports Illustrated tachtig procent van de NFL-spelers binnen de twee jaar na het beëindigen van de actieve sportcarrière failliet verklaard. En dat terwijl het gemiddelde jaarloon er rond de vijf miljoen dollar zou liggen. In de NBA is dat volgens dezelfde bron zestig procent binnen de vijf jaar. In de Engelse Premier League, ook al geen sukkelaars als het om het loonbriefje gaat, is ook om en nabij de helft van de profspelers binnen de vijf jaar failliet. De lijst met andere internationale topsporters annex grootverdieners die na het beëindigen van een erg lucratieve sportcarrière aan de bedelstaf geraakten, is ellenlang: Arantxa Sánchez, Björn Borg, Celestine Babayaro, Johan Cruijff, Marion Jones … In eigen land zijn er onder andere de al even trieste als welbekende voorbeelden van Luc Nilis, Danny Boffin en Eddy Planckaert. Spijtige uitzonderingen of is er ook in België sprake van een structureel probleem? Tomas Van Den Spiegel: “Ik kende de cijfers in de States en de UK, maar er was geen Belgisch materiaal. Daarom heb ik het idee gelanceerd bij Matteo Balliauw van Universiteit Antwerpen en er met hem op samengewerkt. Volgens zijn studie komt een kwart van de Belgische voetballers al tijdens hun actieve carrière in de financiële problemen.”
Jezelf organiseren
GF
Wat is precies het belangrijkste probleem: gokken, vrouwen, drugs, foute vrienden …?
Tomas Van Den Spiegel: “Ik wist uit eigen ervaring hoe moeilijk het is jezelf georganiseerd te krijgen.”
20
“Dan zitten we al op het einde van het probleem. De initiële oorzaak is een stukje gebrek aan psychosociale ontwikkeling op jongere leeftijd. Je bent zestien, zeventien, je zit nog op de middelbare school en plots doe je topsport en krijg je grote contracten. Iets waar je niet klaar voor bent, je hebt nog nooit een budget moeten beheren. Terwijl je leeftijdsgenoten op kot
gaan en moeten rondkomen met beperkte bedragen, verdien jij het grote geld en kan je je veroorloven wat je wilt. En zo groeit dat in de loop van je carrière. Ik denk dat daar de oorzaak ligt van het probleem. Daarnaast is bijvoorbeeld gokken een probleem. Daarbij is er ook een ‘monkee see, monkee do’-gedrag, zeker in de kleedkamer. Ook de entourages mogen niet onderschat worden. Plots heb je heel veel vrienden. Iedereen wil wel een stukje van de taart. En ten laatste, die vergeten we vaak omdat we een beeld hebben van een domme sporter die zijn geld uitgeeft aan gokken en vrouwen: auto’s. Je moet weten: sport is zeer resultaatgericht op korte termijn. Sporters zoeken dus ook voldoening op korte termijn in alles wat ze doen. Als ze vandaag een auto kopen, willen ze hem liefst morgen al. Als ze vandaag gokken, is dat omdat ze binnen een paar uur weten of ze gewonnen hebben of niet. Dat speelt mee. Naast het kopieergedrag. Als één leider in de kleedkamer zegt: ‘Dat moet je doen, dat is fantastisch’, dan heb je automatisch een heel aantal volgers die denken: als hij dat zegt, dan zal dat wel zo zijn. En daarnaast is er natuurlijk het probleem van de foute investeringen. Iedereen weet dat er heel veel geld omgaat in het voetbal, en niet weinigen willen daar een graantje van meepikken en komen met investeringsprojecten. Het ene al meer koosjer dan het andere. Er zitten daar goede mensen en projecten tussen, maar ook heel wat slechte. In de UK is er een paar jaar geleden een scam geweest waarin onder andere Sir Alex Ferguson en Sven-Göran Eriksson hadden geïnvesteerd. Je moet dus niet zomaar roepen: ‘Domme sporters!’ Er worden structuren opgezet die heel aantrekkelijk lijken, maar tegelijk zo ontransparant zijn dat er ook slimme mensen in kunnen lopen.” Zware financiële kraters die meer dan eens beginnen bij het welbekende zwarte gat dus. “Het is niet exact hetzelfde als het zwarte gat. Maar je kunt wel een situatie creëren waarin je zelf beslist, de controle hebt over wat er na de sport gaat gebeuren. Dat is voor mij de insteek geweest. Ook omdat ik uit eigen ervaring wist hoe moeilijk het is om jezelf georganiseerd te krijgen. En dan praat ik niet alleen over een job vinden, maar over alles wat met administratie en financiën te maken heeft. Jezelf organiseren op zakelijk vlak, iets waar het grote deel van de sporters geen zin in heeft tijdens zijn of haar carrière. Je wilt sport doen, presteren. Een hoop zaken wordt geregeld door de manager, maar een groot stuk ook weer niet. Tijdens mijn carrière al speelde ik met het idee daarin iets te gaan doen. Daar is ook echt nood aan. Enerzijds is dat beginnen te dagen tijdens de financiële crisis van 2008, omdat alle kranten toen vol stonden en ik ineens besefte dat ik geen flauw idee had van hoe ik georganiseerd was. Toen lag ik daar toch even wakker van en ben ik mezelf beter gaan organiseren. Anderzijds is het idee om hier zakelijk iets mee te gaan doen gegroeid toen ik geblesseerd geraakte in de laatste jaren van mijn carrière.”
Integere perceptie
FOTO: CIAMILLO-CASTORIA
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Midden 2013 zette Tomas Van Den Spiegel een punt achter een succesvolle internationale basketbalcarrière en ging hij aan de slag bij Optima.
Geen schoonmoeder Opvallend vaak komt het gesprek met Tomas Van Den Spiegel uit bij voetballers. In het voetbal lijken de problemen – zowel tijdens als na de carrière – het grootst, of toch minstens het meest frequent. Hebben de voetbalclubs hier eigenlijk geen verantwoordelijkheid in? Van Den Spiegel: “Ik denk dat de clubs een verantwoordelijkheid hebben in het stukje psychosociale ontwikkeling van zestien- tot pakweg negentienjarige leeftijd. Is dat puur begeleiding op financieel vlak? Nee. Ik denk dat je als club wél de verplichting hebt om van die pubers jongvolwassenen te maken die niet wereldvreemd zijn. Ik denk dat je zeer zeker onderwijs moet stimuleren. En dat je een verantwoordelijkheid hebt in het kennen van de sociale achtergrond van de speler en van zijn familie en moet weten: hoe kunnen we elkaar daarin vinden? Na die leeftijd wordt het moeilijker als club, omdat je het dan toch hebt over volwassen mensen van wie je niet de schoonmoeder kunt zijn. Want als je dat wel doet, zijn ze misschien weg. Die angst hebben de clubs wel.”
is, zowel vanuit de financiële consulting als vanuit het bankwezen, om zoiets van de grond te krijgen. En er heel veel hun tanden op hebben kapot gebeten, omdat die markt zo klein is.”
En het feit dat jij zelf een bekende ex-topsporter bent, maakt het makkelijker die markt te bespelen?
Hoe klein is die markt dan wel?
“Ongetwijfeld is dat een belangrijke USP, maar ook het feit dat ik een integere perceptie heb, draagt ertoe bij. Ik probeer ook steeds integer te zijn. Ik voel me geen vermogensbeheerder – wij doen trouwens aan financiële planning –, maar eerder een soort coach. Of misschien gaat dat net te ver, maar toch iemand die mee wandelt, zij aan zij, en niet tegenover je gaat zitten en zegt: ‘We gaan dit doen.’ De relatie die ik heb met mijn klanten, gaat stukken verder dan wat je zou verwachten. Ik heb heel veel geleerd van mijn agent, een Italiaan met wie ik mijn hele carrière heb gewerkt. De manier waarop hij met zijn spelers omging, was heel close. Had ik mijn eigen gedacht gedaan tijdens mijn carrière, was die nooit zo geslaagd geweest. Op bepaalde momenten heeft hij écht wel beslissingen voor mij genomen, waar ik op dat moment helemaal niet mee akkoord ging, maar waarbij hij achteraf bekeken altijd wel gelijk had.”
“Enkele honderden mogelijke klanten. Voornamelijk in het voetbal, een beetje in het wielrennen, de betere zaalsporters, enkele tennissers … Wat niet wil zeggen dat ik niet kan doorverwijzen als er vragen zijn over bijvoorbeeld fiscaliteit. Ik heb nog nooit iemand wandelen gestuurd.” Hoe internationaal werk je? “Optima is actief in België en Spanje. Maar ik werk enkel in België, met internationale oplossingen voor Belgische sporters actief in het buitenland. Er zijn partnerships en oplossingen voor bijvoorbeeld voetballers in de Premiership. De markt is zeer concurrentieel met heel wat spelers. Ik zou om op de Spaanse markt te werken bij wijze van spreken naar daar moeten verhuizen om dat goed te doen. Die markt is ook een stuk groter. Momenteel ligt de focus op het worden van de referentie in België. Daar geloof ik ook echt wel in. Als je het goed aanpakt, met de juiste coaching en met de juiste producten.”
Hoe hebben je huidige werkgever Optima en jij elkaar gevonden?
Is er overlap met de job van de manager?
“Ik was klant bij Optima. Ik heb het idee bij hen gelanceerd, maar ook bij andere partijen. Die waren ook erg geïnteresseerd. Enerzijds omdat mijn naam eraan verbonden was en die perceptie wel goed zat. Anderzijds omdat al heel vaak geprobeerd
“Er is overlap met sommige managers, niet met zij die enkel het sportieve luik op zich nemen. Maar daarvoor kan je rond de tafel gaan zitten. Ik denk dat wat ik doe, een zeer goede aanvulling is op wat een manager doet.”
Dat klinkt als Jerry Maguire. “Een soort Jerry Maguire die heel erg op de lange termijn dacht en dat is ook wel mijn bedoeling. Eigenlijk is de relatie met mijn klanten echt wel wat een goede manager zou moeten doen, maar dan met dat verschil dat ik me totaal niet bezighoud met het sportieve luik.” Je bent een soort vertrouwenspersoon die op alle mogelijke uren wordt gebeld door zijn klanten?
21
Slechts enkelen
ONTDEKKEN ooit hun ware
PASSIE
EXPERT CLASS
™
PROFESSIONEEL SPORTMANAGEMENT
Is dit uw moment? Kennis van en passie voor sport vormen de unieke basis voor de Expert Class™ in Professioneel Sportmanagement. In dit gespecialiseerd en wetenschappelijk ervaringsprogramma aangeboden door de Vrije Universiteit Brussel, ontdekken professionals waarin ze uitblinken, wat hen energie geeft, wat hen scherp houdt en vooral, hoe ze uitstekende sportmanagers kunnen worden en blijven in de sportomgeving van morgen. Docenten met jarenlange ervaring in Sportmanagement, o.a. Berend Rubingh, Paul De Knop, Rudy Heylen, Hans Vandeweghe en vele anderen, bespreken tijdens de Expert Class™ de uitgebreide theorie en talrijke voorbeelden met link naar de dagelijkse praktijk.
Alle aspecten van modern Sportmanagement komen aan bod: Sport en organisatiekunde • Sport en management • Sport, beleid en maatschappij • Sport en ondernemerschap • het postacademisch getuigschrift wordt behaald na het indienen en presenteren van de eindoprdacht voor een vakjury. De 17de jaargang van de Expert Class™ telt 16 lesdagen, van november 2015 tot eind juni 2016 en is inclusief de unieke studiereis naar UEFA, IOC en UCI. De Expert Class™ gaat door in het Sportimonium te Hofstade, nabij Mechelen. Het aantal inschrijvingen is beperkt tot 20 deelnemers.
Schrijf u snel in via www.expertclass.be
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
“IK VOEL ME GEEN VERMOGENSBEHEERDER, MAAR EERDER EEN SOORT COACH”
Financiële opvoeding Concreet, wat voor diensten bieden jij en Optima aan? “Ik noem mezelf graag een ‘financieel coach’. Alles dus wat ook maar in de verste verte iets met geld te maken heeft, daar probeer ik een oplossing voor te vinden. Dat gaat heel breed, van traditioneel vermogensbeheer, fiscale optimalisatie, successierechten en verzekeringen tot een heel breed pallet aan andere zaken. Wat bied ik aan? Ik bekijk de huidige situatie van de sporter. Dan gaan we samen aan tafel zitten en bekijken we: waar gaan we naar toe? Hoe gaat jouw carrière eruitzien? Wat denk je te bereiken? Welke dromen heb je? Hoe ziet het er vandaag uit? Hoe gaat het er de volgende jaren uitzien? En wat als het er fantastisch gaat uitzien, wat als het er gemiddeld gaat uitzien en wat als het er slecht gaat uitzien? Een ongeluk is vlug gebeurd. Concreet komt dat neer op het beheer van het vermogen, op fiscale optimalisatie. Zouden we niet eens kijken om je successie te plannen? Ben je voldoende verzekerd? Wat als je stopt en wanneer ben je dat van plan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat je dan in de driving seat zit?” Je brengt dus een soort financiële geletterdheid? “Ik ben niet de expert voor alle duidelijkheid. We werken bij Optima met een 450-tal mensen, ik weet perfect waarvoor ik bij wie precies terecht moet. Ik ben een relatiebeheerder en zorg mee voor de financiële opvoeding van de sporter. Ik zit altijd mee aan tafel, ook met de experts erbij. Waarbij ik degene ben die het gesprek onderbreekt, als ik voel dat de sporter niet meer kan volgen wat de financiële planner aan het vertellen is. Dat ken ik nog uit mijn eigen tijd als actieve sporter. Ik had ook financiële adviseurs. Ik zat met hen aan tafel en na tien minuten dacht ik: laat maar, ik begrijp het toch niet. Doe maar, waar moet ik tekenen? Dat zijn situaties die we willen vermijden, dat is mijn rol.” Zit de spreekwoordelijke bazige papa daar dan niet bij, die meent dat dat zijn rol is? “Hoe meer mensen erbij zitten, hoe liever ik het heb. Hoe meer beslissingsnemers, hoe beter. Dat kan de echtgenote zijn, de makelaar, mensen die een bepaald beslissingsrecht hebben. Dat is geen enkel probleem. Je moet niet enkel met de sporter samenzitten, als je weet dat eigenlijk de papa de baas is. Dat werkt gewoon niet. Dan hoor je drie weken later: ‘We gaan het toch maar niet doen.’” Zijn jonge atleten in de fleur van hun leven eigenlijk al bezig met iets als successierechten?
“In een eerste gesprek lijkt dat de ver-van-mijn-bedshow. Maar je kunt dat concretiseren door uit te leggen wat er zou gebeuren bij bijvoorbeeld een sportongeval: ‘Vandaag zou in dat geval het volgende gebeuren. Stemt dat overeen met hetgene wat jij zou willen dat er gebeurt met je geld?’ Vaak niet. Zijn sporters van 22 daar al mee bezig? 99 procent van de bevolking hééft simpelweg niks om geregeld te hebben op zijn 22e, sommige topsporters wél. Daar is een markt voor binnen het verhaal van financiële planning en het 360°-verhaal.” Binnen dat 360°-verhaal passen ongetwijfeld ook verzekeringen. “Je lichaam is toch wel hetgene waar je het mee moet doen, dat moet je goed beschermen. De luxepositie waarin je verkeert, moet je garanderen. Die bewustmaking is ook belangrijk. Uit de studie van Matteo Balliauw is ook gebleken dat één op de twee voetballers onverzekerd is voor tijdelijke en definitieve arbeidsongeschiktheid. Het is het verhaal van de omnium van je wagen. Die kost veel als je ze niet nodig hebt. Tot je ze nodig hebt natuurlijk! Zo is het ook met de omnium van je lichaam. De dag dat je die nodig hebt, ga je vloeken als je ze niet hebt. In Duitsland is ze in het voetbal overigens al een verplichting.”
FOTO: CIAMILLO-CASTORIA
“Ze bellen niet maar whatsappen meestal tegenwoordig! (lacht) Nee, toen we hier net zaten, belde nog een klant die papieren nodig had, ik heb deze ochtend verzekeringscontracten afgesloten voor een voetballer. Dat is de hele dag door, 24/7.”
Met CSKA Moskou won Van Den Spiegel zowel in 2006 als 2008 de EuroLeague.
Ervaringsdeskundige Komt ook de term ‘pensioen’ al op tafel? “Dat is natuurlijk een apart verhaal. Een sporter gaat op pensioen op zijn 35e en moet dan nog vijftig jaar verder, geen twintig. Daar maken we simulaties voor. Hoe ga je ervoor staan op je 35e? Van worstcase- over gemiddeld tot bestcasescenario. Wat is je levensstandaard en hoe kunnen we het het best aanpakken om die te behouden? Daarnaast gaat het wederom over financiële producten en in het voetbal en bepaalde andere sporten over groepsverzekeringen. Maar nog meer dan successierechten, is pensioen voor sporters de ver-van-mijn-bedshow. Het is een moeilijke oefening waar je in kunt groeien en via bijvoorbeeld optimalisatie al wel wat aan kunt doen. Voor het échte pensioen zijn de meeste sporters gewoon te jong, maar je kunt al wel je 35e voorbereiden.” De term ‘nacarrière’ sluit daar nauw bij aan. “Daar praten we heel vaak over. Een heel belangrijk aspect daarin is dat je als sporter de kans krijgt een fantastisch netwerk uit te bouwen tijdens je carrière. Maar dat besef moet je wel hebben! Je netwerk opbouwen en onderhouden is dan ook een heel erg belangrijk advies. Dat netwerk bestaat uit succesvolle mensen uit andere sectoren, zoals het bedrijfsleven en de media. Ik begrijp dat een 21-jarige daar niet mee bezig is, maar een 29-jarige zou daar zeker wel al aan moeten denken. Ik denk dat mensen die het goed doen na hun carrière, vaak mensen waren die daar tijdens hun carrière al mee bezig waren.” Maakt een opleiding, bijvoorbeeld in sportmanagement of gerelateerde materie, daar deel van uit?
“Bij de jonge sporters zie ik dat toch steeds vaker. Je kan dan ook steeds flexibeler – de nieuwe technologie staat voor niets – de tijd nemen om topsport met een studie te combineren. Als je te lang wacht, wordt het moeilijker. Voor een opleiding tot trainer is het advies niet echt nodig, heel veel sporters zijn daar toch al wel mee bezig. Niet zozeer omdat ze de ambitie hebben, maar om de luxe te hebben daarvoor te kiezen de dag dat de mogelijkheid zich aanbiedt.” Wat voor oplossingen komen er op het gebied van vermogensbeheer zoal op tafel? “Het sleutelwoord is natuurlijk – dat is een open deur – spreiding. Dat is het allerbelangrijkste, zonder in concrete producten te gaan praten. Het gaat dan over financiële producten, aandelenmarkten, ratings, en over alle mogelijkheden om met je geld om te gaan, in roerend en in onroerend goed. Het gaat erom de juiste spreiding te vinden, waar iedereen mee akkoord kan gaan.” Heel wat deelgebieden dus, heb je daar nu allemaal zelf kaas van gegeten of ben je puur intermediair tussen sporter en expert? “Ik ben begonnen als ervaringsdeskundige anderhalf jaar geleden. Ik had tijdens mijn eigen carrière met vallen en opstaan veel zelf geleerd. Ondertussen heb ik natuurlijk heel wat interne opleidingen moeten verteren. Vandaag kan ik wel zeggen dat ik weet waarover ik praat. Wat niet wil zeggen dat ik op dat gebied de verantwoordelijkheid neem, dat is niet mijn taak. Ik ben relatiebeheerder en moet zorgen dat de oplossingen aangereikt worden. We kunnen ons niet veroorloven dat niet te doen. Ik zit in zo’n kleine markt dat ik enkel tevreden klanten mag hebben.” ■
23
Sport&Wetenschap
in samenwerking met
Voetbal in de maatschappij
Nemen de profclubs structureel de handschoen op? Onder impuls van de federale overheid werd nu bijna tien jaar geleden het Open Stadion Fonds opgericht om maatschappelijke acties van eerste- en tweedeklasseclubs te stimuleren. Onder meer dankzij die steun tonen voetbalclubs een sociale en maatschappelijke betrokkenheid door specifieke sociale programma’s te organiseren of te ondersteunen. Zo organiseren heel wat clubs uit de Pro League de dag van vandaag voetbaltornooitjes voor scholen, hebben ze een ‘homelessteam’, begeleiden ze leerlingen met leerproblemen in de eigen sportclub, promoten ze gezonde eetgewoonten bij hun supporters of stellen ze hun infrastructuur open voor de buurtwerking. AUTEUR: JASPER TRUYENS
MVO is een duurzame ondernemingsvorm, waarbij een organisatie rekening houdt met de maatschappelijke en economische effecten van de eigen bedrijfsvoering. Organisaties leveren een wederdienst aan interne en externe partners of stakeholders. Ook professionele voetbalclubs organiseren meer activiteiten dan enkel voetbal. Er zijn immers bepaalde maatschappelijke verwachtingen. In ruil voor bijvoorbeeld investeringen in voetbalstadions en het handhaven van de openbare orde rond deze stadions, wordt van de professionele clubs steeds vaker een maatschappelijke return verwacht. Deze financieringsstructuur is dan ook een van de bepalende factoren waarom MVO-beleid zijn toepassing vindt in het voetbal. Andere belangrijke kenmerken zijn de grote actieve en passieve beleving van spelers en fans, het grote aantal stakeholders dat elkaar ontmoet in het professionele voetbal (verschillende overheden, competities, sponsors, media, fans, de lokale gemeenschap) en de ruime media-aandacht voor het spelletje.
Football+ Foundation Soms moet er iets gebeuren voor er iets gebeurt. Dat was de Cruijffiaanse openingszin van het Open Stadion Fonds in maart 2006, nu bijna tien jaar geleden. Op initiatief van staatssecretaris Els Van Weert en in de schoot van de Koning Boudewijnstichting zag het fonds het levenslicht. Via projectoproepen konden alle voetbalclubs uit eerste en tweede klasse innoverende sociale projecten met een maatschappelijke meerwaarde uitwerken. Voordien bestond er reeds een aantal projecten, maar de oprichting van een inspirerend kenniscentrum was een antwoord op de negatieve berichten uit het voetbal (zoals supportersgeweld, omkoping en kwetsende spreekkoren). Door de jaren heen heeft het Open Stadion Fonds zich getransformeerd naar een aparte vzw met een sterke bestuurlijke rol voor de KBVB en de Pro League. In 2012 veranderde Open Stadion van naam en werd het de Football+ Foundation (F+F). Deze Foundation is nog steeds een publiek-private samenwerking, maar het initiatief ligt sinds enkele jaren
FOTO: JONAS MARIS
Ook de Belgische voetbalbond (KBVB) en de Pro League zetten de kracht van voetbal in om maatschappelijke problemen aan te pakken. Zo bracht de kerstactie van de Pro League (waarbij de shirts van eersteklasseclubs online werden geveild) een recordbedrag van 90.000 euro op ten voordele van de
Damiaanactie en voert de Football+ Foundation actief campagne tegen discriminatie van holebi’s in het voetbal. Toch heerst er geen algemene hoerastemming. Zowel structureel als organisatorisch is er nog een aantal belangrijke uitdagingen aan te gaan om maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) structureel te verankeren bij Belgische professionele voetbalclubs.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
De Belgian Homeless Cup in Mechelen: een sociaal-sportieve voetbalcompetitie voor dak- en thuislozen.
24
bij de voetbalwereld zelf. Waar voetbalclubs aanvankelijk maatschappelijke acties opnamen via centrale projectoproepen, wordt de laatste jaren de nadruk gelegd op de eigen realiteit waarin voetbalclubs functioneren. Daarbij treedt de Football+ Foundation op als kennis- en expertisecentrum (door ervaringen te delen onder de voetbalclubs) en projectinspirator. Zo organiseert de F+F nationale projecten waarop clubs kunnen intekenen om deze uit te voeren in de eigen lokale setting. Deze centrale projectoproepen speelden vooral in op de thema’s werk, integratie, onderwijs en gezondheid. Zo is ‘Gezond scoort!’ een lesprogramma voor scholen en sportclubs, terwijl ‘Playing for success’ bestaat uit leerprogramma’s voor leerlingen tussen negen en veertien jaar, georganiseerd in de voetbalclub. De ‘Football Kick-Off’ is een voetbaltornooi voor mensen met een mentale en/of motorische handicap en de ‘Homeless Cup’ bestaat uit een sociaal-sportieve voetbalcompetitie voor dak- en thuislozen.
Structurele basiswerking Naast de interne herstructurering heeft de F+F verder ingezet op de optimalisering en professionalisering van het MVO-beleid van professionele voetbalclubs. Zo werd in 2012 de doelstelling geformuleerd om een sociale basiswerking te realiseren in de verschillende voetbalclubs. Deze voetbalclubs moeten de nieuwe motor worden van het MVO-beleid. De Football+ Foundation omschrijft zelf zeven basiskenmerken waaraan een ideale basiswerking kan voldoen: (1) een meerjarenbeleidsplan, (2) een goed ingebedde communitymanager, (3) een lokaal platform met overlegstructuur, (4) het gebruik van de communicatiekanalen van de voetbalclub, (5) de inzet van spelers en infrastructuur, (6) een transparante begroting met een evenwichtig gespreide financiering en (7) relevante en duurzame projecten die in het beleid van de club passen. Waar in het verleden projecten nationaal werden gelanceerd via een projectoproep, worden communitymanagers nu gestimuleerd om projecten te ontwikkelen vanuit de eigenheid van de club, de werking en de maatschappelijke omgeving waarin de club is ingebed. Anno 2015 zien we dat slechts enkele profclubs een structurele basiswerking hebben
opgebouwd die verankerd is in de eigen clubwerking. Onderzoek uit 2012 en een participerende analyse uit 2014 toonden aan dat de MVO-werking van de meeste clubs bestaat uit een verzameling losse projecten geleid door een communitymanager, die binnen zijn of haar functie bijna steeds de duimen moet leggen voor sportieve en economische prioriteiten van de voetbalclub. Van een duurzame basiswerking is bij veel clubs bijgevolg geen sprake. In de meeste gevallen is communitywerking dan ook maar een klein deel van de functie die deze manager opneemt en zijn diens maatschappelijke acties zelden of nooit deel van de agenda op bestuursvergaderingen. Commerciële en sportieve doelstellingen (die vaak geld opbrengen) hebben bij veel clubs prioriteit op maatschappelijke acties (die de clubs op korte termijn geld kosten). Aanvullend werkt bij een deel van de clubs de onzekerheid over of ze al dan niet zullen degraderen naar de tweede klasse, verlammend op de werking en langetermijnplanning van maatschappelijke projecten. Onderzoek naar het MVO-beleid bij Nederlandse voetbalclubs uit 2013 toonde aan dat een gezonde organisatiestructuur in een voetbalclub een noodzakelijke voorwaarde is om een MVO-beleid te kunnen opnemen. Ondanks alle licentievoorwaarden in onze voetbalcompetitie hebben verschillende eerste- en recent veel tweedeklasseclubs tijdens de afgelopen tien jaar financieel het bijltje moeten leggen of afgezien van een licentie voor eerste of tweede klasse. Ook in 2015 hebben profclubs vaak nog een grote som achterstallige socialezekerheidsbijdragen (RSZ) of vechten ze sportieve ontwikkelingen aan voor het BAS of de burgerlijke rechtbank. De recente beslissing om het aantal clubs in de hoogste twee afdelingen te reduceren van 34 naar 24 zou de financiële gezondheid van de clubs enkel ten goede moeten komen. Op die manier zou er ook een gezonde voedingsbodem voor solide maatschappelijke projecten kunnen ontstaan. Desondanks heeft het voetbal de laatste tijd de perceptie tegen. Aanwijzingen van financieel wanbeleid en clubs die elkaars financieel beleid juridisch aanvechten, stellen vragen bij het goede bestuur in Koning Voetbal. Goed bestuur, als een van de dimensies van MVO, is echter geen doelstelling in de communitywerking in het voetbal.
FOTO: JONAS MARIS
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
FC Hattrick: het Mechelse voetbalteam van dak- en thuislozen.
Van moeten naar willen Tijdens de afgelopen tien jaar heeft de communitywerking van voetbalclubs zich vooral in de breedte ontwikkeld. Alle clubs hebben een basiswerking community opgebouwd, al is die slechts bij enkele clubs sterk gestructureerd en geprofessionaliseerd. Om een duurzaam engagement aan te gaan in de toekomst, zijn evenwel extra inspanningen vereist. De F+F heeft de afgelopen periode de voorzet gegeven. De bal ligt nu in het kamp van de profclubs. Voetbal kan kansen creëren voor de community, gelijkheid en diversiteit in de lokale context versterken, maar dan is er meer nodig dan wat er vandaag gebeurt om aan duurzame oplossingen bij te dragen. Voetbal zal de wereld niet redden, maar kan wel bijdragen aan bepaalde maatschappelijke oplossingen. Indien men vanuit de Pro League en de Nationale Voetballiga een algemeen draagvlak wil creëren voor voetbal in de maatschappij, zal het betaalde voetbal de maatschappelijke draagkracht van de clubs en hun communitymanagers moeten verhogen. Geef communitymanagers de mogelijkheid zich strategisch verder te ontwikkelen en niet alleen operationeel actief te zijn. Daartoe zijn verschillende stappen te zetten, afhankelijk van de context van de profclub en de werking van de communitymanager: • Versterk de beleidsmatige visie in de bestuurskamers op de potentiële meerwaarde van voetbal. Supportersparticipatie in de besluitvorming kan daartoe bijdragen.
HET BETAALDE VOETBAL ZAL DE MAATSCHAPPELIJKE DRAAGKRACHT VAN DE CLUBS EN HUN COMMUNITYMANAGERS MOETEN VERHOGEN
• Laat clubs structureel middelen vrijmaken voor communitywerking. Sommige clubs reserveren reeds een percentage op de vaste inkomsten (sponsoring, ticketing) voor communitywerking. • Geef communitymanagers de mogelijkheid de financiële middelen voor maatschappelijke acties zelf te beheren – zo hoeven ze niet langer projectmatig om middelen te vragen. Bied hen de mogelijkheid een platform te zijn voor maatschappelijke partners en doelgroepen. • Faciliteer beleidsplanning en visieontwikkeling omtrent de lokale maatschappelijke uitdagingen en geef communitymanagers de juiste tools om een duurzame visie op te stellen voor de toekomst. • Erken dat MVO een beperkte financiële return on investment heeft. Geef communitymanagers wel de mogelijkheden om de impact en de potentiële effecten van hun werking te meten en te evalueren. Een goede monitoring en evaluatie laten hun toe hun werking te verantwoorden. Sponsors en lokale overheden zijn immers gewonnen voor clubs die zich sterk maatschappelijk verankeren. Er biedt zich een nieuw momentum aan waarbij profclubs en de Pro League het voortouw kunnen nemen in een nieuw verhaal rond maatschappelijk verantwoord ondernemen. De laatste competitiehervorming en de jaarlijkse eindafrekening van de televisiegelden biedt de Pro League een hefboom om de maatschappelijke werking van clubs te verduurzamen. Diezelfde hefboom kan en zal de overheid ook toepassen; financiële steun kan niet langer onvoorwaardelijk blijven. Zonder de economische en sportieve rationaliteit van het betaalde voetbal te negeren, kunnen deze profclubs maatschappelijke uitdagingen aangaan om hun positie te versterken in de samenleving. Om succes op lange termijn te kunnen waarborgen, zijn echter duurzame en structurele inspanningen nodig. Dat kan, want waar een wil is, is een weg. ■
25
SPORT&BOND
“Onze sterkte is tegelijk ook onze zwakte” Eddy De Vogelaer begint aan vierde termijn als voorzitter van de VAL Vanaf deze editie houdt ‘Sport & Strategie’ een aantal belangrijke sportbonden in Vlaanderen tegen het licht voor een uitgebreide performancetest. De Vlaamse Atletiekliga bijt de spits af. AUTEUR: BENEDICT VANCLOOSTER De weegschaal gaf bijna drie cijfers aan en dus vond hij het de hoogste tijd om weer zijn loopschoenen van het rek te halen. Sindsdien staan alweer twee marathons op zijn naam – Londen en Turijn, in 3 uur 58 – en heeft hij de smaak opnieuw helemaal te pakken. “Lopen is leuk als je het regelmatig doet en een basisconditie hebt zodat je makkelijk een uur of anderhalf uur aankunt”, zegt Eddy De Vogelaer. De penningmeester van de Ninoofse atletiekclub Vita is in het dagelijks leven directeur van het ministerie van Financiën en staat al sinds 2003 aan het roer van de Vlaamse Atletiekliga. Op 21 maart jongstleden, toevallig op de dag van zijn 56e verjaardag, werd De Vogelaer herkozen voor een nieuwe termijn van vier jaar. De loopsport heeft in Vlaanderen de wind in de zeilen, maar toch blijft het voor de VAL en de aangesloten clubs roeien met de riemen die ze hebben. “Lopen is goedkoop en je kunt het overal”, zegt De Vogelaer. “Behalve als je technische nummers beoefent, heb je niet veel nodig. Dat is de sterkte van onze sport, maar tegelijk ook de zwakte. Want doordat je het zo makkelijk kunt, hoef je niet bij een atletiek- of jogclub aan te sluiten. Het is onze opdracht als federatie om
26
onze clubs te begeleiden bij de uitbouw van een flexibeler en breder aanbod naar de leden toe.”
Organisatie Hoe wordt de VAL bestuurd? “Door een raad van bestuur van vijftien mensen. Onze verenigingen zijn vertegenwoordigd via de bestuurders, want zij zijn verplicht om aan te sluiten bij een vereniging. Het zijn de verenigingen die de kandidaten voordragen en stemmen. Grotere clubs hebben meerdere stemmen. Behalve ik als voorzitter zijn er nog negen bestuurders die door alle clubs worden verkozen. Daarnaast zijn er vijf bestuurders – één per provincie – die verkozen worden door de clubs van de betrokken provincie. We hebben ook nog provinciale afdelingen om de afstand tussen Brussel en de clubs te verkleinen. De onvermijdelijke profileringsdrang van de provinciale comités proberen we in de hand te houden via de vijf provinciale afgevaardigden in onze raad van bestuur, die automatisch ook in hun provinciaal comité zetelen. Zij zorgen ervoor dat de verhouding goed blijft en de provinciale beslissingen in de lijn liggen van wat de raad van bestuur beslist. Met de raad van bestuur vergaderen we één
keer per maand. Zes bestuursleden zetelen ook in het directiecomité, dat tweemaal per maand samenkomt om korter op de bal te kunnen spelen en het contact met het personeel te blijven behouden.”
Wie heeft het in de communicatie met bijvoorbeeld de media voor het zeggen: u als voorzitter of algemeen directeur Ludwig Peetroons?
Wat zijn de organisatorische sterktes en zwaktes van uw bond?
“Dat varieert. De afspraak is dat ofwel de algemeen directeur of ikzelf de communicatie tracht te doen. Zeker bij delicate aangelegenheden. De VAL krijgt een heel grote autonomie, want zelf ben ik geen werknemer maar vrijwilliger. Maar ik heb altijd duidelijk gesteld dat dit betekent dat de informatie moet worden uitgewisseld. Ik moet op de hoogte blijven. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder dat de algemeen directeur mij inlicht. De verstandhouding tussen ons is perfect.”
“We hebben een sterke uitbouw van onze competitiewerking: onze evenementen zijn heel goed georganiseerd. Maar qua belangstelling zitten we vooral in eigen vijver te vissen. Het blijft heel moeilijk om mensen naar onze sport te krijgen die niet aan een atletiekvereniging verbonden zijn. Behalve dan natuurlijk voor de Memorial Van Damme, een van de weinige atletiekwedstrijden waar het publiek massaal op afkomt.” Hoe probeert de VAL het beste uit zijn medewerkers te halen? Naargelang van de punten die we behandelen, schuiven altijd enkele personeelsleden mee aan op onze raden van bestuur. Zo krijgen zij de kans om hun zaak te verduidelijken of te verdedigen. Per slot van rekening zijn zij de specialisten ter zake. Het is van belang dat er een heel goeie samenwerking tussen hen is. Wij slagen erin om heel bekwame en gedreven personeelsleden te vinden, die niet alleen de beslissingen uitvoeren, maar ook het beleidsmatige grondig helpen voorbereiden.”
Hoe liggen de verhoudingen met de Belgische koepel (KBAB) en de Waalse vleugel (LBFA)? “Zes mensen van onze raad van bestuur zetelen ook in de KBAB, samen met zes bestuursleden van de Franstalige liga. De voorzitters van de Vlaamse en de Waalse liga zijn de covoorzitters van de Belgische bond. Er is geen nationale voorzitter voor de Belgische bond. Dat is misschien wel uniek in België. Zo vermijden we dat we in situaties van confrontatiepolitiek terechtkomen: Vlaams versus Belgisch of Vlaams versus Waals. De Belgische bond kan niet als schoonmoeder optreden. Met de twee liga’s zijn we verplicht om rechtstreeks te
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
“ORGANISATIEBUREAUS ALS GOLAZO ZIJN GOED VOOR ONZE SPORT, MAAR HET NADEEL IS DAT ZIJ OOK EEN DEEL VAN DE SPONSORKOEK WEGKAPEN”
FOTO: MARTIN BEX
Bent u bereid in te leveren op uw eigen vermogen? Of durft u uw leden om meer geld te vragen?
Eddy De Vogelaer, in het dagelijks leven directeur van het ministerie van Financiën in Brussel, staat al sinds 2003 aan het roer van de Vlaamse Atletiekliga.
praten en concrete afspraken te maken, als we willen dat de Belgische bond soepel blijft werken. Dat maakt het iets eenvoudiger. Structureel denk ik dat de VAL heel wat verder staat dan de Waalse vleugel. Voor veel operationele zaken steunen zij nog op vrijwilligers, waar wij met personeelsleden werken.” Werkt de VAL samen met bonden van andere sporten? “Samenwerking is er niet echt. Uiteindelijk hebben we elk ons eigen terrein. Wel zijn er overlegmomenten in het kader van de VSF (Vlaamse Sportfederatie, nvdr) en het BOIC, waar sportfederaties samenzitten. Onze algemeen directeur is nu ook bestuurder van de VSF. Van daaruit raakt hij ook geïnformeerd over komende beslissingen en kan hij die eventueel mee sturen. Overleg moet vooral gebeuren voor belangenbehartiging naar de overheid toe. Dat is toch wel heel belangrijk. Want we kunnen er niet aan ontkomen: we zitten in een periode van besparingen. Maar je kunt die ook een beetje sturen als je eendrachtig bent. Als je dat niet bent, heeft de minister het ietwat makkelijker natuurlijk.”
Financieel “Financieel is het altijd een beetje roeien met de riemen die we hebben”, aldus De Vogelaer. “We zijn geen echt populaire sport zoals voet-
bal of wielrennen, die het toch wel iets makkelijker hebben om sponsoring te zoeken of om de massa naar hun manifestaties te lokken. Ze noemen ons de kleine van de grote sportfederaties of de grote van de kleine sportfederaties. Het is maar hoe je het bekijkt.” Hoe staat de VAL er financieel voor? “We zijn heel gezond. Op de laatste algemene vergadering hebben we onze rekeningen positief kunnen afsluiten. Ook alle financiële ratio’s die gehanteerd worden, zijn heel positief zodanig dat we toch wel wat financiële middelen opzij konden zetten voor tijden van besparingen. Het grote nadeel is dat we sterk afhankelijk zijn van subsidies, wat maakt dat ons beleid sterk georiënteerd is op de subsidies die we kunnen krijgen. Maar ik voorzie geen problemen. We hebben een aantal nakende besparingen van de Vlaamse overheid ingecalculeerd en zullen die zelf nog een paar jaar kunnen opvangen met eigen middelen. Zonder ernstig ons beleid te moeten aanpassen. Het is vooral een kwestie van alert te zijn en goed toe te kijken op wat we doen met het geld. We hebben al de financiële rapportering achter ons boekhoudprogramma aangepast, waardoor we nu van elke activiteit de inkomsten en uitgaven veel beter kunnen evalueren en waar nodig ook bijsturen.”
“De begroting voor dit jaar hebben we met verlies ingediend, omdat we nog altijd niet zeker zijn hoeveel er op onze subsidies bespaard zal worden. We zijn van het ergste scenario uitgegaan, namelijk een vermindering met tien procent van de totale subsidiëring. Als we meer krijgen, moeten we minder nemen uit onze financiële reserves. Op vraag van de algemene vergadering zijn we ook aan het onderzoeken of we onze bijdrage aan de topsportscholen – ongeveer 150.000 euro – kunnen verminderen. Waarschijnlijk zullen we beslissen om de topsportschool op latere leeftijd te beginnen: vanaf het derde middelbaar in plaats van het eerste. In atletiek is het niet zoals in zwemmen of tennis dat je heel vroeg moet beginnen om nog olympisch kampioen te kunnen worden. Voor de lidgelden passen we het systeem van automatische indexering toe. Elk jaar naargelang de index kunnen de lidgelden dus stijgen. De laatste drie, vier jaar hebben we op informaticavlak een aantal investeringen gedaan, waarvoor we onze leden via de clubs drie euro extra hebben gevraagd. Dat project is nu gerealiseerd en die drie euro hebben we weer laten vallen. Behalve deze toeslag is het toch al meer dan tien jaar geleden dat we de lidgelden hebben aangepast. Niets zegt natuurlijk dat we het de komende jaren niet zullen doen. In vergelijking met veel andere sportfederaties liggen onze lidgelden eigenlijk niet zo hoog.” Hoe evolueren de inkomsten uit sponsoring? “Lichtjes stijgend. Maar onze mogelijkheden zijn beperkt. Ten eerste is het zo dat de topatleten natuurlijk voor zichzelf zorgen. Dat is geen verwijt. Een eliteatleet kan een arbeidsovereenkomst krijgen bij de Vlaamse Gemeenschap en
daarnaast wat start- of prijzengeld verzamelen, maar vergeleken met andere sporten zijn dat toch vrij minieme bedragen. Dus als ze via sponsoring extra inkomsten kunnen genereren, zijn die heel welgekomen voor hen. Al hebben wij toch ook mee kunnen ‘profiteren’ van de successen in de aflossing: zo hebben we Crelan, dat al de gebroeders Borlée sponsorde, als partner kunnen binnenhalen. Verder bestaan er in de atletiek sterke organisatiebureaus zoals Golazo, die heel professioneel werken. Dat is goed voor de sport, maar heeft ook het nadeel dat zij ook een deel van de sponsorkoek wegkapen. Daarom hebben we het geweer een beetje van schouder veranderd en zijn we met een aantal projecten bezig die toch wel wat succes hebben, ook naar sponsoring toe, zoals FitFree: een laagdrempelig beweegprogramma om recreanten aan te trekken die minder focussen op lopen en meer de weg opgaan van fitness.” Wat zijn de laatste internationale evenementen die u, via de Belgische koepel, heeft georganiseerd en wat zijn daarvan de kosten en baten geweest? “Het WK veldlopen in 2004 en het EK veldlopen in 2008, twee keer in Brussel. Het WK zadelde ons met een verlies op van één miljoen Belgische frank. Dat is intussen vereffend, maar sindsdien gaan we voor grote organisaties in zee met Golazo. We hebben heel duidelijke financiële afspraken: winsten moeten nu natuurlijk gedeeld worden, maar we lopen geen risico meer. Per slot van rekening is het van belang dat de werking van onze federatie kan doorgaan. Het EK in 2008, dat we met Golazo hebben georganiseerd, was wel winstgevend. Voor een groot tornooi op de piste zitten we met de problematiek van het Koning Boudewijnstadion. Brussel wil het EK 2022 organise-
27
‘And the winner is…’ SPLISS proudly announces the World Congress on Elite Sport Policy. This unique two day conference will take place on Monday 23 & Tuesday 24 November 2015 in the beautiful city of Melbourne. The conference is organised by Victoria University in close cooperation with the Free University of Brussels (Belgium), the University of Utrecht (the Netherlands) and the Sheffield Hallam University (United Kingdom).
2015 Conference Theme - AND THE WINNER IS … The conference theme aims to bring together different perspectives on elite sport success. Who or what are the winners when it comes to participating in, or owning and hosting elite sport events. Beyond building elite sport development systems that do (or do not!) deliver medals, what are the outcomes that elite sport systems are delivering to various stakeholders? There is a growing awareness by national governments and their leaders that elite sporting success can be produced by investing strategically in elite sport. Who are the winners? The previous SPLISS Conference in 2013 in Antwerp (Belgium) was a very successful one! Over 300 participants from over 45 countries joined us for a unique atmosphere, outstanding keynote presentations and interesting parallelsessions and workshops.
EXTREME EARLY BIRD TICKETS AVAILABLE UNTIL 10 JULY 2015!
MORE INFORMATION AND REGISTRATION: ELITESPORTCONFERENCE.COM Initiative
Partners
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
“HET ZAL BIJ DE OVERHEID ALLEMAAL VEEL VLOTTER GAAN, NU WE NAAR ÉÉN LOKET VOOR SPORT EVOLUEREN”
FOTO: MARTIN BEX
de rationalisatie van het Vlaamse sportfederatielandschap en het toekennen van werkingssubsidies aan de federaties op basis van kwalitatieve criteria, in plaats van op het aantal leden, zijn de belangrijkste uitgangspunten.
ren, maar daarvoor moet er een opwarmpiste in de buurt van het stadion zijn en die is er momenteel niet. We hebben de garantie van het Brussels Gewest dat het Koning Boudewijnstadion openblijft tot 2022, maar belangrijk is wat er daarna gebeurt. Zal men het nog willen onderhouden als het voetbal wegtrekt en verhuist naar een nieuw stadion? Indien niet, zullen de overheden werk moeten maken van een nieuw project voor de atletiek, want wij hebben niet de centen om een nieuw stadion te bouwen. Dat zal in ernstig overleg moeten gebeuren met de organisatoren van de Memorial Van Damme. Een stadion voor 10.000 toeschouwers zal niet volstaan om de meeting op het huidige niveau te behouden, want de toegangsgelden van de 50.000 toeschouwers hebben ze nodig.
Welke mogelijkheden zijn er in het atletieklandschap om te rationaliseren? “Op competitief vlak zie ik er geen, wel op recreatief. Daar heb je organisaties zoals Sporta en andere die activiteiten aanbieden naar jogclubs en andere leden. Een rationalisatie zou zeker een goeie zaak zijn. Alleen: wie zal willen inleveren?” Hoe tevreden bent u over de samenwerking met Bloso?
Ik denk ook dat als we echt een groot kampioenschap willen binnenhalen, we verplicht zijn om samen te werken met een organisatiebureau zoals Golazo. Alleen, zelfs met onze vele vrijwilligers, kunnen we dat nooit aan, want uiteindelijk moet ondertussen de dagelijkse werking van onze federatie ook kunnen doorlopen. We hebben daarvoor gewoon te weinig mensen in dienst en het is niet dat zij nu tijd over hebben.”
“Ik vind dat Bloso veel rationeler werkt dan vroeger. Het is aan ons als federatie om goeie projecten aan te bieden. Op dat vlak is die meer kwalitatieve in plaats van kwantitatieve ondersteuning al ingezet. Zolang het allemaal gefundeerd kan worden op objectieve criteria, vind ik dat zeker een verbetering. Omgekeerd vinden ze het bij Bloso waarschijnlijk ook vaak moeilijk om met sportfederaties te werken. Wij werken in het juridisch kader van een vzw-omgeving en zijn voor de meeste zaken ook gebonden aan een aantal regels, waardoor de besluitvorming niet altijd gebeurt met de snelheid waarmee zij dat zouden willen. Je mag ook niet vergeten dat bij ons en bij de meeste sportfederaties profes-
Overheid Het decreet op de sportfederaties is van toepassing sinds 1 januari 2002. Uit evaluatierondes tijdens de vorige legislatuur bleek een aanpassing nodig en momenteel wordt aan een nieuw decreet gewerkt. Een verantwoor-
Voorzitter Eddy De Vogelaer reikt een medaille uit: “Een van de organisatorische sterktes van de VAL is dat de meeste evenementen heel goed georganiseerd zijn.”
sionals en vrijwilligers naast elkaar werken. In het voetbal of het wielrennen is dat veel minder het geval. Dat heeft natuurlijk met financiële middelen te maken en daar zie ik nog niet zo gauw verandering in komen. Een serieuze verbetering is ook dat alles nu veel meer gecentraliseerd wordt. In het verleden was alles versnipperd en moest je echt wel goed je weg kennen. Het zal allemaal veel vlotter gaan, nu Bloso en de sportbevoegdheden van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media zullen samensmelten en we naar één loket voor sport evolueren.” Kunt u zich vinden in het topsportbeleid van de Vlaamse overheid? “De subsidiëringspolitiek van de Vlaamse overheid is heel duidelijk gericht naar echte
Facts & figures Datum van oprichting?
6 februari 1978
Aantal actieve leden (grootste aantal in welk jaar)?
35.275 in 2015 (45.688 in 2006)
- competitieatleten
24.869
- recreanten (joggers)
6.639
- Start to Runners
3.767
Aantal verenigingen?
86
Aantal bondsbestuurders?
15
Aantal mensen/fte’s op bondsbureau?
11 mensen (10,3 fte’s)
Inkomsten:
- subsidies?
1.500.000 euro
- sponsorinkomsten?
50.000 euro
- lidgelden? (inclusief vergunningen)
500.000 euro
- anders, namelijk: sportkampen, tijdschrift …
700.000 euro
Eigen vermogen?
325.000 euro
Totale begroting 2015?
3.052.540,55 euro
Hypotheekbedrag/leningen?
geen
Eigen accommodaties/gebouwen?
geen
Volgers op Twitter?
653 (@VlaamseAtlLiga)
Likes op Facebook?
1.502
Medailles op OS/WK’s/EK’s sinds 2012?
7: • 2012: EK outdoor (Helsinki, Fin): goud 4 x 400 m (J. Borlée, K. Borlée, J. Bouckaert, A. Gillet); • 2013: EK veldlopen (Belgrado, Ser): zilver landenklassement (J. D’hoedt, B. Abdi, K. Naert, S. Bouchikhi) • 2014: WK indoor (Sopot, Pol): brons zevenkamp (T. Van der Plaetsen); • 2014: EK outdoor (Zürich, Zwi): brons zevenkamp (N. Thiam); • 2015: EK indoor (Praag, Tsj): goud 4 x 400 m (J. Borlée, K. Borlée, D. Borlée, J. Watrin), zilver 400 m (D. Borlée) en zilver vijfkamp (N. Thiam)
toppers: atleten die mogelijk een topachtplaats op Olympische Spelen kunnen halen. In de Franstalige Gemeenschap werkt men meer in de breedte, waardoor atleten van iets lager niveau meer kansen tot ondersteuning krijgen bij de Franstalige vleugel dan bij de VAL. Vroeger hebben wij de lat in Vlaanderen ook wat lager gelegd. Het nadeel daarvan is dat mensen dan soms iets te rap tevreden zijn. Als je de norm wat scherper stelt, verbeteren de prestaties ook. Anderzijds is het nadeel dat atletiek geen sport is zoals zwemmen of turnen, waar de toppers allemaal tussen achttien en 23 zijn. De toppers in de atletiek zijn meestal ouder. Het is dus nodig om atleten na hun middelbaar langdurig te ondersteunen zonder dat we direct resultaten zien. Misschien wel op junioren- of beloftenkampioenschappen of zelfs op een EK, maar niet op het allerhoogste vlak. Tia Hellebaut was dertig toen ze olympisch kampioen werd in Peking. Zonder ondersteuning was dat waarschijnlijk nooit gelukt. Hans Van Alphen hetzelfde: hij was ook al dertig op de Spelen van Londen. Vandaar dat we het project Atletiek Vlaanderen hebben, het equivalent van de Topsport Vlaanderen wielerploeg, waarbij beloftevolle jongeren dankzij de subsidies ondersteund kunnen worden, met een toelage maar ook met een arbeidsovereenkomst. Ook positief is dat bij de overheid het besef gekomen is dat eliteatleten ondersteunen op zich niet voldoende is. Er was/is voor veel sporten ook een gebrek aan infrastructuur. De Vlaamse Gemeenschap heeft nu een inhaalbeweging ingezet. Wij hadden nood aan bijkomende trainingsfaciliteiten voor atleten in de winter die te ver van de topsporthal in Gent wonen. Veel Limburgers bijvoorbeeld moesten uitwijken naar Nederland om te trainen. Er is inmiddels een mooie zaal bijgekomen in Heusden-Zolder, naast het terrein waar de Nacht van de Atletiek plaatsvindt, en aan de KU Leuven wordt de piste voor werp- en springnummers overdekt.”
Lees verder op pagina 31
29
12 NATIONALE SPORTINNOVATIE 08/10/2015 CONGRES EINDHOVEN e
‘VERLEG JE GRENZEN’ Noteer 8 oktober alvast in uw agenda voor de
Prijs en andere informatie over het congres
12e editie van het Nationale Sportinnovatie
vinden! Daarnaast vindt u op de website
Congres! Het congres vindt plaats bij Fontys
allerhande relevante informatie over sport &
Sporthogeschool Eindhoven. Tijdens deze editie
innovatie.
wordt aan de hand van voorbeelden uit sport, wetenschap & bedrijfsleven ingegaan op de
Doelgroep
principes van het verleggen van grenzen en
Het jaarlijkse congres is bedoeld voor
innovatie.
professionals en belangstellenden op het gebied van sport, innovatie, vitaliteit, voeding,
Op www.sportinnovatieplatform.nl
accommodaties, producten & materialen
kunt u binnenkort het programma, de
en coaching. We verwachten zo’n 200-250
thematafelsessies, de Nationale Sport Innovatie
deelnemers!
SAVE THE DATE! ber Donderdag 8 okto 2015
WWW.SPORTINNOVATIEPLATFORM.NL
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Vervolg van pagina 29
Visie De Vogelaer gaat voor zijn nieuwe voorzitterstermijn vooral uit van continuïteit: “Onze corebusiness blijft investeren in topsport. Niet alleen die vijf, zes atleten ondersteunen die een medaille kunnen behalen, maar ook jongere beloften vanaf veertien. Daarnaast blijven
we inzetten op de clubs, waarbij we ze meer en meer willen ondersteunen op basis van de projecten die ze doen en ze zo in een bepaalde richting proberen te sturen. Misschien is de jeugdwerking van de club fantastisch, maar schort er wat aan de recreantenwerking. Via evaluaties proberen we alle facetten van een club op een hoger niveau te brengen. Een andere belangrijke uitdaging wordt onze
communicatie. De website is oubollig aan het raken en moet volledig vernieuwd worden. Ook de sociale media moeten meer gebruikt worden om een community te creëren, wat nieuwe mogelijkheden naar sponsoring moet scheppen. We hebben daar een commissie voor samengesteld, maar vreemd genoeg vinden we voorlopig moeilijk mensen vanuit de verenigingen om daaraan mee te werken.” Welke prognosecijfers stelt u voorop qua ledenaantal binnen uw nieuwe termijn als voorzitter?
Conclusie Sterktes/kansen • De loopsport is populairder dan ooit. • De Vlaamse vleugel kan volledig autonoom functioneren van de Belgische koepel. • De evenementen zijn doorgaans goed georganiseerd. • Via Start to Run kunnen de clubs joggers en meer jeugd aantrekken. • Projecten als FitFree openen de poort naar nieuwe doelgroepen en commerciële partners. • Op het vlak van infrastructuur is een inhaalbeweging ingezet. Zwaktes/bedreigingen • Lopen kan makkelijk buiten een club om. • Er wordt nauwelijks of niet samengewerkt met bonden van andere sporten. • Op recreatief vlak is het federatielandschap versnipperd. • Door de besparingen bij de overheid dreigen de subsidies te verminderen. • De clubs zijn sterk afhankelijk van een (verouderend) vrijwilligerskorps. • De concurrentie van organisatiebureaus bemoeilijkt de sponsorwerving. • Als competitiesport heeft atletiek in Vlaanderen nauwelijks groeiperspectief. • Atletiekwedstrijden trekken zelden het brede publiek. • Een sluiting van het Koning Boudewijnstadion kan het voortbestaan van de Memorial Van Damme hypothekeren.
“De afgelopen twaalf jaar kenden we eigenlijk constant groei, voornamelijk bij de recreanten dankzij projecten als Start to Run. Dat heeft ertoe geleid dat wij binnen onze verenigingen jogclubs kregen, terwijl joggers vroeger overgelaten werden aan jogclubs buiten de federatie. Het bedrag dat mensen betaald hebben voor de Start to Run, kunnen de clubs in mindering brengen van het lidgeld. Veel van die joggers zijn jonge moeders, die hun kinderen meebrengen, die zo op hun beurt in aanraking komen met onze sport. Ondertussen ontdekken de ouders de atletiekclub als de geschikte omgeving om hun kinderen sport te laten doen. Start to Run heeft er op die manier voor gezorgd dat we ook meer jeugdatleten kregen. En nu proberen we ons rekruteringsgebied nog wat te verruimen met andere recreatieprojecten zoals het FitFree-aanbod. Het streefdoel is om in de komende vier jaar 12.000 recreanten bij te winnen.
Tegelijk beseffen we heel goed dat het moeilijk zal zijn om het aantal competitieatleten veel te doen groeien. Met een lichte stijging, vijf à tien procent, zullen we tevreden zijn. Atletiek is een harde sport: de trainingen zijn uitgebreider dan in sommige populaire sporten. En het is een cijfersport: in het voetbal win je een keer en verlies je een keer, maar als je in de atletiek achteraan loopt, loop je overal achteraan. Ik kan me inbeelden dat je dan op den duur de competitiesport opgeeft.” Hoe wapent uw bond zich tegen demografische trends als vergrijzing? “Er is de Start to Run. Ik merk in mijn club en hoor ook van andere clubs dat de leeftijd van de deelnemers opschuift. In het begin zag je vooral dertigers, de meerderheid vrouwen. Nu zie je al veel meer vijftigers. En ze houden het ook vol. In onze vereniging zitten bij de joggers inmiddels veel vijftigers. Maar vooral de FitFree, ons nieuwe project, is ideaal voor oudere mensen, omdat het zo laagdrempelig is: modules van tien weken, waar geen basisconditie voor vereist is. De moeilijkheid daarbij is om voldoende lesgevers te vinden en ten tweede om in de herfst- en wintermaanden op deftige uren de sporthal ter beschikking te krijgen. Dat is lang niet overal vanzelfsprekend, heb ik ook ondervonden met mijn eigen club.” ■
WIM LAGAE
Show us the way Ook dit voetbalseizoen presteerde de voetbalclub van mijn jeugd en hart boven zijn stand. Met een modaal jaarinkomen van negen miljoen euro bereikte KV Kortrijk, tegen elke economische voetballogica in, voor de derde maal in zes jaar play-off 1 van de Jupiler Pro League. KRC Genk, minstens viermaal rijker, slaagde er niet in om de top zes te halen. Het voetbal in het Guldensporenstadion was attractief en de sfeer opperbest. Ook vrouwen en jongeren vonden de weg naar KVK. Bij ons thuis was de vraag naar onze vijf gezinsabonnementen nooit groter. Onze zonen hebben immers een wachtrij vrienden en vriendinnen die willen proeven van de unieke voetbalsfeer. De West-Vlaamse trainer Yves Vanderhaeghe belichaamde perfect de strategie van KVK: met koopmanskunst de transfermarkt afschuimen en vervolgens met veel fysiek en grinta uitgekookt scoren. ‘Yveske’ zat zeven jaar op de bank als T2 in de schaduw van het tactisch en organisatorisch genie Hein Vanhaezebrouck, die eindelijk zijn stap hoger heeft gezet naar het rijkere KAA Gent.
Als dank voor zoveel inzet en clubliefde ontrolden de diehardfans voor de wedstrijd tegen Standard een opvallende tifo. Geen oproep tot haat en geweld, wel een warme ‘Show us the way’, waarbij Yves letterlijk de weg wees naar Europa en zijn voetbalvetpotten. Ook Standard werd die avond weggetikt met 3-1 en virtueel zat underdog Kortrijk voor het eerst in zijn geschiedenis in de Europa League. Maar toen al wist Yves dat hij zijn drie (3!) weken eerder ondertekende contractverlenging tot 2018 nooit zou nakomen. Een tweet van de voorzitter – ‘Wat zijn een contract en een woord nog waard?’ – bevestigde het absurde gerucht dat Yves al getekend had bij het KV Oostende van miljardair Marc Coucke. Op een in Oostende inderhaast bijeengeroepen persconferentie een dag later werd de overstap bevestigd door KVO-voorzitter Coucke, die helemaal niets begreep van de commotie. KV Oostende zou toch keurig, zoals contractueel gestipuleerd, de afkoopsom van 200.000 euro betalen? De zelfzekere Coucke werd geflankeerd door Yves Vanderhaeghe, die benadrukte dat hij na zeven jaar inzet meer dan ooit deel uitmaakte van de KVK-familie. Net door zijn verbeterde contract van drie jaar bij KVK had Kortrijk juist 150.000 extra afkoopsom kunnen vangen. Van altruïsme gesproken! Ook liet hij doorschemeren dat hij graag zou blijven werken met de physical coach, T2 en keeperstrainer van Kortrijk ... Trouwens, de ontslagvergoeding en het loon van Vanderhaeghe overschrijden het jaarinkomen van Oostende toen het nog een modale tweedeklasser zonder Marc Coucke was.
Als opstapje naar de rauwe wereld van het voetbalkapitalisme kon deze move tellen. De verbouwereerde KVK-fans moesten enkele dagen later naar nog meer adem happen, toen de West-Vlaamse meerderheidsaandeelhouder bekendmaakte dat hij zijn aandelen voor vijf miljoen euro verkocht had aan de Maleisische miljardair Vincent Tan. Als eigenaar van Cardiff City en recent van FK Sarajevo is deze man eerder berucht dan beroemd vanwege zijn eigengereide optreden. Geïnspireerd door bijgeloof joeg hij de Cardifffans in de gordijnen door de clubkleuren te veranderen en bizarre sportieve keuzes te maken. Tegelijk investeerde Tan fors in het stadion en de clubuitbouw van Cardiff. Het blijft gissen naar het waarom van Maleisische miljoeneninvesteringen in een Vlaams provincieclubje. Alleen de toekomst zal uitwijzen of KV Kortrijk de jackpot gewonnen heeft, dan wel zijn ziel en commerciële stabiliteit op het spel gezet heeft. Zeker is dat de KVK-fans die zich vol clubliefde uit de naad werkten aan de tifo, zich van slogan hebben vergist. Niet ‘show us the way’, wél ‘show me the money’ is het leidmotief in voetbalmanagement. ■
Prof. dr. Wim Lagae is sportmarketeer aan de KU Leuven (FEB Campus Antwerpen en FaBeR) en gastdocent UGent.
31
CIRC-dopingrapport
Een gemiste kans “De UCI had meer kunnen doen” – dat is de conclusie van het dopingrapport van de Cycling Independent Reform Commission of CIRC. Nu het stof is gaan liggen, blijkt dat het rapport een bestelde afrekening is met oude demonen en een schisma blootlegt tussen de oude en de nieuwe wielerwereld. Wie betrapte ex-renners laat zeggen dat tachtig procent zich nu nog dopeert, zaait bovendien onnodige verwarring. AUTEUR: HANS VANDEWEGHE Na de schorsing van Lance Armstrong in september 2012 en zijn Oprah-bekentenissen kreeg de internationale wereldbond UCI een nieuwe voorzitter, de Brit Brian Cookson. Hij greep de dopingproblematiek aan om tabula rasa te maken met wat hij een foute cultuur noemde, die een voedingsbodem was voor doping.
berg, onder Verbruggens watch verantwoordelijk voor de antidopingstrijd.
Intellectueel oneerlijk
1. Niet-bevestigde beschuldigingen van corruptie De sommen geld die Lance Armstrong doneerde aan de UCI, kunnen niet worden gelinkt aan het verdoezelen van een positieve test in 2001, om de eenvoudige reden dat er in 2001 geen sprake was van een positieve test, zij het wel van verdacht hoge epowaarden. De aantijging dat Armstrong geld heeft betaald om in 2005 een rapport (het Vrijman-rapport, zie verder) te helpen schrijven, kan niet worden hard gemaakt. Duiding: de analyserapporten van het lab zijn in mijn bezit. Ze vermelden waarden van laag in de zeventig tot bijna tachtig procent van epobandjes die in het foute bereik liggen. Alleen boven de tachtig is positief.
Om het probleem in kaart te brengen werd de Cycling Independent Reform Commission opgericht. Die commissie heeft 174 interviews afgenomen. Ondergetekende was één van die 174 gesprekspersonen. Het interview via Skype verliep hartelijk. Veel van de nuances die ik bij hun stellingen aanbracht, hebben ze met interesse genoteerd. Een aantal heb ik teruggevonden, wellicht omdat ze niet alleen door mij zijn geponeerd. Een aantal andere – de UCI was de bond die het krachtigst optrad in de dopingbestrijding – is terloops vermeld. Mijn opmerkingen over de tijdsgeest en de stand van het wetenschappelijk onderzoek van toen, afgezet tegen wat vandaag allemaal mogelijk is, heeft het rapport niet gehaald. Jammer, want dat is de essentie van het hele CIRC-rapport: het beoordelen van een situatie van twintig en zelfs tien jaar geleden door een hedendaagse bril is intellectueel oneerlijk.
Dopingtolerantie Het rapport van de Cycling Independent Reform Commission komt tot de vaststelling dat de oude internationale wielerbond UCI te zeer was begaan met het imago van de wielersport en de gezondheid van de renners en te weinig heeft gedaan om dopeurs te betrappen. Harde bewijzen voor slecht beheer zijn er niet: er was een cultuur van dopingtolerantie en als er toch namen worden genoemd in dit ‘schuldig verzuim’, zijn het die van de Nederlanders Hein Verbruggen (UCI-voorzitter tussen 1991 en 2005) en de Limburgse arts Lon Schatten-
Samenvattende conclusies De executive summary van het rapport komt tot volgende bevindingen:
2. Niet toepassen van de eigen regels De commissie heeft tot twee keer toe (Laurent Brochard in 1997 en Lance Armstrong in 1999) bewijzen gevonden van achteraf ingediende attesten die het gebruik van een medicament moesten wettigen. Dat werd toegestaan door de toenmalige hoofdgeneesheer van de UCI, de Nederlander Lon Schattenberg. Die wordt verweten dat hij als arts te veel inzat met de gezondheid van de renners en het opsporen van frauderende sporters als een bijkomstigheid zag. Een ander verwijt geldt ex-UCI-voorzitter Pat McQuaid, die in 2009 toestond dat Lance Armstrong dertien dagen te vroeg in competitie mocht komen in Australië.
Duiding: de corticosteroïdentest is pas in 1999 gevalideerd voor gebruik. Tot dan was het een gebruik dat renners op eenvoudig vertoon van een attest cortico’s – desnoods retroactief – konden gebruiken. Het analyseverslag van de positieve test van Armstrong vermeldt dat de lage waarden verschillende dagen na elkaar wijzen op het gebruik van een zalf. 3. Voorkeursbehandeling voor Lance Armstrong De UCI zag Lance Armstrong als marketingtool om na de doping-Tour van 1998 het imago van de sport op te smukken en de Amerikaanse markt te betreden. De UCI liet na om hem ondanks vermoedens van doping doelgericht te testen om hem te betrappen op dopinggebruik. Toen Armstrong in 2005 er door L’Equipe van werd beschuldigd in 1999 positieve epostalen te hebben afgeleverd (resultaten van een hertesting lekten uit), koos de UCI de zijde van Armstrong en liet een rapport schrijven door de Nederlandse advocaat Vrijman, waarbij die de puur juridische kant van de zaak benaderde en Armstrong vrijpleitte. Duiding: hét zwakke element in de verdediging van de UCI is dat Vrijman-rapport. Het lek naar L’Equipe kwam er in samenwerking met het wereldantidopingagentschap WADA en de UCI concentreerde zich op het gevecht met het WADA en het juridisch neutraliseren van de bevindingen. De UCI had zich beter ook geconcentreerd op de vaststelling dat Armstrong (die net een maand was gestopt) zich had gedopeerd. 4. (On)deugdelijk bestuur van de internationale wielerbond De UCI werd door de eerste voorzitter (Hein Verbruggen) geleid op een autocratische manier, zoals nog wel meer bonden, stipuleert het rapport. De UCI was pas opgericht
en groeide zeer snel. Er was een manifest gebrek aan transparantie, ook bij de kandidaatstelling van de tweede voorzitter, Pat McQuaid, bij de verkiezingen in 2013. De hoofdbrok van het rapport is: zó slecht waren de vorige twee voorzitters, zo goed doet de zittende voorzitter het nu. Duiding: Hein Verbruggen regelde zijn opvolging op autocratische wijze, maar McQuaid bleek een zwakke voorzitter, corrumpeerbaar bovendien, zoals bleek uit zijn consultingcontract met de oligarch Makarov (sponsor van Katjoesja), die hem later ten val zou brengen toen zijn team geen licentie kreeg. Makarov wordt nu ook aangeduid als de architect achter de verkiezing van Cookson. 5. De aanpak van de doping Ook hier koud en warm. Enerzijds wordt de UCI geprezen om het snel invoeren van nieuwe testmethoden en bijvoorbeeld de voortrekkersrol in het bloedpaspoort en wordt expliciet vermeld dat de CIRC niet suggereert dat de dopingpraktijken gebeurden met medeweten of toestemming van de UCI-leiding. Anderzijds had de UCI niet zo bekommerd moeten zijn om het cleane imago van de sport en de gezondheid van de renner (sic). In plaats van het peloton te waarschuwen als er vooruitgang was geboekt in de testing, had ze op jacht moeten gaan. Duiding: de UCI was niet verantwoordelijk voor de testmethoden (dat was het IOC en vanaf 2000 het WADA) en heeft tussen 1960 (een dopinglijst) en 2011 (no needle policy) vijftien keer als eerste sportbond maatregelen ingesteld tegen dopinggebruik. Het rapport zegt: “De eerlijkheid gebiedt ons erop te wijzen dat de UCI meer deed dan andere sportbonden in de strijd tegen doping.”
HET BEOORDELEN VAN EEN SITUATIE VAN TWINTIG EN ZELFS TIEN JAAR GELEDEN DOOR EEN HEDENDAAGSE BRIL IS INTELLECTUEEL ONEERLIJK
32
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
genis tegen Verbruggen, evenwel zonder succes, want de bewuste professor weigerde. Nochtans is dat door het labohoofd in zijn getuigenis bevestigd. Een andere opmerkelijke passage vindt men op pagina 189 tot 191, waar de voorzitter van de CIRC Dick Marty kritisch is over de wijze waarop Armstrong in 2005 (zie hoger – Vrijman-rapport en L’Equipe-lek) als enige als positief werd gebrandmerkt. Hij zag er een samenwerkingsverband in tussen de krant en het WADA of het Frans ministerie en catalogeert dat als onethisch. Marty was de enige van het triumviraat CIRC-onderzoeksrechters met een onafhankelijke signatuur. De andere twee ‘rechters’ hadden banden met het WADA en de UCI en weigerden de drie pagina’s lange oprisping van Marty mee te ondertekenen.
FOTO: ANP PHOTO/BELGA
Conclusie
Dopingautoriteit Hans Vandeweghe.
Beschuldigingen, geen absolutie De grote zwakte van dit rapport is het uitgangspunt. Het is nooit de bedoeling geweest om te komen tot een soort waarheidscommissie, waarna eventueel de absolutie kon volgen en men een nieuw tijdperk kon aanvatten. Neen, want dan zouden ook Armstrong en anderen opstaan en hun rechten opeisen. Er moest en zou worden afgerekend met de oude UCI en in één moeite met Hein Verbruggen en Pat McQuaid, de twee voorgangers van huidig voorzitter Brian Cookson. De hamvraag bij dit alles blijft of de UCI genoeg heeft gedaan in de strijd tegen de doping. Volgens de critici van de UCI, en het rapport, had de UCI Armstrong niet mogen ter orde roepen voor verdachte epowaarden, maar hem moeten targeten of doelgericht controleren in de hoop hem te betrappen. Dit is een overweging die geen rekening houdt met de tijdslijn in de dopingbestrijding. Juni 2001, als Armstrong verdachte urine aflevert, valt twee maanden nadat de UCI tegen de wil in van het wereldantidopingagentschap WADA de epotest als eerste sportbond heeft gevalideerd en meteen toegepast. De UCI loopt hier duidelijk voorop, maar de eerste renner die tegen de lamp vliegt – Bo Hamburger –, gaat meteen vrijuit voor procedurefouten. De UCI speelt daarna op zeker, want ook het arbitragetribunaal zegt in zijn Hamburger-arrest expliciet dat sporters niet in het ongewisse mogen blijven over de introductie van een nieuwe test. Dat is precies wat de UCI deed met Armstrong: hem melden dat zijn bloedwaarden verdacht zijn, zodat hij dus beter oplet. Dat staat los van de terechte kritische bemerking dat de UCI maar al te blij was met Armstrong als nieuwe jonge god van de geplaagde planeet koers.
Maar Armstrong was lang niet de enige die destijds is gewaarschuwd en de UCI was een voorloper met die proactieve informatiepolitiek, waar ze destijds zelfs voor werd geprezen. Sinds de introductie van epo tien jaar eerder in het peloton had de wielerbond gestreden tegen een product dat onvindbaar, hyperdoeltreffend en dus zeer geliefd was. Bestraffen kon niet. Het probleem beheersbaar houden en indijken was al die tijd de enige optie en dat is precies wat nu de vroegere leiding van de UCI wordt verweten.
Oorlog VerbruggenPound Een beetje ondergesneeuwd in het rapport is de vuile oorlog die UCI-voorzitter Hein
Verbruggen en WADA-voorzitter Dick Pound hebben uitgevochten en die mede de teneur van dit rapport heeft bepaald. Uit betrouwbare bron kon worden vernomen dat Hein Verbruggen alles in het werk heeft gesteld om de CIRC ervan te overtuigen dat door Pound een hetze tegen zijn persoon is gevoerd. Het is de overtuiging van Verbruggen dat de oorzaak te zoeken is in de steun die hij heeft verleend aan de kandidatuur van Jacques Rogge (tegen Pound) voor het IOC-voorzitterschap. Ook dat staat ergens te lezen in het 227 pagina’s tellende rapport. Wat het rapport niet heeft gehaald, is de aantijging dat Pound persoonlijk het labohoofd van Lausanne zou hebben aangezet tot een bezwarend getui-
Het CIRC-rapport (kostprijs: drie miljoen euro voor 227 pagina’s) is een gemiste kans. In plaats van een pijnlijke periode uit te klaren en definitief af te sluiten, is de kloof in het wielrennen tussen pragmatici en hardliners nog groter geworden. Die kloof loopt parallel met de oude breuklijnen tussen de oude wielerculturen van de traditionele West-Europese wielerlanden en de nieuwe Angelsaksische wielerwereld. De oude wielerculturen (waartoe ook België en Nederland behoren) analyseren het probleem vanuit historisch besef, maar vervallen al te snel in de oude kwaal: beter alles toedekken en de oude koeien in de sloot vergeten. De nieuwe wielerlanden stellen dan weer alles in vraag, in de eerste plaats de dopingcultuur die niet verschilde van andere sporten, maar die het masochistisch wielrennen zelf maar al te graag afficheerde. We zijn geen stap verder bij een oplossing en de wederzijdse verdachtmakingen zijn er niet minder op geworden. De laatste episode in de UCI-soap is de poging van Cookson om zijn voorganger Verbruggen het erevoorzitterschap af te nemen. Verbruggen antwoordde met een felle brief en dreigde met een rechtszaak. ■
Oude breuklijnen, nieuw spul Dat doping deze sport zal blijven achtervolgen, bleek nog maar eens half maart, toen The Mail on Sunday een oud verhaal oprakelde met betrekking tot Servais Knaven, ploegleider bij Sky. Zijn naam was destijds gevallen in het TVM-proces en dat was reden genoeg voor de tabloid om zijn ontslag te eisen. Sky ging daar niet op in. Het beeld van het huidig peloton dat zich in alle luwte ver van de ploeg nog steeds zou laven aan allerlei verboden middelen, zoals in het rapport staat – terwijl ergens anders in het rapport wordt vermeld dat het dopinggebruik fel is verminderd –, klopt niet met de werkelijkheid. Objectieve parameters zoals bloedwaarden voor de jonge rode bloedcellen bewijzen juist het tegenovergestelde. Klimtijden op de zware cols van de Tour zijn ook met tien procent verminderd. Het is vrij duidelijk dat de grove doping haast tot de marge is teruggedrongen. Eén enkeling (wellicht Di Luca of Riccò) heeft nog wel verklaard dat tachtig procent van het peloton zich dopeert, maar de realiteit – gebaseerd op bloedwaarden – toont dat nog slechts tien procent of minder zich waagt aan verboden middelen die ook effectief werken. Ongetwijfeld zoekt meer dan tien procent de grijze zone op, maar de huidige testmethoden richten zich niet alleen op het vinden van een substantie, maar ook op het effect van die substantie op het bloed en op de hormonenspiegel. In het rapport staat dat lage doses epo nog steeds worden gespoten. Dat kan, maar dat is dan 70,2 kilometer per uur rijden waar maar zeventig is toegestaan, waarbij de voordelen niet langer opwegen tegen de negatieve stress om niet betrapt te worden. Andere wondermiddelen zoals AICAR en aanverwanten en het inademen van gassen, zouden ook worden gebruikt. Zou kunnen, maar waar zijn de effecten? De laatste vijf jaar, sinds de eerste bestraffingen op basis van het bloedpaspoort, winnen steeds meer en steeds jongere renners steeds zwaardere wielerwedstrijden. Zij zijn de generatie die is opgegroeid met de sociale druk om niét te gebruiken en ze kloppen de generatie die nog is opgegroeid met de sociale druk om wél te gebruiken. Dat alleen al is een bewijs dat het met de strijd tegen de doping de goede kant opgaat. Dat anderzijds ongezonde praktijken opgang maken in het peloton, zoals de magerzucht uitgelokt door de inname van supplementen die niet op de lijst staan, is een veel groter probleem.
33
Playing by the rules… ALTIUS, your legal choice De sportindustrie wordt commercieel en juridisch steeds complexer. Meer en meer wordt sport gereglementeerd door Europese, federale en regionale regels. Onze sportrecht praktijk biedt sporters, sportclubs en federaties een multidisciplinaire aanpak voor alle juridische kwesties die direct en indirect sportgerelateerd zijn. Ons team van experts staat klaar om advies te geven bij de regelgeving en de procedures van nationale en internationale sportbonden, sportgeschillen, FIFA, UEFA en KBVB regelgeving, onderhandelingen over arbeidscontracten, sportinfrastructuur, begeleiding bij transfers, het opstellen van sponsoring- en agentuurovereenkomsten, kansspelen, de bescherming van portretrechten, merkinschrijvingen en -inbreuken, televisierechten, en match fixing problemen. Voor fiscale vragen werken wij nauw samen met Tiberghien, een toonaangevend fiscaal advocatenkantoor. Onze multidisciplinaire structuur stelt ons in staat volledig geïntegreerde oplossingen voor onze klanten te ontwikkelen. Een uitstekende en innovatieve one-stop dienstverlening aan onze klanten in de sportwereld, daar staan wij garant voor.
Altius Tour & Taxis Building Havenlaan 86C B414 Avenue du Port 1000 Brussels - BELGIUM T + 32 2 426 14 14 F + 32 2 426 20 30
[email protected]
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Sport&Recht
in samenwerking met
Third Party Ownership Verbod op TPO in het voetbal: een feit of niet? Op 22 december 2014 besliste de FIFA een einde te maken aan de in het betaalde voetbal wijdverspreide praktijk van ‘Third Party Ownership’ (TPO) of, iets eerbiediger geformuleerd, ‘Third Party Investment’ (TPI). Na een beperkte overgangsperiode is het verbod sinds 1 mei 2015 een feit. AUTEURS:GRÉGORY ERNES EN SVEN DEMEULEMEEESTER TPO was al langer een doorn in het oog van internationale associaties zoals de UEFA of FIFA, maar was zeker in landen als Spanje en Portugal al jaren uitermate populair. Ook in België maakten clubs meer en meer gebruik van de techniek. De praktijk komt kort samengevat hierop neer: één of meerdere investeerders investeren in een voetbalclub in ruil voor het verkrijgen van een deel van de economische rechten op één of meerdere spelers. Wanneer deze spelers vervolgens worden getransfereerd naar een andere club, vloeit een deel van de transfersom naar deze investeerders terug als return on investment.
Voordelen TPO heeft als voordeel voor clubs dat zij kunnen beschikken over bijkomende liquide middelen, waarmee ze de transfermarkt op kunnen dan wel andere investeringen financieren, zoals de uitbouw van hun infrastructuur. Voor minder vermogende clubs in minder rijke competities (bijvoorbeeld competities met lagere inkomsten uit uitzendrechten) is het de manier bij uitstek om toch mee te dingen op de transfermarkt naar de handtekening van de betere – en dus duurdere – spelers. Daarnaast wordt ook het risico gedeeld met de investeerder. Indien een speler om wat voor reden dan ook niet doorbreekt – bijvoorbeeld door een blessure –, is het risico gespreid over de club en de investeerder.
Een investeerder van zijn kant kan op korte termijn een belangrijke meerwaarde realiseren op zijn investering. Het mechanisme is nauw verweven met het gegeven in het betaalde voetbal dat een speler tijdens de looptijd van zijn contract enkel kan verkassen naar een andere club mits betaling van een (vaak forse) transfersom. Op de transfermarkt kan de waarde van een speler snel de hoogte in schieten.
Vrij verkeer in het gedrang Bij TPO bestaat de vrees dat een investeerder zich niet zomaar tevreden stelt met het betalen van zijn inleg. Vaak zal een investeerder zijn rendement veilig willen stellen en wensen dat een bepaalde speler getransfereerd wordt tegen een zo hoog mogelijke som naar een andere club. Op het einde van zijn contract wordt een speler voor de investeerder in de regel immers waardeloos. Niet alleen de wil van de speler en diens club spelen een rol, maar ook de wens van de investeerder wordt dus een belangrijke factor. De speler beslist zelf niet (alleen) waar hij gaat spelen en dus komt het vrije verkeer van de speler in het gedrang.
De FIFA huivert bij de gedachte dat een derde, de investeerder, zich met het sportieve beleid gaat bemoeien en zo de contractstabiliteit en zelfs de integriteit van competities in het gedrang brengt. Daarbovenop komt het gegeven dat de spelers zelf vaak amper een zicht hebben op wie nu juist over hun economische rechten beschikt en worden de economische rechten om fiscale redenen niet zelden ondergebracht in buitenlandse, weinig transparante vehikels. Soms gaat het echt om een kluwen van vennootschappen en loert het gevaar van witwaspraktijken om de hoek.
Klacht bij Europese Commissie Het verbod op TPO werd vanzelfsprekend niet op gejuich onthaald bij de clubs en investeerders die gebruikmaakten van de techniek. Zij hebben vooral moeite met het feit dat geopteerd werd voor een louter verbod eerder dan een regulering van TPO. Nadat eerder de Spaanse en Portugese profliga’s bij de Europese Commissie een klacht indienLees verder op pagina 37
DE FIFA HUIVERT BIJ DE GEDACHTE DAT EEN DERDE, DE INVESTEERDER, ZICH MET HET SPORTIEVE BELEID GAAT BEMOEIEN
35
Stay fuelled and hydrated.
NIEUW
#Giveityourall
© www.TDWSport.com
DORSTLESSER VOOR ELKE SPORTER
28 PORTIES VAN ½ LITER
Hydratatie & energievoorziening Licht verteerbaar; geen maaglast Verbeterde suikercombinatie (2/1) Voor & tijdens het sporten Etixxsports
L@EtixxBENELUX
www.etixxsports.com
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Vervolg van pagina 35
den tegen het verbod, trok ook investeerder Doyen Sports (bekend van onder meer de transfer van de Franse speler Mangala van Porto naar Manchester City) ten aanval. Ook Doyen Sports diende een klacht in bij de Europese Commissie, maar ging nog een stap verder en startte ook burgerrechtelijke procedures in diverse landen, waaronder België. In België werd zowel een kort geding als een procedure ten gronde aangespannen tegen de FIFA, UEFA en KBVB, die er allen van werden beschuldigd samen een kartel te vormen. Doyen Sports meent dat het verbod op TPO strijdig is met het mededingingsrecht en het vrije verkeer van kapitaal, beide
hoekstenen van het EU-recht. Het einddoel van Doyen Sports is duidelijk: een prejudiciële vraagstelling bij het Hof van Justitie in Luxemburg bekomen in de hoop zo alsnog een eind te kunnen maken aan het verbod.
Tegenaanval Een tegenaanval van de sportbonden liet niet lang op zich wachten. Intussen diende de UEFA, samen met de internationale spelersvakbond FIFPro, op haar beurt een klacht in bij de Europese Commissie. De UEFA en FIFPro menen dat TPO zelf strijdig is met het mededingingsrecht, aangezien TPO het vrije verkeer van spelers verhindert. TPO wordt daarbij neergezet als niets minder dan een moderne vorm van slavernij. De FIFPro is intussen ook tussengekomen in de burgerrechtelijke procedure in kort
geding die momenteel hangende is voor de rechtbank in Brussel. Het debat daar belooft geanimeerd te worden, zeker nu vertegenwoordigers van de FIFPro reeds bij herhaling
DOYEN SPORTS MEENT DAT HET VERBOD OP TPO STRIJDIG IS MET HET MEDEDINGINGSRECHT EN HET VRIJE VERKEER VAN KAPITAAL, BEIDE HOEKSTENEN VAN HET EU-RECHT
hebben laten vallen dat zij niet alleen de praktijk van TPO de wereld uit willen bannen, maar ook een einde willen maken aan het transfersysteem zelf, sinds jaar en dag de essentie van het Reglement van het Statuut en de Transfer van Spelers van de FIFA. Waar het zou kunnen volstaan om enkel TPO aan te pakken, door velen – net als overdreven commissies aan makelaars – beschouwd als een uitwas van het transfersysteem die moet worden aangepakt, zou het dus weleens kunnen dat de FIFPro nog een stap verder wil gaan. Eén ding is zeker: er staan de wereld van het betaalde voetbal nog interessante maanden en jaren te wachten. ■
LID WORDEN? WAAROM ZOU IK? Over nieuwe generaties en de uitdaging voor ledenorganisaties
Lid worden? Waarom zou ik? Over nieuwe generaties en de uitdaging voor ledenorganisaties is een bewerking van de Amerikaanse bestseller van Sarah Sladek, The end of the membership as we know it en is vooral bedoeld als praktisch en handzaam boek, direct toepasbaar in de dagelijkse complexe praktijk van het besturen en managen van ledenorganisaties in de lage landen.
Bestel voor € 19,95!
Ledenorganisaties staan onder druk. De beroepsbevolking vergrijst, Vlaanderen ontgroent en de groep jongeren die gaat werken wordt steeds kleiner. Veel verenigingen hebben moeite met het behouden en vinden van nieuwe, jonge leden. Dat is geen exclusief Vlaams probleem. In de Verenigde Staten is het probleem even actueel. Ook daar maken babyboomers nog altijd de dienst uit. Vaak hebben zij echter geen idee hoe ze de jongere generaties aan hun vereniging kunnen binden. Dat levert de komende jaren een acuut ledenprobleem op. Ledenorganisaties zullen verdwijnen als ze hun lidmaatschapsmodel niet veranderen. In Lid worden? Waarom zou ik? reiken Sarah Sladek en Berend Rubingh ploeterende verenigingen de helpende hand door concrete oplossingen aan te dragen waarmee ze hun huidig lidmaatschapsmodel kunnen veranderen en de jongere generaties een must-have membership kunnen bieden.
WWW.SPORTSMEDIA.NL 37
THE AMERICAN WAY
De Amerikaanse sportmarkt in ‘facts and figures’. Deel 2 De magie van data en grafieken Een karakteristieke eigenschap van de Amerikaanse sportwereld is het veelvuldig gebruik van statistieken. Veel meer dan wij gewend zijn, speelt data-analyse een rol bij het evalueren van sportieve prestaties van spelers en teams. Daarnaast spelen cijfers, tabellen en grafieken een belangrijke rol bij het zo aansprekend mogelijk informeren van televisiekijkers en krantenlezers. Deel twee van de Amerikaanse sportmarkt in ‘facts and figures’. Figuur 2 De meest populaire Minor League-teams in de Verenigde Staten.
AUTEUR:PIETER VERHOOGT In oktober vorig jaar verscheen op de Amerikaanse (nieuws)website Vox een artikel van journalist Joseph Stromberg, waarin hij aan de hand van veertig grafieken zijn licht liet schijnen over diverse aspecten van de Amerikaanse sportwereld. Met dank aan Stromberg en Vox neem ik u mee voor de tweede etappe van ons tochtje sportieve datamining.
The United States of Baseball Figuur 1 toont voor elk van de ruim 3.000 counties in de Verenigde Staten welk Major League Baseball-team aanspraak kan maken op de meeste likes op Facebook. Wat opvalt, is dat er twee typen MLB-organisaties zijn: New York Yankees en Boston Red Sox, én alle andere teams. De twee grootmachten (zwart en donkerroze) hebben overal in de VS counties waar zij het meest populaire team zijn. Voor de andere organisaties geldt dat hun populariteit vooral in en rond hun eigen regio tot uitdrukking komt.
Voor sommige teams strekt die thuismarkt zich overigens uit tot ver buiten het gebied van vestiging. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Texas Rangers (groen) en de Atlanta Braves en de traditierijke St. Louis Cardinals, die samen het zuidoosten van de VS domineren (donkerblauwe tinten). Een drietal organisaties (Oakland Athletics, New York Mets en Toronto Blue Jays) heeft in geen enkele county de meerderheid van de likes. Op zich goed verklaarbaar: de Athletics en de Mets delen hun thuisregio met echte topteams, respectievelijk de Los Angeles Dodgers en de Yankees, en de Blue Jays hebben hun thuisbasis buiten de VS.
Baseball is more than just the Big Leagues Het professionele honkbal in de VS staat voor velen gelijk aan de 32 teams die jaarlijks in de Major Leagues strijden voor een plaats in de World Series. De sport kent echter een hele piramide van professionele competities, die in sommige aspecten lijkt op wat wij in Europa kennen op voetbalgebied.
Figuur 1 Welk MLB-team heeft de meeste likes op Facebook?
BRON: BILL TURIANSKI
In deze zogenaamde Minor Leagues komen 250 tot 350 teams uit, die zijn verdeeld over verschillende niveaus. AAA (triple A) is het niveau direct onder de Major Leagues. Daaronder hangen nog de AA, A en Rookie League. Vrijwel alle Minor League-teams opereren als zelfstandige sportorganisaties en fungeren
als opleidingsteams voor toekomstige Major League-spelers. De teams zijn gevestigd in kleinere steden en spelen in kleinere stadions. Figuur 2 toont de 111 meest populaire Minor League-teams, die in 2011 meer dan 3.000 bezoekers per thuiswedstrijd trokken.
Dollars versus overwinningen De National Football League (NFL) staat bekend om zijn egalitaire begrotingsregime. In het streven naar sportief evenwicht stuurt de league actief op de economische slagkracht van haar teams. Rijke teams worden belast, kleine teams worden financieel ondersteund, waardoor de begrotingen niet te ver uiteenlopen en de spelerskwaliteit evenwichtig wordt verdeeld. De Major League Baseball kent dergelijke maatregelen ook, maar in duidelijk minder vergaande mate. De sport kent daardoor een min of meer structurele inkomstenhiërarchie, die gedomineerd wordt door teams uit de grote honkbalmarkten, zoals de New York Yankees, de Boston Red Sox en de Los Angeles Dodgers. Gemiddeld genomen zijn het dan ook de rijkere clubs die de top van de ranglijst domineren. Zo scheef als in het Europese voetbal zijn de inkomsten- en puntenverdeling echter niet. Figuur 3 toont aan dat in 2014 de Los Angeles Dodgers met hun begroting van 241 miljoen dollar de 42 miljoen dollar van de Miami Marlins zo’n zes keer overtroffen. Ter illustratie: de begrotingen van Ajax en PSV zijn dit seizoen zo’n 25 à 30 keer hoger dan die van Excelsior en FC Dordrecht (60 à 65 miljoen euro vs. 2 à 2,2 miljoen euro).
BRON: FACEBOOK
38
NR3 I JUNI 2015 I jaargang 2
Figuur 3 Relatie winst- versus verliespartijen 2014 en de begroting van dat jaar.
se sportcompetities komt het regelmatig voor dat teameigenaars in hun zoektocht naar economisch rendement geen andere optie zien dan hun team te verhuizen naar een grotere markt. In veel gevallen behouden deze teams na verhuizing hun traditionele naam. Zo ging het honkbalteam van de New York Giants na
van LA geen lake is te vinden. Hetzelfde geldt voor de Vancouver Grizzlies. Die basketballen sinds de verhuizing in 2001 onder de naam Memphis Grizzlies. De kans dat men in de buurt van Memphis een grizzlybeer tegen het lijf loopt, is echt heel klein. Nog een leuke: in Salt Lake City spelen tegenwoordig de Utah
Figuur 4 De verhuis van sportteams in de Noord-Amerikaanse competities.
BRON: FATHOM INFORMATION DESIGN
Door het beperken van de economische krachtsverschillen zijn er in de MLB-competitie elk seizoen weer voldoende opmerkelijke afwijkingen tussen de begrotingsvolgorde en de sportieve ranglijst. De rode lijnen geven aan welke ploegen ondermaats presteerden, de blauwe lijnen staan voor ploegen die beter Figuur 5 De expansie van de NASCAR-competitie.
BRON: SPORTS NATION DIVIDED
presteerden dan je op basis van hun begroting zou inschatten.
What’s in a name? Voor ons Europeanen is en blijft het een opmerkelijk fenomeen: sportteams die verhuizen naar een andere stad. In de Noord-Amerikaan-
zijn verhuizing in 1957 verder als de San Francisco Giants. Soms leidt het meenemen van de oude teamnaam echter tot opmerkelijke constructies. Het NBA-team dat in 1947 begon als de Minnesota Lakers werd in 1960 omgedoopt in de Los Angeles Lakers. Terwijl er in de buurt
Jazz. U raadt vast wel waar die ooit zijn begonnen. Juist: New Orleans. In die stad spelen nu de New Orleans Pelicans. Dat is sinds 2013 de nieuwe naam van het team dat zich in 2002 in de stad vestigde als de New Orleans Hornets. De Hornets waren afkomstig uit Charlotte en zijn vernoemd naar de uitspraak van een Engelse generaal die Charlotte ‘a hornet’s nest of rebellion’ noemde. Wie erop let, vindt zeker nog meer van die opmerkelijke naamkronkels.
De groei van NASCAR De NASCAR Sprint Cup Series is de belangrijkste racecompetitie in de VS. De organisatie heeft nog meer competities onder haar hoede, maar de Sprint Cup Series staat op eenzame hoogte, vergelijkbaar met de status van formule 1 in Europa. De competitie bestaat uit 36 races op 23 circuits, waarbij de laatste tien races (‘The Chase for the Cup’) een soort play-offsysteem kennen. Het eerste kampioenschap werd in 1949 verreden en bestond uit acht races. Zeven daarvan vonden op onverharde circuits plaats en één op het zand- en stratencircuit in Daytona Beach. De Daytona 500 is nog altijd het paradepaardje van de Sprint Cup. Figuur 5 toont de expansie van de populaire NASCAR-competitie. De racesport heeft zijn bakermat in het zuidoosten van de VS. De meeste races vinden nog altijd in die regio plaats. NASCAR heeft zich in de afgelopen decennia echter sterk ontwikkeld en de Sprint Cup doet inmiddels twintig staten aan. ■ BRON: NASCAR
39
SPORT&GESCHIEDENIS
Een hond in het olympisch spel Deze postkaart werd recent verworven door het Sportimonium dankzij de alertheid van een Sportimoniumsupporter. De kaart toont de ranke Miss Pegau, die de eerste prijs won in een schoonheidswedstrijd voor honden in de marge van de zevende olympiade van Antwerpen.
Men bezigde toen inderdaad – onterecht – de term ‘olympiade’ om de Olympische Spelen van 1920 te bestempelen. De zesde Olympische Spelen hadden in 1916 moeten plaatsvinden in de Duitse hoofdstad Berlijn, maar daarbij kwam de Grote Oorlog als spelbreker optreden. De ‘geïmproviseerde’ Spelen van Antwerpen hebben toen de olympische beweging van Pierre de Coubertin gered en de cyclus van de moderne Spelen, gestart in 1896 in Athene, weer op de wereldkaart gezet. De sportieve wedstrijden van de Antwerpse Spelen gingen gepaard met de zogeheten ‘Fêtes d’Anvers; Feesten van Antwerpen’: een resem tentoonstellingen, stoeten, een luchtshow, prijzen voor boerderijdieren, bloemen en planten enzovoort. Het was een commer-
ciële randorganisatie, die achteraf door het failliete organisatiecomité zelfs werd bestempeld als “concurrence fâcheuse faite aux Jeux par les nombreuses manifestations, qualifiées d’olympiques …” (Rapport officiel, p. 16). Deze randactiviteiten, die al op 1 mei waren begonnen, zouden vooraf te veel de aandacht hebben afgeleid van de ware olympische wedkampen, die pas op 15 augustus zouden starten. Onze Miss Pegau ressorteerde dus onder deze categorie randmanifestaties. Ook de bekende Vlaamse schrijver Willem Elsschot, pseudoniem voor Alfons De Ridder, probeerde een naoorlogse frank bij te verdienen door het uitgeven van de programmabrochures van de Spelen van de zevende olympiade. Samen met Léonce Leclercq had hij in 1920 de vennootschap La Propagande Commerciale Leclercq & De Ridder opge-
GF
AUTEUR:ROLAND RENSON
richt (Groenplaats 1, Antwerpen; 11, rue de la Reinette, Bruxelles). Door geldgebrek had het organisatiecomité de publicatie uit handen gegeven aan deze privéfirma, die de programmaboeken van de zevende olympiade zowel in het Frans (60.000), het Nederlands (20.000)
als het Engels (20.000) publiceerde. De brochure telde 192 bladzijden en putte haar inkomsten uit de talrijke advertenties die erin werden opgenomen. Sport en business, niets nieuws dus! ■
HANS VANDEWEGHE
Play-offs In 2008 zijn de play-offs bij ons ingevoerd. Nog voor één wedstrijd was gespeeld, maakten oudere voetbaljournalisten – en er zijn er een paar bij die oud zijn geboren – het grootste misbaar. Het zou slecht zijn voor de spanning. Er zouden te veel wedstrijden zijn – in play-off 2 met name – zonder inzet. Het zou slecht zijn voor het voetbal. Het zou oneerlijk zijn. Ik had ook een bezwaar: ‘play-offs’ schrijf je niet met een streepje ertussen. ‘Playoffs’ komt uit de VS en daar schrijven ze dat aan elkaar. Ik heb een taalkundige kruistocht gevoerd door jarenlang ‘playoffs’ aan elkaar te schrijven, maar ik kwam van een kale reis thuis: de eindredactie had het laatste woord. Het eerste bezwaar was snel achterhaald. Alle play-offs waren spannend. Niet in alle play-offs werd even aardig gevoetbald, maar spanning is de unique selling proposition van het meest oneerlijke spel ter wereld en niet sierlijkheid, panna’s of andere technische hoogstandjes. Als het samen kan – spanning en mooi spel – prima, laat maar komen, zoals in de afgelopen play-offs. Wedstrijden zonder inzet? Er zijn in de aanloop naar de play-offs nooit méér wedstrijden met inzet gespeeld. Dat tegen het einde aan in play-off 2
Partners van Editie Vlaanderen
40
wedstrijden zonder inzet op het programma stonden, kan men het play-offsysteem niet verwijten. Vóór de invoering van dit competitieformat waren er teams die aan hun trainers vroegen om niet te veel meer te winnen, omdat er dan minder premies moesten worden uitbetaald. Slecht voor het voetbal? Er zijn meer topwedstrijden dan ooit in dit land en er wordt beter dan ooit gevoetbald en dat terwijl de talent drain nooit groter was. Waarlijk iedereen die niet over zijn voeten of over een bal valt en meer heeft dan 50 VO2max – de nieuwe ontdekking van onze voetbalcoaches –, versiert een contract naar het buitenland. Dat de halvering van de punten oneerlijk is, was nog zo’n bezwaar. Dat eeuwig gezeur toch: een schande, tegen de geest van het voetbal, onsportief en verzin nog maar wat. Ook dat komt hoofdzakelijk uit de koker van journalisten die al heel lang meegaan, zo lang dat ze elke verandering – ook in gunstige zin, zoals meer spanning, meer spektakel, meer geld – ondergeschikt maken aan tradities waarvan geen mens meer weet waarom die ooit tradities zijn geworden. Het is natuurlijk oneerlijk om na de reguliere competitie de punten te halveren. Hoe mooi het niet zou zijn als alle ploegen na hun dertig wedstrijden met gelijke punten konden beginnen? Waarbij het nummer één dan zeven thuis- en drie uitwedstrijden zou krijgen en het nummer zes twee
thuis- en acht uitwedstrijden. Het moet doenbaar zijn om door middel van thuisvoordeel de ploeg die het best presteerde, te bevoordelen. Je zou ook kunnen werken met rechtstreekse uitschakeling zoals in de Amerikaanse competities, maar aangezien wij niet aan inkomstenherverdeling doen, zal je dan het gezeur krijgen van de ploegen die in de eerste ronde uitgeschakeld worden en vier recettes minder op de rekening krijgen. Je zou wel met acht ploegen de play-offs moeten spelen: in drie beurten van the best of three of maximaal negen wedstrijden ben je klaar. Play-offs zijn dus visionair, maar wel jammer van de halfbakken versie. Dat de punten niet op nul worden teruggezet, is een toegeving aan de economische realiteit en het gebrek aan herverdeling in het Europees voetbal. Play-offs zijn de ideale manier om spanning in te bouwen, maar dan alleen als de pariteit (de onzekerheid van de uitkomst) hoog genoeg is. In het Belgisch voetbal met één ploeg die de laatste tien jaar zes titels won of tweede/derde werd (Anderlecht dus), is de pariteit minimaal. Om al deze redenen behouden we niet de behaalde punten, zetten we ze ook niet op nul, maar delen ze door twee. Met andere woorden: we doen alsof we het spannend maken – in België meer dan in de rest van Europa. Maar als de prijzen worden verdeeld, zijn het toch altijd dezelfde die winnen. ■