Ingenieursbureau
Waterparagraaf Bestemmingsplan Feijenoord
Projectcode 2007-0116325 Datum december 2007
Opdrachtgever OBR dhr. R. Bergenhenegouwen dS+V dhr G. Kremer Opsteller
Paraaf Opsteller:
W. Buth Projectleider L. Rijnsburger
Paraaf Projectleider:
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
2.
Beleidskader Water
5
3.
Het bouwplan
7
4.
Kenmerken watersysteem en waterketen
8
4.1
Oppervlaktewater
8
4.2
Waterkering
8
4.3 4.3.1 4.3.2
Waterveiligheid Risico’s Buitendijks Analyse huidige situatie
8 9 10
4.4
Regenwater en huishoudelijk afvalwater afvoersysteem
12
4.5
Grondwater
13
5.
Invloeden van de ruimtelijke ontwikkelingen Nassauhaven en Persoonshaven op het watersysteem en riolering
15
5.1
Wateropgave
15
5.2
Waterveiligheid
15
5.3
Huishoudelijk afvalwater
16
5.4
Regenwater
16
5.5
Waterkwaliteit
16
6.
Reactie beheerders voor onderdeel Nijverheidsstraat
17
6.1
Waterhuishouding d.d. 15 mei 2007
17
6.2
Rijkswaterstaat d.d. 26 april 2007
17
6.3
Waterschap Hollandse Delta d.d. 3 mei 2007
17
6.4
GW-Beheer buitenruimte d.d. 16 mei 2007
17
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
2 van 28
7.
Reactie beheerders op de waterparagraaf bestemmingsplan Feijenoord
19
7.1
Afdeling Watermanagement Gemeentewerken Rotterdam d.d. 19 november 200719
7.2
Rijkswaterstaat d.d. 14 december 2007
19
7.3
Waterschap Hollandse Delta d.d. 3 mei 2007
19
8.
Advies n.a.v. reacties
20
9.
Samenvatting
21
10.
Contactpersonen
22
Bijlage 1 Beleidsstukken
23
Bijlage 2 Kaart vergunningplicht Wet beheer Rijkswaterstaatswerken
27
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
3 van 28
1.
Inleiding Binnen de deelgemeente Feijenoord is het bestemmingsplan “Feijenoord” in voorbereiding. De watertoets is een wettelijk verplicht onderdeel van deze procedure en staat synoniem voor het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De uitwerking van de watertoets staat verwoord in de waterparagraaf van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend. De locatie Nijverheidsstraat e.o. wijzigt en hiervoor is de watertoets reeds doorlopen. De locatie Persoonshaven maakt de ligging van woonboten mogelijk en wordt in deze rapportage behandeld. De ontwikkelingen voor de Persoonshaven zijn beschreven met de opmerkingen van de beheerders op de waterkwaliteitstoets van de Nijverheidsstraat in ogenschouw. De beheerders zijn: - waterbeheerder: Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland; - rioolbeheerder: afdeling Watermanagement van Gemeentewerken Rotterdam; - oppervlaktewaterkwaliteitsbeheerder: Waterschap Hollandse Delta; - kadebeheer: OBR; - waterkeringbeheerder: Waterschap Hollandse Delta (WSHD).
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
4 van 28
2.
Beleidskader Water Bij het opstellen van deze watertoets is rekening gehouden met verschillende beleidsstukken met als onderwerp water en nauw verwante onderwerpen. Stukken die in het bijzonder als input voor de watertoets hebben gediend zijn; o Waterplan Rotterdam 2000-2005 Gezamenlijk beleidsplan van gemeente en waterbeheerders. Het Waterplan Rotterdam 2000-2005, een plan op hoofdlijnen kent op basis van de aanwezige potenties van de ecologische en stedelijke infrastructuur drie ambitieniveaus. Dit zijn: • Groene Wiggen (hoogste ambitieniveau) • Blauwe Ring (gemiddeld ambitieniveau) • Compacte Stad (laagste ambitieniveau) o Waterplan 2 Rotterdam. In Waterplan 2 wordt verdere aandacht besteedt aan het buitendijks bouwen. Daarbij is het uitgangspunt een risicobenadering, waarbij men uitgaat van eigen risico en verantwoordelijkheid van de projectontwikkelaar ten aanzien van ontstane schade door hoog water. Het verdere beleid is nog in ontwikkeling. o Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 Het GRP Rotterdam 2006-2010 is bestuurlijk vastgesteld. Het betreft een wettelijk verplicht meerjarenbeleidsplan, dat alle aspecten op het gebied van de rioleringstaak van de gemeente Rotterdam behandelt. Het plan is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerders opgesteld en vormt een bijlage bij het Waterplan Rotterdam. Een tweetal bijzonderheden hieruit zijn: • de jaarlijks ter vervangen kilometers riolering wordt vergroot van 14 km in 2000 naar 40 km in 2010; • kansen worden benut om gemengde rioolstelsels te vervangen door gescheiden stelsels, af te koppelen, waarbij regenwater wordt getracht vast te houden en vertraagd af te voeren. o Afkoppelkansenkaart Rotterdam, januari 2005 De afkoppelkansenkaart vormt een hulpmiddel bij herstructuringen en rioolvervangingsprojecten. Er is daarbij onderzoek verricht naar de mogelijkheden van afkoppellen en infiltreren in de verschillende deelgemeentes. De kaarten geven een indicatief beeld van de mogelijke locaties waar deze kansen benut kunnen worden. o Grondwaterstijgingsrisicokaart, juni 2005 Activiteiten die plaatsvinden in de buitenruimte kunnen potentieel grondwateroverlast opleveren. De grondwaterstijgingsrisicokaart vormt een hulpmiddel bij de uitvoering van het grondwaterbeleid. Voor de verschillende gebieden in Rotterdam is onderzocht wat de mogelijke invloeden van rioleringsvervangingsprojecten zou kunnen zijn. o Beleidslijn grote rivieren (Bijlage 2) Deze beleidslijn bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid – vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt – van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. Het plangebied valt onder een artikel 2a-gebied. Gebieden waarvoor artikel 2a van de Wbr van toepassing is zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
5 van 28
rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningsregime van de Wbr niet van toepassing is. Omdat het plangebied is uitgezonderd van de vergunningplicht op grond van de Wbr, hoeft het bouwplan ook niet te worden getoetst aan de Beleidslijn grote rivieren. Overige beleidsstukken waar rekening mee wordt gehouden staan weergegeven in bijlage 1 en worden daarin kort omschreven.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
6 van 28
3.
Het bouwplan Het bestemmingsplan Feijenoord is een conserverend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die wijzigingen zijn de Nassauhaven en de Persoonshaven. Volgens informatie van de opdrachtgevers OBR en dS+V bestaat het programma ter plaatse van de Persoonshaven en Nassauhaven uit: Persoonshaven, model dS+V Uitgegaan wordt van 15 ‘varende’ woonboten en een totaal van 3500 m2 commerciële ruimte langs de oostzijde. Het midden van de haven blijft vrij. Persoonshaven, model OBR Uitgegaan wordt van ca. 30 boten op basis van walaansluitingen, geen vaste ligplaats, gekoppeld door lange steiger in het midden van de Persoonshaven. Nassauhaven Het bouwplan bevat in vooralsnog aan de Nijverheidsstraat 2 woonblokken van 8 woonlagen met in totaal 250 woningen. De locatie van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Figuur 1: Overzicht plangebied
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
7 van 28
4.
Kenmerken watersysteem en waterketen
4.1
Oppervlaktewater Al het water dat behoort bij het binnendijks en buitendijks grondgebied valt onder beheer van Waterschap Hollandse Delta. Het plangebied grenst aan oppervlaktewater (de Nassauhaven, Koningshaven, Persoonshaven en de Nieuwe Maas). Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland is de kwaliteits- en kwantiteitsbeheerder van deze oppervlaktewateren.
4.2
Waterkering Ongeveer 300 m ten zuiden van het plangebied ligt de primaire waterkering. Het plangebied ligt zowel buiten de kern- als de beschermingszone, in buitendijks gebied.
raai 3
raai 4
raai 5 raai 2
raai 1 raai 6
Figuur 1: Plangebied, waterkering en raaien van Rijkswaterstaat
4.3
Waterveiligheid Voor het plangebied is artikel 2a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) van toepassing (zie kaart bijlage 2). Hierdoor is geen Wbr-vergunning noodzakelijk voor het ontwikkeling van het plangebied.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
8 van 28
In buitendijkse gebieden is de bescherming tegen hoogwater, in tegenstelling tot binnendijkse gebieden, niet vastgelegd in normen of criteria. Het rivierbed heeft immers primair tot taak de voor binnendijkse gebieden – veilige afvoer en berging van rivierwater bij hoogwatersituaties te regelen. De (rijks-)overheid is hiermee niet verantwoordelijk voor de veiligheid van mens en dier in het rivierbed, evenmin is zij aansprakelijk voor schade als gevolg van hoogwater. Als beheerder van de Maeslantkering heeft Rijkswaterstaat wel een inspanningsverplichting om de risico’s voor overstromen te beperken. 4.3.1
Risico’s Buitendijks Risico is het product van kans en gevolg. Hierbij wordt gekeken naar de kans dat er een bepaalde laag water staat op het maaiveld en in panden en het gevolg daarvam. Bij dit laatste is vooral ook de diepte van de waterlaag van belang. De kans van overstroming is kwantitatief te bepalen. De risico’s zijn kwalitatief beschreven op basis van bekende (kwantitatieve) gegevens en een kwalitatieve indicatie van de mogelijke schade. Ook wordt ingegaan op de humane gevolgen Kans De in de onderstaande tabel weergegeven waterstanden van de Nieuwe Maas ter hoogte van het buitendijksgebied Feijenoord zijn ontleend aan de Achterlandstudie van Rijkswaterstaat (2006). Als gevolg van de stijging van de zeespiegel zullen deze waterstanden in de toekomst hoger worden. Volgens Rijkswaterstaat werkt deze stijging van de zeespiegel in Rotterdam door met 35%. De huidige klimaatscenario’s (IPPC) geven voor 2050 een verwachtte stijging van 15 tot 35 cm. In tabel 4.3.1 is voor verschillende herhalingstijden de hoogte van de waterstand weergegeven voor de toekomstige situatie 2050. Bijbehorende raaien staan weergegeven in figuur 1. Voor het plangebied zijn de raaien 2 t/m 6 van toepassing. In de analyse worden de risico’s beschreven waarbij de huidige bebouwing in het gebied is meegenomen. Tabel 4.3.1 : Rivierwaterstanden met verschillende herhalingstijden, berekend t.o.v. NAP Eén keer per raaien 1 2 T = 1 jr 2,42 2,42 T = 10 jr 2,85 2,85 T = 100 jr 3,12 3,12 T = 1000 jr 3,31 3,31 T = 10000 jr 3,63 3,63
3 2,42 2,85 3,12 3,31 3,63
4 2,41 2,84 3,11 3,30 3,61
5 2,38 2,81 3,08 3,26 3,55
6 2,36 2,79 3,05 3,22 3,49
Gevolg: schade De schade die ontstaat door hoge waterstanden is afhankelijk van de waterdiepte die optreedt en de objecten die hiermee worden bedreigd. Enkele decimeters water in openbaar gebied hoeft niet direct schade op te leveren, maar een woning of bedrijf waarin deze hoeveelheid water staat levert wel direct schade op aan het pand en de inboedel. Indirecte schade door productieverlies
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
9 van 28
komt hier nog bovenop. Kenmerkend voor overstroming in buitendijks gebied is dat het goed voorspelbaar is waardoor preventieve maatregelen kunnen worden genomen. In onderstaande tabel is voor enkele in het bestemmingsplangebied voorkomende categorieën de schade kwalitatief bepaald. Schade bij overstroming van de buitenruimte Waterdiepte Openbaar – wegen
Openbaar – groen
0-20 cm 20-40 cm
Geen schade Gering schade
> 40 cm
Geen schade Gering, schade aan auto’s als deze niet worden weggehaald Enige tot grote schade aan auto’s en infrastructuur
Schade bij overstroming van bebouwing Woningen Waterdiepte 0-20
Enige schade aan houten vloeren en meubels
20-40
Aanzienlijke schade aan houten vloeren en meubels
> 40 cm
Grote schade aan inboedel
Opslagterrein (bedrijven) Geringe schade Enige schade
Enige tot grote schade aan planten en meubilair
Grote schade
Bedrijven (kantoor)
Bedrijven (productie) Gering
Enige schade aan houten vloeren en meubels Aanzienlijke schade aan houten vloeren en meubels, productieverlies Aanzienlijke schade aan inboedel, productieverlies
Enige schade
Aanzienlijke schade en productieverlies
Gevolg: slachtoffers De kans op slachtoffers wordt bepaald door verschillende factoren. De belangrijkste is verdrinking in diep water en bij grote stroomsnelheden. Het optreden van overstroming van buitendijks gebied gaat in het algemeen zeer langzaam en is goed voorspelbaar. Grote stroomsnelheden en slachtoffers als gevolg daarvan zullen dus niet voorkomen. De waterdiepte beperkt zich in het algemeen tot maximaal enkele decimeters. De kans op verdrinking is derhalve klein. Door het overstromen van kades zijn deze niet meer zichtbaar. Het grootste gevaar voor slachtoffers wordt hiermee gevormd doordat personen of auto’s van de kade in de rivier vallen. 4.3.2
Analyse huidige situatie Om een goede inschatting te kunnen maken van de risico’s van optredende waterschade en humane schade is voor het plangebied gerekend met de rivierwaterstanden (herhalingstijden T = 1 jaar tot T = 1000 jaar) berekend door Rijkswaterstaat.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
10 van 28
De uitgiftepeilen in het buitendijks gedeelte van Feijenoord variëren per gebied. Voor sommige van deze gebieden zijn naast de bestaande uitgiftepeilen reeds nieuwe uitgiftepeilen berekend en vastgesteld. De betekenis van de uitgiftepeilen is dat het openbaar gebied is uitgegeven op dit peil. De vloerhoogtes van bebouwing sluiten hier in principe op aan. Maaiveldhoogtes kunnen echter afwijken doordat de bodem is gedaald als gevolg van klink. In de analyse die is uitgevoerd, is een combinatie gemaakt tussen de huidige bekende maaiveldhoogtes en de waterstanden in het buitendijkse gebied met een bijbehorende kans van voorkomen (T = 1, T = 10, T = 100 en T = 1000 jaar). Overstromingsrisico’s
Voor het gedeelte ten zuidoosten van de Koningshaven (noordwestelijk deel van het bestemmingsplan), ligt het uitgiftepeil op verschillende locaties op NAP + 3,15 meter en op anderen op NAP + 3,75 m. Voor sommige locaties zijn al nieuwe uitgiftepeilen bepaald van NAP + 4,00 m (de woningen langs de Nassauhaven). De huidige maaiveldhoogtes liggen tussen de NAP + 2,20 m en een maximale waarde van NAP + 9,00 m (het voormalig spoortalud).
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
11 van 28
De locatie ten noorden van het gebied bevat een bedrijventerrein, waarbij met de huidige maaiveldhoogtes, daar regelmatig water op straat komt te staan. Verder geldt voor het gebied dat rivierwaterstanden met kans op voorkomen van 1:100 weinig schade leveren in het gebied. Wanneer rivierwaterstanden optreden die eens in de 1000 jaar voorkomen, is het gebied erg kwetsbaar voor schade. Door de vele verzakkingen en het lage maaiveld in de straten, kan bij hoge rivierwaterstanden van NAP + 3,30 m al het openbare gebied, via de kademuren in het gebied lopen. De waterdiepte in de woningen kan oplopen tot enkele centimeters. Gebied
Kans van voorkomen 1/jaar
Waterdiepte (cm)
Schade
Roentgenstraat en omgeving
1-10 10-100 100-1000
0 - 22 0 - 92 0 - 111
Geringe schade Enige schade Aanzienlijke schade
Ten oosten van de Persoonshaven liggen diverse bedrijventerrein. De huidige uitgiftepeilen (voor nieuwe ontwikkelingen) van het gebied liggen op NAP + 4,00m. Het gebied heeft een aantal plaatsen waar de het maaiveld erg verzakt is. Bij rivierwaterstanden die eens per jaar zullen voorkomen is kans op wateroverlast. Bij hogere rivierwaterstanden zal deze wateroverlast sterk toenemen. De werkelijke maaiveldhoogtes in dit gebied liggen tussen de NAP + 3,00 m en de NAP + 4,00 m. Bij rivierwaterstanden met een voorkomen van eens in de 10 jaar zal er in het gebied geen overstroming plaatsvinden. Bij hogere rivierwaterstanden blijft de schade beperkt. Gebied Persoonshaven
4.4
Kans van voorkomen 1/jaar 1-10 10-100 100-1000
Waterdiepte (cm) 0-0 0-8 0 – 26
Schade Geen schade Geringe schade Geringe schade
Regenwater en huishoudelijk afvalwater afvoersysteem Het plangebied ligt in het rioleringsdistrict Zuiden (28). Het gehele district bevat een gemengd rioolstelsel. Het hemelwater dat op verharde oppervlakten valt wordt afgevoerd via het riool. Het rioleringsdistrict heeft 5 onderbemalingsdistricten, waarvan 4 buitendijks. Het plangebied ligt in het buitendijks onderbemalingsgebied Feijnoordkade-562 en het onderbemalingsgebied Persoonshaven-563. Het onderbemalingsgebied Persoonshaven-563 bevat het onderbemalingsgebied Oranjeboomstraat-560. Deze onderbemalingen pompen het afvalwater door een leiding door de waterkering op het binnendijkse hoofdbemalingsgebied. Het eindgemaal Pretorialaan verpompt het afvalwater via district Charlois (23) naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
12 van 28
De onderbemalingen bevatten de volgende overstorten: overstortnummer gebied 28-4468 Feijenoordkade 28-4509 Feijenoordkade 28-2032* Persoonshaven 28-5211* Persoonshaven 28-5327* Persoonshaven 28-5364 Persoonshaven * vallen buiten het plangebied
straat Jalonstraat Feijenoordkade Nassaukade Binnenhaven Stookblok Persoonshaven
Bij hevige regenval wordt ongezuiverd (verdund) afvalwater geloosd via de overstorten op het oppervlaktewater van de Binnenhaven, Koningshaven, of direct op de Nieuwe Maas.
4.5
Grondwater In de nabije omgeving van het projectgebied zijn meerdere peilbuizen aangebracht. (zie figuur 2) Van twee peilbuizen zijn de gegevens bekend (meetreeks: 1994 – 2007). De gemiddelde, maximale en minimale waarden voor de grondwaterstand en de ontwateringsdiepte staan weergegeven in tabel 1. De grondwaterstanden worden in het gebied beïnvloed door de getijden. Deze fluctuatie van de waterstanden van de Nieuwe Maas is in het grondwaterniveau op tientallen meters van de kade gedempt.
Figuur 2: Lokatie van peilbuizen in plangebied Tabel 2: Peilbuisgegevens Peilbuisnummer: Maaiveldhoogte: (m t.o.v. NAP) Grondwaterstand: (m t.o.v. NAP) gemiddeld maximaal minimaal Ontw. diepte: (m) gemiddeld maximaal minimaal
Waterparagraaf
131566-30 3,45
131566-31 3,53
1,29 1,77 0,42
1,31 1,77 0,20
2,16 1,68 3,03
2,22 1,76 3,33
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
13 van 28
De ontwateringsdiepte voldoet op alle locaties ruim aan de minimale eis van 0,80 meter. Ook na eventuele rioolvervanging in het gebied is volgens de grondwaterstijgingsrisicokaart (door IGWR) de ontwateringsdiepte ≥ 0,80 m. De grote ontwateringsdiepte biedt mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
14 van 28
5.
Invloeden van de ruimtelijke ontwikkelingen Nassauhaven en Persoonshaven op het watersysteem en riolering
5.1
Wateropgave Door de realisatie van het bestemmingsplan vindt er een toename plaats van de verharding. Rijkswaterstaat stelt vanwege zijn buitendijkse ligging en de grote omvang van aanwezig oppervlaktewater, geen eisen aan het open wateroppervlak, ondanks de gewijzigde verhouding verhard/onverhard. Er geldt geen compensatieplicht.
5.2
Waterveiligheid Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. Het plangebied ligt geheel buitendijks en is daardoor niet door een waterkering beschermd tegen hoge rivierstanden. Het gebied zal daardoor dusdanig moeten worden ingericht dat de risico’s (kans x gevolg) van hoogwater beperkt blijven. De huidige maaiveldhoogte ter plaatse van de nieuwbouw is in de huidige situatie tussen de NAP + 3,25m en NAP+ 3,75 m. Voor de bestaande bebouwing aan de Nijverheidstraat geldt volgens de peilenkaart van GW-Rotterdam een uitgiftepeil van respectievelijk NAP +3,75 meter voor de oude (historische) bebouwing en NAP + 4,00 meter voor de nieuwe bebouwing. Het uitgangspunt voor de bepaling van het nieuwe uitgiftepeil voor het gebied is dat het gebied gedurende de levensduur beschermd moet zijn tegen de gevolgen van hoogwater. De kans op overstroming zal moeten worden beperkt, door een hoog maaiveldniveau en door het gevolg te beperken, met de inrichting van het gebied. Voor bepaling van de hoogteligging van het plangebied wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten: o Planperiode: 200 jaar o Zeespiegelstijging: 0,6 meter per 100 jaar (middenklimaastsenario IPPC) o Toelaatbare kans op water op maaiveld: 1/10.000 jaar o Zeespiegelstijging telt voor 35 % mee(doordringingpercentage) in de maatgevende hoogwaterstand (MHW) ter hoogte van het plangebied (inschatting Rijkswaterstaat). De vastgestelde Hydraulische Randvoorwaarden voor Rotterdam (11 september 2007) geven als toetspeil voor Rotterdam NAP +3,6 meter. De advieshoogte komt hiermee op NAP +4 meter.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
15 van 28
5.3
Huishoudelijk afvalwater Voor het huishoudelijk afvalwater, uitgaande van 250 nieuwe woningen en 30 woonboten, moet worden gerekend op een extra dwa-belasting van 8,4 m3/uur ( 30 l/uur per woning). Het onderbemalingsgebied Feijnoordkade-562 heeft een beschikbare dwa-capaciteit van 123 m3/uur en een beschikbare rwa-capaciteit van 180 m3/uur. Het onderbemalingsgebied Persoonshaven-563 heeft een beschikbare dwa-capaciteit van 360 m3/uur en een beschikbare rwa-capaciteit van 595 m3/uur. Wanneer er sprake is van hevige neerslag, vindt er een piekbelasting van het riool plaats. Wanneer de onderbemaling niet in staat is al het regenwater met huishoudelijk afvalwater uit het rioolstelsel te pompen, gaat het overtollige ongezuiverde (verdunde) afvalwater via een overstort naar het oppervlaktewater. Gezien de toename in het gebied aan extra huishoudelijk afvalwater (8,4 m3/uur) zal bij hevige neerslag deze toename nauwelijks effect hebben op het overstortvolume en de vuiluitworp via de overstort vanuit het gemende rioolstelsel.
5.4
Regenwater Het plangebied is zeer kansrijk voor afkoppeling van regenwater vanwege het nabijgelegen oppervlaktewater. Het uitgangspunt is om al het regenwater van de nieuwbouw te scheiden van het afvalwater en af te koppelen op de Nassauhaven, Persoonshaven of Nieuwe Maas. Het afkoppelen van regenwater sluit aan bij het beleid van gemeente en waterkwaliteitsbeheerders. Het afkoppelen van het afstromende regenwater van de daken (en gevels) kan zonder zuiverende voorziening, tenzij uitlogende materialen worden toegepast.
5.5
Waterkwaliteit Er dient altijd een afweging gemaakt te worden t.a.v. oppervlaktewaterkwaliteit als hierop wordt geloosd. De invloed van de nieuwe ontwikkeling op de werking van de overstort is te verwaarlozen. Ook wordt licht verontreinigd hemelwater geloosd. Gezien de waterkwaliteitsdoelstellingen van de Nieuwe Maas levert dit geen problemen op en kan het worden toegestaan. Uiteraard is een melding in het kader van de WVO noodzakelijk.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
16 van 28
6.
Reactie beheerders voor onderdeel Nijverheidsstraat
6.1
Waterhuishouding d.d. 15 mei 2007 o
o
6.2
Rijkswaterstaat d.d. 26 april 2007 o o o
o
6.3
RWS komt bij het toepassen van de binnen RWS Zuid-Holland gehanteerde rekenmethode uit op een advieshoogte van het maaiveld van NAP +3,90 m Voor het vloerpeil van de begane grond van nieuwe gebouwen wordt door RWS een grotere hoogte van 20 cm aanbevolen, bovenop het uitgiftepeil. Naar verwachting worden medio 2007 de nieuwe Hydraulische Randvoorwaarden vastgesteld. Deze kunnen een ander (hoger) toetspeil bevatten. Rijkswaterstaat kan op verzoek de advieshoogte opnieuw berekenen op het moment dat de nieuwe Hydraulische Randvoorwaarden zijn vastgesteld. Er dient altijd een afweging gemaakt te worden t.a.v. oppervlaktewaterkwaliteit als hierop wordt geloosd. De invloed van de nieuwe ontwikkeling op de werking van de overstort is te verwaarlozen. Ook wordt licht verontreinigd hemelwater geloosd. Gezien de waterkwaliteitsdoelstellingen van de Nieuwe Maas levert dit geen problemen op en kan het worden toegestaan.
Waterschap Hollandse Delta d.d. 3 mei 2007 • • •
6.4
Wij kunnen ons vinden in de beschrijving van de kenmerken van de bestaande situatie en de effecten van het plan op de riolering. Wij onderschrijven de conclusie dat de toename van de dwa-productie minimaal is ten opzichte van de overstortvolumes. Wel stellen wij de vraag of dit ook geldt voor de gemaalcapaciteit t.o.v. bijvoorbeeld de ledigingstijd van het stelsel. Het afkoppelen van de verharde oppervlakken voor deze situatie ligt in de lijn van ons beleid.
Het gebied ligt "buitendijks" dat wil zeggen dat het rijkswater betreft en het rijk (V&W) waterbeheerder is. In het kader van het ZB zuiveringsbeheer en als beheerder van Dokhaven kan er een vraag zijn over de toename van de belasting op de zuivering. Voor de veiligheid in het buitendijkse gebied is er geen verantwoordelijkheid voor het waterschap Hollandse Delta.
GW-Beheer buitenruimte d.d. 16 mei 2007 •
Advieshoogte uitgiftepeil bedraagt na berekening NAP +4,00. Deze is hoger dan wat RWS aangeeft. Er is bij de berekening uitgegaan van een toelaatbare kans op overstromen van het maaiveld van 1/10000. De maatgevende hoogwaterstand in de Nieuwe Maas waarmee is gerekend (Achterlandstudie RWS 2006) is NAP +3,58m. RWS
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
17 van 28
•
rekende met een maatgevende hoogwaterstand van NAP +3,40 (MHW10000 2001) De werf Feijenoord is ook akkoord en zal t.z.t. de deelgemeente adviseren over het al dan niet handhaven van bomen.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
18 van 28
7.
Reactie beheerders op de waterparagraaf bestemmingsplan Feijenoord
7.1
Afdeling Watermanagement Gemeentewerken Rotterdam d.d. 19 november 2007 Geen opmerkingen op de waterparagraaf. De gevolgen voor het bestaande rioleringssysteem zijn zodanig klein zijn dat aanpassing niet meer noodzakelijk is.
7.2
Rijkswaterstaat d.d. 14 december 2007 De advieshoogte in paragraaf 5.2 is +4,10mNAP. Het verschil zit in het rekenen met een minimale toeslag van 0,50m in plaats van de verwachte zeespiegelstijding van 0,40m. Rijkswaterstaat adviseert een maaiveldhoogte van +4,10m. Voor de vloerpeilhoogte van gebouwen wordt een grotere hoogte geadviseert. Het bebouwen en het gebruik van buitendijkse gronden is steeds op eigen risico ook indien daarbij de door de waterbeheerder aangegeven advieshoogte wordt aangehouden. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland staat niet als beheerder opgenomen op bladzijde 4. De tekst bij paragraaf 4.1 dient te worden aangepast. Het neerleggen van woonboten wordt alleen toegestaan als het huishoudelijke afvalwater via de riolering wordt afgevoerd. Wij zagen onder 5.3 graag aangegeven hoeveel van de beschikbare dsw-capaciteit al in gebruik is door bestaande bewoning. In paragraaf 5.4 wordt geen reden gegeven op grond waarvan bepaald wordt dat de daken en gevels licht verontreinigd zijn. Graag zagen wij vermeld van welke materialen de daken en gevels gemaakt zijn. Overigens vallen volgens de beslisboom daken en gevels in een aparte categorie, en niet onder licht verontreinigde oppervlakken. Evenmin staat in de beslisboom dat bij daken geen zuiverende voorziening nodig is. Dit geldt alleen als er geen uitlogende materialen worden gebruikt. De laatste zin onder 5.5 kan vervangen worden door: “Uiteraard is een melding in het kader van de WVO-vergunning noodzakelijk”
7.3
Waterschap Hollandse Delta d.d. 3 mei 2007 In paragraaf 4.4 zijn gelet op de drooglegging mogelijkheden tot infiltratie van het hemelwater. In paragraaf 5.4 is de vraag hoe om te gaan met het verharde oppervlak van wegen en terreinen.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
19 van 28
8.
Advies n.a.v. reacties In de inleiding is het overzicht van de beheerders uitgebreid met de waterbeheerder Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland. De beheerder van eventuele sloten binnen het buitendijkse grondgebied is het Waterschap Hollandse Delta. In paragraaf 4.4 is “buitendijks gebied” vervangen door “buitendijks grondgebied”. De beheerder van het rijkswater (Koningshaven, Nieuwe Maas e.d.) is uiteraard Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland. De tekst in paragraaf 5.4 met betrekking tot afkoppelen van dakoppervlak is aangepast. Het afkoppelen mag zonder zuiverende voorzieningen zolang geen uitlogende materialen worden gebruikt. Melding in het kader van de WVO is toegevoegd. De woonboten moeten op de riolering worden aangesloten. Een nadere specificatie van de huidige belasting op het rioolstelsel wordt niet gegeven. Volgens de rioolbeheerder voldoet het rioolsysteem en is de extra belasting nauwelijks van invloed. Geadviseerd wordt om uit te gaan van de advieshoogte van +NAP 4,10 m voor het maaiveld.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
20 van 28
9.
Samenvatting • • • • • •
• • •
bouw 250 woningen, 15-30 woonboten; uitgiftepeil bestaande bouw variërend tussen NAP +3,25 en 4,0 m; plangebied buitendijks; nabijgelegen oppervlaktewater, Nassauhaven, Koningshaven, Persoonshaven en Nieuwe Maas; huishoudelijk afvalwater nieuwbouw en woonboten lozen op bestaand gemengd rioolstelsel; advies dakwater afkoppelen naar oppervlaktewater; geen verplichting tot watercompensatie; advies nieuw uitgiftepeil NAP + 4,10 m; de huidige risico ten aanzien van waterveiligheid zijn gering.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
21 van 28
10. Contactpersonen Opdrachtgever OBR dS+V Gemeentewerken Rotterdam afd. Waterhuishouding Gemeentewerken Rotterdam Ingenieursbureau MRO Rijkswaterstaat Waterschap Hollandse Delta Gemeentewerken Rotterdam afd. Beheer buitenruimte
Waterparagraaf
R. Bergenhenegouwen G. Kremer A. Markus J. Lankester/ W. Buth S. Jankovic A. Vermeulen Y. Legerstee
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
22 van 28
Bijlage 1 Beleidsstukken Beleidsstuk
Omschrijving
Europese Kaderrichtlijn Water
Het beleid over de waterkwaliteit op Europees niveau is vastgelegd in de
(KRW)
Europese Kaderrichtlijn Water. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015, Die doelstelling is verplicht, maar de weg ernaartoe wordt niet centraal gestuurd. Die mogen lidstaten van de EU zelf invullen, mits ze er alles aan doen die doelen te bereiken. In 2015 moet het oppervlaktewater voldoen aan: -
normen voor chemische stoffen
-
ecologische doelstellingen
Voor grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen De EU stelt de norm voor prioritaire stoffen vast voor alle lidstaten. Ecologische doelstellingen mogen lidstaten en regio’s zelf vaststellen. Momenteel wordt gewerkt aan doelstellingen en maatregelen om deze te bereiken, in 2009 wordt dit vastgelegd in stroomgebiedsbeheersplannen, in 2015 moeten de doelen in principe zijn bereikt. Wet op de waterhuishouding
Hierin worden regels gesteld voor het beleid en het beheer van de waterhuishouding. Het bevat onder andere eisen voor het kwantiteitsbeheer. Voor lozingen op (en onttrekking van) oppervlaktewater moet meestal een vergunning worden aangevraagd. Ook voor lozing van regenwater is, afhankelijk van de hoeveelheid, een vergunning nodig van de waterkwantiteits-beheerder (het waterschap).
Wet Verontreiniging
In deze wet wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater geregeld. Op grond
Oppervlaktewater (WVO)
van deze wet worden onder meer vergunningen voor lozingen op oppervlaktewater geregeld. Regenwater dat niet verontreinigd is mag zonder WVO-vergunning worden geloosd. Wettelijke normen voor de verontreinigingsgraad van regenwater zijn niet vastgesteld. Het waterschap is als waterkwaliteitsbeheerder de bevoegde controlerende instantie.
4e Nota Waterhuishouding
Integraal duurzaam waterbeheer met het oog op zowel kwaliteit als kwantiteit.
(NW4, 1998)
Het anders omgaan met regenwater is voor het eerst als beleidsuitgangspunt vastgelegd. Hierbij zijn de volgende streefgetallen weergegeven: 60% afkoppelen bij nieuwbouw en 20% afkoppelen in bestaand gebied. Het voorkomen van waterkwaliteitsproblemen bij de bron is hierbij belangrijk. Dit betekent dat het uitlogen van bouwmaterialen zoals zink, koper, lood moet worden voorkomen.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
23 van 28
Beleidsstuk
Omschrijving e
Advies Waterbeheer 21 eeuw Deze is opgesteld om te anticiperen op de klimaatveranderingen, het stijgen (WB21)
van de zeespiegel, de bodemdaling en de verstedelijking. Doel is om in de toekomst wateroverlast te voorkomen. Kernbegrip met betrekking tot de waterkwantiteit is: water eerst vasthouden, eventueel bergen en dan pas afvoeren. Voor de waterkwaliteit geldt: water schoon houden, scheiden en zuiveren. Regenwater zoveel mogelijk afkoppelen van het riool is volledig hiermee in lijn.
Nationaal Bestuursakkoord
Beschrijving taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en
Water (NBW, 2003) en Wet op waterschappen. Het bevat concrete afspraken om de doelstellingen van het de Ruimtelijke Ordening
Waterbeheer 21e eeuw te bereiken. Doel is om het watersysteem in 2015 op
(WRO)
orde te hebben en het daarna op orde te houden. Bij elk structuurplan en bestemmingsplan moeten vooraf de consequenties voor de waterhuishouding in kaart worden gebracht. Het afkoppelen van regenwater is één van de mogelijkheden om eventuele negatieve gevolgen van een plan voor de waterhuishouding te voorkomen. De werknorm voor wateroverlast is dat eens per 100 jaar geen inundatie vanuit oppervlaktewater mag voorkomen. Bij toename van verhard oppervlak door een ontwikkeling is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor realisatie van compenserend wateroppervlak of berging. Per 1 november 2003 is de Watertoets wettelijk verplicht gesteld in WRO. Dit betekent dat er vooral meer ruimte voor water moet komen, maar ook dat er anders moet worden nagedacht over regenwaterafvoer. In de zogenaamde deelstroomgebiedsvisies (DSGV) worden de maatregelen geschetst om aan de NBW-afspraken te voldoen. Alle Waterschappen hebben in 2005 de wateropgave voor hun beheersgebied op moeten stellen.
Wet Milieubeheer
Deze wet regelt in brede zin de bescherming van het milieu waaronder water. In artikel 10.16 is de zorgplicht van de gemeente voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater opgenomen. Om aan deze taak te voldoen legt de gemeente een gemengd, een gescheiden of een verbeterd gescheiden rioolstelsel aan. Naast het aanleggen van de leidingen heeft de gemeente ook de taak/plicht de leidingen te onderhouden en indien nodig te vervangen. Regenwater van particuliere terreinen wordt aangemerkt als huishoudelijk afvalwater. Als het milieuhygiënisch verantwoord is, hoeft het
Lozingenbesluit en Wet Bodembescherming
Grondwaterwet
Waterparagraaf
regenwater niet via de riolering te worden afgevoerd. De Wet Bodembescherming maakt onderdeel uit van de Wet Milieubeheer. Hierin worden onder andere eisen gesteld aan de infiltratie van regenwater in de bodem. Het water mag niet verontreinigd zijn. In het lozingenbesluit staan geen criteria genoemd. De gemeente is, via de DCMR Milieudienst Rijnmond, het bevoegde gezag. Regelt het grondwaterbeheer van het diepe grondwater. De provincie verleent op basis van deze wet vergunningen voor activiteiten die de grondwaterstand beïnvloeden. Voor het oppervlakkige grondwater bestaat tot nog toe geen verantwoordelijke beheerder.
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
24 van 28
Beleidsstuk
Omschrijving
Grondwaterbeheersplan
De beleidsvoornemens voor het grondwaterbeheer staan in dit
(Provincie Zuid-Holland)
‘Grondwaterbeheersplan Zuid-Holland’. De provincie wil zorgen voor voldoende grondwater met een kwaliteit die geschikt is voor alle functies die ervan afhankelijk zijn. De grondwaterhuishouding moet duurzaam en evenwichtig zijn, zodat het beschikbare grondwater juist wordt verdeeld en de
Bouwbesluit
Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (BMW)
kwaliteit gewaarborgd blijft. In het grondwaterbeheersplan is een aantal doelen opgenomen. Voor stedelijk dient ter bescherming van (houten) funderingen zo veel mogelijk een vast grondwaterregime te worden gehandhaafd. Een vast grondwaterregime kan tevens een bijdrage leveren om wateroverlast door te hoge of lage grondwaterstand tegen te gaan. Hierin worden eisen gesteld aan bouwwerken waaronder de riolering. Een dak moet een regenwaterafvoer hebben die kan worden aangesloten op het openbare riool. De norm NEN 3215 stelt eisen aan de afvoer- voorzieningen op particulier terrein. Eisen en verantwoordelijkheden voor afvoervoorzieningen op openbaar ter- rein zijn opgenomen in de gemeentelijke aansluitverordening. In Rotterdam is dit de Leidingverordening. Hierbij zijn het provinciale Waterhuishoudingsplan (van Zuid-Holland) en het Milieubeleidsplan samengevoegd tot een integraal plan. Duurzaamheid en omgevingskwaliteit zijn sleutelbegrippen. Afkoppelen draagt hieraan bij.
Nota regels voor Ruimte (8
Toetsingskader voor de waterparagraaf in bestemmingsplannen De
maart 2005, van GS Provincie
waterparagraaf dient tenminste in te gaan op:
Zuid-Holland), voorheen Nota
•
Planbeoordeling
omschrijving effecten waterkeringzorg en waterhuishouding (inundatierisico en consequenties voor waterkwaliteit en riolering)
•
beschrijving van wijze waarop de initiatiefnemer de adviezen van de waterkwaliteitsbeheerder(s) heeft verwerkt
•
beschrijving van de wijze waarop de wateradviezen worden verwerkt in de plankaart en voorschriften.
Werkgroep Riolering West-
In 2003 is de Beslisboom Aan- en Afkoppelen Verharde Oppervlakken.
Nederland
Hiermee kan de afweging wel of niet afkoppelen worden gemaakt en onder welke voorwaarden afkoppelen is toegestaan. De publicatie gaat ook in op de ontwerpaspecten van verschillende voorzieningen.
Ontwerp
Op basis van landelijk afgesproken principes en uitgangspunten voor de lange
Deelstroomgebiedvisie
termijn wordt een beeld geschetst van zowel waterproblematiek als de richting
Midden Holland, feb. 2003
waarin oplossingen gezocht moeten worden om de problemen het hoofd te kunnen bieden.
Waterplan Rotterdam 2000-
Gezamenlijk beleidsplan van gemeente en waterbeheerders. Het Waterplan
2005
Rotterdam 2000-2005, een plan op hoofdlijnen kent op basis van de aanwezige potenties van de ecologische en stedelijke infrastructuur drie ambitieniveaus. Dit zijn de Groene Wiggen (hoogste ambitieniveau), Blauwe Ring (gemiddeld ambitieniveau) en de Compacte Stad (laagste ambitieniveau).
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
25 van 28
Beleidsstuk
Omschrijving
Waterplan 2 Rotterdam
De sectorale waterkwaliteitsopgave is de volgende: in 2030 voldoet het water
(opvolger van Waterplan
in Rotterdam aan de waterkwaliteitsbeelden die zijn gedefinieerd in het
Rotterdam 2000-2005)
waterplan. De waterkwaliteitsbeelden zijn voor verschillende watergangen gedefinieerd op basis van de potenties en sluiten aan op de uitgangspunten van de kaderrichtlijn water. De opgave binnen de planperiode van het waterplan is: een integraal plan van aanpak voor de KRW waterlichamen, voor een select aantal watergangen een integraal plan maken en uitvoeren. De keuze voor deze watergangen wordt in de deelgemeentelijke waterplannen gemaakt. De overige watergangen moeten voldoen aan de
minimumkwaliteit: Helder en plantenrijk water. Gemeentelijk Rioleringsplan
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Rotterdam 2006-2010 is een wettelijk
2006-2010
verplicht meerjarenbeleidsplan, dat alle aspecten op het gebied van de rioleringstaak van de gemeente Rotterdam behandelt. Het plan is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerders opgesteld en is een bijlage bij het Waterplan Rotterdam. In combinatie met de herstructurering van bepaalde wijken maakt het afkoppelen van schone oppervlakte kansrijk. Het plan is onlangs door de gemeenteraad vastgesteld. Een tweetal bijzonderheden hieruit zijn: •
de jaarlijks ter vervangen kilometers riolering wordt vergroot van 14 km in 2000 naar 40 km in 2010;
•
kansen worden benut om gemengde rioolstelsels te vervangen door gescheiden stelsels (afkoppelen van regenwater).
Afkoppelkansenkaart
Kaarten waarop locaties staan aangegeven die kansrijk zijn voor afkoppelen
Rotterdam, jan. 2005
van verharde oppervlakken.
Grondwaterstijgingsrisicokaart
Kaarten waarop locaties staan aangegeven welke een risico hebben van
Rotterdam, juni 2005
grondwaterstijging na de vervanging van de riolering.
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
26 van 28
Bijlage 2 Kaart vergunningplicht Wet beheer Rijkswaterstaatswerken
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
27 van 28
Waterparagraaf
Projectcode
Datum
Pagina
2007-0116
19 december 2007
28 van 28