Wat snijdt hout? Verslag 2e bijeenkomst op 15 juni Antropia, Driebergen.
Doel van de bijeenkomst Op tweede stakeholder bijeenkomst waren ongeveer 40 stakeholders aanwezig: bosbeheerders, overheid, houtverwerkende industrie, kennisinstellingen en NGOs. Naar aanleiding van opmerkingen op de vorige bijeenkomst waren de Provincies nu ook goed vertegenwoordigd. De bijeenkomst had twee doelen: het bespreken van de eerste resultaten van de Alterra studie (Gert-Jan Nabuurs en Mart-Jan Schelhaas) over de huidige sector en het verzamelen van input voor scenario’s waarmee de studie de toekomstige mogelijkheden voor hout in kaart kan brengen. Frouke Pieters (Natuur en Milieu, werkgroep Wat snijdt Hout) opent de middag met een oproep om niet gelijk al te streven naar consensus of, andersom, harde tegenstellingen op te zoeken. Belangrijker is het om deze middag ieders eigen perspectief naar voren te brengen en te delen. Bijvoorbeeld over wat je duurzaam of wenselijk vindt, waar belangen liggen, welke opties er zijn. Inzicht in elkaars beelden is een noodzakelijke voorwaarde om later te kunnen kijken waar de stakeholders elkaar kunnen vinden en waar niet.
Huidige stand van de sector Gert-Jan Nabuurs licht de resultaten van de studie toe (zie ook de meegestuurde presentatie). Het is goed om te merken dat deze resultaten discussie oproepen. Hiermee kan de studie verbeterd worden en het geeft inzichten voor het vervolg. De hoofdpunten van de presentatie:
Nederland heeft een open houtsector met veel import en export. De import is veel groter dan de binnenlandse productie. Drie kwart van de import komt uit Europa. Specifieke stromen komen van buiten Europa: hout pellets voor energie uit Noord Amerika en houtpulp uit Zuid Amerika. In tegenstelling tot de publieke perceptie zijn de houtstromen uit Afrika (0,7% totaal) en Azie (2%) klein. Hoewel de ecologische impact van (ongecertificeerd) hout uit deze gebieden daar groot kan zijn. De totale houtconsumptie in Nederland is de afgelopen 20 jaar ongeveer constant met 14 miljoen m3 rhe, maar daaronder zie je een verschuiving. Traditionele consumptie (hout, plaatmateriaal, papier en karton) nam langzaam af van 14 naar 11 miljoen. Energiehout ( 3 miljoen m3 rhe) compenseert dit sinds een paar jaar. 74% van het hout is gecertificeerd De houtsector heeft een behoorlijke werkgelegenheid: 70,000 fte , vergelijkbaar met de intensieve veehouderij waar veel meer aandacht voor is. Het overgrote deel van de werkgelegenheid zit in de houtverwerking en niet in de bosbouw. Slechts de helft van de Nederlandse bijgroei wordt geoogst, de biodiversiteit is matig, bosverjonging blijft achter. Het Nederlandse bos levert veel ecosysteemdiensten (927 miljoen kuub drinkwater, 13-36 miljoen kilo ingevangen fijnstof, is het decor voor ongeveer 200 miljoen wandelingen en ten minste 7 miljoen fietstochten per jaar, 11 miljoen overnachtingen op campings etc. per jaar, absorbeert 3,4 miljoen ton CO2/j (1% van de Nederlandse uitstoot)). 1
2/3 van het in Nederland geoogste hout verdwijnt rechtstreeks in de kachel. In Europees perspectief is het Nederlands bos klein en is de oogstdruk laag.
De presentatie geeft aanleiding tot verduidelijking/aanscherping op cijferniveau. Er zijn bijvoorbeeld veel meer bosbezoeken in Nederland dan 11 miljoen. Alleen Staatsbosbeheer al telt 150 miljoen bezoeken. De kaart van de oogstdruk kan beter op een gemiddelde van meerdere jaren worden gemaakt om de verschillen robuuster weer te geven. Over het algemeen is er weinig discussie over de juistheid van de gegevens. De discussie gaat vooral over wat de cijfers nu impliceren. De stakeholders willen dat de cijfers zo weergegeven worden dat zij een duidelijk beeld geven over wat er uniek is aan de Nederlandse situatie is en wat de uitdagingen zijn. Een aantal terugkerende onderwerpen: 1. De Nederlandse Houtsector in internationaal perspectief. Een beeld van wat de NL sector bijzonder maakt in Europa. Oa zijn we een groot doorvoerland? Recyclen we relatief veel? 2. 3P prestaties van Nederlandse Sector. Discussie concentreert zich rond het bellendiagram (zie fig) dat een trade-off tussen Planet (CO2 opslag per jaar) en Profit (omzet) suggereert. Dit figuur leidt echter tot de verkeerde interpretatie dat de relatief grote NL omzet komt doordat NL zijn bos uitput (lage CO2 opslag). Dat klopt niet: de NL omzet is relatief groot door houtimport en recycling, waarbij deze laatste juist positief is vanuit planet-perspectief. Beeld is dat dit type figuur helpt om de Nederlandse situatie te vergelijken met andere landen, maar dat de x- en y-as ongelukkig zijn gekozen. 3. De kleine kachels. Het grootste deel van het Nederlands hout komt in een lokale kachel terecht. Verschillenden vinden dit een laagwaardige toepassing met veel nadelen omdat veel kachels een laag energierendement hebben en leiden tot luchtvervuiling en CO2 uitstoot. Terugdringen van dit houtgebruik (of op zijn minst stimuleren van andersoortig gebruik ) zou een doel van het actieplan kunnen zijn. Tegenstanders wijzen erop dat mensen stoken voor de gezelligheid. Een verbod of ontmoediging zou veel wrevel opleren. Bovendien zijn er ook kachels die wel efficient zijn (speksteen, kleine wkk, etc.). Deze kachels dragen juist bij aan CO2 reductie. Vanuit dat oogpunt zou je deze kachels misschien juist moeten stimuleren. Overigens is er nog veel onzekerheid over hoeveel hout precies in de kachel verdwijnt. 4. Niet-kwantitatieve kwaliteiten van bos. Ecosysteemdiensten is volgens sommigen krap ingevuld. Enorm belangrijk in NL is bijvoorbeeld rust. Dat heeft ook allerlei positieve effceten. Deze kwaliteiten moeten ook een plek hebben in de rapportage.
Gert-Jan Nabuurs licht vervolgens de scenario’s toe. Het gaat om relatief extreme scenario’s voor 2030 om zo gevolgen en innovatieve opties door te denken. Met behulp van de discussie zullen de definitief door te rekenen scenario’s worden opgesteld. De scenario’s van vanmiddag zijn gebaseerd op verschillende doelen.
2
Scenario 1: Maximale toegevoegde waarde Verslag: Mattijs Taanman
Uitgangspunten: 1. De economisch toegevoegde waarde van houtige biomassa in 2030 verdubbelen met dezelfde hoeveelheid primair hout. 2. Meervoudig gebruik van hout is bijna altijd beter dan eenmalig gebruik. 3. Circulaire economie = cascadering. Dit betekent dat de kwaliteit van het materiaal op den duur altijd minder wordt en er dus altijd ook vers hout nodig is ergens in de keten. De papierketen is voorbeeld voor alle houtketens.
Bouwstenen
Het begin van de keten blijft vergelijkbaar. Bijna al het hout krijgt een eerste levensduur als materiaal of chemische grondstof. Zo lang mogelijk in de keten houden. Dit betekent oa meer met hout bouwen. Houtskeletbouw is misschien wel de meest hoogwaardige toepassing: het hout blijft lang in de kringloop en is na sloop nog voor veel andere toepassingen beschikbaar. Zuig eruit wat erin zit. In ieder geval vóór verbranding wordt hout ontleed. De cellulosehoudende massa wordt gebruikt en eventueel verder omgezet tot suikers. Ook ontstaan meer toepassingen voor de lignine. Meer Nederlandse houtproductie ten koste van import. Doordat landbouwsubsidies mogelijk wegvallen in 2030 en cellulose => suiker technieken doorbreken kan bosbouw concurreren met akkerbouw. Zeker in combinatie met nieuwe houtmodificatie (chemische of thermische verbetering van houteigenschappen) en wanneer je alle ecosysteemdiensten meeneemt. In krimpgebieden is ruimte voor meer bos. Eea betekent meer snelgroeiend hout en spinthout in de bossen: grove den, beuk, populier. Door de veelheid (en onzekerheid) van nieuwe houttoepassingen moet het bos diverser worden zodat op meer trends kan worden ingespeeld. Immers: boompje groot, plantertje dood. De houtsector is in 2015 nog tamelijk conservatief. In 2030 is dat doorbroken. Maak NL bewust van de waarde van hout. Er is meer acceptatie nodig dat er in bossen commercieel wordt gerooid. En dat dit het bos verbetert, bijdraagt aan CO2 reductie en bescherming van ecosystemen in binnen- en buitenland
Kennisvragen
Hoe zorg je bij lange houtketens dat de prikkels bij de juiste spelers terecht komen? En dat de waarde van hout over de hele periode zoveel mogelijk behouden blijft? Uit veel LCA’s komt dat verbranden beter is voor het milieu dan hergebruik. Volgens veel aanwezigen komt dat door beperkingen van de LCA methodiek. Hoe komen we tot een goede standaard voor dit soort studies? Of voorkomen we minstens dat de ontwikkeling stokt doordat alle tijd, geld en aandacht opgaat naar dit soort methoden? Hoe zorg je voor voldoende grote partijen voor grootschalig hout (her-) gebruik? Het idee bestaat dat zeker de bosbouw in Nederland te versnipperd is. Reken de businesscases door om beter te weten waar je op kan sturen. Kan NL hout produceren voor prijzen die de chemische industrie bereid is te betalen? Loont het om houtstromen bij elkaar te brengen of juist lokaal in te zetten?
Effecten:
3
Positieve effecten op werkgelegenheid (van 70.000 naar 140.000 banen), CO2 en (als het goed gebeurt) allerlei ecosysteem diensten. Onduidelijk wat het effect is op ondermeer recreatie, nutriënten en biodiversiteit.
Acties:
Om lange houtketens op te zetten is vanwege de hoge kosten vooraf een revolving fund nodig om investeringen los te trekken. Hout-energie helpt op de korte termijn om de logistiek op orde te brengen. Ook voor Nederlands hout, resthout en afvalhout. Als die ketens er eenmaal zijn, gaan partijen vanzelf nadenken wat ze er nog meer mee kunnen doen. NB hiertegenover staat het risico op lock-in: dat hout-energie nu en in de toekomst juist andere (hoogwaardiger) houttoepassingen belemmert. Green deals helpen om incidenteel of op deelonderwerpen partijen bij elkaar te brengen. Voor een grote omslag is meer nodig. Denk aan de nauwe samenwerking van onderzoek, beleid en ondernemerschap in de OVO driehoek voor de landbouwintensivering van de jaren ’50- ‘80. Kansgedreven interventies. Bijvoorbeeld als de overheid zou inzetten op een verdubbeling van bosareaal zou dat veel dynamiek en kansen creëren en het bestaande conservatisme doorbreken. Kijk ook gericht naar het buitenland. Leer bijvoorbeeld van de (organisatie van) bosbouw in Scandinavie (bemesting, kap, herplant, zware metalen uit houtas verwijderen). Ook aardbevingbestendig bouwen (met hout) kan een kans bieden. Optimaliseer vanuit ketenperspectief. Bijvoorbeeld door een verbod op bepaalde (bestandsmiddelen) van verven. Pas op met harde conclusies van LCA’s nu. Laat ze het proces niet frustreren.
Scenario 2: Energie Centraal Verslag: Guido Enthoven
Bouwstenen
In Nederland zullen in 2025 op veel grotere schaal efficiënte houtketels worden ingezet voor de verwarming van zwembaden, flatgebouwen of stadsverwarming. Nederlandse kachels worden steeds effectiever, we gaan nu al naar rendementen van 85 of 90 %. In gemeenten zal meer snippergroen gebruikt worden voor energetische toepassingen. Biomassa stoken in ketels is nodig om de doelen uit het Energie-akkoord te bereiken. Energie en chemie zullen elkaar moeten versterken. Het is geen wedstrijd, geen of-of, maar enen. Dat hebben we ook gezien in de fossiele industrie waarin energie en chemie elkaar versterken. In Nederland hebben we het volume niet om een chemische pilot-plant van voldoende grondstoffen te voorzien. Het is belangrijk om eerst massa te maken en om de logistiek en de organisatie op te bouwen. Misschien is de import van houtpellets wel een manier om de chemie in Nederland te houden. De bij- en meestook in kolencentrales is op termijn onwenselijk vanwege de CO2-uitstoot. In 2025 wordt biomassa voor energie met name op stock gehouden voor die momenten dat wind en zon onvoldoende energie kunnen bieden. Juist de combinatie van wind, zon en biomassa biedt perspectief. In de toekomst wordt meer hout geoogst uit het Nederlands bos, van 65 % anno 2015 naar 80 % in 2025. Een deel van de stallen van de intensieve veehouderij kan verwarmd worden met ketels met biomassa. Daarbij gaat het om een aanzienlijke omvang in de orde van grootte van 240.000 m3.
4
Voor bedrijven is consistentie en betrouwbaarheid van beleid belangrijk. Investeringsbeslissingen worden genomen voor een periode van 15 of 20 jaar. In Nederland is de laatste jaren veel ruimte beschikbaar gekomen, ook vanwege de economische crisis. Dit biedt kansen voor nieuwe bosbouw. Daarbij is het goed om percelen op te splitsen in een multifunctioneel of geïntegreerd bos, met meervoudige doelen: recreatie, biodiversiteit, houtproductie.
Openstaande vragen
Wat gebeurt er nu precies met het Nederlandse hout? Tweederde wordt verstookt in ketels, wat gebeurt met de rest? Wat is er in Nederland nog voor onbenut potentieel in termen van mogelijkheden voor extra bosaanplant en extra oogst? Als we spreken over ‘inzetten op energie’, hebben we het dan over de inzet van marktpartijen, of van overheden, bijvoorbeeld in het kader van het EU-klimaatbeleid? Voor marktpartijen is de prijs bepalend. Dat betekent dat anno 2015 afvalhout in Nederlandse centrales wordt verstookt, maar dat vers hout geëxporteerd wordt naar België of Duitsland omdat daar subsidie op vers hout wordt gegeven. Wat zijn de implicaties van de financiële steun voor energietoepassingen? Wat zijn de effecten op het moment dat de SDE-regeling zou wegvallen? Zijn er reële alternatieven mogelijk, zoals een CO2-tax? Wat zijn kansen en mogelijkheden als het gaat om hoogwaardige toepassingen?. Er wordt wel veel gesproken over kansen voor de chemie, maar op dit moment is de omvang van deze biobased chemie nog erg beperkt, naar schatting nog geen 5 % van de energietoepassingen. Hoe kunnen energie en chemie in elkaars verlengde opereren? Hoe kunnen ze elkaar versterken? Wat zijn ketens die op afzienbare termijn perspectief bieden? Welke businesscase is op een termijn van 5 of 10 jaar rendabel? Op dit moment is de biomassaprijs nog te laag met ongeveer € 30 tot € 45 per ton hout. Dat bedrag is te laag om extra aanbod uit te lokken. Daarom komen plantages niet van de grond. De vraag is bij welke prijs er een impuls komt om extra bomen te planten? Welke duurzaamheidscriteria zijn wenselijk voor hout ten behoeve van energie? Is differentiatie wenselijk ten opzichte van timmerhout (strengere eisen voor pellets), omdat timmerhout langer koolstof vast houdt? Welke randvoorwaarden stel je aan de import van biomassa? De kosten van oogsten zijn nu een belangrijke bottleneck voor het rendement van Nederlands hout. Is het mogelijk om gemechaniseerd te oogsten, met respect voor andere natuurwaarden? Wat zijn mogelijkheden voor technologische innovatie, zoals pyrolyse, of de combinatie met warmtepompen? Is het mogelijk om zodanige kachels te bouwen zodat zij nu gebruikt kunnen worden voor het verbranden van hout en over 10 of 20 jaar gebruikt kunnen worden voor het verbranden van andere soorten afval of reststromen? Welke bijdrage en welk aandeel kan biomassa in 2025 leveren in de Nederlandse behoefte aan hernieuwbare energie? En hoe voorkom je dat biomassa een barrière wordt voor de ontwikkeling van andere vormen van hernieuwbare elektriciteit? Hoe meet je biodiversiteit? Is het mogelijk om in de EU te komen tot beleidsharmonisatie?
Effecten + verduurzaming energievoorziening + binding met het landschap + aanjager bio-economie 5
- biodiversiteit - doorontwikkeling andere vormen van hernieuwbare energie
Acties
Er komt een subsidieregeling voor biomassaketels voor boeren en tuinders. Een kleine ketelregeling die de onrendabele top wegneemt. In overleg met EZ zullen de voorwaarden voor EPC worden verruimd. Nederland kan meer leren van Duitsland en Scandinavië. Daar wordt heel veel gebruik gemaakt van WKK-installaties, groot en klein, voor warmte en elektriciteit. Er is onduidelijkheid of dit hout komt uit productiebos met een lage biodiversiteit, of uit lokaal bos met een hoge biodiversiteit. In het kader van het GLB bestaat de ambitie om de agrosector te vergroenen. Dit kan bijvoorbeeld door bredere houtstroken, dat is goed voor de biodiversiteit. Daarmee komt er ook meer geld beschikbaar voor bos en hout.
Scenario 3: 100% duurzaam Verslag: Mart-Jan Schelhaas, Majid Himi
Algemeen Wat is duurzaam, hoe definiëren we dat? In brede zin: toekomstige generaties moeten net zoveel of meer hulpbronnen hebben dan wij. In het geval van bos was de minimum eis dat het bos behouden blijft (geen ontbossing). Daarnaast kan een heel scala aan andere eisen worden gesteld, in relatie tot de 3 Ps (people, planet, profit). Sommigen vonden dat het klimaatprobleem en biodiversiteit (planet) voorrang moet hebben, en dat bepaalde gebieden geheel beschermd moeten worden. Iedereen heeft bij duurzaam een ander beeld, met meer of minder nadruk op verschillende aspecten van de 3 Ps. Op het moment is certificering de enige manier om een enigszins objectieve indruk te krijgen van de duurzaamheid van het bosbeheer, hoewel er rondom de verschillende methodes nog genoeg discussie is. De definitie van duurzaamheid die gebruikt wordt, heeft grote invloed op de uitkomsten.
Bouwstenen Duurzaam zou ook kunnen betekenen het zo goed mogelijk gebruiken van het hout, dus hoogwaardige toepassing en zoveel mogelijk recyclen. Zou ook betekenen minder gebruik van hout voor opwekking van elektriciteit en warmte. Geeft overlap met andere scenario’s? Eén van de problemen die naar voren kwamen is dat het merendeel van de ecosysteemdiensten van bos (nog) niet in economische termen uit te drukken zijn, en dat de kostprijs van hout daarom veel te laag ligt. Als deze diensten in de houtprijs opgenomen zijn, of als ze via een andere manier aan de beheerder ten goede komen, is het aantrekkelijker om het bos duurzaam te beheren is de gedachte. Een optie is om de eis te stellen dat alle hout en houtproducten op de Nederlandse markt gecertificeerd zijn (FSC of PEFC). Dit heeft tot gevolg dat er uit bepaalde streken geen hout meer geïmporteerd kan worden, en dat handelsstromen zich zullen verplaatsen. Een ander effect is dat de producten duurder worden, en dat er als gevolg daarvan substitutie plaats gaat vinden met andere materialen zoals staal, beton en plastic. Dit zou het achterliggende doel van dit scenario juist kunnen tegenwerken. Als de 100% certificeringseis opgelegd wordt door de overheid, zou er ook beleid moeten zijn om zulke substitutie effecten te voorkomen, als dat vanuit milieu oogpunt gewenst is. Bijvoorbeeld door een CO2 belasting of om gecertificeerde producten onder een lager BTW tarief te plaatsen om het verschil in prijs te compenseren of een hoger tarief voor alternatieve grondstoffen als aluminium en staal. Nog beter zou 6
het zijn om een algemene duurzaamheidseis voor alle grondstoffen/alle primaire productie in te stellen. Bos zou een aantrekkelijker alternatief kunnen worden ten opzichte van ander landgebruik (zoals nietduurzame vormen van landbouw), en hout zou een veel betere concurrentie positie hebben ten opzichte van andere materialen. Het ideale scenario zou zijn dat met het certificeren van alle houtproducten in Nederland er een sneeuwbaleffect ontstaat waarin andere industrieën ook meegaan. Een andere manier is om import te weren uit gebieden die uit oogpunt van klimaat of biodiversiteit beschermd dienen te worden. Als Nederland dit eenzijdig doet is het effect waarschijnlijk minimaal, een gezamenlijke EU benadering is effectiever. 75% van de Nederlandse houtimport komt uit Europa. Het is belangrijk om te onderzoeken hoe dit zich verhoudt tot de rest van Europa. Een gezamenlijke EU aanpak kan pas gerealiseerd worden als we ook inzicht hebben in die cijfers. Ook zou je kunnen focussen op (meer gebruik van) hout uit de EU, door bijvoorbeeld bosuitbreiding in Spanje, en meer gericht import uit de EU (waar we aannemen dat dat hout duurzaam geproduceerd is). Daarnaast is het nodig om bepaalde bosgebieden te beschermen of beschermd te houden. Bijvoorbeeld door “hekken” eromheen te bouwen. Er kan ook gekeken worden naar successen in andere sectoren, hoe dat bereikt is, welke alternatieve routes er zijn:
Producenten kunnen direct benaderd kunnen worden, en gewezen worden op de negatieve effecten van niet duurzaam geproduceerd hout. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij palmolie, waarbij oa Unilever aangegeven heeft geen palmolie meer te gebruiken die afkomstig is van plantages waarvoor ontbossing heeft plaatsgevonden. In het geval van hout en houtproducten is dit veel lastiger, omdat de markt veel spelers heeft met ieder een relatief klein aandeel. Over het algemeen is duurzaamheid bij bedrijven en consumenten niet het belangrijkst. Als een niet-duurzaam product goedkoper is, zullen ze meestal toch die nemen. Voorlichting aan de consument kan ook een onderdeel zijn van de strategie om dit scenario te bereiken. Analoog aan de campagne over de plofkip zou er een campagne kunnen komen over niet duurzaam geproduceerd hout (de “plofkast”).
Effecten
Als we aannemen dat pellets een FSC keurmerk moeten hebben en dat pellets voornamelijk worden gemaakt uit reststromen, betekent dat dat er een positieve spin-off zou ontstaan, omdat een groter oppervlak bos/een grotere houtstroom FSC gecertificeerd zou moeten worden. Afhankelijk van de implementatie kan er substitutie plaats vinden met andere, niet-duurzame producten. Verschuiving van handelsstromen (import), afhankelijk van of je bepaalde gebieden bevoordeelt (EU) of juist niet (hek om de tropen), of eisen stelt aan de certificering.
Openstaande vragen
Er is onduidelijkheid of internationale handelsverdragen (oa WTO) een eis op duurzaamheid toestaan. Welke financiëel-economische instrumenten zijn beschikbaar? Hierover komt binnenkort een rapport uit (opvragen via Paul van den Heuvel). Mag je gecertificeerde producten wel onder een lager BTW tarief plaatsen? Kun je extra belasting heffen op niet gecertificeerde producten? In hoeverre zijn andere bouwmaterialen inderdaad minder duurzaam?
7