Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ZELFEVALUATIE WISKUNDE A-STROOM (het 60-puntenplan) WAT KAN IK AL? / WAT MOET IK NOG HERHALEN? / WAT MOET IK NOG INOEFENEN? Voor de GETALLENLEER worden concreet volgende doelstellingen nagestreefd: De leerlingen ... Begripsvorming - feitenkennis W 1 kunnen natuurlijke, gehele en rationale getallen associëren met realistische en betekenisvolle contexten;
+
+/-
-
W 2 kennen de tekenregels bij gehele en rationale getallen;
+
+/-
-
W 3 weten dat de eigenschappen van bewerkingen in de verzameling van natuurlijke getallen geldig blijven en kunnen worden uitgebreid in de verzamelingen van de gehele en rationale getallen (breuk- en decimale notatie);
+
+/-
-
W 4 onderscheiden en begrijpen de verschillende notaties van rationale getallen (breuk-, decimale en wetenschappelijke notatie);
+
+/-
-
W 5 hanteren de gepaste terminologie in verband met bewerkingen: optelling, som, termen van een som, aftrekking, verschil, vermenigvuldiging, product, factoren van een product, deling, quotiënt, deeltal, deler, rest, percent, kwadraat, vierkantswortel, macht, grondtal, exponent, tegengestelde, omgekeerde, absolute waarde, gemiddelde.
+
+/-
-
W 6 passen afspraken in verband met de volgorde van bewerkingen toe;
+
+/-
-
W 7 voeren de hoofdbewerkingen (optelling, aftrekking, vermenigvuldiging en deling) correct uit in de verzamelingen van de natuurlijke, de gehele en de rationale getallen;
+
+/-
-
W 8 rekenen handig door gebruik te maken van eigenschappen en rekenregels van bewerkingen;
+
+/-
-
W 9 gebruiken doelgericht een rekentoestel;
+
+/-
-
+
+/-
-
W11 berekenen machten met grondtal 10 en 2 met gehele exponent. Zij passen hierop de rekenregels van machten toe;
+
+/-
-
W12 kunnen: - de uitkomst van een bewerking schatten; - een resultaat oordeelkundig afronden;
+
+/-
-
W13 gebruiken procentberekeningen in zinvolle contexten.
+
+/-
-
W14 interpreteren een rationaal getal als een getal dat de plaats van een punt op een getallenas bepaalt;
+
+/-
-
W15 kunnen het verband uitleggen tussen optellen en aftrekken, vermenigvuldigen en delen;
+
+/-
-
W16 herkennen het recht evenredig en omgekeerd evenredig zijn van twee grootheden in tabellen en in het dagelijks leven;
+
+/-
-
W 17 kunnen vanuit tabellen met cijfergegevens het rekenkundig gemiddelde en de mediaan (voor niet-gegroepeerde gegevens) berekenen en hieruit relevante informatie afleiden.
+
+/-
-
Procedures
W10 ordenen getallen en gebruiken de gepaste symbolen ( < ,
,>, ,
, = );
Samenhang tussen begrippen.
+/-
S
: WAT KAN IK AL? : WAT MOET IK NOG HERHALEN? : WAT MOET IK NOG INOEFENEN?
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voor de ALGEBRA worden volgende concrete doelstellingen beoogd: De leerlingen ... Begripsvorming-feitenkennis +
+/-
-
W19 kunnen tweetermen en drietermen optellen en vermenigvuldigen en het resultaat vereenvoudigen;
+
+/-
-
W20 kennen de formules voor de volgende merkwaardige producten (a+b)² en (a+b)(a-b); ze kunnen ze verantwoorden en in beide richtingen toepassen; (MP en OIF)
+
+/-
-
W21 kunnen vergelijkingen van de eerste graad met één onbekende oplossen;
+
+/-
-
W22 kunnen eenvoudige vraagstukken die te herleiden zijn tot een vergelijking van de eerste graad met één onbekende oplossen.
+
+/-
-
W23 ontdekken regelmaat in eenvoudige patronen en kunnen ze beschrijven met formules;
+
+/-
-
W24 kunnen vanuit tabellen recht evenredige verbanden met formules uitdrukken;
+
+/-
-
W25 kunnen functioneel gebruik maken van eenvoudige schema's, figuren, tabellen en diagrammen.
+
+/-
-
W18 gebruiken letters als middel om te veralgemenen en als onbekenden; Procedures.
Samenhang tussen begrippen
+/-
S
: WAT KAN IK AL? : WAT MOET IK NOG HERHALEN? : WAT MOET IK NOG INOEFENEN?
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voor de MEETKUNDE worden volgende concrete doelstellingen nagestreefd: De leerlingen Begripsvorming-feitenkennis W26 kennen en gebruiken de meetkundige begrippen diagonaal, bissectrice, hoogtelijn, middelloodlijn, straal, middellijn, overstaande hoeken, nevenhoeken, aanliggende hoeken, middelpuntshoeken;
+
+/-
-
W27 herkennen evenwijdige stand, loodrechte stand en symmetrie in vlakke figuren en ze herkennen gelijkvormigheid en congruentie tussen vlakke figuren;
+
+/-
-
W28 herkennen figuren in het vlak, die bekomen zijn door een verschuiving, een spiegeling of een draaiing;
+
+/-
-
W29 weten dat in een tweedimensionale voorstelling van een driedimensionale situatie informatie verloren gaat;
+
+/-
-
W30 herkennen kubus, balk, recht prisma, cilinder, piramide, kegel en bol aan de hand van een schets, tekening en dergelijke;
+
+/-
-
W31 kennen meetkundige eigenschappen zoals: de hoekensom in driehoeken en vierhoeken, eigenschappen van gelijkzijdige en gelijkbenige driehoeken, eigenschappen van zijden, hoeken en diagonalen in vierhoeken.
+
+/-
-
W32 kiezen geschikte eenheden en instrumenten om afstanden en hoeken te meten of te construeren met de gewenste nauwkeurigheid;
+
+/-
-
W33 gebruiken het begrip schaal om afstanden in meetkundige figuren te berekenen;
+
+/-
-
W34 berekenen de omtrek en oppervlakte van driehoek, vierhoek en schijf en de oppervlakte en het volume van kubus, balk en cilinder;
+
+/-
-
W35 kunnen: - het beeld bepalen van een eenvoudige vlakke meetkundige figuur door een verschuiving, spiegeling, draaiing; - symmetrie-assen van vlakke figuren bepalen; - loodlijnen, middelloodlijnen en bissectrices construeren;
+
+/-
-
W36 kunnen zich vanuit diverse vlakke weergaven een beeld vormen van een eenvoudige ruimtelijke figuur met behulp van allerlei concreet materiaal. (TO)
+
+/-
-
W37 beschrijven en classificeren de soorten driehoeken en de soorten vierhoeken aan de hand van eigenschappen;
+
+/-
-
W38 bepalen punten in het vlak door middel van coördinaten;
+
+/-
-
W39 stellen recht evenredige verbanden tussen grootheden grafisch voor;
+
+/-
-
W40 begrijpen een gegeven eenvoudige redenering of argumentatie in verband met eigenschappen van meetkundige figuren.
+
+/-
-
Procedures
Samenhang tussen begrippen
+/-
S
: WAT KAN IK AL? : WAT MOET IK NOG HERHALEN? : WAT MOET IK NOG INOEFENEN?
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Behalve voor getallenleer, algebra en meetkunde worden ook nog concrete doelstellingen nagestreefd inzake VAARDIGHEDEN en ATTITUDES: De leerlingen ... Vaardigheden AW41 begrijpen en gebruiken wiskundige taal in eenvoudige situaties;
+
+/-
-
AW42 passen communicatieve vaardigheden toe in eenvoudige wiskundige situaties;
+
+/-
-
AW43 passen probleemoplossende vaardigheden toe, zoals: - het herformuleren van een opgave; - het maken van een goede schets of een aangepast schema; - het invoeren van notaties, het kiezen van onbekenden; - het analyseren van eenvoudige voorbeelden.
+
+/-
-
AW44 ontwikkelen bij het aanpakken van problemen zelfstandigheid en doorzettingsvermogen;
+
+/-
-
AW45 ontwikkelen zelfregulatie: oriëntatie, planning, bewaking, zelftoetsing en reflectie;
+
+/-
-
AW46 ontwikkelen een kritische houding tegenover het gebruik van allerlei cijfermateriaal, tabellen, berekeningen en grafische voorstellingen;
+
+/-
-
AW47 beseffen dat in de wiskunde niet enkel het eindresultaat belangrijk is, maar ook de manier waarop het antwoord wordt bekomen.
+
+/-
-
Attitudes
S +/-
S
: WAT KAN IK AL? : WAT MOET IK NOG HERHALEN? : WAT MOET IK NOG INOEFENEN?
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . VAKOVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN Leren leren VL 1 losse gegevens ordenen en inprenten door gepast gebruik te maken van mnemotechnische middeltjes;
+
+/-
-
VL 4 bij het instuderen van een behandelde leerinhoud de noodzakelijke voorkennis opnieuw opzoeken in leerboek, werkboek of notities;
+
+/-
-
VL 6 bij het oplossen van een probleem: het probleem herformuleren; onder begeleiding een oplossingsweg bedenken en verwoorden; de gevonden oplossingsweg toepassen en op correctheid inschatten.
+
+/-
-
VL 9 zichzelf sturen met behulp van een antwoordblad, een correctiesleutel, de aanwijzingen van de leraar of de lesdoelstellingen;
+
+/-
-
VL10 de eigen werkwijze vergelijken met die van anderen, aangeven waarom iets fout gegaan is en hoe fouten vermeden kunnen worden
+
+/-
-
VL11 zijn bereid zelf naar oplossingen te zoeken en durven leer- en studieproblemen signaleren en uitleg of hulp vragen;
+
+/-
-
VL12 zijn bereid ordelijk, systematisch en regelmatig te werken;
+
+/-
-
VL13 beseffen dat leren reeds in de klas begint en niet alleen thuis gebeurt.
+
+/-
-
VL15 zijn bereid een onbevooroordeelde houding aan te nemen tegenover studierichtingen en beroepen;
+
+/-
-
VL17 tonen zich bereid om bij het kiezen van een studierichting rekening te houden met hun eigen (leer)mogelijkheden.
+
+/-
-
VS 2 respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van de medeleerlingen accepteren en waarderen;
+
+/-
-
VS 3 zich dienstvaardig tegenover anderen opstellen: het bijstaan van medeleerlingen bij schooltaken en schoolactiviteiten;
+
+/-
-
VS 4 om hulp vragen en dankbaarheid betonen in probleemsituaties.
+
+/-
-
"Sociale vaardigheden"
S +/-
S
: WAT KAN IK AL? : WAT MOET IK NOG HERHALEN? : WAT MOET IK NOG INOEFENEN?