Wat is er ‘excellent’ aan excellente studenten? Een nadere oriëntatie op criteria voor selectie en onderwijs gericht op excellente studenten Divisie Hoger Onderwijs excellentie innovatie persoonskenmerken selectie motivatie Inleiding De aandacht voor differentiatie in het hoger onderwijs is de afgelopen tien jaar verschoven van aandacht voor studenten die een opleiding met moeite afronden naar studenten die juist meer in hun mars hebben. Een belangrijke drijfveer is de ambitie van overheid en bedrijfsleven om Nederland weer tot de top 5 van sterkste kenniseconomieën te laten behoren (Drayer, de Jong en Wolfensberger, 2011). Dit vraagt om ruimte en aandacht voor de beste studenten. In de context van dit symposium spreken we over studenten die zich onderscheiden qua begaafdheid én motivatie. In het vervolg wordt hiervoor de term “excellente student” gebruikt. Ten behoefte van de verder ontwikkeling van deze studenten worden honoursprogramma’s ontwikkeld waarvoor de geschikte studenten geïdentificeerd en geselecteerd moeten worden. In de praktijk worden (gemiddelde) studiecijfers, persoonlijke motivatie en aanbevelingsbrieven gebruikt als voorspellers voor geschiktheid voor honoursprogramma’s (Scager en collega’s, 2011). Het is de vraag of dit een betrouwbare methode is, aangezien excellentie wordt gezien als een combinatie van intelligentie, persoonskenmerken en motivatie (Renzulli, 2005). Aanvullende kennis is nodig ten aanzien van de persoonskenmerken waarin excellente studenten zich onderscheiden van reguliere studenten. Dit symposium brengt verschillende onderzoeksresultaten samen over de relatie tussen persoonskenmerken en (potentieel voor) excellentie. De vier papers belichten verschillende aspecten van de mogelijke grondslagen voor het onderscheid. Pullen, Griffioen, Schoonenboom en Beishuizen presenteren een onderzoek naar de relatie tussen potentiële excellentie (intelligentie, creativiteit, gemiddeld eerstejaars cijfer en persoonlijkheid) en motivatie voor samenwerken. Banis en Van Riemsdijk laten zien welke persoonlijkheidskenmerken innovatief gedrag voorspellen. Kool, Mainhard, Jaarsma, van Beukelen en Brekelmans presenteren hun onderzoek over hoe uitblinkers te typeren zijn op basis van drie kernfactoren van studieprestatie: intellect, doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid. Kool en Wolfensberger bespreken of persoonskenmerken die potentieel excellente studenten onderscheiden van reguliere studenten gebruikt kunnen worden als aanvullende of vervangende indicator voor geschiktheid voor deelname aan een honours traject. Aandacht schenken aan de onderbouwing van een beter onderbouwde methode om mogelijkheden van studenten in beeld te brengen is van belang om het potentieel van studenten beter te kunnen benutten, de kwaliteit en de output van het onderwijs te verhogen.
Drayer, de Jong en Wolfensberger (2011) Leren excelleren, excellentieprogramma’s in het HBO: een overzicht, Hanzehogeschool Groningen, Universiteit Utrecht Renzulli, J.S. (2005). Equity, Excellence, and Economy in a System for Identifying Students. Gifted Education: A Guidebook, University of Connecticut, University of Virginia, Yale University, 256. Scager, K., Akkerman, S.F., Keesen F., Mainhard M.T., Pilot, A., & Wubbels, T. (2012) Do honors students have more potential for excellence in their professional lives? The International Journal of Higher Education and Educational Planning, 64 (19-39)
Indiener: Voorzitter: Referent:
Arie Kool, lid Lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving, Hanzehogeschool Groningen,
[email protected] Marca Wolfensberger, Lector talentontwikkeling voor hoger onderwijs en samenleving, Hanzehogeschool Groningen,
[email protected] Dries Vervecken, beleidsmedewerker onderwijs, Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen,
[email protected]
Zijn excellente studenten gemotiveerd om samen te werken? Annedien G. Pullen, Didi M.E. Griffioen, Judith Schoonenboom, Jos J. Beishuizen Afdeling Onderwijswetenschappen en Theoretische Pedagogiek. Faculteit der Psychologie en Pedagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam
[email protected],
[email protected],
[email protected],
[email protected] Onze kenniseconomie vraagt om snelle en complexe innovaties die niet ontwikkeld kunnen worden door individuen (Edmondson, 2012). Het is dus belangrijk dat als pas afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden zij goed in teams kunnen samenwerken en het is belangrijk dat het hoger onderwijs studenten opleidt tot ‘excellente samenwerkers’. Het doel van dit onderzoek is om de samenwerking tussen studenten beter te begrijpen door meer inzicht te krijgen in de motivatie van studenten voor samenwerken gerelateerd aan het potentieel van studenten om excellent te presteren. Uit onderzoek in het probleemgestuurd onderwijs is gebleken dat motivatie een positieve invloed heeft op de groepsproductiviteit en de interactie binnen een groep (Dolmans, Wolfshagen, & Van der Vleuten, 1998). Naast de motivatie voor bepaalde activiteiten speelt het vertrouwen van studenten in hun eigen kunnen, self-efficacy, een belangrijke rol in studieprestaties (Wigfield & Eccles; 2000). Echter, er is weinig bekend over de motivatie van studenten voor samenwerken en hoe dit samenhangt met hun potentiële excellentie. De centrale vraag in deze studie is: Wat is de relatie tussen motivatie voor samenwerken en kenmerken van potentiële excellentie enerzijds; en tussen de motivatie voor het uitvoeren van een taak en kenmerken van potentiële excellentie anderzijds? De potentiële excellentie van een student is geoperationaliseerd in vier constructen:
Intelligentie Creativiteit Gemiddeld eerstejaars cijfer Big-five persoonlijkheid
Studentmotivatie is ook geoperationaliseerd in vier constructen:
Motivatie voor samenwerken Efficacy voor samenwerken Taakspecifieke motivatie Taakspecifieke efficacy
Voor dit onderzoek zijn derdejaars studenten van een HBO opleiding Sport, Management en Ondernemen (N = 120) onderzocht. Deze studenten werkten twee dagen samen in groepen van drie studenten. Hierbij was de opdracht om een product of dienst te bedenken
dat op de markt gebracht kan worden. Dit was de start van de module ondernemen waarin de studenten in groepen een ondernemingsplan moeten schrijven. Om de relatie tussen potentiële excellentie en motivatie te bestuderen zijn er Chikwadraattoetsen uitgevoerd tussen de vier bovengenoemde constructen van potentiële excellentie en de vier constructen van studentmotivatie. De eerste resultaten laten zien dat er geen significante relatie is tussen intelligentie en de verschillende constructen van motivatie. De creativiteitsscores van studenten zijn alleen gerelateerd aan taakspecifieke motivatie. Voor de big-five persoonlijkheidskenmerken zijn er relaties gevonden tussen de persoonlijkheidskenmerken extraversie en consciëntieusheid en de verschillende constructen van motivatie. Dus de persoonlijkheidskenmerken extraversie en consciëntieusheid lijken belangrijker te zijn voor verschillen in motivatie voor samenwerken dan intelligentie en creativiteit. De resultaten van dit onderzoek bieden handvatten voor vervolgonderzoek waarin de invloed van potentiële excellentie en motivatie op het gedrag van studenten als zij samenwerken onderzocht wordt. REFERENTIES Dolmans, D.H.J.M., Wolfhagen, I.H.A.P., & Van der Vleuten, C.P.M. (1998). Motivational and cognitive processes influencing tutorial groups. Academic Medicine, 73(10), S22-S24. Edmondson, A. C. (2012). Teaming: How organizations learn, innovate, and compete in the knowledge economy. Hoboken, NJ: Jossey-Bass. Wigfield, A., & Eccles, J.S. (2000). Expectancy-value theory of achievement motivation. Contemporary Educational Psychology, 25(1), 68-81.
Honours studenten; innovatieve high potentials? Janina Banis, lid Lectoraat Strategisch HRM, Saxion
[email protected] De 21ste eeuw wordt gekenmerkt door globalisatie en technologische innovatie en vereist een nieuw type professional dat onder andere proactief is (Frese & Fay, 2001). Afgestudeerde professionals moeten is staat zijn om te innoveren om in de maatschappij tot excellentie te komen en moeten daartoe over een aantal persoonlijkheidskenmerken beschikken. Er is echter nog geen eenduidige definitie van innovatief gedrag en geen lijst met kenmerken die positief bijdragen aan dat gedrag. Het doel van dit onderzoek is om meer grip te krijgen op de persoonlijkheidskenmerken die innovatief gedrag voorspellen. Om dit te bereiken wordt (1) een definitie gegeven voor innovatief gedrag, (2) een model ontwikkeld op basis vanpersoonlijkheidskenmerken die innovatief gedrag voorspellen en (3) een vergelijking gemaakt tussen potentiele excellente professionals (honours studenten) en reguliere studenten op die persoonlijkheidskenmerken. Excellente studenten worden uitgedaagd deel te nemen aan honours programma’s om te leren excelleren in de weerbarstige praktijk van de 21ste eeuw. Innovatief gedrag in die praktijk is cruciaal voor succes van organisaties (Unsworth & Parker, 2003). Dit gedrag is echter niet alleen een resultaat van motivatie en context, maar ook van persoonlijkheidskenmerken (Unsworth & Parker, 2003). De verwachting is dan ook dat honours studenten bij aanvang van het programma al beschikken over (innovatieve) persoonlijkheidskenmerken. De centrale vraag van dit onderzoek is: In hoeverre beschikken honours studenten over een meer ‘innovatieve persoonlijkheid’ dan reguliere studenten? Honours studenten van 10 verschillende programma’s (N=119) en reguliere studenten van 18 verschillende studies (N=245) vulden een persoonlijkheidsvragenlijst in. Gemeten werd: proactieve persoonlijkheid, extraversie, openheid, consciëntieusheid en locus of control. De verschillen tussen beide groepen zijn geanalyseerd met onafhankelijke t-toetsen voor alle persoonlijkheidskenmerken. De eerste resultaten laten zien dat honours studenten statistisch significant hoger scoren dan reguliere studenten op consciëntieusheid, proactieve persoonlijkheid, openheid en interne locus of control. Vervolg onderzoek zal uitwijzen of honours studenten ook daadwerkelijk tot innovatiever gedrag komen dan reguliere studenten en in welke mate de persoonlijkheidskenmerken daar een rol in spelen. REFERENTIES Frese, M., & Fay, D. (2001). Personal initiative: An active performance concept for work in the 21st century. Research in Organizational Behavior, 23, 133–187. doi:10.1016/S0191-3085(01)23005-6 Unsworth, K. L., & Parker, S. K. (2003). Proactivity and Innovation: Promoting a New Workforce for the New Workplace. In The New Workplace: A Guide to the Human Impact of Modern Working Practices. (pp. 175–196). Chichester: John Wiley & Sons.
Uitblinkers aan de universiteit: de rol van intellect, doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid A. Kool, Utrecht University, Faculty of Social and Behavioral Sciences, Utrecht, Netherlands.
[email protected] Er komt steeds meer belangstelling voor getalenteerde universitaire studenten die hoge cijfers halen. Voor zowel selectiedoeleinden van honoursprogramma’s als voor de begeleiding van uitblinkers is het noodzakelijk meer kennis te vergaren over de kenmerken van uitblinkende studenten. Deze studie bekijkt hoe uitblinkers getypeerd kunnen worden op basis van drie kernfactoren van studieprestatie die naar voren komen uit eerder onderzoek bij reguliere studentenpopulaties: intellect, doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid (zie bijvoorbeeld von Stumm, Hell, & Chamorro-Premuzic, 2011). Onder bachelorstudenten (N = 12094) van 17 verschillende opleidingen van de Universiteit Utrecht werd een zelfrapportage vragenlijst verspreid. Intellect werd gemeten met de ‘smart scale’ (Trapnell, 1994), doorzettingsvermogen met de schaal ‘perseverance of effort’ (Duckworth & Quinn, 2009) en nieuwsgierigheid met het ‘intellectual curiosity’ deel van de ‘openness to experiences’ schaal (Gerris, et al., 1998). Met een MANOVA werden de 15% beste studenten (N = 1650) vergeleken met 15% die gemiddeld scoorden (N = 1617) en met de 15% laagst scorende studenten (N = 1579) op de drie kernfactoren. Met meervoudige regressieanalyse werd bekeken in hoeverre zowel de drie losse kernfactoren als eventuele interacties daartussen het cijfergemiddelde voorspellen. Resultaten laten zien dat uitblinkers hoger scoren op intellect en doorzettingsvermogen dan de andere twee groepen. Wat betreft nieuwsgierigheid scoren de uitblinkers hoger dan de laagpresteerders, de effectgrootte van dit verschil is klein. Intellect voorspelt het cijfergemiddelde het best, terwijl nieuwsgierigheid juist remmend werkt op het cijfergemiddelde. Verder is er een positief interactie effect van intellect en doorzettingsvermogen op cijfers, terwijl er een negatief interactie effect is van intellect en nieuwsgierigheid op cijfers. Uitkomsten van dit onderzoek bevestigen resultaten van onderzoek in de reguliere studentenpopulatie (von Stumm, Hell, & Chamorro-Premuzic, 2011) dat uitblinkers hoger scoren op intellect en doorzettingsvermogen. Studenten die slim zijn en daarnaast doorzettingsvermogen hebben behalen de hoogste cijfers. Wat betreft nieuwsgierigheid lijkt er weinig verschil te zitten tussen uitblinkers en andere studenten. Deze studie suggereert dat uitblinkers studenten zijn die slim zijn en doorzetten, maar waarbij de mate van nieuwsgierigheid niet zoveel bijdraagt of zelfs negatief werkt. De manier van toetsen op de universiteit lijkt nieuwsgierigheid dus niet te belonen. Voor selectiedoeleinden biedt deze studie belangrijke handvatten. Het lijkt erop dat nieuwsgierige studenten in het nadeel zijn wanneer een hoog cijfergemiddelde een belangrijke voorwaarde is voor deelname aan een honours programma.
REFERENTIES Duckworth, A. L., & Quinn, P. D. (2009). Development and validation of the short Grit Scale (Grit-S). Journal of Personality Assessment, 91, 166-174. d Gerris, J. R. M., Houtmans, M. J. M., Kwaaitaal-Roosen, E. M. G., Schipper, J. C., Vermulst, A. A., & Janssens, J. M. A. M. (1998). Parents, adolescents, and young adults in dutch families: A longitudinal study. Nijmegen: Institute of Family Studies, University of Nijmegen. Trapnell, P. D. (1994). Openness versus intellectual ability: A lexical left turn. European Journal of Personality, 8, 273–290. Von Stumm, S., Hell, B., & Chamorro-Premuzic, T. (2011). The hungy mind: intellectual abilityual curiosity is the third pillar of academic performance. Perspectives on Psychological Science, 6, 574-588.
Welke persoonskenmerken zijn bruikbaar om kandidaat honours studenten te selecteren? Arie Kool, Marca Wolfensberger, Lectoraat Excellentie in Hoger Onderwijs en Samenleving, Hanzehogeschool Groningen,
[email protected];
[email protected] Bij de bepaling welke studenten in aanmerking komen om deel te nemen aan een honoursprogramma is de opgave om te voorkomen dat studenten niet onterecht wel of onterecht niet worden geselecteerd. Het doel van dit onderzoek is om door het vaststellen van een geschikte grondslag voor selectie van kandidaat honoursstudenten selectiebias zo veel mogelijk uit te schakelen. In de huidige praktijk zijn motivatie en studieresultaten de belangrijkste indicatoren bij de selectie voor honoursprogramma’s (Scager en collega’s, 2011). De onderzoeksvraag is in hoeverre persoonskenmerken die gevonden zijn in onderzoek naar het onderscheid tussen honours en niet honours-studenten een versterking kunnen bieden bij de selectie van studenten voor een honours programma. Het onderzoek van Kool (2011) heeft laten zien dat scores van honoursstudenten op de multiculturele persoonlijkheidsvragenlijst (MPV) (van Oudenhove en van Oudenhoven-van de Zee, 2000) significant blijken te verschillen van die van niet-honoursstudenten. Uit onderzoek van Scager en collega’s (2011) is gebleken dat honoursstudenten verschillen in persoonskenmerken ontleend aan het drie ringen model van Renzulli (2005). Wat we nog niet weten is of deze kenmerken ook gebruikt kunnen worden om te dienen als voorspeller voor geschiktheid voor een honoursprogramma. Het onderzoek dat gepresenteerd wordt is het eerste meetmoment van een longitudinale studie. Bij eerstejaars studenten verpleegkunde van de Hanzehogeschool in Groningen (N=300) is een vragenlijst uitgezet. De schalen van deze vragenlijst zijn de MPV en de zes karakteristieken uit het onderzoek van Scager en collega’s (2011): intelligentie, creatief denken, openstaan voor ervaringen, het verlangen om te leren, doorzettingsvermogen en de gedrevenheid om te excelleren. In de vragenlijst zijn de MPV en de zes karakteristieken opgenomen als voorspellers van potentieel excellente prestaties. Nagegaan wordt wat het verband is tussen de MPV en de zes karakteristieken én de gegevens die in de huidige praktijk worden gebruikt bij de selectie voor een honoursprogramma, te weten studieresultaten, indruk van de studieloopbaanbegeleider en motivatie van de student. De (beoogde) resultaten geven aan wat de sterkte is van de correlatie tussen persoonskenmerken en de voorspellers uit de huidige praktijk. Leveren de uitkomsten op de persoonskenmerken aanvullende informatie op over het potentieel van een student, kan deze informatie de persoonlijke inschatting vervangen of onderbouwen? De uitkomst moet in een vervolgmeting gelegd worden naast de daadwerkelijke studievoortgang. De wetenschappelijke betekenis van de bijdrage is gelegen in het vergroten van de kennisbasis voor de methoden die gebruikt worden om zoveel mogelijk die studenten te identificeren en selecteren die geschikt zijn voor honoursprogramma’s. REFERENTIES Kool, A. (2012) Identificeren van excellente studenten. Masterscriptie, Groningen, RUG
Renzulli, J.S. (2005). Equity, Excellence, and Economy in a System for Identifying Students. Gifted Education: A Guidebook, University of Connecticut, University of Virginia, Yale University, 256. Scager, K., Akkerman, S.F., Keesen F., Mainhard M.T., Pilot, A., & Wubbels, T. (2012) Do honors students have more potential for excellence in their professional lives? The International Journal of Higher Education and Educational Planning, 64 (19-39) Zee, K. I. van der, & Oudenhoven, J. P. van. (1999). De Multiculturele Persoonlijkheids Vragenlijst voor Multiculturele Effectiviteit. Handleiding. Groningen: RUG, vakgroep Psychologie.