Media, Informatie en Communicatie
Shorts: onderzoeksresultaten van lectoraten in het kort
Een onderzoek naar het uitgeven van een serie hybride publicaties gericht op DMCI-studenten
Anita de Groot 500640273 MCI-MIC_4000DAFS13
Eerste lezer : Chris Streefkerk Tweede lezer: Raoul Boers
Begeleiders: Scriptie begeleiding: Jan-Jaap Heine Vanuit het PublishingLab: Rose Leighton
Informatie & media (deeltijd) 03-11-2015
Anita de Groot Afstudeerscriptie
3
Voorwoord De grootste uitdaging binnen dit onderzoek dat is geïnspireerd op de Oxford University Press serie ‘Very Short Introductions’ was om het kort te houden. Het uitvoeren van het onderzoek binnen het PublishingLab kon mij echter niet lang denoeg duren. Ik heb er met erg veel plezier aan gewerkt. Mijn grote dank gaat uit naar Margreet Riphagen en Rose Leighton van het PublishingLab, in eerste instantie voor het gestelde vertrouwen en voor de vrijheid die ik kreeg om het onderzoek uit te kunnen voeren. Daarnaast voor de waardevolle en snelle feedback en voor alle gedeelde expertise, hulp en adviezen. Verder wil ik iedereen bedanken die heeft geholpen met het onderzoeksproces: Ellen Kiel Patrick Bruijn Nouska du Saar Miriam Rasch Paul Nagtegaal Lisette Vonk Gretha de Groot Jess van Zyl (die mij in een uur tijd InDesign zó heeft bijgebracht dat ik er een prototype mee kon maken
Speciale dank gaat uit naar Jan-Jaap Heine voor de scriptie begeleiding.
Mijn allergrootste dank gaat natuurlijk uit naar Arthur Stokvis en naar Moira Stokvis, die er vanaf de eerste dag al bij was en straks zelf naar school mag.
Anita de Groot Amsterdam, 2015
Anita de Groot Afstudeerscriptie
4
Managementsamenvatting Lectoraten zijn onderzoeksgroepen die vanuit hogescholen praktijkgericht onderzoek uitvoeren, wat naast publicaties ook resulteert in producten of tools. De opdrachtgever voor deze afstudeeropdracht is het PublishingLab: een lab van het Amsterdam Creative Industries Network. De opdrachtgever formuleerde de aanname dat DMCI-studenten zelden kennisnemen van de onderzoeksresultaten van de lectoraten. Vanuit deze aanname volgde de probleemstelling: ‘Wat is, binnen het domein DMCI, de optimale manier om een op studenten gerichte serie hybride publicaties uit te geven, over de onderzoeksresultaten van de lectoraten?’ In het onderzoek is gekeken naar wat studenten zouden willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten, maar ook via welk format studenten dat zouden willen doen. Hierbij is ook gekeken naar de distributiekanalen die ingezet kunnen worden om de serie uitgaven bij de doelgroep te laten belanden. Studenten zouden over onderzoeksresultaten van lectoraten (in het kort!) willen lezen via een multimediaal document voorzien van video’s en links naar achtergrond informatie. De tweede keuze is om dit in een boekje te lezen. Scanbaarheid van een tekst is hierbij heel belangrijk. Het is niet nodig om de vormgeving en tone-of-voice aan te laten sluiten op de leefwereld van de student. Het isbelangrijker dat deze aansluiten op de informatievraag. Vragen zijn er zeker, 86% van de studenten is niet op hoogte van welke lectoraten er binnen het domein bestaan, een bijna evengroot percentage heeft nog nooit een onderzoek vanuit een lectoraat gelezen. Hoe onderzoeken ontworpen, uitgevoerd en omschreven worden, is geen gesneden koek voor de DMCI-student, daarom is het nodig volop aandacht te besteden aan dit proces in de serie. De beste manier om de serie te distribueren is via de website van het PublishingLab aangezien dat nu al als platform dient om publicaties te verspreiden. Het is niet het enige kanaal. De grote meerderheid van de studenten verwacht de Shorts via de digitale leerweg omgeving te kunnen vinden. Daarnaast zijn Open Access databanken en de HvA-bibliotheek aangewezen distributiekanalen.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
5
Summary Research groups at Universities of Applied Sciences perform practice oriented research, which results in publications and tools or products. De commissioner of this research assignment is PublishingLab, a lab that is part of Amsterdam Creative Industries Network (ACIN). The PublishingLab formulated the assumption that students hardly ever take notice of research results from these research groups. This assumption led to the following research question: ‘What is, within the domain DMCI, the optimal way to develop a series of publications, aimed at students, about research results by research groups?’ What would be the most effective way to publish a series of hybrid publications about research results from research groups connected to the domain DMCI, aimed at students? This research dealt with the questions on what students would like to read about research results from the research groups. It also focused on in which formats (paper, digital, multimedial) students would want to read. The final issue was via which channels the series of publications would land at the students desktop. Students are interested in reading about the research results. They prefer a multimedia document that contains video’s and hyperlinks to background information. This choice is closely followed by a print version: a booklet. The possibility to quickly scan a text is very much preferred. It is nog necessary to style the publication in a manner that fits into a students’ style. It has to correspond with the need of information, not with an outfit. The same goes for toneof-voice. It does not need to be simplified, a list where used terms are explained will do. The survey showed that 86% of the students do not know which research groups are connected to the domain DMCI. Almost the same percentage of students has never read any research results from the research groups. Neither are students overly familiar with how research is designed, performed and described. All these steps need to be pointed out in the series of publications. The best way to distribute the series would be via the PublishingLab website. It is already used as a platform to distribute publications. It is not the only channel. The large majority of students expects to find the Shorts via the ‘Digitale LeerWeg Omgeving’. Open Access databases and the HvA library are useful channels for the Shorts too.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
6
Inhoud 1 1.1
1.2 1.3 1.4 2 2.1 2.2
2.3
2.4 3 3.1 3.2 3.3
3.4 4
4.2
5 5.1 5.2
5.3 5.4
Inleiding Aanleiding Onderzoek 1.1.1 Wat zijn lectoraten? 1.1.2 De Opdrachtgever 1.1.3 Het PublishingLab als uitgever Probleemstelling Doelstelling Leeswijzer
8 8 8 9 9 10 10 11
Wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd Deskresearch Fieldresearch kwantitatief: enquête 2.2.1 Steekproef 2.2.2 Wijze van enquêteren Fieldresearch Paperprototype test 2.3.1 Doelstelling paperprototype test 2.3.2 De proefpersonen Expert Interviews
12 12 13 13 13 14 14 15 15
De Doelgroep: de studenten van het domein DMCI Studenten van het domein DMCI 3.1.1 Aantallen studenten per studierichting Mediagebruik van de leeftijdsgroep 3.2.1 Mediagebruik van UvA-studenten Digitaal studeren 3.3.1 Digitaal bestuderen 3.3.2 MIC-studenten en digitaal studeren Samenvattend
16 16 16 17 18 18 19 20 20
Ontwikkelingen en voorbeelden van publicaties 4.1.1 Wetenschapscommunicatie 4.1.2 Leesbaarheid vergroten wetenschappelijke publicaties Voorbeelden vanuit de lectoraten. 4.2.1 Analyse voorbeelden 4.2.2 Conclusies literatuur en voorbeelden
21 21 21 22 23 24
Distributie Wetenschappelijke hybride publicatie De distributie binnen het domein DMCI 5.2.1 Open Access 5.2.2 Open Access databanken voor het Hbo Ontsluiting via de websites van hogescholen Formats en distributie via het PublishingLab
26 26 26 26 26 27 28
Anita de Groot Afstudeerscriptie
7
5.5
Conclusies over distributiekanalen
29
6 6.1
Resultaten kwantitatief onderzoek: de enquête Resultaten van kwantitatief onderzoek 6.1.1 Opmerkingen van studenten Conclusies enquête
30 30 36 36
7.2 7.3 7.4
Resultaten Kwalitatief onderzoek: Paper prototyping test Het paperprototype 7.1.1 Look & Feel voor paperprototype Uitvoering van de paperprototype test Resultaten Conclusie
39 39 40 40 41 45
8 8.1
Resultaten kwalitatief onderzoek: Expert interviews Conclusies expert interviews
47 49
9 9.1
Conclusies en uitgeefadvies De redactionele formule 9.1.1 Look & Feel 9.1.2 Tone-of-Voice Format 52 Distributie 9.3.1 Advies 9.3.2 De werktitel
50 51 51 51
6.2 7 7.1
9.2 9.3
53 54 54
10 Evaluatie onderzoek en vervolgonderzoek 10.1 Validiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek 10.2 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek
55 55 56
11
57
Bronnen
12 Bijlagen 12.1 Bijlage 1: Analyse van webstructuur CREATE-IT en ACIN 12.2 Bijlage 2: Enquête vragen 12.3 Bijlage 3: Codeboek 12.4 Bijlage 4: Analyses in Spss 12.5 Bijlage 5: Voorbereiding ontwerp paperprototype 12.6 Bijlage 6: Beeld/ tekst analyse voorbeelden gebruikt in test 12.7 Bijlage 7: Draaiboek en vragenlijst paperprototype test 12.8 Bijlage 8: Gedetailleerde resultaten paperprototype test 12.9 Bijlage 9: Screenshots paperprototype op ISSUU 12.10 Bijlage 10 Redactionele formule 12.11 Bijlage 11: USB-stick 12.12 Bijlage 11: Plan van Aanpak goedkeuringsmail
61 61 62 66 66 72 73 74 76 82 87 88 89
Anita de Groot Afstudeerscriptie
1
8
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de aanleiding en doelstelling voor het onderzoek omschreven. Ook wordt de opdrachtgever geïntroduceerd en worden, voor het onderzoek belangrijke termen toegelicht. Vervolgens worden de probleemstelling en de vraagstelling weergegeven.
1.1
Aanleiding Onderzoek
Binnen de Hogeschool van Amsterdam, maar ook binnen andere hogescholen, wordt vanuit lectoraten onderzoek verricht. De resultaten van de onderzoeken worden gepubliceerd in wetenschappelijke- of vaktijdschriften en in boeken en worden gepresenteerd op congressen. Het PublishingLab constateert dat de publicaties niet of nauwelijks bij studenten terecht komen. De onderzoeken tonen de ontwikkelingen binnen het (toekomstige) vakgebied van de studenten en liggen in het verlengde van de opleidingen. Het PublishingLab wil daarom een serie onderzoekspublicaties uitgeven waarin de onderzoeksresultaten van lectoraten, aan studenten in het kort uiteengezet worden. Er wordt hierbij gedacht aan een serie hybride publicaties, waarin de uitgaven zowel digitaal als in print beschikbaar zouden moeten komen. Voordat dit gedaan kan worden is onderzoek nodig naar de doelgroep en de door hen gewenste vorm en inhoud van de publicaties. Deze serie publicatie draagt de werktitel ‘Shorts’ afgeleid van ‘Very Short Introduction’. Dit verslag is een weergave van dat onderzoek. 1.1.1 Wat zijn lectoraten? Binnen lectoraten worden onderzoeken uitgevoerd door teams die bestaan uit onderzoekers, docent-onderzoekers en studenten. Het team van onderzoekers wordt geleid door een lector. Hogescholen kiezen er vaak voor lectoraten onder te brengen in kenniscentra die zich richten op bepaalde thema’s of maatschappelijke vraagstukken. (Vereniging van Lectoren, z.j.) Zo kent het domein DMCI het kenniscentrum CREATE-IT en het ACIN. Beide richten zich op de ICT-sector en de Creatieve industrie, ieder vanuit een eigen invalshoek. Onderling wordt er volop samengewerkt. Het Hbo kent sinds 2001 lectoraten (SKO, 2008). Binnen de Hogeschool van Amsterdam, domein Digitale Media & Creatieve Industrie, zijn in 2003 de eerste lectoren benoemd (HvA, 2015). Door lectoraten wordt praktijkgericht onderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn multidisciplinair van opzet en komen tot stand in samenwerking met externe partijen. Dit kunnen andere hogescholen zijn, maar ook universiteiten, bedrijven of (lokale) overheden. (Vereniging van Lectoren, z.j.).
Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) omschrijft de
kruisbestuiving tussen onderzoek, onderwijs en het bedrijfsleven als de grote meerwaarde van lectoraten. (ISO, 2013). Het begrip ‘praktijkgericht onderzoek’ wordt door de Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (VKO) omschreven als onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk. Het onderzoek leidt tot kennis en inzichten, maar levert ook toepasbare producten en ontwerpen op. ‘Voor praktijkproblemen worden concrete oplossingen aangedragen, waarbij wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit behouden blijft’. (VKO, z.j.) De VKO monitort de kwaliteit van de praktijkgerichte onderzoeken die door lectoraten worden uitgevoerd. Het college van bestuur van de UvA-HvA omschrijft in het instellingenplan ‘Nieuwsgierige professionals’ praktijkgericht onderzoek als middel om direct bij te dragen aan
Anita de Groot Afstudeerscriptie
9
innovatie van de beroepspraktijk. Het onderzoek is vraaggericht en draagt aantoonbaar bij aan innovaties van de (regionale) beroepspraktijk, aldus het CvB (CvB UvA-HvA, 2015-1). 1.1.2 De Opdrachtgever Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het PublishingLab. Het PublishingLab is een onderzoekslab binnen het Amsterdam Creative Industries Network (ACIN). ACIN is weer een samenwerkingsverband tussen hogeschool InHolland, de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en CREATE-IT. Het kenniscentrum CREATE-IT is verbonden aan het domein Digitale Media en Creatieve Industrie (DMCI) en bestaat uit verschillende lectoraten. Hoewel CREATE-IT en ACIN én de bijbehorende lectoraten en labs, afgebakende werkgebieden hebben, wordt er volop samengewerkt. Hierna volgt een nadere introductie op de werkzaamheden en het onderzoeksterrein van de opdrachtgever. Het PublishingLab is opgezet om te onderzoeken wat de impact is op de uitgeefbranche, van de recente snelle technologische ontwikkelingen binnen deze branche. De verschijningsvormen van digitale publicaties zijn sterk toegenomen door de opkomst van tablets, smartphones en bijbehorende apps. Deze ontwikkelingen beïnvloeden de manier waarop uitgaven worden gecreëerd, gedistribueerd en gemarket, maar ook de manier waarop uitgaven worden gebruikt. Precies hier ligt het onderzoeksterrein van het PublishingLab. De focus ligt daarbij op hybrid publishing en op het snijvlak van uitgeven en digitale technologieën. (PublishingLab, z.j.) Het PublishingLab richt zich op makers (auteurs, vormgevers), intermediairs (uitgevers) en gebruikers (lezers/ studenten) (Riphagen, PublishingLab Plan van Aanpak ten behoeve van ACIN, 2015) Het PublishingLab focust op Hybrid Publishing. Deze vorm van uitgeven wordt ook multi-channel publishing genoemd en draait om het uitgeven van een enkele publicatie via verschillende digitale en print media. Dit verloopt bij voorkeur via een workflow waarbinnen zo min mogelijk extra handelingen worden verricht om content gereed te maken voor verwerking tot printversie, e-book of webversie. (Digital Publishing Collective, 2015). Hybrid Publishing wordt aangejaagd door de lezer die steeds meer hybride leest. Een boek kan gelezen worden op papier, een ereader, tablet of smartphone. Deze manier van lezen stelt nieuwe eisen aan het creëren van content. Dit technische aspect zal overigens niet verder worden uitgediept binnen dit onderzoek. 1.1.3 Het PublishingLab als uitgever Het PublishingLab geeft boeken uit over onderzoeken en projecten die zijn uitgevoerd door lectoraten en labs. Daarnaast speelt het PublishingLab een belangrijke rol binnen de DMCIminor: ‘International trade publishing, books and more’. Binnen deze minor ontwikkelen studenten een uitgave en doorlopen daarbij het volledige uitgeefproces. Zo ontwikkelden studenten die deze minor volgden de DMCI-studentenagenda 2015-2016 en een introductiegids voor internationale studenten. Het PublishingLab geeft publicaties uit binnen het domein DMCI, maar het zou een vergissing zijn om het PublishingLab te zien als huisuitgeverij, omdat het lab vooral een onderzoekstaak heeft.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
1.2
10
Probleemstelling
‘Wat is, binnen het domein DMCI, de optimale manier om een op studenten gerichte serie hybride publicaties uit te geven, over de onderzoeksresultaten van de lectoraten?’ Het onderzoek zal sterk gestuurd worden door de wijze waarop ‘optimale manier’ gedefinieerd wordt. Optimaal wil in dit geval zeggen, dat de wijze waarop de serie wordt uitgegeven aansluit op de wensen en behoeften van de DMCI-student. Centraal staat dus in welke vorm (in dit verslag met format aangeduid) en met welke inhoud deze doelgroep zou willen lezen over de onderzoeksresultaten van de lectoraten. Maar ook: via welke kanalen moet de uitgaven worden verspreid om aan te sluiten op de kanalen die studenten nu al gebruiken? Deze aanscherpingen op de probleemstelling leidt tot de onderstaande deelvragen en subvragen: Wat kenmerkt een wetenschappelijke publicatie? ▫ Wat zijn factoren die een wetenschappelijke publicatie begrijpelijk en goed leesbaar maken? ▫ Welke distributiekanalen worden binnen het domein DMCI gebruikt om publicaties te verspreiden? ▫ Wat zijn voorbeelden van publicaties over onderzoeken verricht door lectoraten, die gericht zijn op studenten? Wie is de doelgroep voor de serie Short? ▫ Wat is het mediagebruik van de doelgroep? ▫ Hoe leest de doelgroep digitale teksten? ▫ Hoe bestudeert de doelgroep digitale teksten? ▫ In hoeverre zijn studenten bekend met de lectoraten? ▫ In hoeverre is de doelgroep vertrouwd met (het lezen over) wetenschappelijk onderzoek? ▫ Heeft de doelgroep interesse in de serie publicaties? ▫ In welke vorm zouden studenten van het domein DMCI de serie publicaties tot zich willen nemen, digitaal, papier of hybride? ▫ Is de doelgroep bereid te betalen voor een publicatie? Wat zijn succesfactoren om de serie Shorts uit te geven? ▫ Wat is een passende redactionele formule voor de serie? ▫ Wat is een passend look & feel voor de serie uitgaven? ▫ Wat is een passende tone-of-voice voor de serie? ▫ Wat zijn succesfactoren voor de distributie van de serie uitgaven? ▫ Hoe kan gebruik van de Shorts meetbaar worden gemaakt?
1.3
Doelstelling
Het onderzoek moet leiden tot een uitgeefadvies, gebaseerd op een doelgroeponderzoek. Via de combinatie van het doelgroeponderzoek en uitgeefadvies, wordt het mogelijk om de serie onderzoekspublicaties uit te geven. De serie zal als onderwerp hebben: onderzoeksresultaten
Anita de Groot Afstudeerscriptie
11
van onderzoeken uitgevoerd door de lectoraten. De wens van de opdrachtgever is dat de onderzoeken voor studenten begrijpelijk worden gemaakt en dat studenten per uitgave een volledig beeld van het uitgevoerde onderzoek krijgen. De opdrachtgever heeft daarnaast een voorkeur uitgesproken voor de vorm waarin de serie zou moeten worden uitgegeven, namelijk als een serie hybride publicaties. In dit onderzoek wordt bekeken hoe dit verder vorm kan krijgen. Het onderzoek moet leiden tot een uitgeefadvies met daarin een redactionele formule. Hierin wordt de inhoudelijke kant van de individuele uitgaven binnen de serie vastgelegd. In de redactionele formule worden de vaste elementen benoemd. (Info Nu, z.j.) Welke elementen dit zouden moeten zijn, moet duidelijk worden uit het doelgroeponderzoek ondersteund door deskresearch. Verder wordt in het advies opgenomen: ▫ Tone-of-voice (taalgebruik dat aansluit op de doelgroep en communicatiedoelstelling) ▫ Look & Feel (het formaat, de verhouding tekst/beeld, kleurgebruik en grafische elementen) ▫ Zinvolle distributiekanalen
1.4
Leeswijzer
Het kenniscentrum CREATE-IT bestaat uit lectoraten en het ACIN bestaat uit labs. Ook al is een lectoraat feitelijk iets anders dan een lab, toch worden in dit verslag de termen ‘kenniscentrum, lectoraat, lab en atelier aangeduid als ‘lectoraat’ gebracht. Dit gaat enigszins ten koste van de nuance, maar vergroot het leesgemak aanzienlijk. Het verslag is als volg opgesteld. Hoofdstuk twee omschrijft wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, de onderzoeksmethoden en deelprojecten. Hoofdstuk drie tot en met vijf zijn een weergave van de uitgevoerde deskresearch. Het bevat een theoretisch kader rond de doelgroep, digitaal studeren en het mediagebruik van de doelgroep. Ook worden distributiekanalen geïnventariseerd waar vanuit de serie publicaties naar studenten geleid zou kunnen worden. Ook is onderzocht wat leesbaarheidverhogende factoren zijn voor wetenschappelijke publicaties. Hoofdstuk zes tot en met acht omschrijven de resultaten van fieldresearch. Gevolgd door de conclusies en aanbevelingen.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
2
12
Wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd
In dit hoofdstuk is uiteengezet op welke wijze naar het uiteindelijke advies is toegewerkt. Het onderzoek draait ruwweg om drie thema’s: Format, inhoud en look & feel. Het onderstaande schema toont via welke onderzoeksmethoden deze thema’s zijn onderzocht. Enquête Verspreiding Deskresearch
Format
Deskresearch digitaal, print, hybride
Enquête
Onderzoek
paperprototype test Deskresearch vaste elementen
Inhoud
Enquête Paperprotoype test Paperprototype test
Tone-of-voice Expert interviews
Look & Feel
Beeld/ tekst verhouding
Paperprototype test
Vormgeving
Paperprototype test
Figuur 1Schema onderzoek
2.1
Deskresearch
De deskresearch is uitgevoerd om de fieldresearch gedegen voor te kunnen bereiden en om bevindingen van een theoretisch perspectief te kunnen voorzien. Deskresearch is uitgevoerd via online en offline zoekmethoden en via wetenschappelijke databanken. De deskresearch onderwerpen zijn ruwweg onder te verdelen: Hybride leesgedrag van de doelgroep Wetenschappelijke discussie rond het bestuderen van digitale teksten Methoden om een wetenschappelijke publicatie begrijpelijk en goed leesbaar te schrijven Voorbeelden van uitgaven die onderzoeken beschrijven, gericht op studenten Alle vragen die niet via deskresearch te beantwoorden zijn, zullen via fieldresearch beantwoord moeten worden
Anita de Groot Afstudeerscriptie
2.2
13
Fieldresearch kwantitatief: enquête
Als kwantitatief onderzoek is gekozen voor een enquête. Een enquête is een methode voor exploratief onderzoek, de resultaten geven een ruwe indicatie waar vanuit verder gewerkt kan worden. Deze resultaten worden als input gebruikt voor de ontwikkeling van een paperprototype, waarmee het kwalitatieve deel van het onderzoek kan worden uitgevoerd. De enquêtevragen zijn gemodelleerd rond de volgende onderwerpen: In welke vorm (digitaal of papier) zouden de studenten de Shorts willen gebruiken? Welke dragers (laptop, dekstop, smartphone, e-reader, papier: uitgeprint door de student) gebruiken studenten om digitale teksten te lezen? Verschilt dit per doel: studie of vrije tijd? Van welke distributiekanalen maken studenten al gebruik? Kennisniveau over de lectoraten en de onderzoeken die lectoraten hebben uitgevoerd. De volledig vragenlijst is opgenomen als bijlage 2. 2.2.1 Steekproef De enquête wordt afgenomen onder de doelgroep: studenten van het domein DMCI. Het domein DMCI telde in september 2014 8666 studenten. (Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI, 2015) (Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI, 2015). Dit getal is ingevoerd in een steekproefcalculator om zo de omvang van de steekproef te kunnen bepalen. (Steekproefcalculator, 2013) Er zijn 368 respondenten nodig om een betrouwbaar beeld te kunnen geven. Verschillende variabelen leidden tot de volgende uitkomsten: Foutenmarge
5
5
6
6
Betrouwbaarheidsniveau
95
90
90
85
Onderzoekspopulatie
8666
8666
8666
8666
Spreiding
50
50
50
50
Aanbevolen
368
263
184
142
steekproefomvang Figuur 2 Betrouwbaarheid steekproef
2.2.2 Wijze van enquêteren Het enquêteformulier is gemaakt via Google Forms en is digitaal via een iPad én op papier afgenomen. De digitale versie toont een vraag per pagina dit zorgt ervoor dat de geënquêteerde zich op iedere vraag kan concentreren zonder afgeleid te raken door de komende vragen. Deze opzet maakt het ook mogelijk om naar een volgende vraag te springen wanneer het ene antwoord de eerstvolgende vraag irrelevant maakt. Onderaan de pagina is een statusbalk zichtbaar, zodat de geënquêteerde weet hoe lang de enquête nog duurt. Dit verhoogt volgens Dijkstra, Ongena, & Loosveldt in hun boek ‘Onderzoek met vragenlijsten’ de motivatie van de respondent om de enquête in te vullen en dat voorkomt vroegtijdig afhaken. (Dijkstra, Ongena, & Loosveldt, 2014). De periode waarin de enquête uitgevoerd zou moeten worden, viel vlak voor de laatste tentamenperiode van het studiejaar 2014-2015. Hierdoor waren veel studenten afwezig.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
14
Om toch 368 respondenten te bereiken, zijn studenten persoonlijk benaderd op de onderwijslocaties. Dit is arbeidsintensief, maar vergroot de kans op een snelle en grotere respons (Dijkstra, Ongena, & Loosveldt, 2014). In het derde jaar lopen studenten en zijn daardoor nauwelijks aanwezig op school. Dit is enigszins ondervangen door op zogenaamde terugkomdagen te enquêteren. Analyse De analyse is uitgevoerd via SPSS statistics. Van Google Forms is alleen gebruik gemaakt om de data te verzamelen via de enquêtes. SPSS biedt meer mogelijkheden voor data-analyses dan Google Forms bieden.
2.3
Fieldresearch Paperprototype test
Carolyn Snyder beschrijft in haar boek ‘Paper prototyping’ (2003) de pluspunten van het uitvoeren van een paperprototype test. Haar boek kan gelezen worden als een handleiding voor het uitvoeren van een dergelijke test en is in dit onderzoek ook zo gebruikt. 2.3.1 Doelstelling paperprototype test Een paper prototype test wordt meestal uitgevoerd om mogelijke problemen binnen een ontwikkelde website, app of software op te sporen. Daarnaast is een paper prototype test uitermate geschikt om content en de structuur van een medium te testen (Snyder, 2003). Dat laatste is de reden waarom wordt deze methode is gebruikt voor de Shorts. De paperprototype test moet zicht geven in de volgende punten: Waardering van studenten voor de opgenomen elementen (om redactionele formule te kunnen bepalen) Look & Feel Bruikbaarheid: mogelijkheid voor de student om snel de benodigde informatie uit de Short te halen Mate waarin de student de Short betrouwbaar genoeg vindt om als bron te dienen voor een eigen project Wijze waarop de student het digitale document zou gebruiken Tone-of-Voice Look & Feel wordt in dit onderzoek opgevat als de meest gewaardeerde beeld/tekst verhouding, het meest gewaardeerde type afbeelding, de afmeting van het papieren product, kleurgebruik en de vormgeving van de omslag. Voor het paperprototype is naar content gezocht. Om kwesties rond auteursrecht te voorkomen, is geen gebruik gemaakt van een eerder gepubliceerd onderzoek. De gebruikte teksten komen voort uit blogpost die zijn verschenen over een nog lopend onderzoek van het PublishingLab, met als titel ‘Bundle, interactive digital readers in Epub3’. De teksten zijn gebruikt met toestemming van de auteur en onderzoeker: Rose Leighton. De test is uitgevoerd aan de hand van een casus met een half gestructureerde vragenlijst. De volledige testopzet, het testscenario en de vragenlijst zijn in de bijlagen opgenomen (bijlage 7).
Anita de Groot Afstudeerscriptie
15
Voor het opstellen van de vragenlijst zijn enkele richtlijnen van Carolyn Snyder gebruikt over gebruik, volledigheid en look & feel. Als controlevraag is opgenomen of de student de uitgave zou gebruiken als bron voor een werkstuk? Deze vraag geeft een indicatie van de kwaliteit die de student aan het product toedicht. Een prototype is nog geen afgerond eindproduct. Er kan gebruik gemaakt worden van een zwart/wit versie. De uiteindelijke opmaak en vormgeving komt op een later moment (Snyder, 2003). Een prototype bevat al wel een aantal belangrijke onderdelen. Ook al is de gebruikte tekst nog onvolledig en onaf, het prototype geeft een goede indruk van wat de student kan verwachten van de Short. 2.3.2 De proefpersonen De proefpersonen zijn benaderd tijdens het afnemen van de enquêtes. Toen is aan studenten gevraagd of zij interesse hebben om mee te werken aan de paperprototype test. Om een representatieve test uit te voeren zou het wenselijk zijn dat er binnen de testgroep een variatie bestaat in opleiding en studiejaar. Dit omdat zij allen hun eigen expertise en kennis meebrengen. Dit zou een gevarieerd en volledig beeld moeten opleveren. Daarnaast zijn studenten ook los van de enquête gevraagd mee te werken. Dit leverde drie studenten op.
2.4
Expert Interviews
Er zijn interviews met drie mensen afgenomen. Zij zijn betrokken bij lectoraten of bij de verspreiding van publicaties. Paul Nagtegaal: projectleider binnen de HvA-bibliotheek Miriam Rasch: docent-onderzoeker bij het lectoraat Institute of Network Cultures (INC) en redacteur van het ‘Society of the Query Magazine’ en het ‘Unlike Us Magazine’ Lisette Vonk: onderzoeker binnen het lectoraat Fashion Research and Technology. Zij brengt onderzoeksactiviteit binnen AMFI in kaart en adviseert over mogelijke verbeteringen.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
3
16
De Doelgroep: de studenten van het domein DMCI
Ter voorbereiding op het opzetten van het fieldresearch wordt eerst geïnventariseerd wat in grote lijnen al bekend is over de doelgroep. In dit hoofdstuk worden de bevindingen uiteengezet over de specifieke doelgroep: de DMCI-student. Er wordt gekeken naar mediagebruik van de leeftijdscategorie en naar onderzoeken die zijn uitgevoerd onder studenten naar het verschil in studieresultaten van digitaal en papieren studiemateriaal. Dit moet een onderbouwing bieden aan de keuze voor het format waarin de Shorts zullen verschijnen.
3.1
Studenten van het domein DMCI
Zoals in de inleiding al was aangestipt staat de afkorting DMCI voor Digital Media and Creative Industries. Dit domein biedt plaats aan de volgende opleidingen: HBO-ICT: Hbo Informatie en Communicatie technologie AMFI: Amsterdam Fashion Institute CMD: Communication and Multimedia Design MIC: Media Informatie Communicatie CO: Communicatie Per opleiding bestaan verschillende studierichtingen. Zo kent AMFI bijvoorbeeld vijf studierichtingen, variërend van design naar branding, waarbij ook een internationale variant te kiezen is. Het gaat te ver om alle richtingen per opleiding op te sommen. 3.1.1 Aantallen studenten per studierichting Het domein DMCI telde in september 2014 in totaal 8666 studenten Tabel 1 toont de verdeling naar getal per opleiding. De cijfers zijn afkomstig van de afdeling Onderwijs Kwaliteit en Innovatie DMCI (Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI, 2015-1) (Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI, 2015-2). Figuur 3 toont de verdeling over de opleidingen in percentages.
HBO-ICT CMD CO MIC AMFI Totaal
2214 1292 870 3062 1228 8666
Tabel 1 Studenten per opleiding in 2014
MIC 35%
CO 10%
AMFI 14% HBOICT 26% CMD 15%
Figuur 3 Percentages studenten per opleiding
Anita de Groot Afstudeerscriptie
17
De opleiding MIC is de grootste opleiding binnen het domein, de Communicatie opleiding is het kleinst. Binnen het domein staan 4215 mannen en 4451 vrouwen ingeschreven, dat is 49% man en 51% vrouw. De man-vrouw verhouding per opleiding verschilt enorm, zoals Figuur 4 laat zien.
V
M
32
26
68
74
CO
MIC
13
70 93
87
30 7 CMD
HBO-ICT
AMFI
Figuur 4 Man-vrouw verhouding per opleiding Cijfers Onderwijs Kwaliteit en Innovatie
De meeste vrouwen zijn te zien bij AMFI, MIC en CO. De meeste mannen staan ingeschreven bij HBO-ICT, gevolgd door CMD.
3.2
Mediagebruik van de leeftijdsgroep
De organisaties voor de Nederlandse mediabereik onderzoeken, NLO, NOM en SKO voeren jaarlijks landelijk de Media Standard Survey (MSS) uit. Een van de onderwerpen die hierin wordt onderzocht, is in welke mate mediagebruikers van 13 jaar en ouder digitale dagbladen lezen. De resultaten geven een indicatie van de mate waarin de leeftijdsgroepen digitaal informatieve teksten
lezen
en
is
daarom
interessant
voor
dit
onderzoek.
In
Tabel 2 zijn de uitkomsten van de leeftijdsgroep 13 tot en met 19 en de leeftijdsgroep 20 tot en met 34 opgenomen. Dit komt het meest overeen met de leeftijdsopbouw de van DMCIstudenten. In het onderzoek is gekeken naar de het medium waarmee digitaal wordt gelezen of wordt geïnternet. De internet toegang van de onderzochte groep nadert de 100%. (NLO, NOM, SKO, 2015).
Voor het internetten is in het mediumgebruik door de onderzoekers een
onderscheid gemaakt tussen PC en Laptop, voor het digitaal lezen zijn PC en Laptop samengetrokken. 46% van de ondervraagden geeft aan wel eens een dagblad digitaal te lezen. Dit gebeurt het vaakst via smartphones. E-readers worden weinig gebruikt, het gebruik blijft gemiddeld rond het half procent steken. (NLO, NOM, SKO, 2015).
Anita de Groot Afstudeerscriptie
18
Internetten
Dagblad
13-19
20-34
13-19
20-34
PC
46%
49,7
21%
32,6%
Laptop/
80,4
77,8
89,1
87,3
25,4%
38,4%
41,8
51,5
9,5%
22,3%
0,3%
0,9%
notebook Mobiele telefoon/ smartphone tablet e-reader
Tabel 2 Digitaal medium gebruik doelgroep. Cijfers MMS
Het tablet gebruik van groep 20-34 is groter dan van de groep 13-19, zowel om te internetten (+ 10%) als om een dagblad te lezen (+ 13%). Het tabletbezit is landelijk gezien toegenomen, maar de stijging is vooral te zien onder senioren. 3.2.1 Mediagebruik van UvA-studenten In 2013 is de enquête ‘Digital natives onder de loep, ICT gebruik en wensen van studenten’ afgenomen onder alle UvA-studenten. De UvA-student heeft als doelgroep raakvlakken met de HvA-student. Beide groepen volgen een studie in Amsterdam en er zal een grote overlap in leeftijd en leefstijl te vinden zijn. De enquête levert cijfers op over het computer-, laptop- en smartphonebezit én over de manier waarop deze apparaten gebruikt worden voor studiedoeleinden. Apparatenbezit 84% procent van de UvA-studenten bezit een laptop en 26% bezit een desktop (PC). 27% van de studenten heeft een tablet, binnen deze categorie bezit 6% een e-reader. 59% van de tabletbezitters geeft aan de tablet ook in te zetten voor de studie. 85% van de studenten bezit een smartphone en dat is een toename vergeleken met het jaar ervoor. Van de favoriete Apps onder studenten staan Apps waarmee het nieuws (NOS, NI.nl en dagbladen) gevolgd kan worden. (Bos, Kruiderink, & Landkroon, 2013).
Ondanks de toename in tabletbezit en
smartphone bezit, zijn digitale syllabi en e-books nog niet erg populair. 70% Van de studenten geeft aan liever papieren syllabi en boeken te gebruiken. In het onderzoek is door Bos, Kruiderink en Landkroon ook gekeken naar het gebruik van Social Media door studenten en de mate waarin dit wordt gebruikt voor educatieve doeleinden. 33% van de studenten gebruikt YouTube voor educatieve doeleinden. (Bos, Kruiderink, & Landkroon, 2013).
3.3
Digitaal studeren
Studenten van het Domein DMCI ontvangen studiemateriaal zowel in print als digitaal. Het gaat hier om het klassieke studieboek, de papieren reader, maar ook om Pdf’s en online artikelen. Maakt het voor de studieresultaten iets uit of een boek of artikel op papier of als Pdf wordt aangeboden? In deze paragraaf wordt die vraag onderzocht aan de hand van onderzoeken die zijn uitgevoerd onder studenten. Het Publishinglab wil een voor studenten begrijpelijke serie
Anita de Groot Afstudeerscriptie
19
uitgaven maken en wil weten of dit op papier, digitaal of hybride uitgegeven moet worden. Daarom wordt de invloed van het format op het tekstbegrip hier toegelicht. 3.3.1 Digitaal bestuderen Het aandachtig lezen van een tekst op papier gaat makkelijker dan het aandachtig lezen van een digitale tekst. Dit heeft verschillende oorzaken. Het lezen en werken vanaf een verlicht (lcd) beeldscherm leidt sneller tot vermoeidheid, met name tot vermoeide ogen. (Jeong, 2012) Dit wordt sinds 2008 aangeduid met Computer Vision Syndrome (Yan, Hu, Chen, & Lu, 2008). Tekstbegrip In 2012 beschreven Mangen, Walgermo en Brönnick hun onderzoek ‘Reading linear texts on paper versus computer screen: Effects on reading Comprehension’. In dit onderzoek werd aan middelbare scholieren en tekst voorgelegd, waarna onderzocht werd hoe goed zij deze tekst begrepen. Scholieren die een digitale tekst als Pdf hadden gelezen, scoorden aanmerkelijk minder goed dan klasgenoten die dezelfde tekst in print lazen. Waar de scholieren vooral over struikelden was het heen en weer springen tussen de verschillende tabbladen met tekst en de test. Deze handelingen haalden de scholieren uit hun concentratie. (Mangen, Walgermo, & Brønnick, 2013). Door het ‘bedienen van de computer’. Blijft de lezer blijft zich sterker bewust van zijn omgeving en gaat daardoor minder op in het verhaal. Dit effect is sterker terug te zien bij het lezen van non-fictie dan bij fictie. (Mangen & Kuiken, 2014). Stoop, Kreutzer en Kircz komen tot een vergelijkbaar inzicht. Bij het bestuderen van een tekst gebruikt de lezer volgens hun, de tekst anders dan bij het lineair of ontspannen lezen. Er moeten tabellen en afbeeldingen vergeleken worden en tekstdelen herlezen worden, om de stof goed te begrijpen. Hier werkt papier nog steeds het overzichtelijkst en snelst. (Stoop, Kreutzer, & Kircz, 2013). Mangen en Kuiken stellen in hun onderzoek ‘Lost in an iPad, narrative engagement on paper and tablet’ dat de lezer tijdens het lezen van een tekst, een ruimtelijk tekstbeeld creëert. De lezer oriënteert zich binnen de tekst op basis van witregels, bladspiegels en globaal op aanwijsbare pagina: ‘het stond ongeveer op driekwart van het boek’. Binnen een digitale tekst ontbreken deze oriëntatiepunten, waardoor de lezer volgens Mangen en Kuiken (2014) overzicht verliest en de tekst minder goed begrijpt. Digitaal studeren met de voordelen van papier Er zijn manieren om de hierboven omschreven problemen te omzeilen. Het gebruik van een ereader benadert de leeservaring van papier en de lezer raakt minder snel vermoeid. (Mangen & Velay, 2014) (Jeong, 2012).Daarnaast kunnen, met de juiste software of apps, markeringen en aantekeningen gemaakt worden in een digitaal document. Rockinson, et.al. (2013) deden onderzoek naar studieprestaties onder studenten in de Verenigde Staten, waarbij een onderverdeling werd gemaakt naar studenten die een digitaal boek bestudeerden en studenten die een printversie bestudeerden. Rockinson stelt dat de mogelijkheid om digitaal markeringen en aantekeningen te maken, het tekstbegrip en de studeerbaarheid van digitale teksten aanzienlijk vergroot. Dit effect treedt vooral op wanneer de digitale tekst is bestudeerd vanaf een tablet of e-reader. Er was in die gevallen zelfs nauwelijks verschil aan te tonen met de
Anita de Groot Afstudeerscriptie
20
prestaties van studenten die vanuit een print boek studeerden. (Rockinson-Szapkiw, Courduff, Carter, & Bennet, 2013)
3.3.2 MIC-studenten en digitaal studeren Tussen augustus 2010 en maart 2011 is onder 81 studenten van de opleiding ‘Marketing, Media and Publishing’ een onderzoek uitgevoerd over het gebruik van digitale teksten als lesmateriaal. Dit onderzoek is uitgevoerd door Stoop, Kreutzer en Kircz. De studenten kregen een papieren studieboek, het studieboek als Pdf, of lazen het boek als Pdf vanaf een Irex e-reader (na 2011 niet meer geproduceerd). Studenten die de e-reader gebruikten vonden dat het gebruik van een Pdf als e-book geen enkele toegevoegde waarde had. Geen van de proefpersonen heeft de ereader gebruikt om zich voor te bereiden op het tentamen. De laptop groep vond het storend dat het niet mogelijk was om markeringen en aantekeningen te maken. Het werd teleurstellend gevonden dat het e-book geen multimediale extra’s waren bevatte. Een pluspunt was dat het eboek vanaf een centrale plaats was te downloaden en dus op meerdere plaatsen raadpleegbaar was. Ook werd de zoekfunctie binnen te tekst gewaardeerd en de klikbare inhoudsopgave. (Stoop, Kreutzer, & Kircz, 2013) Opvallend is dat een aantal e-readergebruikers alsnog het papieren boek kochten of het boek via de laptop lazen. Laptopgebruikers printten delen van het boek uit.
3.4
Samenvattend
Apparaten gebruik Uit de bovenstaande onderzoeken kunnen een aantal conclusies gevormd worden. Landelijk en ook onder UvA-studenten, is een toename te zien in het bezit van laptops, tablets en smartphones. Landelijk gezien hebben de groepen 13-19 en 20-34 respectievelijk 41% en 51% toegang tot een tablet. Van de UvA studenten bezit 27% bezit tablet, 59% hiervan gebruikt de tablet voor studie. Dit onderwerp is essentieel voor dit onderzoek. Het apparaat waarmee een digitale tekst bestudeerd wordt is van grote invloed op de mate waarin de tekst wordt begrepen. De ideale manier om een digitale tekst te bestuderen is vanaf een e-reader of tablet, waarmee digitaal aantekeningen en markeringen gemaakt kunnen worden. Over het bezit en gebruik van tablets onder DMCI-studenten zijn geen cijfers bekend en daarom zal het onderwerp ‘tabletgebruik’ worden opgenomen in het kwantitatieve deel van dit onderzoek: de enquête. Dit zal van grote invloed op de keuze van het format voor de Shorts. De onderzoeken onder UvA-studenten: ‘Digital natives onder de loep’ en onder MIC-studenten: ‘Reading and learning from screen versus paper’, zijn beide gepubliceerd in 2013. De digitale technologie verandert zeer snel, daarom is een actueler beeld nodig. Aan de DMCI-studenten daarom zal in de enquête gevraagd moeten worden hoe ze studeren: digitaal of vanaf papier. Op basis van de bovenstaande gegevens mag verwacht worden dat studenten een voorkeur voor papier uitspreken.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
4
21
Ontwikkelingen en voorbeelden van publicaties
In dit hoofdstuk wordt de doelstelling voor de serie Shorts aangescherpt. Er wordt uiteengezet hoe een wetenschappelijke publicatie kan worden gestructureerd dat het de leesbaarheid en begrijpelijkheid vergroot. Vervolgens worden voorbeelden van publicaties vanuit de lectoraten geanalyseerd, die in het merendeel gericht zijn op studenten. Dit moet leiden tot bruikbare elementen voor de serie Shorts. 4.1.1 Wetenschapscommunicatie Over wetenschappelijk onderzoek wordt gecommuniceerd door de onderzoekers maar ook door bijvoorbeeld
wetenschapsjournalisten,
schrijvers,
voorlichters
en
bloggers.
Wetenschapscommunicatie heeft als taak om lastige materie begrijpelijk aan een doelgroep over te brengen. De mogelijkheden zijn legio, denk aan televisieprogramma’s, wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke tijdschriften, de wetenschapsrubriek in landelijke dagbladen, columns in diezelfde dagbladen, boeken, blogs en vlogs. Een belangrijke stap bij het bepalen van de communicatievorm en –stijl, is het bepalen van de doelstelling van de communicatie. Het doel van de Shorts is te informeren, om studenten een informatie- of inspiratiebron te geven, die studenten kunnen gebruiken voor een eigen studieproject. De opdrachtgever stelt als eis dat de student een volledig beeld moet kunnen krijgen van het onderzoek. Deze doelstelling sluit lichtvoetige ‘leuk om te weten’ infotainment daarom uit. De Shorts moeten daarbij begrijpelijk zijn qua opzet en tone-of-voice. Om te bepalen welke vormen passend zijn voor deze communicatiedoelstelling, wordt nu omschreven wat een wetenschappelijke publicatie kenmerkt.
Daarna
wordt bekeken
op
welke manier
binnen het domein DMCI
onderzoeksresultaten worden uitgegeven door het PublishingLab en er wordt ook gekeken naar uitgaven van de lectoraten zelf, gericht op studenten. Dit hoofdstuk is een zoektocht naar bruikbare elementen voor de redactionele formule van de serie Shorts. 4.1.2 Leesbaarheid vergroten wetenschappelijke publicaties In 2004 publiceerden Sollaci en Pereira een onderzoek naar de wijze waarop over wetenschappelijke (medische) onderzoeken wordt gepubliceerd. Zij analyseerden hiervoor wetenschappelijke tijdschriften tussen 1935 en 1985. Oorspronkelijk werden wetenschappelijke onderzoeken lineair, ofwel verhalend beschreven. In de loop der tijd groeide de noodzaak van een herkenbare opbouw van een wetenschappelijke publicatie. Sollaci & Pereira constateerden dat sinds de jaren ’70 van de twintigste eeuw, de zogenaamde IMRAD structuur leidend is. IMRAD staat voor Introduction, Methods, Results and Discussion. Volgens Sollaci en Pereira is deze indeling aangejaagd door redacteuren, want een vaste en vertrouwde indeling vergroot de leesbaarheid van de tekst én de snelheid waarmee een tekst gelezen kan worden. Ze stellen verder dat in een groeiende stroom van informatie, de lezer door teksten bladert of ze scant om tot de voor hem/ haar nuttige informatie te komen. (Sollaci & Pereira, 2004). In 2004 werd al over een groeiende stroom informatie gesproken, in 2015 is deze stroom alleen maar groter geworden. Het mag daarom aangenomen worden dat de serie Shorts voor studenten, die standaard veel informatie tot zich moeten nemen, aantrekkelijk wordt wanneer de uitgave helder en herkenbaar gestructureerd is.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
22
Scanbaarheid Het Bates College informeert studenten over het schrijven van een wetenschappelijk paper in ‘The Structure, format, content and style of a journal-style scientific paper’ (2011). Het Bates college omschrijft het leesgedrag van studenten en onderzoekers bij het lezen van een wetenschappelijk paper. Het stelt dat de lezer een wetenschappelijk publicatie volgens een vaste volgorde doorneemt. De lezer ‘scant’ titels en leest globaal het ‘abstract’, dit is de korte samenvatting van het onderzoek waarmee het onderzoek in een notendop wordt geïntroduceerd. Vervolgens zal de lezer grafieken en illustraties zoeken in de resultaten (Bates College, 2011). De lezer verwacht dus grafieken aan te treffen. Het Bates college wijst ook op de gangbaarheid van het opnemen van een literatuurlijst. Net als Sollaci en Pereira legt het Bates college dus nadruk op de scanbaarheid van een tekst. In zijn paper ‘New ways of making academic articles easier to read’ belicht James Hartley (2012) de begrijpelijkheid van een wetenschappelijk paper. Zijn paper is gericht op onderzoekers en geeft handreikingen om duidelijker en leesbaarder te schrijven over onderzoek. Dit advies gaat verder dan ‘vermijd nodeloos ingewikkelde formuleringen’. Hartley bracht de huidige ontwikkelingen in kaart rond het schrijven van wetenschappelijke publicaties. Hij constateert dat de IMRAD in de praktijk is uitgebreid. Zo bevat het onderdeel Introduction veelal een overzicht van de auteurs en beschrijft het onderdeel ‘Discussion’ vooral de conclusies van het onderzoek. Om een onderzoek begrijpelijker te omschrijven, adviseert Hartley om het onderzoek te voorzien van context. Om wetenschappelijk publicaties leesbaarder en begrijpelijker te maken pleit Hartley er onder andere voor om aan de lijst van auteurs, de functies en de rol binnen het onderzoek toe te voegen. Een sterk gestructureerde introductie verhoogt het leesgemak. Daarnaast adviseert hij om opmerkingen voor het beroepsveld op te nemen in de introductie: ▫ Wat wisten we al over dit onderwerp? ▫ Wat voegt dit onderzoek toe? ▫ Welke gevolgen heeft dit voor de beroepspraktijk? Hartley is een voorstander van het gebruik van visualisaties, bijvoorbeeld om de gebruikte methodiek weer te geven in een stroomdiagram. Bij het gebruik van grafieken en tabellen zou functionaliteit zwaarder moeten wegen dan vormgeving. Om de scanbaarheid van de sectie ‘conclusies’ te vergroten kunnen bulletpoints worden gebruikt. (Hartley, 2012)
4.2
Voorbeelden vanuit de lectoraten.
Binnen het domein DMCI enkele uitgaven verschenen die gericht zijn op studenten en bewerkingen zijn van eerdere onderzoekspublicaties. In deze paragraaf wordt een selectie hiervan geanalyseerd. De analyse dient twee doelen. Het eerste doel is om elementen te identificeren die mogelijk bruikbaar zijn voor de serie Shorts. Het tweede doel loopt vooruit op het kwalitatieve deel van dit onderzoek en richt zich op de look & feel van deze uitgaven. Het betreft de volgende titels: Slimme systemen voor de toekomst (Kröse & Kanis, 2014) Innovation in Healthcare together with end users (Schot & Reitenbach, 2013) Society of the query Magazine, 10 artikelen over zoeken op het web (Rasch, M. (red.), 2014)
Anita de Groot Afstudeerscriptie
23
Unlike us Magazine (Stumpel, M. & Rasch, M. (red)., 2013) In deze analyse wordt nog een titel meegenomen, alhoewel deze niet specifiek op studenten is gericht. Deze uitgave behandelt een onderzoek dat is uitgevoerd door het CREATE-IT lectoraat Cross-media en het is uitgegeven door het PublishingLab. Het geeft een contrast met de hiervoor genoemde uitgaven, door de meer sobere vormgeving. Deze titel zal ook aan studenten worden voorgelegd om hun reacties te peilen. The Fashion Retailscape, innovations in Shopping. (van Vliet, Moes, & Schrandt, 2015)
4.2.1 Analyse voorbeelden De genoemde titels worden in dit deel geanalyseerd. Hierbij wordt gekeken naar wat de uitgaven beschrijven welke elementen in de uitgaven zijn opgenomen. Er wordt per uitgave gemeld in welk format de uitgave verkrijgbaar is. Vervolgens word omschreven wat de look & feel van de uitgave is. Hierbij wordt gekeken naar de hoeveelheid en de typen afbeeldingen die zijn opgenomen, naar het kleurgebruik en het papierformaat indien er sprake is van een printversie. Unlike us magazine Het ‘Unlike us Magazine’ is een uitgave van het lectoraat Institute of Network Cultures. Voor deze uitgave is een vertaalslag gemaakt om een eerdere, meer wetenschappelijke publicatie, toegankelijk te maken voor Hbo-studenten. Het Unlike us magazine is ontwikkeld als lesmateriaal. Het magazine is een bewerking en vertaling van de essaybundel ‘Unlike Us Reader’. Een selectie van deze essays zijn opgenomen
in
het
magazine
en
voorzien
van
vragen,
discussiepunten en wordt aan het eind van iedere essay een aantal leestips gegeven voor een ieder die dieper op het onderwerp wil ingaan, voorzien van links. Het digitale magazine is ontwikkeld voor de iPad of voor online gebruik. Het is ook beschikbaar als Pdf. Achteraf bleek het uitsluitend beschikbaar maken voor de iPad geen goede keuze te zijn geweest, het magazine is nauwelijks opgepikt door studenten of docenten. De vormgeving is redelijk sober, maar heeft een verzorgde fullcolour lay-out. De teksten zijn voorzien van video’s die voorbeelden geven van wat in de tekst is behandeld. De video’s zijn te zien door het aanklikken van een link in het digitale document. Omdat het lesmateriaal betreft, wordt dit voorbeeld niet aan studenten voorgelegd in de paperprototype test. Wel wordt met de redacteur Miriam Rasch gesproken. Slimme systemen voor de toekomst De uitgave ‘Slimme systemen voor de toekomst’ is een verslag van een onderzoeksproject dat is uitgevoerd door het CREATE-IT Healthlab. De uitgave is vergelijkbaar met ‘Innovation in Healthcare together with end users’ wat ook een uitgave is dat een onderzoek omschrijft van het Heath-lab. Hier wordt alleen ‘Slimme systemen’ omschreven. De uitgave bevat een beknopte introductie van het onderwerp en een uitleg over de samenwerkende partners. De manier waarop het onderzoek tot stand is gekomen en uitgevoerd wordt stap voor stap beschreven. er is ruim aandacht voor de rol van de onderzoekers, inclusief studenten. De ontwikkelde producten worden omschreven
Anita de Groot Afstudeerscriptie
24
en de gevolgen voor de beroepspraktijk worden toegelicht. De uitgave bevat ook een overzicht van publicaties die eerder over het onderzoek zijn verschenen. De toon is erg informeel met titels als ‘wat hebben we nu geleerd?’ Wat aan deze uitgave verder opvalt is dat het onderzoek sterk van een context voorzien wordt en zo de theorieën van James Hartley in de praktijk brengt. Daarom biedt deze uitgave elementen die opgenomen zullen worden in het paperprototype, zodat gemeten kan worden hoe studenten deze context zullen waarderen. Slimme systemen is verschenen als boekje, en als Pdf gratis te downloaden van de website. De uitgave is rijkelijk geïllustreerd. Het bevat 114 afbeeldingen verdeeld of 46 pagina’s. Slimme Systemen geeft toegang tot video’s via QR-codes die gescand kunnen worden met app op een smartphone of tablet. De toelichting bij de QR-code is karig ‘De QR-code leidt naar meer verborgen informatie en filmpjes’. De afbeeldingen tonen een aantal maal feestende onderzoekers. Het is de vraag hoe studenten dit waarderen, daarom zal deze uitgave aan studenten worden voorgelegd.
The Fashion retailscape: Innovations in shopping Deze uitgave is een weergave van cross-mediale ontwikkelingen in de modedetailhandel en geeft een prognose voor de toekomst. De uitgave is een weergave van onderzoek dat is uitgevoerd door het CREATE-IT lectoraat Cross-media. Het boek is ingedeeld op onderzoeksthema’s en omschrijft bevindingen, ontwikkelingen en conclusies. De uitgave is verschenen in boekvorm, als Pdf en ook als ePub (gangbaar formaat voor e-books) te downloaden. De papieren versie is een driekleurendruk, iets groter dan A5-formaat met ongeveer evenveel grafieken als afbeeldingen. Het boek is in het Engels verschenen en op zakelijke toon geschreven. Door het contrast met de vorige titel is besloten dit boek voor te leggen aan studenten, om te kunnen achterhalen of studenten deze look & feel waarderen.
4.2.2 Conclusies literatuur en voorbeelden De omschrijvingen van Sollaci & Pereira, het Bates College en James Hartley zijn onderling vergeleken, hieruit zijn bruikbare tips naar voren gekomen over het leesbaar en scanbaar structureren van een wetenschappelijke publicatie. Dit leverde bruikbare elementen op die passen in de redactionele formule voor de serie Shorts. De voorbeelden vanuit het domein DMCI leverden elementen op die de onderzoeken van een context voorzien. Wat deze voorbeelden goed laten zien is dat het om praktijkgerich tonderzoek gaat. De ontwikkelde producten komen aan bod in de onderzoeksresultaten. Tezamen levert dit de volgende elementen op: Introductie van het onderzoeksonderwerp ▫ Introductie van hoe onderzoek tot stand is gekomen, bijvoorbeeld via een speciaal opgezette projectgroep ▫ Introductie onderzoekers met foto en achtergrond ▫ Rol van (onderzoeks)studenten Introductie stand van zaken van toen het onderzoek van start ging Onderzoeksdoelstellingen Onderzoeksmethoden
Anita de Groot Afstudeerscriptie
25
Deelonderzoeken en deelprojecten binnen het onderzoek Onderzoeksresultaten: conclusies, aanbevelingen, vervolgonderzoeken Onderzoeksresultaten: producten, kennis Publicaties die eerder over het onderzoek zijn verschenen Verwijzing naar verwante literatuur voor wie meer wil weten (literatuurlijst) Look & Feel De gekozen look & feel verschilt per doelstelling van de uitgave. Het dunne boekje, Slimme Systemen, dat gericht is op studenten, is informeel van toon en kleurrijk geïllustreerd. Het lesmateriaal en het boek met de conclusies van het onderzoeksproject ‘The Fashion retailscape’ zijn soberder vormgegeven. Het is interessant om te achterhalen welke look & feel studenten zullen verkiezen. Het literatuuronderzoek waarmee het hoofdstuk begon, onderstreepte het belang van grafieken en tabellen. Format De analyse levert een aantal formats op. Eén uitgave is specifiek ontwikkeld voor de iPad en voor online gebruik. Eén uitgave is verschenen als boek en als e-book. Eén is een dun boekje, bijna als een brochure. De uitgaven zijn allemaal als Pdf beschikbaar. In twee gevallen is er sprake van multimedialiteit door de toevoeging van video’s. In een geval via hyperlinks in het digitale bestand, in het tweede (papieren) geval als QR-codes die middels een Smartphone of tablet bekeken kunnen worden. De optie om QR-codes voor dit doel in te zetten is interessant om aan studenten voor te leggen. De bovengenoemde voorbeelden worden meegenomen in de paperprototype test. Zo wordt achterhaald hoe studenten deze elementen waarderen. Dat brengt het onderzoek weer een stap dichterbij de redactionele formule. Ook inzichten over de look & feel worden meegenomen naar de test. De gevonden formats worden opgenomen in de enquête om te achterhalen welke studenten zouden willen gebruiken.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
5
26
Distributie
In dit hoofdstuk wordt behandeld via welke kanalen de serie Shorts verspreid zou moeten worden, om bij de doelgroep terecht te komen. In eerste instantie wordt een inventarisatie gemaakt van de gebruikte distributiekanalen, vervolgens worden criteria geformuleerd. Aan de hand van deze criteria worden de bruikbaarste distributiekanalen aangewezen.
5.1
Wetenschappelijke hybride publicatie
Omdat de serie Shorts praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek zal gaan beschrijven, is het interessant om te kijken naar de stand van zaken rond uitgeven in de academische wereld. Hoe exotisch is hybride? Wereldwijd beschikken universiteiten over eigen uitgeverijen die onder andere onderzoeksresultaten in boekvorm uitgeven. De trend die te zien valt is dat universiteitsuitgeverijen veelal hybride publiceren, zij het in het in een basale vorm: een boek wordt ook als e-book uitgegeven of als Pdf. Dit is bijvoorbeeld te zien bij de boekenwebwinkels van Oxford University press en MIT press (Massachusetts Institute of Technology). Iets dichter bij huis zien we dat de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit boeken in een webwinkel aanbieden als printversie, e-book of via Printing on Demand. Dit is een methode waarin boeken op zeer kleine schaal uitgegeven kunnen worden. Een digitaal bestand (boek) kan zelfs per stuk in boekvorm geprint worden.
5.2
De distributie binnen het domein DMCI
Het domein DMCI kent jammer genoeg geen centrale webwinkel waar alle boeken en publicaties die vanuit het domein zijn verschenen te bemachtigen zijn. Daarom wordt in dit onderdeel gezocht naar distributiekanalen binnen waarlangs de serie, die de werktitel ‘Shorts’ heeft gekregen, verspreid kan worden. 5.2.1 Open Access In 2005 hebben Nederlandse Hogescholen en universiteiten de Berlin Declaration ondertekend. (openaccess.nl, z.j.) De Berlin Declaration omvat het streven om wetenschappelijke kennis, cultreel erfgoed, maar ook content en software open toegankelijk te maken. (Max Planck Gesellschaft, 2003-2015) De Hogeschool van Amsterdam is een medeondertekenaar van deze verklaring en draagt deze Open Access visie ook uit. Volgens Open Access.nl biedt Open Access mogelijkheid om zichtbaarheid van onderzoeksoutput te maximaliseren. Hierdoor wordt de kans vergroot dat onderzoeksresultaten worden opgepikt en toegepast. Open Access betekent dat onderzoeksoutput gratis, online en direct beschikbaar is, zonder de strenge restricties die door uitgevers worden opgelegd. (openaccess.nl, z.j.) Als onderdeel van de HvA onderschrijft het PublishingLab deze gedachte en dat stelt de eis van vrije toegankelijkheid aan de serie Shorts. 5.2.2 Open Access databanken voor het Hbo De HvA bibliotheek verzamelt onderzoeks- en onderwijsproducten en publiceert deze in Open Access databanken, zoals Narcis, de HvA-kennisbank en de HBO-kennisbank. De HBO-kennisbank is het resultaat van het samenwerkingsverband tussen hogeschoolbibliotheken, hogescholen en
Anita de Groot Afstudeerscriptie
27
SURF: de ICT-samenwerkingsorganisatie van het Nederlands hoger onderwijs en onderzoek. (SURF, z.j.) ‘De HBO-kennisbank biedt Open Access toegang tot resultaten van onderzoek aan hogescholen en maakt deze beschikbaar voor hergebruik’. (HBO-Kennisbank, z.j.) De HBOkennisbank bevat naast de publicaties vanuit de hogescholen ook scripties van hogeschoolstudenten die met een zeven of hoger zijn beoordeeld. De publicaties zijn in meerderheid gratis als Pdf te downloaden. Gebruik door studenten Studenten hebben vrije toegang tot deze databanken. Het is niet bekend in welke mate studenten ook daadwerkelijk gebruik maken van deze databanken. Voor het domein DMCI zal de HBO-kennisbank de meest voor de hand liggende keuze zijn. Deze databank bevat een zogenaamde scriptiebank. Studenten die zich op hun afstuderen willen voorbereiden zullen deze databank raadplegen. Het zou daarmee een bruikbaar distributiekanaal voor de serie Shorts zijn. Omdat er geen cijfers bekend zijn om dit te verifiëren, zal dit onderdeel worden opgenomen in de enquête.
5.3
Ontsluiting via de websites van hogescholen
Hogescholen verspreiden de resultaten van hun onderzoeken ook via websites van de lectoraten, mede vanuit de Open Access optiek. In dit deel wordt omschreven hoe die verspreiding er binnen het domein DMCI uitziet. Deze wijze is vrij representatief voor hogescholen. Het toont met welk gemak de DMCI-student onderzoeksresultaten van lectoraten zou kunnen vinden en daarmee of hier bruikbare kanalen zijn te vinden om de Shorts langs te verspreiden.
project
CREATE-IT Pagina Lectoraat project
project
Eigen externe site Lectoraat
project
project project
Figuur 5 Structuur websites
Figuur Structuur Websites toont een schematische weergave van de websites waarop lectoraten hun publicaties verspreiden. CREATE-IT heeft per lectoraat pagina’s ingesteld met daarop informatie over het lectoraat en de onderzoeken. Een aantal lectoraten heeft een eigen externe pagina en gebruikt de CREATE-IT pagina niet of nauwelijks. Hierdoor zijn de vindplaatsen voor de publicaties sterk versnipperd. Het wordt voor studenten moeilijk en tijdrovend om snel een overzicht te krijgen van onderzoeksresultaten van lectoraten.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
5.4
28
Formats en distributie via het PublishingLab
Het PublishingLab bestaat nog niet heel lang, maar heeft al wel wat titels uitgegeven. De website van het PublishingLab fungeert deels als platform waarlangs de publicaties verspreid worden.
Figuur 6 Screenshot PublishingLab Publicaties
De site verwijst ook naar andere platforms waar de publicaties te verkrijgen zijn. De publicaties die het PublishingLab verzorgt worden in principe hybride uitgegeven. Deze zijn dan beschikbaar als: Geprint boek, gratis af te halen bij de lectoraten Pdf, gratis te downloaden vanaf de website Printing on Demand via Lulu. Via de Lulu website is tegen betaling een exemplaar te bestellen, bet boek wordt binnen enkele werkdagen geleverd. ePUB: een gestandaardiseerd format voor e-books. Gratis te downloaden van de website. online leesbare versie via ISSUU, gratis en zonder dat een account nodig is online leesbare versie via Scribd als online weergave van een Pdf. Om te kunnen downloaden moet een betaald account aangemaakt worden. Dit kost rond de $9,- per maand, maar is gratis wanneer de gebruiker met grote regelmaat kwaliteitscontent uploadt. (Scribd, z.j.) De verschillende formats zijn weergegeven door middel van een klein logo, een uitleg over het gebruik van het format wordt niet gegeven.
Figuur 7 Screenshot logo's
Anita de Groot Afstudeerscriptie
5.5
29
Conclusies over distributiekanalen
Nederlandse Hogescholen, waaronder de HvA streven Open Access publicatie na en dat heeft geleid tot Open Access databanken waarin publicaties vanuit de HvA te vinden zijn. Deze databanken zijn voor studenten toegankelijk. Of ze ook door studenten worden gebruikt zal moeten blijken uit de enquête. De websites van de lectoraten zijn ook open en toegankelijk, maar de informatie staat er te zeer verspreid om snel een overzicht te kunnen krijgen van onderzoekspublicaties. Het PublishingLab gebruikt te eigen website als platform om publicaties te verspreiden en doet dat in verschillende formats. De inventarisatie van al deze distributiekanalen die binnen het domein ingezet worden, levert enkele mogelijkheden op voor de verspreiding van de serie Shorts. Er zijn criteria aan te verbinden, die gevalideerd zullen moeten worden door studenten, via fieldresearch, om harde criteria te kunnen worden. Open en vrij toegankelijk zijn vanuit de Open Access gedachte. Eenvoudig vindbaar zijn voor studenten, bij voorkeur (via een verwijzing) op de lectoraatpagina/ homepage van het PublishingLab De papieren versie dient eenvoudig te bestellen zijn, bij voorkeur (via een verwijzing) op de lectoraatpagina/ homepage van het PublishingLab Het digitaal bestand zou online te lezen moeten zijn zonder dat een account aangemaakt moet worden
Anita de Groot Afstudeerscriptie
6
30
Resultaten kwantitatief onderzoek: de enquête
Het kwantitatief onderzoek bestond uit een enquête die is afgenomen onder de doelgroep: de DMCI-studenten. totaal hebben 369 studenten de enquête ingevuld waarmee een betrouwbaarheid van 95% procent is behaald.
6.1
Resultaten van kwantitatief onderzoek
Hieronder volgen de resultaten van de enquête, op volgorde van de vragenlijst. Welke opleiding volgen de respondenten en in welk studiejaar zitten ze? Figuur 8 toont de verdeling van de respondenten per opleiding. De verdeling van de respondenten per opleiding is een goede afspiegeling van het aantal ingeschreven studenten per opleiding, zoals is weergegeven Figuur 9 toont de verdeling van de respondenten per studiejaar. De studiejaren een en twee zijn sterk vertegenwoordigd, deze studiejaren hebben dan ook de meeste contacturen. In het derde jaar lopen studenten stage of volgen een minor en zijn daardoor nauwelijks aanwezig op school. In het vierde jaar zijn studenten aan het afstuderen en hebben nauwelijks tot geen colleges.
RESPONDENTEN PER OPLEIDING AMFI 17%
MIC 36%
HBO-ICT 13%
CO 15%
CMD 19%
Figuur 8 Respondenten per opleiding (AdG)
VERDELING PER STUDIEJAAR jaar 4 13% jaar 3 8%
jaar 1 42%
jaar 2 37%
Figuur 9 Verdeling per studiejaar
Hoe lezen studenten digitale informatieve teksten(e-magazine, krant, e-book)? Figuur 6 Digitaal lezen door studenten (AdG) toont de verschillen in apparaten die gebruikt worden om digitaal informatieve teksten van meer dan 1500 woorden te lezen. In deze tabel wordt het verschil in gebruik voor studie of in de vrije tijd zichtbaar gemaakt.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
31
Studie 100%
Vrije tijd
90%
90% 80%
84%
72%
70% 60%
47%
50% 40%
29%
30% 20%
12% 15%
13%
10%
9%
3% 4%
11%
0% Desktop
Laptop
Tablet
Smartphone
E-reader
Papier, uitgeprint
Figuur 10 Digitaal lezen door studenten (AdG)
De laptop wordt het meest (72%) gebruikt om digitale studieteksten te lezen, 13% van de respondenten gebruikt hiervoor een tablet. Het verschil is groot in apparaatgebruik om digitaal te lezen voor de studie of in de vrije tijd. Er zijn twee grote uitschieters: 84% leest in de vrije tijd vanaf een smartphone, 90% vanaf de laptop. Deze cijfers komen sterk overeen met de cijfers van de jaarlijkse Media Standard Survey (NLO, NOM, SKO, 2015). 29% leest in de vrije tijd vanaf een tablet, 4% gebruikt een e-reader. Van de UvA-studenten beschikt 27% over een tablet en 6% over een e-reader, deze cijfers liggen niet ver van elkaar verwijderd. De resultaten over het gebruik van apparaten komt daarmee sterk overeen met het landelijke gemiddelde en met UvA-studenten. Wat is de houding van studenten ten opzichte van digitaal lezen? Al geeft 40% van de studenten aan volledig gewend te zijn aan het lezen van digitale teksten, 62% is sneller afgeleid en 54% vindt het vermoeiend. De vraag over mediumkeuze liet zien dat 47% van de respondenten aangeeft alle digitale studieteksten uit te printen. Deze vragen gaan over wetenschappelijk onderzoek en de lectoraten van het domein DMCI. In 2013 bleek dat 70% van de Nederlandse studenten niet bekend was met lectoraten (ISO, 2013) Hoe zit dat in 2015 binnen het domein DMCI? Ik weet welke lectoraten er zijn binnen het domein DMCI helemaal eens
3,8%
eens
3,0%
niet eens/ niet oneens
7,0%
oneens
11,4%
volledig oneens
74,8%
Tabel 3bekendheid lectoraten (AdG)
Anita de Groot Afstudeerscriptie
32
6,8% zei wel te weten welke lectoraten er bestaan binnen het domein. 86,2% was het met de stelling oneens of volledig oneens. Studenten van de opleidingen HBO-ICT zijn het best bekend met de lectoraten: 17% is het eens met de stelling. Aan deze opleiding is dan ook het langst van alle opleidingen een lectoraat verbonden. Van de opleiding communicatie is niemand (!) het eens met de stelling. De overige opleidingen schommelen tussen de 5% en 7%. Onder de vierdejaars studenten zijn de lectoraten het meest bekend: 15% is het helemaal eens of eens met de stelling: ‘Ik weet welke lectoraten er zijn binnen het domein’. 6,5% van de derdejaars is het eens of helemaal eens, 6% van de tweedejaars en 5% van de eerstejaars. Studenten zijn dus pas laat in hun studie op de hoogte van de lectoraten. Ik heb wel eens een onderzoek gelezen van een lectoraat helemaal eens
3,5%
eens
3,3%
niet eens/ niet oneens
4,9%
oneens
18,4%
volledig oneens
69,9%
Tabel 4 Onderzoek gelezen (AdG)
Slechts 6,8% gaf aan wel eens een onderzoek te hebben gelezen. 87,4% van de respondenten was het met deze stelling oneens of volledig oneens. 17% van de HBO-ICT studenten aan wel eens een onderzoek te hebben gelezen. De overige opleidingen schommelen rond de 6%. Niemand (0%) van de CO studenten heeft ooit een onderzoek gelezen. Het beeld dat studenten pas laat in hun opleiding in met lectoraten in aanraking komen wordt versterkt wanneer wordt gekeken naar welke studenten wel eens een onderzoek hebben gelezen. Dit schommelt voor alle studiejaren rond de 5% tot 6%, met uitzondering van de vierdejaarsstudenten, hiervan heeft 13% wel eens een onderzoek gelezen. Bij deze stelling gaven een aantal studenten aan misschien wel eens een onderzoek te hebben gelezen, maar dat ze zich dat in ieder geval niet bewust waren. Dit blijkt een belangrijke opmerking te zijn. Zoals gezegd zijn de enquêtes afgenomen op de verschillende opleidingslocaties. Op al deze locaties hangen beeldschermen die DMCI-mededelingen tonen, waaronder aankondigingen van de lectoraten. De studenten zaten allemaal in een omgeving waar via beeldschermen en posters berichten van de lectoraten en labs waren te zien. Toch gaven studenten in grote meerderheid aan niet bekend te zijn met de lectoraten. Ik gebruik altijd wetenschappelijke bronnen voor mijn werkstukken helemaal eens
9,5%
eens
41,7%
niet eens/ niet oneens
29,5%
oneens
11,9%
Anita de Groot Afstudeerscriptie
33
volledig oneens
7,3%
Tabel 5 Gebruik wetenschappelijke bronnen (AdG)
Wetenschappelijke bronnen worden aan studenten aangereikt als studiemateriaal en dus zouden alle studenten met regelmaat wetenschappelijke bronnen gebruiken. Toch geeft in totaal maar 51% van de studenten aan het eens of helemaal eens te zijn met de stelling ‘Ik gebruik altijd wetenschappelijke bronnen voor mijn werkstukken’. Het percentage studenten dat het ‘wel/niet eens’ was met de stelling, is hoog. Op de vraag wat de studenten zouden gebruiken om aan medestudenten uit te leggen waar onderzoek X van lectoraat Y over gaat, kiest 14% van de studenten voor de originele academische publicatie.
GEBRUIK WETENSCHAPPELIJKE BRONNEN Ja
51
HBO-ICT
50
29
16
30
23
46
CMD
AMFI
neutraal
56
MIC CO
Nee
30
19
33
17
29
25
46
Figuur 11 Gebruik wetenschappelijke bronnen per opleiding (AdG)
Zoals Figuur 11 laat zien geven MIC-studenten het vaakst aan gebruik te maken van wetenschappelijke bronnen. CMD, HBO-ICT en AMFI zijn alle drie opleidingen waar producten ontwikkeld worden, dit zou een verklaring kunnen zijn waarom deze richtingen minder gebruik maken van wetenschappelijke bronnen. Van de MIC-studenten geeft 56% aan gebruik te maken van wetenschappelijke bronnen, tegenover 46% van de CO studenten.
Stel je voor dat je aan medestudenten snel zou moeten uitleggen waar onderzoek x van lectoraat y over gaat, wat zou je daarbij willen gebruiken? Op deze vraag konden meerdere antwoorden worden gegeven.
Format
%
aantal
geantwoord academische publicatie
13,8%
boekje
30,7%
keer
Anita de Groot Afstudeerscriptie
34
boekje als Pdf
11,6%
digitaal doc video's en links
32,9%
minicollege YouTube
51,4%
digitaal met markeren
18,2%
Tabel 6 Gekozen format (AdG)
In welke vorm moeten de Shorts verschijnen als het doel is om snel informatie te vergaren? De minst populaire vorm is een Pdf versie van het boek. Dit komt volledig overeen met de deskresearch resultaten. Het populairst is het minicollege op YouTube. Dit steekt met kop en schouders boven de andere formats uit, 50% kiest hiervoor. Dit is hoger dan wat verwacht werd aan de hand van de cijfers over UvA-studenten, daar gebruikte 33% YouTube voor studiedoeleinden. Het verschil wordt wellicht veroorzaakt doordat aan HvA-studenten naar een heel specifiek gebruik is gevraagd: het kijken van een minicollege. Het PublishingLab wil voor DMCI studenten een serie uitgaven gaan maken, die kort iets vertellen over onderzoeken die lectoraten hebben uitgevoerd. Wat is je eerste gedachte bij dit idee? heel interessant
4,1%
interessant
37,7%
wel/ niet
36,0%
matig interessant
19,5%
niet interessant
2,7%
Tabel 7 Interesse in Shorts (AdG)
42% van de studenten vindt dit een interessant tot heel interessant idee. Als deze uitgaven zowel digitaal als in boekvorm verschijnen: waar zou je deze uitgaven willen vinden? Op deze vraag konden meerdere antwoorden gegeven worden. Aantal
keer
genoemd HvA bibliotheek
189
%
van
%
respondenten
antwoorden
52,9%
22,3%
HBO Kennisbank
56
15,7%
6,6%
Océ Shop/ Weblisher
20
5,6%
2,4%
via docent
39
10,9%
4,6%
DMCI website
301
84,3%
35,5%
website lectoraten
52
14,6%
6,1%
Twitter/ Facebook
129
36,1%
15,2%
loop langs lectoraat
8
2,2%
0,9%
mailinglist
53
14,8%
6,3%
Tabel 8 Distributie (AdG)
Anita de Groot Afstudeerscriptie
35
Vindplaatsen 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
1
2
3
4
Figuur 12 Logische vindplaats per studiejaar (AdG)
Studenten zouden vooral zoeken via de DMCI website: 84%, de HvA-bibliotheek: 52% of via Facebook en twitter: 36%. 11% van de studenten zou de Shorts via een docent willen ontvangen, een student noemde hierbij specifiek de Studie Loopbaan begeleider. De volledige uitwerking is terug te vinden in bijlage 4. Figuur 12 toont de vindplaatsen die zijn aangewezen per studiejaar. Voor 37,5% van de vierdejaarsstudenten zouden de werkruimtes van de lectoraten een logische distributieplek zijn. Een mailinglist zou goed werken voor eerstejaarsstudenten, maar de derdejaarsstudent wil daar niets van weten. Ben je bereid voor een uitgave te betalen en zo ja: hoeveel? De serie Short zal niet met winstoogmerk verkocht worden, maar deze vraag weegt of de student bereid is om een uitgave tegen kostprijs aan te schaffen. Dat studenten bereid zijn te betalen houdt ook de optie ‘Printing on Demand’ open. De uitgave in boekvorm (boekje) Studenten zijn best bereid een klein bedrag te betalen voor de uitgaven, al is het een minderheid. De bereidheid en het bedrag is groter voor het boekje dan voor een e-book en zeker groter dan voor en digitaal document met video’s en links naar achtergrondinformatie. Format
Niet bereid te betalen
Vaakst gekozen bedrag:
Uitgave in boekvorm
38%
27% 3,00 en 5,95
E-book
61%
25% 0,25- 2,95
Digitaal document met
64%
19% 0,25 – 2,95
(boekje)
links en video’s Tabel 9 Bereidheid te betalen per format
Anita de Groot Afstudeerscriptie
36
6.1.1 Opmerkingen van studenten De aanvullende opmerkingen die studenten maakten zijn ingedeeld op thema. Promotie/ verspreiding Responsive website lijkt me noodzakelijk. Misschien d.m.v. infographics de aandacht nog meer trekken? Het moet zo laagdrempelig worden aangeboden, dus Social Media is zeer goed! Maak misschien een databank site waar alles te vinden is voor HvA studenten Denk dat op de HvA-site het handigst is omdat je zo sneller een grote groep bereikt. Door toe te voegen aan de boekenlijst aan het begin van het jaar en deze uit te delen tijden de eerste sla les denk ik dat er meer studenten over te weten komen en er bereid voor zijn om te betalen. Zoek een balans tussen het aantal digitale en non-digitale uitgaves. Print boekjes uit om uit te delen en lok ze daarmee voor een mailinglist. Opmerking: Ik heb interesse in een mailinglist als je per onderwerp kan intekenen. 'We moeten al veel betalen, dus los van dat ik het interessant vind; betalen voor dat soort dingen doe ik bijna nooit'. Behoefte aan Shorts Als ik een e-book zou kopen zou het handig zijn als ik van te voren weet of het relevant voor mij/ mijn opdracht zou zijn. Als het relevant is voor mijn studie Misschien als er van tevoren een duidelijk overzicht van de inhoud kan worden gegeven, dan weet je wat je kunt verwachten Lectoraten Studenten hebben geen idee wat een lectoraat is. Informeren dat lectoraten bestaan en dat ze onderzoek uitvoeren is denk ik het belangrijkste De vraag of ik zou willen betalen kan ik niet echt bepalen, omdat ik het nut van lectoraten zelf nog niet heb ondervonden. Misschien als ik het nut heb ervaren dat ik het wil en dus bereid ben te betalen. Printen Wij printen op AMFI alles uit om in ons proces boek te plakken en om keuzes aan leraren te kunnen uitleggen 'Ik print alles uit want dan kan ik arceren'
6.2
Conclusies enquête
Mediagebruik Studenten maken vooral gebruik van de laptop om digitale teksten te lezen, zowel voor de studie als in de vrije tijd. De laptop wordt nog vaker ingezet om digitale teksten in de vrije tijd te lezen. 40% van de studenten aan volledig gewend te zijn aan het lezen van digitale teksten, maar 62%
Anita de Groot Afstudeerscriptie
37
is sneller afgeleid en 54% vindt het vermoeiend. 47% van de studenten zegt alle digitale studieteksten uit te printen. Dat het laptopgebruik hoog is, is niet verwonderlijk. Studenten aan het domein DMCI zijn verplicht in het bezit te zijn van een laptop. Slechts 13% van de studenten gebruikt een tablet om digitale studieteksten te lezen en 3% gebruikt een e-reader. Deze cijfers zijn laag vergeleken met tabletgebruik onder UvA-studenten, al is de vraagstelling in deze enquête anders dan die in de enquête onder UvA-studenten. Daar werd gevraagd of studenten gebruik maken van, hier werd aan studenten gevraagd of ze digitaal lezen met de tablet. Dat is een aanscherping op het gebruik. Deskresearch liet al zien dat het gebruik van een tablet of e-reader waarbij het mogelijk is om digitale markeringen aan te brengen, sterk bijdraagt aan het tekstbegrip. Het tekstbegrip is lager wanneer een Pdf gelezen wordt vanaf een laptop of desktop. Daarom is het geen goed teken dat het tablet gebruik (inclusief e-reader) met 16% afsteekt tegen de 70% van de laptop en 12% desktop. Een student zei alles uit te printen om markeringen te kunnen maken. Hieruit mag geconcludeerd worden dat niet alle studenten op de hoogte zijn van de mogelijkheid om digitale markeringen te kunnen aanbrengen. Lezen over onderzoek 51% van de studenten gaf aan wetenschappelijke bronnen te gebruiken, maar er is niet geverifieerd wat studenten onder een wetenschappelijke bron verstaan. Voor de ontwikkeling van de Shorts mag ervan worden uitgegaan dat, zeker eerste- en tweedejaarsstudenten nog niet heel vertrouwd zijn met wetenschappelijke publicaties, dit bevestigd de aanname van de opdrachtgever en zal in de Shorts aandacht moeten krijgen. De opdrachtgever vermoedde tevens dat onderzoeksresultaten van lectoraten nauwelijks bij studenten terechtkwamen. Dit vermoeden is nu bevestigd: 86% van de studenten weet niet welke lectoraten aanwezig zijn binnen het domein, 87% heeft nooit een onderzoek van een lectoraat gelezen. Studenten raken pas laat in hun opleiding betrokken bij lectoraten. Dit gebeurt dan via minoren, excellentieprogramma’s, via stages of als afstudeerder. Onder de vierdejaars studenten zijn de lectoraten het meest bekend: 15% is het helemaal eens of eens met de stelling: ‘Ik weet welke lectoraten er zijn binnen het domein’. 6,5% van de derdejaars is het eens of helemaal eens, 6% van de tweedejaars en 5% van de eerstejaars. Studenten raken dus pas laat in hun opleiding op hoogte van het bestaan van lectoraten. Deze twee onderwerpen samen geven een inkijkje over in hoeverre studenten vertrouwd zijn met lezen over onderzoeken. Dit lijkt onder DMCI-studenten vooralsnog geen gesneden koek te zijn. Dit zal aandacht moeten krijgen in de Shorts. Distributie Eerstejaarsstudenten denken de Shorts via een mailinglist te vinden, via een docent of de DMCIwebsite. Vierdejaarsstudenten zoeken via de HBO-kennisbank, lopen langs het lectoraat of gaan langs de Océ Shop/ Weblisher. Er wordt dus digitaal en fysiek gezocht. 22,3% van de studenten zou de Shorts zoeken via de HvA-bibliotheek. Dit betekent dat de Shorts via de HvA-bibliotheek website gevonden zou moeten kunnen worden, zowel voor een papieren versie als digitaal.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
38
Het is goed denkbaar dat docenten voor studenten een rol kunnen spelen bij het onder de aandacht brengen van de Shorts, denk aan de docent-onderzoeker. Een student noemde specifiek de Studie Loopbaan Begeleider. Bereidheid te betalen Studenten zijn bereid een klein bedrag voor de Shorts te betalen. De Shorts zullen niet met winstoogmerk verkocht worden, maar misschien in de papieren versie wel tegen kostprijs. Dat studenten bereid zijn iets te betalen, houdt de optie voor Printing on Demand open.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
7
39
Resultaten Kwalitatief onderzoek: Paper prototyping test
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de paperprototype test uiteengezet. Het hoofdstuk begint met een beschrijving van de ontwikkeling van het paperprototype en laat zien welke keuzes zijn gemaakt op basis van de resultaten van deskresearch en de enquête. In dit kwalitatieve deel van het onderzoek wordt naar antwoorden gezocht op de volgende vragen: Wat zouden studenten willen lezen? Hoe zouden studenten willen lezen? Welke Look & Feel is volgens studenten passend voor de serie? Wat is een geschikte tone of voice voor de serie? Deze vragen worden beantwoordt aan de hand van een paperprototype die is opgezet en vormgegeven zoals een individuele Short er uit zou kunnen komen te zien.
7.1
Het paperprototype
Uit de enquête rolde de voorkeur van DMCI-studenten voor bepaalde formats. De grote winnaars waren een video op YouTube, een multimediaal bestand met video’s en links naar achtergrondinformatie en de uitgave in printvorm, dus op papier. Deskresearch leverde elementen op die kunnen leiden tot een redactionele formule. In dit deel van het onderzoek wordt gekeken hoe deze elementen door studenten worden gewaardeerd. De geïnventariseerde elementen zijn: Introductie van het onderzoek: wat wordt er onderzocht Auteurs/ onderzoeksteam Introductie van het Lectoraat Introductie van het kenniscentrum Voorgeschiedenis van het onderzoek: het theoretisch kader Onderzoeksmethoden Projecten binnen het onderzoek Resultaten Effecten van de resultaten op de beroepspraktijk (niet opgenomen in prototype) Conclusies Publicaties die eerder over het onderzoek zijn verschenen Verklarende woordenlijst Studenten gaven aan de Short ook in papieren vorm willen gebruiken. Dat roept de vraag op hoe een video opgenomen kan worden in een papieren versie. In de paperprototype-test zal aan studenten gevraagd worden of ze QR-codes zouden gebruiken. Deze Quick Response codes, kunnen gescand worden via diverse Apps op Smartphones en leiden zo naar een specifieke website of videokanaal.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
40
7.1.1 Look & Feel voor paperprototype De paperprototype test wordt ook ingezet om de contouren voor de look & feel te bepalen. Het prototype is op A5 formaat gemaakt en voorzien van een kartonnen kaft (kraft). Het lettertype komt voort uit de huisstijl van het PublishingLab (Riphagen, PublishingLab, styleguide, 2015).
7.2
Uitvoering van de paperprototype test
Bij de paperprototype test is kregen studenten een casus voorgelegd. Er werd aan ze gevraagd zicht te verplaatsen in een student die een werkstuk moest schrijven over digitaal educatief materiaal. De vraag was of de Short (paperprototype) hierbij van nut was. Hoe bruikbaar de Short voor studenten was, is via een halfgestructureerde vragenlijst onderzocht. De volledige vragenlijst en de opzet van het onderzoek zijn in de bijlagen opgenomen als bijlage 7. De geluidsopnamen zijn bijgevoegd op USB-stick. Het ontwikkelde paperprototype is ook in de bijlagen opgenomen. Voor de paperprototype test zijn ook drie voorbeelden (papieren versies) gebruikt om de look & feel te beoordelen. Deze zijn in hoofdstuk 4 besproken. Slimme Systemen voor de toekomst (Kröse & Kanis, 2014) Innovations in Health care: together with end users (Schot & Reitenbach, 2013) The Fashion Retailscape: innovations in Shopping (van Vliet, Moes, & Schrandt, 2015) Het paperprototype wordt als papieren versie voorgelegd, maar is ook voorgelegd als digitaal document via ISSUU. ISSUU is een digitaal platform waarop het mogelijk is om een digitaal artikel, boek of tijdschrift kan plaatsen, dat voor iedereen toegankelijk is (ISSUU, z.j.). De testopstelling is te zien in Figuur 13 Testopstelling.
Figuur 13 Testopstelling (AdG)
Anita de Groot Afstudeerscriptie
41
De proefpersonen Drie studenten hebben meegewerkt aan de test, dat zijn: Patrick Bruijn: derdejaars HBO-ict Software Engineering Nouska du Saar: vierdejaars MIC- Nieuws en Media Ellen Kiel: vierdejaars MIC – Informatie en Media De namen zijn niet verder verwerkt in de resultaten. De studenten die aan de paperprototype test hebben meegewerkt waren derdejaars of vierdejaarsstudenten, ze zijn daardoor meer vertrouwd met het gebruik van wetenschappelijk publicaties dan een eerstejaarsstudent dat zal zijn. Twee van de drie waren al bekend met een lectoraat.
7.3
Resultaten
De resultaten worden uiteengezet volgens de volgorde van de gebruikte vragenlijst. Wat vind je van de verhouding beeld-tekst in de Short? Wat vind je van deze verhouding in ‘Slimme Systemen’, ‘Healthcare’ en ‘the Fashion retailscape?’ Afbeeldingen worden als prettig ervaren, maar vooral grafieken en tabellen worden gewaardeerd en gemist als deze ontbreken. Lange lappen tekst worden negatief beoordeeld ‘oef, dat is wel veel tekst zeg’. Het gebruik van veel afbeeldingen en uitgesproken kleuren in de opmaak wordt door één student als prettig ervaren. Twee studenten reageerden hier juist erg negatief op. Het geeft de publicatie de uitstraling van een reclamefolder. ‘Hier haak ik af’. In ‘Slimme systemen’ zijn QR-codes codes opgenomen die leiden naar video’s met verdere informatie. Zou je hier gebruik van maken? De studenten waren niet of nauwelijks bekend met de mogelijkheden van QR-codes of Layar. QR codes die linken naar video’s, dan moeten duidelijk worden omschreven en de student moet overtuigd zijn van het nut van de video.
Figuur 14 QR code Slimme Systemen
Een minicollege zou wel bekeken worden, maar een meer algemeen filmpje niet. Kon je snel de informatie vinden die je zocht? Deze vraag werd wat lastig doordat in het paperprototype nog geen inhoudsopgave was opgenomen. Een inhoudsopgave is een vereiste, een register draagt sterk bij aan het snel vinden van informatie. Zou je een Verklarende woordenlijst een goede toevoeging vinden? Een verklarende woordenlijst wordt zeer gewaardeerd, ‘Vooral als je onderzoek doet buiten je vakgebied’. Informatie over de auteurs
Anita de Groot Afstudeerscriptie
42
Informatie over auteurs wordt beschouwd als persoonlijk en uitnodigend. Vooral de vermelding van een e-mailadres gooit hoge ogen ‘Oh wow, ik mag haar gewoon benaderen!’ De achtergrond van de auteurs geeft een indicatie over de betrouwbaarheid van het onderzoek. Een onderzoek dat bijvoorbeeld is uitgevoerd door ‘reclamelui’ wordt met veel meer scepsis gelezen.
Figuur 15 Screenshot 'Over de Auteurs' Short op ISSUU
De studenten vinden de onderstaande punten interessant: Foto Titulatuur Expertise Eerdere onderzoeken en projecten Rol binnen het onderzoek Functie, bijvoorbeeld onderzoeker, docent-onderzoeker, student-onderzoeker, projectleider Social media profielen: LinkedIn profiel, twitter E-mailadres Vond je de informatie over het lectoraat een goede aanvulling? De korte uitleg over het lectoraat en het PublishingLab vergroot feeling met het lab. Door te zien welke onderwerpen het lab en het lectoraat onderzoeken, krijgt de student weer ideeën en inspiratie voor eigen onderzoeken. In de ogen van de studenten vergroot deze achtergrondinformatie de betrouwbaarheid van het onderzoek. Het moet wel in proportie blijven, het is niet de voornaamste reden om het boekje op te pakken. Ook moeten termen als lectoraat, lab of kenniscentrum goed worden uitgelegd. Was de informatie relevant, is er voorkennis nodig en word je goed door de uitgave heen geleid? Het opnemen van de stappen die binnen het onderzoek zijn gezet, worden positief beoordeeld. Door deze stappen op nemen, van de aanleiding voor het onderzoek tot aan de conclusie, wekt de Short het vertrouwen een compleet beeld van het onderzoek te geven. ‘De Short is lesmateriaal op zich. Het is precies zoals het MIC een scriptie wil zien.’ Kan je je na het doornemen van de Short een idee vormen over hoe het onderzoek is uitgevoerd? De studenten gaven unaniem aan dat de onderzoeksmethoden die zijn toegepast uitvoeriger moeten worden beschreven. Een student zei dat ze dit onderdeel het vaakst zou raadplegen.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
43
Op blz. 19 staat een stroomschema over de opzet van het onderzoek. Vind je dit een aanwinst? Het stroomschema heeft een meerwaarde als het aan de volgende voorwaarden voldoet: Vermelding van onderzoeksverantwoording Vermelding onderzoeksmethoden Uitleg van de in het stroomschema gebruikte termen Op blz. 22 staat een timeline over het verloop van het onderzoek, vind je dit een aanwinst? Over de timeline zijn de meningen verdeeld. De ene student vindt het ‘heel chill’ de andere student vindt dat het geen enkele toegevoegde waarde heeft. De timeline biedt een meerwaarde als het aan de volgende voorwaarden voldoet: Een duidelijk onderscheid met het stroomschema, dus geen herhaling Goede toelichting Duidelijke verwijzing naar de vermelde onderzoeken Afbeeldingen van vermelde onderzoeken Achterin is een overzicht opgenomen van publicaties die over dit onderzoek zijn verschenen, vind je dit bruikbaar? Alle studenten zijn positief over het opnemen van publicaties die over het onderzoek zijn verschenen. Een korte introductie zou een welkome aanvulling zijn. Ook moet het type publicatie worden aangegeven: essay, paper, lectorale rede et cetera. Zou je hier ruimte willen hebben om aantekeningen te maken, bijvoorbeeld voor je eigen bronnen? De meningen zijn verdeeld over het opnemen van ruimte om aantekeningen te maken. Dit varieert van zeer positief, tot positief en ‘niet nodig’. Niemand is uitgesproken negatief over de optie. Is de toon te uitleggerig, wat vind je van het niveau? Het niveau van de tekst is op Hbo-niveau, zeker niet te moeilijk. Ook niet te simpel: ‘Jip-enjanneketaal zou niet goed zijn’. De Short is helder, compact en goed leesbaar. Daarnaast is de Door het gebruik van bulletpoints en de aanwezigheid van conclusies is de Short ook goed scanbaar. Miste je informatie? De studenten zijn unaniem over het opnemen van de bronnen in het theoretisch kader. Een register, maar ook tags zouden een goede aanvulling zijn. Inhoudelijk ontbrak er niets. Zou je deze uitgave gebruiken als bron voor een werkstuk? Alle studenten zouden de Short als bron opvoeren. De Short heeft vooral een functie in de oriënterende fase van een eigen onderzoek. Zou je de digitale versie op ISSUU gebruiken of gebruik je liever een ander format?
Anita de Groot Afstudeerscriptie
44
Alle studenten zijn positief over de Short via het ISSUU platform. De tekst is goed scanbaar en de tekstoriëntatie is heel goed, zeker wanneer het overzicht van pagina’s zichtbaar is zie figuur 16. De studenten verwachten ook allemaal een bepaalde mate van interactiviteit: Afspelen van een video binnen het document (niet op een nieuwe pagina) Aanklikbare inhoudsopgave Aanklikbare lijst met verwante projecten Aanklikbare diagrammen die meer informatie geven bij het aanklikken.
Figuur 16 Screenshot Short op ISSUU met paginaoverzicht
Pdf of papier Een student heeft een uitgesproken hekel aan Pdf’s en zal hier geen gebruik van maken. Voor een ander is meer dan 25 tot 30 pagina’s een afhaakpunt. Als voordelen van het Pdf-formaat wordt genoemd dat het printbaar is en dat er een zoekfunctie aanwezig is. Twee studenten spreken zich overtuigd uit voor het gebruik van de papieren Short, waarvan een de Short via Printing on Demand zou bestellen. Zou je (digitaal) markeringen willen kunnen aanbrengen? Geen van de studenten lijkt de mogelijkheid om markeringen aan te brengen in Pdf’s te kennen. Deze mogelijkheid zal zeker benut worden als deze er is. De Short heeft nu de look en feel van een Moleskine-achtig notitieboekje, spreekt deze vormgeving je aan? Ieder lectoraat krijgt een eigen kleur omslag, wat vind je van dat idee?
Anita de Groot Afstudeerscriptie
45
Figuur 17 Foto omslagen Short
Een student spreekt een voorkeur uit voor een glossy omslag. Een andere student denkt juist dat dit op weerstand zal stuiten: ‘De hele kritische student zal denken bij glossy: ‘Mwah, gaat daar mijn schoolgeld naartoe?’ Twee studenten zijn zeer positief over de kartonnen kaft. Alle studenten zijn er voorstander van dat ieder lectoraat herkenbaar is aan een eigen kleur omslag. ‘Het formaat is top.’ Het A5 formaat is goed mee te nemen.
7.4
Conclusie
Look & Feel Om een uitgave te maken die door studenten goed bruikbaar wordt gevonden, is het niet nodig om deze uitgave een kleurrijk en rijk geïllustreerd uiterlijk te geven. Gebruikte afbeeldingen moeten functioneel zijn, visualisaties zoals grafieken bleken onmisbaar te zijn, illustratieve foto’s worden gewaardeerd, maar met mate. Een overvloed aan (informele) foto’s werd zeer negatief beoordeeld. Het geteste A5 formaat is volgens de studenten zeer goed. Tone-of- voice Helder en compact taalgebruik wordt sterk gewaardeerd, maar Jip-en-janneketaal zou niet goed zijn. De hybride Short De digitale versie wordt vooral gescand, de papieren versie zou intensiever bestudeerd worden. Bij de digitale versie wordt mulitmedialiteit verwacht. Als dit ontbreekt is er geen toegevoegde waarde. Pdf’s worden negatief tot zeer negatief beoordeeld. Het online platform ISSUU werd geprezen om de navigatiemogelijkheden, er ontstond een goed overzicht van waar in de tekst de student zich begaf. Studenten zouden de Shorts als bron gebruiken voor een eigen studieopdracht. Daarmee is de waarde van de Short gevalideerd en de doelstelling van de opdrachtgever gehaald.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
46
De Short heeft vooral een functie in de oriënterende fase van de studieopdracht. Het geeft een beeld over het in de Short omschreven onderzoek, maar ook over onderzoek op zich en zou zelfs als ondersteunend of illustratief lesmateriaal kunnen dienen. Hoe worden de onderzochte elementen door studenten gewaardeerd? Het onderstaande schema toont de elementen die geïnventariseerd zijn via deskresearch en de mate waarin deze zijn gewaardeerd door studenten. Element
Waardering
Introductie van het onderzoek: wat wordt er
++
onderzocht Auteurs/ onderzoeksteam
+++
Introductie van het Lectoraat (beknopt)
++
Introductie van het kenniscentrum (beknopt)
+
Verwant onderzoek naar het onderwerp: het
++
theoretisch kader, voorzien van bronvermelding Onderzoeksmethoden
+++
Projecten binnen het onderzoek
++
Resultaten
++
Effecten van de resultaten op de beroepspraktijk (niet opgenomen in prototype) Conclusies
+++
Publicaties die eerder over het onderzoek zijn
++
verschenen Verklarende woordenlijst
+++
Anita de Groot Afstudeerscriptie
8
47
Resultaten kwalitatief onderzoek: Expert interviews
De enquête en de paperprototype test wierpen al enig licht op hoe en wat studenten zouden willen lezen over de onderzoeksresultaten van lectoraten. Het is ook duidelijk geworden hoe studenten de serie Shorts zouden waarderen en mogelijk zouden gebruiken. Wat zijn de ervaringen van experts als het gaat over de mate waarin studenten vertrouwd zijn met het vinden van bronnen en lezen over onderzoeken van lectoraten? Ook worden praktische zaken als auteursrechten en digitaal format besproken. De geïnterviewden zijn: Paul Nagtegaal: projectleider binnen de HvA-bibliotheek Miriam Rasch: docent-onderzoeker bij het lectoraat Institute of Network Cultures (INC) en redacteur van het ‘Society of the Query Magazine’ en het ‘Unlike Us Magazine’ Lisette Vonk: onderzoeker binnen het lectoraat Fashion Research and Technology. Zij brengt onderzoeksactiviteit binnen AMFI in kaart en adviseert over mogelijke verbeteringen. Bekendheid van studenten met wetenschappelijk onderzoek Wat is onderzoek eigenlijk? Onderzoeker Lisette Vonk constateert dat hierover binnen het AMFI verschillende opvattingen in omloop zijn. ‘Voor de een is kritisch nadenken voldoende, voor de ander is het een vaststaand protocol waarbij het onderzoek reproduceerbaar moet zijn’. Het is niet vreemd dat er verschillende opvattingen circuleren. ‘Docenten hebben hele wisselende achtergronden. Sommigen hebben een academische achtergrond, anderen stromen door vanuit het MBO. Daarnaast ervaren docenten de onderzoekstaak van het Hbo nogal eens als top-down. Lisette Vonk: ‘Je hoort wel “We zijn toch geen WO-instelling, waar willen we heen?” Als docenten al moeilijk kunnen overbrengen wat onderzoek is, weten studenten het ook niet’. Gebruiken van onderzoeken van lectoraten als bron voor eigen studieopdracht Lisette Vonk vertelt dat AMFI-studenten niet altijd weten waar ze bronnen kunnen zoeken, maar ook dat niet alle docenten er van overtuigd zijn dat ze dit zouden moeten kunnen. ‘Zij denken dat studenten overspoeld raken met informatie.’ In de praktijk blijkt dit laatste mee te vallen. ‘Studenten vinden Google-Scholar tof’, maar willen begeleiding bij het verwerken van de gevonden informatie. Vanuit de HvA bibliotheek is er geen zicht op of studenten de onderzoeksresultaten van lectoraten gebruiken als bron binnen hun eigen werkstukken. Op dit moment worden bronverwijzingen door studenten naar lectoraten niet bijgehouden. Paul Nagtegaal zou geen ander systeem kunnen bedenken dan dit handmatig bij te houden op basis van de HBOkennisbank. ‘Je zou studenten kunnen verplichten om naar lectoraten terug te rapporteren, maar studenten zijn natuurlijk allang blij dat hun scriptie af is’. Ook vanuit de lectoraten is er weinig zicht op of publicaties door studenten worden gedownload of geciteerd. Miriam Rasch legt uit: ‘Het is systeemtechnisch lastig is om te monitoren hoeveel downloads er exact zijn geweest van de publicaties vanuit het INC. Het is wel gebleken dat de publicaties gretig aftrek vonden, maar niet onder studenten.’ Paul Nagtegaal constateert daarbij dat er een grote versnippering bestaat in de wijze waarop onderzoeksoutput vanuit de lectoraten verspreid wordt. ‘Het kost nu erg veel tijd en moeite om lijsten met publicaties bijeen te krijgen’.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
48
Digitaal format Door het INC zijn twee magazines ontwikkeld gericht op studenten. Miriam Rasch was redacteur van het ‘Society of the Query Magazine’ en het ‘Unlike Us Magazine’ en vertelt over haar ervaringen. Beide magazines zijn bewerkingen van bundels die eerder verschenen zijn bij het INC. Deze bundels bestaan uit Engelstalige essays die geschreven zijn door wetenschappers en onderzoekers. Voor de magazines zijn steeds tien essays geselecteerd, vertaald en bewerkt tot lesmateriaal voor Hbo-studenten. ‘De teksten zijn toegankelijker gemaakt, net niet in Jip-enjanneketaal opgesteld. Je wilt niet dat studenten denken dat ze dom gevonden worden.’ Miriam Rasch beschrijft een lesson learned vanuit de ontwikkeling van de eerder genoemde magazines. Het zijn digitale uitgaven die zijn ontwikkeld voor de iPad. ‘Het nadeel van de magazines is dat ze slecht door zoekmachines gevonden worden’. Ik zou nu kiezen voor “browser based”, waarbij de opmaak goed blijft wanneer je het uitprint.’ Het magazine downloadbaar maken als Pdf, maakt het ook toegankelijker. Qua systeem zou het open, responsive en toegankelijk moeten zijn. Content en auteursrechten De serie Shorts beschrijft onderzoeken die binnen de lectoraten van het domein DMCI uitgevoerd zijn. Het PublishingLab zal zich hierbij baseren op publicaties die eerder zijn verschenen over de onderzoeken. Dat betekent dat er afspraken over autteursrechten gemaakt moeten worden. Volgens Paul Nagtegaal is het mogelijk om teksten van onderzoekers in de Shorts op te nemen, maar dit kan pas nadat hiervoor rechten zijn verleend door de oorspronkelijke auteur of van de uitgever. ‘Je zit altijd safe als je toestemming vraagt bij de rechthebbende.’ Het is belangrijk om die toestemming zwart op wit te krijgen. De HvA is vaak zelf de uitgever van publicaties die vanuit de HvA zijn ontstaan, tenzij de auteur de rechten heeft afgedragen. In dat geval moeten de rechten via de uitgever worden geregeld. Paul Nagtegaal geeft als tip dat onderzoekers ook gevraagd kunnen worden om een samenvatting te schrijven. Het is dan ter promotie van het onderzoek. Miriam Rasch wijst erop dat auteurs niet alleen tekst kunnen aanleveren, maar vaak ook over interessant beeldmateriaal en video’s beschikken. Het Institute of Network Cultures, vertelt Miriam Rasch, werkt met externe onderzoekers, maar alles wat wordt uitgegeven is Creative Commons, Dit maakt het regelen van rechten eenvoudiger: in principe mag de tekst gebruikt worden al zijn er voorwaarden aan verbonden, zegt Miriam Rasch. Deze voorwaarden zijn terug te vinden op creativecommons.org, op deze website staan de verschillende soorten Creative Commons licenties uitgelegd. Bij het samenstellen van het Society of the Query magazine en het Unlike Us magazine, is aan auteurs gevraagd of zij er bezwaar tegen hebben dat het hun oorspronkelijke essays gebruikt worden. Auteurs reageerden heel positief: ‘hun artikel verschijnt in het Nederlands.’ Daarnaast is het een extra regel op hun C.V. aldus Miriam Rasch. Functie Shorts Volgens Lisette Vonk zouden De Shorts zouden van nut kunnen zijn in colleges Onderzoeksvaardigheden. ‘Ik zou het makkelijk vinden om dit aan docenten te geven: gebruik dit in de eerste twee jaar’. Voor docenten is het heel fijn om te hebben, omdat er eenvoudig gastcolleges aan te koppelen zijn. Daarnaast biedt het studenten inzicht in hoe onderzoeken
Anita de Groot Afstudeerscriptie
49
worden verricht. Het zou daarbij goed zijn als studenten ook weten wie ze kunnen benaderen voor vragen. ‘En laat studenten die aan het onderzoek hebben meegewerkt aan het woord’. Lisette Vonk benoemt een imago probleem rond onderzoek. ‘Het idee dat onderzoek saai zou zijn moet eruit. Onderzoek is niet saai, zeker niet binnen het creatief domein!’
8.1
Conclusies expert interviews
Binnen het AMFI bestaat onduidelijkheid over wat onderzoek is onder studenten en docenten. AMFI-studenten weten niet goed waar ze naar wetenschappelijke bronnen kunnen zoeken. Wat uit de enquête echter naar voren kwam is dat op de vraag over het gebruik van wetenschappelijke bronnen, geen sterk afwijkende antwoorden zijn gegeven ten opzichte van de overige studenten. Dat betekent dat het onder AMFI-studenten dus wel meevalt, of dat het begrip over onderzoek domeinbreed niet duidelijk is. Voor de serie Shorts mag er dus niet vanuit gegaan worden dat alle studenten vertrouwd zijn met het proces van of lezen over onderzoek doen. Dit moet helder worden omschreven. Voor de Shorts zullen auteursrechten geregeld moeten worden met de lectoraten, uitgevers en auteurs. Aan onderzoekers kan gevraagd worden kopij aan te leveren. Omdat de HvA open access publicaties nastreeft, moeten dit meegenomen worden in de afspraken. De teksten moeten zo geschreven worden dat het begrijpelijk is voor Hbo-studenten. Dit moet geen Jip-enjanneketaal zijn, omdat studenten zich daarmee onderschat zouden voelen. Er zijn geen cijfers beschikbaar over hoeveel en –vaak studenten onderzoeken van lectoraten aanhalen in eigen studieopdrachten. Er zijn dus geen benchmark cijfers waar het PublishingLab eigen streefcijfers op kan baseren voor de serie Shorts. Criteria voor de digitale Shorts zijn: Responsive: toegankelijk via meerdere dragers (niet uitsluitend iPad) Downloadbaar en printbaar (als Pdf) Vindbaarheid van content door zoekmachines
De volledige interviews zijn terug te vinden in de bijgevoegde USB, bijlage 11.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
9
50
Conclusies en uitgeefadvies
‘Wat is, binnen het domein DMCI, de optimale manier om een op studenten gerichte serie hybride publicaties uit te geven, over de onderzoeksresultaten van de lectoraten?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het deel ‘uitgeven’ in drie thema’s uitgesplitst. Het eerste thema is inhoud: wat zouden studenten willen lezen over onderzoeksresultaten van de lectoraten. Het tweede thema is format: in welk format willen studenten lezen. Het laatste thema is distributie, via welke distributiekanalen zou de serie Shorts verspreid moeten worden om bij de doelgroep terecht te komen. Bekendheid met de lectoraten Het
onderzoek
begon
met
een
aanname
van
de
opdrachtgever,
namelijk
dat
onderzoeksresultaten van onderzoeken die zijn uitgevoerd door lectoraten, niet bij studenten terecht komen. Dit onderzoek bevestigt die aanname. 86% van de studenten weet niet welke lectoraten aanwezig zijn binnen het domein, 87% heeft nooit een onderzoek van een lectoraat gelezen. Voordat de vraag wat studenten zouden willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten, gesteld kan worden is er een prangender vraag: namelijk of studenten überhaupt zouden wíllen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten. De enquête liet zien dat 42% van de studenten het idee van de serie Shorts interessant tot heel interessant vindt. Bekendheid met wetenschappelijk onderzoek De opdrachtgever heeft de wensen geuit dat een student na het lezen van de Short, zich een volledig beeld heeft kunnen vormen van het onderzoek. Daarom is in de enquête en in de expert interviews een antwoord gezocht op de vraag in hoeverre DMCI-studenten vertrouwd zijn met wetenschappelijke publicaties. Hieruit bleek dat er onduidelijkheid heerst over wat onderzoek nu precies is. AMFI-studenten weten bijvoorbeeld niet goed waar ze naar wetenschappelijke bronnen kunnen zoeken. Wat uit de enquête echter naar voren kwam, is dat op de vraag over het gebruik van wetenschappelijke bronnen, door AMFI-studenten geen sterk afwijkende antwoorden zijn gegeven, ten opzichte van de overige studenten. Dat betekent wellicht dat het begrip over onderzoek domeinbreed niet duidelijk is. Voor de serie Shorts mag er dus niet vanuit gegaan worden dat alle studenten vertrouwd zijn met het proces van, of lezen over onderzoek doen. Dat betekent concreet dat onderzoekstermen toegelicht moeten worden. Ook betekent het dat de wijze waarop een onderzoek tot stand is gekomen en is uitgevoerd, helder omschreven moet worden. Dit is geen gesneden koek voor DMCI-studenten. Lezen over onderzoek Deskresearch liet zien dat wanneer studenten of onderzoekers een wetenschappelijke publicatie doorlezen, deze niet zozeer van kaft tot kaft gelezen zal worden, maar op hoofdlijnen gescand (vluchtig gelezen) zal worden, tot de gezochte informatie wordt gevonden. Deze scanbaarheid wordt vergroot door het gebruik van opsommingen voorzien van bulletpoints en dit werd door studenten bevestigd. Ook het gebruik van grafieken en tabellen vergroot de leesbaarheid en scanbaarheid van een publicatie. In het paperprotoype dat door studenten beoordeeld is, waren weinig grafieken en tabellen aanwezig en dat leidde tot duidelijke reacties: deze visualisaties
Anita de Groot Afstudeerscriptie
51
mogen niet ontbreken. Deskresearch leidde daarnaast tot elementen die in iedere individuele uitgave van de serie Shorts aan bod zouden moeten komen. Deze elementen via een paperprototype aan studenten voor gelegd. Zo kon gepeild worden hoe studenten deze elementen waarderen. Dit leidt uiteindelijk tot een advies voor de redactionele formule van de serie Shorts en beantwoordt de vraag: ‘Wat is een passende redactionele formule voor de serie?’
9.1
De redactionele formule
De volledige lijst met elementen is opgenomen in de bijlagen, hier volgt de samenvatting. Wat zouden studenten willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten? Het volledige onderzoek dient omschreven te worden, van begin tot eind. Dat komt overeen met de wens van de opdrachtgever, maar ook met de wens van de student. Een omschrijving van de wijze waarop het onderzoek is opgezet en uitgevoerd werd belangrijk gevonden door studenten. Ze gebruikten het om in te schatten of het om een betrouwbaar onderzoek gaat en om de kunst af te kijken. Hetzelfde geldt voor het opnemen van een theoretisch kader. Het theoretisch kader dient voorzien te zijn van bronverwijzingen. Als deze ontbreken wordt er minder waarde gehecht aan wat er staat. Omdat vanuit de lectoraten praktijkgericht onderzoek wordt verricht, kan de beroepspraktijk niet buiten beeld blijven. Een speciale sectie waarin een ontwikkeld product getoond en toegelicht wordt als resultaat, mag daarom niet ontbreken. Ook waardeerden studenten de achtergrond informatie over de onderzoekers. Dit vloeit voort uit de theorie van James Hartley (Hartley, 2012) en was duidelijk terug te zien in de paperprototype test. Het element is opgenomen in het prototype en als positief beoordeeld, zeker de contactgegevens ‘Wow, ik kan haar gewoon benaderen’. Studenten zijn zoals gezegd nauwelijks op de hoogte van het bestaan van lectoraten. Daarom zal het lectoraat kort geïntroduceerd moeten worden. Dat vergroot ook de betrouwbaarheid die studenten aan een onderzoek toekennen. Een overzicht van publicaties (van het lectoraat en partners) die over het onderzoek verschenen zijn, werd ook gewaardeerd. 9.1.1 Look & Feel Om een uitgave te maken die door studenten goed bruikbaar wordt gevonden, is het niet nodig om deze uitgave een kleurrijk en rijk geïllustreerd uiterlijk te geven, sterker nog, dit ging ten koste van de geloofwaardigheid. Gebruikte afbeeldingen moeten functioneel zijn, visualisaties zoals grafieken zijn onmisbaar. Illustratieve foto’s worden gewaardeerd, maar met mate. Een overvloed aan (informele) foto’s werd zeer negatief beoordeeld. Het geteste A5 formaat is volgens de studenten zeer goed. Hierbij was de mogelijkheid om de Short gemakkelijk in een tas mee te nemen een doorslaggevende factor. 9.1.2 Tone-of-Voice Helder en compact taalgebruik wordt sterk gewaardeerd, maar Jip-en-janneketaal zou niet goed zijn. Moeilijke termen hoeven niet vermeden te worden, ze kunnen opgenomen worden in een verklarende woordenlijst. Voor de Tone-of-Voice en Look & Feel geldt dat niet geprobeerd moet worden om deze aan te laten sluiten op de beleefwereld van studenten. Deze is zo divers en verandert veel te snel. Tone-of-Voice en Look & Feel moeten vooral aansluiten op de
Anita de Groot Afstudeerscriptie
52
informatievraag van de student. Welke beelden heeft de student nodig om goed te begrijpen waar de Short over gaat?
9.2
Format
Hoe zouden studenten willen lezen over onderzoeksresultaten van lectoraten? Studenten maken vooral gebruik van de laptop om digitale teksten te lezen, zowel voor de studie als in de vrije tijd al ligt het zwaartepunt bij het lezen in de vrije tijd. 40% van de studenten aan volledig gewend te zijn aan het lezen van digitale teksten, maar 62% is sneller afgeleid en 54% vindt het vermoeiend. 47% van de studenten zegt alle digitale studieteksten uit te printen. DMCI-studenten zetten hun tablets nauwelijks in voor studiedoeleinden en lezen vanaf de laptop of printen de tekst uit. 29% van de studenten gebruikt een tablet om te lezen in de vrije tijd, 13% leest ook studieteksten. Het gebruik van een tablet of e-reader waarbij het mogelijk is om digitale markeringen aan te brengen, draagt sterk bij aan het tekstbegrip en benadert dat van papier. Het tekstbegrip is aanmerkelijk lager wanneer een Pdf gelezen wordt vanaf een laptop of desktop. Een student zei alles uit te printen om markeringen te kunnen maken. Ook tijdens de paperprototype test bleken studenten de mogelijkheid om digitaal te marekeren niet te kennen. Hieruit mag geconcludeerd worden dat niet alle studenten even effectief digitaal lezen. Studenten zouden kiezen voor een Short als digitaal document, voorzien van video’s en links naar achtergrondinformatie (33%). Deze keuze wordt direct gevolgd door de Short als printversie (31%). Pas later volgt een digitaal document waarin markeringen kunnen worden aangebracht (18%). De minst populaire keuze is de Short als Pdf (12%). De voorkeuren van studenten tussen een digitaal document en een printversie liggen relatief dicht bij elkaar. Dit bevestigt het vermoeden en de voorkeur van de opdrachtgever, namelijk dat de serie shorts als hybride serie zou moeten verschijnen. In het onderstaande deel worden de formats zoals deze door het PublishingLab worden gebruikt en de formats die door studenten worden gekozen met elkaar vergeleken. De formats zijn voorzien van inzichten die uit de desk- en fieldresearch zijn opgedaan. Printversie Boekje. De Short kan in boekvorm verschijnen, uitgegeven door het PublishingLab en gedrukt door een externe drukker. Printing on Demand: De Short kan per stuk op bestelling gedrukt worden via een Printing on Demand service. Het PublishingLab gebruikt hiervoor Lulu als aanbieder. Studenten zijn bereid een klein bedrag te betalen voor een printversie. De Short op papier zou aangeschaft worden om intensiever te bestuderen dan een digitale versie. Digitaal Document ePub3. Het PublishingLab gebruikt dit format. Slechts een 3% van de studenten beschikt over een e-reader. Het is ook mogelijk om ePub3 via andere dragers en apps te openen dan via een e-reader. Het is niet duidelijk of studenten hiervan gebruik maken. Het ePub format is daarmee leesbaar via de Smartphone en 84% leest via de smartphone.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
53
Pdf voorzien van video’s en links. Studenten stellen de eis van multimedialiteit aan een Pdf, dus met een aanklikbare inhoudsopgave, aanklikbare datavisualisaties en uiteraard met werkende links én met video’s. Aan het opnemen van video’s zijn ook een aantal criteria te verbinden. Studenten willen vooraf weten of de video relevant is. Een meer algemene video wordt niet bekeken, een minicollege weer wel. Daarom moet goed worden omschreven waar de video over gaat, maar ook hoe lang de video duurt. Pdf Het voordeel van dit format is dat het eenvoudig te creëren, te verspreiden en uit te printen is. Een Pdf zonder interactiviteit biedt voor studenten echter geen enkele toegevoegde waarde. Een Pdf –bestand wordt niet erg gewaardeerd door studenten. Een Pdf van meer dan 25 pagina’s wordt niet gelezen. Deze vorm is in de enquête en in de paperprototypetest het minst geliefd. Het multimediale Pdf is de meest voor de hand liggende keuze om aan te bieden. Het komt overeen met de wens van de student. Een ‘platte’ Pdf biedt weinig meerwaarde, hoogstens dat dit het format is dat gratis gedownload kan worden vanuit de HBO-kennisbank. Bij het aanbieden van een Pdf-bestand zouden instructies gegeven moeten worden over hoe studenten digitaal kunnen markeren. Dat kan al met behulp van het Microsoft Office pakket dat studenten verplicht zijn aan te schaffen.
9.3
Distributie
Via welke distributiekanalen zouden de Shorts verspreid moeten worden om door studenten opgepikt te worden? De bepalende factoren hierbij zijn dat studenten al gebruik maken van de kanalen en dat het PublishingLab toegang heeft of kan krijgen tot het kanaal. Daarnaast dient de serie online en offline goed vindbaar te zijn. Vanuit de Open Access gedachte dient de serie toegankelijk te zijn zonder accounts, studentenaccounts daargelaten, maar daarover beschikken studenten automatisch zolang ze studeren. Ook moet een papieren uitgave eenvoudig te bestellen zijn. Website DMCI 84% van de DMCI-studenten geeft aan de serie via deze site te kunnen vinden. De DMCI website, oftewel de Digitale Leerweg Omgeving (DLWO) is het voornaamste informatiepunt voor studenten. Hier vinden zij roosterinformatie, verplichte literatuur en nieuws over de opleiding en het domein. Werkruimte van het lectoraat Ook al geeft slechts 2% van de studenten aan de Shorts bij het lectoraat af te halen, het is desondanks een logisch distributiekanaal. Het zou immers vreemd zijn als een student naar een Short komt vragen en het is er niet. Het PublishingLab is zichtbaar in het Benno Premselahuis en beschikt over vitrines waarin de Shorts uitgestald kunnen worden. De HvA-bibliotheek. 53% van de studenten zou de serie zoeken via de HvA-bibliotheek. Het voordeel van de bibliotheek is dat zowel de digitale versie als de papieren versie in de collectie opgenomen zou kunnen worden. Dat vergroot de vindbaarheid aanzienlijk. HBO-kennisbank Deze databank wordt door 16% van de studenten gebruikt. De HBOkennisbank biedt de mogelijkheid om de publicatie gratis als Pdf te downloaden of online te lezen. ISSUU Dit digitale platform maakt het mogelijk om de Short online te lezen, gratis en zonder account. Studenten reageerden in de paperprototype test positief op ISSUU, mede door het
Anita de Groot Afstudeerscriptie
54
overzicht van de pagina’s dat zichtbaar gemaakt kan worden. Dit versterkt de tekstoriëntatie. Studenten stellen de eis van mulitmedialiteit, zoals eerder bij Pdf’s. ISSUU biedt de mogelijkheid om video’s af te spelen. Het A5 formaat pakt goed uit op ISSUU, er hoeft minder te worden gescrold. Docenten Studenten (11%) zagen ook een rol voor docenten om de serie te verspreiden. Een student noemde hierbij de Studie Loopbaan Begeleider (SLB’er). De SLB’er helpt studenten bij het oriënteren op een afstudeeronderzoek. Er zou ook een rol weggelegd kunnen zijn voor docenten onderzoeksvaardigheden en voor docent-onderzoekers. Website van het lectoraat 15% van de studenten geeft aan hier gebruik van te willen maken. De websites van de lectoraten kennen op dit moment geen eenduidige manier waarop publicaties worden getoond, dit ligt sterk verspreid. Het PublishingLab is hierop gelukkig de positieve uitzondering. Op de PublishingLab-pagina van de overkoepelende ACIN-website, staan links naar de eigen PublishingLab site én naar de publicaties. Dat vergroot de vindbaarheid van de serie Short. Er zitten weinig muisclicks tussen de homepage en de pagina met publicaties. De meest voor de hand liggende plaats om de Shorts te verspreiden is via de PublishingLab website. Deze fungeert al als platform om publicaties te verspreiden. Er zou wel aandacht besteed moeten worden aan de grondvraag van studenten ‘What’s in it for me?’ Studenten willen ervan overtuigd zijn dat ze iets aan de informatie hebben. Daarom mag best onderstreept worden wat unoque selling points van de serie zijn: onderzoek in het verlengde van de opleiding, ontwikkelingen in het toekomstige werkveld en de onderzoekers binnen handbereik.
9.3.1 Advies De vraag ‘what’s in it for me’ lijkt onder studenten de belangrijkste vraag te zijn over de serie. De student moet ervan overtuigd zijn dat de Short nuttig is voor hem. 9.3.2 De werktitel In dit onderzoek is steeds gesproken over ‘Shorts’, afgekort van ‘Very short introduction’. Waarom deze titel niet de beste keuze is zal duidelijk zijn. Als advies dient dan ook om deze werktitel los te laten en de serie ‘In het kort’ te noemen. Deze titel wordt achter de oorspronkelijke onderzoekstitel geplakt. ‘Slimme systemen, in het kort’ ‘Fashion Retailscape, in het kort’ en ga zo maar door. Dat er nog vele mogen volgen.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
55
10 Evaluatie onderzoek en vervolgonderzoek In dit hoofdstuk wordt weergegeven welke wijzigingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van het Plan van Aanpak. Onderzoeken is een iteratief proces. Er hebben zich dan ook wat wijzigingen voorgedaan in het onderzoek. In het onderzoekontwerp heb ik vragen over workflow en het uitgeefproces opgenomen. Deze vraag is ontstaan tijdens het ontwerp van het onderzoek toen ik nog nauwelijks ingelezen was in het onderwerp en net bij het PublishingLab was begonnen. Tijdens het onderzoek leek het wat overtollig om een uitgever aanvullend advies te geven over workflows, dit was ook net in het net gepubliceerde onderzoek naar de hybrid publishing toolkit onderzocht. In de loop van het onderzoek is er meer toegspitst op de kernvragen. Paperprototype test De zomervakantie speelde mij parten. Deze ging van start op het hoogtepunt van mijn onderzoek. Hierdoor heb ik minder studenten kunnen bereiken dan ik had gewild voor de paperprototype test. In totaal hebben drie studenten meegewerkt Ik heb daarom geen panelgesprek uitgevoerd, daar was de groep te klein voor, maar de test individuele uitgevoerd met de studenten. Het aanvankelijke plan om docenten het paperprototype ook voor te leggen heb ik besloten niet uit te voeren. Ik ontdekte tijdens onderzoek dat ‘lectoraten’ een enigszins controversieel onderwerp is. Termen als ‘universiteitje spelen’ kwamen voorbij in de wandelgangen evenals honende opmerkingen over het meubilair van het kenniscentrum. Om een gevarieerd beeld te krijgen binnen de paperprototype test, zou ik dus pro en contra docenten moeten zoeken. Dat ging mij te ver. Daarom heb ik besloten om met docenten als field experts te praten om een diepgaander beeld te krijgen over de opzet van de serie.
10.1 Validiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek De enquête heeft een betrouwbaarheidsgraad van 95% en is daarmee generaliseerbaar. De paperprototype test is opgezet, uitgevoerd en geanalyseerd volgens het handboek van C.Snyder: ‘Paper prototyping, a fast and easy way to design and refine user interfaces’. Dat betekent dat er gebruik is gemaakt van een bestaande en transparante onderzoeksmethode. Een aantal uitkomsten van het onderzoek liggen in de lijn van vergelijkbare onderzoeken. Bijvoorbeeld de voorkeur voor een multimediaal document. Dit werd ook door studenten geopperd in het onderzoek van Stoop, Kircz en Kreutzer (2013)
Anita de Groot Afstudeerscriptie
56
10.2 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek De serie uitgaven staat of valt met de bekendheid van de lectoraten. Studenten willen vooral weten wat ze aan de serie hebben, maar zolang de student niet weet wat de lectoraten zijn, zal het heel lastig worden om een student te overtuigen dat de serie voor hem nuttig is. Daarom: Een uitvoeriger onderzoek naar de bekendheid met de lectoraten onder studenten. Nu was het een onderdeel van de enquête, niet het hoofddoel. De enquête die is gehouden geldt als nulmeting, er waren nog niet eerder cijfers bekend over de mate waarin studenten de lectoraten kennen. Het is interessant om deze enquête, in aangepaste versie, jaarlijks te herhalen om te monitoren of de bekendheid met lectoraten toe- of afneemt. Het onderzoek over het domein DMCI zou ook voor andere domeinen uitgevoerd kunnen worden, om zo meer zicht te krijgen op de stand van zaken over de gehele HvA. De cijfers van het ISO: 70% van de studenten weet niet wat een lector is (ISO, 2013) laat zien dat lectoraten landelijk nog niet volledig zijn ingesleten in de opleidingen. Het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe dit per onderwijsinstelling is om tot een landelijk verbeterplan te kunnen komen. Er zou een experiment uitgevoerd kunnen worden naar de gebruikersacceptatie onder studenten voor QR-codes om bijvoorbeeld video’s te kijken.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
57
11 Bronnen Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI. (2015). Jaarboek naar plan vanaf 2013-14 Mannen v3.0 [Excel-sheet]. Amsterdam: HvA. Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI. (2015). Jaarboek naar plan vanaf 2013-14 Vrouwen v3.0 [Excel-sheet]. Amsterdam: HvA. Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI. (2015-1). Jaarboek naar plan vanaf 201314 Mannen v3.0 [Excel-sheet]. Amsterdam: HvA. Afdeling Onderwijs, Kwaliteit en Innovatie DMCI. (2015-2). Jaarboek naar plan vanaf 201314 Vrouwen v3.0 [Excel-sheet]. Amsterdam: HvA. Bates College. (2011). Resources: How to write a Paper in Scientific Journal Style and Format (pdf). Opgeroepen op 23 06, 2015, van abacus.bates.edu: http://abacus.bates.edu/~ganderso/biology/resources/writing/HTW_Guide_Sections_3-72011.pdf Bos, N., Kruiderink, N., & Landkroon, E. (2013). 'Digital natives' onder de loep: ICT gebruik en wensen van studenten. Opgeroepen op 08 04, 2015, van https://www.surfspace.nl/artikel/1292-digital-natives-onder-de-loep-ict-gebruik-enwensen-van-studenten/ CvB UvA-HvA. (2015-1). Nieuwsgierige professionals, Instellingenplan 2015-2020. Digital Publishing Collective. (2015). From print to Ebook, A Hybrid Publishing Toolkit for the Arts. (J. Monk, M. Rasch, F. Cramer, & A. Wu, Red.) Amsterdam: Institute of Network Cultures. Opgeroepen op 05 06, 2015, van http://networkcultures.org/digitalpublishing/ Dijkstra, W., Ongena, Y., & Loosveldt, G. (2014). Onderzoek doen met vragenlijsten. Amsterdam: VU University Press. Hartley, J. (2012). New ways of making academic articles easier to read. International Journal of Clinical and Health Psychology, 12(1), 143-160. Opgeroepen op 02 04, 2015, van http://www.aepc.es/ijchp/articulos_pdf/ijchp-405.pdf HBO-Kennisbank. (z.j.). About. Opgeroepen op 30 07, 2015, van https://hbokennisbank.nl/nl/page/page.view/hbo_about.page HvA. (2015). over de HvA, Domeinen, DMCI. Opgeroepen op 29 04, 2015, van http://www.hva.nl/over-de-hva/organisatie/domeinen/content/domein-digitale-media-encreatieve-industrie/digitale-media-en-creatieve-industrie.html Info Nu. (z.j.). Journalistiek: de ingrediënten van een tijdschrift. Opgehaald van http://mensen-samenleving.infonu.nl/communicatie/29038-journalistiek-de-ingredienten-van-eentijdschrift.html ISO. (2013). Dichtbij de student. Opgeroepen op 02 04, 2015, van http://www.iso.nl/publicatie/dichtbij-student/ ISO. (2013). Dichtbij de Student. Interstedelijk Studenten Overleg. Opgeroepen op 02 04, 2015, van http://www.iso.nl/publicatie/dichtbij-student/ ISSUU. (z.j.). ISSUU, about, Rediscover reading. Opgeroepen op 17 07, 2015, van http://issuu.com/about Jeong, H. (2012). A comparison of the influence of electronic books and paper books on reading comprehension, eye fatigue and perception. The Electronic library, 30 (3), 390-408. Opgeroepen op 11 08, 2015, van http://www.fr.twosides.info/download/Students-who-
Anita de Groot Afstudeerscriptie
58
read-print-books-have-a-better-reading-comprehension-of-the-text-perform-better-onquizzes-about-the-content-of-the-material-and-suffer-less-eye-fatigue.pdf Kröse, B., & Kanis, M. (2014). Slimme Systemen voor de toekomst. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. Mangen, A., & Kuiken, D. (2014). Lost in an iPad: Narrative engagement on paper and tablet. Scientic Study of Literature, 4(2), 150-177. Mangen, A., & Velay, J.-L. (2014). Cognitive implications of new media. In M. Ryan, L. Emerson, & B. Robertson, John Hopkins Guide to Digital Media (pp. 72-77). Baltimore: John Hopkins University Press. Mangen, A., Walgermo, B., & Brønnick, K. (2013). Reading linear texts on paper versus computer screen: Effects on reading. International Journal of Educational Research(58), 6168. Max Planck Gesellschaft. (2003-2015). Open Access, Berliner Erklaerung. Opgeroepen op 30 7, 2015, van http://openaccess.mpg.de/Berliner-Erklaerung MIT press. (z.j.). MIT Press, Our E-books. Opgeroepen op 29 7, 2015, van https://mitpress.mit.edu/our-ebooks Nagtegaal, P. (2013). Bibliotheek, tussen producent en consument. Opgeroepen op 11 08, 2015, van Slideshare.net: http://www.slideshare.net/VVBAD/de-bibliotheek-tussenproducent-en-consument NARCIS. (z.j.). About NARCIS. Opgeroepen op 11 08, 2015, van http://www.narcis.nl/about/Language/en NLO, NOM, SKO. (2015). Rapportage 2014 Media Survey Standard (MSS). rapportage. openaccess.nl. (z.j.). What is Open Access? Opgeroepen op 30 07, 2015, van http://www.openaccess.nl/index.php/whatisopenaccess/whatdoesopenaccessmean PublishingLab. (z.j). Publicaties. Opgeroepen op 31 10, 2015, van http://www.publishinglab.nl/publications/ PublishingLab. (z.j.). About. Opgeroepen op 01 06, 2015, van http://www.publishinglab.nl/about/ Rasch, M. (red.). (2014). Society of the Query Magazine, 10 artikelen over zoeken op het web. Amsterdam: Instituut voor Netwerkcultuur. Riphagen, M. (2014). Out Now: From Print to Ebooks: a Hybrid Publishing Toolkit for the Arts. Opgeroepen op 12 08, 2015, van Institute of Network Cultures, Digital Publishing Toolkit: http://networkcultures.org/digitalpublishing/2014/12/23/out-now-from-print-toebooks-a-hybrid-publishing-toolkit-for-the-arts/ Riphagen, M. (2015). PublishingLab Plan van Aanpak ten behoeve van ACIN. Plan van Aanpak. Riphagen, M. (2015). PublishingLab, styleguide. Rockinson-Szapkiw, A., Courduff, J., Carter, J., & Bennet, D. (2013). Electronic versus traditional print textbooks: A comparison study on the influence of university students' learning. Computers & Education, 63, 259-266. Schot, M., & Reitenbach, M. (2013). Innovations in Healthcare: Together with end users. Amsterdam: Health-lab. Scribd. (z.j.). Want premium access for free? Opgeroepen op 10 15, van https://www.scribd.com/archive/plans?doc=254573908&escape=false&metadata=%7B%22 context%22%3A%22archive%22%2C%22page%22%3A%22read%22%2C%22action%22%3A%
Anita de Groot Afstudeerscriptie
59
22download_promo%22%2C%22logged_in%22%3Afalse%2C%22platform%22%3A%22web %22%7D SKO. (2008). Lectoraten, kweekvijvers van innovatie, rapport van de evaluatiecommissie. Stichting Kennis Ontwikkeling HBO. Snyder, C. (2003). Paper prototyping, a fast and easy way to design and refine user interfaces. San Francisco (etc.): Morgan Kaufmann Publishers - An Imprint of Elseviers. Sollaci, L., & Pereira, M. (2004). The Introduction, methods, result, and discussion (IMRAD) structure: a fifty-year survey. Journal of the Medical Library Association, 92(3), 364-371. Steekproefcalculator. (2013). Steekproefcalculator.com. Opgeroepen op 05 04, 2015, van http://www.steekproefcalculator.com/steekproefcalculator.htm Stoop, J., Kreutzer, P., & Kircz, J. (2013). Reading and learning from screen versus print: a study in changing habits: Part 1 reading long information rich texts. New Library world, 114 (7/8), 284-300. Stumpel, M. & Rasch, M. (red). (2013). Unlike Us Magazine. Amsterdam: Instituut voor Netwerkcultuur. SURF. (z.j.). Over Surf. Opgeroepen op 04 07, 2015, van https://www.surf.nl/over-surf van Vliet, H., Moes, A., & Schrandt, B. (2015). The Fashion Retailscape: Innovations in Shopping. Amsterdam: Amsterdam Creative Industries Publishing. Vereniging van Lectoren. (z.j.). Praktijkgericht onderzoek. Opgeroepen op 03 06, 2015, van https://www.lectoren.nl/praktijkgericht-onderzoek VKO. (z.j.). Praktijkgericht onderzoek. Opgeroepen op 29 04, 2015, van http://www.vkohogescholen.nl/kwaliteitszorg/praktijkgericht-onderzoek Yan, Z., Hu, L., Chen, H., & Lu, F. (2008, September). Computer Vision Syndrome: A widely spread but largely unknown epidemic among computer users. Computers in Human Behavior, 2026-2042.
Tabel 1 Studenten per opleiding in 2014 .................................................................................... 16 Tabel 2 Digitaal medium gebruik doelgroep. Cijfers MMS.......................................................... 18 Tabel 3bekendheid lectoraten (AdG) .......................................................................................... 31 Tabel 4 Onderzoek gelezen (AdG) ............................................................................................... 32 Tabel 5 Gebruik wetenschappelijke bronnen (AdG) ................................................................... 33 Tabel 6 Gekozen format (AdG).................................................................................................... 34 Tabel 7 Interesse in Shorts (AdG) ................................................................................................ 34 Tabel 8 Distributie (AdG)............................................................................................................. 34 Tabel 9 Bereidheid te betalen per format................................................................................... 35 Tabel 10 Overzicht vindplaats onderzoeksresultaten ................................................................. 61 Tabel 11 Analyse structuur content (AdG) .................................................................................. 72
Anita de Groot Afstudeerscriptie
60
Figuur 1Schema onderzoek ......................................................................................................... 12 Figuur 2 Betrouwbaarheid steekproef ........................................................................................ 13 Figuur 3 Percentages studenten per opleiding ........................................................................... 16 Figuur 4 Man-vrouw verhouding per opleiding Cijfers Onderwijs Kwaliteit en Innovatie .......... 17 Figuur 5 Structuur websites ........................................................................................................ 27 Figuur 6 Screenshot PublishingLab Publicaties ........................................................................... 28 Figuur 7 Screenshot logo's .......................................................................................................... 28 Figuur 8 Respondenten per opleiding (AdG)............................................................................... 30 Figuur 9 Verdeling per studiejaar ................................................................................................ 30 Figuur 10 Digitaal lezen door studenten (AdG) ........................................................................... 31 Figuur 11 Gebruik wetenschappelijke bronnen per opleiding (AdG) .......................................... 33 Figuur 12 Logische vindplaats per studiejaar (AdG) .................................................................... 35 Figuur 13 Testopstelling (AdG) .................................................................................................... 40 Figuur 14 QR code Slimme Systemen ......................................................................................... 41 Figuur 15 Screenshot 'Over de Auteurs' Short op ISSUU ............................................................ 42 Figuur 16 Screenshot Short op ISSUU met paginaoverzicht ....................................................... 44 Figuur 17 Foto omslagen Short ................................................................................................... 45
Anita de Groot Afstudeerscriptie
61
12 Bijlagen 12.1 Bijlage 1: Analyse van webstructuur CREATE-IT en ACIN CREATE-IT
ACIN
6 lectoraten
8 Labs
CREATE-IT sites:
Eigen sites:
ACIN Sites:
Eigen Sites:
7
3
7
4*
3
3
1
3
1
1
Downloadbaar
2
2
1
Verwijzing naar
HBO-kennisb. 3
HBO-kennisb.
HBO-kennisb.
HBO-kennisb.
mogelijke
Eigen site
Eigen site
Eigen site
Eigen site
vindplaats
Partner site
Partner site
Partner site 1
Partner site
Aantal publicaties
18
112
-
4
Product/ tool
-
-
-
-
Publicaties bij lector
6
Social Media
Twitter
Twitter 2
Twitter
Twitter 2
FB
FB
1
FB
FB
1
Flickr
1
1
Centrale pagina met publicaties Pagina per publicatie
3
4
Flickr
Flickr
Vimeo
Vimeo 1
Vimeo
Vimeo
ISSUU
ISSUU
ISSUU
ISSUU
Flickr
1
1
1
Tabel 10 Overzicht vindplaats onderzoeksresultaten
Toelichting Eigen sites * Twee ACIN sites verwijzen naar een eigen website, maar dit zijn websites van partners. Dit is het geval bij het Fashion Technology Lab, dit verwijst naar CREATE-IT Fashion Research and Technology. In tweede geval verwijst het Heritage Lab naar de lectoraten pagina van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). Central pagina met publicaties Is er een centrale pagina met een overzicht van publicaties aanwezig op de website? Is de pagina wel aanwezig was, maar zijn er geen publicaties toegevoegd, dan telt deze niet mee. Pagina per publicatie Is er een aparte pagina per publicatie met metadata en informatie over het onderzoek? Download Zijn publicaties te downloaden? Verwijzing naar mogelijke vindplaats Geeft de site van het lab of het lectoraat een link naar een eigen externe site of naar een databank waar onderzoeksresultaten te vinden zijn?
Anita de Groot Afstudeerscriptie
62
Aantal publicaties Hoeveel publicaties zijn via de website te vinden? Publicaties die zijn opgenomen bij het profiel van lector (indien aanwezig) zijn niet meegeteld om dubbeltelling te voorkomen en omdat de publicaties van de lector niet altijd aan het lectoraat zijn ontsproten). Product/ tool Is er een centrale pagina met een overzicht van ontwikkelde producten of tools aanwezig? Dit is nergens het geval. Publicaties bij lector Geeft de site een profiel van de lector en zijn hier publicaties bij opgenomen? Social Media Maakt het lectoraat of lab gebruik van Social Media kanalen? Er is hierbij gekeken naar de pagina’s ‘nieuws’, ‘contact’, ‘in de media’ en op de homepage. Buttons onder- of bovenin het scherm zijn niet meegeteld, deze verwijzen naar de overkoepelende organisatie: het ACIN of de HvA en bevatten daarbij ook nog veel dode links. Er is niet op projectniveau gekeken.
12.2 Bijlage 2: Enquête vragen
Enquête Wist je dat het domein DMCI lectoraten heeft? Dit zijn onderzoeksgroepen die binnen projecten en labs wetenschappelijke onderzoeken uitvoeren. Binnen het domein DMCI is dat bijvoorbeeld CREATE-IT. De onderzoeken hebben raakvlak met de DMCI opleidingen. Via deze vragenlijst willen we achterhalen in hoeverre jij als DMCI student op de hoogte bent van wat de lectoraten doen. Ken je de onderzoeken al of zou je hierover willen lezen? Daarnaast bevat de enquête vragen over hoe je informatieve teksten leest. Doe je dit vooral digitaal of liever vanaf papier? Met de resultaten van deze enquête willen wij publicaties over de onderzoeken beter laten sluiten op de wensen en behoeften van DMCI-studenten. Het invullen van de enquête duurt ongeveer 5 minuten. Hartelijk dank alvast voor het invullen.. *Vereist 1. Welke opleiding volg je? (*) Markeer slechts één ovaal. o o o o o
AMFI HBOICT MIC CMD CO
2. Welke richting? (*) Als je in het propedeusejaar zit, vul dan 'propedeuse' in. 3. In welk studiejaar zit je? mag je overslaan als je vraag 2 'propedeuse' hebt ingevuld Markeer slechts één ovaal.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
o o o o
63
1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar
4. Als je in je vrije tijd digitale teksten leest (e-magazine, krant, e-book), wat gebruik je hier dan voor? Je kan drie mogelijkheden aangeven Vink alle toepasselijke opties aan. o o o o o o o o o
Desktop Laptop Tablet Smartphone E-reader zoals KoBo of Kindle Papier, ik print altijd alles uit Ik lees in mijn vrije tijd nooit digitale teksten Anders:
5. Als je VOOR JE STUDIE een digitale tekst van meer dan 1500 woorden gaat lezen, hoe lees je deze dan meestal? Je kan maximaal drie opties aangeven Vink alle toepasselijke opties aan. o o o o o o o o
Desktop Laptop Tablet Smartphone E-reader zoals KoBo of Kindle Papier: ik print altijd alles uit Anders:
6. De onderstaande vragen gaan over het lezen van digitale teksten, dus lezen vanaf een beeldscherm. In hoeverre ben je het met de onderstaande stellingen eens? 5 = volledig oneens Markeer slechts één ovaal per rij. 1 = helemaal mee eens 3 = niet eens/ niet oneens 5 = Volledig oneens 1= helemaal mee eens Ik vind het lezen van informatieve teksten vanaf
2
3 = niet eens/ niet oneens
4
5= Volledig oneens
Anita de Groot Afstudeerscriptie
64
een beeldscherm vermoeiend Ik raak snel afgeleid als ik een tekst vanaf een beeldscherm lees Ik ben helemaal gewend om teksten vanaf een beeldscherm te lezen
7. Deze vragen gaan over wetenschappelijk onderzoek en de lectoraten van het domein DMCI. In hoeverre ben je het met de onderstaande stellingen eens? 1 = helemaal mee eens, 5 = volledig oneens 1 helemaal mee eens
2
3 niet eens/ niet oneens
4
5 Volledig oneens
Ik weet welke lectoraten er zijn binnen het domein DMCI Ik heb wel eens een onderzoek gelezen van een lectoraat Ik gebruik altijd wetenschappelijke bronnen voor mijn werkstukken
8. Stel je voor dat je aan medestudenten snel zou moeten uitleggen waar onderzoek x van lectoraat y over gaat, wat zou je daarbij willen gebruiken?
Anita de Groot Afstudeerscriptie
65
Ja mag twee (2) opties aanvinken Vink alle toepasselijke opties aan. o o o o o o o o o
De officiële academische publicatie Een korte introductie in boekvorm (boekje) Het boekje van keuzeoptie B als read-only Pdf Een digitaal bestand document met video’s en achtergrondinformatie Een minicollege op YouTube Een digitale uitgave waarin ik markeringen kan aanbrengen Anders:
9. Het PublishingLab wil voor DMCI studenten een serie uitgaven gaan maken, die kort iets vertellen over onderzoeken die lectoraten hebben uitgevoerd. Wat is je eerste gedachte bij dit idee? * Markeer slechts één ovaal. 1 =heel interessant 5 =niet interessant o o o o o
1 2 3 4 5
10. Als deze uitgaven zowel digitaal als in boekvorm verschijnen: waar zou je deze uitgaven willen vinden? (meerdere antwoorden mogelijk) je kan meerdere opties aangeven Vink alle toepasselijke opties aan. o o o o o o o o o o
HvA bibliotheek HBO Kennisbank Océ Shop/ Weblisher Ik vraag een docent DMCI website Website van de lectoraten Twitter of Facebook Ik loop even bij het lectoraat langs Ik wil op de hoogte gehouden worden via een mailinglist Anders:
11. Ben je bereid voor een uitgave te betalen en zo ja: hoeveel? Markeer slechts één ovaal per rij. 10,00 12,50 De uitgave in boekvorm (boekje)
6,00 9,95
3,00 5,95
0,25 2,95
Nee € 0,00
Anita de Groot Afstudeerscriptie
66
E-book Digitale publicatie met video's en bonuslinks
12. Heb je nog opmerkingen of aanvullingen? Plaats ze hier ……………….. (*) In de online versie is vraag 1 een uitklapmenu. Vraag 2 geeft de mogelijkheid om ‘Anders’ in te vullen, als de opleiding niet in de lijst stond. ‘ Anders’ wordt in Google forms automatisch een gecontroleerde lijst, hiermee wordt de foutmarge sterk verkleind.
12.3 Bijlage 3: Codeboek Het codeboek is als bijlage digitaal op USB stick te vinden
12.4 Bijlage 4: Analyses in Spss interesse in Shorts uitgesplitst naar studiejaar Frequen Percen studiejaar .
cy Missin System
Valid
jaar
4,5
4,5
4,5
interessant
58
37,4
37,4
41,9
wel/ niet
58
37,4
37,4
79,4
30
19,4
19,4
98,7
2
1,3
1,3
100,0
155
100,0
100,0
3
2,2
2,2
interessant niet interessant Total
jaar
Percent
7
heel interessant
Valid
Percent
100,0
matig
tweede
Cumulative
999
g eerste
t
Valid
heel interessant
2,2
Anita de Groot Afstudeerscriptie
67
interessant
48
35,6
35,6
37,8
wel/ niet
48
35,6
35,6
73,3
30
22,2
22,2
95,6
6
4,4
4,4
100,0
135
100,0
100,0
9
29,0
29,0
29,0
14
45,2
45,2
74,2
6
19,4
19,4
93,5
2
6,5
6,5
100,0
31
100,0
100,0
5
10,4
10,4
10,4
interessant
24
50,0
50,0
60,4
wel/ niet
13
27,1
27,1
87,5
6
12,5
12,5
100,0
48
100,0
100,0
matig interessant niet interessant Total derde
Valid
jaar
interessant wel/ niet matig interessant niet interessant Total
vierde
Valid
jaar
heel interessant
matig interessant Total
Opleiding - Weet welke lectoraten Kruistabel Ik weet welke lectoraten er zijn niet eens/ helemaal Opleiding AMFI
eens Count % within opl
HBO-
Count
ICT
% within opl
CMD
Count
niet eens
volledig
oneens
oneens
oneens
Totaal
2
1
3
6
51
63
3,2%
1,6%
4,8%
9,5%
81,0%
100,0%
4
4
5
9
24
46
8,7%
8,7%
10,9%
19,6%
52,2%
100,0%
4
1
5
9
51
70
Anita de Groot Afstudeerscriptie
% within opl CO
Count % within opl
MIC
Count % within opl
Total
Count % within opl
68
5,7%
1,4%
7,1%
12,9%
72,9%
100,0%
0
0
2
5
49
56
0,0%
0,0%
3,6%
8,9%
87,5%
100,0%
4
5
10
13
101
133
3,0%
3,8%
7,5%
9,8%
75,9%
100,0%
14
11
25
42
276
368
3,8%
3,0%
6,8%
11,4%
75,0%
100,0%
studiejaar * onderz lz lectr Kruistabel Wel eens onderzoek gelezen van lectoraat niet eens/ helemaal
Studiejaar
eens
eerste
Count
jaar
% within studiejaar
tweede
Count
jaar
% within studiejaar
derde
Count
jaar
% within studiejaar
vierde
Count
jaar
% within studiejaar
Total
Count % within studiejaar
niet eens
volledig
oneens
oneens
oneens
5
5
6
32
107
3,2%
3,2%
3,9%
20,6%
69,0%
5
2
8
21
99
3,7%
1,5%
5,9%
15,6%
73,3%
1
1
4
3
22
3,2%
3,2%
12,9%
9,7%
71,0%
2
4
0
12
30
4,2%
8,3%
0,0%
25,0%
62,5%
13
12
18
68
258
3,5%
3,3%
4,9%
18,4%
69,9%
gebruik wetschappelijke bronnen – opleiding Kruistabel opleiding
Total
Anita de Groot Afstudeerscriptie
69
Ik maak altijd gebruik van
HBO-
wetenschappelijke bronnen helemaal eens
AMFI
Count % within opl
eens
5
17
34
7,9%
6,5%
5,7%
8,9%
12,8%
9,2%
24
20
32
21
57
154
43,5%
45,7%
37,5%
42,9%
41,8%
15
21
17
38
109
32,6%
30,0%
30,4%
28,6%
29,6%
5
11
5
12
44
10,9%
15,7%
8,9%
9,0%
12,0%
5
3
2
8
9
27
7,9%
6,5%
2,9%
14,3%
6,8%
7,3%
63
46
70
56
133
368
38,1 %
niet eens/ niet
Count
18
oneens
% within
28,6
opl
%
Count
11
% within
17,5
opl
%
Count
opl Total
Count % within
MIC
4
Count
% within
CO
3
opl
volledig oneens
CMD
5
% within
oneens
ICT
100,0
opl
%
100,0%
Digitaal lezen voor de studie Desktop
100,0 %
Count
100,0%
Column N %
43
11,7%
Laptop
263
71,9%
Tablet
46
12,6%
Smartphone
33
9,0%
E-reader
10
2,7%
172
47,0%
Papier, uitgeprint
Digitaal lezen in de vrije tijd Desktop
Count
Column N %
54
14,6%
Laptop
331
89,7%
Tablet
105
28,5%
Smartphone
311
84,3%
100,0 %
100,0%
Anita de Groot Afstudeerscriptie
70
E-reader
13
3,5%
Papier, uitgeprint
39
10,6%
leest niet digitaal
3
0,8%
Percentage
Waar zou je de Shorts willen aantreffen? Wat is een logische plek? HvA bibliotheek HBO Kennisbank Océ Shop/ Weblisher via docent DMCI website website lectoraten Twitter/ Facebook
Aantal
van de
Percentage
keren
respon-
van de
genoemd
denten
antwoorden
189
52,9%
22,3%
56
15,7%
6,6%
20
5,6%
2,4%
39
10,9%
4,6%
301
84,3%
35,5%
52
14,6%
6,1%
129
36,1%
15,2%
8
2,2%
0,9%
53
14,8%
6,3%
357
100,0%
100,0%
loop langs lectoraat mailinglist Subtotal
Totaal % van
Keuze format voor uitleg academische publicatie
Antwoorden
respondenten
50
13,6%
111
30,1%
42
11,4%
digitaal doc video's en links
119
32,2%
minicollege YouTube
186
50,4%
digitaal met markeren
66
17,9%
boekje boekje als Pdf
Bereid te betalen voor boekje
Anita de Groot Afstudeerscriptie
71
Cumulative Frequency Valid
Missing
12,50 - 10,00
Percent
Valid Percent
Percent
7
1,9
1,9
1,9
9,95 - 6,00
36
9,8
10,0
11,9
5,95 - 3,00
96
26,0
26,7
38,6
2,95 - 0,25
84
22,8
23,3
61,9
0,00
137
37,1
38,1
100,0
Total
360
97,6
100,0
9
2,4
369
100,0
System
Total
Bereid te betalen voor e-boek Cumulative Frequency Valid
Missing
Percent
Valid Percent
Percent
12,50 - 10,00
2
,5
,6
,6
9,95 - 6,00
4
1,1
1,1
1,7
5,95 - 3,00
45
12,2
12,5
14,2
2,95 - 0,25
91
24,7
25,3
39,4
0,00
218
59,1
60,6
100,0
Total
360
97,6
100,0
9
2,4
369
100,0
System
Total
Bereid te betalen voor digitaal document Cumulative Frequency Valid
Missing Total
12,50 - 10,00
Percent
Valid Percent
Percent
4
1,1
1,1
1,1
9,95 - 6,00
13
3,5
3,6
4,7
5,95 - 3,00
44
11,9
12,2
16,9
2,95 - 0,25
70
19,0
19,4
36,4
0,00
229
62,1
63,6
100,0
Total
360
97,6
100,0
9
2,4
369
100,0
System
Anita de Groot Afstudeerscriptie
72
12.5 Bijlage 5: Voorbereiding ontwerp paperprototype Analyse content IMRAD, Hartley, best practices Klassiek
Gebaseerd op
Gebaseerd op Best
Must haves en
Hartley
practices
wensen opdrachtgever
Titel
Titel
Titel
Lijst met auteurs
Namen en functies
Namen, functies
(binnen dit
Onderzoek met
onderzoek) auteurs
studenten,
Hartley (H) + BP
introductie van het team Samenvatting
Gestructureerde
Hartley
Samenvatting Introductie
Inleiding:
Intro onderwerp
Achtergrond
‘notes for
(wat is)
doelstellingen. Info over lectoraat
practitioners’
(Practitioners notes) Wat weten we al, wat is nieuw, wat zijn implicaties Methoden en
Methoden: Stroom
Hoe hebben wij
technieken
schema’s
het benaderd/
H + BP
aangepakt? Resultaten
Schema’s en tabellen
Wat heeft het
toelichten
onderzoek
H+BP
opgeleverd? Conclusies toelichten
Wat hebben we
Hbo-niveau, niet te
geleerd?
informeel
Welke projecten
Overzicht projecten
uitgevoerd?
Rol student onderstrepen.
Discussie Dankwoord,
Vermelding
optioneel
samenwerking met beroepsveld
Bronverwijzingen
Verwijzing naar
BP +
publicaties
Ruimte voor aantekeningen
Tabel 11 Analyse structuur content (AdG)
Anita de Groot Afstudeerscriptie
73
12.6 Bijlage 6: Beeld/ tekst analyse voorbeelden gebruikt in test Beeld-tekstanalyse Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Formaat
woorden
pagina’s
afbeeldingen
gebruikte
BxH
kleuren Slimme
13.164
46
74 afbeeldingen
systemen
15 pasfoto’s
voor de
6 portretfoto’s
toekomst
6 QR-codes
Fullcolour
297x210 mm (A4, oblong)
13 logo’s Totaal: 114 Innovation
13.472
39
25 afbeeldingen
in
9 logo’s
Healthcare
Totaal: 34
Fullcolour
297x210 mm (A4 oblong)
together with end users The Fashion
8 afbeeldingen
Rose, rood,
160x240 mm
retailscape:
9 grafieken
zwart.
(boek)
Innovations
4 logo’s
Afbeeldingen
in shopping
Totaal: 21
zw/w
4 pasfoto’s
Zw/w
Short:
27.001
6.078
73
33
Bundle
4 grafieken
(Prototype)
2 logo’s
148x210 mm (A5)
Totaal: 10
In de vier publicaties kwamen de volgende afbeeldingstypen voor: afbeeldingen, pasfoto’s (hierbij zijn in deze grafiek ook portretfoto’s ondergebracht), grafieken. Logo’s en QR-codes. Bij de telling een paar punten worden aangetekend. In Slimme Systemen voor de toekomst zijn enkele afbeeldingen zo naast elkaar geplaatst dat er gesproken zou kunnen worden van een collage. Deze zijn desondanks individueel geteld, omdat het niet duidelijk was of er werkelijk sprake was van een collage. De QR codes die in Slimme Systemen zijn opgenomen hebben een afbeelding als ondergrond, dat legitimeert dat ze zijn meegeteld als afbeelding. In Slimme Systemen is een grafiek opgenomen als illustratie dat er ook met grafieken gewerkt werd, niet als datavisualisatie. Daarom is deze grafiek meegeteld als afbeelding. In Healthcare bevat iedere pagina een onbeschreven decoratief kleurvlak, dit is niet meegenomen in de telling.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
74
12.7 Bijlage 7: Draaiboek en vragenlijst paperprototype test DRAAIBOEK Benodigdheden Opname apparatuur (geluid) Pen en papier voor aantekeningen Laptop Paper prototype Short Voorbeelden: ‘Slimme systemen’, ‘Innovations in Health care’ en ‘The fashion retailscape’. Koffie/ thee/ water Kleine attentive: Moleskin schrift
Opzet van de test: Introductie afstudeeronderzoek Shorts Uitleg van de test en de casus Paper prototype Short overhandigen voor eerste indruk Doorlopen vragenlijst Bij vraag 1 introduceer overig testmateriaal Bij vraag 13 Introduceer Slimme systemen Vraag 19 Introduceer digitaal document op laptop Bedanken en kleine attentie Totale duur ongeveer een uur. Casus: Stel je voor: Je bent een student aan het domein DMCI en je weet weinig tot niets van de lectoraten: je zou geen lectoraat of lab kunnen noemen en hebt nog nooit een onderzoek van een van de lectoraten gelezen. (Zoals 86% van de DMCI-studenten) Nu werk je aan een project waarbij je de opdracht hebt gekregen om educatief materiaal samen te stellen, je kan hierbij denken aan een cursusboek (het onderwerp is niet belangrijk binnen deze casus). Het wordt een digitale uitgave en daarom wil je meer weten over de achtergronden. Waar moet je allemaal rekening mee houden? Is het voldoende om een pdf-versie van aan papieren cursusboek te maken? Welke mogelijkheden zijn er nog meer? Je hebt dus vragen over content, maar ook over de technische/digitale mogelijkheden of beperkingen. Probeer je voor te stellen dat jij deze student bent en deze ‘Very Short Introduction’ hebt gevonden. Helpt deze informatiebron je verder?
Anita de Groot Afstudeerscriptie
75
Werkwijze: De student wordt ten eerste gevraagd het paper prototype te bekijken om een eerste indruk te vormen. Tijdens de sessie wordt gebruik gemaakt van een paper prototype en van drie best practices: •
Slimme Systemen voor de toekomst, Ervaringen en aanbevelingen vanuit het project Smart Systems FOR Smart Services
•
Innovation in Healthcare together with end users
•
The Fashion retail scape, innovations in shopping
Vragenlijst: 1. Wat vind je van de verhouding beeld-tekst in de Short? Wat vind je van deze verhouding in ‘Slimme Systemen’ en ‘the Fashion retailscape?’ 2. In ‘Slimme systemen’ zijn QR-codes codes opgenomen die leiden naar video’s met verdere informatie. Zou je hier gebruik van maken? 3. Kon je snel de informatie vinden die je zocht? 4. Zou je een Verklarende woordenlijst een goede toevoeging vinden? 5. Was de informatie relevant, is er voorkennis nodig en word je er goed door de uitgave heen geleid? 6. Is de toon is uitleggerig, wat vind je van het niveau? 7. Zou je deze uitgave gebruiken als bron voor een werkstuk? 8. Kan je je na het doornemen van de Short een idee vormen over hoe het onderzoek is uitgevoerd? 9. Op blz. 19 staat een stroomschema over de opzet van het onderzoek. Vind je dit een aanwinst? 10. Op blz. 22 staat een timeline over het verloop van het onderzoek, vind je dit een aanwinst? 11. Achterin is een overzicht opgenomen van publicaties die over dit onderzoek zijn verschenen, vind je dit bruikbaar? 12. Zou je hier ruimte willen hebben om aantekeningen te maken, bijvoorbeeld voor je eigen bronnen? 13. Als je naar het overzicht van publicaties in ‘Slimme systemen’ kijkt, wat is dan je eerste gedachte? 14. Vond je de informatie over het lectoraat een goede aanvulling? 15. Zou je deze liever aan het begin of aan het einde zien? 16. Miste je informatie? 17. Zou je de digitale versie op ISSUU gebruiken of gebruik je liever een ander format? 18. Zou je markeringen willen kunnen aanbrengen? 19. De Short heeft nu de look en feel van een Moleskin-achtig boekje, spreekt deze vormgeving je aan? 20. Ieder lectoraat krijgt een eigen kleur omslag. 21. Wat vind je van het formaat (A5)?
Anita de Groot Afstudeerscriptie
76
12.8 Bijlage 8: Gedetailleerde resultaten paperprototype test Resultaten per vraag De resultaten worden hier uiteengezet aan de hand van de gebruikte vragenlijst. Wat vind je van de verhouding beeld-tekst in de Short? Wat vind je van deze verhouding in ‘Slimme Systemen’ en ‘the Fashion retailscape?’ De reacties per titel: Slimme Systemen: Prettig vormgegeven Formaat (A4 oblong) is te groot Afbeeldingen van onderzoekers worden gewaardeerd Lijkt op reclamefolder Healthcare Uitstraling van een glossy Lijkt op reclamefolder Formaat (A4 oblong) is te groot Zeker niet gebruikt als bron Hoeveelheid afbeeldingen is zonde van papier Retailscape Prettig leesbaar Heel grafisch Opmaak prettig en overzichtelijk Veel tekst, maar ook veel grafieken (goede balans) Short Mist afbeeldingen Te weinig grafieken Veel tekst Om de tekst betrouwbaar en leesbaar te maken is een goede balans nodig tussen beeld en tekst. Afbeeldingen worden als prettig ervaren, maar vooral grafieken en tabellen worden gewaardeerd. Het maakt opsommingen van cijfers en getallen inzichtelijk. Lange lappen tekst worden negatief beoordeeld ‘oef, dat is wel veel tekst zeg’. Opmerkelijk is dat bij de Short door twee studenten positief werd gereageerd op de timeline (deze wordt later beschreven), maar alleen omdat het een tabel was ‘Yes, een tabel!’ Dit geeft al aan hoe belangrijk het is dat de tekst grafieken, tabellen en afbeeldingen bevat. Het gebruik van afbeeldingen en van uitgesproken kleuren in de opmaak wordt door één student als prettig ervaren. Daar tegenover staat dat er door twee studenten erg negatief op wordt gereageerd. De betrouwbaarheid van het onderzoek leidt onder een grote hoeveelheid afbeeldingen en kleur. Het geeft de publicatie de uitstraling van een reclamefolder. ‘Hier haak
Anita de Groot Afstudeerscriptie
77
ik af’. Diezelfde student vond dat de grafisch vormgever moet durven om in het ontwerp een verschil te maken tussen een Whitepaper en een onderzoek. Kortom, qua vormgeving hoeft het er niet per se gelikt of spectaculair uit te zien, maar wel betrouwbaar. In ‘Slimme systemen’ zijn QR-codes codes opgenomen die leiden naar video’s met verdere informatie. Zou je hier gebruik van maken? Hier werd ook gevraagd of de studenten Layar kennen of gebruiken. De studenten waren niet of nauwelijks bekend met de mogelijkheden van QR-codes of Layar. De student die de QR codes wel kende zei stellig: ‘QR codes zijn uit.’ Als er gebruik gemaakt zou worden van QR codes die linken naar video’s, dan moeten deze duidelijk worden omschreven. De video moet echt een toegevoegde waarde hebben. Een minicollege zou wel bekeken worden, maar een meer algemeen filmpje niet. De gebruiker moet weten waar de link naartoe leidt. De omschrijving die in Slimme Systemen wordt gegeven ‘Scan de QR codes met je smartphone voor meer verborgen informatie en filmpjes’ voldoet niet. De student moet overtuigd zijn van het nut van de video. Ook wordt het risico genoemd van Phishing en de angst om een onbekende link aan te klikken. Een student was erg enthousiast en zou ook slideshows willen zien. Kon je snel de informatie vinden die je zocht? Deze vraag werd wat lastig doordat in het paperprototype nog geen inhoudsopgave was opgenomen. Een inhoudsopgave wordt (uiteraard) noodzakelijk gevonden. Daarnaast draagt een register ook sterk aan het snel vinden van informatie. Zou je een Verklarende woordenlijst een goede toevoeging vinden? Een verklarende woordenlijst wordt zeer gewaardeerd, ‘Vooral als je onderzoek doet buiten je vakgebied’. De woordenlijst mag volgens een student al aan het begin van het document worden geplaatst: zo weet de lezer direct wat er behandeld gaat worden. Informatie over de auteurs Deze vraag is niet officieel voorgelegd, maar werd desondanks door alle studenten besproken. Informatie over auteurs wordt duidelijk gewaardeerd, het wordt beschouwd als persoonlijk en uitnodigend. Vooral de vermelding van een e-mailadres gooit hoge ogen ‘Oh wow, ik mag haar gewoon benaderen!’ Door te vertellen wat de achtergrond en de auteurs is, wordt ook een indicatie gegeven over de betrouwbaarheid van het onderzoek. Bestaat het hele onderzoeksteam uit wetenschappers, dan wordt verwacht dat het onderzoek volgens wetenschappelijke maatstaven is uitgevoerd. Een onderzoek dat bijvoorbeeld is uitgevoerd door ‘reclamelui’ wordt met veel meer scepsis gelezen. De beste plaats in het document is aan het begin, in de introductie. De studenten vinden de onderstaande punten interessant: Foto
Anita de Groot Afstudeerscriptie
78
Titulatuur Expertise Eerdere onderzoeken Eerdere projecten Rol binnen het onderzoek Functie, bijvoorbeeld onderzoeker, docent-onderzoeker, student-onderzoeker, projectleider Social media profielen: LinkedIn profiel, twitter E-mailadres Vond je de informatie over het lectoraat een goede aanvulling? Zou je deze liever aan het begin of aan het einde zien? De korte uitleg over het lectoraat en het PublishingLab vergroot feeling met het lab. Door te zien welke onderwerpen het lab en het lectoraat onderzoeken, krijgt de student weer ideeën en inspiratie voor eigen onderzoeken. Dit inzicht in de onderzoeksactiviteiten van het lab en het lectoraat versterkt de betrouwbaarheid van het onderzoek. De informatie moet wel in proportie blijven, het is niet de voornaamste reden om het boekje op te pakken. Het overzicht van verwante projecten onderstreept de betrouwbaarheid van het onderzoek. Het gebruik van bulletpoints en links naar de verwante projecten, verhoogt het leesgemak. De uitleg kan volgens de studenten ook het best aan het begin van het document geplaatst worden. Termen zoals lectoraat, lab of kenniscentrum moeten goed worden uitgelegd. Ook hier beïnvloedt deze informatie de wijze waarop de tekst wordt beoordeeld.
Was de informatie relevant, is er voorkennis nodig en word je goed door de uitgave heen geleid? De structuur is helder voor de studenten en het benoemen van de stappen die binnen het onderzoek zijn gezet worden als prettig ervaren. Door punt voor punt al deze stappen te noemen, van de aanleiding voor het onderzoek tot aan de conclusie, wekt de Short het vertrouwen een compleet beeld van het onderzoek te geven. ‘De Short is lesmateriaal an sich. Het is precies zoals het MIC een scriptie wil zien.’ Toch moeten ook hier gebruikte termen goed worden uitgelegd: voor een vierdejaars student is het bijvoorbeeld duidelijk wat een theoretisch kader is, voor een eerstejaarsstudent waarschijnlijk nog niet. Kan je je na het doornemen van de Short een idee vormen over hoe het onderzoek is uitgevoerd? De studenten gaven unaniem aan dat de onderzoeksmethoden die zijn toegepast uitvoeriger moeten worden beschreven. Een student zei dat ze dit onderdeel het vaakst zou raadplegen.
Op blz. 19 staat een stroomschema over de opzet van het onderzoek. Vind je dit een aanwinst? Het stroomschema heeft een meerwaarde als het aan de volgende voorwaarden voldoet: Vermelding van onderzoeksverantwoording
Anita de Groot Afstudeerscriptie
79
Vermelding onderzoeksmethoden Uitleg gebruikte termen
Op blz. 22 staat een timeline over het verloop van het onderzoek, vind je dit een aanwinst? Over de timeline zijn de meningen verdeeld. De ene student vindt het ‘heel chill’ de andere student vindt dat het geen enkele toegevoegde waarde heeft. ‘Ik weet zo ook wel dat najaar 2014 na het voorjaar 2014 kwam’. Voor een derde student toont het dat de onderzoekers niet over een nacht ijs zijn gegaan en dat wekt vertrouwen. De timeline biedt een meerwaarde als het aan de volgende voorwaarden voldoet: Een duidelijk onderscheid met het stroomschema, dus geen herhaling Goede toelichting Duidelijke verwijzing naar de vermelde onderzoeken Afbeeldingen van vermelde onderzoeken Waarschijnlijk werkt een timeline beter wanneer het tijdsverloop te zien is op de balk zelf en niet staat uitgeschreven in een tekstvlak.
Achterin is een overzicht opgenomen van publicaties die over dit onderzoek zijn verschenen, vind je dit bruikbaar? Alle studenten zijn positief over het opnemen van publicaties die over het onderzoek zijn verschenen. Een korte introductie zou een welkome aanvulling zijn en het type publicatie moet ook aangegeven worden: essay, paper, lectorale rede et cetera. Hieronder staan overzichten weergegeven zoals de studenten ze hebben beoordeeld.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
80
Zou je hier ruimte willen hebben om aantekeningen te maken, bijvoorbeeld voor je eigen bronnen? De meningen zijn verdeeld over het opnemen van ruimte om aantekeningen te maken. Dit varieert van zeer positief, tot positief en ‘niet nodig’. Niemand is uitgesproken negatief over de optie. Is de toon is uitleggerig, wat vind je van het niveau? Het niveau van de tekst is op Hbo-niveau, zeker niet te moeilijk. Ook niet te simpel: ‘Jip-enjanneketaal zou niet goed zijn’. De Short is helder, compact en goed leesbaar. Daarnaast is de Door het gebruik van bulletpoints en de aanwezigheid van conclusies is de Short ook goed scanbaar. Miste je informatie? De studenten zijn unaniem over het opnemen van de bronnen in het theoretisch kader. Doordat dit ontbrak twijfelde een student er zelfs aan om de Short als bron op te voeren. Een register, maar ook tags zouden een goede aanvulling zijn. Inhoudelijk ontbrak er niets. Zou je deze uitgave gebruiken als bron voor een werkstuk? Alle studenten zouden de Short als bron opvoeren. P. tekent daarbij aan dat de gebruikte bronnen dan wel moeten zijn opgenomen. De Short heeft vooral een functie in de oriënterende fase van een eigen onderzoek. N. noemt de Short als bron betrouwbaar. Zou je de digitale versie op ISSUU gebruiken of gebruik je liever een ander format? Alle studenten zijn positief over de Short via het ISSUU platform. De tekst is goed scanbaar en de tekstoriëntatie is heel, zeker wanneer het overzicht van pagina’s zichtbaar is. De studenten verwachten ook allemaal een bepaalde mate van interactiviteit:
Anita de Groot Afstudeerscriptie
81
Afspelen van een video binnen het document (niet op een nieuwe pagina) Aanklikbare inhoudsopgave Aanklikbare lijst met verwante projecten Aanklikbare diagrammen die meer informatie geven bij het aanklikken.
Een student heeft een uitgesproken hekel aan Pdf’s en zal hier geen gebruik van maken. Een andere student geeft aan dat een Pdf niet groter moet zijn dan 25 tot 30 pagina’s: dat is het afhaakpunt. Als voordelen van het Pdf-formaat wordt genoemd dat het printbaar is en dat er een zoekfunctie aanwezig is. Twee studenten spreken zich overtuigd uit voor het gebruik van de papieren Short. De deeltijdstudent die daardoor weinig op de HvA aanwezig is en buiten Amsterdam woont, zou de printversie van de Short online willen kunnen bestellen en thuisbezorgd krijgen. Dat mag €2 tot €3 kosten. Dit is zelfs aantrekkelijker dan gratis afhalen.
Zou je (digitaal) markeringen willen kunnen aanbrengen? Geen van de studenten lijkt de mogelijkheid om markeringen aan te brengen in Pdf’s te kennen. Deze mogelijkheid zal zeker benut worden als dit mogelijk is. P. merkt op dat dit het overzicht in een Pdf sterk vergroot. N. vindt markeringen aanbrengen niet nodig omdat het document al zo compact is en hooguit twee keer door haar geraadpleegd zal worden. De Short heeft nu de look en feel van een Moleskine-achtig notitieboekje, spreekt deze vormgeving je aan? Ieder lectoraat krijgt een eigen kleur omslag, wat vind je van dat idee? Een student vindt de kartonnen kaft wat klassiek en spreekt een voorkeur uit voor een glossy omslag. Een andere student denkt juist dat dit op weerstand zal stuiten: ‘De hele kritische student zal denken bij glossy: ‘Mwah, gaat daar mijn schoolgeld naartoe?’ Twee studenten zijn zeer te spreken over de kartonnen kaft, waarvan een er zelfs van overtuigd is dat de Short in die vorm gretig aftrek zal vinden. Alle studenten zijn er voorstander van dat ieder lectoraat herkenbaar is aan een eigen kleur omslag. Wat vind je van het formaat (A5)? ‘Het formaat is top.’ Iedereen is zeer te spreken over het formaat, het is goed mee te nemen en te verspreiden.
Anita de Groot Afstudeerscriptie
12.9 Bijlage 9: Screenshots paperprototype op ISSUU
82
Anita de Groot Afstudeerscriptie
83
Anita de Groot Afstudeerscriptie
84
Anita de Groot Afstudeerscriptie
85
Anita de Groot Afstudeerscriptie
86
Anita de Groot Afstudeerscriptie
87
12.10 Bijlage 10 Redactionele formule Introductie van het onderzoek: wat wordt onderzocht in een notendop. Dit werd als vanzelfsprekend gezien door studenten. Eventueel voorzien van visualisatie in de vorm van een stroomschema. Introductie van de auteurs/ het onderzoeksteam. Dit element bevat de naam, foto, achtergrond, expertise en rol binnen het onderzoek. Het vermelden van contactgegevens gooide hoge ogen bij de teststudenten. In dit deel kan ook de rol van studenten binnen het onderzoek uitgelicht worden. Dit deel moet kort en bondig blijven. Introductie van het lectoraat. Dit plaatst het onderzoek in een perspectief en verschaft het onderzoek betrouwbaarheid in de ogen van de studenten. Belangrijk om op te nemen, aangezien studenten nauwelijks op de hoogte zijn van het bestaan en de onderzoeken van lectoraten. Het is echter niet de hoofdreden om de Short op te pakken, dus het moet beknopt blijven. Omschrijving van de wijze waarop het onderzoek is opgezet en uitgevoerd werd belangrijk gevonden door studenten. Ze gebruikten het om in te schatten of het om een betrouwbaar onderzoek gaat en om de kunst af te kijken. Hetzelfde geldt voor het opnemen van een theoretisch kader. Dit onderdeel is goed om op te nemen aangezien de derde- en vierdejaarsstudenten wel redelijk op de hoogte zijn van hoe wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd, eerste- en tweedejaarsstudenten zijn dat minder. Ook is gebleken dat er
Anita de Groot Afstudeerscriptie
88
binnen het AMFI nog geen consensus bestaat over wat onderzoek nu precies is en dit heeft zijn weerslag op de studenten. De enquêteresultaten lieten alleen geen uitschieter zien bij de antwoorden van AMFI-studenten op de vraag over gebruik van wetenschappelijke bronnen. Dat betekent dat het óf wel meevalt binnen AMFI óf dat de verwarring domeinbreed leeft. Lost een Short dat op? Natuurlijk niet, maar het is wel een argument om ruim aandacht te besteden aan de wijze waarop het onderzoek is opgezet en uitgevoerd. Deelprojecten binnen het onderzoek. Voorzien van bulletpoints zodat het snel scanbaar is. Theoretisch kader. Studenten gaven aan de Short in een oriënterende fase van hun eigen onderzoek of project te zullen raadplegen, dan is een theoretisch kader met bronverwijzing van belang om inzicht te krijgen in het onderzoek. Verklarende woordenlijst. Gebruikte termen zoals lectoraat, moeten worden toegelicht. Eventueel aangevuld met een register Resultaten. In dit deel worden de onderzoeksresultaten getoond, maar vooral ook de ontwikkelde producten en de nieuwe mogelijkheden die ze bieden. Waar mogelijke kan een verband koppeling naar de beroepspraktijk worden gemaakt. Dit brengt het onderzoek tot leven. Conclusies werden zeer belangrijk gevonden en gaven studenten de indruk een volledig beeld van het onderzoek te hebben gekregen. Bij voorkeur voorzien van bulletpoints zodat ze snel scanbaar zijn. Publicaties die over het onderzoek verschenen zijn, zodat de student verder kan lezen over het onderzoek.
12.11 Bijlage 11: USB-stick met Interviews: Paul Nagtegaal Miriam Rasch Lisette Vonk Paperprototype test: Patrick Bruijn Nouska du Saar Ellen Kiel CD met Documenten: Spss Codeboek Plan van Aanpak
Anita de Groot Afstudeerscriptie
12.12 Bijlage 11: Plan van Aanpak goedkeuringsmail Plan van Aanpak is digitaal bijgevoegd op USB-stick
Goedkeuringsmail:
89