Laurine Blonk is masterstudent humanistiek aan de UvH en masterstudent filosofie aan de EUR. Daarnaast is zij redacteur van Partage. Abstract: Door de toegenomen gegevensverzameling door overheid en bedrijven staat privacy onder druk. Het blijkt echter moeilijk te articuleren wat precies de waarde van privacy is. Daardoor is het ook onduidelijk waarom het verdedigd zou moeten worden. Er worden verschillende invalshoeken nagelopen om de waarde van privacy concreter te maken: eerst het denken over privacy als recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en vervolgens een hedendaagse opvatting van privacy: controle over de toegang tot je gegevens. In de laatste worden het aspect van controle en het aspect van toegang onderscheiden als verschillende invalshoeken. De bespreking van deze drie invalshoeken geeft aanleiding tot een andere kijk op privacy en haar waarde: privacy is niet alleen een individueel recht of individuele controle, maar ook een factor in de relaties tussen personen en organisaties. Teveel zichtbaarheid van individuen zorgt voor vervreemding en modulering binnen deze relaties. Het terugdringen van een te grote zichtbaarheid is daarom een belangrijke waarde van privacy.
Laurine Blonk
Wat is de waarde van privacy? Drie verschillende invalshoeken
“The masters of information have forgotten about poetry, where words may have a meaning quite different from what the lexicon says, where the metaphoric spark is always one jump ahead of the decoding function, where another, unforeseen reading is always possible.” (Coetzee - Diary of a bad year (2007, p. 22-23) Inleiding Privacy is onder druk komen te staan. Het doen en laten van personen wordt via verschillende technologische wegen in toenemende mate gemeten, geregistreerd en verwerkt. Deze datastromen spelen een steeds grotere rol in Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
de werking van instituties. Overheidsdiensten en commerciële partijen gebruiken de informatie om hun handelen of diensten te verbeteren (Hallinan et al, 2012). De nieuwe mogelijkheden dragen immers een soort belofte in zich: het uitvoeren ervan zal zorgen voor meer veiligheid, rechtvaardigheid, meer dienstverlening op maat, en meer welvaart (Hallinan et al, 2012; Cohen, 2013; Baghai, 2011; Rengel, 2013). Deze ontwikkeling is echter niet onomstreden. Telkens wanneer er een privacy-issue in het nieuws komt (bijvoorbeeld de bevoegdheden van de AIVD; een nieuw privacyreglement van Facebook), laait opnieuw de discussie op over het verlies van onze 35
Wat is de waarde van privacy?
privacy. De nadruk ligt hierbij vooral op het verlies van controle over de toegang tot onze gegevens, ongeacht wat voor soort gegevens dat zijn, aankopen bij de supermarkt of een strafbaar feit (Roessler & Mokrosinska, 2013). Door klokkenluiders als Edward Snowden1 is duidelijk geworden dat we deze controle inderdaad verliezen (Thierer, 2013). In deze discussies is er een zekere verlegenheid als het gaat om de intrinsieke waarde van privacy. Het is moeilijk te verwoorden wat er de waarde van is en waarom het verdedigd zou moeten worden (Vedder et al., 2007). Dit roept volgens Vedder et al. 'de vraag op of een complexe en fragiele waarde als privacy op de lange termijn bestand is tegen een dergelijk gebrek aan uitdrukkingsvermogen' (2007, p. 63). Zijn zorg wordt onderstreept door een onderzoek van Hallinan, Friedewald en McCarthy (2012) waaruit blijkt dat Europese burgers aangeven privacy belangrijk te vinden, maar niet kunnen aangeven waarom. De respondenten blijken echter wel over dit articulatievermogen te beschikken wanneer ze gevraagd wordt naar het belang van andere waarden, zoals veiligheid. Hierin lijkt de crux van het probleem te liggen: zolang niet gearticuleerd kan worden wat de waarde van privacy is, zal een beroep op privacy het moeten afleggen tegen de beloftes die in de mogelijkheden van gegevensverzameling schuilen2, ook wanneer dit in strijd is met onze intuïtie. Het begrip privacy zelf heeft veel verschillende invullingen gekend, zonder dat er sprake is van een duidelijke kern die ze allemaal gemeenschappelijk hebben (Schoeman, 1984; Solove, 2002). Dit maakt het enerzijds lastig om de vinger op de waarde ervan te leggen, maar het biedt anderzijds wel de ruimte om privacy telkens opnieuw te definiëren en Edward Snowden lekte in 2013 documenten waaruit blijkt dat de NSA – in samenwerking met geheime diensten van andere landen – wereldwijd op grote schaal gegevens verzamelt van burgers en communicatie aftapt. 2 De mogelijkheden van deze dataverzameling zijn zelf ook niet zo evident als sommige beleidsmakers ze willen doen voorspiegelen. Er vindt een enorme reductie plaats wanneer alle facetten van de menselijke leefwereld worden gereduceerd tot iets dat gemeten kan worden. Zie hiervoor bijvoorbeeld Byung Chul-Han met zijn essay De Transparante Samenleving. 1
36
het potentieel ervan te herzien in het licht van nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (Warren & Brandeis, 1890). Dat is ook de doelstelling van dit artikel: om het begrip privacy vanuit verschillende invalshoeken te bekijken, om zo de vraag te beantwoorden wat de waarde van privacy is in de huidige context. Eerst wordt ingegaan op de klassieke notie van privacy als recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Vervolgens wordt gekeken naar twee aspecten van een hedendaagse opvatting van privacy (Roessler & Mokrosinska, 2013): controle (over de toegang tot je gegevens) en de toegang zelf (tot je gegevens). Per invalshoek wordt afgewogen welke waarde van privacy naar voren komt en wat daar tegenin te brengen valt. In de conclusie wordt hieruit een antwoord gegeven op de vraag: wat is de waarde van privacy? Invalshoek 1: Privacy als recht op bescherming Privacy heeft een sterke juridische connotatie. De term is vooral geëxpliciteerd in de verschillende rechtstradities van Westerse landen. Bovendien is het opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Privacy is hier het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Stalder, 2010). Vaak wordt het artikel ‘The Right to Privacy’ van Warren en Brandeis uit 1890 aangehaald als het eerste dat nadrukkelijk op het recht op privacy inging. Hoewel de opvatting al langer bestond, wordt dit gezien als de canonieke tekst die voor het eerst uitlegt wat het recht op privacy zou moeten inhouden en waarom dat recht belangrijk is. Opvallend is dat dit artikel ook werd geschreven naar aanleiding van nieuwe technologische ontwikkelingen. Deze juristen definieerden privacy als ‘the right to be left alone’ (p. 1). De aanleiding tot deze invulling van privacy was de onthulling van het privéleven van bekende personen in de kranten en zij brachten dit ongewenste fenomeen in verband met twee ontwikkelingen uit hun tijd: de toename van het bereik van kranten en de ontwikkeling van fotografie. Na Warren en Brandeis zijn er vele pleitbezorgers van het recht geweest die ieder opnieuw formuleerden wat we moeten verstaan onder het recht op privacy en waarom het
Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
Wat is de waarde van privacy?
belangrijk is (Schoeman, 1984). Het eerste idee dat de persoonlijke levenssfeer beschermd moet worden door privacy is echter ontstaan met de opkomst van grote bureaucratieën (Stalder, 2010) die overheidstaken, zoals het innen van belastingen en het uitvoeren van een leer- en dienstplicht, uitvoeren met behulp van statistische gegevens van de bevolking (Giddens, 1991). Tegenover deze vorm van reductie tot objectieve kenmerken als leeftijd en geslacht gingen burgers zichzelf steeds meer zien als personen met een innerlijk leven dat losstond van de buitenwereld. Privacy werd gezien als de manier waarop dit innerlijk leven beschermd kon worden tegen de toenemende macht van bureaucratische instituties (Stalder, 2010). Kanttekeningen bij het recht op bescherming Er valt echter een kanttekening te plaatsen bij het denken over privacy als recht. Het denken in rechten hangt namelijk samen met het mensbeeld van de moderniteit en is niet meer goed toegesneden op de huidige culturele context. Het mensbeeld dat hieraan ten grondslag lag, het liberale, zelfstandige individu dat door middel van rechten in staat was om zijn autonomie en vrijheid uit te oefenen, is onder druk komen te staan door verschillende ontwikkelingen in het 19e en 20e eeuwse denken (Cohen, 2013; Giddens, 1991). Kort samengevat wordt een persoon hierbij niet meer gezien als een autonoom opererende eenheid, maar als ingebed in en bepaald door zijn sociale en culturele omgeving. Het is hierdoor lastiger geworden om nog te kunnen spreken van de beschermende werking van privacy. Deze werking is gestoeld op het idee dat het ‘zelf’ het beste af is wanneer het vrij en autonoom kan leven. Privacy helpt om deze voorwaarden te realiseren. Wanneer er niet meer op deze manier naar het ‘zelf’ wordt gekeken, wordt de veronderstelde beschermende werking van privacy ook betekenisloos (Stalder, 2010). Een tweede kanttekening is dat zichtbaarheid veel belangrijker geworden is om goed deel te kunnen nemen aan het sociale verkeer en om een goede positie te verwerven in de huidige maatschappij. Dit maakt het moeilijk om te begrijpen waarom het recht op privacy waardevol zou zijn voor individuen. Veel mensen zijn vandaag de dag immers Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
banger voor de kwalijke gevolgen van onzichtbaarheid dan voor een verlies van privacy (Giroux, 2014). Het recht op privacy is hierdoor niet alleen betekenisloos, maar zelfs strijdig geworden met het toegenomen belang van zichtbaarheid en profilering. Met deze beide ontwikkelingen is het lastig geworden om privacy als beschermend recht te blijven verdedigen. Hoewel het recht op privacy teruggrijpt op een lange traditie, lijkt het niet een bruikbare invalshoek om in onze context de waarde van privacy concreet te maken. Informational privacy In veel publieke debatten over privacy staat de schending van de controle over de eigen gegevens centraal (Thierer, 2013). Hier sluit de notie informational privacy bij aan: controle over de toegang tot je gegevens (Roessler & Mokrosinska, 2013), een juridisch concept dat is ontwikkeld in reactie op de ontwikkelingen rondom gegevensverzameling, vergelijkbaar met de manier waarop Warren en Brandeis hun artikel schreven naar aanleiding van technologische ontwikkelingen in hun eigen tijd. Omdat het concept is toegesneden op de vraagstukken rondom gegevensverzameling en aansluit bij de manier waarop privacy vaak wordt opgevat in publieke debatten, is het een interessant concept om te onderzoeken. Om dit te doen, wordt deze uitgesplitst in twee aspecten die erin naar voren komen: controle (over je gegevens) en de toegang (tot je gegevens), opgevat als twee invalshoeken om naar privacy te kijken. Beide worden nagelopen om te kijken op welke manier deze de waarde van privacy concreet maken. Invalshoek 2: Het aspect van controle Het eerste aspect is de controle die personen hebben over hun eigen gegevens. Opvallend aan informational privacy is dat deze controle zo sterk wordt benadrukt. Dit is duidelijk te zien aan de manier waarop er wordt gesproken over privacyschending in de media. Wanneer bijvoorbeeld een geheime dienst (de NSA of de AIVD) of een internetbedrijf in opspraak raakt, is dat omdat ze ongevraagd gegevens registreren.
37
Wat is de waarde van privacy?
Wanneer dit echter met onze instemming gebeurt, zou er vanuit deze invalshoek geen sprake zijn van een probleem rondom privacy. Het denken in termen van individuele controle heeft een heel andere achtergrond dan het denken in rechten, hoewel ook dit denken uitgaat van een autonoom opererend individu. Het is terug te herleiden tot het marktdenken3 tussen consument en bedrijf, in tegenstelling tot rechten die zijn ontstaan tussen burger en overheid. Waar privacy in het rechtsdenken een goed is dat aan burgers toebehoort en dat institutioneel gewaarborgd of nagestreefd moet worden, is het bij het marktdenken een product met een bepaalde waarde (“wat de gek ervoor geeft”) dat tussen consument en bedrijf uitgeruild kan worden. De verzameling gegevens die een consument creëert over zichzelf, bijvoorbeeld door zijn zoekopdrachten, kan de consument uitruilen voor een (gratis) internetdienst of entertainment. Hierdoor zijn persoonlijke gegevens een soort valuta geworden waarmee een consument kan betalen4. Er lijkt hier geen sprake te zijn van een probleem, we blijken immers liever onze gegevens af te staan dan dat we betalen voor diensten of entertainment5. Naast deze praktische afweging lijkt er bovendien nog een breder moreel kader mee te wegen, waarbij diensten op maat (zelfs advertenties op maat) automatisch als beter worden gezien dan gestandaardiseerde dienstverlening (Stalder, 2010), zolang dit maar samengaat met de expliciete toestemming van de consument voor het gebruik van zijn of haar gegevens. Bij deze markt in persoonlijke gegevens moet de consument een bepaalde afweging maken bij de transactie. In de meeste gevallen is dat een risicoinschatting van het mogelijke nadelige gebruik van de verstrekte gegevens. De populaire opvatting (Giroux, 2014, Solove, 2007) én de huidige wet- en 3
In dit artikel gebruik ik marktdenken losjes als term voor wat vaak aangeduid wordt als neoliberalisme (Achterhuis, 2010). 4 Een stelling van de denker Evgeny Morozov, die hij uiteenzet in de VPRO Tegenlicht aflevering “Bureau voor digitale sabotage” van 2 maart 2014 5 Zie hiervoor bijvoorbeeld het opiniestuk in de Volkskrant van 21 januari 2015: “Met verlies van privacy betalen we voor onze hebzucht” door Menno de Vries. 38
regelgeving rondom privacy in Europa (Coll, 2014) sluiten aan op deze notie. Privacy kan van waarde zijn omdat het de zelfbeschikking van een consument centraal stelt en hem of haar in staat stelt zichzelf te beschermen tegen nadelig gebruik van persoonlijke gegevens (Giroux, 2014). Wanneer een consument zijn privacy opgeeft door toestemming te verlenen om gegevens in te zien, is hij of zij primair zelf verantwoordelijk voor de gevolgen die hij of zij daarvan ondervindt (Coll, 2014). Kanttekeningen bij het aspect van controle Er vallen verschillende kanttekeningen te plaatsen bij de nadruk op controle en de waarde van privacy die hierbij naar voren komt. Ten eerste geldt voor het onderliggende mensbeeld hetzelfde bezwaar als bij het denken in rechten. Het is niet meer evident of mensen wel gezien kunnen worden als autonome individuen, dus ook niet of je uit kunt gaan van autonome keuzes. Hier kan tegenin gebracht worden dat er in de praktijk nog wel door veel mensen op deze manier wordt gedacht, en dat de vrijheid om te kiezen over het algemeen ook zo wordt ervaren. Dat zou betekenen dat dit bezwaar in de praktijk niets zegt. Maar ook los hiervan is het maar de vraag of er wel sprake is van een vrije keuze om privacy wel of niet uit te ruilen. Er klinkt namelijk een tweede boodschap door wanneer gesteld wordt dat je zelf kunt kiezen of je je gegevens beschikbaar stelt: als je niets te verbergen hebt, heb je ook niets te vrezen van nadelig gebruik. Deze impliciete boodschap maakt het verdacht om je te beroepen op je privacy (Coll, 2014; Solove, 2007). Solove (2007) laat zien dat privacy op deze manier opnieuw gedefinieerd kan worden als ‘het recht om iets nadeligs of onwettigs geheim te houden’, wanneer je deze lijn van redeneren doortrekt. Dit lijkt bij individuele keuzes van consumenten nog niet zo’n groot probleem. Maar als je dit meeneemt naar de bredere maatschappelijke afwegingen die gemaakt moeten worden in het licht van gegevensverzameling, zoals de afweging tussen de mogelijkheden om terrorisme te bestrijden en het belang van privacy, wordt de waarde van privacy automatisch problematisch. Het is dan een discutabel, individueel privilege (om iets nadeligs geheim te houden) dat afgewogen moet worden Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
Wat is de waarde van privacy?
tegenover een algemeen belang als veiligheid. Op deze manier valt privacy niet te verdedigen. De derde kanttekening die gemaakt kan worden, is dat de nadruk op dit aspect privacy reduceert tot een verzameling keuzes van individuen. Zoals het marktdenken dat doet (Achterhuis, 2010) maakt dit het kiezen voor meer of minder privacy een individuele keuze én verantwoordelijkheid. Dit versluiert de maatschappelijke invloed van de omgang met privacy. Dat bepaalt immers ook de machtsverhoudingen tussen organisaties, overheid en burgers (Coll, 2014; Hallinan et al, 2012) Het aankaarten van deze invloed wordt bemoeilijkt wanneer ze wordt opgevat als iets dat alleen individuen aangaat. Samengevat is het de vraag of individuen wel vrije keuzes kunnen maken over hun gegevens. Bovendien versluiert de nadruk op de individuele controle de maatschappelijke machtsverhoudingen en hoe deze door de omgang met privacy worden beïnvloed. Dit maakt de invalshoek van controle, hoewel deze erg gangbaar is, niet geschikt om een bevredigend antwoord te geven op de vraag naar de waarde van privacy. Invalshoek 3: Het aspect van toegang Wat privacy als recht (invalshoek 1) en als individuele controle (invalshoek 2) gemeen hebben is dat ze beide uitgaan van de waarde van privacy voor een individu. Bij informational privacy zit echter ook nog het aspect van de toegang zelf tot de gegevens, los van de controle die personen daarover uitoefenen. Dit aspect wijkt van de vorige twee af, omdat het juist naar voren komt in de relatie van het individu met een organisatie. Wanneer een organisatie toegang heeft tot je gegevens, ben je voor deze organisatie meer zichtbaar. Dit is van invloed op de relatie tussen individuen en organisaties. Juist nu organisaties steeds meer mogelijkheden met gegevensverwerking hebben, komt de waarde van privacy in deze invalshoek duidelijk naar voren. Vervreemding Het eerste argument voor de waarde van privacy vanuit deze invalshoek wordt gegeven door Solove (2007). Hij haakt in op het veelgebruikte argument, wat bij de bespreking van het aspect van controle
Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
werd aangehaald, dat privacy belangrijk zou zijn omdat het bescherming biedt tegen nadelig gebruik van onze gegevens (zie invalshoek 2). Volgens hem is dit geen geschikte manier om te praten over het belang van privacy, omdat het hierbij pas belangrijk wordt als we uitgaan van slechte intenties van de organisaties die onze gegevens willen inzien. Privacy is volgens hem juist ook belangrijk bij nobele intenties. Het beschermt ons tegen de vervreemding die optreedt wanneer voor ons onduidelijk is hoe onze gegevens worden verwerkt, en op welke manier dat invloed heeft op het handelen van de organisatie. Hij maakt het verschil in deze twee zienswijzen duidelijk door te verwijzen naar twee invloedrijke romans. In plaats van Orwells dystopische roman “1984” (gepubliceerd in 1949) als symbool te zien voor de toegenomen invloed van gegevensverzameling, waar de informatie door het regime wordt gebruikt om de totalitaire machtspositie te handhaven, stelt hij Kafka’s roman “Het proces” (1925) voor als betere metafoor om te begrijpen in wat voor situatie we verkeren. Het probleem is niet dat wij de intenties moeten wantrouwen van waaruit gegevens worden verzameld. We kunnen als individuen echter weinig invloed uitoefenen op de verwerking van de gegevens, en we hebben er meestal ook geen of weinig inzicht in hóe dat precies gebeurt. We zijn daarentegen wel onderworpen aan de gevolgen ervan. De keuzes van bedrijven en overheidsorganen aan de hand van onze gegevens grijpen verregaand in op onze levenslopen. Dit komt duidelijk naar voren in “Het proces”, waar de hoofdfiguur verstrikt raakt in een ondoorzichtig bureaucratisch rechtssysteem, waarbinnen hij geen invloed meer uit kan oefenen op zijn eigen rechtszaak. Zonder dat er sprake is van kwade intenties van de betrokkenen, zijn de gevolgen voor de hoofdpersoon verschrikkelijk, omdat hij op geen enkele manier de onschuld kan tonen waar hij zelf van overtuigd is, hij komt er zelfs niet achter waar hij van wordt beschuldigd. De invloed van abstracte gegevensverwerking werkt inhumaan op zowel micro- als macroniveau: 'They not only frustrate the individual by creating a sense of helplessness and powerlessness, but they also affect social structure by altering the kind of relationships people have with the institutions that make important decisions about their lives' (Solove, 39
Wat is de waarde van privacy?
2007, p. 13). Dit is een belangrijk kanttekening bij de mogelijkheden van gegevensverzameling ten koste van onze privacy. Ongeacht of organisaties het beste met ons voor hebben - zoals het streven naar veiligheid, efficiency of dienstverlening op maat – heeft het gebruik van persoonlijke gegevens een problematische uitwerking op de relatie tussen de betrokken personen en de organisatie, omdat we onderworpen worden aan vervreemdende besluitvorming. Het werkt vervreemdend, omdat we de besluitvorming niet kunnen begrijpen of beïnvloeden, maar wel met de gevolgen ervan te maken hebben (Solove, 2007). Modulering Naast vervreemding levert teveel toegang ook een ander probleem op, namelijk modulering. Dit is volgens Cohen (2013) het grootste probleem van te zichtbaar zijn voor organisaties. Het proces van modulering, zoals zij dat opvat, is het beste te zien aan de werking van internet: wat we daar doen wordt geregistreerd, maar het internet past zich vervolgens ook weer aan deze gegevens aan: het laat aangepaste advertenties en zoekresultaten zien die passen bij onze situatie, voorkeuren en opvattingen. Individuen komen bijna niet meer in aanraking met informatie die niet bij hun profiel aansluit. Hierdoor worden personen gestimuleerd om zichzelf langs voorspelbare patronen te ontwikkelen en te gedragen die voor de overheid en het bedrijfsleven wenselijk zijn. Afwijkend gedrag wordt op verschillende manieren ontmoedigd: je krijgt geen korting, of het wordt lastiger om bij een bepaalde virtuele groep te horen. Onze opvattingen en voorkeuren worden zo gemoduleerd. Het gemoduleerde individu voert geen kritische debatten, streeft geen sociale of politieke idealen na en heeft niet meer de breathing space die onzichtbaarheid biedt om zichzelf te ontplooien buiten de gebaande paden (Cohen, 2013; Giroux, 2014). Een onnodige beperking in Cohens betoog is dat zij uitgaat van bepaalde belangen van de overheid en bedrijven die we zouden moeten wantrouwen. Ook zonder dit uitgangspunt kan het proces van modulering plaatsvinden. Dit wordt duidelijk door te kijken naar wat Giddens (1991) institutional reflexivity noemt. In de laatmoderne tijd zijn instituties continu bezig met het aanpassen van hun 40
praktijken in het licht van nieuwe informatie. Tegelijkertijd is de interactie tussen ons zelf en instituties zo groot geworden dat ze elkaar voortdurend opnieuw reflexief vormgeven. Een bepaalde mate van modulering vindt dus onvermijdelijk plaats door deze heen en weer gaande reflexieve beweging. Wanneer instituties teveel van ons weten, raken de reflexieve processen van het zelf en instituties zo met elkaar verweven dat er geen ruimte meer overblijft om op een nieuwe manier naar het zelf, of naar instituties te kijken. De modulering zorgt er dan voor dat deze zo naadloos op elkaar zijn afgestemd dat er geen ruimte meer is om iets te laten ontstaan of te ontwikkelen op een nieuw terrein. Ook zonder uit te gaan van specifieke belangen van overheid en bedrijven lijkt het probleem van modulering dus reëel. Wanneer er sprake is van privacy, dus beperking van de toegang, wordt een zekere speelruimte behouden om je als individu te ontwikkelen in een richting die nog niet naadloos aansluit op de huidige inrichting van instituties. Deze speelruimte kan bovendien zorgen voor een tegenkracht of tegengeluid tegenover eventuele inhumane aspecten van de inrichting van instituties. Geconcludeerd kan worden dat teveel toegang (te weinig privacy) problematische effecten heeft op de relatie tussen individuen en organisaties door modulering en vervreemding. Dit maakt de waarde van privacy concreet. Conclusie Dit artikel begon met het probleem van de articulatie van de waarde van privacy. Hoewel we intuïtief erkennen dat privacy belangrijk is, kunnen we niet goed verwoorden waarom. Wanneer we privacy moeten verdedigen in de afweging met andere waarden, dreigt privacy bij voorbaat het onderspit te delven, ook wanneer we het gevoel hebben dat dit onterecht is. Om de waarde van privacy concreet te maken, zijn drie verschillende invalshoeken nagelopen: privacy als recht op bescherming, privacy vanuit het aspect van controle, en privacy vanuit het aspect van de toegang. De eerste twee invalshoeken maken de waarde van privacy wel concreet, maar daar vallen ook kanttekeningen bij te plaatsen. Hierdoor geven de
Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
Wat is de waarde van privacy?
invalshoeken geen bevredigend antwoord op de vraag naar de waarde van privacy. De derde invalshoek, privacy als toegang, laat zien dat privacy niet alleen als iets individueels (een recht, of controle) kan worden gezien, maar ook een factor is in de relatie tussen individuen en organisaties. Hierdoor wordt een concreet antwoord gegeven op de vraag “wat is de waarde van privacy?”: het verlies van privacy, in de vorm van teveel toegang tot gegevens van individuen, zorgt voor de problemen van vervreemding en modulering. Suggesties voor vervolgonderzoek In vervolgonderzoek kan gekeken worden naar specifiekere vormen van toegang van gegevens in relaties. Er zijn twee argumenten gegeven waarom zichtbaarheid zorgt voor problemen in de relatie tussen individuen en organisaties, zonder onderscheid te maken in het type gegevens of de aard van de relatie met de organisatie. Gelden deze argumenten voor gegevens in het algemeen, of
moet er per context onderzocht worden voor welke gegevens dit opgaat? Is dit een bruikbaar theoretisch uitgangspunt om verder te concretiseren in specifieke contexten? Tegenover de waarde van privacy staat bovendien het belang van voldoende zichtbaarheid in onze tijd om goed deel te nemen aan het sociale verkeer. . Hier lijkt sprake te zijn van een spanningsveld tussen het belang van zichtbaar zijn en het belang van onzichtbaar zijn. Hoe verhouden deze twee zich tot elkaar? Nog een andere vervolgvraag is: welke specifieke vormen van toegang tot gegevens zijn juist wenselijk? Denk hierbij bijvoorbeeld aan een denker als Arendt, die stelt dat we selectieve zichtbaarheid nodig hebben, die bovendien institutioneel verankerd moet zijn in het recht, om als uniek individu aan anderen te kunnen verschijnen en als mens te kunnen handelen (Borren, 2010). Dit uitgangspunt kan verder worden uitgewerkt in relatie tot privacy.
Literatuur:
Achterhuis, Hans (2010). De utopie van de vrije markt. Rotterdam: Lemniscaat. Baghai, K. (2011). Privacy as a Human Right: A Sociological Theory. Sociology, 46(5) p. 951-965. Borren, Marieke. (2010). Amor mundi: Hannah Arendt's political phenomenology of world. Doctoral dissertation. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Brandeis, Louis & Warren, Samuel (1890). The Right to Privacy. Harvard Law Review, 4(5) p. 193-220. Coetzee, J.M. (2007) Diary of a bad year. Melbourne: Text Publishing. p. 22-23. Cohen, Julie. (2013). What privacy is for. (Privacy Self-Management and the Consent Dilemma). Harvard Law Review, 126(7), p. 1904-1933. Coll, Sami. (2014). Power, knowledge, and the subjects of privacy: understanding privacy as the ally of surveillance. Information, Communication & Society, 4, p. 1-14. Giddens, Anthony. (1991). Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity Press.
Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1
41
Wat is de waarde van privacy?
Giroux, H. (2014). Totalitarian Paranoia in the Post-Orwellian Surveillance State. Cultural Studies, 28, p. 1-33. Hallinan, D.; M. Friedewald, & P. McCarthy. (2012). Citizens' perceptions of data protection and privacy in Europe. Computer law & security review, 28, p. 263-272. Nussbaum, M. (2011). Creating Capabilities. The Human Development Approach. Cambridge: Belknap Press. Rengel, Alexandra. (2013). Privacy in the 21th century. Leiden: Nijhoff. Roessler, B.; Mokrosinska, D. (2013). Privacy and social interaction. Philosophy Social Criticism, 39(8) p. 771-791. Schoeman, Ferdinand. (1984). Privacy. Philosophical dimensions of the literature. In: Schoeman, Ferdinand. (red) (1984). Philosophical Dimensions of Privacy. An Anthology. Cambridge: Cambridge University Press. Solove, Daniel. (2002). Conceptualizing privacy. California Law Review, 90(4), p. 1087-1156. Solove, Daniel. (2007). “I've Got Nothing to Hide” and Other Misunderstandings of Privacy. San Diego Law Review, 44, p. 745–757. Stalder, F. (2010). Autonomy and control in the era of post-privacy. In: Open 19: Beyond privacy: New notions of the private and public domains. Amsterdam: SKOR. p. 81-83. Thierer, A. (2013). The pursuit of privacy in a world where information control Is failing. Harvard Journal of Law & Public Policy, 36(2), p.409-456. Vedder, A.; Wees, L. van der; Koops, B.J.; Hert, P. de. (2007). Van privacyparadijs tot controlestaat? Misdaad- en terreurbestrijding in Nederland aan het begin van de 21ste eeuw. Den Haag: Rathenau Instituut.
42
Ontvangen:
4 oktober 2014
Geaccepteerd:
26 februari 2015
Partage - 2014 - Volume 3, Nummer 1