Wat hangt er boven ons hoofd? Een betere regelgeving?! Wablieft?
STOP REFIT | Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
Inhoud 3 4 Edito
Wanneer « Betere regelgeving » deregulering betekent …
8 11 12 14
Refit en Welzijn op het werk
17 19
ACV voert actie Refit en milieu REFIT en de hervorming van de boekhoudwetgeving
Werkten mee aan dit nummer: Geneviève Laforêt, Frank Cosaert, Fredrik Snoeck, Renaat Hanssens en Kris Van Eyck
2
Deregulering van het vennootschapsrecht Refit en het EU-VS vrijhandels- en investeringsakkoord (TTIP): éénzelfde golf van deregulering?
Edito
H
et ACV heeft zich al herhaaldelijk uitgesproken in verband met de agenda voor administratieve en reglementaire vereenvoudiging van Europa. We zijn niet te-
gen een vermindering van de lasten als het doel waarvoor de regelgeving werd ingevoerd, daardoor gemakkelijker kan worden bereikt. We kunnen echter niet aanvaarden dat via de verschillende programma’s van de commissie en in het bijzonder het REFIT-programma “voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving”, initiatieven worden genomen die de bestaande wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk, informatie, raadpleging en participatie van de werknemers, vennootschapsrecht, milieubescherming,… afzwakken. In ieder geval moet REFIT de sociale dimensie van de interne markt, zoals voorzien in het Verdrag, respecteren, met name op het niveau van de omzetting van de akkoorden waarover werd onderhandeld in het kader van de Europese sociale dialoog. We staan ook zeer kri-
“We accepteren niet dat werknemers slachtoffer worden van de zoektocht naar een zogenaamde ‘betere reglementering’.”
tisch tegenover de consultatiemethodes die de Europese Commissie gebruikt: online-raadplegingen, ook voor sociale aangelegenheden, dragen bij tot een zwakkere rol en minder autonomie van de sociale partners. We weten ook hoe gemakkelijk deze raadplegingen kunnen worden gebruikt en verdraaid ten voordele van de zakenwereld. In het kader van onze campagne tegen REFIT voert het ACV op 28 april, de werelddag voor veilig en gezond werk, actie voor een betere bescherming van werknemers tegen gevaarlijke stoffen. Dit is nodig, want ook deze wetgeving staat onder druk. Zo werd onder andere de herziening van de richtlijn kankerverwekkende stoffen gewoon stopgezet. We accepteren niet dat werknemers slachtoffer worden van de zoektocht naar een zogenaamde ‘betere reglementering’.
Mathieu Verjans
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
3
Wanneer “Betere regelgeving” deregulering betekent … Vanaf begin jaren 2000 maakt het begrip deregulering op een slinkse wijze opgang. De Europese Commissie heeft meerdere actieprogramma’s voorgesteld, onder een misleidende benaming. Men spreekt er over Betere regelgeving (“Better regulation”), Slimme regelgeving (“Smart regulation”), Wet inzake KMO’s (“Small Business Act”), Gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT).
“B
etere regelgeving”? Wie zou zich hiertegen willen verzetten? Je klaagt toch ook niet over het mooie weer! Onder het best aantrekkelijke etiket zit echter de inhoud van de fles: een bitter drankje. Waarover gaat het precies?
Basisidee: deregulering De basisidee komt hierop neer: elke regelgeving kan de ontwikkeling van bedrijven in de weg staan, vooral wanneer ze verplichtingen oplegt naar de samenleving en oproept tot het afleggen van ver-
antwoording aan overheid, werknemers en consumenten. Wil men de economie alle kansen geven, dan moet de administratieve rompslomp weg, vooral de informatieplicht, en moet men bedrijven hun gang laten gaan. Dit gedachtegoed gaat terug op het dereguleringsbeleid van de jaren 1980, met Ronald Reagan in de Verenigde Staten en Margaret Thatcher in Groot-Brittannië. Vanaf 2005 mikt de Europese Commissie op een vermindering van administratieve lasten ingevolge wetgeving met 25% tegen 2012. De doelstelling wordt gehaald en zelfs overtroffen vanaf 2007. Volgens de Commissie-Barroso, die aan de oorsprong ligt van het Better Regulationprogramma, moet de bestaansreden van overheidsinterventie getoetst worden aan effectbeoordelingen. Daartoe zijn kostenbatenanalyses nodig. Aanvankelijk bericht de Commissie over beoordelingen die zijn gebaseerd op de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen van Europese wetgeving voor de economische, sociale en milieudimensies. Vanaf 2007 echter wordt overduidelijk dat de economische/kwantitatieve dimensie (effect op de concurrentiepositie) het haalt op de twee andere.
© Belpress
Concurrentiepositie is de alfa en omega
4
De Europese Raad van maart 2007 vormt een nieuwe stap in de hernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegnheid: “Betere regelgeving” moet vóór alles de concurrentiepositie van ondernemingen verbeteren. Vanaf januari 2007 stelde
In 2007 stelt J.M. Barroso bovendien E. Stoiber, afkomstig uit de zakenwereld, aan het hoofd van een Groep op hoog niveau. Die wordt gevraagd de inspanningen ter verlichting van administratieve lasten te ondersteunen en na te gaan welke regels eenvoudiger moeten. Het gaat er dus niet enkel om de “administratieve rompslomp” in te dammen, maar ook “de regelgevingsdruk” in te perken. Wat per definitie gepaard gaat met het lichter maken of zelfs het wegwerken van wetgeving. Tegelijk maakt de Effectbeoordelingsraad opmars. De raad geeft privéconsulenten de opdracht voorstellen te formuleren voor de vereenvoudiging van wetgeving. Dat gebeurt op basis van weinig transparante methodes en tegen peperdure tarieven. De voorstellen, waar de Commissie hoge verwachtingen van heeft, berusten op weinig betrouwbare modellen voor de berekening van administratieve kosten en op online openbare raadplegingen. Alles resulteert in rapporten van zeer twijfelachtige kwaliteit. Aan de Europese sociale partners die, conform de Verdragen, een bijzondere rol moeten spelen in het sociaal beleid, wordt compleet voorbijgegaan.
jard besparingen zouden opleveren, hetzij 33% van de totale lasten. De Commissie vond echter dat “nog meer” kon …
Een stap verder: REFIT, het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving Op 2 oktober 2013 bevestigde de Commissie in een mededeling haar programma “REFIT – Gezonde en resultaatgerichte regelgeving: resultaten en volgende stappen”. Het programma staat centraal in de EU-agenda. Het maakt een analyse van de EU-wetgeving op diverse terreinen: werkgelegenheid, gezondheid-veiligheid, arbeidscontracten, boekhoudrecht, consumentengezondheid, milieu, interne markt en diensten, justitie, fiscaliteit, landbouw, ontwikkelingssamenwerking, enz. Kortom, met REFIT, zet de Commissie een stap verder: de doelstellingen zijn nu duidelijk politiek. Regelgeving is voortaan te
wantrouwen, regelgeving is een “last” die bedrijven hindert en niet langer een middel om zekerheid en bescherming te creëren voor de burgers! De Commissie wijst ook de nationale normen en rechten met de vinger wanneer die hoger liggen dan de minimumvereisten in EU-wetgeving. Ze heeft het dan over “vergulde normen” (“gold-plating”). Die zienswijze is strijdig met het beginsel inzake vrijwaring van het beschermingsniveau dat in veel richtlijnen of akkoorden van de Europese sociale partners vervat zit en behoort tot de beginselen van internationaal recht en het Oprichtingsverdrag van de EU. Op nationaal niveau hogere normen hanteren dan de minimumnormen die op Europees niveau zijn aanvaard, heeft niets met overreglementering te maken maar alles met het zoeken van een lidstaat naar meer welzijn voor zijn bevolking. REFIT lijkt al zijn pijlen op EU-wetgeving te richten.
© Belpress
de Commissie een actieprogramma voor om overbodige administratieve lasten op EU-bedrijven terug te dringen. De Raad had geen bezwaar tegen de beoogde 1.3 miljard besparingen op jaarbasis op 13 prioritaire gebieden, waaronder cohesiebeleid, werkomgeving en arbeidsrelaties.
Op 22 oktober 2009 legde de Commissie haar nieuw actieprogramma voor het terugdringen van administratieve lasten voor. Ze zag het verminderen van administratieve lasten als één van de belangrijkste actiegebieden van het economisch herstelplan voor Europa. De totale administratieve lasten voor de 13 prioritaire gebieden bedragen 123,8 miljard euro. De Commissie was van mening dat de voorgestelde maatregelen in totaal 40,4 mil-
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
5
Met REFIT en de effectbeoordeling wordt ervan uitgegaan dat de co-wetgevers niet meer in staat zijn hun werk naar behoren te vervullen.
De Commissie-Juncker en REFIT II
Seems they didn’t hear you www.RethinkRefit.eu © Yves Herman/Thomson Reuters• Verantwoordelijke uitgever: D. Leyon, Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel pas jeter sur la voie publique SVP
De Commissie ziet het programma bovendien als een louter technisch proces zonder contact met de realiteit, een proces dat ervoor zorgt dat “wetten geschikt zijn voor het beoogde doel”. Een proces dat maatregelen impliceert tot vereenvoudiging, opheffing, verlichting van lasten ingevolge toepassing van de wet, of tot blokkering van nieuwe initiatieven. Het programma houdt een stelselmatige screening in van het arsenaal aan wetgeving via de fameuze effectbeoordelingen naar kosten/baten, naar concurrentiepositie en naar Europese fundamentele vrijheden (vrij verkeer van goederen en diensten; vrij verkeer van personen; vrij verkeer van kapitaal; vrijheid van vestiging van ondernemingen). Van de sociale dimensie, de milieuaspecten en de burgers is nergens sprake ! In het algemeen roepen de methodes van de Commissie ernstige vragen op qua politiek en democratisch gehalte. Zoals ze nu tewerkgaat, zet de Commissie de stemgerechtigde en adviserende beleidsinstanties buitenspel. In het klassieke systeem neemt de Commissie het initiatief, wint ze advies in, doet ze voorstellen en oordelen de co-wetgevers (Parlement en Raad) over de relevantie van wetgeving.
6
In de mededeling van juni 2014 met betrekking tot REFIT II vroeg de Commissie onder meer de intrekking van het voorstel voor een herziene richtlijn over moederschapsbescherming. Terzelfder tijd beweert de Commissie: “REFIT laat de reeds vastgestelde beleidsdoelstellingen onverlet en gaat niet ten koste van de gezondheid en veiligheid van burgers, consumenten, werknemers of het milieu”. Nochtans schaadt de intrekking van het voorstel mbt de bescherming van het moederschap de rechten van de werkneeemsters. Net als de kappers, die na REFIT I betere normen inzake gezondheid en veiligheid mochten vergeten. Eind oktober 2014 presenteerde de Groep op hoog niveau, vlak voor ze werd ontbonden, haar eindrapport. Het rapport bevat vergaande aanbevelingen betreffende de vermindering van regelgeving in Europa. Het EVV heeft de ideeën en voorstellen in het rapport krachtig verworpen. De beoogde doelstellingen beperken de draagwijdte van regelgeving op ondoordachte en willekeurige wijze. Zo worden potentiële maatregelen geselecteerd op basis van de regel: “1 in, 1 uit”. Een nieuwe wetgevende maatregel komt er pas als een andere er uit gaat, om het even hoe belangrijk die is. Feit is dat elke wetgevende handeling uniek is en een bepaald doel dient. Regelgeving gaan kwantificeren naar kosten of lasten heeft geen zin en getuigt van een puur ideologische benadering, in de trant van: hoe minder, hoe beter. Het komt neer op het totaal miskennen van de voordelen van wetgeving en van de risico’s wanneer er geen wetgeving is.
Het voorstel om een “onafhankelijk bemiddelaar” aan te stellen die klachten opneemt van bedrijven over wetten die als te dwingend worden gezien, kan voor ons niet door de beugel. De Commissie heeft ook besloten voorts openbare raadplegingen te organiseren over de effectbeoordelingsprojecten voor alle wetgevende voorstellen, ook al erkent ze dat de sociale partners een specifieke rol hebben inzake sociaal beleid. Deze procedure vertraagt de besluitvorming en maakt ze onwerkbaar. De belanghebbenden zijn per slot van rekening tegenstrijdige meningen toegedaan. ACV en EVV nemen het niet dat microbedrijven en KMO’s uit Europese regelgeving worden geweerd. De meeste EU-bedrijven zijn KMO’s. Het zou betekenen dat slechts een kleine minderheid ondernemingen onder de regelgeving valt. Een discriminerende aanpak dus die een loopje neemt met de gelijke concurrentievoorwaarden tussen bedrijven. En belangrijker nog: zo’n aanpak raakt de werknemers die recht hebben op dezelfde bescherming. In de REFIT II-mededeling stelt de Commissie voor om een nieuwe “onafhankelijke” Groep op hoog niveau op te richten. Die zou blijven een beoordeling maken van het effect van regelgeving, amendementen van het Parlement en de Raad incluis. In plaats van de wetgevende procedure te vereenvoudigen, heeft deze benadering alles zwaarder gemaakt en de goedkeuring van wetgeving vertraagt. Plus: de effectbeoordelingen houden geen rekening met de sociale en milieugevolgen van wettelijke maatregelen. De waarde ervan is beperkt. Het voorstel om een “onafhankelijk bemiddelaar” aan te stellen die klachten
opneemt van bedrijven over wetten die als te dwingend worden gezien, kan voor ons niet door de beugel. Het werk van de Commissie voor betere regelgeving wordt momenteel geleid door Frans Timmermans, eerste vicevoorzitter van de Commissie. Hem is gevraagd de balans op te maken van de ervaringen en inzichten van de Commissie en binnen een termijn van 12 maanden verslag uit te brengen over hoe een betere regelgeving versneld dichterbij kan komen. Het is dus zaak op alle niveaus stelselmatig het vakbondsstandpunt duidelijk kenbaar te maken, zodat een andere koers wordt gevaren.
In juni jl. vroegen wij de stopzetting van REFIT als één van de 10 engagementen die de nieuwe Europese parlementsleden moeten aangaan. Wij vroegen ook de nodige stappen te zetten om de werkmethode transparanter te maken en om een daadwerkelijke raadpleging van de Europese sociale partners te waarborgen. De nieuwe Europese commissie wil het REFIT-plan doorzetten. Met de resultaten kunnen wij alvast geen genoegen nemen. We moeten vandaag de link tussen deregulering en versterking van de internationale concurrentiepositie ter discussie stellen en het Europees algemeen belang opnieuw centraal plaatsen. En dat via een beleid van duurzame investeringen die goede banen creëren.
Vakbondsstandpunt Het ACV verzet zich niet tegen de verbetering van het wetgevend proces en evenmin tegen een inperking van overbodige administratieve lasten. Maar wij aanvaarden niet dat de initiatieven afbreuk doen aan het allereerste doel van regelgeving, met name het tot stand brengen van een omgeving die goed is voor de samenleving en voor de werknemers. We maken er de europarlementsleden en de betrokken ministers op attent dat een reeks voorstellen en stappen een ernstig gevaar van deregulering en achteruitgang van de bescherming van samenleving en milieu opleveren. Deze voorstellen hebben betrekking op gezondheid en veiligheid op het werk, sociale dialoog, Europees vennootschapsrecht, recht op informatie en consultatie van werknemers, boekhoudrecht en vrijstellingen voor KMO’s, enz.
#RethinkRefit
Werknemersrechten zijn geen administratieve last, mijnheer Barroso ! www.etuc.org
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
7
REFIT en Welzijn op het werk Jaarlijks sterven in Europa nog 100.000 mensen aan een werkgerelateerde kanker. Aandoeningen van gewrichten, pezen en spieren (musculo-skeletale aandoeningen of MSA) zijn naast de psychosociale problemen de belangrijkste reden van langdurige afwezigheid op het werk. Nog steeds worden te veel werknemers het slachtoffer van arbeidsongevallen. Het aantal ernstige ongevallen wil maar niet dalen. Redenen genoeg om de veiligheid en gezondheid van werknemers nog beter te reglementeren.
O
ngezonde of onveilige werkplekken zijn in de eerste plaats een probleem voor de werknemers die slachtoffer worden van ziekte of ongeval. Maar ook de ondernemingen verliezen geld door afwezigheden, productie- en kwaliteitsverlies. Het kost de hele maatschappij handen vol geld wanneer mensen ziek worden of een ongeval hebben en soms blijvend een beperking oplopen. Het ACV is er dan ook van overtuigd dat preventie centraal moet staan. We kunnen natuurlijk een beroep doen op de vrijwillige inspanningen van ondernemingen om hier werk van te maken, maar de ervaring leert dat een degelijke wettelijke basis als stok achter de deur meer dan nodig is.
De Belgische wetgeving over het welzijn op het werk is goed uitgebouwd. We hadden al een lange traditie op dit vlak met ons oude ARAB (Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming), maar vanaf het begin van de jaren ’90 kwam er een nieuwe impuls vanuit Europa. Een kaderrichtlijn met de preventieprincipes en 20 bijzondere richtlijnen over specifieke risico’s (chemische agentia, arbeidsplaatsen, beeldschermen, …) werden ondertussen omgezet in de Belgische Wet en Codex over het welzijn op het werk. Een goede zaak, die een wereld van verschil maakt voor de arbeidsomstandigheden van werknemers.
Maar het moet beter Niet alle risico’s worden echter voldoende afgedekt door wetgeving. Ook is bepaalde wetgeving gewoon verouderd of moet een en ander meer in detail geregeld worden. Werk aan de winkel dus. Het ACV heeft een duidelijk idee van wat beter kan en moet. De huidige Europese en Belgische regelgeving beschermt werknemers onvoldoende tegen alle risico’s van musculoskeletale aandoeningen (MSA). Regels in verband met enkele specifieke risicofactoren staan verspreid over een hele reeks wetgevingen (arbeidsmiddelen, beeldschermen, tillen van lasten en trillingen). We zijn daarom vragende partij voor een algemene MSA-richtlijn op Europees niveau om werknemers te beschermen
8
tegen alle risico’s voor MSA met inbegrip van risico’s op het vlak van arbeidsorganisatie en psycho-sociale risico’s.
Kankerverwekkende stoffen De Europese richtlijn voor de bescherming van werknemers tegen de blootstelling aan kankerverwekkende1 en mutagene2 stoffen dateert dan weer van 1990 (25 jaar geleden!) en is dringend aan herziening toe. In de eerste plaats is er een groot probleem met de grenswaarden, dit zijn de maximale concentraties in de lucht van een stof waaraan werknemers mogen worden blootgesteld. Europa heeft een systeem van indicatieve, niet verplichte, grenswaarden voor gewone gevaarlijke stoffen en bindende of verplicht na te leven grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen. Klinkt goed, maar er bestaan slechts 118 indicatieve grenswaarden en 3 (drie!) kankerverwekkende stoffen hebben een bindende grenswaarde. Een regelrechte schande indien je weet dat er bijna 145.000 verschillende gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in Europese ondernemingen. Bovendien heeft onderzoek aangetoond dat in heel wat lidstaten de bestaande grenswaarden strenger (lager) zijn dan de Europese. In België is de situatie gunstiger. Onze regelgeving voorziet in bindende grenswaarden voor een 800-tal stoffen. Maar ook deze verouderen, lopen achter op de stand van techniek en wetenschap, bepaalde veel gebruikte stoffen hebben geen grenswaarde, … De verschillen tussen de Europese landen hebben een deloyale concurrentie tot gevolg, op de kap van de gezondheid van werknemers.
1 2
Zo zijn werknemers in de gezondheidssector nu beter beschermd tegen besmettingen als gevolg van prikongevallen. De oplossing voor dit probleem met de grenswaarden is echter eenvoudig. We gaan in elk van de Europese landen op zoek naar de laagste grenswaarden en we zetten die op één lijst, die we vervolgens verplicht maken in heel Europa. Zo’n harmonisatie garandeert een betere bescherming van werknemers in heel Europa, sluit oneerlijke concurrentie uit en bespaart bovendien veel tijd en geld. Europa moet zo het onderzoek naar de gevaarlijke stoffen dat in lidstaten al gebeurde niet meer over doen. Langdurige en trage procedures voor het vastleggen van grenswaarden kunnen vermeden worden. Het ACV vraagt ook dat het toepassingsgebied van de regelgeving over kankerverwekkende stoffen wordt uitgebreid met de reprotoxische stoffen. Dit zijn stoffen die de vruchtbaarheid van de man en de vrouw kunnen aantasten en ook kunnen leiden tot aangeboren (niet erfelijke) afwijkingen. Sommige reprotoxische stoffen vormen een gezondheidsrisico voor het kind tijdens het geven van borstvoeding. Door de wetgeving van kankerverwekkende stoffen toe te passen op reprotoxische stoffen, komen er voor deze stoffen strengere regels wat betreft de bescherming van werknemers: indien alternatieven bestaan, moet sub-
Kankerverwekkende stoffen zijn stoffen die, zoals de naam al aangeeft, kanker kunnen veroorzaken. Stoffen kunnen op verschillende manieren kanker veroorzaken. Mutagene stoffen kunnen het erfelijke materiaal in de cel (de chromosomen) blijvend veranderen. Meestal gaat de cel dan dood. Als de verandering optreedt in een geslachtscel en de cel gaat niet dood, kan dit leiden tot een erfelijke afwijking bij het ongeboren kind. De meeste mutagene stoffen zijn ook kankerverwekkend.
stitutie toegepast worden; indien dit niet kan moet gewerkt worden in gesloten systemen; indien dit ook niet kan, moet de concentratie zo laag als technisch mogelijk gehouden worden,... Deze strenge verplichtingen zijn niet van toepassing op ‘gewone’ chemische stoffen en dus vandaag ook niet op reprotoxische stoffen. Zes Europese landen hebben niet gewacht op Europa om de reprotoxische stoffen op te nemen in de hun regelgeving over kankerverwekkende stoffen (Duitsland, Oostenrijk, Finland, Frankrijk, Nederland, Tjechië). België deed dit nog niet.
Ruimte voor sociaal overleg Wetgeving alleen is niet zaligmakend. Even belangrijk is het sociaal overleg tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties over hoe de algemene regels in de praktijk concreet worden toegepast. De Europese wetgeving laat trouwens toe om op Europees niveau een soort van collectieve arbeidsovereenkomst, kaderovereenkomst genoemd, af te sluiten over de veiligheid en gezondheid in een bepaalde sector of over een specifiek risico. De Europese commissie kan deze afspraak voor alle ondernemingen verplicht maken door de kaderovereenkomst te bekrachtigen met een Europese Richtlijn. Van deze Europese kaderovereenkomsten bestaan goede voorbeelden. Zo zijn werknemers in de gezondheidssector nu beter beschermd tegen besmettingen als gevolg van prikongevallen. De Europese sociale partners in die sector sloten namelijk een kaderovereenkomst met specifieke preventiemaatregelen voor het werken met naalden en andere scherpe medische instrumenten. De Europese
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
9
Op Europees niveau was er ook een voorstel van nieuwe richtlijn over kankerverwekkende stoffen. Commissie goot deze kaderovereenkomst in een Richtlijn en België voegde deze preventiemaatregelen vervolgens toe aan de welzijnswetgeving. Zo leidt sociaal overleg op Europees niveau tot een betere welzijnsreglementering in de Europese landen. Het ACV werkte ook mee aan een Europese kaderovereenkomst over de veiligheid en gezondheid in de kapperssector.
Deze overeenkomst beschermt werknemers in de sector beter tegen de gevaarlijke stoffen waarmee ze werken en de huidproblemen die daaruit volgen. Ook de problemen van spieren en gewrichten worden aangepakt door specifieke regels over het ergonomisch werken en aangepast materiaal. Deze kaderovereenkomst werd nog niet omgezet in een Europese richtlijn.
REFIT gooit roet in het eten Bovenstaande voorbeelden geven aan wat het ACV bedoelt met ‘betere’ regelgeving. De Europese Commissie ziet dit anders. Ook de veiligheids- en gezondheidsreglementering werd het slachtoffer het REFIT-programma. Dat werd onmiddellijk duidelijk. In de REFIT-mededeling werd koudweg gesteld dat alle lopende en nieuwe initiatieven voor een betere regelgeving stilgelegd worden in afwachting van een volledige doorlichting van de bestaande veiligheids- en gezondheidsreglementering. Wat MSA betreft deed de Europese Commissie, na een jarenlange discussie, in januari 2010 een eerste voorstel van richtlijn opgemaakt. Begin 2013 gaf de Commissie al eens toe aan de werkgeverslobby en verlieten ze de idee van een richtlijn ten voordele van een nietbindende aanbeveling. Maar zelfs dit beperkte initiatief zal nu als gevolg van de REFIT-mededeling niet worden verdergezet. Op Europees niveau was er ook een voorstel van nieuwe richtlijn over kankerverwekkende stoffen. Tegen alle verwachtingen in bereikten de vakbonden in
10
het voorjaar van 2013 in het raadgevend comité van Luxemburg3 een consensus met de Europese industrie over de actualisatie van twee bestaande grenswaarden en de opname van 17 nieuwe bindende Europese grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen. Een kleine, maar belangrijke eerste stap in de verbetering van deze wetgeving. Over de uitbreiding van het toepassingsgebied naar de reprotoxische stoffen werd spijtig genoeg geen consensus gevonden met de werkgevers, maar adviseren de Europese vakbonden om dit toch te doen. De REFIT-mededeling van de Europese Commissie gooit ook hier roet in het eten. Ondanks het feit dat al 10 jaar gewerkt wordt aan de noodzakelijke aanpassing van de richtlijn kankerverwekkende stoffen, dat alle informatie op tafel ligt en alle procedures doorlopen zijn om een beslissing te kunnen nemen, wordt dit initiatief stilgelegd. Zelfs het (beperkte) gemeenschappelijk advies van de sociale partners over de bindende grenswaarden zal niet meer uitgevoerd worden. De kappers zullen dan weer langer moeten wachten op een oplossing voor de huid- en rugproblemen waarmee ze geconfronteerd worden. Onder druk van een aantal lidstaten werd de kaderovereenkomst nooit omgezet in een richtlijn en ziet het ernaar uit dat dit niet vlug zal gebeuren. De drang om te snijden in regelgeving is in sommige lidstaten zo groot, dat zulke akkoorden tussen sociale partners onaanvaardbaar worden. Het kappersakkoord werd in een populaire En-
3
Dit comité met vertegenwoordigers van werknemers, werkgevers en overheden geeft advies aan de Europese Commissie over de Europese veiligheids- en gezondheidswetgeving.
ACV voert Actie
gelse tabloid onder de titel ‘Hair Hitlers’ gebruikt als beeld voor een anti-Europa campagne. Europa zou de Britse kapsters verbieden juwelen te dragen en te werken op hoge hakken. Dat de Britse regering samen met enkele andere landen vervolgens een brief schrijft naar de Commissie om het akkoord te kelderen, mag dan ook niet verbazen. Dit soort initiatieven en de REFIT-plannen leggen een bom onder het Europees sociaal overleg op het vlak van veiligheid en gezondheid.
Europese regels onder de loep De Europese Commissie heeft deze wetgevende initiatieven stopgezet omdat ze eerst en vooral een volledige doorlichting willen uitvoeren van de bestaande richtlijnen op het vlak van veiligheid en gezondheid: de kaderrichtlijn en de 20 bijzondere richtlijnen. De evaluatie werd gestart in 2014 en de resultaten worden verwacht in de loop van 2015. Het ACV maakt zich zorgen over de conclusies die de Europese Commissie verbindt aan de evaluatie. De opzet van het REFIT-programma is precies om de lasten voor ondernemingen als gevolg van Europese regelgeving te beperken. Het is naïef te denken dat het versterken of uitbreiden van de bestaande regelgeving het resultaat zal zijn van zulke evaluatie, of fitness-check, zoals de Commissie het noemt. Het ACV zette dan ook een aantal campagnes op om druk te zetten op de Belgische en Europese politici (zie kaderstuk).
Het ACV blijft niet bij de pakken zitten. We grijpen 28 april, de werelddag voor veilig en gezond werk, aan om zowel in de ondernemingen als naar de politiek actie te voeren. We willen absoluut stappen vooruit zetten in de bescherming van werknemers tegen gevaarlijke stoffen. In de ondernemingen willen we vooral de werknemers sensibiliseren over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. We leggen uit wat ze moeten doen en vooral laten wanneer ze met deze stoffen werken, maar ook welke verplichtingen de werkgever heeft om hen te beschermen. Een informatieve folder werd uitgewerkt (zie hiernaast) en zal in de week van 28 april massaal verdeeld worden in de ondernemingen. We hebben ook een duidelijke politieke boodschap. Europa moet dringend werk maken van de herziening van de Europese richtlijn over kankerverwekkende stoffen. De Commissie moet meer bindende grenswaarden vastleggen voor kankerverwekkende stoffen en het toepassingsgebied van de richtlijn uitbreiden met de reprotoxische stoffen. Bovendien willen we een harmonisatie op Europees niveau van alle grenswaarden voor gevaarlijke stoffen. Met deze eisen trekken we op 28 april naar Kris Peeters, onze federale minister van werk die bevoegd is voor deze materie, en naar een vertegenwoordiger van de Europese Commissie. Dit doen we samen met de andere Belgische vakbonden en vertegenwoordigers van het Europees vakverbond (EVV) en het internationaal vakverbond(IVV). We vragen aan minister Peeters om namens België te pleiten voor deze nodige aanpassing aan de Europese regelgeving. Dit zou trouwens niet de eerste keer zijn. De vorige federale regering stuurde , samen met 5 andere Europese landen, een brief aan de commissie met de vraag voor een grenswaarde voor 50 kankerverwekkende stoffen. Dit initiatief moet herhaald worden, want de Europese Commissie ging niet in op deze vraag. Minister Peeters kan zelf ook een initiatief nemen om bijvoorbeeld net zoals in onze buurlanden (Nederland, Duitsland, Frankrijk, …) de reprotoxische stoffen op te nemen in de wetgeving. Dit kan ook zonder Europese regeling. Deze politieke actie kadert in een ruimere campagne van het EVV. 100.000 Europese werknemers sterven jaarlijks als gevolg van een blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. Dit betekent dat sinds de aankondiging door de Europese commissie van het REFIT-programma in oktober 2013, al 150.000 werknemers overleden zijn (zie het campagnebeeld op de achterkant van deze vakbeweging). Tegelijkertijd wordt op 28 april actie gevoerd in Brussel, in Straatsburg bij het Europees parlement en in Riga waar het Letse voorzitterschap van Europa op die dag een conferentie organiseert over veiligheid en gezondheid op het werk. Het EVV bezorgde eerder al aan de Europese Commissaris voor werk, Marianne Thyssen, een lijst van 50 kankerverwekkende stoffen waarvoor ze prioritair een grenswaarde vragen. We nodige je uit om ook eens te kijken op onze websites over dit thema. Op www. rethinkrefit.eu vind je alle informatie over de Europese campagne tegen REFIT van de drie Belgische vakbonden. Op www.acv-online.be kan je dan weer terecht voor alle informatie over gevaarlijke producten. Meld je aan als militant op de website en bij het thema welzijn vind je de pagina over gevaarlijke producten. Onder andere een databank met informatie over de 800 stoffen met een Belgische grenswaarde kan je daar consulteren
ACV verspreidt naar aanleiding van de Werelddag voor veiligheid en gezondheid op het werk (28 april) deze deurhanger/folder. We vragen in bedrijven aandacht voor de bescherming van werknemers tegen gevaarlijke producten. In de folder staat waarop je moet letten als werknemer én wat de werkgever kan doen om de werknemers te beschermen. Deze deurhanger wordt verdeeld op bijna 100.000 exemplaren in Vlaanderen. Hang hem op aan je werkplek!
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
Tie nt al le n ge va an de ar lij re zie ke pr kt en od uc ve ro te n ku or za nn en ke n. Ho u he ka nk er of t ve ili Ont vla g!
mbaar: contact kan gemakkelijk kom ontbrande vonk. Zow t met een vlam, n als het een el in kunnen ont vaste stoffen als warmtebron of een vloeistoffe vlambaar n en gassen zijn. Schadelijk , irritere zeer gev aarlijk wor nd of sensibi liserend: den jeuk, roo kan dheid of bij hoge dosis, langdurig veroorzaa ontstekin con Sensibilise tact met de hui gen bij direct kt of astma rende stoffen kun d of de slijmvl of iezen. veroorzak nen overge en. voeligheid Lange term ijn gezond via de mo heidseffec nd of de ten: kan zijn, gev huid of aar bij kind sch lijk zijn voor de inademen kanker bij opname ade voortplan ver wekken longen aan n. Ook kan de stof spe ting of het ongebo d tasten. cifieke org anen zoa ren Giftig: kan ls de , zelfs in kleine de mond, via de hui hoeveelheden, bij d of opleveren opn voor de gez bij inademen ern ame door stig gevaar ondheid en dodelij Kijk naar k zijn. het gevaars
Het zegt ymbool je op het etiket zijn voor wat de belangrijkste . de veiligheid risico’s Lees ook en de gezondheid aandachtig de waarschuwingen . veiligheidsaanbevelingen en .
11
REFIT en milieu Ook op het vlak van milieu en klimaat geeft Europa met haar REFIT-programma blijk van een bijzonder kortzichtige visie. De competitiviteit van ondernemingen zou belemmerd worden door regelgeving ter bescherming van ons leefmilieu. Het ACV is overtuigd van het tegendeel. Wij geloven, net zoals een hoop vooruitstrevende ondernemingen, dat innovatie binnen de grenzen van een koolstofarme kringloopeconomie, de enige manier is om een competitieve industrie in Europa te behouden.
D
e vergroening van onze economie is de enige weg vooruit. Maar hiervoor heb je een sterk Europees regelgevend kader nodig dat bescherming biedt aan werknemers, consumenten en het milieu. In tijden van stijgende ongelijkheid, van een klimaat- en een ecologische crisis moet de Europese Unie daadkrachtig en toekomstgericht leiderschap tonen om de Europese waarden te verdedigen, om sociale integratie te verzekeren en duurzame ontwikkeling aan te moedigen. De Europese Commissie denkt hier blijkbaar anders over. De lijst wetsvoorstellen op vlak van milieu die in het kader van het REFIT-programma tot nu toe zijn ingetrokken, afgezwakt of botweg van tafel zijn geveegd is indrukwekkend, of beter zorgwekkend te noemen. Zo is men er in geslaagd om onder andere een voorstel van richtlijn betreffende bodembescherming af te voeren. De bodemrichtlijn zou landeigenaren ertoe verplichten de bodemerosie en –achteruitgang tegen te gaan. De Commissie rechtvaardigde het afvoeren van het voorstel omdat het onvoldoende steun kreeg in de Raad en omdat het ‘goed bestuur is om voorstellen in te trekken die te traag vooruitgaan in het wetgevingsproces’. En dat terwijl uit studieonderzoek van de Commissie zelf is gebleken dat de achteruitgang van de bodemkwaliteit de EU jaarlijks 38 miljard euro kost. Dit is een gevaarlijk precedent. Het zendt een signaal naar de belangengroepen van de grote bedrijven dat, als ze een wetsvoorstel dat hun winsten aantast maar lang genoeg kunnen afhouden (door te lobbyen), ze het ook effectief kunnen stoppen. REFIT veegt vanaf nu wetsvoorstellen die niet snel genoeg vooruit gaan gewoonweg van tafel.
12
Hetzelfde lot was het voorstel voor een richtlijn betreffende verbeterde toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden beschoren. Dit voorstel betekende nochtans niets meer dan het uitvoeren van de Aarhus Conventie betreffende toegang tot informatie, publieke participatie in (milieu)besluitvorming en toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden. Europa was hiertoe internationaal al langer verplicht, maar dit was tot nu toe slechts gedeeltelijk gebeurd.
Snoeien in groei en tewerkstelling Meest in het oog springend is misschien nog het koudweg afvoeren van het pakket inzake de Circulaire Economie. Dit pakket aan regelgeving was bedoeld om recyclage van materialen te bevorderen en de regels op vlak van afvalverbranding en storten op Europees niveau te verstrengen. Het bestaat (of beter bestond) uit een aantal wetsvoorstellen op gebied van afvalbeheer, verpakking, storten, het einde van voertuigen, batterijen en elektronisch afval. Het was nog in elkaar gestoken door de vorige Europese Commissie en zou naar schatting 600 miljard euro aan netto besparingen, maar liefst twee miljoen jobs en 1% groei opleveren. Ondanks felle tegenstand van verschillende milieuministers in de Raad, leden van het Europees Parlement en vele milieuorganisaties werd het toch afgevoerd. Ondertussen heeft de nieuwe Commissie wel beloofd om met een nieuw voorstel te komen tegen eind 2015. Het is afwachten en zien of het even ambitieus zal zijn. In de lijst van afgezwakte milieuregelgeving bevinden zich onder andere de aangepaste regelgeving voor milieu-effectenrapportage, het niet bindend maken van de regelgeving inzake schaliegas, het voorstel voor de reductie van nationale emissieniveaus van luchtvervuiling (voor stikstofdioxide bijvoorbeeld), het labellen van voedingswaren en ga zo maar door.
Fitness-checks zijn een zeer belangrijk instrument in het REFIT-programma omdat ze evalueren of het regelgevend kader doeltreffend is en of het geen gebreken of tegenstrijdigheden bevat. Tegelijkertijd werden er voor een hele reeks aan bestaande milieuregelgeving fitness-checks en evaluaties aangekondigd. Zijn lopende: fitness-checks voor het Eco-Label en het EcoManagement and Audit Scheme (EMAS), voor de vogel- en habitatrichtlijnen (NATURA 2000) en voor het wettelijk kader inzake voedselveiligheid. Evaluaties zijn er voorzien voor de richtlijn Milieu-aansprakelijkheid, de richtlijn Omgevingslawaai, het European Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR), de richtlijnen inzake emissies van vluchtige organische stoffen en andere chemieregelgeving. Fitness-checks zijn een zeer belangrijk instrument in het REFITprogramma omdat ze evalueren of het regelgevend kader doeltreffend is en of het geen gebreken of tegenstrijdigheden bevat. De bevindingen van de fitness-check bepalen uiteindelijk of een regelgeving herzien, vereenvoudigd of geschrapt wordt. Het wettelijk kader wordt geëvalueerd op vijf criteria: effectiviteit, efficiëntie, coherentie, relevantie en meerwaarde (voor de EU). De efficiëntie-criteria bepalen of de kosten van uitvoering ‘redelijk’ zijn of ‘buiten proportie in vergelijking met de baten’ en zoekt bewijzen voor eventuele ‘onnodige en overmatige bureaucratische en administratieve rompslomp’. Fitness-checks leggen dus een duidelijke nadruk op de (economische) kosten en administratieve lasten voor bedrijven in plaats van aandacht te schenken aan de voordelen op gebied van milieu en sociale verworvenheden.
Het belangrijk vijfjarenrapport van het Europees milieuagentschap (EMA), toonde recent nog de vele baten aan van het Europese milieubeleid van de voorbije 40 jaar. Het rapport spreekt bijvoorbeeld van de hoge maatschappelijke en gezondheidskosten van milieuvervuiling. De slechte luchtkwaliteit is nu al verantwoordelijk voor jaarlijks meer dan 400.000 vroegtijdige sterftes in Europa. Daar komen nog de kosten bij voor hart- en vaatziekten, longaandoeningen en allergieën. Geluidsoverlast is goed voor 10.000 vroege sterftes. Het rapport toont ook nog aan dat investeren in groene energie (en bij uitbreiding de vergroening economie) loont en dat ondanks de crisis. De groene economie ging tussen 2000 en 2011 met meer dan 50 procent vooruit. Het aantal groene jobs steeg, ondanks de crisis, van 2,8 naar 4,1 miljoen. Waarom belangengroepen van grote bedrijven en hun vrienden in de Europese Commissie halsstarrig blijven volhouden dat ambitieuze actieplannen op gebied van grondstoffenefficiëntie, hernieuwbare energie, klimaatmitigatie, luchtvervuiling, … etc. nefast zijn voor onze bedrijven en een rem zijn op de groei en de creatie van jobs is dan ook een raadsel. En het is nog maar eens het bewijs dat ze er een achterhaalde agenda op nahouden, niet in staat te (h)erkennen dat een gezonde economie nood heeft aan een sterk milieubeleid.
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
13
REFIT en de hervorming van de boekhoudwetgeving Omzetting van de Europese Richtlijn 2013/34/EU Deze Europese Richtlijn van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen dient verplicht in Belgische wetgeving omgezet te worden vóór 20 juli 2015. De Europese Richtlijn bevat een aantal verplicht om te zetten bepalingen, en daarnaast een aantal opties waarbij aan de Lidstaten de vrijheid werd gelaten om deze al dan niet toe te passen.
D
e Richtlijn heeft als doel “het verlagen van de administratieve lasten” en “het verbeteren van het ondernemersklimaat”, in het bijzonder voor de kleine en de zeer kleine ondernemingen. De mogelijke opties die de Richtlijn daarvoor voorziet, zijn echter zeer verregaand en zouden voor België wat betreft de informatie naar de werknemers en hun vertegenwoordigers in de overlegorganen toe een ware ramp kunnen betekenen. Een strikte omzetting van de Richtlijn naar Belgische wetgeving zou die informatie zodanig kunnen beperken dat dit helemaal in strijd zou zijn met de rechten van de werknemers en hun vertegenwoordigers inzake informatie en consultatie.
De uitdaging was dus om hier zoveel mogelijk de schade te beperken en binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB), die een advies moest geven aan de regering over de voorstellen tot omzetting van de Richtlijn, te streven naar een redelijk akkoord dat die informatie- en consultatierechten van werknemers zoveel mogelijk vrijwaart. De werkgevers voelden zich gesteund door de regering, via een aantal punten die vermeld werden in het regeerakkoord. En ze voelden zich ook gesteund via de beleidsverklaringen van diverse Ministers die de belofte van een vereenvoudiging van de jaarrekeningen inhielden, en een eventuele afschaffing van de sociale balans, zeker voor de kleine ondernemingen.
Na moeilijke onderhandelingen binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd dan toch een akkoord bereikt met de werkgevers en werd er een unaniem advies gegeven naar de Regering toe op 18 maart. Dat werd een compromis, waarin een aantal essentiële rechten van de werknemers, zoals de informatie in de sociale balans, werden gevrijwaard, en waarin ook de publicatie en gratis consultatie van jaarrekeningen bij de Nationale Bank van België werd behouden, maar waarin ook een aantal onvermijdelijke toegevingen moesten gedaan worden. Het is nu aan de Regering om dit om te zetten in wetgeving. Welke zijn nu de negatieve punten in dit akkoord, de toegevingen die moesten gedaan worden en die dus hoe dan ook een stap achteruit betekenen, ons opgelegd door Europa en wat zijn daartegenover de positieve punten? 1. Negatieve punten: op welke gebieden worden de rechten op informatie voor de werknemers en hun vertegenwoordigers beknot in vergelijking met vroeger - De invoering van het begrip microentiteiten: dit zijn ondernemingen die op balansdatum de drempels voor ten minste twee van de drie volgende criteria niet overschrijden: • Een balanstotaal van 350.000 euro • Een netto-omzet van 700.000 euro • Gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar van 10 personen. Dit wordt dus een nieuwe categorie
14
van ondernemingen in de wetgeving. Ook zal er dus vanaf nu in andere wetgeving kunnen verwezen worden naar deze categorie van ondernemingen, bv. in de fiscale wetgeving. Door de invoering van deze categorie wordt het dus mogelijk om deze ondernemingen specifiek vrij te stellen van bepaalde verplichtingen. - De indexering van de huidige drempels voor de definitie van kleine ondernemingen. De drempels worden opgetrokken van 3,65 mln euro naar 4,5 mln euro balanstotaal en van 7,3 naar 9 mln euro netto-omzet. De drempel van 50 werknemers blijft behouden. De Europese Richtlijn had hoe dan ook de minima al hoger gelegd dan de Belgische drempels, zodat een aanpassing onvermijdelijk was. Daarbij waren de drempels sedert 2004 ook niet meer geïndexeerd. Ook de aanpassing van de regel dat de criteria bij verbonden vennootschappen nu niet meer moeten berekend worden op geconsolideerde basis maar op enkelvoudige basis, maakt dat globaal gezien ongeveer 10.000 extra ondernemingen onder de categorie “klein” zullen vallen en dus een verkort schema van jaarrekening zullen kunnen gebruiken in plaats van een volledig schema. Wel konden we als algemene regel bekomen dat voor die ondernemingen met een ondernemingsraad een jaarrekening volgens het volledige schema aan de ondernemingsraad moet bezorgd worden, op basis van de Bedrijfsorganisatiewet van 1948. - De invoering van een nieuwe definitie van groepen. Er worden weliswaar geen kleine groepen ingevoerd zoals een optie in de Richtlijn voorziet, maar er wordt wel een nieuwe categorie ingevoerd, nl. “groepen van beperkte omvang”. De huidige
drempels voor de definitie van kleine groepen worden voor deze categorie gedeeltelijk geïndexeerd: de drempels verhogen van 14,6 naar 17 mln euro qua balanstotaal, en van 29,2 naar 34 mln euro qua netto-omzet. Het derde criterium blijft 250 werknemers. Globaal gezien blijft de impact van deze aanpassing voor de groepen wel beperkt tot enkele tientallen die klein worden en geen geconsolideerde jaarrekening meer zullen moeten opstellen. - De mededeling van de neerlegging van de jaarrekening bij de NBB in de Bijlagen tot het Belgische Staatsblad zou geschrapt worden voor alle ondernemingen. Dit zou in praktijk betekenen dat ondernemingen ongeveer 27 mln euro lastenverlaging zouden krijgen. - In het advies van de CRB is aanvullend ook nog een verlaging gevraagd van de kostprijs voor de neerlegging van de jaarrekening door micro-entiteiten. - Er komt geen uitbreiding van de definitie van ondernemingen van “openbaar belang” met vennootschappen genoteerd op alternatieve beurzen zoals Alternext, omdat dit volgens de werkgevers een te groot concurrentieel nadeel zou betekenen ten opzichte van buitenlandse ondernemingen. 2. Positieve punten: wat is er gered? - De zeer sterke vereenvoudiging van de financiële informatie die was voorzien in de Richtlijn, is enigszins beperkt. - De sociale balans blijft behouden in zijn huidige vorm en met de huidige inhoud. Voor de grote ondernemingen blijft de sociale balans een
onderdeel van de toelichting bij de jaarrekening. Voor de kleine ondernemingen en de zeer kleine ondernemingen (die zogenaamde microentiteiten) wordt de sociale balans via het artikel 100 van het Wetboek Vennootschappen, een afzonderlijk document dat samen met de jaarrekening moet neergelegd worden bij de NBB. Volgens de Europese Richtlijn mocht die sociale balans immers geen deel meer uitmaken van de toelichting. Indien er voor deze ondernemingen een commissaris is aangesteld, dan blijft deze sociale balans tevens ook onder de controle van die commissaris vallen. Een toegeving die hiervoor wel moest gedaan worden, is de opname in de tekst van het advies van een engagement van de sociale partners om in de toekomst het only-once principe, dat dus stelt dat werkgevers geen twee keer dezelfde informatie moeten aanleveren naar de overheid toe, te bespreken. - Zowel de kleine ondernemingen als de zeer kleine ondernemingen (de zogenaamde micro-entiteiten) moeten een jaarrekening blijven opmaken en publiceren. Zij mogen hiervoor wel gebruik maken van het verkorte schema van jaarrekening. Voor de micro-entiteiten in het bijzonder worden ook nog eens extra vrijstellingen verleend voor bepaalde toelichtingen. Enkel de volgende toelichtingen blijven voor deze categorie behouden: • Een samenvatting van de waarderingsregels • Een staat van de vaste activa • De niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen • Het bedrag van de aan de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen verleende voorschotten en kredieten
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
15
• Het aantal eigen aandelen dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochteronderneming wordt aangehouden - Er komt geen categorie van middelgrote ondernemingen. Dit was ook een optie die was voorzien in de Europese Richtlijn maar die dus niet wordt ingevoerd. Er komt ook geen wijziging aan de huidige regels voor de controle op jaarrekeningen. De grote ondernemingen en de ondernemingen die behoren tot een groep die geconsolideerde jaarrekeningen moet opstellen, blijven onderworpen
aan een verplichte audit door een commissaris-revisor. - Voor de kleine ondernemingen en de micro-entiteiten wordt informatie die geen deel meer mag uitmaken van de toelichting bij de jaarrekening toch gerecupereerd via neerlegging bij de NBB, via het artikel 100 van het Wetboek Vennootschappen, met name: • de lijst van ondernemingen waarin de vennootschap een deelneming bezit. • Het aantal aandelen dat respectievelijk door de vennootschap zelf en door haar dochters wordt
gehouden, evenals het kapitaalbedrag vertegenwoordigd door deze aandelen. Globaal gezien kunnen we ons dus zeker niet gelukkig prijzen met deze Richtlijn en de omzetting ervan. We stellen telkens vast dat België als één van de betere leerlingen in de Europese klas, waar het informatie aan en consultatie van werknemers en hun werknemersvertegenwoordigers betreft, door Europa zeker niet beloond of geprezen wordt, maar wordt tegengewerkt en teruggefloten. Enkel door sterk te onderhandelen, en via enkele kunstgrepen en achterpoortjes, slagen we er nog in om de schade te beperken en de informatie waarop werknemers wettelijk recht hebben, zoveel mogelijk te behouden. Het is ook nog de vraag of deze beperking van administratieve verplichtingen, vooral voor kleine ondernemingen en micro-entiteiten, in de praktijk wel een verlaging van de administratieve lasten met zich mee zal brengen. De kans bestaat immers dat banken, leveranciers, klanten, overheidsinstanties,… via andere wegen de ontbrekende informatie zullen opvragen. Zoals door gebruik van enquêtes, of rechtstreekse vragen bij de onderneming zelf, of via Graydon, Dun & Bradstreet, … En alle tijd en kosten die daarmee gepaard gaan, zouden de beoogde besparingen wel eens kunnen tenietdoen.
© Belpress
De bal ligt nu in ieder geval in het kamp van de regering. Het is afwachten of deze het advies van de CRB volledig letterlijk volgt, en dit wordt zeker met verhoogde aandacht opgevolgd en bewaakt.
16
Deregulering van het vennootschapsrecht Het richtlijnvoorstel over de eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (SUP) zet de deur open voor sociale en fiscale dumping !
D
e Europese Commissie heeft op 9 april 2014 een richtlijnvoorstel gepubliceerd betreffende eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (EU-afkorting: SUP – Societas Unius Personae). Het initiatief volgt op een omstreden voorstel voor het statuut van de Europese besloten vennootschap (verder SPE) dat in 2008 openbaar werd gemaakt. Dit voorstel stuitte op verzet van diverse lidstaten en moest uiteindelijk worden ingetrokken. Zoals de SPE, beoogt de SUP de grensoverschrijdende activiteiten van KMO’s te bevorderen en de kosten ervan te drukken. De richtlijn voert vereenvoudigde en eenvormige regels in voor de oprichting van een SUP, met name een eenvoudige online-registratie binnen de drie werkdagen, een minimumkapitaal van 1 euro, statuutmodellen. Dit voorstel houdt behoorlijk wat risico’s in. Niet alleen voor het goed beheer van de ondernemingen, maar ook voor de belangen van schuldeisers, verbruikers en werknemers. Dat de SUP kan worden ingeschreven in een land waar ze niet haar werkelijke activiteiten uitoefent, lijkt meer weg te hebben van een aanmoediging om postbusvennootschappen op te richten dan van reële ondersteuning van KMO’s. Als de richtlijn wordt goedgekeurd, dan kunnen ondernemingen, ongeacht de omvang ervan, hun aansprakelijkheid reduceren op grond van het nationale recht.
Een Europees statuut voor de eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid: is daar echt nood aan? Het voorstel beweert KMO’s kansen te bieden op grensoverschrijdende ontwikkeling. Feit is echter dat echte KMO’s, vooral eenpersoonsondernemingen, over
het algemeen op de lokale markt werken. 98% van de KMO’s hebben geen enkele vorm van activiteit in het buitenland. Volgens de Commissie komt dat door de administratieve rompslomp, maar dat klopt niet. Of het nodig is om naast de bestaande nationale mogelijkheden een vorm van supranationale vennootschap op te richten voor KMO’s betwijfelen we dan ook sterk. Met dit richtlijnvoorstel probeert de EU een maximale gemeenschappelijke norm op te leggen waardoor de nationale bevoegdheden van de lidstaten kunnen worden omzeild, in het bijzonder waar het gaat om de bescherming van schuldeisers en werknemers. Was het dit voorstel echt te doen om de ondersteuning van KMO’s dan had het toepassingsgebied moeten beperkt blijven tot enkel dit type onderneming. En dat is niet het geval. Bovendien wordt de grensoverschrijdende activiteit niet eens vereist. De richtlijn maakt het dus mogelijk een vennootschap met een nationale rechtsvorm om te zetten in een SUP, wat tot concurrentie tussen diverse nationale vennootschapsvormen kan leiden.
Geen enkele garantie naar duurzaamheid Enerzijds vereist de vereenvoudigde online-registratie geen enkel bewijs rond de identiteit van de oprichter. Dat is niet bevorderlijk voor transparantie en controle. Anderzijds vormen het minimumkapitaal van 1 euro en het verbod om de SUP tot het aanleggen van wettelijke reserves te verplichten, een gratuite inperking van hun aansprakelijkheid. De SUP biedt geen enkele waarborg voor de bescherming van de belangen van schuldeisers, verbruikers, werknemers en de collectiviteit. Als de Europese Unie de oprichting en verdere uitbouw van gezonde ondernemingen wil aanmoedigen, dan moet ze
bepalen dat een aanzienlijk maatschappelijk kapitaal in lijn met de commerciële doelstellingen van de onderneming moet worden samengebracht en dat in de jaren na de oprichting wettelijke reserves moeten worden opgebouwd. Het SUP-voorstel houdt in geval van faillissement vrijwel geen enkele degelijke garantie in ten aanzien van klanten, werknemers en schuldeisers. Alleen een eenvoudige balanstest en een solvabiliteitsattest zijn vereist. Wat we nodig hebben, zijn regels die zorgen voor transparantie, voor controle van de doelstellingen van de onderneming en voor duurzaamheid. Daar staat uiteraard een kostenplaatje tegenover, maar een kostenplaatje dat noodzakelijk en welbesteed is!
Een stimulans voor de oprichting van postbusvennootschappen Het richtlijnvoorstel laat de oprichter van de SUP uitdrukkelijk toe zijn maatschappelijke zetel te vestigen in een andere lidstaat dan die waar de economische activiteiten plaatsvinden. Deze situatie is niet nieuw, maar wordt door dergelijk wetgevend initiatief wel gestimuleerd. De mogelijkheid om meteen ondernemingen te vestigen in alle EU-landen zonder enige verplichting om hun winst aan te geven in het land waar ze actief zijn, dreigt te zullen resulteren in moeilijk te controleren netwerken van postbusvennootschappen en tot meer belastingontwijking en witwassen. In landen met een zwakke sociale en fiscale wetgeving kunnen fictieve vennootschappen worden opgericht. Aangezien er sociale zekerheid bij te pas komt, lonkt ook hier het gevaar dat verplichte werkgeversbijdragen worden omzeild door werknemers fictief aan te stellen in dit soort vennootschap. Een SUP kan ook schijnzelfstandigen aan het
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
17
Aangezien er sociale zekerheid bij te pas komt, lonkt ook hier het gevaar dat verplichte werkgeversbijdragen worden omzeild door werknemers fictief aan te stellen in dit soort vennootschap. oog onttrekken om ze nadien tijdelijk in te zetten in een ander land. Op die manier omzeilen ze het arbeidsrecht en de collectieve overeenkomsten. In het geval van aparte zetels kan het veel tijd kosten en zeer ingewikkeld worden om rechten te doen gelden voor de rechtbank en er uitvoering van te krijgen. Tot slot bevat het voorstel geen enkele bepaling die grote ondernemingen belet zich in het SUP-maatpak te hullen en misbruik te maken van deze vennootschapsvorm. Ondernemingen kunnen aangemoedigd worden om hun maatschappelijke structuur kunstmatig te wijzigen, teneinde hun verplichtingen die voortvloeien uit het normaal van toepassing zijnde nationaal recht, op fiscaal of op sociaal vlak, te ontlopen. Een onderneming met een groot aantal werknemers in een lidstaat kan de verantwoordelijkheid voor bepaalde activiteiten overdragen aan een filiaal dat bestaat uit een SUP in een lidstaat die in sociale en fiscale aangelegenheden meer meegaand is.
Gevaar dat werknemersrechten opzij worden gezet Het voorstel zegt niets over het recht van werknemers op informatie, consultatie en vertegenwoordiging in de leidinggevende of toezichthoudende organen van de SUP. De bepaling die een onderscheid maakt tussen de maatschappelijke zetel en de exploitatiezetel en tegelijk de regel waarbij de wetgeving die geldt voor de SUP die van het land van registratie is, kunnen maken dat de werknemersrechten inzake participatie in gevaar komen. Bepaalde Duitse vennootschappen bijvoorbeeld
18
met heel ruime rechten op werknemersvertegenwoordiging, zullen sterk in de verleiding komen om zich om te zetten in een SUP en zodoende de nationale participatieregels te ontlopen. Deze vennootschapsvorm dreigt bovendien andere Europese vennootschapsvormen (Europese vennootschap, Europese coöperatieve vennootschap) die wel voorzien in informatie, consultatie en vertegenwoordiging van de werknemers in de leidinggevende organen te verdringen.
Antidemocratisch initiatief De Commissie heeft hierover twee online publieke consultaties gelanceerd. Daarna volgden ontmoetingen met ondernemingsvertegenwoordigers. Een consultatie die de oprichters van individuele ondernemingen op één lijn stelt met een Europese vakbond die miljoenen werknemers vertegenwoordigt, kan niet echt representatief worden genoemd. Het SUP initiatief is duidelijk opgebouwd rond een voorkeur voor de zakenwereld en in het bijzonder grote ondernemingen. Gezien de impact van de SUP op alle actoren en op de werknemersrechten had men de Europese sociale partners als erkende en representatieve organisaties moeten raadplegen. Bovendien roept de gekozen rechtsgrond ernstige vragen op rond de naleving van democratische basisbeginselen door de Commissie. De regeling die vroeger voor de SPE werd voorgesteld, was gebaseerd op artikel 352 van het Stichtingsverdrag van de EU dat stelt dat de Raad besluit bij eenparigheid. Het nieuwe richtlijnvoorstel inzake de SUP is gebaseerd op artikel
50 VWEU dat voorziet in de stemming bij gekwalificeerde meerderheid. Door van wettelijke basis te veranderen, probeert de Commissie de bezwaren van bepaald lidstaten te ontwijken. Aangezien het om een richtlijn gaat die in nationaal recht moet worden omgezet, is de SUP volgens de Commissie geen supranationale rechtsvorm die artikel 352 VWEU als wettelijke basis zou hebben opgelegd. Die analyse is fout. In theorie kunnen de bestaande nationale wetten met betrekking tot de eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de nieuwe regels inzake de SUP gelijktijdig bestaan. In de praktijk echter kan elke in het nationaal recht dwingender bepaling vlot door de oprichters van de vennootschap worden omzeild ten voordele van de SUP. De SUP zou dan de referentie worden met het maximale beschermingsniveau.
Duidelijke vakbondseisen Om alle bovenstaande redenen heeft het Europees Vakverbond (EVV) de intrekking van het voorstel gevraagd. Ook de Europese sociale partners van de bouwsector hebben hun grote bezorgdheid geuit over de SUP. Zij menen dat de SUP frauduleuze praktijken in de hand zal werken. Ze roepen het Parlement en de Raad op het ontwerp de komende maanden tijdens de stemming te verwerpen. Vooraleer enig initiatief te nemen inzake het vennootschapsrecht moet de EU dringend een oplossing zoeken voor het probleem van postbusvennootschappen die uit zijn op fiscale optimalisatie en het omzeilen van de werknemersrechten. De Europese wetgever moet regels vastleggen die garanderen dat de plaats van registratie van de maatschappelijke zetel samengaat met de plaats van de hoofdactiviteit van de onderneming. Naar het voorbeeld dus van de bepalingen die gel-
den voor andere vormen van supranationale vennootschappen, zoals de Europese naamloze vennootschap of de Europese coöperatieve vennootschap. Bovendien moeten de participatierechten van de werknemers in de lidstaat waar de SUP haar activiteiten uitoefent, worden gevrijwaard. Het EVV kan niet dulden dat het recht van de werknemers op informatie, consultatie en vertegenwoordiging in de raad van bestuur wordt uitgehold of omzeild. Bovendien moeten de registratieprocedures de nodige garanties bieden voor de controle van de identiteit en de goede faam van de oprichter van de vennootschap. Garanties zijn ook nodig voor een gezond financieel beleid en een basisbescherming voor de werknemers en andere actoren, met name via voldoende eigen middelen. Het EVV verwerpt ook het vereiste minimumkapitaal van 1 euro. Samen met een simplistische online-registratieprocedure zet dat immers de deur open voor fiscale en sociale dumping.
REFIT en het EU-VS vrijhandels- en investeringsakkoord (TTIP): éénzelfde golf van deregulering? Een goede regelgeving met betrekking tot veiligheid- en gezondheid op het werk staan niet alleen onder druk door het REFIT-programma van de Europese Commissie. Ook de onderhandelingen over de afsluiting van een vrijhandels- en investeringsakkoord tussen de EU en de VS vormen een bedreiging voor de huidige en toekomstige reglementering m.b.t welzijn op het werk. Het gevaar zit vooral in twee hoeken. Vooreerst willen de VS en de EU zoveel mogelijk zogenaamde ‘Technische barrières voor handel’ (TBT – Technical barriers to trade) wegnemen. Dat kan door voor de EU en de VS gemeenschappelijke normen voor bijvoorbeeld elektrische veiligheid na te streven. Producenten moeten dan maar met één norm voor een markt van bijna 1 miljard consumenten rekening houden. Ook voor veiligheidsmiddelen en chemische producten die in bedrijven gebruikt worden zou dan één norm gelden. Gezien de VS zeker op het vlak van bijvoorbeeld chemische veiligheid lagere standaarden hanteert, is het gevaar onmiddellijk duidelijk : een compromis in een onderhandeling betekent nooit dat de strengste norm de universele norm wordt. Meestal ontmoeten onderhandelaars elkaar halverwege de eigen visie en standpunten… Wat dus betekent dat de EU af en toe water bij de wijn zou moeten doen om een gemeenschappelijke norm te bekomen. De Europese Commissie beweert altijd bij hoog en bij laag dat de veeleisende Europese normen niet afgezwakt zullen worden, maar hoe je hiermee tot een akkoord komt is ons niet duidelijk, tenzij de ambitie om heel veel gemeenschappelijke normen te ontwerpen sterk teruggeschroefd wordt. Ten tweede zijn de VS en de EU van plan op regelgevend vlak veel sterker te gaan samenwerken Er zou een ‘ Regulatory Cooperative Council’ worden opgericht. Deze zou erover moeten waken dat van zodra één van de wetgevende partijen aan nieuwe regelgeving denkt, de andere partij hierover ingelicht wordt, zodat nieuwe regelgeving zo compatibel mogelijk is met de (ontwerp)regelgeving van de andere partij, en er geen nieuwe barrières voor de handel ontstaan. Het grote gevaar hier is dat dit leidt tot een regelgevend ontradings- en vertragingseffect: er zouden mechanismen ingesteld kunnen worden, waardoor elke partij ruimte moet laten voor de mening van de andere partij, en onder druk kan gezet worden om hiermee rekening te houden, zodat bijvoorbeeld de visie van de VS op een goede wetgeving mbt veiligheid en gezondheid heel sterk doorweegt in nieuwe Europese initiatieven. Onnodig te zeggen dat dit op het vlak van bijvoorbeeld de erkenning van kankerverwekkende stoffen zo goed als een totale stand-still zou veroorzaken, gezien de stand van zaken op dit vlak in de VS nu …
| Speciale uitgave Vakbeweging | nr. 822 | 10 april 2015 |
19
28 Apri
l 2015
Interna tional W or Memor ial Day kers
15 28 April 20 rkers’
Wo l a n o i t a n r nte ay D l a i r o m e M
0 0 0 , 150
55 1 0 2 l i r p A 28 pril 201rkers’ 28 A nal Wo
Internattiioonal Worakyers’ InternMaemorial D y l Da Memoria
have died while EC evaluates ‘better regulation’
• Jaarlijks sterven 100.000 mensen aan een professionele kanker. • 150.000 werknemers gingen dood terwijl de Europese Commissie werkt aan ‘betere regelgeving’. • Gezocht: afdwingbare grenswaarden voor de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen en stoffen die gevaarlijk zijn voor de vruchtbaarheid of het ongeboren kind.
150,000 have died • Ondanks het afschuwelijke dodental, spreekt de Europesehave veiligheidsen died while EC evaluates ‘better regulation’ gezondheidsstrategie niet van wettelijk bindende maatregelen.
0 0 0 , 0 5 1
while EC evaluates ‘better regulation’
enforceable exposure limits
• De Europese Commissie blokkeerde in 2013 herziening vanmost de richtlijn fordesome 50 of the toxic chemicals kankerverwekkende stoffen onder het voorwendsel van een evaluatie van for cancer and pregnancy overbodige wetgeving. Als gevolg hiervan bestaat er in Europa slechts voor 3 kankerverwekkende stoffen een grenswaarde. Boulevard du Roi Albert II, 5 1210 Brussels Tel + 32 2 224 04 11 E-mail :
[email protected]
www.etuc.org
www.etuc.org