Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 4 1. Situering binnen het onderwijs ........................................................................................................... 5 1.1. Waarom naar het museum?......................................................................................................... 5 1.2. Waarom naar het Brussels Museum van de Molen en de Voeding? ........................................... 5 1.3. De tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co.’ .......................................................................... 7 1.3.1. Basisonderwijs- Kleuteronderwijs ......................................................................................... 7 1.3.2. Basisonderwijs - Lager onderwijs ........................................................................................ 12 1.3.3. Lager onderwijs - Sociale vaardigheden - Leergebiedoverschrijdende eindtermen: .......... 16 2. Praktische gids voor de leerkracht: ‘Kookketel, stoofpan en co.’ ..................................................... 17 2.1. Inleiding ...................................................................................................................................... 17 2.2. Praktische aspecten.................................................................................................................... 17 2.2.1. Contact ................................................................................................................................ 17 2.2.2. Bereikbaarheid .................................................................................................................... 17 2.2.3. Openingstijden .................................................................................................................... 18 2.3 Mogelijkheden voor een bezoek met de klas.............................................................................. 19 2.3.1. Individueel bezoek............................................................................................................... 19 2.3.2. Rondleiding .......................................................................................................................... 19 2.3.3. Proefbezoek......................................................................................................................... 19 2.3.4. Bezoek en kookworkshop.................................................................................................... 20 2.3.5. Reservatie ............................................................................................................................ 21 2.3.6. Betaalwijze .......................................................................................................................... 21 2.4 Verloop bezoek ‘Kookketel, stoofpan en co.’ in klasverband ..................................................... 22 2.4.1 Aankomst in het museum.................................................................................................... 22 2.4.2 Rol van de leerkracht ........................................................................................................... 22 2.4.3 Gebruiksaanwijzing doe-boek ............................................................................................. 22 2.5. Overzicht inhoud tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co.’ ................................................. 23 2.5.1. De keuken zoals het was ..................................................................................................... 23 2.5.2. De levensmiddelen .............................................................................................................. 23 2.5.3. Bewaring .............................................................................................................................. 24 2.5.4. (Voor)bereiding ................................................................................................................... 24 2.5.5. Het koken van de spijzen ..................................................................................................... 25 2.5.6. Feestgerechten .................................................................................................................... 25 2.5.7. Aan tafel .............................................................................................................................. 26
2
2.5.8. Was het vroeger beter? ....................................................................................................... 26 3. Bijlagen .............................................................................................................................................. 27 Bijlage 1: Het doe-boek ..................................................................................................................... 27 Bijlage 2: Voorbereiding en naverwerking ........................................................................................ 27 1. Voorbereiding ............................................................................................................................ 27 2. Naverwerking ............................................................................................................................ 31 Colofon .................................................................................................................................................. 32
3
Inleiding Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding streeft ernaar jaarlijks een tijdelijke boeiende maar ook educatieve tentoonstelling uit te werken binnen het thema voeding, met ruime aandacht voor een zeer divers publiek. Gedurende het schooljaar 2014-2015 verwelkomen wij tot 15 maart 2015 de tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co. De keuken zoals het was’. Deze tentoonstelling was een realisatie van ‘les Musées du Domaine provincial du Fourneau Saint-Michel’ (Provincie Luxemburg) in 2009, en werd voor deze editie volledig herwerkt door het team van het Brussels Museum van de Molen en de Voeding. Aan de hand van een zeer visuele opstelling, met bijna 300 voorwerpen, wordt een blik geworpen op de eetgewoonten van de twee afgelopen eeuwen. De tentoonstelling besteedt in het bijzonder aandacht aan de lokale levensmiddelen uit de keuken van weleer, alsook het diverse keukengerei en andere voorwerpen die gebruikt werden ter bewaring, (voor)bereiding en het koken van deze spijzen. Voor de generatie die op dit moment basisonderwijs geniet, is de tentoonstelling een ware ontdekking. Men krijgt de kans om weer terug te keren naar de bron: waar komen die voedingsmiddelen vandaan en hoe behielp men zich in tijden zonder elektriciteit en technologie. Daarom werd een pedagogisch dossier uitgewerkt dat u op weg helpt met dit thema zowel voor, tijdens als na uw bezoek. Dit pedagogisch dossier bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt de situering van het museum en de tentoonstelling binnen het onderwijs weergegeven. De vraag: ‘Waarom is een museumexcursie waardevol voor het leerproces van uw leerlingen’ wordt in dit deel behandeld. Daarnaast worden de eindtermen van de tentoonstelling aan het onderwijsprogramma gekoppeld. Het tweede deel bestaat uit een gids voor de leerkracht. Hier vindt u praktische aspecten van een bezoek aan het museum en de tentoonstelling. Ook de rol die u, als leerkracht, binnen het bezoek op u kunt nemen wordt behandeld. Naast dit dossier is er voor de leerlingen van het basisonderwijs een doe-boek ontwikkeld. Dit boekje bevat informatie en beeldmateriaal maar ook informatieve spelen die de leerlingen zullen stimuleren in hun leerproces. Tevens werd het boekje gelinkt aan de tentoonstelling. Dit boekje kan u ook als inspiratiebron gebruiken voor in de klas.
Doe-boek is online verkrijgbaar vanaf november 2014 op de website van het museum. Voor een gedrukte versie kan u contact opnemen met het museum.
4
1. Situering binnen het onderwijs 1.1. Waarom naar het museum? "Waarom moeten we naar het museum?", durven leerlingen wel eens vragen. Wel, het antwoord bij uitstek op deze vraag is: "Om iets bij te leren". Een museum vervult een belangrijke educatieve rol. Musea brengen via memorabele ervaringen nieuwe kennis bij aan bezoekers. Deze verworven kennis kan dan weer een basis vormen voor nieuwe kennis of ervaringen. Iedere bezoeker reageert anders op de aangeboden kennis. Maar zeker is dat er een leerproces in gang wordt gezet en dit proces kan gezien worden als een proces van levenslang leren. Elke bezoeker kan telkens opnieuw wat bijleren. Ten eerste biedt een museum nieuwe kennis en vaardigheden aan. Ten tweede verbreedt een museum de horizon van de bezoekers. Een museum kan naast nieuwe kennis, ook nieuwe verbanden aan het licht brengen. Museumbezoekers worden gestimuleerd om nieuwe relaties te ontdekken binnen een tentoonstelling. Ten derde laat een museumbezoek ook toe emoties te tonen. Bezoekers mogen hun waardering tonen over een bepaalde tentoonstelling. Ten vierde kan het museum de ogen openen. Men komt in aanraking met nieuwe en vervlogen culturen, ervaringen, enz. Vaak kunnen bezoekers uit een museumbezoek conclusies trekken die nuttig zijn voor hun eigen leven. Bezoekers nemen mogelijk hun eigen attitudes in overweging. Na een museumbezoek kunnen bezoekers een evolutie in attitudes en meningen ervaren. Iedere bezoeker is uniek. Iedere bezoeker zal dan ook een uniek leerproces doormaken. De individuele leerstijlen en ervaringen kunnen binnen musea gemakkelijker worden verwerkt. De bezoekers kunnen op hun eigen tempo hun leerproces doorlopen. Een tweede antwoord op de vraag ‘Waarom moeten we naar het museum?’ is natuurlijk ‘Omdat het leuk is’. Een museumuitstap kan de perceptie over leren veranderen. Leerlingen die kennis opdoen als saai en passief ervaren, worden nu actief betrokken in hun leerproces. Door een uitstap te maken, ervaren ze ‘leren’ als iets leuks en spannends. Ze mogen de schoolbanken even verlaten om in klasverband kennis te maken met nieuwe culturen, nieuwe inzichten en nieuwe interesses. Een museumtentoonstelling kan hen helpen hun nieuwsgierigheid te prikkelen en hun fantasie te stimuleren. Vanuit de concrete ervaring van een museumbezoek zullen de leerlingen zin krijgen om nog meer kennis op te doen. De keuze voor een museumbezoek als een educatieve uitstap kan dus enerzijds verklaard worden vanuit de concrete educatieve invulling van leerstof met respect voor het individuele leerproces. Anderzijds biedt een museumbezoek de leerlingen de kans om op een leuke, actieve manier om te gaan met nieuwe kennisgebieden.
1.2. Waarom naar het Brussels Museum van de Molen en de Voeding? ‘Waarom wil je met je klas naar het Brussels Museum van de Molen en de Voeding gaan?’: is een vraag die misschien door de directie wordt geopperd. Het antwoord op deze vraag bevindt zich in de geschiedenis en de werking van het museum. Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding heeft een rijke geschiedenis, waardoor een bezoek aan het museum op meerdere fronten kennis bijbrengt. Het Brussels Museum van de Molen en de Voeding is gelegen in de Molen van Evere. Dit historische gebouw heeft sinds 1841 onderdak geboden aan een opeenvolgende reeks van uiteenlopende activiteiten.
5
De Molen van Evere is tevens een getuige van de overgang van een traditionele naar een moderne economie. Bezoekers kunnen hierover meer te weten komen binnen de permanente tentoonstelling van het museum. Men kan op een actieve en leerrijke manier kennis maken met de geschiedenis van de Molen van Evere. Aan de hand van originele werktuigen en een documentaire worden bezoekers in de tijd gekatapulteerd om de werking van de maalderij van dichtbij te ervaren. De verschillende technieken, werktuigen en energiebronnen die nodig zijn om voeding te maken, komen aan bod. Deze inbedding van het museum binnen de gemeentelijke en Belgische geschiedenis maakt dat het Brussels Museum van de Molen en de Voeding niet enkel een belangrijke educatieve rol vervult. Het museum draagt ook een belangrijke publieke en sociale verantwoordelijkheid. Bezoekers leren over de economische en technische omwenteling aan de hand van het voorbeeld van de Everse Molen. De bezoekers krijgen de kans zich te verdiepen in nieuwe kennisgebieden aan de hand van een concreet voorbeeld. Tenslotte zijn er ook een heleboel andere redenen om voor het Brussels Museum van de Molen en de Voeding te kiezen. Dit is een gezellig en dynamisch museum. Indien gewenst, staat er een bekwaam en enthousiast team klaar om u te begeleiden. Bovendien heeft het Brussels Museum van de Molen en de Voeding een uitgebreid programma met rondleidingen, workshops, evenementen, enz. Het museum is te bereiken via het openbaar vervoer. Meer informatie hierover vindt u terug, verder in dit dossier, in de 'Gids voor leerkrachten' bij 'Praktische aspecten'. Waarom het Brussels Museum van de Molen en de Voeding een uitstekende pedagogische uitstap is, mag ondertussen duidelijk zijn. Kortom: het museum vervult een educatieve, publieke en sociale rol en combineert een goede sfeer en een dynamische werking met deskundige begeleiding.
6
1.3. De tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co.’ Tot 15 maart 2015 zal de expo ‘Kookketel, stoofpan en co.’ plaatsvinden in het Brussels Museum van de Molen en Voeding (BMMV). De tentoonstelling werd geïllustreerd met tal van reproducties, documenten, voorwerpen en nog veel meer. Deze expo stelt het leren van de leerlingen voorop. Dit pedagogisch dossier sluit aan bij de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en uitgangspunten van het basisonderwijs (kleuter- en lager onderwijs)
1.3.1. Basisonderwijs- Kleuteronderwijs Ontwikkelingsdoelen en uitgangspunten van de leergebieden:
Lichamelijke opvoeding: Groot-motorische en klein-motorische vaardigheden in gevarieerde situaties Klein-motorische vaardigheden De kleuters kunnen 1.28 - een toenemende bedrevenheid tonen in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden. 1.29 - klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurigheid gedoseerd en ontspannen uitvoeren. 1.30 - de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen.
Muzische vorming: Attitudes De kleuters kunnen 6.1 - openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving. 6.4 - respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en de andere culturen.
Nederlands: Luisteren De kleuters kunnen 1.1 - een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen. 1.2 - voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen. 1.3 - een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen. 1.4 - door de kleuteronderwijzer gegeven opdrachten, met betrekking tot activiteiten in de klas of op school, begrijpen. 1.5 - een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. 1.6 - de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap. 7
Spreken De kleuters kunnen 2.1 - een voor hen bestemde mededeling en/of een verhaal zo (her)formuleren, dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt. 2.2 - spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen. 2.4 - uitleggen hoe zij in een activiteit van plan zijn te werken of hoe zij werkten. 2.5 - iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of een specifieke eigenschap. 2.6 - antwoorden op gerichte vragen in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties. 2.7 - in een gesprek met een eenvoudige maar relevante vraag of met commentaar reageren. 2.8 - zelf vragen stellen aan anderen die de door hen gewenste informatie leveren. 2.9 - de hulp of medewerking van anderen inroepen. 2.10 - zich inleven in duidelijk herkenbare rollen en situaties en vanuit eigen verbeelding/beleving hierop inspelen. 2.11 - hanteren bij het realiseren van de hierboven genoemde ontwikkelingsdoelen zoveel mogelijk standaard-Nederlands ondersteund door volwassenen. 2.13 - beleven plezier in het gebruiken van taal en het spelen met taal in concrete situaties. Taalbeschouwing De kleuters kunnen 5.1 - De kleuters kunnen duidelijke vormen van mondelinge communicatie herkennen. 5.2 - Zij beseffen dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en daardoor opnieuw kunnen worden opgeroepen. 5.3 - Zij beseffen dat mensen door middel van het schrift boodschappen kunnen vastleggen. 5.4 - Zij beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ...) dienen om boodschappen over te dragen. 5.5 - Zij stellen zich vragen bij en reflecteren over taal en taalgebruik in concrete situaties: discrimineren van klanken, woorden ritmische aspecten van taal, rijmen intonatie en mimiek in relatie tot gevoelens, boodschap.
Wereldoriëntatie: Natuur Algemene vaardigheden De kleuters kunnen 1.1 - verschillen onderscheiden in geluid, geur, kleur, smaak en voelen; 1.2 - een explorerende en experimenterende aanpak tonen om meer te weten te komen over de natuur;
8
Levende en niet-levende natuur De kleuters kunnen 1.4 - organismen en gangbare materialen ordenen aan de hand van eenvoudige, zelf gevonden criteria; 1.7 - bij zichzelf aangeven welk lichaamsdeel instaat voor het horen, zien, ruiken, proeven en voelen; Gezondheid De kleuters kunnen 1.10 - in concrete situaties gedragingen herkennen die bevorderlijk of schadelijk zijn voor hun gezondheid. Milieu De kleuters kunnen 1.13 - een houding van zorg en respect tonen voor de natuur. Techniek Kerncomponenten van techniek De kleuters kunnen 2.1 - van technische systemen die ze zelf vaak gebruiken, aangeven of ze gemaakt zijn van metaal, steen, hout, glas, papier, textiel of kunststof; 2.2 - van een eenvoudig technisch systeem uit hun omgeving aantonen dat verschillende onderdelen ervan in relatie staan tot elkaar in functie van een vooropgesteld doel. Techniek als menselijke activiteit De kleuters kunnen 2.3 - in een eenvoudige situatie nagaan welk technisch systeem best tegemoet komt aan een behoefte; Techniek en samenleving De kleuters kunnen 2.10 - aangeven dat een technisch systeem dat ze gebruiken nuttig, gevaarlijk en/of schadelijk kan zijn Mens Ik en mezelf De kleuters kunnen 3.2 - in een eenvoudige taal een recent gebeurde situatie waarbij zij betrokken waren in dialoog met een volwassene, beschrijven en vertellen hoe zij zich daarbij voelden. 3.3 - in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen tonen in eigen mogelijkheden.
9
Ik en de ander De kleuters kunnen 3.4 - in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen en erover praten. Ik en de anderen in groep De kleuters kunnen 3.9 - omgangsvormen, leefregels en afspraken kennen en begrijpen die van belang zijn voor het samenleven in een groep. 3.10 - in concrete situaties met de hulp van een volwassene afspraken maken. Maatschappij Sociaal-economische verschijnselen De kleuters kunnen 4.1 - beroepen en bezigheden van volwassenen die ze kennen op een eenvoudige wijze beschrijven. 4.2 - in een concrete situatie het onderscheid maken tussen geven, krijgen, ruilen, lenen, kopen en verkopen. Politieke en juridische verschijnselen De kleuters kunnen 4.6 - met concrete voorbeelden illustreren dat mensen die samenleven, zich organiseren via regels waaraan iedereen zich moet houden. Tijd De kleuters kunnen 5.1 - begrijpen dat "gisteren" voorbij is en dat "morgen" nog moet komen; kunnen de begrippen vandaag, dag, nacht in hun juiste betekenis gebruiken 5.2 - een beperkt aantal vaste gebeurtenissen in het verloop van hun dag in een juiste volgorde aangeven Ruimte
Ruimtelijke oriëntatie
De kleuters kunnen 6.5 - de betekenis van volgende pictogrammen herkennen: de pijl de uitgang het toilet 6.6 - kunnen voorstellingen van vertrouwde plaatsen en voorwerpen herkennen.
10
Ruimtelijke ordening De kleuters kunnen 6.9 de verschillen in landschappen en omgevingen, door mensen ingericht, verwoorden.
Wiskunde Getallen De kleuters kunnen 1.1 - handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken zij daarbij de passende hoeveelheidbegrippen. (evenveel/niet evenveel dingen, veel/weinig dingen, te veel/te weinig dingen, dingen over/dingen te kort, meer/minder dingen, meest/minst dingen). Meten De kleuters kunnen 2.8 - bij vergelijking van twee voor hen bekende activiteiten en bij voldoende duidelijke verschillen, verwoorden welke activiteit het langst en welke het kortst duurt.
11
1.3.2. Basisonderwijs - Lager onderwijs Ontwikkelingsdoelen en uitgangspunten van de leergebieden:
Lichamelijke opvoeding Motorische competenties Klein-motorische vaardigheden in gevarieerde situaties De leerlingen kunnen 1.26 - klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren. 1.27 - de functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen.
Muzische vorming Beeld De leerlingen kunnen 1.2 - door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten. 1.3 - beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan. Attitudes De leerlingen kunnen 6.1 - blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken. 6.5 - respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.
Nederlands Luisteren De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in: 1.1 - een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren; 1.3 - een uiteenzetting of instructie van een medeleerling, bestemd voor de leerkracht; Spreken De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.5 - vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden; 2.6 - van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten; 2.7 - bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten; 2.8 - een instructie geven zodat iemand die vertrouwd is met de situatie, ze kan uitvoeren.
12
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen: 2.9* - in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen; 2.10* - tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren brengen. Lezen De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 3.7 - reclameteksten die rechtstreeks verband houden met hun leefwereld. Taalbeschouwing Overkoepelende attitudes 6.1* - De leerlingen zijn bereid om op hun niveau van de verworven inzichten gebruik te maken in hun talig handelen.
Wereldoriëntatie Natuur Levende en niet-levende natuur De leerlingen kunnen 1.5 - bij organismen kenmerken aangeven die illustreren dat ze aangepast zijn aan hun omgeving; 1.6 - illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt; 1.7 - de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van minstens twee met elkaar verbonden voedselketens; 1.12 - het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven; 1.16 - met enkele voorbeelden aantonen dat energie nodig is voor het functioneren van levende en niet-levende systemen en kunnen daarvan de energiebronnen benoemen. Milieu De leerlingen kunnen 1.23* - zich in hun gedrag bereid tonen om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water; 1.24 - met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu; 1.26* - respect en zorg voor de natuur tonen vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
13
Techniek Kerncomponenten van techniek De leerlingen kunnen 2.1 - van technische systemen uit hun omgeving zeggen uit welke materialen of grondstoffen ze gemaakt zijn; 2.5 - illustreren dat technische systemen evolueren en verbeteren; Techniek en samenleving De leerlingen kunnen 2.17 - illustreren dat techniek en samenleving elkaar beïnvloeden; 2.18 - aan de hand van voorbeelden uit verschillende toepassingsgebieden van techniek illustreren dat technische systemen nuttig, gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voor natuur en milieu. Mens Ik en mezelf De leerlingen kunnen 3.1* - in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uitdrukken. 3.2 - beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn. 3.3* - in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen tonen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen. Ik en de anderen: in groep De leerlingen 3.7* - hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden. Maatschappij Sociaal-economische verschijnselen De leerlingen kunnen 4.1 - illustreren dat verschillende vormen van arbeid verschillend toegankelijk zijn voor mannen en vrouwen en verschillend gewaardeerd worden. Tijd Historische tijd De leerlingen kunnen 5.5 - belangrijke gebeurtenissen of ervaringen uit eigen leven chronologisch ordenen en indelen in periodes. Ze kunnen daarvoor eigen indelingscriteria vinden. 14
5.6 - hun afstamming aangeven tot twee generaties terug. 5.8 - aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. 9* - belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst tonen, hier en elders. Algemene vaardigheden tijd De leerlingen 5.10* - beseffen dat er een onderscheid is tussen een mening over een historisch feit en het feit zelf. Brongebruik De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.
Wiskunde Meten Begripsvorming-wiskundetaal-feitenkennis De leerlingen 2.1 kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht (massa), tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid. Strategieën en probleemoplossende vaardigheden De leerlingen kunnen 4.3 met concrete voorbeelden uit hun leefwereld aangeven welke de rol en het praktisch nut van wiskunde is in de maatschappij.
15
1.3.3. Lager onderwijs - Sociale vaardigheden - Leergebiedoverschrijdende eindtermen: Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen De leerlingen kunnen 1.1 - zich op een assertieve wijze voorstellen. 1.2 - in omgang met anderen respect en waardering opbrengen. 1.3 - zorg opbrengen voor iets of iemand anders. 1.4 - hulp vragen en zich laten helpen. 1.5 - bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken. 1.6 - kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 1.7 - zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn. 1.8 - zich discreet opstellen. 1.9 - ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.
Sociale vaardigheden - domein gespreksconventies De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
Sociale vaardigheden - domein samenwerking De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische herkomst.
16
2. Praktische gids voor de leerkracht: ‘Kookketel, stoofpan en co.’ 2.1. Inleiding Om het bezoek aan ons museum voor de leerkracht te vergemakkelijken bieden we een gids aan die de leerkracht helpt met de voorbereiding van het bezoek. Het doel is dat leerkrachten via deze gids, de leerlingen zo optimaal mogelijk kunnen begeleiden voor, tijdens en na het bezoek aan het museum. Deze gids biedt u een volledig overzicht aan van de inhoud van de tentoonstelling aan de hand van een samenvatting en beeldmateriaal. Daarnaast bevat deze gids bijkomende informatie zoals praktische aspecten: hoeveel kost een bezoek aan het museum en wat is het scholenaanbod? Ook bevat de gids informatie en materiaal voor de voorbereiding en naverwerking in de klas.
2.2. Praktische aspecten 2.2.1. Contact Brussels Museum van de Molen en de Voeding Windmolenstraat 21 / Lindestraat 189 – 1140 Evere (beide ingangen mogelijk) +32 (0)2 245 37 79 / Fax +32 (0)2 245 27 02 www.molenevere.be
[email protected]
2.2.2. Bereikbaarheid Bus: In- en uitstappen als mede langdurig parkeren van autobussen kan op de parkeerplaats van Basischool Everheide (Windmolenstraat) mits voorafgaande reservatie via het museum. Auto: Langdurig parkeren kan aan het sportcomplex St. Vincent Stroobantsstraat of in de buurt van het museum mits het gebruik van een parkeerschijf. Openbaar vervoer: Tram 55 (MIVB)
Halte ‘Linde’ (ingang Lindestraat 189)
Bus 45 (MIVB)
Halte ‘Hoedemaekers’
Bus 64, 65 (MIVB)
Halte ‘Onze Lieve Vrouw’ (richting Haachtsesteenweg)
Bus 66 (MIVB)
Halte ‘Kurt’
Tram 7 (MIVB)
Halte ‘Paul Brien Hospitaal’ (Haachtsesteenweg tot Lindestraat 189)
Bus 270, 271, 272 en 471 (De Lijn)
Halte ‘Van de Velde’
Trein (NMBS)
Station Evere
17
2.2.3. Openingstijden Woensdag - vrijdag: 10.00 – 17.00 Zaterdag – zondag: 13.00 – 17.30 Gesloten op maandag en dinsdag (tenzij op reservatie) en op 1/01, 1/05, 1/11, 11/11, 24/12, 25/12 en 31/12. Jaarlijkse sluiting: 2e en 3e week van september
18
2.3 Mogelijkheden voor een bezoek met de klas 2.3.1. Individueel bezoek Wat? U bezoekt het museum en de tentoonstelling zelfstandig. Duur: 1u Wanneer? Woensdag tot vrijdag van 10u tot 17 u. Prijs? 3,5€ per volwassene 2€ voor werkzoekende/mindervaliden/studenten/senioren Gratis voor kinderen onder de 12 jaar en leerkrachten met lerarenkaart. Reservatie? Voor een individueel bezoek is geen reservatie nodig.
2.3.2. Rondleiding Wat? Deze activiteit bestaat uit een rondleiding in de tentoonstelling aangepast aan de leeftijdsgroep of doelgroep. Het team van gidsen heeft ervaring met verschillende soorten doelgroepen en is flexibel om zich aan te passen aan de noden van elke groep. Er worden steeds aangepaste rondleidingen uitgewerkt: Educatieve rondleiding voor onderwijs Rondleiding op maat van volwassen Rondleiding voor groepen met een beperking Duur: 1u Wanneer? Van dinsdag tot vrijdag tussen 10.00 en 17.00 Prijs? 20 pers. max./groep: 50€ Reservatie? Een reservatie is verplicht!
2.3.3. Proefbezoek Wat? Deze activiteit bestaat uit een rondleiding in de tentoonstelling aangepast aan de leeftijdsgroep of doelgroep. Daarna volgt er een proefmoment in de museumkeuken met allerlei lokale en seizoensgebonden producten verwerkt in kleine zoete en hartige hapjes. Duur: 1u30 Wanneer? Van dinsdag tot vrijdag tussen 10.00 en 17.00
19
Prijs? 20 pers. max./groep: 60€ Reservatie? Een reservatie is verplicht!
2.3.4. Bezoek en kookworkshop Wat? Deze activiteit bestaat uit een rondleiding in de tentoonstelling, aangepast aan de leeftijdsgroep of doelgroep, van +/- 45 min. Daarna volgt er een kookworkshop in de museumkeuken van het BMMV. Tijdens de kookworkshops worden steeds recepten bereid met lokale en seizoensgebonden producten met behulp van allerlei vergeten keukenmateriaal. Er is momenteel keuze tussen deze workshops:
Aardappelkoek (+ 8 jaar) Wist je dat aardappelen groeien onder de grond en eigenlijk helemaal uit Amerika komen? In deze workshop ga je aan de slag met een belangrijk basisproduct en wordt er geschild, gesneden, geraspt en gebakken. Hou die rasp alvast in de aanslag en ontdek een typisch restjesrecept!
Brusselse wafels De wafel groeide van een middeleeuws recept uit tot een wereldvermaard gebak. Ontdek het geheim van de authentieke Brusselse wafels. Dit is de kans om gewoon helemaal zelf een keer wafelijzers te draaien.
Soep van seizoensgroenten (+ 8 jaar) Proef de groenten van het moment in een overheerlijke soep. In deze workshop doen we alles zelf! Stroop die mouwen alvast op voor de roerzeef! Oh wist je trouwens al dat dit instrument hier in België werd uitgevonden?
Appel-kaastaart Ga aan de slag met lokale producten voor deze lekkernij. De bakvormen staan al klaar!
20
Notengebak Kraak eens eens een nootje, of twee of drie? Lukt jou dat met een echte notenkraker? Dan maken we een heerlijk notenrecept!
Duur: 2u Wanneer? Van dinsdag tot vrijdag tussen 10.00 en 17.00 Prijs? 15 pers. max./groep: 60€ Reservatie? Een reservatie is verplicht!
2.3.5. Reservatie Indien u rondleiding, proefbezoek of bezoek met workshop wenst te reserveren voor één of meerdere klassen kan dit telefonisch (tijdens de openingsuren van het museum) of per e-mail: Tel: 02/245.37.79 E-mail:
[email protected] Er wordt dan een reservatieformulier opgesteld met de nodige gegevens.
2.3.6. Betaalwijze Betaling kan op de dag zelf via cash, bancontact of proton. Er kan ook een factuur verstuurd worden de dag van u bezoek. Betaling op voorhand is niet mogelijk!
21
2.4 Verloop bezoek ‘Kookketel, stoofpan en co.’ in klasverband 2.4.1 Aankomst in het museum Bij aankomst in het museum kan men zich melden aan het onthaal. De tassen en jassen van de leerlingen kunnen gedurende de hele rondleiding veilig worden opgeborgen in dozen, specifiek voor de groep. Omwille van de geschiedenis die zich achter het molenmuseum schuilt, kan er een korte film over de Molen van Evere bekeken worden. Deze maakt echter geen onderdeel uit van de tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co.’, maar is vrijblijvend beschikbaar.
2.4.2 Rol van de leerkracht De rol van de leerkracht is tijdens het bezoek aan het museum en de rondleiding van groot belang. Als leerkracht bent u geen passieve bijstander, maar speelt u een actieve rol in het leerproces tijdens (en na) het bezoek. Begeleidende leerkrachten kennen hun eigen klas als geen ander en dienen steeds bij de klas te blijven. Als leerkracht kunt u de leerlingen stimuleren om actief mee te werken bij het bezoek. Om een bezoek aan de tentoonstelling vlot te laten verlopen en het leerproces bij de leerlingen te bevorderen worden er ook een aantal hulpmiddelen aangereikt in dit dossier: 1) Voorbereiding: de leerlingen worden voorbereid op de tentoonstelling. Dit kan op school of buiten de school door de leerlingen bijvoorbeeld een huistaak te geven. Door reeds basiskennis mee te geven, kan de informatie tijdens het bezoek optimaal verwerkt worden. Om het bezoek aan het museum in te leiden, kan de leerkracht kiezen uit een aantal opdrachten die zowel afzonderlijk dan wel samen in 1 les kunnen worden geïntegreerd. In de bijlage achteraan vindt u alle informatie. 2) Bezoek: de leerlingen worden gemotiveerd en gestimuleerd. De fysieke ervaringen moeten de opgedane kennis consolideren. 3) Opvolging: Het is noodzakelijk om de opgedane informatie nogmaals te bespreken, verwerken of evalueren. Anders gaat de informatie verloren. Het bespreken van het de ervaringen tijdens het bezoek aan de tentoonstelling is zeker aan te raden. Dit kan plaatsvinden direct na het bezoek, of later in een volgende les. U kan eventueel gebruik maken van het doe-boek.
2.4.3 Gebruiksaanwijzing doe-boek Het doe-boek is beschikbaar aan het onthaal van het museum (1€ per stuk) of kan gratis geraadpleegd en gedownload worden op onze website. Dit boekje bevat weetjes, feiten, een schat aan beeldmateriaal maar ook een aantal doe-opdrachten.
Wegens een technisch probleem is de film momenteel buiten gebruik. In 2015 word het budget voor een herstelling voorzien. Doe-boek is pas verkrijgbaar vanaf eind november 2014!
22
2.5. Overzicht inhoud tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co.’ Het museum stelt een samenvatting van de tentoonstelling ter beschikking met beeldmateriaal. Tevens worden ook een aantal tentoongestelde objecten in de kijker gezet. In totaal loopt de hele tentoonstelling over 6 thema’s met aan het einde ook even aandacht voor een reflectie.
2.5.1. De keuken zoals het was
Kookketel © FSM
In de loop van de 19de en 20ste eeuw volgen veranderingen elkaar razendsnel op. Dit geldt zowel op sociaal als economisch vlak maar evengoed wat betreft de eetgewoonten van het Belgische volk. Heel wat levensmiddelen die vandaag regelmatig op onze borden verschijnen waren voorheen, voor het overgrote deel van de bevolking onbetaalbaar (boter, vlees, …) of nog volkomen onbekend in onze streken (bananen, sinaasappelen, …). Daarnaast waren er toch wel wat verschillen tussen het leven en daardoor ook de eetgewoonten in de stad en op het platteland.
2.5.2. De levensmiddelen Toch zijn de lokale ingrediënten die gebruikt worden voor de bereiding van de maaltijden talrijk: aardappelen, groenten, brood, zuivelproducten, honing, fruit, de buit van jacht of de visvangst, slachtvlees, allerlei smaakgevers, water, thee, koffie en alcoholhoudende dranken. Het bakken van brood © Musée en Piconrue (Bastogne), Collectie Edmond Dauchot
Een ‘praktisch’ voorwerp: de kersenontpitter de Met dit handige instrument, een 19 eeuwse uitvinding, kon men moeiteloos kersen ontpitten alvorens deze onder te dompelen in azijn, alcohol of te verwerken in taart. Een ‘snor’ voorwerp: het snorkopje Dit kopje is een uitvinding uit de jaren 1860 van de Britse pottenbakker Harvey Adams. Bijzonder aan dit kopje is dat het voorzien is van een extra boordje op de rand van het kopje om de snor van de drinker droog te houden. Een ‘beestig’ voorwerp: de everzwijnkop de In de 18 eeuw werd er, in opdracht van de Oostenrijkse keizer Jozef II, onafgebroken gejaagd op everzwijnen. Tegenwoordig bevolken deze dieren de Ardeense bossen weer in groten getale.
23
2.5.3. Bewaring De bewaring en opslag van voedingsmiddelen zijn twee noodzakelijke handelingen voor het voortbestaan van de mens. Verschillende methodes werden ontwikkeld doorheen de tijd: drogen en koken, pekelen en marineren, fermentatie (gisting), sterilisatie en tenslotte koeling.
Provisiekast © FSM
Een ‘steriel’ voorwerp: de sterilisator en glazen bokalen met weckring in rubber de Omstreeks het einde van de 19 eeuw perfectioneert de Duitser Johann Weck het sterilisatieproces door het op punt stellen van een sterilisator en bokalen, die hermetisch afgesloten kunnen worden met een rubberen ring. Onder invloed van het koken verandert het kookwater in de bokalen in stoom, die condenseert tijdens het afkoelen. Er ontstaat een vacuüm en de bokalen zijn dan optimaal afgesloten.
2.5.4. (Voor)bereiding Nog voor het eigenlijke koken van de spijzen dienen de ingrediënten te worden voorbereid. Dit impliceert een meer of minder uitgebreide bewerking van de voedingsmiddelen. Voorheen gebeurde dit voornamelijk ten huize en was een langdurige vervelende karwei.
Roerzeef © FSM
Een ‘veilig’ voorwerp: de voorsnijvork Tijdens het versnijden van grote stukken vlees kan het vlees vastgehouden worden met een voorsnijvork. Deze vork heeft lange stevige tanden met tussen het lemmet en het hecht een mobiel staafje ter bescherming van de hand indien het mes zou uitschieten. Dit is handig bij het snijden van gelijke sneetjes vlees parallel met het bot en met een beweging van het mes dat snijdt in de richting van de vork.
24
2.5.5. Het koken van de spijzen De mens doet reeds sedert de prehistorie beroep op verschillende manieren van koken teneinde te zorgen voor afwisseling qua smaak van de beschikbare voedingsmiddelen: direct, op het vuur of op gloeiende kooltjes; indirect; door immersie (onderdompeling); smoren (stikken); in de oven of au bain-marie (in een waterbad).
Koken in de haard © Musée gaumais (Virton)
Een ‘lang’ voorwerp: de langgesteelde braadpan Dit soort pannen van grote afmetingen zijn zeer kenmerkend voor het koken in de haard. Deze pan is uitgerust met een steel die een lengte kan bereiken tot 1,80 m bij een diameter van bijna 50 cm. Een ‘schattig’ voorwerp: het miniatuur keukenfornuis Dit speelgoedfornuis wakkerde reeks de smaak en zin aan bij kleine meisjes om te koken ‘net als in het echt’. Het was overigens mogelijk om dit fornuisje te voorzien van brandstof, zodat kleine jongedames reeds hun ‘eerste lekkere kleine gerechten’ konden bereiden.
2.5.6. Feestgerechten Zon- en feestdagen waren de gelegenheid bij uitstek om te breken met de eenvoud en eentonigheid van de alledaagse gerechten. De traditionele feesten van de christelijke jaarkalender vormen ook het voorwerp van allerlei sterk verankerde culinaire gebruiken. Deze kunnen soms van streek tot streek verschillen.
Verse taarten en gebak © FSM, collectie J. Schwartz
Een ‘feestelijk’ voorwerp: de bakvorm voor paaslam Voor het christendom is het lam traditiegetrouw verbonden aan het paasfeest. Deze symboliseert de opoffering en verrijzenis van Christus en verwijst ook naar het offerlam uit de Joodse traditie (het verhaal van Abraham). Dit lam staat overigens symbool voor onschuld, zachtheid en nederigheid.
25
2.5.7. Aan tafel
Boerengezin aan tafel © FSM
Doorheen de tijd hebben culinaire gebruiken een sterke ontwikkeling doorgemaakt. In de 19de eeuw aten de tafelgenoten nog steeds gewoonlijk uit dezelfde schotel, die in het centrum van de tafel geplaatst werd. Vanaf 1900 stellen we een verandering vast: ieder krijgt vanaf dan gewoonlijk zijn eigen bestek en een persoonlijk bord. Alle gezinnen, zelfs de meest bescheiden, beschikten over mooi vaatwerk dat enkel uit de kast gehaald werd bij belangrijke gelegenheden.
2.5.8. Was het vroeger beter? In het licht van al deze kritiek en de ‘slechte eetcultuur’ groeit een beweging van bewustmaking voor het belang van gezonde en evenwichtige voeding met meer eerbied voor de mens en het milieu. De toenemende belangstelling voor de tradities, producten en recepten van onze voorouders breidt zich uit in verzet tegen de als schadelijk geziene moderniteit. Maar was het vroeger echt allemaal beter?
Melkmeisje © Ecomusée du Viroin (Treignes)
26
3. Bijlagen Bijlage 1: Het doe-boek Het doe-boek kunt u vanaf november 2014 terugvinden op onze website: www.molenevere.be als pdf-document. U kunt het boekje ook aanvragen aan het onthaal van het museum voor 1€ per stuk. Indien u meer inlichtingen wenst, kan u contact opnemen met het museum via mail of telefoon tijdens de openingsuren. (
[email protected] of 02/245.27.02)
Bijlage 2: Voorbereiding en naverwerking 1. Voorbereiding Een bezoek aan het Brussels Museum van de Molen en Voeding en de tijdelijke tentoonstelling kan in principe zonder voorbereiding in de klas. Voor de leerkrachten die dit wel wensen te doen, stellen we een aantal mogelijkheden voor. Via de voorbereiding trachten een aantal doelstellingen te worden gerealiseerd. Vooreerst worden de leerlingen warm gemaakt voor het onderwerp. Ook wordt er gepeild naar de beginsituatie van de leerlingen. Wat weten zij al over het onderwerp? Op deze manier kan de leerkracht of de gids beter inspelen op de noden van de leerling tijdens het bezoek aan het museum. Er zijn verschillende mogelijkheden, die in een aantal lessen kunnen geïntegreerd worden: 1.1. Ik zal een museum bezoeken Misschien is het wel de eerste keer dat deze leerlingen een museum bezoeken. U kunt iets vertellen over het begrip museum en meer specifiek welk soort museum ze zullen bezoeken. Aan de hand van een onderwijsleergesprek kan u de leerlingen hun kennis hierover nagaan. -
Wie is er al eens in een museum geweest? Bv. Natuurhistorisch museum, museum op vakantie, modemuseum, …
-
Wat is er te zien in een museum? Kunst, schilderijen, dingen, skelet, .. (antwoord afhankelijk van de leerlingen hun eigen ervaringen)
-
Wat is een museumcollectie of verzameling? In een museum kan je heel veel dingen gaan bekijken. Alles wat we in een museum kunnen zien, noemen we een verzameling.
-
Weten jullie wat een verzameling is? Zijn er misschien kinderen die iets verzamelen of ken je iemand die iets verzameld?
-
U kunt iets vertellen over het Brussels Museum van de Molen en de Voeding
-
Wat zijn de huisregels van een museum? Hiervoor is er een werkblad voorzien (zie werkblad op de volgende pagina) Oplossing: Ik mag: kijken en luisteren Ik mag niet: aanraken, lopen, eten en lawaai maken
27
Werkblad : de huisregels van het museum Wat mag ik doen in het museum? Kleur het juiste gezichtje bij de prentjes.
=
=
Dat mag niet
Dat mag
Ik kijk
Ik loop
Ik luister
Ik maak lawaai
Ik eet
Ik raak iets aan
-
28
1.2 Bezoek ‘Kookketel, stoofpan en co.’ U zal met de leerlingen deze tentoonstelling bezoeken. Dit kan u op tal van manieren reeds inleiden in de klas. We rijken een aantal mogelijkheden aan: -
Woordspin: 1. U kunt een grote woordspin maken in de klas. Schrijf het woord ‘eten’ of ‘koken’ op het bord en schrijf vervolgens alles op waar dit de leerlingen aan doet denken. 2. Ga de antwoorden even na. Wat brengt dit alledaagse woord teweeg bij de leerlingen? Op welke manier is dit ingebed in hun dagelijks leven? Dit onderwerp kan erg variabel geïnterpreteerd worden afhankelijk van de leeftijd, achtergrond en ervaringen van de leerlingen. Pik element die een link kunnen vormen met de expo uit de resultaten en ga verder het gesprek aan. Dit kan gaan over bv.: Waar kopen wij tegenwoordig eten? Wat is mijn favoriete maaltijd? Hoe wordt dat eigenlijk klaargemaakt? Zijn onze populaire voedingsmiddelen lokale producten of komen deze van elders? Zijn er culturele verschillen in de klas? Tradities? 3. Bepaalde reflecties kunnen ook weer meegenomen worden voor tijdens het bezoek.
-
Observatie-opdracht: 1. Laat de leerlingen eenvoudigweg thuis of elders de keuken observeren. Wat is er allemaal te zien. Laat hen een keer noteren of tekenen. Men kan ook een combinatie vragen van beide vaardigheden om te zien hoe groot de taalkennis is van de leerlingen betreffende dit thema en de woordenschat. 2. Hang de resultaten samen op in de klas. Wat is er nu echt te zien in een keuken? Wie kan helpen om een ontbrekende benaming van iets te vinden? 3. Vraag de leerlingen vervolgens bepaalde elementen weg te denken? Wat als de koelkast verdwijnt, er geen stekker meer is, …Heeft dat altijd bestaan? Hoe zou jij dit probleem oplossen?
-
Creatieve opdracht: Collage 1. Verzamel reclamefolders, verpakkingen van voeding, recepten, foto’s en prenten (of fotokopieën). 2. Eventueel kan er op het internet gezocht worden naar beeldmateriaal 3. Verdeel de klas in groepjes 4. Elke groep gaat aan de slag rond één bepaald thema: koken, bewaren, keukengerei, het feestmaal,… 5. Elke groep mag een grote collage maken met al het materiaal. Er kan eventueel ook gewerkt worden met kleurpotloden, papier, stiften, enz. 6. Stimuleer de leerlingen: wat plaats je bij dit thema, ontbreekt er iets, zie je op de oude foto’s hoe het vroeger was? Zou jij graag op die manier terug eten of koken? 7. Als afsluiter kan elke groep zijn werk eens voorstellen aan de rest van de klas.
29
Ontwerp keukengerei: 1. Laat de leerlingen nadenken over volgende vragen: Wat zou nog erg handig zijn in de keuken? Hoe zou dat voorwerp er dan uitzien? Moet dat een speciale kleur krijgen? Van welk materiaal zou ik dat voorwerp dan maken? 2. Laat de leerlingen zelf een keer een schets maken. Misschien zijn er wel zaken realiseerbaar in wegwerpmaterialen of klei. 3. Evalueer: zou het nu echt handig zijn? Is het afwasbaar? Is het te groot, te klein, te zwaar of net goed? Wat vinden de anderen? -
Begrijpend lezen: recept ontleden: 1. Laat de leerlingen een recept opzoeken. Dit kan zowel in een kookboek, een tijdschrift of op het internet. 2. Welke spullen heb je allemaal nodig om dit recept te bereiden. Kunnen de leerlingen dit interpreteren bij het lezen van een recept? 3. Laat de leerlingen het nodige keukengerei meebrengen of voorzie er zelf voor in de klas. Kennen de leerlingen de naam en de functie?
-
Spreekwoorden en zegswijzen: Dit komt niet aan bod in de Nederlandstalige teksten van de tentoonstelling maar heel wat spreekwoorden bevatten verwijzingen naar (lokale) voeding op keukengerei. Een aantal voorbeelden:
Appelen voor citroenen verkopen Appels met peren vergelijken Dat is een heet hangijzer De appel valt niet ver van de boom De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet Door de zure appel bijten Een appeltje met iemand schillen Een appeltje voor de dorst Een rotte appel in de mand maakt al het fruit ten schande Er zit een haar in de boter Het zal wel boteren Iets in de doofpot stoppen Iets voor een appel en een ei kopen Loop naar de pomp Meer vliegen vangen met stroop dan met azijn Met de gebakken peren blijven zitten Tussen de soep en de patatten Weten wat voor vlees men in de kuip heeft Zelfbedruipend zijn …
Waar gaan deze spreekwoorden en gezegden over? Wanneer gebruiken we deze?
30
-
Werken rond inheems en uitheemse voeding: Wereldoriëntatie: De aandacht voor lokale voeding is vrij groot in de tentoonstelling. U kunt aan de slag gaan met dit aspect. Werk eventueel met een grote kaart of een wereldbol. Waar komen veel gegeten voedingsmiddelen vandaan? Hier kan ook een stukje wereldoriëntatie aan gekoppeld worden. Ontdek de wereldkaart aan de hand van allerlei producten. Waarom kan niet alles bij ons groeien (klimaat), … Koken in de klas met lokale voeding: maak een lunch met de hele klas. Hier komt ook weer het keukengerei aan bod. Er is geen uitgeruste keuken nodig. Gezonde boterhammen: beleg: platte kaas, Luikse stroop, paté, Ardeense ham, haring, forel, … Groenten: sla, wortel, radijs, … Fruitsla: maak eens een fruitsla van lokaal fruit in de klas. U kunt aan de slag met: Fruit: appel, peer kers, aardbei, bosbes, framboos, … (let op de seizoenen) Zoetstof: suiker (voorheen een eerder duur product) of honing als alternatief
-
Schrijfopdrachtjes over tradities en gebruiken: Ga aan de slag met de kalender. Welke feestdagen kennen de leerlingen wel of niet? Welke gebruiken zijn daaraan verbonden en wordt er iets speciaal gegeten voor die gelegenheden? Hebben de leerlingen daar zelf herinneringen aan? Laat hen een korte schrijfopdracht maken over iets dat ze gegeten hebben voor een welbepaalde feestdag. Misschien kunnen ze er zelfs een leuke foto van terugvinden thuis? Laat de leerlingen een kort interview afleggen bij de ouders of grootouders. Formuleer 5 korte kernvragen met de leerlingen die ze kunnen stellen aan de grootouders of ouders.
-
Een extra uitstap: Misschien is er wel tijd om een keer te gaan wandelen in een boomgaard in de buurt, ga eens naar de markt (vroeger geen supermarkt), bezoek een moestuin in jouw gemeente, een boer, …
2. Naverwerking Dezelfde opdrachten kunnen mits een aantal aanpassingen eventueel ook dienen ter naverwerking. U kunt de inhoud of vragen steeds aanpassen aan de ervaringen en nieuwe kennis die opgedaan werd tijdens het bezoek. Zo kan er extra aandacht besteed worden aan: -
Taalverwerving nieuwe woordenschat en begrippen uitdrukkingen
-
Wereldoriëntatie: Techniek (inzicht in productieprocessen van voeding, kennis van materialen) Herkomst van voeding Historisch inzicht > grote veranderingen gedurende de 2 laatste eeuwen. (Culinaire) tradities en gebruiken van zowel vandaag als weleer
31
Colofon Deze uitgave kwam tot stand naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Kookketel, stoofpan en co. De keuken zoals het was’ in het Brussels Museum van de Molen en de Voeding (BMMV) te Evere, van 19 september 2014 tot 15 maart 2015. Tekst en fotoselectie: Team BMMV (Clara Mathues, Frédéric Nain, Charlotte Hoschet) Lay-out: BMMV Inlichtingen: Brussels Museum van de Molen en de Voeding Windmolenstraat 21/Lindestraat 189 1140 Evere 02/245.37.79 www.moulindevere.be
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Pierre Muylle, Hoedemakerssquare 10, 1140 Evere
32