1
Zondag 9 februari: Lichtdragers in crisistijd Lezingen: Exodus 13:21-22 en Matteüs 5:13-16
Vier associaties met licht: 1. Hoe kostbaar licht is: wordt u ook overspoeld met reclame voor goedkope energie? Het overstappen van de ene energieleverancier naar de andere wordt je van alle kanten aangeraden en makkelijk gemaakt. Je kan honderden euro’s besparen op je energiekosten dus je zult wel gek zijn, een dief van eigen zak, als je het niet zou doen…. Daarnaast kun je d.m.v. zonnecollectoren de kosten nog eens extra verlagen. En i.p.v. spaarlampen zijn ledlampen nog zuiniger…. Licht kost dus veel energie en daar moeten we zuinig mee omgaan… 2. Dat licht koud en hard kan zijn maar ook juist sfeer kan brengen zodat je je er aan kunt warmen. Het effect van licht kan dus verschillend zijn. 3. Één ding staat vast: het donker verliest terrein, wanneer er maar een lichtpuntje zichtbaar wordt. Maar soms kan licht dingen zichtbaar maken, die je liever maar in een donker hoekje had willen laten liggen. Dingen die het daglicht niet kunnen verdragen…Het kwaad komt dan aan het licht…. 4. Er zijn mensen die in de loop van het najaar in een ‘winterdip’ raken. Oorzaak is de afname van het dagelijks licht. In Noord-Europa schijnen meer zelfmoorden voor te komen dan in het zuidelijk deel. Gelukkig bestaat er ‘lichttherapie’…
Wanneer Jezus zegt tegen zijn volgelingen dat zij ‘het licht in de wereld’ zijn, wat zou hij er dan mee bedoelen? Welke associatie past daarbij? 1. Dat het ons veel energie kost om lichtdrager te zijn? 2. Dat ons licht zowel koud als warm kan overkomen? 3. Brengt ons licht het kwaad aan de dag? 4. Kan ons licht als een soort van lichttherapie zijn voor de depressieve medemens? Nu wij in crisistijd verkeren, heeft dat invloed op ons lichtdragerschap?
2
Moeten we gaan bezuinigen en een andere, goedkopere, energieleverancier gaan zoeken? Door verschillende leveranciers te vergelijken komen we misschien wel bij een ‘Andere Leverancier’ terecht… Volgens de filosoof Frédéric Lenoir verkeren we in een geloofscrisis, die al eeuwen geleden is begonnen en waarvan we nu de vruchten plukken. In zijn boek ‘God?’ beschrijft hij hoe Nietzsche (filosoof) in de 19e eeuw al sprak over de dood van God. En de moordenaars zijn de christenen zelf, de ‘erfgenamen’. Vanuit de gedachte dat er maar één God is heeft het jodendom (en later het christendom, ook Islam) afgerekend met de goden uit de Oudheid (polytheïsme). Maar daardoor werd het de doodgraver van zijn (onze) eigen God. Want door andere goden te ontmaskeren als ‘menselijke hersenspinsels’, kwam deze ontmaskering als een boemerang (met vertraging weliswaar) keihard terug: wat anderen beweren over hun goden, doen joden en christenen niet anders…. Kuitert heeft dat in onze tijd vertaald met: wat wij spreken over Boven, komt van beneden…. Na Nietzsche spreekt Max Weber (Duits socioloog) van de ‘onttovering van de wereld’: hij laat zien dat het ‘rationaliseringsproces’ waarin de wereld haar magische sfeer verloor (= alles werd met verstand beredeneerd en verklaard), door het jodendom en later door het christendom was versneld: de wereld was niet langer een tovertuin waarin geheimzinnige krachten en geesten rondwaarden, maar de Schepping van één God, die normen en waarden oplegde. Denk maar aan de opdracht van Jezus: jullie zijn het zout, jullie zijn het licht. Laten de goede daden hun werk doen in de wereld….
Onze hele westerse cultuur is geworteld in het christendom, maar heeft zich daar langzamerhand van losgemaakt en nu keert ze zich er uiteindelijk tegen. Doet me denken aan de studiedag ‘Verkoop je kerk’: één van de sprekers was een reclameman die ons kritisch liet kijken naar onze kerk. Hij gaf als voorbeeld de padvinderij: heeft iets oubolligs, is saai, de kinderen die daar vroeger naar toe gingen waren niet de vlotste. Nu heet het ‘scouting’ en heeft daarmee het stoffige oude imago van zich af geschud. Zo zou de kerk dat ook moeten doen. Kerk heeft een slecht imago saai, iets van vroeger, streng, niet van deze tijd….
3
Hoe zullen wij ons noemen? Huis van bezinning? Zingevingscentrum?
Terug naar Lenoir. De vraag is nu: wat gebeurt er als god dood is? Nietzsche voorziet dat ten gevolge van de dood van God er nog een tijd de overgeërfde humanistische moraal zal blijven bestaan, maar dat houdt een keer op. Want deze moraal is gebaseerd op de bijbel, maar straks is de kennis van de bijbel verdwenen, zijn we zodanig geseculariseerd dat niet God als bron wordt gezien van ons handelen, maar ons verstand/de rede. En wat dan? Dan zijn we aan de mensen overgeleverd i.p.v. aan de goden…. Goed beschouwd is Nietzsche (en ook Weber) een visionair geweest. Een profeet. Want wat hij heeft gezegd in de 19e eeuw gaat over de tijd waarin wij nu leven. Hij heeft heel scherp gezien dat de dood van God op den duur een complete herziening van de moraal zou inhouden. Lenoir schrijft: ‘daar worden we in onze tijd steeds meer mee geconfronteerd, bij kwesties als het klonen van organismen, reageerbuisbevruchting, homo-ouderschap, enzovoort.’ Nu we geen steun meer vinden bij een ethiek gebaseerd op de bijbel, ‘kunnen we alleen nog op ons gevoel vertrouwen en tegenstrijdige gezichtspunten tegen elkaar afwegen, zonder dat ook maar één daarvan een onweerlegbare, voor iedereen aanvaardbare legitimiteit bezit. We zien ons geconfronteerd met een nieuw ‘polytheïsme van waarden’, dat de plaats inneemt van de waardenconsensus van de traditionele religieuze samenlevingen, in ons geval die van de geleidelijk verdwijnende joods-christelijke wereld’ (153). Van evangelische ethiek naar universele solidariteit….
Is een mens zonder religie, bevrijd van het geloof in God, in staat om menselijker te zijn waardoor de samenlevingen vooruit zullen gaan, zich zullen ontwikkelen naar een hoger niveau? Auschwitz, de Goelag enHiroshima hebben het tegendeel laten zien:het blinde geloof in de wetenschap of in de politiek (waarop deze gedachte van vooruitgang was gebaseerd) bleek een fiasco te zijn. Kunnen wij mensen wel iets betekenen voor de wereld?
4
Ik ben bij Dietrich Bonhoeffer te rade gegaan: de man die te midden van de puinhoop van menselijk falen schrijft over de tekst van vanmorgen in zijn boek ‘Navolging’. Als er één is die het geloof in en de hoop op mensen overboord zou mogen gooien, is hij het. Te midden van de vervolgingen, ter dood veroordelingen, concentratiekampen en vernietiging van joden, zigeuners, homo’s enz.(kortom: de realiteit van zijn tijd: bankroet van het geloof in de mensheid), m.a.w. terwijl zijn wereld in duigen valt, schrijft hij bij de tekst ‘Jullie zijn het licht in de wereld’: ‘Hier staat niet: jullie moeten het zijn!’ (97). Jullie zijn het licht. Dat is het uitgangspunt van Jezus’ oproep tot navolging Dat betekent niet dat je het licht hebt, maar je bent het! De volgelingen worden uitgedaagd: laat zien wat je in je hebt, ga in je kracht staan. Doe als Jezus. Volg hem na. De volgelingen zijn de zichtbare gemeente. Ze zijn geroepen. Wakker gemaakt. Gewezen op hun krachtbron (energieleverancier).
In tijden van crisis moeten we de balans opmaken: waarop kunnen we besparen? Hoeveel energie kost het ons om lichtdrager te zijn? Het navolgen van Jezus is te vergelijken met het volgen van Israël van de wolk overdag en het licht in de nacht. (Tussen haakjes: karavanen werden in die tijd de weg gewezen door rook overdag en door vuur ’s nachts). Het gaat om het volgen, navolgen: opdat je je weg vindt door de woestenij van het leven. M.a.w. doen wat God van ons vraagt: mens te zijn in Gods naam. Doen waartoe je in staat bent: je bent het licht. Bonhoeffer: ‘Je leert pas geloven als je midden in de aardsheid van dit leven staat; als je er volledig van afziet iets te maken van jezelf. (…).Dat is, meen ik, geloof, dat is ‘metanoia’ ; zo wordt je een mens, een christen’ (in: Trouw aan de wereld, p.75/76). Je bent het licht. Dat is je kracht. Dat is het vertrekpunt. Geloof hebben in jezelf. Omdat God geloof heeft in ons. Bonhoeffer eindigt met de woorden: ‘God leide ons door deze tijd, maar vooral, Hij leide ons naar zichzelf’ (76).
Zo is de kerk geen instituut en investeren wij niet in stenen, maar gaat het om een beweging van mensen, die doen wat er van mensen verwacht mag worden. En daarbij kunnen Bijbelverhalen ons elke keer weer inspireren, bemoedigen.
5
Daarom is het belangrijk dat de kerk als zingevingscentrum mensen verhalen aanreikt waaraan ze zich kunnen spiegelen. “Uw Woord is als een lamp, een helder licht, een schijnsel op mijn pad, een eeuwig baken dat in de duisternis mijn schreden richt”. (Psalm 119 vers 40)
Leersum, Corine Beeuwkes-van Ede