Introductie M&O Management & organisatie zou je een beetje kunnen vergelijken met economie, maar toch is het wel iets anders. Bij economie houd je je bezig met de economie van heel het land, bijvoorbeeld werkloosheid, prijsstijgingen of aandelenkoersen. Bij M&O gaat het er vooral om wat er binnen organisaties gebeurt. Organisaties heb je in allerlei vormen, groot en klein, commercieel en nietcommercieel producerend of dienstverlenend. Je komt bij dit vak allerlei zaken tegen die te maken hebben met keuzes die binnen een organisatie gemaakt moeten worden om de concurrentie met andere organisaties aan te kunnen. Welke producten worden er gemaakt, welke prijs wordt er gevraagd voor deze producten, hoeveel kost de productie, op welke manier werkt de promotie van de producten, waar haal ik kapitaal vandaan voor mijn bedrijf, etc. M&O is zeker geschikt als voorbereiding voor opleidingen in de bedrijfseconomische en/of commerciële richting. Als je inzicht in getallen hebt, logisch kunt nadenken, en niet bang bent voor een flink portie rekenwerk (grafieken en tabellen) is het zeker iets voor jou. Je houdt je bezig met wat er binnen organisatie gebeurt. Je komt er achter waarom organisaties bepaalde beslissingen nemen. Hier komt het marketing en het financiële beleid bij kijken. Je leert verbanden aan te leggen, oorzaken en gevolgen aan te geven en conclusies te trekken aan de hand van teksten en cijfers. Verdere maak je kennis met een balans en leer je hoe je tabellen en grafieken moet lezen. Wanneer je na deze (korte) introductie nog vragen hebt kun je deze natuurlijk altijd nog stellen. Sjoerd Nijenhuis Docent M&O
1
1.1 De balans Tijdens de jaarvergadering van gymnastiekvereniging 'Beatrix' komt de kantine van het Eigen Home ter sprake. Veel leden zijn hierover niet te spreken. Nog niet zo lang geleden was deze kantine een plaats waar de leden graag naar toegingen. Maar tegenwoordig niet meer. De bar en de keuken zijn vaak gesloten wegens gebrek aan vrijwilligers. De leden kunnen dan nog hooguit een blikje uit een automaat te trekken. Als dat niet beter wordt, kan de kantine beter dicht, zeker nu zij meer kost dan oplevert. Een andere mogelijkheid is om aan de penningmeester, de heer Fransen, te vragen de kantine voor eigen risico te beheren. Tijdens de vergadering wordt besloten hem dit te vragen. Fransen moet van het 'Eigen Home' weer een echt thuis maken voor de leden. Hij vraagt het bestuur daar even over na te mogen denken en verder vraagt hij van het bestuur bepaalde zekerheden. Na wat heen en weer gepraat gaat Fransen akkoord. De twee gehuurde frisdrankautomaten blijven staan, maar er zullen ook nieuwe automaten bij komen voor de verkoop van zoetwaren. De kantine zal iedere avond van maandag tot en met vrijdag open zijn en de leden kunnen er onder andere koffie en snacks kopen. De keuken is nu nog sober uitgerust, maar dat zal verbeteren. Thuisgekomen zet Fransen op een rijtje wat hij allemaal nodig heeft om te kunnen beginnen op de startdatum, 1 januari 2002. Zo zal hij een aantal apparaten voor de keuken aanschaffen en een voorraad frisdranken, zoetwaren en snacks. Ook heeft hij een voorraad kasgeld nodig, bijvoorbeeld om geld te wisselen en kleine bedragen te kunnen betalen. Fransen komt tot het volgende lijstje met bezittingen: Magnetron € 1.400,Warmhoudapparaten € 5.000,Overige keukenapparatuur € 7.800,Voorraden zoetwaren € 1.200,Voorraden soepen en snacks € 1.500,Voorraden frisdranken € 2.000,Kasgeld € 500,Totaal € 19.400,Een heel bedrag vindt hij en de vraag is: Hoe komt hij aan dat bedrag? Zijn vrouw, die erg enthousiast is over een eigen bedrijfje, stelt voor € 6.000,- van hun spaarbankboekje op te . nemen. Dit bedrag is het eigen vermogen dat Fransen in zijn bedrijfje stopt. Hij spreekt met zijn vrouw af dat dit bedrag niet meer dan € 2.500,- hoger mag zijn. Ze willen namelijk nog geld op de spaarrekening overhouden voor een nieuwe auto. Goed, € 6.000,- (of iets meer) is er, maar dan de rest: waar haalt Fransen het overige geld vandaan? Een kennis wijst hem erop dat de bank vast wel een bedrag aan hem wil lenen. Dat blijkt te kloppen. De bank is bereid Fransen € 10.000,- te lenen. Hij hoeft op dit bedrag de eerste twee jaren niets af te lossen. Wel betaalt Fransen elk jaar rente over deze schuld aan de bank.
2
Tenslotte is er nog een derde manier waarop Fransen aan het benodigde vermogen komt. Als hij op 1januari begint, dan hoeft hij de leveranciers van de zoetwaren etc. niet direct te betalen. Deze leveranciers die later betaald mogen worden heten crediteuren. Aan hen is Fransen op 1 januari 2002 € 3.000,- schuldig. Dit bedrag moet hij uiterlijk binnen drie maanden betalen. Samen vormen de lening bij de bank en het bedrag dat de leveranciers hebben voorgeschoten het vreemd vermogen. Vreemd vermogen, omdat het vermogen van anderen is. Nu Fransen weet wat hij nodig heeft en hoe hij aan het benodigde kan komen, kan hij een balans opstellen. Een balans is een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en het vreemd vermogen op één bepaald moment. De balans kan verschillende vormen hebben. Eén van de bekendste vormen is die van een overzicht met een debetzijde (links) en een creditzijde (rechts). Debet Welke bezittingen heeft het bedrijf?
Balans Waar komt het benodigde geld vandaan? Van de eigenaar: eigen vermogen Van anderen: vreemd vermogen
Credit
Het vermogen aan de creditzijde van de balans bestaat uit eigen vermogen en vreemd vermogen. Het vreemd vermogen is te verdelen in kort vreemd vermogen en lang vreemd vermogen. Tot het kort vreemd vermogen behoren bedragen die binnen één jaar betaald moeten worden. Lang vreemd vermogen mag over meer dan één jaar terugbetaald woorden. Ook de bezittingen (=activa) aan de debetzijde van de balans zijn in te delen. De vaste activa zijn bezittingen die meer dan één jaar meegaan. Bij Fransen zijn dit de magnetron en de andere apparaten. Andere voorbeelden zijn gebouwen en machines. Dan zijn er de vlottende activa. Dit zijn bezittingen die maar één jaar meegaan of die je snel in contant geld kunt omzetten. Voorbeelden van vlottende activa zijn voorraden en vorderingen op klanten. Tenslotte zijn er de liquide middelen. Dat zijn de kas en een tegoed bij een bank, ofwel de betalingsmiddelen.
3
Vragen en opdrachten De vragen en opdrachten hebben betrekking op het voorgaande. 1 Bepaal hoeveel eigen vermogen Fransen uiteindelijk nodig heeft om op 1januari 2002 te kunnen beginnen. Bereken hiervoor het totale bedrag van de bezittingen en het vreemd vermogen.
2 Maak de balans voor Fransen op 1januari 2002 op en gebruik daarvoor het volgende overzicht. Debet Balans Credit Magnetron €.............. Eigen vermogen €............... Warmhoudapparaten €.............. Leningbank . €............... Keukenapparaten €.............. Crediteuren €.............. Voorraden €.............. Kas €..............
€..............
€…………
3 Heeft Fransen zowel kort- als lang vreemd vermogen, of één van beide? Verklaar je antwoord.
4 Fransen houdt van koeken en van klanten en koopt de koeken alsnog in. Hij betaalt ze contant, dat wil zeggen: per kas. Na deze aankoop ziet de balans er gedeeltelijk anders uit. Leg uit wat op de balans door de aankoop van de koeken is veranderd.
4
5a Je hebt gezien wat crediteuren zijn. Geef nu zelf een omschrijving van 'debiteuren'. Zoek de betekenis van 'debiteuren' zo nodig op in je woordenboek.
5b Krijgt Fransen volgend jaar met debiteuren te maken? Verklaar je antwoord.
6 Een onderneming heeft voor het opmaken van de balans op 31 december 2003 de volgende gegevens verzameld. . - Gebouwen € 300.000,- Lening bij de bank € 140.000,- Crediteuren € 70.000,- Voorraad goederen € 180.000.- Debiteuren € 50.000,- Kas € 10.000,- Te betalen belasting € 7.000,- Bestelauto € 18.000,- Eigen vermogen € 341.000,Stel deze balans samen.
Debet
Balans per 31 december 2003
Credit
5
1.2 Het resultaat Het eerste jaar is voor Fransen erg bemoedigend geweest. Hij heeft in 2002 op 200 dagen verkocht. Op oudejaarsdag 2002 rekent Fransen het resultaat van het eerste jaar van zijn nieuwe bedrijfje uit. Op de resultatenrekening over 2002 laat hij zien hoe zijn winst is ontstaan. RESULTATENREKENING 2002 Omzet frisdranken Omzet zoetwaren Omzet snacks en soep Totale omzet Inkoopprijs verkochte frisdranken Inkoopprijs verkochte zoetwaren Inkoopprijs verkochte snacks en soep
€ 40.000,€ 33.600,€ 45.000,€ 118.600,€ 32.000,€ 16.800,€ 27.000,€ €
Overige kosten: Onderhoud apparaten Administratiekosten Verkoopkosten Autokosten Rentekosten Huurkosten automaten Diverse kosten
75.800,42.800,-
€ 1.200,€ 4.500,€ 5.930,€ 3.000,€ 900,€ 8.100,€ 600,€ 24.230,-
Totale winst
€ 18.570,-
We zullen een aantal namen en bedragen uit deze resultatenrekening toelichten. De omzet is het verkochte aantal producten x verkoopprijs per product Laten we eens kijken hoe dat voor de frisdrank is. Dagelijks verkoopt Fransen 200 blikjes, dat is 40.000 over heel 2002. De verkoopprijs van een blikje is € 1,- per stuk. De omzet van frisdrank over 2002 is dan: 40.000 x € 1,- = € 40.000,-. Vervolgens kunnen we de inkoopwaarde van de omzet uitrekenen.
6
De inkoopprijs van een blikje fris is namelijk € 0,80. Daardoor is de totale inkoopwaarde van de verkochte blikjes: 40.000 x € 0,80 = € 32.000,-. Zowel de omzet van € 40.000,- als de inkoopwaarde van de omzet van € 32.000,- vind je op de resultatenrekening. De totale winst op de frisdranken blijkt dus € 40.000,- - € 32.000,- = € 8.000,- te zijn. Op een zelfde manier kunnen ook de omzet, de inkoopwaarde van de omzet en de winst uitgerekend worden voor de zoetwaren, de snacks en de soep. Dan nog iets over de andere posten. - Het onderhoud aan de apparatenkost € 100,-per maand. - Tot de administratiekosten behoren onder andere de telefoonkosten en de verzekeringskosten. Maandelijks rekent Fransen op € 375,- voor deze kosten. - Bij 'verkoopkosten" moet je onder andere denken aan de kosten van het serviesgoed, de bekers en de servetten. Deze kosten blijken steeds 5% van de totale omzet te zijn. - De autokosten zijn ontstaan omdat Fransen in 2002 500 kilometer met zijn auto reed voor de kantine. - In de vorige paragraaf heb je gezien dat Fransen € 10.000,-geleend heeft bij de bank. De rentekosten van deze lening zijn 9% per jaar en zijn op 31 december 2002 betaald. - Voor diverse kosten is hij maandelijks € 50,- kwijt. Een resultatenrekening is een overzicht van de omzet en de kosten over een bepaalde periode. Vragen en opdrachten De vragen en opdrachten hebben betrekking op het voorgaande. 1 Bereken de totale winst van € 8.000,- die op frisdranken behaald is als een percentage van de omzet van frisdrank.
2 Toon met een berekening aan dit percentage winst voor zoetwaren 50% is en voor soep en snacks 40%.
7
3 Een landelijk onderzoek naar de bestedingen in kantines leverde het volgende op: - omzet frisdrank 22% - omzet zoetwaren 42% - omzet snacks en soep 36% totaal bestedingen 100% Bereken hoe groot deze percentages voor het 'Eigen Home' van Fransen zijn.
4 Bekijk de antwoorden en gegevens van voorgaande vragen. Welke van de drie bestedingen zou bij Fransen meer aandacht moeten krijgen? Verklaar je antwoord.
8
5 Fransen verkoopt in januari 2003 : - 3.500 blikjes frisdrank voor € 1,- per stuk, - voor € 3.800,- aan zoetwaren; - voor € 1.800,- aan snacks en soep. De percentages winst zijn in januari 2003 gelijk aan die bij vraag 1 en 2. Verder is gegeven dat de autokosten € 0,60 per km zijn en dat in januari 2003 80 km gereden is. Stel de resultatenrekening voor januari 2003 op: denk erom dat alle opbrengsten en kosten nu voor één maand gelden.
Omzet frisdrank Omzet zoetwaren Omzet snacks en soep Totale omzet Inkoopprijs verkochte frisdranken Inkoopprijs verkochte zoetwaren Inkoopprijs verkochte snacks en soep
Overige kosten: Onderhoud apparaten Administratiekosten Verkoopkosten Autokosten Interestkosten Huurkosten automaten Diverse kosten
Totale winst
9
1.3 Aandelen In grote ondernemingen is zoveel eigen vermogen nodig dat de oprichter van het bedrijf daarvoor niet meer zelf kan zorgen. Er wordt dan gezocht naar mensen die bereid zijn ook voor een stukje eigenaar te zijn van het bedrijf. In ruil voor het geld dat zij er in steken ontvangen zij één of meer aandelen. Piet van Laake is baggeraar bij Boskalis. In het midden van de jaren tachtig ging het heel slecht met dit bedrijf. Werknemers van Boskalis konden in 1989 aandelen van hun bedrijf kopen voor f 3,75. Piet kocht 6.000 aandelen. In september 1997 kan Piet zijn aandelen verkopen voor f 39,80 per stuk. Een aandeel is een bewijs dat je mede-eigenaar bent van het bedrijf dat deze aandelen heeft uitgegeven. De koop en verkoop van aandelen vindt plaats op de effectenbeurs in Amsterdam. De effectenbeurs is een soort markt waar waardepapieren zoals aandelen en obligaties worden verhandeld. Door vraag en aanbod komen de prijzen tot stand. De prijs van een aandeel is de aandelenkoers. Je kunt niet zelf naar Amsterdam gaan om op de effectenbeurs te gaan handelen. Hooguit kun je een keer met je klas gaan kijken hoe het er op de effectenbeurs aan toe gaat. Het handelen in waardepapieren op de effectenbeurs gebeurt via een bank. Dus als je een aandeel wil kopen of verkopen dan moet je dat door je bank laten doen. Vroeger kon je het aandeel datje had gekocht thuis bewaren. Tegenwoordig kun je dat beter niet doen. De bank vraagt daar maar liefst € 50,- extra voor. De bank houdt liever alle waardepapieren van klanten in hun eigen kluis, zodat niet zoveel handelingen nodig zijn bij het kopen en verkopen. Piet van Laake van Boskalis zag de waarde van zijn aandelen enorm stijgen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als het goed gaat met een onderneming en meer mensen zo'n aandeel willen kopen. Een ander voordeel van aandelen is dat het bedrijf aandeelhouders een stukje van de behaalde winst uitkeert. Zo'n winstuitkering heet dividend. Je kunt ook pech hebben met aandelen. De koers kan namelijk ook zakken en als er geen winst wordt gemaakt krijgt een aandeelhouder ook geen dividend. Het kopen van aandelen is een vorm van beleggen. Beleggen is geld steken in iets om daarmee voordeel te behalen. Beleggen gebeurt niet alleen in aandelen, maar ook in obligaties en goederen. Beleggen in aandelen is nogal riskant, zeker als je er weinig verstand van hebt. Daarom is het belangrijk dat op school al geleerd wordt hoe beleggen gaat. Beleggen in aandelen gebeurt om daarmee voordeel te behalen. Dit kan door een stijging van de aandelenkoers en door uitkering van dividend.
10
Vragen en opdrachten 1 Noem twee oorzaken voor een daling van de aandelenkoers.
2 Noem naast Amsterdam nog een aantal plaatsen in de wereld met een grote effectenbeurs?
3 Je koopt 100 aandelen ASML. De koers van een ASML aandeel is € 10,95. De aankoopkosten bedragen € 64,-. Bij de verkoop is de koers gestegen tot € 12,70. De verkoopkosten bedragen € 68,-
3a Bereken hoeveel winst je hebt gemaakt.
3b Druk de winst uit in een percentage van het totale aankoopbedrag (dus inclusief de aankoopkosten).
4 Volg op de beurspagina in de krant twee weken lang de aandelenkoers van ASML. Plak een blad grafiekpapier in je schrift. Zet op de x-as de data en op de y-as de koers van het aandeel. Zet in de grafiek bij iedere dag een punt bij de laatste koers van die dag. Verbind daarna de punten met elkaar. Zo krijg je een duidelijk overzicht van de koersontwikkeling over een periode twee weken. Je mag het ook voor een langere periode doen.
11
2.1 Prijsbeleid Een modezaak houdt uitverkoop Alles moet weg tegen sterk gereduceerde prijzen. Hoe kan dat? Lijden ze dan geen verlies? Als men een goed prijsbeleid voert kan dat en maakt men toch nog winst. Kleding is een seizoenproduct. Wat niet in het seizoen verkocht wordt gaat in de uitverkoop. Uit ervaring weet men ongeveer welk deel tegen normale prijzen verkocht kan worden en welk deel met een fikse korting de deur uit gaat. Aan het begin van het seizoen worden de prijzen dan zodanig vastgesteld dat de totale verkoop, dus inclusief uitverkoop, winst oplevert. De belangrijkste functie van het prijsbeleid van een bedrijf is te zorgen dat de opbrengsten hoger zijn dan de kosten. Het vaststellen van de verkoopprijs van producten kan plaatsvinden op basis van de kosten. Men rekent uit hoeveel de kosten van een product zijn en verhoogt dit bedrag met een opslag voor winst. Wel moet een bedrijf in de gaten houden dat haar verkoopprijs niet te hoog is vergeleken met die van concurrenten. Want anders verkoopt men weinig of niets. Kostprijs + Winstopslag = Verkoopprijs Veel fabrikanten vermelden in hun catalogus of in hun reclame een adviesprijs. Je ziet dat deze adviesprijs vaak wordt gevolgd door kleinere winkels die een goede service bieden. Aan de andere kant zijn er winkels die voor hetzelfde product een duidelijk lagere prijs vragen. Dat zijn meestal winkels die eenvoudiger zijn ingericht, die minder personeel hebben en die geen of weinig service verlenen. Hun kosten zijn dus lager, waardoor zij een lagere verkoopprijs kunnen rekenen. Een adviesprijs is een door de fabrikant geadviseerde verkoopprijs. De winkelier mag een lagere verkoopprijs vragen. ..
Bij verkoop aan consumenten wordt veel gebruik gemaakt van psychologische prijzen. Een psychologische prijs is een prijs die de indruk wekt lager te zijn dat hij in werkelijkheid is. Psychologische prijzen zijn bijvoorbeeld € 1,99 voor een kilo appels en € 999,- voor een kleurentelevisie Een psychologische prijs lijkt lager dan hij is. Vragen en opdrachten 1 Leg uit waarom veel winkels vaak een lagere verkoopprijs rekenen dan de adviesprijs van de fabrikant.
12
2 Waarom kunnen prijzen van producten in de uitverkoop vaak zo laag zijn?
3 Noem een reden waarom een bedrijf tijdelijk een product kan verkopen tegen een lagere prijs dan de kostprijs.
4 Soms komt het voor dat een kledingzaak de prijzen verhoogt en daardoor meer producten verkoopt. Leg uit hoe dat mogelijk is.
5 Een fabriek levert zalm in blik in verpakkingen van 200 gram en 500 gram. De winkelprijs per blikje van 200 gram is € 3,20. De grotere verpakking kost per gram 5% minder dan de kleinere verpakking. Bereken de winkelprijs van een blikje van 500 gram.
13
6 Een eigenaar van een discountzaak heeft een partij van 30 cd-spelers van een bekend merk ingekocht voor in totaal € 5.400,-. Hij wil bij verkoop een winst maken van minstens 10% van de inkoopprijs. 6a Bereken het bedrag per cd-speler dat de discountzaak tenminste bij verkoop moet ontvangen.
6b Wat zou een geschikte psychologische prijs zijn voor de cd-speler?
7 Een fabrikant van dvd’s overweegt de adviesprijs van de dvd SL 96 het volgend jaar met 10% te verlagen. Daardoor zal hij van deze dvd naar verwachting in het komende jaar 20.000 stuks meer verkopen. De fabrikant levert de dvd’s aan winkeliers voor een prijs die 30% lager is dan "" de adviesprijs. In dit jaar heeft de fabrikant 80.000 dvd’s SL 96 verkocht. De adviesprijs per dvd is nu € 40,-. De kostprijs per dvd bedraagt voor de fabrikant € 25,-. 7a Bereken de prijs per dvd die de winkelier vóór de prijsverlaging aan de fabrikant moet betalen.
7b Bereken de prijs per dvd die de winkelier na de prijsverlaging aan de fabrikant moet betalen.
14
7c Zal de prijsverlaging een hogere of een lagere winst opleveren voor de fabrikant. Maak hiervoor een berekening.
7d Noem een reden waarom de fabrikant toch tot een prijsverlaging besluit.
2.2 Promotiebeleid Goede producten maken tegen een redelijke prijs betekent nog niet dat die producten verkocht worden. Daarvoor is ook nodig dat ze bekend gemaakt worden. Er moet promotie voor gemaakt worden. Promotie is het bevorderen van de verkoop door het maken van reclame. Reclame kan als doel hebben om een product bekend te maken, maar ook om tijdelijk meer te verkopen. In het laatste geval praten we dan over actiereclame; een voorbeeld daarvan is drie halen en twee betalen. Reclame is een onderdeel van het promotiebeleid van een bedrijf. Vragen en opdrachten 1 Waarom zullen wasmiddelenfabrikanten zoveel reclame maken?
2 Noem twee redenen waarom een reclameboodschap op de televisie veel duurder is dan op de radio.
3 Tijdens de wereldkampioenschappen voetbal zijn de Ster-spots op de televisieveel duurder dan normaal. De prijzen kunnen zelfs oplopen tot bijna € 100.000,- per 30 15
seconden als het Nederlands elftal de finale haalt.
3a Waarom zijn bedrijven bereid om zoveel voor een Ster-spot te betalen?
3b Welk gevaar loopt een bedrijf dat bij zo'n voetbalkampioenschap veel televisiereclame maakt?
4 Een fabrikant van frisdranken brengt een nieuwe frisdrank onder de merknaam Sinci uit. Er zal een intensieve reclamecampagne worden gevoerd op de televisie. Daarvoor wordt een TV-spot gemaakt van 20 seconden. De kosten van het maken van de TV-spot bedragen naar verwachting € 350.000,-. Uitzending op de televisie kost € 250,- per seconde. De spot zal twee weken worden uitgezonden. Dat gebeurt driemaal per dag op vijf dagen in de week. Daarnaast zal vier weken lang eenmaal per week een paginagrote advertentie worden geplaatst in drie landelijke dagbladen. Zo'n advertentie kost € 70.000,- per plaatsingDe verwachting is dat in het eerste jaar per maand 400.000 blikjes Sinci worden verkocht en in het tweede jaar 500.000 blikjes. Daarna zal de verkoop niet meer stijgen.
4a Bereken de totale kosten van de reclamecampagne.
4b Bereken de kosten van de reclamecampagne per blikje Sinci als deze worden verdeeld over de verkoop in de eerste twee jaren. De fabrikant berekent in de verkooprijs van een blikje Sinci € 0,10 voor kosten van de 16
reclamecampagne.
4c Bereken na hoeveel tijd heeft de fabrikant de kosten van de reclamecampagne terugverdiend?
3.1 Kosten en kostprijs
IJs wordt gemaakt van melk, suiker en slagroom. Afhankelijk van de gewenste smaak worden daar nog verschillende ingrediënten aan toegevoegd. De bestanddelen waarvan ijs wordt gemaakt zijn de grondstoffen. Deze grondstoffen moet de ijsfabriek kopen om ijs te kunnen maken. Om het ijs op de gewenste temperatuur en dikte te krijgen wordt gebruik gemaakt van ijs- en koelmachines. Bovendien zijn in het hele proces van ijs maken ook veel mensen betrokken. Mensen die recepten maken, mensen die de machines bedienen en mensen die voortdurend de kwaliteit testen. De uitgaven voor de grondstoffen, de machines en de werknemers zijn voor de ijsfabriek dus de kosten van het maken van ijs. Deze kosten moet de ijsfabriek terugverdienen door de ijsjes te verkopen. Winst maakt de ijsfabriek als ze meer terugontvangt dan ze heeft uitgegeven. In elk bedrijf worden kosten gemaakt. Kosten zijn de bedragen die een bedrijf moet uitgeven om producten te kunnen maken en te verkopen. Het maken en verkopen van producten veroorzaakt kosten. Door producten te verkopen verdient een bedrijf de kosten terug.
Over de kosten van een bedrijf valt nog wel meer te zeggen. Een bedrijf is gevestigd in een gebouw. Wordt het gebouw gehuurd dan moet er huur worden betaald. De huuruitgaven zijn dan de kosten van het gebouw.
17
Het kan ook zijn dat het gebouw is gekocht en dus eigendom is van het bedrijf. De kosten worden dan veroorzaakt door de waardedaling van het gebouw. Afschrijving noemt men dat. Afschrijving is de waardedaling van een gebouw of een ander productiemiddel, als gevolg van enerzijds het ouder worden en anderzijds het gebruik. Ook machines, vrachtauto's en inventaris dalen in waarde en moeten worden afgeschreven. De kosten van afschrijving voor een bedrijf noemt men de afschrijvingskasten. Kosten als huurkosten en afschrijvingskosten zijn altijd even hoog. Of het bedrijf nu 100 producten of 1000 producten maakt en verkoopt. Huurkosten en afschrijvingskosten noemen we daarom vaste kosten. Het zijn kosten, waarvan het totale bedrag per periode niet verandert. Of er in een periode nu meer of minder producten worden gemaakt. Andere voorbeelden van vaste kosten in een bedrijf zijn het salaris van de boekhouder, de premie voor de brandverzekering en de kosten van het schoonmaken van het bedrijf. Vaste kosten veranderen uiteraard wel als een bedrijf zoveel producten meer gaat maken dat er uitgebreid moet worden. Dan is een groter gebouw nodig en zullen er machines bij moeten komen. De capaciteit wordt dan vergroot. Als gevolg hiervan zullen de vaste kosten stijgen. We zullen daarmee echter geen rekening houden. Als we het dus over vaste kosten hebben is dat altijd binnen een bepaalde capaciteit. Vaste kosten zijn kosten die binnen een bepaalde capaciteit niet afhankelijk zijn van het aantal producten dat wordt gemaakt en verkocht. Naast de vaste kosten komen in een bedrijf ook variabele kosten voor. Variabele kosten zijn kosten die juist wel veranderen als het aantal producten verandert. Een fabriek die houten speelgoedbeestjes maakt, heeft daarvoor hout nodig. De fabriek koopt alleen hout voor het aantal beestjes dat ze denkt te verkopen. Want zoveel beestjes zal men maken. De totale kosten van het hout zijn dus afhankelijk van het aantal te verkopen beestjes. Grondstofkosten, zoals het hout voor de speelgoedfabriek, zijn altijd variabel. Evenals bijvoorbeeld de kosten van onderdelen van producten die men bij een ander koopt en de kosten van verpakking. Variabele kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van het aantal producten dat wordt gemaakt en verkocht. Het bovenstaande geldt voor een fabriek. In een winkel is dat weer anders. Sommige kosten die een fabriek heeft een winkel ook. Maar een winkel maakt meestal zelf geen producten en heeft dus ook geen grondstofkosten. In een winkel bestaan de variabele kosten voornamelijk uit de inkoopprijs van de producten die men verkoopt.
Het is voor een bedrijf belangrijk om de totale kosten te kennen. Er kan dan een kostprijs berekend. De kostprijs van een product is het bedrag dat het maken en verkopen van een 18
product voor een bedrijf kost. Kostprijs van een product is:
Totale kosten ---------------------Aantal producten
Een bedrijf berekent een kostprijs altijd van tevoren, dat wil zeggen voordat met de productie wordt begonnen. De kostprijs moet namelijk bekend zijn voordat de verkoopprijs kan worden vastgesteld of kan worden beoordeeld. . Stel dat een jamfabriek met een nieuwe smaak jam op de markt wil komen. De jamfabriek weet echter dat ze voor een pot jam nooit meer kan vragen dan € 2,-. Ze zal dan eerst uitrekenen hoeveel de kosten per pot zijn om te kunnen beoordelen of productie en verkoop zin heeft. Een kostprijs is dus niet gebaseerd op de werkelijke kosten en het werkelijk aantal producten, maar op de verwachte kosten en op het verwachte aantal producten. Vragen en opdrachten 1 In een openluchtzwembad bij jou in de buurt kun je aan het begin van het seizoen een abonnement kopen voor € 120,-. Je kunt dan zo vaak gaan zwemmen als je wilt. Een los kaartje kost € 3,-. Om naar het zwembad te gaan moet je de bus nemen. Dit kost € 1,50 per keer. 1a Hoeveel zijn je vaste kosten per seizoen als je een abonnement neemt?
1b Hoeveel zijn je variabele kosten per keer als je een abonnement hebt?
1c Hoeveel zijn je variabele kosten per keer als je geen abonnement hebt?
19
1d Bereken hoe vaak je minstens moet gaan zwemmen in een seizoen om met een abonnement voordeliger uit te zijn.
2 Noem drie voorbeelden van vaste kosten en drie voorbeelden van variabele kosten voor een cafetaria.
3 Er wordt in deze paragraaf gesteld dat de totale vaste kosten in een bedrijf altijd hetzelfde bedrag zijn. Toch kunnen ook vaste kosten veranderen. Alleen is dit niet afhankelijk van het aantal producten dat wordt gemaakt en verkocht. Bedenk twee mogelijke oorzaken van verandering van de totale vaste kosten in een bedrijf.
4 Noem een reden waarom een bedrijf de kostprijs van een product berekent voordat met de
.
productie wordt begonnen?
20
5 Een bedrijf berekent meestal achteraf, dat wil zeggen nadat producten zijn gemaakt en verkocht, ook nog eens de kosten per product. Bedenk twee redenen waarom een bedrijf dat doet.
6 In een fabriek wordt voor het komende jaar voor de productie en verkoop van plakstiften verwacht: - totale vaste kosten € 420.000,- totale variabele kosten € 980.000,- aantal producten 1.400.000 stuks
6aBereken voor het komende jaar de kostprijs per plakstift. ,
6bWelk kostenbedrag zal veranderen als het aantal producten anders is?
6cHoeveel zullen de totale vaste kosten bedragen bij 1.600.000 producten? 21
6d Hoeveel zullen de totale variabele kosten bedragen bij 1.500.000 producten?
6e Bereken de kosten per product bij een productie van 1.500.000 stuks.
6f Bereken de kosten per product bij een productie van 1.400.000 stuks.
6g Leg uit waarom de kosten per product bij 1.500.000 producten lager zijn dan bij 1.400.000 producten?
22
3.2 Verkoopprijs en winst Als de kostprijs van een product bekend is, kan de verkoopprijs worden vastgesteld. De verkoopprijs is de kostprijs verhoogd met een bedrag voor winst. De winst per product is dus het verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs. Onder normale omstandigheden is de totale winst gelijk aan het normale aantal verkochte producten vermenigvuldigd met de winst per product. Vaak is een bedrijf niet vrij in het vaststellen van de verkoopprijs. De prijs wordt dan bepaald door de markt, zoals dat heet. Er kunnen bijvoorbeeld al soortgelijke producten zijn die een bepaalde prijs hebben. Zo zie je bijvoorbeeld dat een bedrijf, dat een nieuwe frisdrank uitbrengt, daarvoor ongeveer dezelfde verkoopprijs rekent als van andere reeds bestaande frisdranken. Consumenten zullen waarschijnlijk ook niet bereid zijn voor zo'n nieuwe frisdrank meer te betalen. De kostprijs wordt nu gebruikt om te beoordelen of produceren en verkopen wel zin heeft. Als het verschil tussen verkoopprijs en kostprijs te laag is zal men het niet doen. Vragen en opdrachten 1 Een winkelier kan een artikel inkopen voor € 11,- per stuk. Hij kan het verkopen voor niet meer dan € 12,50 per stuk. De winkelier wil minstens een winst maken van 20% van de inkoopprijs. Motiveer of de winkelier het artikel wel of niet gaat verkopen.
2 Een supermarkt heeft in het afgelopen jaar producten verkocht voor in totaal
€ 3.200.000,-. De inkoopprijs van de verkochte producten bedroeg in dat jaar in totaal € 1.950.000,-. De totale overige kosten waren € 480.000,-. 2a Noem drie voorbeelden van overige kosten in een supermarkt.
23
2b Bereken de totale winst.
2c Bereken de winst in een percentage (in 1 decimaal nauwkeurig) van het verkoopbedrag.
3 In een winkel is de verkoopprijs van een bepaald artikel € 175,-. De winkelier berekent een winst van 40% van de inkoopprijs. 3a Bereken de inkoopprijs van het artikel.
3b Bereken de winst van het artikel in een percentage (in 1 decimaal nauwkeurig) van de verkoopprijs.
24