Walschaerts: ‘Wat ik doe, dit beroep, valt zo goed samen met mij. Dat gaat zelfs boven het concept geluk’ door Mikaël Soinne | jan 24, 2014
“Het moet echt de moeite waard zijn om met twee te zijn, anders ben ik liever alleen.” Privé is cabaretier Raf Walschaerts naar eigen zeggen een ‘mono-man’. Professioneel vormt hij al meer dan 25 jaar een duo met zijn broer Mich. “Een voorstelling van Kommil Foo is de sfeer op een koffietafel na een begrafenis, maar als iedereen al vijf pinten op heeft.” Een
zaterdagochtend
in
Sleidinge.
Na
minutenlang aanbellen doet Raf Walschaerts open. Verwaaide haren, kleine oogjes, gekleed in kamerjas. ‘Sorry mannen, ik heb me verslapen.
Het
was
4
uur
vannacht.’
Walschaerts is na een voorstelling de avond voordien, blijven plakken. ‘Gelukkig heb ik geen kater. Want ik drink niet meer.’ Terwijl hij zich verfrist, nemen wij de ruimte in ons op. Jarenlang woonde de oudste van het Kommil Foo-duo in Mariakerke, waar hij samen met onder meer Roland Van Campenhout en Bram Vermeulen een kasteeltje huurde. “Liever het kasteel delen met anderen dan helemaal alleen in een huis”, verklaarde Walschaerts toen. “Het is niet zonder reden dat ik een loft huur. Ik huur al 20 jaar. Sommigen verklaren me gek, maar ik zie vaak mensen die zich dik in de schulden steken om toch maar een huis te kunnen kopen. Dat is pas gek.” Dat was toen. Sinds enkele jaren is Raf Walschaerts eigenaar van een knap gerenoveerde boerderij in Sleidinge.
Dan toch iets gekocht? Raf Walschaerts: “Heel je leven blijven huren, zou ook een mogelijkheid zijn. Je weet wat je betaalt. Het was niet uit principe dat ik nooit iets gekocht heb. Gewoon uit luiheid. Ik heb tot hier toe niet het stabiele leven geleid om te denken: ik ga mij settelen, een gezin stichten, een huis kopen.” Jullie zijn met Kommil Foo begonnen zonder geld en zonder plan. Walschaerts: “Zoals iedereen. Gewoon een groepje beginnen, zoals miljoenen mensen doen. Ik was 21 en mijn broer Mich 17. In 1986 hebben we voor de eerste keer samen een vrij podium gedaan. Ik studeerde toen Psychologie in Gent en ben nog net afgestudeerd geraakt. We hebben vijf jaar theater gemaakt in cafés, nadien een eerste keer in een cultureel centrum mogen spelen. En zo is het stilletjes aan begonnen. Eerst in Nederland doorgebroken, dan in België.” Inderdaad, in ’92 won Kommil Foo de Camarettenprijs, het caberetfestival in Nederland. Walschaerts: “Klopt. In Nederland had je zo’n heel circuit, nu nog steeds, met wedstrijden. En als je die won, kon je vertrekken.” En die vijf jaar voordien, waar het wachten was op de doorbraak, leefden jullie toen van de hemelse dauw? Walschaerts: “Wij zijn onmiddellijk van Kommil Foo beginnen leven. Ongelooflijk, als ik er nu aan terugdenk. Ik weet nog dat we in die tijd – de jaren ’80 – 3.000 frank vroegen, dat is nu 75 euro. Zelf hadden we twee lampen. We vroegen een vriendin of vriend om de techniek te doen. Mich en ik kregen elk 1.500 frank, en we hadden wel elke week ergens een optreden. Zo leefden we eigenlijk. In ons leven hebben we allebei nooit iets anders gegaan dan dit.” Was je aan het wachten op de doorbraak, of vond je het goed zoals het liep? Walschaerts: “Nee, we waren ambitieus. We vonden onszelf goed. En we vonden het onrechtvaardig dat de wereld dat niet vond. (lacht) En dat moet ook zo, natuurlijk. Als je er zelf niet in gelooft, kan het nooit iets worden. In die tijd zeiden de mensen ons: ‘Mannen, wat zijn jullie eigenlijk? Zangers? Komieken? Neem een drummer en bassist en begin een groepje.’ De mengvorm die we deden, bestond in België toen niet. Achteraf ben ik heel blij dat we niet meteen in culturele centra begonnen zijn. We hadden echt onze tijd nodig om onze stijl te vinden en iets of wat niveau te halen. We hebben allebei geen opleiding genoten, kunnen geen noten lezen, hebben geen toneelschool gedaan. Wat iemand anders op een toneelschool studeert, hebben we eigenlijk zelf tijdens die vijf jaar moeten leren. Pas later hebben we regie en coaching gekregen. We zijn echt autodidacten. Mochten we Conservatorium gevolgd hebben, deden we niet wat we nu doen. We hebben een beetje een unieke positie in Nederland en België.” Jullie vroegen destijds 3.000 frank per optreden. Hoe verhoud jij je algemeen tegenover geld? Walschaerts: “Mijn broer heeft na vijf jaar op het punt gestaan om te stoppen met Kommil Foo. Omdat het te veel vroeg van ons. Hij wilde een gewoner leven. En hij wilde geld hebben. Want wij hadden nooit geld.
Mijn broer wou een frituur beginnen. Ik heb hem kunnen overtuigen dat hij toch een zeker talent had om Kommil Foo te doen. (lacht) Het heeft geen haar gescheeld of hij was gestopt.” En hoe heb je hem overtuigd? Walschaerts: “Geen idee eigenlijk. Maar we kunnen goed babbelen, hè. We zullen er toen – twintig jaar geleden – lang over gebabbeld hebben.” Net in die periode wonnen jullie die prijs in Nederland. Walschaerts: “Wel ja. En net daarna begon het te komen. En dan was het goed en wel vertrokken. Maar Mich heeft nog tien, vijftien jaar nodig gehad om zich te verzoenen met het idee ‘dit is wat ik ga doen in mijn leven’. Ik niet. Ik was enorm gedreven. Ik studeerde Psychologie, maar wist: ‘oké, ik ga dit afmaken, maar ik wil eigenlijk spelen’.” Ben of was jij dan de drijvende kracht achter Kommil Foo? Walschaerts: “Ik mag dat zo niet zeggen. Ik ben ook de oudste broer. We zijn verschillende karakters. Hij is meer laid back. Ik ben impulsiever, meer gedreven, iemand die altijd blijft schrijven. Mich kan die knop uitzetten, ik niet. Daar ben ik soms wel jaloers op. Hij heeft een knop, ik niet. Zo’n duo, meer dan 25 jaar, is niet alleen een kwestie van het publiek laten lachen en doen ontroeren. Er komen ook allerlei factoren bij kijken die je niet in de hand hebt. Factoren die ervoor zorgen dat je er mee stopt. Bij ons klopt die combinatie blijkbaar. We zijn complementair, terwijl we toch heel anders zijn. We zijn één keer enkele uren gesplit, onderweg van Deventer naar huis. Gewoon een menselijke wrijving.” Jullie zijn zonen van een dancinguitbater. Walschaerts: “(lacht) Wel, mijn vader is eigenlijk altijd leraar geweest. Een echte Antwerpenaar die naar Essen verhuisd is, een dorp tegen de Nederlandse grens, omdat hij daar les kon geven. Ik was 3 jaar toen we verhuisden. Rond zijn vijftig wilde hij tijdelijk iets anders doen – het voordeel van in het onderwijs staan. Hij is zot van koers, daarom wilde hij een hotdogkraam beginnen en op wielerwedstrijden staan. Toen hij een tweedehands camionnette zocht, zag hij een oude boerderij op een goede plek: op het kruispunt van twee wegen. Een paar maanden later ging een dancing open. Hij heeft dat vijf jaar uitgebaat, met succes. Nadien heeft hij de dancing overgegeven en gaf hij terug les.” Ik neem aan dat die dancing jou niet muzikaal gevormd heeft? Walschaerts: “Nee. Wij kwamen niet in de dancing van mijn vader, want daar speelden ze disco. Een commercieel ding. En ik was toen tegen commercie. (glimlacht) Terwijl ik naar Bob Dylan en Neil Young luisterde. Maar mijn vader heeft mij wel muzikaal gevormd, door de fantastische platen die hij had: Ray Charles, Elvis, Toon Hermans. En de eerste plaat van Herman Van Veen in de jaren ’70, ook dit heeft Kommil Foo sterk beïnvloed. De platen van mijn vader staan hier nog trouwens (wijst naar de wandkast, MS).”
Heb je de muzikanten die je opsomt later ook op een podium gezien? Walschaerts: “Ja. Ray Charles en Toon Hermans heb ik nog zien optreden. Met Herman Van Veen heb ik al op een podium gestaan. Elvis heb ik natuurlijk nooit gezien. Ik herinner me wel nog het moment dat Elvis dood was. Bij ons thuis was er consternatie, vooral bij mijn pa. Wij gingen die dag met het gezin naar een pretpark – de Efteling, denk ik. Ik was toen 11, mijn broer 7 en mijn zus 2. We waren ’s morgens boterhammen aan het eten, klaar om te vertrekken. En toen zeiden ze dat Elvis dood was.” En ben je toen nog naar de Efteling gegaan? Walschaerts: “Jaja. We zijn gegaan. Maar mijn vader was er wel niet goed van.” MIX TUSSEN SERIEUX EN SLAPSTICK Was je als kind al de vrolijke Frans, de cabaretier in het gezin en op familiefeesten? Walschaerts: “Vrolijke Frans is een woord dat absoluut niet bij mij past. (lacht) En zeker op het podium niet. Ik ben in het echte leven vrolijker dan op het podium, denk ik. Ook nu met de solovoorstelling ‘Jongen Toch’. Ook al denk ik dat ik een vrolijke voorstelling maak, dan nog druipt ze van de weltschmerz en de melancholie. Daar drijf ik artistiek echt op.” Maar Kommil Foo brengt humor, dat bedoel ik. Walschaerts: “Ja, we brengen humor. Maar daar zit altijd iets pijnlijk of triestig in, hè. In het echte leven ben ik geen grappige gangmaker. Ik was als kind ook niet de cabaretier. Wel speelde ik al van mijn 13 jaar in een groepje. En het feit dat we niet naar Studio Herman Teirlinck of het Conservatorium gegaan zijn, was omdat we van het bestaan gewoon niet af wisten. Dat dit een optie was, daar heb ik nooit aan gedacht. Dat komt misschien ook omdat we in Essen woonden. Terwijl ik wel fel met Nederlandstalige muziek bezig was en al zelf liedjes schreef.” Na de Camarettenprijs kwam jullie verschijning in het tv-programma Morgen Maandag. We gaan het verhaal niet opnieuw vertellen. Alleen: het straffe vind ik dat weinigen nog die associatie met Kommil Foo maken. Walschaerts: “Gelukkig. Op dat vlak is dat bij ons fantastisch gelopen. Wij zijn nu bekend zonder bekend te moeten zijn. Een fantastische positie. Mensen komen naar onze voorstellingen. Maar als ik op straat loop, heb ik geen problemen. Wij zijn geen televisiefiguren meer – we doen bewust geen series op tv, we zijn cabaretiers en geen acteurs – maar we zijn wel bekend genoeg opdat alle zalen vol zitten. Want je mag nog zo goed zijn als je wil, mensen moeten wel weten dat je speelt.” Mensen komen niet naar een optreden van Kommil Foo voor de pure lach, lijkt me. Walschaerts: “Zeker nu niet meer. Het kost jaren om die positie te bemachtigen. Om een publiek te laten inzien: ‘Het is echt niet een avondje billenkletsen, maar je moet toch komen kijken’. (lacht) Dat heeft ons vele jaren gekost. Over de grappige scènes wordt het meest gesproken. Op de serieuze stukken rekenden veel mensen niet, tot tien jaar geleden. Nu – de laatste tien jaar – komen de mensen net voor die mix tussen
sérieux en slapstick naar ons kijken. De sfeer op een koffietafel na een begrafenis, maar als iedereen al vijf pinten op heeft. Een kruispunt tussen toneel, cabaret en concert. Een voorstelling van ons wordt nooit vergeleken met iemand anders. Dat vind ik een heel fijne constatatie.” Een mooie uitspraak van jou: ‘Op de planken kan ik volgens mij veel meer voor iemand betekenen dan als psycholoog’. Walschaerts: “Daar ben ik van overtuigd. (glimlacht) Mijn plek is op het podium. Je moet een studiekeuze al bepalen op 17 jaar. Ik had zes jaar Latijn gedaan en weet nog dat ik op het PMS aankwam: ‘Ik wil Filosofie doen’. ‘Je zou beter Psychologie doen. Dat is ook filosofisch geladen, maar praktischer naar een beroep toe’. ‘Ok’, antwoordde ik. ‘Dan volg ik Psychologie’. Waarom kies je een studierichting? Dat is zo triviaal eigenlijk. Ik had iets met talen of humane wetenschappen kunnen doen.” Wil je op het podium een boodschap meegeven aan de mensen? Of is het je gewoon te doen om het plezier van het spelen? Walschaerts: “Waar we mee bezig zijn, is niet alleen plezier. Dat kan ook pijn en worstelingen zijn, een muur waar je tegen botst. Ook spelplezier, ja. Maar een boodschap: nee. Je wilt de mensen zelf laten ontdekken en laten denken. Podiumkunsten is een dialoog met het publiek. Je wilt een verhaal vertellen. Maar je denkt niet ‘hoe komt het publiek naar buiten na de voorstelling?’” MONO-MAN ZONDER KINDEREN ‘Ik drink niet meer’, vertelde je bij onze begroeting. Walschaerts: “Ik drink al 5,5 jaar geen druppel meer. Ik heb genoeg gedronken voor de rest van mijn leven.” Was het té? Walschaerts: “Het was té, ja. Zeker. Ik zie mezelf als alcoholicus. Ik ben op een bepaald moment ineens gestopt. Veel moeite mee gehad. Maar nu ben ik er wel tevreden mee. Als je van een zware drinker naar helemaal-geen-drinker gaat, verandert dit je leven. Alles verandert. Ongelooflijk. Ik leefde vroeger op café. Ik zit nu bijna nooit meer op café. Ik spreek af met mensen om te gaan eten. Met twee of drie mensen babbelen vind ik veel leuker dan in een café te staan en met 80 mensen te moeten babbelen.” Waarom of waardoor heb je de beslissing genomen? Walschaerts: “Ik had elke dag een kater. Eerst zeg je enkele jaren tegen jezelf: ‘Verdoeme, ik ga vanavond wat minder drinken’. En dat lukte niet. Integendeel, je begint alsmaar meer te drinken. Op een bepaald moment las ik een boekje van Pepijn Lievens over zijn toenmalige coke-verslaving (Theaterschrijver en exacteur Pepijn Lievens schreef in 2008 het boek ‘Relaas van een stofzuiger’, MS). Ik was het aan het lezen in Griekenland, met een halve liter wijn naast mij om twee uur ’s middags. Ik was in de helft van dat dun boekje en ik dacht: ‘Ik stop er mee’. Ik heb sindsdien geen druppel meer gedronken. In juni 2013 zat ik
opnieuw op datzelfde terras in Griekenland. En ik dacht: ‘Exact vijf jaar geleden ben ik hier gestopt met drinken’.” Schrijf je tegenwoordig anders, nu je niet meer drinkt? Walschaerts: “Ik schrijf nu veel meer. Drinken is een intensieve bezigheid, hè. Je moet uren in de kroeg zitten, je ligt ook langer in je bed en je staat op met een kater. Dat vraagt ongelooflijk veel energie en tijd. Eigenlijk ben je daar een halve dag mee bezig. Je kan perfect een dagtaak oeverloos lullen. Ik ben blij dat ik het meegemaakt hebt, dat heftige caféleven. Het was super. Maar niet om te blijven doen. De fase die nu aanbreekt, vind ik veel interessanter.” Je had eigenlijk nog meer voorstellingen kunnen maken. Walschaerts: “We hebben er al heel veel gemaakt. Maar ik schrijf nu nog meer, ja. Het is ook geen toeval dat ik zo’n solo als ‘Jongen toch’ heb gemaakt, tussen Kommil Foo door.” Mag ik iets vragen of jouw liefdesleven? Walschaerts: “Euh… ja.” Jij hebt naar verluidt een ‘turbulent’ liefdesleven. Klopt dat? Walschaerts: “Wel, ik ben serieel monogaam. Ik heb vijf echt intensieve relaties achter de rug. Maar mijn liefdesleven wordt soms uitvergroot. Ook omdat ik er veel over schrijf, en omdat bijna alle voorstellingen er over gaan.” Wil je een serieel monogaam leven leiden? Walschaerts: “Nee. Want dat is niet iets waar je voor kiest. Ik kies van natuur uit wel voor een partner. Ik ga er helemaal voor, investeer ook in zo’n relatie. Maar ik ben blijkbaar niet de mens om een heel leven mee samen te zijn. Denk ik nu. Maar dat kan veranderen. Het moet echt de moeite waard zijn om met twee te zijn, anders ben ik liever alleen. Die attitude is misschien de reden dat ik in de praktijk serieel monogaam ben.” In de combinatie met jouw werk en met wat jij doet, is het misschien soms handiger om alleen te zijn? Walschaerts: “Een traditioneel gezinsleven kan ik niet hebben. Ik ben bijna nooit thuis, bij wijze van spreken. En ik ben inderdaad iemand die focust. Ik doe bijna niets anders in mijn leven dan dit: lezen, schrijven en spelen. Ik heb geen hobby’s. Behalve een beetje sport misschien, anders word ik te vet. Ik noem mezelf altijd een ‘mono-man’. Niet zozeer op liefdesvlak, maar op de rest van de vlakken. Ik was als kind ook al zo. Mijn moeder zegt: ‘Jij had geen speelgoed’. Mich had alle soorten speelgoed. Ik moest dat niet hebben. Zodra ik kon lezen, was een boek genoeg. En dat is nog altijd zo. Ik weet niet of ik voor een vrouw zo’n interessante vent ben. Ik heb daar mijn twijfels bij. (lacht) Wat ik doe, dit beroep, valt zo goed samen met mij. Dat gaat zelfs boven het concept ‘geluk’. Geen enkele vrouw zou mogen vragen: ‘Ga je iets anders doen, want dan gaat het beter tussen ons’. Die vraag is onmogelijk. Op dat vlak denk ik nogal star.”
Je hebt geen kinderen. Is dat een bewuste keuze? Walschaerts: “Ik geloof weinig in bewuste keuzes in het leven. Toeval speelt een enorme rol. Toen ik 30 was, kwam ik een fantastische vrouw tegen die ik zo graag zag dat ik kinderen wou met haar. Dat heb ik eigenlijk maar één keer gehad in mijn leven. We hebben enkele jaren geprobeerd om kinderen te krijgen, maar dat is niet gelukt. Dus voor hetzelfde geld had ik nu een zoon of dochter van 18. Had even goed gekund. Dan had mijn leven misschien anders geweest. Want zonder kinderen kan je zeer mono zijn, hè. Als je er hebt, kan je minder mono leven. Kinderen vragen heel veel van een ouder.” Maar kinderen krijgen is nooit gelukt, begrijp ik? Walschaerts: “Inderdaad. Kinderen hebben is voor mij biologisch bijna niet mogelijk. Maar dat is nooit dramatisch geweest voor mij. Mijn creativiteit is mijn kind. Ik geniet er elke dag opnieuw van om mijn handen vrij te hebben om te doen waar ik mee bezig mee. (tegen de fotograaf) Heb jij kindjes? – ‘Eentje.’ (tegen de journalist) En jij? – ‘Drie’. Wow, super. Als ik dat hoor, ben ik jaloers. (lacht) Niet op een manier van ‘ik had dat ook willen hebben’. Maar het moet wel super zijn, kinderen hebben. Het soort leven dat ik ook had kunnen leiden.” Wat mogen we op jouw grafzerk schrijven? Walschaerts: “‘Ik heb in mijn leven veel mensen graag mogen zien, en een aantal mensen onder hen echt graag’.”