Het heilsfeit van Jezus’ geboorte in de belijdenissen van de kerk
EEN HELDER LICHT Kerstfeest is het feest van het licht in de nacht van een verloren wereld. Op het eerste gezicht zien we daar in de belijdenissen van de kerk niet zoveel van. Maar als we beter kijken, zien we dat licht zo heerlijk stralen.
H
Dr. W. Verboom uit Harderwijk is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme.
et is zelfs zo dat wanneer dit licht zou doven, alle andere lichten in de belijdenis ook zouden doven en het volslagen donker zou worden in de confessie. Wie het heilsfeit van kerst uit de belijdenissen verwijdert, houdt niets meer over dan een lege huls. Laten we nagaan hoe dit licht in de belijdenissen van de kerk schijnt. KLEIN LICHT Groot is de omvang van het licht van de geboorte van Jezus in de belijdenis niet. Maar dat hoeft ook niet. Het kleine licht straalt zeer helder. De functie van dit licht in de belijdenis is tweeledig. Het ontmaskert de leugen en het ontdekt de waarheid en daarmee nodigt het uit om feest te vieren, het feest van de onbegrijpelijke liefde van God voor verloren mensen. VROEGE KERK In de belijdenissen van de Vroege Kerk zien we het licht van Kerst al meteen schijnen. Als voorbeeld noem ik de Geloofsbelijdenis van Nicea (325). Daar belijden we met de kerk der eeuwen van de Heere Jezus: Die om ons mensen en om ons behoud is neergedaald en is vleesgeworden uit de Heilige Geest en de maagd Maria.
KERST
Dat Jezus uit de Heilige Geest ontvangen is, vloeit voort uit het bijbels getuigenis dat Jezus waarachtig Gód is. Daarmee ontmas-
8
DE WAARHEIDSVRIEND
kert dit licht de dwaalleer van Aríus, die ontkende dat Jezus waarachtig God is, maar slechts een schepsel, zij het wel het hoogste. Dat Jezus geboren is uit de maagd Maria vloeit voort uit het bijbels getuigenis dat Gods Zoon waarachtig méns geworden is. Daarmee ontmaskert dit licht de dwaalleer van de gnostiek en andere stromingen, volgens welke Jezus geen echt mens was, maar een schijnlichaam had. Tegen de achtergrond van deze dwalingen in de tijd van de Vroege Kerk merken we dat met de geboorte van de Heere Jezus als de Zoon van God ons eeuwig behoud staat of valt. Als Jezus niet waarachtig God was, zou Hij nooit de last van de toorn van God op onze zonden hebben kunnen dragen en overwinnen. En als Jezus niet waarachtig mens was, zou Hij nooit mijn plaats hebben kunnen innemen om die toorn voor mij te dragen. Daarom: als dit licht zou doven, doven alle lichten van heil in de belijdenis. Maar het licht van Kerst dooft niet, het straalt zeer helder en nodigt uit om met de kerk der eeuwen te vieren dat God zo lief de wereld had, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf opdat ieder die in Hem gelooft niet verderft maar eeuwig leven heeft (Joh.3: 16). REFORMATIE Het licht in de belijdenissen van de Vroege Kerk keert terug in die van de Reformatie. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) belijden we: God heeft zijn eigen eniggeboren Zoon in de wereld gezonden. Hij is ontvangen in de schoot van de gelukzalige maagd Maria door de kracht van de
Heilige Geest, zonder toedoen van een man. En Hij heeft niet alleen de menselijke natuur aangenomen wat het lichaam betreft, maar ook een ware menselijke ziel, om werkelijk mens te zijn.
Het licht van Kerst in de belijdenissen wordt in het geloof een lied, een zingend verwoorden van waar geen woorden voor zijn.
De Heidelbergse Catechismus (1563) belijdt in zondag 14: Dat de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, door de werking van de Heilige Geest de ware menselijke natuur uit het vlees en bloed van de maagd Maria heeft aangenomen om werkelijk de nakomeling van David te zijn, zijn broeders in alles gelijk, maar zonder zonde. Opnieuw gaat het erom dat beleden wordt dat Jezus waarachtig God en waarachtig mens is. Daar-
19 DECEMBER 2014
mee ontmaskert het licht van Kerst opnieuw de leugen. Dat Jezus waarachtig God is, keert zich tegen de dwaling van socinianen en anderen die Jezus slechts hielden voor een mens. Dat Jezus waarachtig mens is keert zich tegen de dwaling van de wederdopers, die ontkenden dat Jezus echt mens geworden is. Iemand als Menno Simons sprak over Jezus als de Vrucht ín de maagd Maria. HEILSGEHEIM De uitdrukking in de belijdenis: geboren uit ‘de maagd’ onderstreept de diepe bijbelse waarheid van de Persoon van onze Heiland. Jezus is enerzijds uit een mens geboren, uit een Joods meisje, anderzijds uit de Heilige Geest. Geen man komt er aan te pas. Jezus komt van de Heilige Geest en is God. Jezus komt tegelijk van Maria en is mens. Dit heilsgeheim mogen we vieren met diep ontzag en stille verwondering. Waar het om gaat is het wonder dat God Zelf is neergedaald in de misère, de modder van ons bestaan. Hij is het licht van het kerstfeest. Met dat dit licht straalt, worden alle andere lichten van onze verlossing ontstoken. Zijn bitter lijden aan het kruis, Zijn glorierijke opstanding uit het graf, Zijn troonsbestijging in de hemel en Zijn wederkomst. Alles hangt met alles samen. Waar het een wegvalt, valt al het andere weg. Wie Kerst viert zonder de waarheid van Goede Vrijdag en van Pasen, kan vieren wat hij wil, maar hij viert geen Christusfeest. Alleen vanuit het geheel van de heilsfeiten overwint het licht van Kerst het duister van ons schuldige leven. NICEA Zien we het licht? Weten we van de duisternis van schuld en zonde in ons leven en in de wereld door Christus, die het Licht is? Wie blind is voor Christus, wordt niet warm, maar blijft koud onder het wonder van Nicea: die om ons mensen en om ons behoud is neergedaald uit de hemelen. Wie door de verlichting met de Heilige Geest oog krijgt voor het Licht, wie er door bestraald wordt, die leert
DE WAARHEIDSVRIEND
wat feestvieren is. Kerstfeest leert je inderdaad víeren, je oude leven in de zonde vieren – vieren in de zin van loslaten − en nieuw gaan leven uit Christus. In het geloof is Zijn geboorte onze wedergeboorte. DWALINGEN VANDAAG In onze tijd keren oude dwalingen terug in een nieuw jasje. Dat Jezus alleen maar gezien wordt als een mens, is in onze West-Europese cultuur gemeengoed geworden. Binnen een immanente wereldbeschouwing, die zich beperkt tot de zichtbare wereld, is het dwaas te geloven dat Hij God zou zijn. Dat Jezus het Kind zou zijn van een maagd, is hoogstens een mythe om het bijzondere van Hem aan te geven. Zijn geboorteverhaal past dan binnen een veelvoud van dergelijke geboorteverhalen uit de klassieke oudheid. En dan de islam, die propageert dat Allah geen Zoon heeft en Jezus dus alleen maar mens is. De islam ziet de belijdenis van het Licht als een godslasterlijke gedachte. Maar evenzeer is er vandaag die andere dwaling, die van gnostiek en wederdopers. Jezus is niet echt mens zoals wij. We zien het bijvoorbeeld in tekeningen van Jezus in sommige kinderbijbels: een paar vage omtrekken geven Hem weer, alsof Jezus niet echt mens is, niet de ware zoon van David. (HC,a.35) GESCHENK Wat een geschenk is het licht van Kerst in de belijdenissen. In het geloof wordt het een lied, een zingend verwoorden van waar geen woorden voor zijn. God is neergedaald in onze verlorenheid. Gods Zoon, liggend in een kribbe, ‘gemaakt van het hout van het kruis’. Wat heeft Kohlbrugge het scherp gezien toen hij zei dat we God niet diep genoeg in het vlees kunnen trekken. Dat had hij van Johannes 1:14: en het Woord is vléés geworden. Daar is uit ’s werelds duis’tre wolken Een licht der lichten opgegaan. Komt tot zijn schijnsel alle volken, En gij, mijn ziele, bid het aan! W. VERBOOM
19 DECEMBER 2014
9
Goede Vrijdag en Pasen in de belijdenis van de kerk
TWEE HEILGEHEIMEN De uitdrukking ‘Goede Vrijdag’ komt in onze belijdenis niet voor, maar het heilsfeit van het lijden en sterven van de Heere Jezus des te meer. Het heilsfeit van Pasen neemt een veel minder grote plaats in.
H
Dr. W. Verboom uit Harderwijk is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme.
oe worden de heilsfeiten van Goede Vrijdag en Pasen in de belijdenis van de kerk der eeuwen beleden? Vanuit het belijden van de Vroege Kerk luisteren we naar de drie gereformeerde belijdenisgeschriften: de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561), de Heidelbergse Catechismus (1563) en de Dordtse Leerregels (1619). We letten eerst op het heilsfeit van Goede Vrijdag en daarna op dat van Pasen.
BLOED De term die het meest voorkomt is het woord ‘bloed’. We lezen deze uitdrukking ongeveer veertig keer. Het belijden van het werk van Christus is een lied over de kracht van Zijn bloed en daarachter over de oneindige liefde van God. Gods Zoon gaf Zijn bloed voor mensen die verdienen dat hun bloed vergoten wordt. Wanneer we letten op de vraag wat Jezus door Zijn bloedstorting tot stand bracht, dan merken we dat met een specifieke term telkens ook een specifiek aspect van de verlossing wordt genoemd. Dan gaat het om het betalen van schuld, het loskopen uit slavernij, het dragen van de straf of de vloek, het stillen van de toorn van
God, het aanbrengen van verzoening, het geven van genoegdoening en het bedekken van ongerechtigheid. WELDADEN Wat betekent dit lijden en sterven op de Goede Vrijdag voor ons? Antwoord: door het geloof in de Heere Jezus mogen we delen in de weldaden, die Hij daardoor voor ons heeft verworven. Ook hiervoor gebruikt de confessie een reeks van heilrijke woorden. Ik noteer de volgende weldaden: verlossing (algemene term), reiniging/vergeving van zonden, verzoening, genade, vrijspraak, vrijgekocht worden, zalig worden. En ook daarvan afgeleide weldaden, zoals troost vinden,
GOEDE VRIJDAG
GOEDE VRIJDAG & PASEN
8
Hoewel de uitdrukking ‘Goede Vrijdag’ in onze belijdenis niet voorkomt, merken we al lezende dat het gebeuren van de Goede Vrijdag een centraal heilsfeit is in onze confessie. Het is een gouden draad die door het hele netwerk van de geloofsbelijdenis heenloopt. Het is het kloppende hart van het geloof van een christen. Vinden we in de Rooms-Katho lieke Kerk het kruis zichtbaar in de kerk, bij protestanten vinden we het hoorbaar in de belijdenis. Het is het fundament van de belijdenis. Wie erop let hoe het lijden en sterven van onze Heiland wordt genoemd, kan een veelvoud van uitdrukkingen noteren. Genoemd worden zelfstandige naamwoorden als bloed (bloedstorting), dood, offer, kruis en werkwoorden als het leven geven, het oordeel of de vloek dragen, vergieten van bloed en soortgelijke bewoordingen.
DE WAARHEIDSVRIEND
3 APRIL 2015
vrijmoedig tot God gaan, blijdschap ervaren, het vlees kruisigen, offers brengen. Het snoer van het lijden en sterven van Jezus in onze belijdenis is bezet met de kostbaarste bloedkoralen. Zij vormen het sieraad van de kerk. BETALING Men heeft de belijdenis verweten dat zij leert dat God bloed wil zien. Bloed als betaling voor onze zonden. Daaraan wordt de gedachte verbonden: wat is dat voor een ‘God’ Die bloed wil zien! De vraag is of het waar is dat God bloed wil zien. Ja en nee. Ja, want er moet betaald worden voor de schuld van onze zonden. Dat is een zaak van recht. Zonder bloed-
PASEN Goede Vrijdag en Pasen zijn in de belijdenis nauw met elkaar verbonden.
storting geen verzoening. Het is een lijn die vanaf de eerste offers van verzoening in het Oude Testament tot het offer van Christus aan het kruis zichtbaar is. Maar dan de tweede vraag. Wie brengt dat offer van verzoening? Wie geeft dat bloed? Dat is… God Zelf, in Zijn Zoon Jezus Christus. God eist dus geen bloed van ons, maar Hij Zelf gééft Zijn bloed voor ons. God wil dus Zijn eigen bloed zien als betaling voor onze zonden en Hij wil ons in dat bloed aanzien, evenals hadden wij zelf ons bloed gegeven. Onvoorstelbare liefde. ONTROEREND Ik noem een paar ontroerende uitdrukkingen in onze belijdenis
Het valt onmiddellijk op dat het heilsfeit van Pasen kwantitatief gezien een veel minder grote plaats inneemt in onze belijdenis dan dat van Goede Vrijdag. Het zal ermee te maken hebben dat de opstanding van Jezus destijds geen omstreden onderdeel van het geloof was, maar overal geleerd is in de katholieke kerk der eeuwen. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels komt het heilsfeit van de opstanding nauwelijks ter sprake. Een enkele aanduiding in de artikelen 19 en 20 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wijst erheen. In vraag en antwoord 45 van de Heidelbergse Catechismus wordt het vijfde artikel van het Apostolicum kort en krachtig uitgewerkt. Het heilsfeit van de opstanding zelf wordt niet verdedigd of toegelicht. De catechismus belijdt direct het nut ervan. Dat nut is drieërlei. Ten eerste heeft Christus de dood overwonnen, om ons te laten delen in de gerechtigheid die Hij door Zijn dood had verworven. Ten tweede worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is voor ons de opstan-
DE WAARHEIDSVRIEND
in verband met de Goede Vrijdag. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 26 staat: ‘Want er is niemand in de hemel of op de aarde onder de schepselen, die ons meer liefheeft dan Jezus Christus’. In de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 79: ‘Al Zijn lijden en gehoorzaamheid zijn even zeker ons deel alsof wij zelf in eigen persoon alles geleden en aan God voor onze zonden genoegdoening gegeven hadden’. In de Dordtse Leerregels, II,9: ‘Er is een kerk van gelovigen (…), die haar Zaligmaker – Die voor haar, als een bruidegom voor zijn bruid, aan het kruis Zijn leven gegeven heeft – standvastig bemint, onafgebroken dient en hier en in alle eeuwigheid prijst’.
ding van Christus een betrouwbaar onderpand van onze eigen opstanding in heerlijkheid. Verder komt de opstanding van Jezus in de Heidelbergse Catechismus nauwelijks voor. Of we moeten in de belijdenis dat Christus Koning is ook impliciet zijn opstanding lezen. NIEUW LEVEN Hoe moeten we hierover denken? Men heeft wel gezegd dat door de geringe nadruk op de opstanding in de belijdenis te eenzijdig alleen de rechtvaardiging in beeld komt en te weinig de heiliging. Dat lijkt zo. Maar is het ook zo? Het nieuwe leven door het geloof in Christus komt wel voluit ter sprake wanneer het gaat over het werk van de Heilige Geest. We lezen nogal eens over de verbinding tussen ‘het bloed en de Geest van Christus’. Met het bloed van Christus wordt de verzoening verbonden en met de Geest van Christus de vernieuwing, bekering of wedergeboorte. Het is naar mijn waarneming zo dat hoe dieper je doordringt in de confessie, hoe meer je ziet dat het leven van de Opgestane Heiland het gehele weefsel van het belijden doortrekt. Als we het geloof
3 APRIL 2015
in en het leven met de Opgestane Heiland uit de belijdenis weghalen, valt heel ons belijden uit elkaar. Wanneer het over de directe verbinding tussen de opstanding van Jezus en ons nieuwe leven gaat, is het wel zo dat de notie van Romeinen 6 over het opstaan met Christus minder nadruk krijgt. Alleen in zondag 33 gaat het over de opstanding van de nieuwe mens. De verbinding zou, zoals dat in Romeinen 6 gebeurt, bij de betekenis van de doop in de zondag 26 en 27 prominent uitgewerkt hebben kunnen worden. ZACHT REFREIN Uit deze kleine leeservaring wordt vooral duidelijk hoezeer Goede Vrijdag en Pasen in de belijdenis met elkaar verbonden zijn. Voor het heil van de Goede Vrijdag worden veel woorden gebruikt. Voor het heil van Pasen weinig. Het lied van Goede Vrijdag is als een zacht refrein dat telkens herhaald wordt. Het lied van Pasen is als een krachtige trompetstoot. Voor beide heilgeheimen schieten onze eigen woorden tekort. Daarom zingen we er zo graag van. W. VERBOOM
9
Hemelvaart in de belijdenis van de kerk
HET KRONINGSFEEST Hemelvaartsdag is de koningsdag van de kerk. Dan vieren we het heilsfeit dat onze Heiland is opgenomen in de hemel, nadat Hij al Zijn heilswerk voor ons op aarde volbracht had. Wat zegt de belijdenis van de kerk over de hemelvaart?
E
Dr. W. Verboom uit Harderwijk is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme.
HEMEL VAART
8
erst iets over wat de Bijbel erover zegt. In het Nieuwe Testament komt de hemel vaart van Christus meer dan zes tig (!) keer voor. Voeg daarbij dat er over dit heilsfeit in het Oude Testament regelmatig wordt ge profeteerd en dat Jezus Zelf Zijn heengaan naar de Vader diverse keren heeft aangekondigd, dan kunnen we vaststellen dat het heilsfeit dat we op de aanstaande Hemelvaartsdag vieren een onge kende betekenis heeft. Dat staat wel in schril contrast met de praktijk van veel christe nen die aanstaande donderdag van alles en nog wat ondernemen, behalve wat zij behoren te doen, namelijk het wonder van het kro ningsfeest van Koning Jezus vie ren. OP DE TROON In de drie confessies van de Vroe ge Kerk klinkt het tot driemaal toe: Jezus is opgevaren naar de hemel. De Geloofsbelijdenis van Nicea voegt eraan toe: en zit aan de rechterhand van de Vader. Zo ook het Athanasium. De Apostoli sche Geloofsbelijdenis spreekt over het zitten aan de rechterhand van de almachtige Vader. Daarmee wordt het wondere heilsfeit van de hemelvaart bele den, alsook de betekenis ervan. Jezus wordt bij Zijn terugkeer in de hemel door Zijn Vader met eer en heerlijkheid gekroond. De plaats aan de rechterhand van de
DE WAARHEIDSVRIEND
Vader is daar het symbool van. Op deze plaats staat een troon, waar op Koning Jezus is gaan zitten en alle macht heeft en Zijn kerk en de wereld regeert. BELANGRIJKE ASPECTEN Op deze confessies van de Vroege Kerk bouwt de belijdenis van de Reformatie voort. We letten nu op de gereformeerde belijdenis. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) is geen afzonderlijk artikel aan de hemelvaart gewijd. Wel worden in artikel 26 enkele be langrijke aspecten ervan ge noemd. Bijvoorbeeld dat Jezus als de Hogepriester door de hemelen doorgegaan is met Zijn volbrachte offer. Maar ook dat Hij onze Voorspraak is bij de Vader en dat Hem alle macht is gegeven in de hemel en op de aarde. Zijn koninklijke troon is een genade troon. Terwijl er in de Dordtse Leerre gels (1619) (helaas) geen aan dacht besteed wordt aan de he melvaart, is dat in de Heidelberg se Catechismus (1563) des te meer het geval. Maar liefst twee zondagen worden er aan dit heils feit besteed, de zondagen 18 en 19. HEILSFEIT Zondag 18 bevat vier vragen en antwoorden (46-49). In vraag en antwoord 46 wordt het heilsfeit bezongen, namelijk dat Christus voor de ogen van Zijn discipelen van deze aarde in de hemel is op genomen en daar ons ten goede is, totdat Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de do den. Dat we dit een heilsfeit noemen, betekent dat ons heil ermee staat of valt. Met andere woorden: zon der de hemelvaart van Christus
kunnen wij niet behouden wor den. Vandaar de precieze formule ring ervan in deze zondag. In de volgende vragen besteedt de catechismus aandacht aan een verschil in visie tussen de Luther se en de gereformeerde kerken. De Lutherse kerken leren dat zo wel de goddelijke als de mense lijke natuur van Christus alomte genwoordig is, dus ook in brood en wijn in het avondmaal. De ge reformeerde kerken leren dit al leen van de goddelijke natuur.
‘Op Hemelvaartsdag denk ik vaak aan het vliegeren, dat we als kind deden.’
VOORSPRAAK Als mens is de Zoon van God niet op de aarde, maar in de hemel, aan de rechterhand van Zijn Va der. Wat dat betekent, wordt in vraag en antwoord 49 uitgelegd. Het gaat om drie heerlijke dingen. In de eerste plaats is Jezus in de hemel onze Voorspraak. Zoals Paulus dat zegt in Romeinen 8:34: Die ook voor ons pleit (HSV). Dat hebben wij, kleine mensen met al onze zonden en wonden heel hard nodig. Jezus denkt aan ons. Hij draagt ons op in Zijn gebed.
8 MEI 2015
ONS VOORUIT In de tweede plaats is Jezus ons vooruit gegaan naar de hemel. Het feit dat Hij er al is, betekent dat allen die door het geloof Zijn eigendom zijn, er ook komen. Hun sterven is een doorgang naar het eeuwige leven (vr. en antw. 42). Paulus zegt hierover: Ik heb begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn (Fil.1:23). De cate chismus legt ons in antwoord 57 de belijdenis in onze mond en in ons hart: dat mijn ziel na dit leven terstond tot Christus, haar Hoofd zal worden opgenomen. WAT DAARBOVEN IS In de derde plaats schenkt Chris tus in de hemel ons Zijn Geest, waardoor wij zoeken wat daarbo ven is, waar Christus is en niet wat op de aarde is. Deze belijde nis geeft weer wat Paulus leert in Filippenzen 3:20, namelijk dat ons burgerschap in de hemel is. Christenen, die bij Christus ho ren, leven niet naar de normen en waarden van deze wereld, maar naar die van hun Koning in de hemel. Telkens als we het avondmaal vie ren, heffen we daarom onze har ten omhoog in de hemel, waar Jezus Christus is, onze Voor spraak aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Op de Hemelvaartsdag denk ik vaak aan het vliegeren dat we als kinderen deden. Als je vlieger heel hoog in de lucht stond, begon hij door het touw aan je te trekken. Zo trekt Christus, onze Bruide gom in de hemel, ons met koor den van liefde naar Zich toe. O liefste Heere Jezus, ik verlang naar U. Was ik maar bij U. PLAATS VAN EER Zondag 19 van de Heidelbergse Catechismus legt uit wat het bete kent dat Jezus op de plaats van eer aan de rechterhand van Zijn Vader zit. In vraag en antwoord 50 wordt geleerd dat Hij het Hoofd van de kerk is, door wie de Vader alle ding regeert. Wij zijn dus, als het goed is, leden van Zijn li chaam en laten ons door Hem
DE WAARHEIDSVRIEND
(door Zijn Woord en Geest) rege ren. De ware theocratie is christo cratie (J. van der Graaf ). Door Zijn genade wordt het (samen) leven op aarde mogelijk gemaakt. Dat betekent ten tweede ook dat Hij ons bewaart tegen alle vijan den. Dat heeft ds. Habila uit Noord-Nigeria ons verteld, die de wonderlijke bewaring door Chris tus ‘tot in de dood’ heeft ervaren. Ten derde betekent het zitten aan Gods rechterhand dat Jezus door Zijn Heilige Geest Zijn hemelse gaven in ons uitstort. De gave van het geloof komt van Hem. De gave van de hoop komt van Hem. De gave van de liefde komt van Hem. Al wat u ontbreekt, schenkt Hij, zo gij ’t smeekt, mild en over vloedig.( Ps.81) Wat een weelde is het geschenk van de Hemel vaartsdag. WEDERKOMST Wat in de belijdenis van de kerk opvalt, is dat de Hemelvaart van Christus direct verbonden wordt met Zijn wederkomst. Zo zegt de Apostolische Geloofsbelijdenis na de Hemelvaart: Vanwaar Hij zal komen om te oordelen de leven den en de doden. Tot aan dat mo ment zít Jezus de Koning. Maar dan gaat Hij stáán – hiervan ving Stefanus al een glimp op (Hand.7: 55) – en komt Hij terug om hier op aarde eindelijk recht te doen en te oordelen. VIEREN Ten slotte: als de hemelvaart zo ongelooflijk rijk is, laten we dit heilsfeit donderdag dan vol vreug de gaan vieren. De kerkdienst op deze feestdag is geen los pro grammaonderdeel van een vrije dag, maar het kloppende hart van heel de dag. Hemelvaart vieren behoort in onze tijd tot de identi teit van een christen. Hij leeft niet zoals de meeste mensen in een gesloten wereldbeeld. Laten we ons hart ophalen, om hoog heffen om zo naar Zijn we derkomst te verlangen. Komt laten wij aanbidden, die Koning. W. VERBOOM
8 MEI 2015
9
Pinksteren in de belijdenis van de kerk
WERK OP DE ACHTERGROND Pinksteren is het feest van de uitstorting van de Heilige Geest. Het is het laatste heilsfeit vóór de wederkomst, waarmee ons eeuwig heil staat of valt. We bezien welke plaats dit heilsfeit in de belijdenis van de kerk der eeuwen inneemt.
D Dr. W. Verboom uit Harderwijk is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme.
ie plaats is zo groot dat er niet eens een belijdenis geweest zou zijn zonder de Heilige Geest. Daarom heeft de derde persoon van de drieenige God een ereplaats in de belijdenis. Maar het is wel een aparte ereplaats. Het is namelijk een eer die gericht is op de Vader en de Zoon. De Geest gaat immers uit van de Vader en de Zoon. Het is de eer van de Heilige Geest dat Hij Zelf op de achtergrond blijft. We gaan op zoek naar het wonder van Pinksteren in onze confessie vanuit zondag 20, vraag en antwoord 53 van de Heidelbergse Catechismus (HC). Vraag: Wat gelooft u over de Heilige Geest? Antwoord: Ten eerste dat Hij samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten tweede dat Hij ook mij gegeven is om mij door een oprecht geloof deel te laten hebben aan Christus en al Zijn weldaden, mij te troosten en eeuwig met mij te blijven.
Pinksteren
DERDE PERSOON Wie is de Heilige Geest? De Heilige Geest is waarachtig en eeuwig God, samen met de Vader en de Zoon. Daarmee spreekt de catechismus de belijdenis van de Vroege Kerk na. In de geloofsbelijdenis van Nicea staat van de Heilige Geest: ‘Die Heere is en
8
DE WAARHEIDSVRIEND
levend maakt. Die voortkomt uit de Vader en de Zoon.’ In heel de belijdenis van de Vroege Kerk en van de Reformatie wordt beleden dat de Heilige Geest God is. Daarmee neemt de kerk afstand van de gedachte dat de Heilige Geest een onpersoonlijke kracht zou zijn. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB,11) belijdt Hem als volgt: ‘Hij is de derde persoon in de orde van de Drievuldigheid, van eenzelfde wezen, majesteit en heerlijkheid als de Vader en de Zoon, waarachtig en eeuwig God.’ Genoeg reden om met Nicea de Heilige Geest te aanbidden en te verheerlijken. BELOOFDE INWONING Dat de belijdenis niet over de Heilige Geest spreekt in termen van een abstracte, leerstellige waarheid, wordt duidelijk als het kind van de gemeente dat de catechismus leert, zegt ‘dat Hij ook aan míj gegeven is’. Daarmee kleurt de belijdenis het spreken óver de Heilige Geest meteen in als een persoonlijk spreken dóór de Heilige Geest. Hierdoor is het spreken over de Heilige Geest alle vrijblijvendheid voorbij. De Heidelberger legt de belijdenis over de Heilige Geest het kind van de gemeente in de mond, omdat het kind (ook) gedoopt is in de naam van de Heilige Geest. Toen beloofde de Heilige Geest in het hart van het kind te wonen en te werken. In de behandeling van de sacramenten wordt daarom voor de Heilige Geest een grote plaats ingeruimd. Dit moeten we niet verkeerd opvatten. De belijdenis ziet de beloofde inwoning van de Heilige Geest in ons leven nooit als iets vanzelfsprekends. Inte-
gendeel, het is een ongelooflijk wonder dat Hij dat wil doen in ons leven. Dat zal dan ook in de prediking vandaag duidelijk beklemtoond moeten worden. Hier is geen plaats voor de vlakheid van een gearriveerd christendom. De Heilige Geest wordt nooit eigen bezit. We blijven heel ons leven bidden om de genade van de Heilige Geest (HC,115). WERKZAAMHEDEN Op allerlei manieren wordt in de belijdenis het werk van de Heilige Geest bezongen. Een breed scala van werkzaamheden wordt genoemd. Het Nicenum zegt dat de Heilige Geest gesproken heeft door de profeten. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (art.3) belijdt dat Hij heilige mannen heeft geïnspireerd, waardoor zij het Woord van God hebben gesproken. Afzonderlijke aandacht wordt besteed aan het wonder dat Christus door de Heilige Geest ontvangen is in de schoot van moeder Maria (NGB,18; HC,35). Ook is Hij gezalfd met de Heilige Geest tot Profeet, Priester en Koning (HC,31). HERSCHEPPING Maar verreweg de meeste aandacht krijgt het werk van de Heilige Geest in het hart en leven van mensen. Dan gaat het niet zozeer om het leven van de schepping, maar van de herschepping. Een schitterende typering hiervan gebruiken de Dordtse Leerregels (DL) als zij de Heilige Geest een ‘wonderbare Werkmeester’ noemen (III/IV.16). Hij is de Meester in het bewerken van geloof en bekering. Dat begint ermee dat Hij mensen krachtig roept tot
22 MEI 2015
geloof (DL,III/IV.8). Hij opent hun hart voor het evangelie (NGB,22; HC,21,65; DL,II.5). Voortdurend is Zijn werk daarbij gericht op Jezus Christus. Zoals een schijnwerper een gebouw in het volle licht zet, zo zet de Heilige Geest Christus in het volle licht. Hij leidt de zondaar naar Christus toe. Onwederstandelijk. (DL,III/IV.12) HET WOORD Hoe doet Hij dat gewoonlijk? Door het Woord, dat is het Evangelie. Het heeft de Heilige Geest behaagd om door middel van het Woord van God in onze harten te werken (HC,65; DL,I.6 en III/ IV.6). Van de Heilige Geest en het Woord in de belijdenis geldt: alzo gingen die beide tezamen. We
Voortdurend is de Heilige Geest gericht op Jezus Christus moeten de Geest en het Woord dan ook niet van elkaar losmaken. Binnen de kortste keren denken we dan dat we het over het werk van de Heilige Geest hebben, terwijl we het hebben over het werk van onze eigen geest. Dat is een levensgevaarlijke verwisseling. De Geest vindt het Woord zó belangrijk dat Hij er Zelf het liefst achter schuil gaat. Dat is de reden dat je soms denkt in de belijdenis: hier zal het werk van de Geest wel genoemd worden, maar dat is dan toch niet het geval (bijv. in zondag 23 over de rechtvaardiging). Het is de passie van de Geest dat Jezus Christus en Zijn heilswerk in het stralende middelpunt komt te staan. Hij is de Bruidswerver van Christus, Die een arme bruid bij een rijke Bruidegom brengt. VERNIEUWING Vervolgens wordt er in de belijdenis veel aandacht aan besteed dat
DE WAARHEIDSVRIEND
de Geest de weldaden van Christus toepast. Dan gaat het er vooral om dat Hij het leven van de gelovigen door de relatie met Christus vernieuwt. Daarvoor worden allerlei woorden gebruikt, zoals: levend maken (Nicea), heiliging (NGB,24; HC,24), wedergeboorte en bekering (NGB,24; HC,8,88; DL,III//IV.3 en V.1), dankbaarheid (derde deel HC), gehoorzaamheid (DL,III/IV.16), zoeken wat boven is (HC,49), strijden tegen de zonden en andere vijanden (NGB,29; HC,127; DL,V.2). Mooi is het dat de catechismus door de term ‘weldaden van Christus’ te gebruiken ons uittilt boven het dilemma: vrucht óf gaven van de Geest. Het een is niet meer dan het ander. Alle vrucht en alle gaven zijn weldaden van Christus. (HC,51) 1 Korinthe 12 (gaven) en 1 Korinthe 13 (vrucht) vormen, om zo te zeggen, een twee-eenheid. TROOSTER Met de aanduiding ‘Trooster’ wordt de naam die Jezus aan de Heilige Geest gaf aangeduid (Joh.14:16). De Heilige Geest kan zo goed troosten. Hij troost ons met het werk van Christus als het fundament van ons eeuwig behoud. Ook door ons door allerlei troosteloze gronden heen te laten zakken. Soms noemt de belijdenis deze troost de verzegeling van de Geest. (NGB,27; DL,V.8) Hij houdt kleine wankelmoedige mensen vast en doet hen volharden (DL,V) en verzekert hen van het eeuwige leven (HC,1). ONZE OLIELAMP De belijdenis van de kerk is vol van de Heilige Geest. Laten we Hem niet uitblussen of Hem bedroeven. Laten we onze olielamp met Zijn werk vullen en met de wijze meisjes Koning Jezus tegemoet gaan, omdat Hij komt. Deze Geest zij samen met de Vader en de Heilige Geest eer en heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen (DL,V.15). W. VERBOOM
22 MEI 2015
9
De wederkomst van Christus in de belijdenis van de kerk
HET LAATSTE HEILSFEIT Aanstaande zondag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Op deze zondag staan we stil bij de wederkomst van Christus en denken we ook aan hen die ons zijn voorgegaan en van de strijdende kerk op aarde zijn overgegaan tot de triomferende kerk in de hemel.
W Dr. W. Verboom uit Harderwijk is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme.
e staan op de eeuwigheidszondag stil bij de wederkomst als het laatste heilsfeit. Dat bepaalt heel het leven van de gelovigen en heel de geschiedenis van de kerk en de wereld. Wie de belijdenissen van de Vroege Kerk leest, merkt meteen dat de wederkomst van Christus daarin een onmisbare plaats heeft. Iedere zondag belijden we met de apostolische geloofsbelijdenis: ‘vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden’. Met deze woorden wordt het laatste heilsfeit samengevat. Hij komt, Hij komt om d’ aard te richten (Ps.98). Dan zal er een definitief einde komen aan alle gevolgen van de zondeval. Door het oordeel heen. De doden zullen opstaan. Er zal een definitieve scheiding plaatsvinden tussen de ‘schapen en de bokken’. De totale kosmos zal herschapen worden. Treffend is het dat de wederkomst in het gedeelte over de Zoon wordt bezongen. En de opstanding van het vlees (lichaam) in het gedeelte over de Heilige Geest. De algehele verlossing en vernieuwing komen tot stand door een heilige samenwerking van de Zoon en de Heilige Geest. Tot eer van de Vader. IN HEERLIJKHEID In de geloofsbelijdenis van Nicea klinken dezelfde tonen. Ook
10
DE WAARHEIDSVRIEND
daarin wordt de heilige coöperatie van de Zoon en de Heilige Geest bezongen. Met nadruk wordt beleden dat Christus, Die Zich vernederde tot in de dood, wederkomt in heerlijkheid. Die heerlijkheid wordt nog sterker benadrukt met de woorden: en Zijn rijk zal geen einde hebben. Christus is en zal zijn een eeuwige Koning. De geloofsbelijdenis van Athanasius stemt met de twee andere confessies in. Wat opvalt, is dat het oordeel bijzondere aandacht krijgt, waarbij de ernst ervan wordt aangegeven met de woorden dat zij die het goede gedaan hebben het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben het eeuwige vuur. We merken dat in de belijdenis van de Vroege Kerk over de wederkomst vooral het heilsfeit in beeld komt. Het heilshandelen van de drie-enige God wordt voltooid. CALVIJN De gereformeerde belijdenissen gaan in het spoor van het geloof van de Vroege Kerk. Zij sluiten aan bij het apostolicum. Ik noem eerst enkele algemene dingen. Calvijn besteedt er in zijn Catechismus van Genève (1542) in negen vragen en antwoorden aandacht aan. In het gesprek tussen de predikant die vraagt en het kind dat antwoordt, gaat het dan heel persoonlijk toe. Ik noem als voorbeeld vraag en antwoord 87: Predikant: Moeten we dus het laatste oordeel niet zo vrezen, dat we er een afgrijzen van hebben? Kind: Nee, omdat wij voor geen andere Rechter zullen moeten verschijnen dan Hem Zelf Die onze Voorspraak is en onze zaak in handen heeft genomen om deze te verdedigen.
LAAIENDE GLOED De Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) beperkt het belijden van de wederkomst tot één artikel, het laatste artikel (37). Maar dan gaat deze belijdenis er uitvoerig op in. Wie de laaiende gloed van dit artikel wil ervaren, de verwoording van de ernst en de vreugde, dan moet hij het zelf lezen of horen. Het zou passend zijn om dat als gemeente te doen in een dienst op de laatste zondag
In de belijdenissen van de kerk geldt Christus’ wederkomst vooral als een troost.
van het kerkelijk jaar. Je merkt aan het artikel onmiddellijk in welke context De Bres deze belijdenis heeft geschreven. Het is de tijd van de geloofsvervolging. De tijd dat mensen gemarteld en gedood werden om hun geloof in Christus. Er vindt in het laatste oordeel een totale omkering van de verhoudingen plaats. Wat door de vijanden van Christus als onrecht werd
20 NOVEMBER 2015
gezien, zal door Christus recht genoemd worden en wat recht leek, zal blijken onrecht te zijn. De laatste zin van artikel 37 is om uit het hoofd en het hart te leren: ‘Daarom verwachten wij die grote dag met groot verlangen om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Heere.’ TROOST Ook de Heidelbergse Catechismus (1563) staat nadrukkelijk stil bij de wederkomst ten oordeel en de opstanding van de doden. Vraag en antwoord 52 verwoordt het kloppende hart ervan: Vraag: Welke troost biedt u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden? Antwoord: Dat ik in alle droefenis en
vervolging [!] met opgeheven hoofd Hem verwacht als Rechter uit de hemel, Hem Die Zich eerst om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en geheel de vloek van mij weggenomen heeft. Hij zal al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse vreugde en heerlijkheid. Daarnaast gaat het in vraag en antwoord 57 over de opstanding van het lichaam en verder breekt telkens het eschatologische licht door, bijvoorbeeld als het gaat over het eeuwige leven. Vanwege de thematiek van de
DE WAARHEIDSVRIEND
Dordtse Leerregels (1619) is het niet te verwachten dat er speciale aandacht wordt besteed aan de wederkomst ten oordeel. Toch breekt in het laatste hoofdstuk ook hier de zon van de toekomstige heerlijkheid door, als het gaat over de vaste troost van de overwinning van de uitverkorenen en het pand van de eeuwige heerlijkheid (V.8). KERNEN VAN HET GELOOF Als we het belijden van de wederkomst in onze belijdenissen tot ons laten doordringen, dan vallen de volgende dingen op: 1. De wederkomst wordt vooral als een troost gezien. Dat heeft allereerst een persoonlijke kant. Wie op Christus vertrouwt, hoeft niet bevreesd te zijn voor het oor-
deel. De Rechter is Dezelfde als de Redder. Maar er is meer. De slachtoffers van de geloofsvervolging worden in hun lijden door de komende Christus boven hun lijden uitgetild. Ze zijn als Stefanus: de gekroonde. 2. De taal die de belijdenis over de laatste dingen gebruikt is sober, maar diep. Daarmee neemt ze afstand van de overspannen toekomstbeschrijvingen van de Dopers en anderen. 3. De wederkomst van Christus stempelt het leven van de gelovigen als een pelgrimage naar het koninkrijk van God. Vanaf Augus-
20 NOVEMBER 2015
tinus, via Calvijn loopt deze gouden lijn door de belijdenissen heen. 4. De belijdenis van de wederkomst is geen aanhangsel. Het laatste artikel van de NGB is een climax. Daarin komen alle eschatologische elementen samen, zoals bergstromen in het dal samenkomen en een rivier vormen. 5. De wederkomst ten oordeel betekent de laatste ernst. God heeft het laatste woord en Zijn woord van eeuwige vrijspraak of eeuwig oordeel is beslissend. 6. De wederkomst van Christus ten oordeel betekent de redding van de schepping. Daar gaat het uiteindelijk om. Hemel en aarde worden getransformeerd tot eeuwige heerlijkheid (Van Ruler). 7. Eindelijk zal het recht zegevieren. De beul zal geen eeuwige voorsprong op het slachtoffer hebben. 8. Terwijl de bruidskerk bidt: Heere Jezus, kom spoedig, beseft ze tegelijk dat de tijd die nog uitstaat, de tijd van bekering is. Daarom klinkt ook het gebed: Heere, hoeft er niemand (van mijn kinderen en anderen) achter te blijven. 9. We missen in onze belijdenis het geloof dat de Heere Zijn beloften aan Zijn volk Israël zal vervullen. 10. Heel verrassend laat hoofdstuk V van de Dordtse Leerregels zien dat God de gelovigen doet volharden tot het einde. Gelukkig. EINDEXAMEN Het laatste oordeel betekent het eindexamen over mijn leven. Hoe zal dat zijn? Als ik op mezelf zie, vrees ik het ergste. Maar ik mag op Christus zien. Hij slaagde en ik in Hem. Ja, dat geloof ik. Hoe ras of traag de tijd verdwijnt, die dag zal zeker komen. Het licht dat aan de kim verschijnt, wordt reeds van ver vernomen. Ja, halleluja, ja Hij komt! Juicht, mensen, engelen, samen. Juicht met een vreugde, die ’t al verstomt, juicht allen ! Amen, amen! W. VERBOOM
Al eerder schreef dr. W. Verboom in ‘De Waarheidsvriend’ over de heilsfeiten in de belijdenissen van de kerk. De complete reeks is te downloaden via dewaarheidsvriend.nl.
11