INTERNATIONALE NEERLANDISTIEK www.internationaleneerlandistiek.nl
IVN
Published by: Amsterdam University Press
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar? Twee scenario’s Walter Thys IN 52 (1): 67–81 DOI: 10.5117/IN2014.1.THYS
Abstract This paper addresses the question why two eminent representatives of the history of civilization, Johan Huizinga (1872-1945) and André Jolles (1874-1946), in 1933 broke off an inspiring friendship that had lasted for more than thirtyfive years. Some historians assume that in 1933 Huizinga rejected Jolles as a friend because of the latter’s membership of the NSDAP. I argue, however, that this was not the reason and that – inadvertently – a third person caused their separation. Keywords: Johan Huizinga, André Jolles, Jan Andries Jolles, Amsterdam October 9 1933, Willem Otterspeer, Johann von Leers
Inleiding In zijn korte autobiografie Mijn weg tot de historie schrijft Johan Huizinga over het abrupte einde van de vriendschap tussen hem en André Jolles: ‘Meer dan vijf en dertig jaar heeft die vriendschap een groote plaats in mijn leven ingenomen, totdat zij op 9 October 1933 met één woord werd afgebroken, niet door mij’ (Huizinga 1947, p. 36).1 Hij heeft ook geschreven waar het gebeurd is, namelijk in het Centraal Station van Amsterdam. En door zijn zoon Leonhard Huizinga (Herinneringen aan mijn vader)2 kennen we de precieze inhoud van hun laatste gesprek (Huizinga: ‘Dan, André, valt er tussen ons eigenlijk niets meer te zeggen’, waarop Jolles zei: ‘Nee,
VOL. 52, NO. 1, 2014
67
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
inderdaad, niets meer’3). Leonhard besluit met: ‘En hij stapte in de trein en keek niet eens meer om’ (Huizinga 1963, pp. 162-164). Ik stel mij al geruime tijd de vraag, waarom Huizinga en Jolles in 1933 plots hun decennialange vriendschap hebben verbroken. In het onderhavige exposé doe ik een poging om op die vraag een antwoord te geven. Doordat een regelrechte bewijsvoering wegens het ontbreken van de daartoe vereiste documenten niet mogelijk bleek, moest ik me van scenario’s bedienen teneinde de waarheid zo dicht mogelijk bij de oppervlakte te krijgen. De beide scenario’s die verder in dit exposé worden voorgesteld, kunnen misschien tot beantwoording van de vraag bijdragen.
Leiden, dinsdag 11 april 1933 Zoals bekend heeft er zich op die dag aan de Universiteit te Leiden een incident voorgedaan: de toenmalige Rector Magnificus prof. dr. J. Huizinga heeft de verdere toegang tot de universiteit ontzegd aan dr. Johann von Leers (1902-1965), leider van de Duitse delegatie op een conferentie van de International Student Service (ISS) die daar van 7 tot 12 april 1933 zou worden gehouden. Von Leers bleek namelijk de auteur te zijn van de brochure For derung der Stunde: Juden raus! (1928 en 1933), met daarin een passage over de zogenaamde door Joden gepleegde rituele moord op christenkinderen. Merkwaardig genoeg moet de Nederlandse pers reeds bij de aanvang van de conferentie op de hoogte van Von Leers’ gewraakte brochure zijn geweest (zie Het Vaderland van zaterdag 8 april 1933, Avondblad A: ‘Het NationaalSocialisme en de Joden’, het eerste artikel op de eerste bladzijde). Huizinga had dan ook niet hoeven wachten tot 11 april, de voorlaatste dag van het congres, om passende maatregelen te treffen. Of heeft hij het congres niet van bij de aanvang willen doen mislukken?4
De wraak van Von Leers Ingevolge de ontstane commotie ging het congres vervroegd uiteen en het kan niet anders dan dat Von Leers met wraakplannen tegen Huizinga naar Duitsland teruggereisd is. Over het voorval heeft prof. dr. Willem Otterspeer een zeer uitvoerig en omstandig verslag uitgebracht waarvan niets dan de titel (Huizinga voor de afgrond, 1984) al doet griezelen… Maar als men heel even de toga van de ‘advocaat van de duivel’ aantrekt, dan kan men zich beter in de gemoedstoestand van de tegenpartij inleven: als ‘edelman’, 68
VOL. 52, NO. 1, 2014
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
als vertrouweling van Goebbels, Himmler en Rosenberg en als leider van een talrijke delegatie – meer dan veertig deelnemers – uit het kersverse Nazi-Duitsland op een internationaal congres in Nederland door een Rector Magnificus in zijn hemd en aan de deur worden gezet, is iets om niet gauw te vergeten en dat is dan ook gebeurd. In het notenapparaat bij zijn tekst levert Otterspeer ons bovendien een merkwaardig portret van deze Von Leers, biograaf van Hitler, leidende figuur in de NSD Studentenbund, die na de oorlog eerst naar Argentinië vluchtte en van daar naar Egypte, waar hij zich tot de Islam bekeerde en voortaan onder de naam Omar Amin von Leers onder andere voor Joodse vraagstukken als adviseur van president Nasser bedrijvig was en er in 1965 overleed. Het denken en handelen van Von Leers was doordrenkt van een pathologische haat tegen de Joden en tegen het Christendom en, in de periode na de oorlog, van zijn verering voor de Islam. Op 1 mei 1933 was Huizinga’s collega en vriend, de Nederlands-Duitse hoogleraar in de neerlandistiek en de vergelijkende letterkunde aan de Universiteit te Leipzig, André Jolles, auteur van Einfache Formen (1930), lid van de NSDAP geworden. Zeer kort nadien werd hij, zij het zijdelings, betrokken bij de terugkeer uit Zuid-Amerika van zijn communistische zoon Jan Andries, over wie het verder in deze bijdrage zal gaan. Von Leers zal dat in de nadagen van de gebeurtenissen in Leiden in het academisch milieu van het nieuwe Duitsland ongetwijfeld te weten zijn gekomen. Hij zal ook geweten hebben dat Jolles zelf communist was geweest en dat hij een Joodse schoonzoon had. Om Huizinga te treffen op een plaats waar die zeer kwetsbaar was, kan hij het nieuw toegetreden partijlid Jolles gechanteerd hebben en hem ertoe hebben verplicht, zijn vriendschap met Huizinga op te zeggen, wat Jolles dan uiteindelijk, wellicht na een laatste sommatie, op maandag 9 oktober 1933 in Amsterdam zou hebben gedaan, zoals verder erg plausibel zal worden gemaakt. Al ontbreekt daarvan elk bewijs, toch sluit deze hypothetische gang van zaken naadloos aan bij de reeds door Otterspeer vermelde wél bewijsbare Duitse maatregelen tegen Huizinga als wrekende straf voor zijn optreden tegen Von Leers: 1) ofschoon in Leiden was overeengekomen aan de zaak geen ruchtbaarheid te geven (Cohen 1973, p. 345), licht Von Leers na zijn terugkeer in Duitsland onmiddellijk de Duitse pers in over het incident en brengt het op 18 april ter sprake in een rede (Otterspeer 1984, p. 20); 2) een reeds persklaar stuk van Huizinga voor de Historische Zeitschrift over ‘Burgund, eine Krise des Romanisch-Germanischen Verhältnisses’ wordt nog in het tijdschrift afgedrukt (1933, pp. 1-28) omdat men het drukproces niet meer kon tegenhouden maar in een verklaring distantieert de redactie zich van de publicatie; Thys
69
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
3) een bijdrage van Huizinga over ‘Das Spätmittelalter’, bestemd als hoofdstuk in een te verschijnen Duits werk over de wereldgeschiedenis, blijft ingevolge het conflict ongepubliceerd5; 4) Huizinga krijgt in Duitsland een Einreiseverbot en een Vortragsverbot; 5) Huizinga komt weliswaar niet voor op de eerste schwarze Liste der verbannten und verbrannten Bücher door ene Dr. Wolfgang Herrmann samengesteld en verschenen op 16 mei 1933, maar hij staat wel op de in 1938 in Leipzig uitgegeven Liste des schädlichen und unerwünschten Schrifttums met Im Schatten von morgen (1935) en Der Mensch und die Kultur (1938), de Duitstalige versies van twee van zijn jongere essays. Beide werken worden op deze lijst voorafgegaan door een kruisje, wat betekent dat de Reichsführer SS und Chef der Deutschen Polizei (bedoeld is Heinrich Himmler, met wie Von Leers dus in die jaren zeer nauwe contacten onderhield) voor die werken een bijkomend en algemeen verbod had uitgevaardigd. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat Von Leers bij Himmler over het incident met Huizinga verslag heeft uitgebracht en, toen de beide gewraakte boeken in respectievelijk 1935 en 1938 verschenen waren, gevraagd of geëist heeft, ze op de bewuste lijst te plaatsen. Wie anders dan Von Leers kwam daarvoor in de eerste plaats in aanmerking? Enig bewijs is hiervoor evenwel niet gevonden.6 Op de vraag of Von Leers dan zo machtig was, mag het antwoord luiden dat ten tijde van het incident het regime, naargelang welke fase van de Machtergreifung als terminus a quo gekozen wordt, tussen 19 en 71 dagen oud was. Von Leers zelf was toen 31 en had al een biografie van Hitler en twee boeken over de Joden op zijn naam, alsook het hoofdredacteurschap van het NS-tijdschrift Wille und Weg. Bovendien had hij met zijn strijdbaar karakter een groot aantal connecties gemaakt binnen de toen nog beperkte kring van het leiderschap, maar had ook met tegenstand in eigen rangen af te rekenen. Dat gebeurde al nauwelijks twee maanden na het Leidse incident en wel naar aanleiding van een zogenoemde Studentenputsch tegen de kunstpolitiek van het regime. Bij die gelegenheid schreef partijgenoot, kunstcriticus en even groot Jodenhater Walter Hansen: Ein Ausschlussverfahren gegen ihn [Von Leers, WT] ist einzuleiten. Vertreter vom Schlage eines Dr. Von Leers kann die Bewegung in ihren Reihen nicht dulden7 (Bundesarchiv Berlin, Signatur NS 15/67).
In de plaats daarvan rees de ster van Von Leers zienderogen: kort na het incident in Leiden kreeg hij een Gastprofessur in Rome aangeboden, werd hij in 1936 tot Untersturmbannführer en vervolgens tot Obersturmbahn führer bij de SS benoemd, werd docent (1936) en, ofschoon niet habilitiert, 70
VOL. 52, NO. 1, 2014
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
hoogleraar aan de Universiteit Jena (1939). Intussen schreef hij onverdroten zijn haat tegen de Joden van zich af: Juden sehen Dich an (1933), Geschichte auf rassischer Grundlage (1934), Blut und Rasse in der Gesetzgebung (1936), Odal, Das Lebensgesetz eines ewigen Deutschlands (1936), Rassen, Völker und Volkstümer (1939). In de biografieën van Von Leers wordt graag vermeld dat hij vloeiend zes vreemde talen sprak: Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Hebreeuws, Japans en zo goed als zeker sprak hij ook Arabisch. In 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit en tussen 10 en 14 mei 1940 werd Nederland door de legers van Hitler onder de voet gelopen. Zou het overdreven zijn te stellen dat Von Leers, nu hij daar als Duitser ‘de baas’ was, mede of zelfs meer dan ‘mede’ de hand kan hebben gehad in de maatregelen tegen Huizinga en tegen de Universiteit Leiden waar hij zeven jaar voordien op een voor hem zo vernederende wijze aan de deur was gezet? Zodoende zouden – uiteraard met voorbehoud – de vijf hierna opgesomde maatregelen aan het voorgaande lijstje kunnen worden toegevoegd: 6) op 27 november 1940 wordt de Universiteit Leiden gesloten; 7) op 1 mei 1942 wordt de herverkiezing van Huizinga als voorzitter van de afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen niet bekrachtigd door prof. J. van Dam, secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Kultuurbescherming; 8) op 1 juni 1942 wordt Huizinga als hoogleraar ontslagen; 9) op 7 augustus 1942 wordt Huizinga in Sint-Michielsgestel gegijzeld en nadien naar het oosten van het land verbannen; hij overlijdt in 1945 in De Steeg; 10) in 1943, tien jaar na dato, laat Von Leers de gelegenheid niet voorbijgaan om het optreden van Huizinga uit 1933 opnieuw in de verf te zetten en dan nog wel uitgerekend in de inleiding tot een boek van ene dr. phil. Hellmut Schramm, Der Jüdische Ritualmord. Eine historische Untersuchung (19438), opgedragen aan Reichsminister Alfred Rosenberg en ingeleid door Von Leers. Deze zal de auteur hebben ingelicht over de gebeurtenis uit 1933 en hem hebben gevraagd of opgedragen, erover te schrijven, vandaar de volgende passage in het eerste hoofdstuk (‘Jüdische Blutmorde’): ‘noch in jüngster Zeit, 1933, wurde Johann von Leers die Hospitalität der Leidener Universität durch den alten Huizinga aufgesagt, da der deutsche Gelehrte [Von Leers, WT] auch über den jüdischen Ritualmord geschrieben hatte....’ 9 Zo is, merkwaardig genoeg, de naam van Huizinga in diens laatste levensjaren in een boek terechtgekomen dat hij met dezelfde heftigheid zou hebben bestreden als het pamflet van Von Leers over hetzelfde onderwerp tien jaar voordien. Huizinga leefde in 1943 nog maar men mag hopen dat hij van de nieuwe versie geen kennis meer heeft gehad. Thys
71
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
Dat de bezetter bij het treffen van al die maatregelen het incident uit 1933 in het achterhoofd had of dat Von Leers druk heeft uitgeoefend om het in de besluitvorming te laten meespelen, is verre van onwaarschijnlijk. Alleen al zijn uitspraak over Huizinga als ‘der grösste Judenknecht und Hasser des Nationalsozialismus in Holland’10 (Steinbach 2003, p. 950) zet de toon van zijn betrokkenheid. Tegen deze achtergrond is het verleidelijk en lijkt het haast logisch om de breuk van Jolles met Huizinga, op 9 oktober 1933 in Amsterdam, ook aan de rekening van Von Leers toe te voegen (chronologisch tussen de vierde en de vijfde door Otterspeer genoemde maatregel). Daarvoor ontbreekt evenwel vooralsnog elk doorslaand bewijs. Wel blijft het merkwaardig dat het incident van Huizinga met Von Leers en de scheiding tussen Huizinga en Jolles allebei in hetzelfde jaar plaatsvonden met een interval van slechts enkele maanden, waarbij de volgorde van beide gebeurtenissen eveneens ‘logisch’ lijkt. Doordat er geen bewijzen zijn, kan er, zoals reeds gezegd, alleen met scenario’s worden gewerkt:
Eerste scenario Leipzig, zondag 8 oktober 1933 Zoals hij dat wel meer deed, zat André Jolles in zijn bureau11 aan de Universiteit te Leipzig en schreef daar zijn wekelijkse zondagsbrief aan zijn dochter Jeltje in Frankfurt/Main. Jeltje Goldschmidt-Jolles had net haar derde kind, Ernst Walter, ter wereld gebracht en had haar vader gevraagd, wanneer hij eens naar zijn nieuwe kleinkind kwam kijken. Jolles antwoordde haar: Ob wir noch kommen? […] Augenblicklich bin ich unabkömmlich. Es ändert sich bei der alten Universität wirklich Vieles. Der Geist der Studenten wendet sich immer mehr von der Wissenschaft ab – aber immer mehr einer Sache zu, die sie “Schulung” nennen 12 (Thys 2000, p. 857).
En iets verder voegt hij er nog aan toe: […] meine Söhne haben mich so bitter enttäuscht, dass ich das Bedürfnis habe, mit jungen Menschen, die zu mir kommen und Vertrauen zu mir haben, Dinge durch zu führen, die für ihre Zukunft wichtig sind 13 (Thys 2000, p. 857).
72
VOL. 52, NO. 1, 2014
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
In de uren of de minuten die op het schrijven en posten van zijn zondagsbrief volgden, moet er zich iets ernstigs hebben voorgedaan. Maar wat? Jolles kan plots het bezoek hebben gekregen van één of twee van de oudstudenten naar wie hij in zijn brief verwees. Het meest in aanmerking komend is Wilhelm Spengler (1907-1961) die vanaf 1927 in Leipzig onder meer bij Jolles Germa nistik gestudeerd had, daar in 1932 op een dissertatie over Schiller gepromoveerd was en op het ogenblik van de ‘feiten’ in Leipzig gymnasiumleraar was. Hij kon Jolles dus heel gemakkelijk benaderen. Hij had voordien al een behoorlijk aantal ambten en opdrachten bij de partij vervuld en kort na het bezoek, in november 1933, werd hij tot medewerker van de Sicherheitsdienst aangesteld. In een Gutachten over prof. Jolles (Thys 2000, pp. 874-875) had hij verklaard dat hij sedert 1931 ‘einen persönlichen engen Kontakt’ met Jolles onderhouden had. Het is dan ook zeer goed mogelijk dat Spengler in ‘the inner circle’ had vernomen dat er (op instigatie van Von Leers?) besloten was Jolles disciplinair te treffen indien deze niet stante pede – wellicht na reeds eerdere vermaningen – zijn betrekkingen met Huizinga definitief zou verbreken.14 Jolles zag er zich dus toe genoodzaakt hals over kop naar Nederland te vertrekken15, vermoedelijk zonder zijn gezin op de hoogte te stellen – zo handelde hij wel vaker. En hij zag meteen af van een omweg langs of een halte in Frankfurt om zijn kleinkind te zien want Spengler zal hebben laten verstaan dat alles in Jolles’ eigen belang zo discreet mogelijk diende te gebeuren (vandaar in de verdere correspondentie met zijn dochter nergens een spoor van de reis en de ontmoeting). Wat Jolles wel moest doen was Huizinga opbellen of hem een telegram sturen teneinde zeker te zijn dat zijn vriend bereikbaar was en hem kon ontmoeten. Eén van de betekenissen van de term ‘scenario’ is ‘de te veronderstellen loop van de gebeurtenissen’ (Van Dale). Dat is de definitie die hier van toepassing is. Een scenario verliest evenwel zijn geldigheid als er een ander in de plaats treedt dat geloofwaardiger is. Welnu, er dient zich een andere, bijzonder merkwaardige en tot nu toe onbekende loop van de gebeurtenissen aan waarin buiten Huizinga en Jolles een derde speler op het toneel verschijnt: Jolles’ zoon Jan Andries.
Tweede scenario De derde man Van de vijf kinderen uit het huwelijk van André Jolles (Thys 2000) met de Duitse Mathilde Mönckeberg was de oudste zoon Jan Andries (Freiburg i.B. Thys
73
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
1906 - Quito/Ecuador 1942; Thys 2012) wel de avontuurlijkste. Dat bleek al van in zijn jonge jaren: gevaar en pijn trotseren, op ongezadelde paarden rijden, in de dakgoot van zijn school wandelen, clandestien over grenzen trekken, enzovoort. Hij was van opleiding boekbinder. Op zijn zoektocht naar werk vanuit Leipzig waar hij toen met zijn vader en diens tweede vrouw woonde, belandde hij in 1924 in Amsterdam maar doordat hij daar geen baan vond, wilde hij naar Engeland, het ‘beloofde land voor boekbinders’. Om een niet bekende reden zag hij daar evenwel van af en scheepte zich hals over kop naar Uruguay in. Van daar bereikte hij langs sluipwegen Argentinië waar hij zich onmiddellijk bij de Communistische Partij aanmeldde, naar eigen zeggen als vertegenwoordiger van de Nederlandse Communistische Jeugd. Hij heeft een aantal jaren clandestien en meestal pro deo op diverse plaatsen in het land allerlei politieke opdrachten voor de partij vervuld, waarbij hij meerdere malen door de politie werd gearresteerd. Inmiddels was hij met een Argentijnse compañera getrouwd en had met haar twee kinderen maar het gezin leefde in uiterst armoedige omstandigheden. In 1931 werd hij opnieuw gearresteerd en ditmaal tot achttien maanden gevangenisstraf veroordeeld waarna hij, op 1 april 1933, als illegale vreemdeling door Argentinië aan Duitsland werd uitgeleverd. Hij was ervan overtuigd dat hij bij het aanmeren van zijn schip in Hamburg onmiddellijk naar een concentratiekamp zou worden afgevoerd16 maar dat vooruitzicht boezemde hem geen vrees in. Bij aankomst op 29 april 1933 mocht hij evenwel vrij van boord en was binnen luttele minuten bij zijn moeder thuis. Niemand, ook niet hijzelf, begreep hoe dat mogelijk was. Kan het zijn dat zijn vader (aan zijn dochter Jeltje op 28 mei 1933: ‘Ich habe getan, was ich glaubte tun zu müssen’,17 Thys 2000, p. 842) van de partij bekomen heeft dat Jan niet werd gearresteerd onder de voorwaarde dat hij het land na korte tijd opnieuw zou verlaten? Het is denkbaar. Het kan ook de reden zijn waarom hij naar Spanje wilde gaan. Maar de communistische cel waarmee hij in Hamburg in contact trad, liet aan Moskou weten dat ze hem wantrouwde. Omdat er ook van de politieke rechterzijde gevaar dreigde – zijn vader ‘und seine übrige Familie’18 waren volgens de SA in Hamburg bereid, nadere inlichtingen over hem te verschaffen (Thys 2012, p. 107) –, vroeg hij aan de Hamburgse bankier Ernst Sachs, een aangetrouwde neef van zijn moeder, een vals paspoort voor hem te maken. Het stond op naam van Manuel Enrique Casson Arribar, in 1903 in het Spaanse Tararon uit Spaanse ouders, Gilberto Casson en Julia Arribar, geboren.19 Daarop vroeg Jan in vercijferde telegrammen naar Moskou om een visum voor de Sovjet-Unie. Moskou moet hem dan enige tijd later hebben laten weten dat er imminent gevaar voor arrestatie dreigde en hem bevolen hebben, van 74
VOL. 52, NO. 1, 2014
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
zijn reisplannen naar Spanje af te zien en zich zo snel mogelijk naar de Sovjet-Unie te begeven. Doordat hij vloeiend Spaans sprak en zijn Duits een sterk Spaans accent had, verschafte hij zich als ‘Spaans toerist’ bij het Sovjetreisagentschap Intourist in Hamburg zonder enige moeite een reiskaartje voor Moskou en reisde daar onder zijn nieuwe identiteit op 10 augustus 1933 ongehinderd naartoe. Daar had hij eerst moeilijkheden omwille van zijn ‘trotzkistische afwijkingen’20 maar hij vond uiteindelijk gehoor bij Sinani,21 verantwoordelijk voor Latijns-Amerika bij het hoofdkwartier van de Komintern, de Kommunistische Internationale of EKKI, in 1919 opgericht om het communisme in de wereld te verspreiden, onder meer door het uitsturen van instructeurs (in Zuid-Amerika: delegados) die door Moskou in dollars werden bezoldigd. Jan, die ook Portugees sprak, werd naar Brazilië gestuurd waar een communistische staatsgreep voorbereid werd. In de tweede helft van september 1933 verliet hij de Sovjet-Unie – die hij voortaan ‘mijn vaderland’ zou noemen – als Manuel Casson (later ook ‘Cazón’ gespeld) en vatte in eerste klasse zijn reis naar Brazilië aan. Deze verliep via Leningrad, Helsinki, Stockholm, Kopenhagen, Harwich, Amsterdam, Brussel, Parijs en vervolgens naar Boulogne-sur-Mer vanwaar zijn schip naar Zuid-Amerika zou vertrekken. In bepaalde steden waar hij meerdere dagen op nieuwe instructies uit Moskou moest wachten, was het hem ten strengste verboden, met iemand te spreken. De reis door Europa heeft haast twee maanden in beslag genomen en we zijn daarover vrij goed geïnformeerd in de zestien brieven die Jan uit de bezochte landen aan zijn moeder en aan zijn jongste zus Ruth in Hamburg heeft gestuurd (Thys 2012, pp. 129-158).22 Uit de brieven weten we dat hij van 4 tot tenminste 16 oktober 1933 in Amsterdam verbleef en wel in Hotel Van den Berg, Damrak 58. In een brief aan Ruth van zondagochtend 8 oktober deelde hij mee dat hij in de middag met de familie Sachs die intussen vanuit Hamburg naar Zandvoort was gevlucht, een uitstap per auto zou maken en dat hij op maandag 9 oktober ‘ganz sistematisch’ [sic, WT] met een bezoek aan het Rijksmuseum zou aanvangen.
Terug naar Leipzig, zondag 8 oktober 1933 Op die bewuste dag kan Jolles na het schrijven en posten van zijn brief aan Jeltje een telefonische oproep of een telegram van haar hebben ontvangen – zij stond in geregeld contact met haar beide gescheiden ouders – waarin zij hem heeft meegedeeld dat Jan op doorreis naar Frankrijk en vandaar naar Zuid-Amerika in Amsterdam was en daar in Hotel Van den Berg aan het Damrak verbleef. Dat kan de haat/liefdeverhouding (‘Jan [war] zugleich mein Sohn und meine Karikatur’23 (Thys, 2000, p. 721), aan Jeltje op 9 februThys
75
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
ari 1930) tot zulk een graad van spanning hebben opgevoerd dat Jolles in een opwelling zijn zoon een laatste maal wilde ontmoeten omdat hij zich verantwoordelijk voelde voor diens politieke keuze – hij was immers zelf communist geweest en had zijn zoon in die overtuiging opgevoed –, hem dit wilde ‘opbiechten’ en hem tevens wilde overreden om van zijn opdracht van de Komintern af te zien. De ontmoeting van een nazi met een communist was evenwel voor beide partijen niet zonder risico en moest daarom in het grootste geheim gebeuren. Vandaar dat Jolles een alibi nodig had om naar Amsterdam te reizen en daarvoor Huizinga heeft gebruikt.24 Hij heeft hem blijkbaar onmiddellijk opgebeld of getelegrafeerd en hem om een afspraak verzocht, waarbij Huizinga hem zal hebben geantwoord dat hij het op maandag 9 oktober zeer druk zou hebben met twee vergaderingen van de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen die hij niet alleen moest bijwonen maar ook voorzitten zodat hij zich niet vroeg vrij zou kunnen maken. Misschien zal Huizinga een andere dag hebben voorgesteld maar Jolles had een bijzondere reden om de ontmoeting niet uit te stellen: hij wist niet hoe lang Jan in Amsterdam zou blijven – Jan wist dat blijkbaar zelf ook niet – maar na Nederland kwamen België en Frankrijk aan de beurt en André Jolles verkeerde in de mening dat hijzelf nog altijd in elk van beide landen kon worden gearresteerd wegens zijn veroordeling bij verstek in Gent in 1920 tot 15 jaar dwangarbeid als straf voor zijn medewerking aan de ‘Vlaamsche Hoogeschool’. Juridisch gezien was zijn vrees, althans wat Frankrijk betreft, ongegrond: de zaak was verjaard. Bovendien, noch in België, noch in Frankrijk beschikte Jolles over mensen met gezag die hem een alibi en hulp konden verschaffen.
Amsterdam, maandag 9 oktober 1933 Toen André Jolles dan na een lange treinreis op maandag in Hotel Van den Berg verscheen, bleek Jan daar niet te zijn: hij was die dag immers naar het Rijksmuseum en kan nadien nog elders heen zijn gegaan zodat zijn vader hem niet kon bereiken.25 Jan kan ook zelf, mede omwille van de door Moskou opgelegde strenge gedragsregels, elk contact met zijn vader hebben afgewezen maar de kans is veel groter dat Jan niets van de zoektocht van zijn vader heeft geweten want nadien was hij in Parijs herhaaldelijk samen met zijn broer Matthijs en zij hebben toen in uiterst negatieve termen over hun vader gesproken, wat Jan dan weer in de brieven aan zijn moeder of aan Ruth liet weten, maar daarin wijst absoluut niets op een – mislukte – ontmoeting met zijn vader. 76
VOL. 52, NO. 1, 2014
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
Maar in dit tweede scenario kunnen de gebeurtenissen nóg een ander verloop hebben gehad. Ik herlas toevallig een correspondentie die ik in 1971-1974 met Mea Nijland-Verwey (1892-1978), dochter van Albert Verwey, heb gevoerd. Ik moet haar toen gevraagd hebben of zij iets meer wist over het uit elkaar gaan van Huizinga en Jolles. Haar antwoord van 25 oktober 1972 luidde als volgt: Dat laatste bezoek van Jolles aan Huizinga blijft me intrigeren. A.J. kan toch niet gemeend hebben, dat hij J.H. tot het Nazisme had kunnen overhalen! Hij moet hem een concreet verzoek gedaan hebben, waarop hij op een gunstig antwoord hopen kon, in verband met antecedenten, en dat Huizinga geweigerd heeft. Maar daar zal niets over vastgelegd zijn, dus het moet een gissing blijven.
Wat voor een ‘concreet verzoek’ kan Jolles op 9 oktober 1933 aan Huizinga hebben gedaan dat tussen hen tot een breuk leidde? Hij kan hem gevraagd hebben, onmiddellijk zijn gezag en zijn invloed (bij de overheid? bij het Hof?) aan te wenden om Jan Andries Jolles die zich dus met een vals paspoort in Nederland bevond, te doen arresteren en/of interneren – of dat in 1933 in Nederland juridisch mogelijk was, blijft nog een open vraag – maar er tevens voor in te staan, dat hij niet aan Duitsland werd uitgeleverd want dan zou hij haast automatisch in een concentratiekamp terecht zijn gekomen en Jolles zal ongetwijfeld geweten hebben wat dat voor een communist betekende. Hij wilde zijn zoon dus tegelijk straffen en beschermen, wat opnieuw in de lijn lag van zijn ambivalente houding tegenover hem, zoals deze onder meer uit zijn jarenlange correspondentie met zijn dochter Jeltje blijkt. Huizinga zal het verzoek van Jolles met begrijpelijke verontwaardiging en tevens met een non possumus hebben afgewezen. Er zijn daarbij ongetwijfeld heel harde woorden gevallen die tot een breuk met Huizinga hebben geleid, waarna Jolles, wat Jan betreft, zijn terugreis naar Leipzig onverrichter zake heeft aangevat. De ontreddering van Huizinga na het voorval is bekend.
Besluit Hoe het ook zij, op die maandag 9 oktober 1933 bevonden Johan Huizinga uit Leiden en André Jolles uit Leipzig enerzijds en Jan Andries Jolles alias Manuel Casson Arribar uit Moskou anderzijds zich tegelijk in Amsterdam. Dat kan onmogelijk worden betwist of aan het toeval worden toegeschreven. Deze vaststelling leidt evenwel onvermijdelijk tot de verwerping van het eerste scenario want dat houdt geen rekening met het bestaan van een derde man.26 Thys
77
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
Noten 1. Met dit statement van Huizinga zelf wordt de vooral in Duitsland verspreide mening weerlegd, dat het Huizinga was die de relatie verbrak omdat hij geen omgang meer wilde hebben met een nationaalsocialist. Ook Bernd Roeck, in zijn overigens magistraal werk Florenz 1900. Die Suche nach Arkadien (München, 2003), 266, vertolkt de misvatting dat de breuk van Huizinga uitging. 2. Leonhard situeert de breuk evenwel ‘in de tweede helft van de dertiger jaren’ maar voegt eraan toe dat hij geen geheugen voor jaartallen heeft. 3. De vraag of de vaststelling van Huizinga beginnend met ‘Dan André’ en het antwoord van Jolles (‘Nee, inderdaad’…) doen wat vreemd aan als men ervan uit zou gaan dat Huizinga op 9 oktober met Jolles zou hebben gebroken en niet andersom. 4. De bezorgers van Huizinga’s Briefwisseling (II, p. 434 en p. 436, noot 5) hebben van het bewuste nummer van Het Vaderland blijkbaar geen kennis gehad. 5. Het verscheen voor het eerst als jubileumeditie van Millennium. Tijdschrift voor middel eeuwse studies 25, (1) 2011, 79 pp. 6. Ondanks de actieve medewerking van het Bundesarchiv Berlin, Referat R3, waarvoor mijn oprechte dank. 7. Voor de leesbaarheid heb ik de Duitse citaten vertaald. ‘Er moet een uitsluitingsprocedure tegen hem worden ingeleid. Vertegenwoordigers van het slag van een Dr. von Leers kan de Beweging niet in haar rangen dulden.’ 8. In 2007 door de Aaargh Verlag Berlin in de Engelse vertaling van Regina Belser mét de verwijzing naar Huizinga op het internet geplaatst. 9. ‘Nog kortgeleden, in 1933, werd Johann von Leers de gastvrijheid van de Universiteit Leiden door de oude Huizinga opgezegd omdat de Duitse geleerde ook over de Joodse rituele moord geschreven had.’ 10. ‘De grootste Jodenknecht en hater van het nationaalsocialisme in Nederland.’ 11. Daar stond ook zijn persoonlijke bibliotheek en hij bleef er soms overnachten. 12. ‘Of we nog komen? […] Op het ogenblik ben ik onmisbaar. Er verandert werkelijk veel in de oude universiteit. De geest van de studenten wendt zich meer en meer van de wetenschap af – maar steeds meer naar iets toe, dat ze “scholing” noemen.’ 13. ‘Mijn zonen hebben mij zo sterk ontgoocheld dat ik me genoodzaakt voel om met jonge mensen die naar me toekomen en vertrouwen in me hebben, dingen te realiseren die belangrijk zijn voor hun toekomst.’ 14. In deze hypothese kan ook nog het vermoeden worden ingebouwd dat Jolles van hogerhand (van Von Leers?) het bevel kreeg, de brieven van Huizinga aan hem – en dat waren er om en bij de tweehonderd – te vernietigen of voor vernietiging te overhandigen, vandaar de vergeefse zoektocht, nu al haast driekwart eeuw, naar de kostbaarste helft van hun beider correspondentie. Voor deze laatste veronderstelling is er tot nog toe evenwel geen enkel draagvlak. 15. Precies vanaf die dag was er een nieuwe dienstregeling met kortere reisduur ingegaan waarbij er om 22u.07 een internationale trein uit Leipzig vertrok die de volgende ochtend om 9u.05 in Amsterdam aankwam, al bij al toch een reisduur van 11 uur enkele reis (met dank aan dhr. Victor Lansink van het Utrechts Archief die de uurregelingen is nagegaan in de Officiële Reisgids der Nederlandsche Spoorwegen ingaande op 8 october 1933). 16. Tijdens de reis stond hij onder streng toezicht van de kapitein van het schip en bij het naderen van de havens onderweg werd hij telkens in zijn kajuit opgesloten. 17. ‘Ik heb gedaan wat ik meende te moeten doen.’
78
VOL. 52, NO. 1, 2014
Waarom gingen Johan Huizinga en André Jolles in 1933 uit elkaar?
18. ‘en zijn overige familieleden.’ 19. Er zijn geen aanwijzingen waar de namen op het paspoort vandaan kwamen. 20. Sinani (zie noot 21) in een brief van 8 september 1933 aan een onbekende correspondent (Thys 2012, pp. 123-124). Moskou, RGASPI 495/190/81/70-71. Onder verdenking een ‘trotzkistische provocateur’ en een ‘agent van de fascistische Geheimdienst’ te zijn, werd Jan Andries Jolles in 1938 uit de Communistische Partij gezet. 21. Pseudoniem van Georgi Wassiliewitsch Skalow (1896-1936). Samen met twee andere partijbonzen bereidde hij de – mislukte – revolutie van 1935 in Brazilië voor. Hij viel in ongenade en bij de grote zuivering in 1936 werd hij standrechtelijk geëxecuteerd. 22. ‘4.5. Als “Manuel Cazón” in erster Klasse durch Europa. Zweite Abfahrt nach Südamerika. Sehnsucht nach Partei-Arbeit (1933)’. 23. ‘Jan was tegelijk mijn zoon en mijn karikatuur.’ 24. Dit verklaart de reactie van Richard Roland Holst in zijn antwoord van 12 oktober 1933 aan Huizinga op diens brief over het gebeurde: ‘Wat bezielde hem [André Jolles, WT], om je eerst op te wekken om hem te ontmoeten en dan na afloop van die ontmoeting, te breken?’ (Huizinga 1990, p. 486). 25. André Jolles wist zo goed als zeker niet onder welke naam zijn zoon zich in het hotelregister had ingeschreven. Een gastenboek van het hotel had uitsluitsel kunnen geven maar dat is niet gevonden. 26. Over de redenen voor de breuk tussen Huizinga en Jolles heb ik reeds verslag uitgebracht in mijn opstel ‘Waarom Huizinga en Jolles in 1933 uit elkaar gingen. Een scenario’, in: Walter Thys, Intra & Extra Muros. Verkenningen voornamelijk in de neerlandistiek en het compara tisme, 2008, pp. 370-397; ofschoon dat vrij veel achtergrondinformatie bevat waarvan de waarde onaangetast blijft, diende het na de ‘ontdekking’ van een ‘derde man’ te worden herschreven.
Bibliografie Barck, Karlheinz & Richard Faber (Hrsg.), Ästhetik des Politischen – Politik des Ästhetischen. Würzburg, 1999. Cohen, A.E., ‘Huizinga als Leids hoogleraar’. Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiede nis der Nederlanden 88, (1973), 345. Herrmann, Wolfgang, “Schwarze Liste der verbannten und verbrannten Bücher”, in: Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel, 16. Mai 1933. Hossfeld, Uwe (Hrsg.): ‘Kämpferische Wissenschaft’. Studien zur Universität Jena im Nationalso zialismus. Köln/Weimar/Wien, 2003. Huizinga, J., ‘Burgund, eine Krise des Romanisch-Germanischen Verhältnisses’. Historische Zeitschrift 1, (CXLVIII; 1933), 1-28. Huizinga, J., Im Schatten von Morgen. Eine Diagnose des kulturellen Leidens unserer Zeit. Bern/ Leipzig, 1935. Huizinga, J., Der Mensch und die Kultur. Stockholm, 1938. Huizinga, J., Mijn weg tot de historie. Haarlem, 1947. Huizinga, J., Briefwisseling II. Utrecht/Antwerpen, 1990. Huizinga, J., ‘Das Spätmittelalter’. Millennium. Tijdschrift voor middeleeuwse studies 25, 1 (2011), 79 pp. Huizinga, Leonhard, Herinneringen aan mijn vader. Den Haag, 1963.
Thys
79
INTERNATIONALE NEERL ANDISTIEK
Jolles, André, Einfache Formen. Legende, Sage, Mythe, Rätsel, Spruch, Kasus, Memorabile, Märchen, Witz. Halle (Saale), 1930. Leers, Johann von, Forderung der Stunde: Juden raus! Berlin, 19281, 19332. Leers, Johann von, Juden sehen Dich an. Berlin, 1933. Leers, Johann von, Geschichte auf rassischer Grundlage. Leipzig, 1934. Leers, Johann von, Odal, das Lebensgesetz eines ewigen Deutschlands. Goslar, 1935. Leers, Johann von, Blut und Rasse in der Gesetzgebung: ein Gang durch die Völkergeschichte. München, 1936. Leers, Johann von, Rassen, Völker und Volkstümer. Langensalza, 1938. Liste des schädlichen und unerwünschten Schrifttums. Stand vom 31. Dezember 1938. Reichsschrifttumskammer (Hrsg.). Leipzig, 1938. Otterspeer, W., Huizinga voor de afgrond. Het incident-Von Leers aan de Leidse universiteit in 1933. Utrecht, 1984. Schramm, Hellmut, Der Jüdische Ritualmord. Eine historische Untersuchung. Berlin, 2007. Steinbach, Matthias, ‘Friedrich Schneiders “Kaiserpolitik des Mittelalters”’. Uwe Hossfeld (Hrsg.), ‘Kämpferische Wissenschaft’. Studien zur Universität Jena im Nationalsozialismus. Köln/ Weimar/Wien, 2003, 943-966. Thys, Walter, André Jolles (1874-1946) ‘gebildeter Vagant’. Brieven en documenten. Amsterdam/ Leipzig, 2000. Thys, Walter, ‘Waarom Huizinga en Jolles in 1933 uit elkaar gingen. Een scenario’. Walter Thys, Intra & Extra Muros. Verkenningen voornamelijk in de neerlandistiek en het comparatisme. Delft, 2008, 370-397. Thys, Walter, Vom Wandervogel zum ‘Compañero’. Jan Andries Jolles (1906-1942). Soldat der Weltrevolution. Leipzig, 2012.
Over de auteur Walter Thys is emeritus hoogleraar aan de Université de Lille III (Rijsel) en de Universiteit Gent. Initiator en voorzitter (1961-1976) van de Colloquia Neerlandica, initiator en mederedacteur van onder andere Neerlandica Extra Muros, voorzitter van de ‘Werkcommissie’ respectievelijk de IVN van 1961 tot 1976. Erevoorzitter van de IVN. Auteur van onder meer De kroniek van P.L. Tak (Amsterdam/Antwerpen 1955), Intra & extra muros. Verkenningen (Delft, 2008), André Jolles, Eenvoudige vormen (vertaling) (Delft, 2009), Vom Wandervogel zum “Compañero’. Jan Andries Jolles (Leipzig 2012) en van een aantal bijdragen in tijdschriften en verzamelwerken.
[email protected]
80
VOL. 52, NO. 1, 2014