Waarderings- en afschrijvingsbeleid Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht 2015 Het algemeen bestuur van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht gelet op artikel 10 van de Financiële verordening Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht 2015, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten alsmede artikel 46 van de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht; gezien het advies van de commissie Financiën en Bedrijfsvoering; besluit vast te stellen de nota ‘Waardering en afschrijvingsbeleid Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht 2015’.
Deze nota is door het algemeen bestuur van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht vastgesteld in haar vergadering van 26 maart 2015 als
De voorzitter
Dhr. V. Everhardt
De secretaris
Dhr. P.L.J. Bos
Waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 1/28
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Leeswijzer Activering van activa Materiële vaste activa Investeringen met een economisch nut Investeringen met een maatschappelijk nut Minimumeisen activeren Onderhoudskosten Immateriële vaste activa Financiële vaste activa Waardering van activa Waarderingsgrondslagen Materiële vaste activa Immateriële activa Financiële vaste activa Afschrijven van activa Regels met betrekking tot afschrijven Afschrijvingsmethode Afwaardering, buitengebruik en desinvestering Startmoment van afschrijven Afschrijven op gronden Afschrijvingstermijnen Afschrijvingstermijnen immateriële vaste activa Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa Investeringsbevoegdheid Looptijd investeringsbudgetten
2 3 4 6 7 7 7 8 8 9 9 10 11 12 12 12 12 13 13 13 13 15 15 15 16 17 18 19
Bijlagen Bijlage I - Wettelijk kader Gemeentewet Bepalingen uit het BBV Stellige uitspraken Commissie BBV Gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGDrU Financiële verordening GGDrU Bijlage II – Begripsbepaling
20 20 20 20 24 24 25 27
Waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 2/28
Samenvatting nota Waardering en afschrijvingsbeleid Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht Activeren en waarderen
Er dient sprake te zijn van meerjarig nut.
Activa (investeringen) met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs van minder dan €5.000 worden niet geactiveerd.
Activa (investeringen) met een levensduur van twee jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
Onderhoudskosten worden niet geactiveerd.
Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief worden op de waardering in mindering gebracht.
Uren eigen personeel worden nooit geactiveerd.
Reserves mogen niet in mindering worden gebracht op de investering.
Afschrijven van activa
De GGDrU werkt met lineaire afschrijvingsmethode.
De restwaarde wordt bij de bepaling van de afschrijvingsbedragen op nihil gesteld.
Er wordt afgeschreven gedurende de economische gebruiksduur.
Duurzame waardevermindering wordt op het moment van constatering onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar ten laste van het resultaat gebracht.
Boekwinst bij afstoten activa wordt te gunste van de exploitatie gebracht.
Berekening afschrijving
De afschrijving start op 1 januari van het jaar ná ingebruikname van het actief.
Er wordt geen rente berekend over de boekwaarde.
De afschrijving wordt jaarlijks ten laste van de exploitatie gebracht.
Investeringsbevoegdheid (betreft nieuw beleidsonderdeel)
Autorisatie van investeringen vindt plaats door vaststelling van de begroting.
Het meerjarig investeringsplan maakt onderdeel uit van de betreffende begroting.
Buiten het investeringsplan bestaat geen bevoegdheid voor de ambtelijke organisatie tot het doen van investeringen. Dit uitgangspunt gaat in bij de vaststelling van het eerste investeringsplan.
Indien het investeringsbudget ontoereikend blijkt, dan kan het dagelijks bestuur besluiten tot maximaal 10% overschrijding. Deze overschrijding wordt daarmee als rechtmatig beschouwd. Uiteraard kan dit alleen vooraf en bij voldoende alternatieve dekkingsmiddelen binnen de bestaande begroting.
Waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 3/28
Wijzigingen in omvang groter dan 10% dienen altijd vooraf aan het algemeen bestuur te worden voorgelegd in de vorm van een begrotingswijziging.
Overzicht van belangrijkste wijzigingen: Vaststelling van de nota effectueert de volgende wijzigingen:
Aanpassing activeringsgrens (was €500, wordt €5.000).
De afschrijving start voortaan op 1 januari van het jaar ná ingebruikname.
Duidelijke autorisatiebevoegdheid ten aanzien van de investeringen.
Incorporatie BBV-voorschriften in activabeleid.
De wijzigingen gaan in per 1 januari 2015.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 4/28
Inleiding Tot op heden is het activabeleid van de GGDrU gebaseerd op de Financiële Verordening van de GGD-Midden Nederland zoals vastgesteld op 8 december 2010. Artikel 8 hiervan bevatte enkele regels met betrekking tot het activabeleid, waaronder de afschrijvingstermijnen. Omdat deze verordening is ingetrokken, dient er een nieuw activabeleid te worden vastgesteld. In deze nota worden nadere regels gegeven ten aanzien van het investeren, waarderen en afschrijven van activa van de GGDrU. De wettelijke basis hiervoor wordt in deze nota beschreven. In de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht, zoals deze geldt per 1 januari 2014, zijn in hoofdstuk 4 bepalingen opgenomen ten aanzien van de Financiën. Eén van die bepalingen (art 46) schrijft voor, dat er een financiële verordening moet worden vastgesteld waarin regels voor waardering en afschrijving van activa moeten worden gesteld. De geactualiseerde financiële verordening is op 14 december 2014 door het algemeen bestuur vastgesteld. In artikel 10 (waardering en afschrijving vaste activa) van deze verordening is het volgende bepaald: 1. Het (meerjarig) investeringsplan wordt jaarlijks opgenomen in de begroting. 2. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zo nodig aangepast voor duurzame waardevermindering. 3. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. 4. Het dagelijks bestuur neemt omtrent het waarderen, activeren en afschrijven van activa de richtlijnen in acht die zijn vastgelegd in de nota “Waardering en afschrijvingsbeleid Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht”. 5. De nota “Waardering en afschrijvingsbeleid Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht” wordt elke vier jaar geactualiseerd en aan het algemeen bestuur ter vaststelling aangeboden. 6. Het dagelijks bestuur wordt gemachtigd nadere regels vast te stellen voor specifieke afschrijvingstermijnen voor investeringen met een economisch nut. In geval van activering van investeringen met een maatschappelijk nut, bij besluit van het dagelijks bestuur, wordt het actief afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of over een kortere, door het dagelijks bestuur aan te geven tijdsduur.
Middels deze nota wordt uitvoering gegeven aan het in lid 5 bepaalde. Deze nota activabeleid bakent dus de formele kaders af, waarbinnen het dagelijks bestuur alsmede de ambtelijke organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen. De effecten van deze nota worden onder andere zichtbaar in de jaarrekening, de kadernota en de begroting. De nota wordt tenminste elke vier jaar
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 5/28
opnieuw vastgesteld. Middels een begrotingswijziging kan een afschrijvingstermijn van een actief worden voorgesteld indien voor dit soort actief nog geen termijn is vastgesteld. De nota wordt van kracht met ingang van 1 januari 2015, wat betekent, dat voor de investeringen, die in 2015 worden gedaan, voor het eerst in januari 2016 wordt afgeschreven. Het beleid op het terrein van de vaste activa wordt overigens sterk ingekaderd door de voorschriften uit het BBV. Toch kan de GGDrU op een aantal onderdelen beperkt eigen keuzes maken. Dit zijn keuzes op het gebied van o.a. investeringsbevoegdheden, waarderingsgrondslagen, afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Het activabeleid heeft invloed op de exploitatie en de vermogenspositie van de GGDrU. Een transparant activabeleid vormt één van de kaders voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de GGDrU. Deze nota is om die reden niet alleen van bedrijfseconomisch belang, maar ook zeker bestuurlijk van belang. In de begroting zien we de uitwerkingen van de nota ‘Waardering en afschrijvingsbeleid GGDrU’ terug in de vorm van kapitaallasten (afschrijving) van investeringen.
Leeswijzer: Hoofdstuk 3 beschrijft de soorten activa en wanneer deze moeten worden geactiveerd. Hoofdstuk 4 geeft aan hoe ze moeten worden gewaardeerd. Hoofdstuk 5 geeft vervolgens aan hoe moet worden afgeschreven. Hoofdstuk 6 beschrijft de investeringsbevoegdheid. Tot slot wordt in de bijlagen het wettelijk kader weergeven en worden de gebruikte begrippen beschreven.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 6/28
Activering van activa In onderstaande tabel is zichtbaar hoe de activa zijn opgebouwd. In de balans is deze onderverdeling terug te vinden aan de debetzijde. Indeling vaste activa: Activapost Vaste activa
-
Materiële vaste activa
Immateriële vaste activa
-
Financiële vaste activa
-
-
Omschrijving Investeringen met economisch nut Investeringen met maatschappelijk nut (komt bij de GGDrU niet voor) Kosten sluiten geldleningen en saldo agio en disagio Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen Leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen Overige verstrekte langlopende leningen Overige uitzettingen met een looptijd langer dan één jaar Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Materiële vaste activa Binnen deze categorie wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut (artikel 35 BBV). Beide categorieën worden tevens apart vermeld in de balans. Zoals vermeld in het begrippenkader is het concrete verschil tussen deze investeringen dat investeringen met een economisch nut de mogelijkheid bieden middelen te genereren en/of verhandelbaar zijn; investeringen met een maatschappelijk nut hebben die mogelijkheid niet.
Investeringen met een economisch nut Volgens het eerste lid van artikel 59 van het BBV worden de investeringen met een economisch nut altijd geactiveerd. Dit geschiedt voor het volledige bedrag van de investering. Dit betekent dat reserves niet in mindering op het actief mogen worden gebracht. Volgens artikel 62 lid 2 mogen financiële bijdragen van derden wél in mindering gebracht worden op de waardering van het actief, indien zij een directe relatie hebben met het actief. Binnen de GGDrU is de teruggaaf BPM een te noemen post die in mindering gebracht wordt op het actief.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 7/28
Investeringen met een maatschappelijk nut De wetgever is van mening dat het de voorkeur verdient om investeringen met een maatschappelijk nut niet te activeren. Echter, aangezien dit ertoe zou kunnen leiden dat gemeenten belangrijke investeringen niet meer zouden kunnen doen, mogen deze investeringen toch geactiveerd worden (artikel 59 lid 4 BBV). Binnen de GGDrU komen dergelijke investeringen (nog) niet voor. Concreet:
investeringen met een economisch nut: deze moeten worden geactiveerd.
investeringen met een maatschappelijk nut: deze mogen worden geactiveerd.
Minimumeisen activeren Vanwege praktisch uitvoerbare redenen heeft het niet de voorkeur om de bovenstaande categorieën activa in alle gevallen te activeren. Daarom gelden binnen de GGDrU de volgende minimumeisen, waarbij de eerste eis voortvloeit uit het BBV en de andere om praktische redenen worden voorgesteld:
er dient sprake te zijn van een meerjarig nut.
activa met een aanschafwaarde/verkrijgingsprijs van minder dan €5.000 worden niet geactiveerd Deze activa worden in het jaar van aanschaf om efficiencyredenen ten laste van de exploitatie gebracht. De redenen zijn: o
de extra administratieve werkzaamheden die activeren met zich meebrengt;
o
geringe bedragen hebben een geringe invloed op het exploitatiesaldo.
het minimumniveau van €5.000 om te kunnen activeren wordt bepaald per actief of soortgelijke activa die in het betreffende kalenderjaar zijn aangeschaft.
activa met een levensduur van 2 jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, tenzij anders wettelijk voorgeschreven.
Kleding/persoonlijke uitrusting (waaronder mobiele telefoons) wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht. De redenen hiervan zijn: o
dit extra administratieve lasten met zich meebrengt omdat bij activering ieder artikel gevolgd moet worden;
o
omdat (bij kleding) hergebruik veelal niet mogelijk is, moet bij uitgifte de waarde al op nul gesteld worden.
o
Verder vindt vervanging van deze artikelen op GGDrU-niveau redelijk gelijkmatig over de jaren plaats en zijn daarmee ook de lasten gelijkmatig over de jaren verdeeld.
Bij het hanteren van de €5.000 activeringsgrens wordt een eventuele bijdrage van een derden betrokken. Komt het investeringsbedrag minus genoemde bijdrage onder de gestelde grens, dan vindt geen activering plaats.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 8/28
Onderhoudskosten Volgens de notitie ‘Verkrijging/vervaardiging van onderhoud van kapitaalgoederen mei 2007 van de Commissie BBV’ zijn “de kosten van klein en groot onderhoud niet levensduur verlengend en mogen niet worden geactiveerd”. Het periodiek terugkerende onderhoud, zoals van vervoermiddelen en schilderwerk, mag volgens het BBV dus niet worden geactiveerd. Deze kosten zullen ten laste van de exploitatie dan wel een, ten laste van de exploitatie, te vormen voorziening worden gebracht. Bij beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet dienen te worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Hiervoor is de volgende indeling gemaakt:
klein onderhoud; keert jaarlijks terug. Dit is de reden dat deze uit de jaarlijkse budgetten bekostigd moeten wordt en activering van de kosten niet mogelijk is;
groot onderhoud; het gaat om zaken die in eens in de zoveel jaar moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld het (buiten) schilderwerk van een gebouw. Ook voor deze lasten geeft het BBV geen mogelijkheden tot activering. De keuze bestaat hierbij uit dekking van de kosten via exploitatie dan wel de vorming van een voorziening;
levensduur verlengend onderhoud; het onderscheid tussen groot onderhoud en levensduur verlengend onderhoud is vaak niet te onderscheiden. Ook is de termijn waarmee de levensduur eventueel wordt verlengd arbitrair. Daarom worden deze kosten niet geactiveerd;
renovatie en verbouwingen van bedrijfsgebouwen; renovatie en verbouwingen van bedrijfsgebouwen worden wel apart geactiveerd.
Immateriële vaste activa In artikel 34 van het BBV is opgenomen dat in de balans de immateriële vaste activa afzonderlijk worden opgenomen:
kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
Het (dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het (lagere) bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. In artikel 63 van het BBV is bepaald dat alle passiva waaronder dus schulden – tegen nominale waarde moeten worden gewaardeerd. Dat houdt in dat een lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld in de balans moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan evenals in het bedrijfsleven, naar keuze al dan niet worden geactiveerd. Om het voorzichtigheidsprincipe en het verlies te nemen in het jaar waarin het verlies zich voordoet, worden deze kosten en de
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 9/28
kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen direct ten laste van de exploitatie gebracht. Agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht. Kosten van onderzoek en ontwikkeling (voorbereidingskosten) mogen alleen geactiveerd worden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden (artikel 60 BBV):
het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;
het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;
de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Als niet aan de hiervoor genoemde verplicht gestelde voorwaarden wordt voldaan, mogen de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor plannen niet worden geactiveerd maar moeten deze in één keer ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze voorwaarden betekent dat dergelijke kosten alleen dan mogen worden geactiveerd als de plannen betreffende het actief waarvoor de kosten gemaakt worden al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn en de kosten in te schatten zijn. Ook is het van belang dat het daadwerkelijk om kosten ter voorbereiding van een investering gaat. Dat betekent dat deze voorbereidingskosten in de betreffende investeringsbegroting worden meegenomen. Deze kosten worden uiteindelijk apart geactiveerd (onder de immateriële activa) en afgeschreven op basis van de afschrijvingstermijn van het actief ten behoeve waarvan de voorbereidingskosten zijn gemaakt; met een maximum van 10 jaar.
Financiële vaste activa Ook de financiële vaste activa moeten zichtbaar gemaakt worden op de balans. Onder financiële vaste activa vallen kapitaalverstrekkingen, geldleningen aan derden en uitzettingen en bijdragen aan activa in eigendom van derden. Deze bijdragen aan derden mogen worden geactiveerd als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
er moet sprake zijn van een investering door een derde;
de investering moet bijdragen aan de aan de GGDrU opgedragen publieke taak;
de derde moet zich verplicht hebben tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen;
de bijdrage moet kunnen worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de GGDrU de mogelijkheid heeft recht te doen gelden op de activa die samenhangen met de investering (bijv. middels pandrecht of hypotheekrecht).
Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan moet de GGDrU de bijdrage behandelen als was het actief in kwestie in bezit van de GGDrU.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 10/28
Waardering van activa In het BBV is voorgeschreven dat activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art. 63 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. De inzet van uren van eigen personeel in verband met de aankoop of vervaardiging van een investeringsgoed of het toekennen van bijdragen aan derden worden niet geactiveerd maar rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht. Evenwel kunnen de door derden in rekening gebrachte personele kosten die een directe relatie hebben met de vervaardiging van het actief (bijvoorbeeld ontwikkeling van software) wel worden geactiveerd. Uitgangspunt is dat materiële vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering (art. 62 lid 1 BBV). Eventuele compensabele / verrekenbare BTW wordt hierop in mindering gebracht. Bijdragen van derden (bijvoorbeeld subsidie van het Rijk of Provincie of de ontvangen BPM op voertuigen) worden in mindering gebracht op het te activeren bedrag. Het BBV stelt dat er wel sprake moet zijn van een directe relatie met de investering (art. 62 lid 2 BBV). Eventuele reserves mogen alleen bij investeringen met maatschappelijk nut direct in mindering worden gebracht op het te activeren bedrag (art. 62 lid 3 BBV). Bij investeringen met economisch nut mag dit niet. Bij investeringen met economisch nut kunnen eventuele daarvoor bestemde reserves wél worden aangewend ter (gedeeltelijke) dekking van de jaarlijkse kapitaallasten. De GGDrU heeft momenteel alleen activa met economisch nut.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 11/28
Waarderingsgrondslagen Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Alhoewel de GGDrU geen investering met maatschappelijk nut bezit wordt hierna volledigheidshalve wel de wettelijke regels met betrekking tot de waardering gegeven. Investeringen met maatschappelijk nut worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met:
de afschrijvingen;
de onttrekkingen aan reserves in verband met dit actief;
eventuele bijdragen van derden in de kosten van dit actief.
Investeringen met een economisch nut worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met:
de afschrijvingen;
eventuele bijdragen van derden in de kosten van dit actief.
Immateriële activa De eventuele kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen.
Financiële vaste activa Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen worden - voor zover de GGDrU de bevoegdheid heeft tot het verstrekken ervan - gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De bijdragen aan activa in eigendom derden worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Deze bijdragen worden lineair afgeschreven. Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 12/28
Afschrijven van activa Als een investering is geactiveerd dient op grond van artikel 64 lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Uitzondering hierop is een geactiveerde investering in grond; op grond mag niet worden afgeschreven.
Regels met betrekking tot afschrijven Afschrijven is het op methodische wijze – volgens een stelsel dat is afgestemd op de toekomstige economische gebruiksduur – ten laste van de exploitatie brengen van de kosten van het kapitaalgoed.
Afschrijvingsmethode In de gemeentelijke overheid - en dus ook binnen de GGDrU - worden hoofdzakelijk twee methodes gehanteerd, te weten lineair en annuïtair (voor het onderscheid tussen deze twee methodes (zie bijlage Begripsbepaling). De GGDrU werkt in beginsel met de lineaire afschrijvingsmethode. De lineaire afschrijvingsmethode houdt in afschrijven op basis van een vast percentage van de gedane investering. Daarbij is het bedrag van de investering gelijk aan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De afschrijvingslasten zijn daarmee dus jaarlijks gelijk. Krachtens de BBV-voorschriften kan per object kan voor een specifieke geval de meest passende methodiek worden gekozen. Daarbij hanteert de GGDrU de beleidslijn dat de afschrijvingsmethodiek van een actief aansluit op het aflossingsregime van de bijbehorende (langlopende) geldlening. Meest voorkomende aflossingsregimes zijn aflossingen met een gelijkblijvend jaarlijks bedrag (lineair) en op basis van een annuïteit. Verder wordt op grond van het voorzichtigheidsprincipe uitgegaan van het principe, dat aan het eind van de afschrijvingstermijn de restwaarde nihil zal zijn. Deze methode hanteerde de GGDrU ook al.
Afwaardering, buitengebruikstelling en desinvestering (artikel 65 BBV) Een naar verwachting duurzame waardevermindering van vaste activa wordt op het moment van constatering onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar ten laste van het resultaat gebracht. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. Indien een object met een bepaalde restwaarde wordt afgestoten, dient afboeking van de restwaarde plaats te vinden. Indien bij het afstoten een boekwinst wordt gerealiseerd, dient deze boekwinst na overdracht te worden verwerkt als incidentele bate in de jaarrekening. De opbrengst (bijv. inruilprijs) mag niet met de aanschafwaarde van het eventuele vervangingsactief worden verrekend.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 13/28
Extra afschrijving Indien in een specifiek geval aanleiding bestaat tot extra afschrijvingen, dan dient dit ter goedkeuring aan het algemeen bestuur te worden voorgelegd. Van extra afschrijvingen is sprake indien er meer wordt afgeschreven dan volgens de gehanteerde afschrijvingsmethodiek normaal zou zijn. Een voorstel hiertoe dient, na advies van de (bestuurlijke) commissie Financiën & Bedrijfsvoering, gemotiveerd ter besluitvorming aan het bestuur te worden voorgelegd. Op de geactiveerde investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kan extra worden afgeschreven. Deze extra afschrijving kan ineens worden genomen. Het extra afschrijven kan echter ook plaatsvinden door een kortere afschrijvingsduur te kiezen dan de verwachte toekomstige gebruiksduur. Extra afschrijven van investeringen met economisch nut is uitsluitend toegestaan als er sprake is van duurzame waardevermindering of als een actief eerder (geheel of gedeeltelijk) buiten gebruik wordt gesteld. Voor een stelselwijziging en/of een schattingswijziging geldt geen terugwerkende kracht. Er vindt dus geen herrekening of herwaardering over de al afgeschreven waarden plaats. De nog bestaande (rest)boekwaarden worden dus via de nieuwe inzichten afgeschreven. Bij een stelsel- of schattingswijziging worden bestaande (rest)boekwaarden niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. Hiermee vervalt het verschil tussen de (oude) verwerking van een stelselwijziging en een schattingswijziging. Oorspronkelijk moest namelijk bij een stelselwijziging een herrekening plaatsvinden alsof het gekozen stelsel reeds van aanvang van toepassing was geweest.
Componentenbenadering Verder is het toegestaan om een actief verder op te splitsen in componenten met verschillende afschrijvingsperioden, mits de losse componenten expliciet in de facturering worden gemeld en tevens boven de drempelwaarde van activeren komen. De jaarlijkse lasten bestaan dan uit afschrijvingskosten van de te onderscheiden componenten, met verschillende afschrijvingsperioden. Indien er sprake is van een investering, die niet past binnen de opgenomen tabel van de afschrijvingstermijnen, wordt de levensduur (na advies van de manager Bedrijfsondersteuning/controller) door de directeur vastgesteld.
Toerekeningsbeginsel Op basis van het toerekeningsbeginsel worden afschrijvingen ten laste van de exploitatie gebracht. Het toerekeningsbeginsel houdt in dat gezocht wordt naar het juiste moment om kosten te verantwoorden in de exploitatie. In het verlengde van het baten- en lastenstelsel betekent dit dat kosten worden toegerekend aan de periode waar ze betrekking op hebben. Voor activa betekent dit dat
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 14/28
niet de gehele investeringslast in één jaar tot uitdrukking worden gebracht maar dat gedurende de hele periode dat de activa haar nut afgeven, de lasten tot uitdrukking komen in de exploitatie. Door activa af te schrijven over de jaren waaraan zij haar nut afstaat, wordt aan dit beginsel tegemoet gekomen.
Indexeren Jaarlijks worden bij de begrotingsrichtlijnen indexatiepercentages afgegeven waarmee het budget mag groeien. Deze percentages zijn ook van toepassing op de geplande (meerjarige) vervangingsinvesteringen zoals opgenomen in de begroting. Ook kan er een jaarlijkse nacalculatie plaatsvinden indien het algemeen bestuur hiertoe besluit.
Instellen bestemmingsreserve Conform de aanbeveling van de commissie BBV wordt alleen een bestemmingsreserve ter dekking van kapitaallasten toegelaten indien het bijbehorende actief een investering betreft met economisch nut. Jaarlijks kunnen de kapitaallasten door het periodiek laten vrijvallen van een deel van de bestemmingsreserve (gedeeltelijk) worden gedekt.
Startmoment van afschrijven De afschrijving start op 1 januari van het jaar ná ingebruikname van een actief. Dit betekent dat er niet wordt afgeschreven in het jaar van afronding c.q. ingebruikname van een investering.
Berekening afschrijving De afschrijving wordt berekend door het investeringsbedrag (in het jaar nadat het actief gereed is gemeld) te delen door het aantal jaren conform de hierna weergegeven tabel. De afschrijving start zoals hiervoor aangegeven en wordt jaarlijks ten laste van de exploitatie gebracht.
Afschrijven op gronden Ten aanzien van grond met economisch nut gelden de volgende regels. De gronden dienen als aparte component van de betreffende investering te worden geactiveerd. Uitgangspunt hierbij is dat dergelijke grond niet aan slijtage onderhevig is en geen waardevermindering ondergaat. Er bestaat dus ook geen noodzaak tot afschrijving. Op gronden die zijn verbonden aan investeringen met een economisch nut wordt niet afgeschreven.
Afschrijvingstermijnen Om te komen tot een uniform afschrijvingsbeleid is in onderstaande tabel een overzicht opgenomen waarin per activasoort de economische levensduur wordt weergegeven waarover wordt afgeschreven. De afschrijvingstabel is van toepassing op investeringen vanaf 1 januari 2015.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 15/28
De onderstaande opsomming is niet uitputtend. Voorts blijft het in incidentele gevallen, bijvoorbeeld indien de werkelijke levensduur sterk afwijkt, mogelijk af te wijken van de genoemde afschrijvingstermijnen. Ook bij jaarlijkse begroting(swijziging) kunnen wijzigingen c.q. aanvullingen op deze tabel worden aangebracht.
Afschrijvingstermijnen immateriële vaste activa Soort actief
Sub-indeling soort actief
Afschrijvings-
Toelichting
termijn
Onderzoek en
Onderzoek en ontwikkeling
ontwikkeling
van een actief
Niet benoemd maar niet langer dan de levensduur van het actief
Kosten ter voorbereiding van een investering worden in de betreffende investeringsbegroting meegenomen maar uiteindelijk apart van de investering geactiveerd. Afschrijving vindt plaats op basis van de afschrijvingstermijn van het actief ten behoeve waarvan de voorbereidingskosten worden gemaakt.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 16/28
Afschrijvingstermijnen materiële vaste activa Soort actief
Sub-indeling soort actief
Afschrijvingstermijn
Gronden en terreinen
Gronden en terreinen
Bedrijfsgebouwen
Nieuwbouw
40 jaar
Renovatie en verbouwing (inclusief
25 jaar
Geen
reconstructie en verbetering) Investeringen in panden van derden Inventaris en installaties
Kantoormeubilair
15 jaar Afhankelijk van de verwachte gebruiksduur 3 tot 10 jaar
Automatisering
Inventaris (gebouwen)
10 jaar
Technische installaties
15 jaar
Hardware Software
5 jaar Afhankelijk van de verwachte gebruiksduur 3 tot 5 jaar
Vervoersmiddelen
Personenauto, lichte motorvoertuigen
5 jaar
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 17/28
Rente Als laatste component in het activabeleid wordt stilgestaan bij het begrip rente in geval van geactiveerde uitgaven. De GGDrU handhaaft het principe om geen systeem van renteomslag te hanteren. Dat betekent dat in de begroting alleen de rentelast wordt begroot, die gerelateerd is aan de leningen.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 18/28
Investeringsbevoegdheid Autorisatie van meerjarige (vervangings)investeringen vindt plaats door vaststelling van de begroting; het meerjarig investeringsplan maakt onderdeel uit van de betreffende begroting. Buiten dit investeringsplan krijgt – behoudens calamiteiten – de ambtelijke organisatie geen bevoegdheid tot het doen van investeringen. Indien met de investering extra of nieuwe exploitatielasten gemoeid zijn moeten deze worden opgenomen in de meerjarenbegroting vanaf het jaar na realisatie van het actief. Indien het investeringsbudget ontoereikend blijkt, dan kan tot maximaal 10% overschrijding (vooraf) besluitvorming plaats vinden in het dagelijks bestuur. Deze overschrijding wordt daarmee als rechtmatig beschouwd. Uiteraard kan dit alleen bij voldoende alternatieve dekkingsmiddelen binnen de bestaande begroting. Wijzigingen in omvang groter dan 10% dienen altijd vooraf aan het algemeen bestuur te worden voorgelegd (met bijbehorende begrotingswijziging).
Looptijd investeringsbudgetten Bij het vaststellen van de jaarstukken van een boekjaar worden de niet aangewende investeringskredieten in het boekjaar, waarop de jaarstukken betrekking hebben, overgeheveld naar een volgend boekjaar, tenzij in de jaarstukken is aangegeven dat het krediet wordt afgesloten.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 19/28
Bijlagen Bijlage I - Wettelijk kader In de inleiding is aangegeven hoe het wettelijk kader op hoofdlijnen is geregeld. Het grootste gedeelte van het wettelijk kader rondom activa is opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Het BBV geeft dwingende richtlijnen aan onze GGDrU hoe de financiële huishouding moet worden opgezet en ingericht, waaronder richtlijnen met betrekking tot de investeringen en vaste activa. De eigen beleidsruimte voor een GGDrU is aanwezig op een aantal onderdelen. Daarnaast doet de (landelijke) commissie BBV een aantal stellige uitspraken. Deze zijn dwingend, en dienen te worden opgevolgd. In de onderstaande tabel worden de relevante wetsartikelen en stellige uitspraken van de commissie weergegeven. De peildatum voor deze regelgeving is 1 juli 2014. Ook wordt onze eigen regelgeving weergegeven.
Gemeentewet Artikel 212 (gedeeltelijk) 1.
De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
2.
De verordening bevat in ieder geval: a. regels voor waardering en afschrijving van activa;
Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) Artikel 20 1.
De uiteenzetting van de financiële positie bevat een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma's is opgenomen.
2.
Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan: a. de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume; b. de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut; c. de financiering; d. de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves; e. de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 20/28
Artikel 22 1.
De meerjarenraming bevat een raming van de financiële gevolgen voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar, waaronder de baten en de lasten van het bestaande en het nieuwe beleid dat in de programma's is opgenomen.
2.
Artikel 20, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 33 Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa. Artikel 34 In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a.
kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
b.
kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
Artikel 35 1.
In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. investeringen met een economisch nut; b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven; c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
2.
Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.
Artikel 51 In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn. Artikel 52 1.
In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: a. gronden en terreinen; b. woonruimten; c. bedrijfsgebouwen; d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken; e. vervoermiddelen; f. machines, apparaten en installaties; g. overige materiële vaste activa.
2.
In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 21/28
a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar; b. de investeringen of desinvesteringen; c. de afschrijvingen; d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief; e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen; f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar. Artikel 59 1.
Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd.
2.
Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen.
3.
In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.
4.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd.
Artikel 60 Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien: a.
het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
b.
de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
c.
het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
d.
de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Artikel 61 Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien: a.
er sprake is van een investering door een derde;
b.
de investering bijdraagt aan de publieke taak;
c.
de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;
d.
de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
Artikel 62 1.
Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.
2.
In afwijking van het eerste lid kunnen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daarvan in mindering worden gebracht.
3.
In afwijking van het eerste lid kunnen reserves in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid.
4.
In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 22/28
Artikel 63 1.
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
2.
De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
3.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
4.
Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.
5.
Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.
6.
In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.
7.
Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.
8.
Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.
Artikel 64 1.
De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
2.
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
3.
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur, waaronder begrepen de financiële vaste activa, bedoeld in artikel 36, onderdeel g, wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.
4.
In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven.
5.
In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.
6.
In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.
Artikel 65 1.
Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 23/28
2.
Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
3.
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
Stellige uitspraken Commissie BBV (opgenomen in de richtlijnen februari 2013) 1.1 Software (als afzonderlijk actief) valt onder de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35, 1a (investeringen met een economisch nut). 2.1 De boekwinst die wordt gerealiseerd bij het afstoten van een kapitaalgoed moet als incidentele bate in de jaarrekening worden verwerkt. 2.2 De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduur verlengend en mogen dus niet worden geactiveerd. 4.1 Een stelselwijziging betreft een wijziging van de „vrij te kiezen‟ waarderings-grondslagen. Bij een stelselwijziging worden bestaande (rest)boekwaarden niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte gebruiksperiode afgeschreven. 4.2. Een schattingswijziging betreft een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit dan wel de “naar verwachting” duurzaam lagere gebruikswaarde. De bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven.
Gewijzigde gemeenschappelijke regeling GGDrU Utrecht per 1-1-2014 Artikel 46 van de per 1-1-2014 gewijzigde gemeenschappelijke regeling bepaalt dat er een Financiële verordening moet komen, waarin regels voor waardering en afschrijving worden vastgesteld. Artikel 46: Financiële verordening 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
2. De verordening bevat in ieder geval: a. regels voor waardering en afschrijving van activa, en b. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 24/28
Financiële verordening GGDrU (vastgesteld door het algemeen bestuur 4 december 2014) In de financiële verordening van Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht (14 december 2014) is ten aanzien van het waarderen en activeren van vaste activa het volgende bepaald: Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven. 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen. 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven. Artikel 6. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft het algemeen bestuur aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. 3. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het algemeen bestuur geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid. 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in het algemeen bestuur doet het dagelijks bestuur voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. Het algemeen bestuur neemt daarbij een besluit of de wijziging technisch wordt verwerkt middels een begrotingswijziging. 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het dagelijks bestuur vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan het algemeen bestuur voor. Bij investeringen groter dan €100.000 informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeenschappelijke regeling. Artikel 7. Tussentijdse rapportage 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 25/28
a. de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar prioriteiten; b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen naar prioriteiten; c. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; d. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d, e. alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten. 3. In de tussenrapportages worden tenminste afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan €100.000 toegelicht. artikel 10 (Waardering & afschrijving vaste activa): 1. Het (meerjarig) investeringsplan wordt jaarlijks opgenomen in de begroting. 2. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zo nodig aangepast voor duurzame waardevermindering. 3. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. 4. Het dagelijks bestuur neemt omtrent het waarderen, activeren en afschrijven van activa de richtlijnen in acht die zijn vastgelegd in de nota “Waardering en afschrijvingsbeleid Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht”. 5. De nota “Waardering en afschrijvingsbeleid Gemeentelijke Gezondheidsdienst regio Utrecht” wordt elke vier jaar geactualiseerd en aan het algemeen bestuur ter vaststelling aangeboden. 6. Het dagelijks bestuur wordt gemachtigd nadere regels vast te stellen voor specifieke afschrijvingstermijnen voor investeringen met een economisch nut. In geval van activering van investeringen met een maatschappelijk nut, bij besluit van het dagelijks bestuur, wordt het actief afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of over een kortere, door het dagelijks bestuur aan te geven tijdsduur.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 26/28
Bijlage II – Begripsbepaling Onderstaand wordt een aantal begrippen nader gedefinieerd: Activeren Het opnemen van investeringen op de balans. Het activeren van uitgaven houdt in dat in de toekomst jaarlijks kosten ten laste van de exploitatie worden geboekt. Dit zijn de rente- en afschrijvingskosten (ook wel kapitaallasten genoemd). Afschrijven Jaarlijks vermindert de waarde van een investering. Deze vermindering wordt afschrijving genoemd. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door technische slijtage (technische levensduur) en/of economische veroudering (economische levensduur). Het af te schrijven bedrag hangt af van de gebruiksduur van de investering. Deze gebruiksduur bepaalt dan ook de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten. Afschrijvingsmethode Bij de overheid worden hoofdzakelijk 2 verschillende afschrijvingsmethoden gebruikt, te weten lineair en annuïtair. De GGDrU hanteert de lineaire afschrijvingsmethode.
De lineaire afschrijvingsmethode houdt in afschrijven volgens een vast percentage van de aanschafprijs. Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is gelijk, terwijl de rentelasten jaarlijks afnemen. Dit laatste betekent dat de kapitaallasten (afschrijving + rente) jaarlijks een dalend verloop laten zien.
De annuïtaire afschrijvingsmethode is erop gericht dat de kapitaallasten (afschrijving + rente) jaarlijks gelijk zijn. Daarbij neemt, in meerjarig perspectief, de afschrijvingscomponent toe en de rentecomponent af. Deze methode wordt vooral toegepast bij kostprijs-en tariefberekeningen om een gelijkmatig verloop daarvan te bevorderen.
Afschrijvingstermijn De periode waarover een investering wordt afgewaardeerd. (Dis)agio (Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Financiële vaste activa Financiële vaste activa is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen). Immateriële vaste activa Immateriële vaste activa zijn uitgaven waar geen bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa die niet stoffelijk van aard zijn en die niet onder de financiële vaste activa worden begrepen.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 27/28
Investering Het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed, vanaf het moment dat de gemeente het economisch risico loopt en dat een meerjarig nut heeft. Een andere benaming hiervoor die vaak gebruikt wordt, is kapitaaluitgave of actief. Investeringen zijn uitgaven waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
Investeringen met economisch nut: Investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en / of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Voorbeelden van investeringen met economisch nut zijn rioleringen (verwerving middelen d.m.v. rioolheffing) en gebouwen (verwerving middelen d.m.v. verhuur en/of verkoop).
Investeringen met maatschappelijk nut: Dit betreft investeringen die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren maar wel duidelijk een publieke taak vervullen. Voorbeelden van investeringen met maatschappelijk nut zijn investeringen in wegen en groenvoorzieningen.
Kapitaallasten Het totaal van de afschrijvingskosten. Materiële vaste activa Materiële vaste activa zijn investeringsuitgaven waar tegenover bezittingen staan, waarvan de gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast. Nominale waarde Waarde zoals die staat aangegeven op een waardepapier. Restwaarde De restwaarde vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.
Nota waardering en afschrijvingsbeleid GGD regio Utrecht- Pagina 28/28