NOTITIE
WAARDERINGS- EN AFSCHRIJVINGSBELEID GEMEENTE MOERDIJK 2014
Gemeente Moerdijk, oktober 2014
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding
2
2
Begrippen
2
3
Soorten activa 3.1 Algemeen 3.2 Immateriële vaste activa 3.3 Materiële vaste activa 3.4 Financiële vaste activa
3 3 3 3 4
4
Waarderen
5
5
Afschrijvingen 5.1 Algemeen 5.2 Verwachte gebruiksduur 5.3 Afschrijvingsmethoden 5.4 Begin afschrijvingen 5.5 Extra afschrijvingen
6 6 6 7 7 8
6
Rente
8
7
Afwijkingen
8
Bijlage 1 Afschrijvingstabel materiële vaste activa met economisch nut
9
1
1
Inleiding
Ingevolge artikel 12 van de ‘Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Moerdijk’ (Financiële verordening gemeente Moerdijk vastgesteld in de vergadering van de raad van 28 april 2011) stelt het college van burgemeester en wethouders een notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid op en biedt deze ter kennisname aan de gemeenteraad aan. De notitie betreft een nadere uitwerking van in bovengenoemd artikel gestelde beleidsregels ten aanzien van waardering en afschrijving van vaste activa en van hetgeen hieromtrent is geregeld in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Aanleiding voor aanpassing van genoemde notitie betreft een drietal investeringsbesluiten, waarbij afgeweken wordt van de in de afschrijvingstabel opgenomen afschrijvingstermijn. Het betreft: -raadsbesluit van 12 december 2013 m.b.t. het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan; -raadsbesluit van 13 februari 20014 m.b.t. de aanschaf van nieuwe containers, en -raadsbesluit van 6 juni 2013 m.b.t. aanleg begraafplaatsen. Verder is een aantal in de notitie opgenomen bepalingen aangepast en in overeenstemming gebracht met de geldende wettelijke bepalingen.
2
Begrippen (alfabetische volgorde)
Activeren:
Het opnemen van een investering op de balans en het waarderen volgens een bepaalde waarde.
Afschrijving:
De jaarlijkse waardevermindering van een investering (actief) die in een verslagjaar als kosten ten laste van het exploitatieresultaat komt.
Annuïteit:
Jaarlijks gelijkblijvend totaalbedrag van rente en afschrijving.
Boekwaarde:
De waarde van een actief op een bepaald moment. Deze wordt berekend door de aanschafwaarde te verminderen met de reeds gedane afschrijvingen.
Bruto-methode:
Zowel de investering als de daar tegenover staande bestemmingsreserve worden afzonderlijk op de balans verantwoord.
Compensabele BTW:
BTW die in het kader van het BTW compensatiefonds kan worden teruggevorderd.
Economische levensduur:
De periode waarin op grond van kosten- en opbrengstverhoudingen gebruik zal worden gemaakt van een bepaalde investering.
Economisch nut:
Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen.
Investeringen (Activa): Aanschaffingen van of in eigen beheer geproduceerde goederen met een meerjarige nuttigheid. Kapitaallasten:
De jaarlijkse rente- en afschrijvingslasten voortvloeiend uit een investering.
Lineair:
Jaarlijks gelijkblijvend bedrag van de afschrijving gebaseerd op de levensduur van de investering.
Maatschappelijk nut:
Investeringen in de openbare ruimte, zoals wegen, bruggen en openbaar groen, die niet verhandelbaar zijn en geen middelen genereren.
Netto-methode:
De investeringen worden netto verantwoord op de balans. Hierbij worden de investeringsbedragen verminderd met bijdragen van derden en/of bestemmingsreserves.
2
Nuttigheidscriterium:
Het nut van een investering spreidt zich over meerdere jaren uit.
Waarderen:
Het opnemen van investeringen op de balans tegen een bepaalde waarde.
3
Soorten activa
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende soorten activa en welke activa geactiveerd en afgeschreven dienen te worden.
3.1
Algemeen
Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa (zoals voorraden en liquide middelen) (art. 31 BBV). Afschrijving heeft alleen betrekking op vaste activa. Hierbij wordt de volgende onderverdeling gemaakt (art. 33 BBV): -Immateriële vaste activa; -Materiële vaste activa; -Financiële vaste activa. Deze drie soorten vaste activa worden in dit hoofdstuk afzonderlijk toegelicht.
3.2
Immateriële vaste activa (art. 34 BBV)
Onder immateriële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen: a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio; b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief. Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden (art. 60 BBV): 1. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen; 2. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat; 3. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren; 4. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. De gedragslijn met betrekking tot uitgaven voor immateriële vaste activa is deze zoveel mogelijk in een keer als kosten ten laste van de exploitatie te verantwoorden en slechts in uitzonderingssituaties te activeren. Als wordt overgegaan tot activeren van immateriële vaste activa worden deze zo snel mogelijk afgeschreven. De afschrijvingsduur van de kosten genoemd onder a. is maximaal gelijk aan de looptijd van de lening en voor de kosten genoemd onder b. ten hoogste vijf jaar (art. 64 lid 5 en 6 BBV).
3.3
Materiële vaste activa (art. 35 BBV)
Materiële vaste activa zijn bezittingen van stoffelijke aard. Het gaat om bezittingen waarvoor het benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd, die langdurig gebruikt worden voor de bedrijfsvoering, en waarvan de gemeente het economisch eigendom bezit. In artikel 52, lid 1, van het BBV staat aangegeven op welke wijze de materiële vaste activa op de balans moeten worden opgenomen. Dit geeft tevens een goede indruk van wat onder materiële vaste activa valt, t.w.: a. gronden en terreinen; b. woonruimten; , c. bedrijfsgebouwen; d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken; e. vervoermiddelen; f. machines, apparaten en installaties; g. overige materiële vaste activa. Op basis van artikel 35, lid 1, van het BBV wordt binnen de materiële vaste activa het volgende onderscheid gemaakt: 1. Investeringen met een economisch nut; 2. Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven; 3. Investeringen met een maatschappelijk nut.
3
Ad 1. Investeringen met een economisch nut Investeringen of materiële vaste activa met een economisch nut zijn investeringen die verhandelbaar zijn en/of kunnen bijdragen aan het generen van middelen (art. 59 lid 2 BBV). Het is hierbij niet relevant of de gemeente dit daadwerkelijk doet. Het gaat om de mogelijkheid. Voor de investeringen in materiële vaste activa met een economisch nut gelden de volgende regels: • Materiële vaste activa moeten altijd tot hun bruto bedrag worden geactiveerd met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde (art. 59 lid 1 en 3 BBV). • Bijdragen vanuit reserves mogen niet in mindering worden gebracht op het bedrag van de investering (art. 62 lid 1). Een bestemmingsreserve mag alleen ingezet worden ter dekking van de afschrijvingscomponent van de kapitaallasten. Doordat de hoogte van een bestemmingsreserve evenveel bedraagt als het investeringsbedrag en op de reserve geen rente wordt bijgeschreven komt de rentecomponent van de kapitaallasten ten laste van de exploitatie. • Bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering mogen wel in mindering worden gebracht op het investeringsbedrag (art. 62 lid 2 BBV). • Voor zover de gemeente voorzieningen heeft gevormd wegens de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in art. 35 lid 1 onder b van het BBV, moeten die voorzieningen in afwijking van art. 62 lid 1 BBV in mindering worden gebracht op de investering (art. 44 lid 1, letter d en art. 62 lid 4 BBV) • Op materiële vaste activa met een economisch nut mag niet resultaatafhankelijk worden afgeschreven. Niet de financiële positie op dat moment, maar de verwachte gebruiksduur is bepalend voor het afschrijven (art. 64 lid 1 BBV). Ad 2. Investeringen met een maatschappelijk nut Bij investeringen of materiële vaste activa met een maatschappelijk nut gaat het om investeringen in de openbare ruimten zoals de aanleg, reconstructie en vervanging van wegen, waterwegen, fietspaden, voetpaden, civiele kunstwerken, openbare verlichting, verkeerslichtinstallaties, (inrichting) groen en aanleg speelplaatsen. Deze investeringen zijn niet verhandelbaar en genereren geen middelen. Voor de investeringen in materiële vaste activa met een maatschappelijk nut gelden de volgende regels: • Materiële vaste activa kunnen worden geactiveerd (art. 59 lid 4 BBV). • Bijdragen vanuit reserves mogen in mindering worden gebracht op het bedrag van de investering (art. 62 lid 3 BBV). • Bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering mogen in mindering worden gebracht op het investeringsbedrag (art. 62 lid 2 BBV). • Op materiële vaste activa met een maatschappelijk nut mag resultaatafhankelijk (extra) worden afgeschreven (art.64 lid 4 BBV). • Ingevolge artikel 12 lid 5 van de Financiële verordening gemeente Moerdijk 2011 worden aankoop en vervaardiging onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. • Ingeval van activering wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven tijdsduur. Dit wordt in het raadsvoorstel en het raadsbesluit aangegeven.
3.4
Financiële vaste activa (art. 36 BBV)
In artikel 36 van het BBV staat aangegeven op welke wijze de financiële vaste activa op de balans moeten worden opgenomen. Financiële vaste activa kennen de volgende voorgeschreven onderverdeling: a. kapitaalverstrekkingen aan: 1. deelnemingen; 2. gemeenschappelijke regelingen; 3. overige verbonden partijen; b. leningen aan: c. openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet financiering decentrale overheden; 1. woningbouwcorporaties; 2. deelnemingen; 3. overige verbonden partijen;
4
c. overige langlopende leningen; d. uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer; e. uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer; f. overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer; g. bijdragen aan activa in eigendom van derden. Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen alleen worden geactiveerd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden (art. 61 BBV): 1. er is sprake van een investering door een derde; 2. de investering draagt bij aan de publieke taak, die de gemeenteraad zelf bepaalt; 3. de derde verplicht zich tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen, en 4. de bijdrage kan worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente kan anders recht doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
4
Waarderen
Met waarderen wordt bedoeld het opnemen van activa tegen een bepaalde waarde op de balans. De regels voor het waarderen van activa zijn: • Activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art. 63 lid 1 BBV). De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten (art.63 lid 2 (BBV). De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval wordt in de toelichting vermeld dat deze rente is geactiveerd. (art. 63 lid 3 BBV). • Uitzonderingen op de waardering tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs zijn de voorraden en deelnemingen. Deze worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (art. 65 lid 2 BBV). • Ingevolge artikel 12 lid 2 van de Financiële verordening gemeente Moerdijk 2011 worden activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemde activa worden altijd geactiveerd. • De restwaarde is de ingeschatte waarde aan het einde van de gebruiksduur van het actief. Het vertegenwoordigt de verwachte opbrengstwaarde die na de gebruiksperiode nog gerealiseerd kan worden. Door de grote mate van onzekerheid over de hoogte van de restwaarde stelt de gemeente Moerdijk de restwaarde van alle vaste activa voorzichtigheidshalve op nul. • Bij het waarderen van een vaste activa wordt de zogeheten bruto-methode toegepast. Dit houdt in dat een vast actief op de balans wordt opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs zonder aftrek van bijdragen van derden en/of bijdragen vanuit reserves. Alleen de compensabele BTW wordt op het bruto-investeringsbedrag in mindering gebracht (art.62 lid 1 BBV). In een aantal gevallen kan gekozen worden voor de netto-methode, te weten: 1. Zowel bij vaste activa met een economisch nut als bij vaste activa met een maatschappelijk nut kunnen bijdragen verkregen van derden die in directe relatie staan met een actief in mindering worden gebracht op het investeringsbedrag (art. 62 lid 2 BBV). 2. Bij vaste activa met een maatschappelijk nut kunnen bijdragen vanuit reserves in mindering worden gebracht op het investeringsbedrag (art.62 lid 3 BBV). • Wanneer activa buiten gebruik worden gesteld of worden verkocht en nog met een boekwaarde op de balans gewaardeerd staan, moet de boekwaarde van deze activa in een keer volledig worden afgeschreven. Indien er sprake is van een verkoopopbrengst dan dient deze boekwaarde ten laste van de verkoopopbrengst te worden gebracht (art. 65 lid 3 BBV).
5
5
Afschrijvingen
5.1
Algemeen
Het kenmerk van een vast actief of investering is het meerjarig nut. De lasten van een investering worden dan ook gespreid over de verwachte gebruiksduur van de investering. Het spreiden of verdelen van de investeringsuitgaven heet afschrijvingen. Via afschrijvingen komt jaarlijks een deel van het totale investeringsbedrag ten laste van de exploitatie. De totale lasten van een investering, de zogeheten kapitaallasten, bestaan uit een afschrijvingscomponent en een rentecomponent. De hoogte van het jaarlijks af te schrijven bedrag is afhankelijk van: o De verkrijgings- of vervaardigingsprijs: dit is de waarderingsgrondslag (zie ook hoofdstuk 4 Waarderen). o De verwachte gebruiksduur; de verwachte gebruiksduur wordt ook wel de afschrijvingstermijn genoemd. o De afschrijvingsmethode; de wijze waarop afschrijvingslasten over de gebruiksduur worden verdeeld. o De verwachte restwaarde; de gemeente Moerdijk stelt uit voorzichtigheidsprincipe de restwaarde van alle activa op nul (zie ook hoofdstuk 4 Waarderen). o Wettelijke voorschriften in specifieke gevallen; Het gaat hier om de volgende immateriële vaste activa (zie ook hoofdstuk 3.2): 1. Indien wordt afgeschreven op kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio is de afschrijvingstermijn maximaal gelijk aan de looptijd van de lening. 2. Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief. Indien wordt afgeschreven is de afschrijvingstermijn maximaal 5 jaar. Volgens hoofdstuk 3.2 Immateriële vaste activa worden de kosten genoemd onder 1 en 2 zoveel mogelijk in een keer ten laste van de exploitatie gebracht.
5.2
Verwachte gebruiksduur
Op vaste activa met een beperkte levensduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (art. 64 lid 3 BBV). De verwachte gebruiksduur wordt bepaald door de technische en / of de economische levensduur. De technische levensduur wordt veelal bepaald door de mate van slijtage, terwijl de economische levensduur wordt bepaald door kosten en opbrengsten tegen elkaar af te zetten. Bij het bepalen van de afschrijvingstermijn of verwachte gebruiksduur van vaste activa wordt bij gemeenten vaak het zogeheten nuttigheidscriterium toegepast. Dit houdt in dat de verwachte gebruiksduur van een vast actief in beginsel gelijk is aan de duur waarin een actief of investering nut oplevert. De afschrijvingstermijn is een inschatting van de duur waarin het vast actief (voldoende) nut oplevert. Bij het inschatten van deze termijn wordt gebruik gemaakt van ervaringscijfers. Bij het bepalen van de afschrijvingstermijn moet ook het voorzichtigheidsprincipe in acht worden genomen. Een lange afschrijvingstermijn heeft namelijk tot gevolg dat lasten naar de toekomst worden geschoven. De afschrijvingstermijn moet dus gebaseerd zijn op een realistische inschatting. Op basis van vorenstaande wordt binnen de gemeente Moerdijk de volgende regels gehanteerd: o Immateriële vaste activa; de afschrijvingstermijnen zijn wettelijk voorgeschreven (zie hoofdstukken 3.2 en 5.1). o Materiële vaste activa; hierbij gelden de volgende afschrijvingstermijnen: 1. Voor investeringen met een economisch nut gelden vanaf 1 januari 2015 de afschrijvingstermijnen zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze notitie. Bijlage 1 is ook van toepassing op de raadsbesluiten van 6 juni 2013 t.b.v. begraafplaatsen, 1212-2013 t.b.v. vGRP en 13-02-2014 t.b.v. containers afvalverwijdering. 2. Voor investeringen met een economisch nut van vóór 1 januari 2015 gelden de afschrijvingstermijnen volgens de afschrijvingstabel behorende bij de Notitie waarderings- en afschrijvingsbeleid gemeente Moerdijk die op het moment van beschikbaar stellen van het investeringskrediet van toepassing was. o Gronden en ondergronden Omdat grond niet aan slijtage onderhevig is mag op grond niet worden afgeschreven.
6
5.3
Afschrijvingsmethoden
Er zijn diverse methoden om de investeringsuitgaven over de verwachte gebruiksduur te spreiden c.q. te verdelen. In deze notitie beperken wij ons tot een tweetal methoden, te weten: 1. de lineaire afschrijvingsmethode 2. de annuïtaire afschrijvingsmethode Ad 1. Lineaire afschrijvingsmethode Bij deze methode wordt het gewaardeerde investeringsbedrag gelijkelijk over de afschrijvingstermijn van het actief verdeeld. Er wordt dus bij deze methode een jaarlijks gelijk bedrag afgeschreven. De boekwaarde op de balans (= waarderingsbedrag minus reeds gedane afschrijvingen) van het actief daalt elk jaar met het bedrag van de jaarlijkse afschrijving. Door de jaarlijkse terugloop van de boekwaarde daalt ook de rentecomponent van de kapitaallast. De kapitaallasten hebben een dalend verloop gedurende de afschrijvingstermijn van het actief. De lineaire afschrijvingsmethode veronderstelt dus een gelijkmatige waardedaling van het actief gedurende de gebruiksduur. Ad 2. Annuïtaire afschrijvingsmethode Bij de annuïtaire methode vormen de kapitaallasten (afschrijvingscomponent + rentecomponent) jaarlijks een gelijke som en blijven dus gedurende de gehele afschrijvingstermijn constant. Het gevolg hiervan is dat de rentecomponent jaarlijks lager en de afschrijvingscomponent jaarlijks groter wordt. Onderstaand worden de belangrijkste voor- en nadelen van de twee afschrijvingsmethoden genoemd: Methode Lineair
Voordeel • Door de jaarlijkse afname van kapitaallasten kunnen toenemende onderhoudskosten worden opgevangen, alsmede nieuwe investeringen. • De methode is eenvoudig te hanteren.
Nadeel • De kapitaallasten geven een dalend verloop te zien. Bij vervanging van een afgeschreven investering zullen de kapitaallasten daardoor weer stijgen.
Annuïtair
• De jaarlijkse kapitaallasten blijven gelijk, waardoor de eventuele doorbelasting aan derden in de vorm van tarieven en huurprijzen gelijkmatig kan verlopen. • Vervangingsinvesteringen kunnen daardoor ‘geruisloos’ plaatsvinden.
• De daling van de boekwaarde is in het begin minimaal, terwijl de waardevermindering juist in het begin plaatsvindt. Bij vroegtijdig afstoten van het actief kan dit nadeel opleveren.
De lineaire afschrijvingsmethode is bij de overheid een veel gehanteerde methode. Ingevolge artikel 12, lid 3, van de Financiële verordening gemeente Moerdijk 2011 worden materiële vaste activa met economisch nut lineair afgeschreven. Daar waar een tarief tegenover de vaste activa met economisch nut staat wordt de annuïtaire methode toegepast, tenzij in het raadsvoorstel en –besluit hiervan beargumenteerd wordt afgeweken.
5.4
Begin afschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven wanneer er op begrotingsbasis en op rekeningbasis wordt gestart met het afschrijven van vaste activa. Begrotingsbasis De afschrijving van een actief op begrotingsbasis start in het jaar waarin de gemeenteraad het krediet beschikbaar heeft gesteld. In een aantal gevallen zullen investeringen pas gereed komen in het jaar nadat het krediet is gevoteerd of zelfs nog later. In dat geval zullen geen werkelijke kapitaallasten volgen in het begrotingsjaar en kan die zogenaamde onderuitputting voor incidentele lasten in het begrotingsjaar worden benut. Rekeningsbasis De afschrijving van een actief op rekeningsbasis begint op 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin het actief financieel is afgewikkeld en in gebruik is genomen.
7
5.5
Extra afschrijvingen
Zoals in hoofdstuk 3 “Soorten activa” is aangegeven mag op materiële vaste activa met economisch nut niet resultaatafhankelijk worden afgeschreven, terwijl dit bij materiële vaste activa met maatschappelijk nut, indien deze zijn geactiveerd, wel mag. Indien de levensduur van een actief korter blijkt te zijn dan is verwacht, kan de raad besluiten tot extra afschrijven (art.12 lid 6 Financiële verordening gemeente Moerdijk 2011).
6
Rente
Tenzij de raad anders bepaalt is het rentepercentage voor de rentetoerekening van de kapitaallasten gelijk aan de renteomslag (art.12 lid 7 Financiële verordening gemeente Moerdijk 2011). De renteomslag wordt bepaald door de totale rente (zowel van vreemd vermogen als van eigen financieringsmiddelen) om te slaan over de som van geactiveerde uitgaven (boekwaarden van investeringen waarop wordt afgeschreven).
7
Afwijkingen
Indien er zich omstandigheden voordoen waarbij het nodig is af te wijken van een of meer bepalingen uit deze notitie, dient het college van burgemeester en wethouders dit beargumenteerd in het raadsvoorstel van het betreffende actief op te nemen.
8
Bijlage 1 Afschrijvingstabel materiële vaste activa met economisch nut Omschrijving
Termijn
Gronden en terreinen Grond Aanleg sportvelden/banen Renovatie sportvelden/banen Aanleg toplaag kunstgrasveld Aanleg/uitbreiding begraafplaatsen Renovatie begraafplaatsen Aanleg/uitbreiding woonwagencentra Renovatie woonwagencentra
Geen 25 jaar 15 jaar 12 jaar 60 jaar 20 jaar 25 jaar 15 jaar
Woonruimten, bedrijfsgebouwen, scholen en sport- en culturele gebouwen Nieuwbouw permanent Nieuwbouw semi-permanent Noodlokalen Renovatie/verbouwen/bouwkundige aanpassingen Aankoop bestaande gebouwen Aanschaf woonwagens Sanitair ponton haven Willemstad Havenkantoor Willemstad
40 jaar 20 jaar 10 jaar 25 jaar 25 jaar 25 jaar 20 jaar 20 jaar
Riolering Vrijvalriolering, putten en kolken Persleiding Gemalen mechanisch/elektrisch Gemalen/drukriolering bouwkundig Drukriolering mechanisch/elektrisch Drukriolering bouwkundig Randvoorzieningen bouwkundig
55-60 jaar 45 jaar 20 jaar 60 jaar 20 jaar 45 jaar 75 jaar
Inventaris Eerste inrichting en onderwijsleerpakket scholen Inrichting (meubels, stoffering enz.) overige gemeentelijke gebouwen
15 jaar 10-20 jaar
Machines, apparaten en technische installaties Technische installaties (centrale verwarming, klimaatbeheersing, liften enz.) Lichtinstallaties sportcomplexen Telefooncentrale, automatiseringsnetwerken enz. Automatisering hard- en software Machines (stemmachines enz.) Kantoor- en huishoudelijke apparatuur (foto, repro, kasregisters enz.)
20 jaar 15 jaar 10 jaar 4 jaar 10 jaar 5-10 jaar
Vervoermiddelen, tractie en aanverwant materieel Tankautospuit/hulpverlenings-/watercalamiteiten-/manschappen-/materieelvoertuig Dienstvoertuig brandweer Motorspuitaanhanger Boot en trailer brandweer Volgelaatmaskers duikers brandweer Hydr. redgereedschap/ademluchtcompressor (Uitruk)kleding Vrachtwagens/pick ups/bestelwagens Tractoren/heftrucks Aanhangwagens Schaftwagens Veegmachines/rolbezems Hoogwerkers Zoutmenginstallaties Zoutstrooiers Grondfrezen
15 jaar 6 jaar 15 jaar 8 jaar 12 jaar 10 jaar 8 jaar 8 jaar 12 jaar 10 jaar 15 jaar 8 jaar 8-15jaar 12 jaar 8 jaar 10 jaar
9
Klepelmaaiers Compressors/drainagespuiten Containers Gereedschappen
4 jaar 15 jaar 15 jaar 5 jaar
Overige materiële vaste activa Steigers havens Beschoeiingen havens Baggeren havens Kademuren havens Huisvuil- en gft-containers Coördinatie, communicatie en software met betrekking tot afvalcontainers
40 jaar 10 jaar 10 jaar 40 jaar 10 jaar 5 jaar
In die gevallen waarin deze tabel geen uitsluitsel geeft, geldt de verwachte levensduur als norm voor de afschrijving.
10