&(L 10
WAAGREEKS
DE E U R O P E E S C H E WEDERGEBOORTE DOOR
S A K E ALGRA
P U B L I C A T I E N o . 10 V A N DE STICHTING D E W A A G
N . V . Uitg.Mij C. A . J . van Dishoeck, Bussum
I
WAAGREEKS
DE EUROPEESCHE WEDERGEBOORTE DOOR
SAKE ALGRA
PUBLICATIE No. 10 V A N DE STICHTING. DE W A A G
N.V. Uitg. Mij C. A. J. van Disboeck — Bïïs§üm
INHOUD Nederland voor den oorlog De onvermijdelijkheid van het conflict Een kort verweer Wat nu ? Zelfstandigheid of Het derde Europa Het Nederlandsche accent
5 12 18 20 32 36
N E D E R L A N D VOOR DEN OORLOG Men kan van het vooroorlogsche Nederland niet zeggen, dat het sliep. Er werden belangrijke werken voltooid, weer nieuwe aangevangen of ontworpen. Menig bedrijf moest worstelen met de „ongunst der tijden", maar worstelde tenminste. O p het gebied van de sport viel een groeiende belangstelling waar te nemen en in sommige takken daarvan sloegen wij zelfs geen slecht figuur. De kunst . . . . neen, daarover is het beter te zwijgen. Het geestelijk leven, dat zoo nauw met de kunst verbonden is, lag uiteengereten en versplinterd ten prooi aan ontbindende invloeden en, gelijk hyena's rond een slagveld, wachtten allerlei lieden op de prooi, die hun niet meer scheen te kunnen ontgaan. Niettemin, hoe verdeeld ook en hoe onvruchtbaar in onderling gekrakeel, slapen deed ook het geestelijk leven niet .Maar het was ge-se-pa-reerd, zooals vele andere zaken in Nederland. Het partijenstelsel, dat hier een maar al te gretigen voedingsbodem vond, had zich van het geestelijk leven meester gemaakt. Elke partij streefde naar het aanbrengen van een eigen accent, dat eensdeels wel voortkwam uit een eigen geestelijke opvatting, maar dat dan ook tot het uiterste benut werd om tot versterking van de partij te dienen. Zóó erg, dat ten slotte geen afwijkende meening geduld en elke ruimere gedachte als zijnde strijdig met het partijbelang, onvoorwaardelijk veroordeeld werd. De partij-genooten werden tot partij-slaven gemaakt, wat dan weer aanleiding gaf tot nieuwe splitsing, 5
nieuwe partij-vorming en aldus bijdroeg tot de steeds vermeerderende verwarring, ook of juist op geestelijk gebied. Eens gegrepen door het partijenstelsel werd het geestelijk leven meegesleurd i n het politieke strijdkamp. Voorlichting van het volk kon slechts plaats hebben bij de gratie der partijen, die met hunne organen en periodieken de verspreiding van gedachten beheerschten. W i e iets had te zeggen moest dat doen op een der partijen welgevallige wijze óf hij was tot zwijgen gedoemd. Zoo was het gesteld in het land waar de vrijheid, de geestelijke vrijheid vooral, traditie heette te zijn en hoogelijk werd geroemd. M e n zou de vraag kunnen stellen, hoe dat mogelijk was, waardoor dan deze on-vrijheid zoo weinig gevoeld werd. Misschien ligt de oplossing hierin, dat het deel van ons volk met wérkelijke belangstelling voor het cultuurleven in zijn onderscheidene partijen georganiseerd was. De onverschilligen konden het niet merken of bezeerden zich er niet aan, indien zij 't wel zagen en de betrekkelijk kleine groep van enkelingen, de onafhankelijken en zij, die het grootste gevaar zagen juist in de ideologie van de „zuilen" daarvan kende men eigenlijk het bestaan niet eens. A l s doodzwijgen niet meer ging .werden zij naar een oud recept in een belachelijk daglicht gesteld, in de hoop, dat de spot hen zou dooden. Hoe grooter de vrees voor hun invloed was, des te venijniger was de verkettering, die ze ondervonden. Zoo kon het gemakkelijk gebeuren, dat een geheid partijman stom verbaasd stond te kijken, toen hij te hooren kreeg dat het nationaal-socialisme een schreeuw om vrijheid was. Zij, die geleerd hadden te denken in de terminologie van een partij, handelden als lid van de partij, leefden nog slechts als lid van de partij. De verandering, die in het laatste tiental jaren zich 6
in het Europeesche denken openbaarde en elders zóó snel om zich heen greep, dat enkelingen hier te lande voelden, dat daarmee geappelleerd werd aan diepgewortelde eigenschappen van gemeenschappelijk bezit, konden door hen onmogelijk worden begrepen. Het uitgangspunt, de volkseenheid, gold, voorzoover men niet totaal vreemd daartegenover stond, als een overwonnen begrip. M e n had het immers verstaan de meening ingang te doen vinden, dat de natuurlijke volksgrenzen kunstmatig en de kunstmatige klasse-grenzen natuurlijk zouden zijn. Deze, om de wille van machtsvorming gedecreteerde leuzen, vonden schitterende dekking in de ethiek van algemeene menschelijkheid. Gelooft niet, dat deze methode slechts succes had bij wat men van die zijde als „volk" betitelde, bij het minder of niet ontwikkelde volksdeel. Integendeel! Zelfs aan inrichtingen voor hooger onderwijs en aan onze universiteiten namen we een volslagen blindheid waar, die, zoo ze niet voorgewend was, slechts kan verbazen. De wetenschap welker gezag in dien van materialisme doortrokken tijd te vergelijken is met dat van adel en geestelijkheid in vroeger dagen, bleek haar dienaren evenmin als deze te kunnen behoeden voor verstarring. Zooals ook vroeger is geschied, werd van de wetenschap een instrument gemaakt om eigen vastgeroeste opvattingen en dogma's te beschermen. M e n wrong en draaide haar net zoo lang tot zij een aannemelijk schijnend bewijs opleverde voor eigen vooropgestelde meening. De partij-theoretici waren natuurlijk iets simpeler in hun bestrijding. Volkomen in de lijn van hunne materialistische denkwijze „verklaarden" de niet-kerkelijke partijen de nieuwe geest in Duitschland uit de stoffelijke nooden van het volk. Als een voorbijgaand verschijnsel, dat tijdelijk de menschen kon binden maar reeds veroordeeld was te verdwijnen zoodra de levensvoorwaarden zich we7
derom in gunstigen zin zouden hebben gewijzigd. E n dit laatste zou men met den meest ernstigen spoed bevorderen. De confessioneele partijen traden minder op den voorgrond en hanteerden argumenten van eenigszins anderen aard, maar vonden ten slotte de anderen in hun verdediging der democratie. Toen echter, tegen alle verwachtingen in, géén revolutie kwam in Duitschland en géén hongersnood aan allen opzet een einde kwam maken, toen het niét bleek te lukken de voortschrijdende idee te remmen met behulp van internationale intriges, toen begon ook onze Nederlandsche pacifistische democratie oorlogszuchtig te worden. Eindelijk scheen het zoover te zullen komen. In September 1938 leek de groote botsing niet meer te vermijden en een meer of minder heimelijk gekoesterde hoop, dat nu het oogenblik aangebroken zou mogen zijn, waarop de bekende z.g. verdedigers van humaniteit en geestelijke vrijheid, gerechtigheid zouden gaan oefenen, bracht een positief geladen spanning over onze partij-aanhangers. Helaas, deze moest in een neerslachtig stemmende teleurstelling verkeeren. De oorlog, waarop onze brave pacifisten zoo hartstochtelijk gehoopt hadden, kwam niet! Waren wij, was het Nederlandsche volk dan zoo bloeddorstig geworden, dat men teleurgesteld, ja ontgoocheld was inplaats van verheugd? In geenen deele, maar — en daarom is het noodig dit nog eens in het licht te stellen — tot dat tijdstip had het partijstelsel kans gezien de gemoederen op te zweepen, niet omdat het volk gevaar liep, maar het kostelijk bouwsel van het partijenwezen. Zijn macht, zijn invloed in de toekomst stond, in den naasten tijd wellicht, op het spel. Het was de consequentie van het langzamerhand zich toespitsende systeem, dat wij reeds herkenden in het tot partij-slaven maken van de leden. N u had men aan de partijleden niet meer genoeg. N u bekeerden, met name 8
Communisten en SDAPers zich tot Nationalisten en spraken van „ons" volk en van volkseenheid. Niettemin bestond de S D A P het, om tegelijkertijd nog vast te houden aan den klassenstrijd en waarachtig, het beroemde, z.g. bewuste deel der natie nam dat. Wederom een bewijs voor de totale verblindheid. Als hier de nadruk gelegd wordt op de houding van deze partij, dan vindt dit zijn reden in enkele feiten. Van de groote partijen was het deze, die zich het felst verzette, het minst kieskeurig was in haar strijdmethode en het meest inconsequent in haar houding. Zij heeft deze aandacht ten volle verdiend en oogst thans de vrucht van haar vergissing, den Joden overwegenden invloed toe te kennen in haar zaken. Deze zouden met hunne Joodsche macht de partij aan de macht helpen . . . . was de berekening; het is anders uitgekomen. Maar al was het dan de S D A P , die het luidruchtigst stemming maakte tegen de nieuwe gedachte, de andere partijen namen daaraan naar vermogen deel. Het gezamenlijk gevormde democratische front zou het bolwerk zijn waarachter volksbelang en volksvrijheid werden verdedigd. Zoo was de leuze. Dat men zelfs niet bij machte was het volk van de werkloosheid te verlossen, juist omdat men het oude systeem, het kapitalistische systeem nog wel, niet wenschte te verlaten, verzweeg men en werd door het volk niet ingezien. Democratie was aller wachtwoord; democratie werd het nieuwe symbool, dat al het begeerenswaardige moest verzinnebeelden. Maar de democratie was dan ook voorwaarde voor de instandhouding der partijen. Zeer zeker viel er in het Nederland van vóór den oorlog ook een anderen geest waar te nemen. W i j zouden niet van Germaanschen stam hebben moeten zijn om niets te verstaan van wat in Duitschland geschiedde. Maar tegen 9
de oppermachtige partijen in konden deze sporadische kiemen niet tot ontwikkeling komen. In Nederland ontbrak de voorwaarde tot het spelen van een rol. Het bleef hier een kwestie van theorie. Er was geen noodzaak, wij leefden hier te goed en te gemakkelijk ondanks het blijvende werkloosheidsprobleem. Wat onder de vlag van de nieuwe gedachte een korten tijd van opgang beleefde, was ook te weinig eigen-Nederlandsch, te veel namaak om alle harten en geest tot zich te trekken. De regeering ? Een democratisch land heeft geen regeering. Het heeft hoogstens een bestuursapparaat, dat het compromis, waartoe de partij en vertegenwoordigers ten slotte zijn geraakt, uitvoert. Indien wij een regeering hadden gehad, dan moest die ingezien hebben, dat Nederland, de vrije, zelfstandige staat Nederland het kind van de rekening zou worden in de zich als onvermijdelijk aankondigende botsing van het oude met het nieuwe systeem. E n dan had die, in het bewustzijn van haar verantwoordelijkheid voor het welzijn van de natie, gezien de hiervoor geschetste omstandigheden, met krachtige hand moeten ingrijpen en in verband met onze aardrijkskundige positie in Europa, nieuwe richtlijnen voor haar economische en politieke toekomst moeten trekken. Dat zijn evenwel eischen, die men aan het bestuur van een democratischen partijen-staat niet mag stellen. Hij is namelijk de gevangene van het systeem, derhalve van de partijen. De eenige wijze, waarop wij tot een werkelijke regeering hadden kunnen komen, die van den staatsgreep, eischt andere voorwaarden, dan in Nederland voorhanden schenen te zijn. Zoo richtten zich in ons vrije Nederland de hoop en de verwachting op het buitenland. O p de eene én op de andere buurstaat. Naar buiten trachtten wij naar neutraliteit — de neutraliteit van den zwakke, die duldt uit vrees. E n die 10
vooral duldt van dengeen, met wiens hulp hij, als de nood aan den man komt, het eigen systeem hoopt te redden. Neen, slapen deed de geest in Nederland niet, maar hij was te gebonden aan het kapitalistische stelsel, te zeer bevangen door valsche ideologieën, te ver afgedwaald van eigen wezen, dat hem de mogelijkheid gaf bewust deel te nemen aan de in gang zijnde wereldverandering. Nederland kon niet anders dan afwachten wat er zou gebeuren, want het kon zich zelf niet vinden.
11
DE ONVERMIJDELIJKHEID HET CONFLICT
VAN
O m iets te b e g r i j p e n v a n d e n l o o p , d i e de g e b e u r t e n i s sen h e b b e n g e n o m e n , m o e t e n wij d e n b l i k ver over o n z e g r e n z e n laten gaan. D e w e r e l d lag e n ligt v o o r een groot gedeelte n o g , geslagen i n de b o e i e n v a n de i n t e r n a t i o n a l e g e l d m a c h t . H e t w a c h t w o o r d i n de w e r e l d i s : G o u d ; het p r i n c i p e : W i n s t b e h a l e n . Alle zedelijke w a a r d e n z i j n t e n offer g e v a l l e n aan het g o u d . H e t g o u d geeft eer en a a n z i e n , het g o u d verschaft genot, het g o u d b e z o r g t recht. M e n w r o e t i n de aarde naar g o u d ; m e n pleegt r o o f b o u w o p haar o m g o u d ; m e n v e r n i e t i g t haar v r u c h t e n o m d e r w i l l e v a n het g o u d . M e n liegt en bedriegt v o o r g o u d ; m e n h a n d e l t i n m e n s c h e n o m g o u d ; m e n drijft het v o l k i n d e n p o e l v a n z e d e n b e d e r f i n de z e k e r h e i d er g o u d u i t te w i n n e n . M e n zet v o l k e n tegen elkaar o p o m aan d e n o o r l o g g o u d te v e r d i e n e n ; m e n stelt regeeringen s a m e n o f laat ze t u i m e l e n d o o r de m a c h t v a n het g o u d ; m e n schept staten o f heft ze o p , n a a r m a t e de m o g e l i j k h e i d o m g o u d te w i n n e n het eischt. M e n h a n d e l t i n religies, ter w i l l e v a n het g o u d . M e n k r u i p t en h u i c h e l t , m e n k u i p t en i n t r i g e e r t , m e n sjac h e r t aan de beurs o m g o u d . D e aarde, de m e n s c h h e i d , de w e r e l d , alles te s a m e n een i n s t r u m e n t , w a a r v a n de m a c h t h e b b e r s z i c h alleen b e d i e n e n tot het v e r k r i j g e n v a n macht door goud. H e t was v r i j w e l g e l u k t . W e t e n s c h a p , t e c h n i e k , v e r keer, de u i t k o m s t e n v a n m e n s c h e l i j k genie, het w a r e n z o o v e l e h u l p m i d d e l e n g e w o r d e n tot een steeds v o l m a a k 12
ter wordend systeem van de wereldheerschappij door het goud. Van dit systeem was in Europa Engeland de vertegenwoordiger. In Engeland had zich de geldmacht geconcentreerd, van waaruit hij een groot deel van de wereld bedwong. Toen na den vorigen wereldoorlog, Duitschland overwonnen was, zette het zich pas vast in het zadel, ten einde den aldus verkregen toestand te consolideeren. En alweer door middel van met goud betaalde trawanten liet Engeland zich uitroepen tot beschermer van recht en redelijkheid, tot hoeder van zedelijke menschenrechten, tot wijs bestuurder van het lot der volken en niemand zag de bokspooten, die dit bijna hemelsch schijnend wezen droegen. Edoch . . . . bij de listig opgezette berekeningen had men één ding vergeten. Dit namelijk, dat de wereld niet is een passief element, waarmee men op den duur machinaties uit kan voeren naar believen. Het zou spoedig blijken, al ziet men het aan die zijde tot op den huidigen dag nog niet, dat de wereld een levend organisme is met eigen, zelfwerkzame krachten. Dat was al eerder gebleken. A l s natuurlijke reactie op het, zich in steeds volmaakter vorm vertoonend kapitalistische wanbeheer, was het socialisme en later het communisme geboren. Vijftig jaar lang heeft in ons land het socialisme gepoogd de maatschappij te veranderen; zonder succes. Zijn pogen moest ook zonder wezenlijk resultaat blijven omdat het de fout maakte, denzelfden materialistischen grondslag te kiezen als het kapitalisme. In den grond van de zaak waren de sociaal-democraten én de communisten niet anders dan kapitalistjes in 't klein, die alleen maar tegen de grooten streden, omdat die alles en zij niets hadden. Zij eerden niet den arbeid als eenige bron van welvaart en voortbrenging. Neen, arbeidsdagen van zes uur tegen een zoo hoog mogelijk opgevoerd loon, looneischen, die feite13
lijk geen grens naar boven kenden en die uit dezelfde geesteshouding geboren waren als het gehate winstsysteem, dat waren de idealen, welke het volk werden ingegoten. Staatskapitalisten zouden het geworden zijn, onze vechters voor sociale rechtvaardigheid, zooals zij dat in Rusland werkelijk poogden te worden. Ze zouden hier evenwel niet aan de beurt komen. Want de oppermachtige goudmacht die een even breeden kijk had als zij, die zich zijn doodsvijanden noemden, had in 1918 het nationale gevoel, het volksbewustzijn — naar zij dacht voorgoed — vernietigd. Duitschland, dat als krachtigste vertegenwoordiger gold van het begrip vaderlandsliefde en nationale eer, zou immers voortaan slechts onder controle der overwinnende mogendheden zijn bestaan verder kunnen sleepen. De Volkenbond, het gewrocht der naar de verlichting opstijgende menschheid naar den schijn, zou in werkelijkheid de zandkust worden, waarop alle golven van verzet tegen de geallieerde machten zouden doodloopen. Maar de triomfantelijk toegebrachte doodsteek bleek alras de juiste tegenkracht van het goud-winst-regiem ten leven te hebben gewekt. Wat het materialistisch-marxistische ideaal nimmer had gekund, deed het ontwaakte volksbewustzijn. Door hem eischten de misbruikte wereld en het miskende leven hunne rechten weder op. De werkelijke volkskracht verzette zich tegen de op haar gepleegde aanslagen. Hoe diep ingrijpend de verandering in het geestesleven van het Duitsche volk wel was, kan i n een geschriftje van een omvang als dit, niet besproken worden. E n misschien wordt dat zelfs nu nog niet in het land harer geboorte gekend. Maar de alles overweldigende kracht, die met een natuurnoodwendige zekerheid over Europa gaat, moet nu langzamerhand wel voor een ieder duidelijk merkbaar zijn. Hij moge dan wellicht zelfs niet voor eiken Duitscher ge14
heel o p e n l i g g e n , zeker is dat zij s t o r m e n d e r h a n d v a n de D u i t s c h e v o l k s z i e l b e z i t heeft g e n o m e n . A l l e r e e r s t i n het g e m o e d e n d a a r n a i n d e n geest v a n het D u i t s c h e v o l k z i j n de te l a n g g e b o n d e n o e r - k r a c h t e n b e v r i j d , d i e sedert t w i n t i g eeuwen zijn wegen bepaalden. H e t opgehouden G e r m a n i ë h e r n e e m t z i j n l o o p over de g o u d e n d a m m e n v a n E n g e l a n d s w e r e l d m a c h t heen. W a s d a a r v o o r geen v r e e d z a m e n w e g te v i n d e n geweest ? O n g e t w i j f e l d . H e t E n g e l s c h e V o l k is t e n slotte ook v a n G e r m a a n s c h e n stam e n veel v a n het n i e u w e i n z i c h t moet bij h e m e r k e n n i n g v i n d e n . M a a r d a n h a d het E n g e l s c h e b e w i n d afstand m o e t e n d o e n v a n de l e i d i n g i n E u r o p a ' s z a k e n . D a n h a d het naar w a r e d e m o c r a t i e z i j n v o l k o p de hoogte m o e t e n stellen i n p l a a t s v a n het te m i s l e i d e n e n het h a d m o e t e n v r a g e n : N u gij weet e n k u n t o o r d e e l e n , wat w i l t gij ? S p r e k e n deze b e g i n s e l e n een taal, d i e w e e r k l a n k v i n d t ook i n u w z i e l ? Z o o j a , kiest d a n u w e n leider, d i e U h e l p e n z a l , i n o v e r l e g m e t de anderen, d e n v o r m te v i n d e n o n d e r w e l k e het E n g e l s c h e v o l k z i j n b i j z o n d e r e b i j d r a g e k a n l e v e r e n tot het b o u w e n v a n een n i e u w E u r o p a . M a a r dat d e e d het E n g e l s c h e b e w i n d niet, w a n t het t r a d n i e t o p v o o r het E n g e l s c h e v o l k , m a a r v o o r een z w a k g e w o r d e n i m p e r i a l i s m e , dat niet m e e r de b e l a n g e n d e r v o l k e r e n m a a r v o o r a l d i e v a n een h a n d v o l g o u d z o e k e r s moest d i e n e n . D a a r m e d e was een b l o e d i g e b o t s i n g o n v e r m i j d e l i j k g e w o r d e n . H e t w e r d v o o r b e i d e p a r t i j e n tot een zaak v a n z i j n o f n i e t z i j n A a n d e n eenen k a n t streed een l a n d m e t w e r e l d m a c h t e n s c h i e r o n u i t p u t t e l i j k e econom i s c h e b r o n n e n , aan d e n a n d e r e n een rijk, dat z i c h z o o j u i s t als het w a r e u i t het niet h a d h e r s c h a p e n , m e t zeer b e p e r k t e h u l p b r o n n e n . M a a r daartegenover k o n het s t e l l e n z i j n j o n g e k r a c h t e n z i j n w i l tot z e l f h a n d h a v i n g , m a a r v o o r a l het b e w u s t z i j n z i j n e r r o e p i n g als l e i d e r v a n een n i e u w E u r o p a . O n t z a g l i j k e legers k w a m e n tegenover e l kaar achter als o n n e e m b a a r g e l d e n d e s t e l l i n g e n . T u s s c h e n 15
deze, het wereldgerecht voltrekkende groote rijken, lag Nederland als kleine dichtbevolkte staat, i n de angstige hoop buiten den oorlog te kunnen blijven. Terwijl gigantische gestalten ter weerszijden het witgloeiende metaal smeedden, dat de wereld een anderen vorm moest schenken, trachtte Nederland zich te beveiligen tegen het spatten van de vonken. Het deed dat met te meer overtuiging, omdat het van beide partijen de verzekering had ontvangen gerespecteerd te zullen worden, zoolang de ander het deed. Maar het deed dat tegelijkertijd uit de valsche overweging, dat de twist hem niet aanging. N u echter aan Nederland de eenheid ontbrak en daardoor de moed om in den geest der wereldhistorie partij te kiezen, moest het den druk verduren van beide kanten. Maar druk van verschillende soort. Die van Engeland was zonder gerucht, maar daarom niet minder nijpend. Engeland, dat Duitschland wilde treffen volgens de worgmethode, waarop het steeds succes behaald had, sneed ook onze toevoer af voor zoover hem dat goeddacht. W i j verdroegen dat, uit vrees. Duitschland bracht onze schepen tot zinken als antwoord op de blokkade, want wij hielpen per slot Engeland aan voorraden, al was het gedwongen. Ook dat verdroegen wij, uit vrees. Tot eiken prijs — bijna — waren we geneigd tot verdragen. Alleen één ding stond vast. Bij een rechtstreeksch aangrijpen van ons grondgebied kon men op gewapend verzet rekenen. Toch was te voorzien, dat bij den toenemenden druk het oogenblik moest komen, waarop Nederland werd medegesleurd in den maalstroom. Wanneer het gaat om hoofdzaken moeten bijkomstigheden, hoe belangrijk geacht ook op zichzelf, wijken. Onrechtvaardig, bekeken vanuit de positie van de bijkomstigheid, kan het niettemin een geheel ander aspect krijgen in grooter historisch verband. 16
In het huidige tijdsgewricht, nu het in Europa erom gaat een gezonde, natuurlijke orde te scheppen, is er voor kleine staten, die zich buiten dat verband zouden willen houden, geen plaats meer. Den lOden M e i achtte Duitschland het tijdstip gekomen, waarop over de bedenkingen moest worden heengestapt en betrad het onzen bodem. Nederland was door de historische gebeurtenissen gegrepen.
17
EEN KORT
VERWEER
M e n z o u deze vijfdaagsche p e r i o d e s t i l z w i j g e n d k u n n e n v o o r b i j g a a n , ware het niet, dat onze d o o d e n g e ë e r d d i e n e n te w o r d e n i n elk gesprek e n i n ieder geschrift, dat z i c h v o o r t a a n met d i t t i j d v a k i n onze geschiedenis z a l b e z i g h o u d e n . H e t is l a n g geleden, dat N e d e r l a n d z o n e n offeren moest ter v e r d e d i g i n g v a n z i j n z e l f s t a n d i g h e i d . T e a a n g r i j p e n d e r is het, dat zij n u m o e s t e n v a l l e n v o o r een v e r l o r e n zaak. O n g e a c h t d e n uitslag v a n d e n n o g i n gang z i j n d e n o o r l o g , staat het vast, dat zij h u n l e v e n m o e s t e n laten tegen de m a c h t , d i e ook v o o r h e n de zegenrijkste beloften m e e d r o e g . D e z e l f s t a n d i g h e i d naar d e n v o r m , d i e zij v e r d e d i g d e n , u i t hoofde v a n h u n n e g e t r o u w h e i d aan h u n l a n d , k a n eerst w e r k e l i j k h e i d w o r d e n n a h u n v a l l e n , o m dat de eigen r e g e e r i n g het reeds overleefde systeem niet w e n s c h t e prijs te geven. H e t is d i t t r a g i s c h e lot v a n onze d a p p e r s t e soldaten, dat ons v o o r o o g e n m o e t staan bij ons streven, o m n u een d o o r d a c h t , o r g a n i s c h o n d e r d e e l v a n de E u r o p e e s c h e g e m e e n s c h a p te s c h e p p e n . A a n h u n n e naged a c h t e n i s e n aan h u n n e achtergelaten b e t r e k k i n g e n z i j n wij v e r p l i c h t te z o r g e n , dat geen h a l f w e r k w o r d t gedaan. Z i j z i j n i n z e k e r e n z i n de p i o n i e r s geweest v o o r een n i e u w N e d e r l a n d , een N e d e r l a n d v a n alle v o l k s g e n o o t e n v a n o n z e n s t a m . O n s v o l k i n z i j n geheel heeft bij h e n een groote e e r e s c h u l d . H e n g e d e n k e n d , k u n n e n wij h e n niet beter eeren d a n e r v o o r te z o r g e n dat m e d e d o o r h u n d o o d , de geestelijke o o g e n v a n ons v o l k w o r d e n g e o p e n d . E r is n o g een r e d e n w a a r o m het g o e d is n o g e v e n s t i l 18
te staan bij deze bange dagen. In de bitterheid, die ons daarbij overvalt jegens Engeland, verdient onze voormalige regeering ten volle te deelen. Met een reeks van voorbeelden voor oogen, die als zoovele maskers van Albions gelaat vielen, volhardde zij bij het vertrouwen op diens daadwerkelijke hulp, het ten slotte in een bondgenootschap bezegelend, dat het nageslacht nog eens een diep schaamrood naar de kaken zal jagen. Wat die schoone beloften van hulp en bijstand, z.g. ontsproten uit Engelands taak en roeping tot verdediging en bescherming van hooge zedelijke waarden, inderdaad voor beteekenis hadden, kon ieder, die niet opzettelijk stekeblind was, toetsen aan de naleving van dezelfde beloften, gedaan aan Tsjechië, aan Polen, aan Finland en aan Noorwegen evenals aan België en Frankrijk. Niettemin was Nederland door zijn gevoerde politiek genoodzaakt hulp te gaan vragen aan datzelfde Engeland. Duizenden volksgenooten bouwden daarop hun hoop en verwachting. Zij waren het, die, deels te goeder trouw, het nationaal-socialistische Duitschland en zijn oorlogsdoel niet begrepen. Die moeten er nog zijn. Toonen wij begrip voor hun gemoedstoestand. Het is voor hen zóó: van den een besprongen en door den ander misleid, moeten zij zich wel in een toestand van de uiterste onzekerheid bevinden.
19
W A T NU? ZELFSTANDIGHEID OF . . . . Juist voor dezen onder ons is het, dat pogingen tot opbouw als hier beoogd gedaan worden. Voor ons, overtuigde voorstanders van de nieuwe ordening, de eerste werkelijke, wezenlijk aan de orde zijnde en daarom duurzame ordening ooit in Europa ondernomen, geldt niet het: wat nu. Voor hen, die, geleid als ze worden door persoonlijk of kliekbelang, voor eerlijke overreding niet vatbaar zijn, maken wij ons niet druk. Voor energie-verspilling voelen wij niets. Zij zullen eenvoudig op de plaats gezet worden, die voor hen geëigend is onder nauwkeurige aanwijzing omtrent 't geen van hen geeischt wordt. Maar den velen van goeden wille, wie het niet ontbreekt aan trouwhartigheid en arbeidslust en bereidheid tot dienen, maar wier geest gevangen en wier ziel getrapt werd, van wie de levenswil werd afgestompt, wie de arbeidsvreugde werd onthouden en het leven gemaakt tot een grauw en troosteloos bestaan, die met gebogen hoofd en gekromden rug nimmer de vreugdige heiligheid ervoeren van het leven, niet voelen kónden en niet ervaren móchten, dezen slaven van het kapitalisme moet de boodschap van den opbloei die komen zal, worden gebracht. Zij, voor wie de sociaaldemocratie slechts het uitzicht te bieden had van wat hooger loon en wat korter arbeidstijd, terwijl hun arbeid evenzeer door hooggezeten parasieten als verachtelijk gestempeld bleef, voor wie de kerken slechts een belofte voor het hiernamaals hadden, zij zullen straks ervaren, dat, uiteindelijk, hun wordt recht gedaan. 20
N u meene men niet, dat wij bezig zijn ons van de realiteit te verwijderen. U w wijze glimlach, welwillende, gezeten burger, uw schouderophalen, man van stand en gewicht, zijn de grootste vergissing, die ge heden kunt begaan. De socialisatie, de samenhang der menschen in verschillende beroepen en in verschillende kringen is nu eens geen theoretische frase, geen schoon gepraat in de ruimte maar een werkelijkheid, zóó echt en zóó hard, dat gij al uw vermogens zult behoeven om die te verteren. Ik zal u een sleutel geven, dien ge telkens wéér kunt gebruiken als ge staat voor een nieuwe verrassing: De Geest herstelt zich. Dat is het proces, wat U en ik en al onze tijdgenooten beleven. Een omwenteling zoo ontzaglijk in haar omvang, in haar werking en in haar gevolgen, dat het slechts aan enkelen gegeven zal zijn dit volledig te overzien. Ook uw geest kan zich herstellen, en dan kunt ge meedoen en meehelpen en ge zult de blijdschap ervaren van een gereinigdenmensch. Ge kunt ook voortgaan met uw geest geweld aan te doen en met U w verstand meer te letten op goud en gewin. Maar dan is er voor u in de vaderlandsche gemeenschap geen plaats. Zoo gij met de uwen de meerderheid zoudt uitmaken of ook maar een beteekenende minderheid, dan zoudt gij rechtstrceksche bewerkers zijn van den ondergang onzer zelfstandigheid als volk. Gij weet wellicht niet, welk gevaarlijk spel gij heden zijt begonnen met uw vertoon van stille reactie. Maar diegenen onder u, die dit wel weten, die de binnenlandsche rust in de waagschaal durven stellen en er niet tegen opzien door te gaan met het bedreigen van de volkseenheid, laden wel een zware verantwoordelijkheid op zich. Zijn ze niet tevreden voordat Nederland een tweede Spanje gaat worden ? Is dit het waardig dragen van onze nederlaag ? Moet het bloed van nog meer volksgenooten vloeien, ditmaal voor het behoud van een staatsvorm, die niet meer van onzen tijd is ? 21
M e n gebruike toch zijn verstand zoo goed mogelijk maar misbruike het niet teneinde met chicanes een geestelijk verschijnsel tegen te houden. De Geest herstelt zich. Reeds onafzienbare tijden lang heeft de mensch den geest geweld aangedaan en in zijn domheid gemeend, dat hij dit ongestraft kan doen. Dat wat van nature gescheiden was — de volken — heeft men getracht verstandelijker wijze dooreen te mengen; datgene wat bij elkaar behoort — de arbeid en zijn vrucht — van elkaar gescheiden. M e n heeft religies te vuur en te zwaard opgedwongen, vrije uitingen van den geest op brandstapels omgebracht. M e n pretendeert het bezit van een alleenzaligmakend geloof en verslijt een eenvoudige waarheid, dat een geest, ook een volksgeest, slechts het allerhoogste dienen kan op zijn eigene wijze, als een heidensche ketterij. Voor macht en goud is alles gedaan tegen den geest en ten koste van den geest. Doch de eeuwige krachten wreken zich altijd, op den duur. Zij wreken zich in dit tijdsgewricht. De grens was overschreden, de spanningen te hoog opgevoerd in doldrieste, domme verwatenheid en nu volgt de ontlading, onvermijdelijk. Zij zijn doorgebroken op de gevoeligste plaats in het menschelijk hart. In het meest geknepen en gevoeligste hart: het Duitsche. De Duitsch-Germaansche geest moest het aangrijpingspunt worden voor de tot overspanning gebrachte mishandeling van den geest en daarmede de draagster van het nieuwe. Het wonder is, dat hij zoo goed bewaard was gebleven, dat hij dadelijk en zuiver antwoordde. Hij heeft de noodzakelijke regeneratie doorvoeld in zijn vollen omvang. Als helderziend begreep hij onmiddellijk niet alleen dat zijn revolutie gold voor het gansche terrein des levens, maar ook, dat de nieuwe vorm er een moest zijn van Een22
heid, omdat de geest wezenlijk een eenheid is. Daarom behoefde er maar één richtsnoer te gelden, maar één ding geraadpleegd te worden. De Duitsch-Germaansche geest. E n nooit bleef hij het antwoord schuldig als men vroeg. Daaruit vloeit voort, dat de noodzakelijke veranderingen evenzeer gelden voor de overige streken waar Germanen wonen. E n tevens, dat deze daar hun redelijke grenzen vinden, waarbuiten de Germaansche opbouw niet zou kunnen leven. Een ras behoeft de vorm, de leiding, de arbeid, de economie, de politiek, de religie, die het eigen is. Dat is de uitgebreidheid en tevens de beperktheid van zijn levensruimte. Zoo is het redelijke feit in al zijn eenvoudige, klare waarheid. Dit is tevens de geestelijke evenwichtstoestand, waartoe de Europeesche wereld thans terugkeert: en wellicht niet de Europeesche alleen. De geest der wereld herstelt zich. E n hij vraagt niet of het Nederland gelegen komt van de partij te zijn. Met ons of zonder ons, dat kunnen wij nog zelf uitmaken. Volkomen in overeenstemming met het door hem zoo zuiver aangevoelde geestelijke proces, geeft ook de leider van het Duitsche volk ons, Nederlandsche Germanen, de gelegenheid, zelfstandig te kiezen en onzen eigen vorm te zoeken. De eigen-bijzondere van de Germaansch-algemeene. En ook wij, het Nederlandsche Volk, schijnen dat wonder wel te verstaan. Vak- en dagbladen beijveren zich om hun gezondste redeneeringen te voorschijn te halen — al zal er wel wat huichelarij onder schuilen. Vooral de organen en de menschen van den landbouw, bij wie wij trouwens reeds van te voren de gedachten zagen doorbreken — wie zou dat gedacht hebben van die „ d o m m e " boeren nietwaar — gaan vooraan. Zoo hoort het ook. De grond en de boer is het fundament van een volk. 23
Als wij maar ook te rade gaan bij ons eigen innerlijk, bij ons eigen wezen, dan antwoordt ook de Nederlandsche geest even klankvol als de Duitsche en dan vertelt hij ons even eenvoudige waarheden. De overeenstemming tusschen die beiden of, met een gesmaad woord, de bloedsverbondenheid, zal onmiskenbaar aan den dag treden. Maar dan zullen wij ook den moed bezitten daaruit de volledige consequentie te trekken. W e zullen volledig moeten breken met sleur en elk tot heden gegolden hebbend begrip aan den Europeeschen geest moeten toetsen. Geen oogenblik mogen wij vergeten, dat ons land een deel is geworden van een centraal geleid Europa, doortrokken van een vernieuwenden, een wedergeboren geest. De krukken, met behulp waarvan wij tot heden voortstrompelden, omdat wij het normale gebruik van onze ledematen verleerd hadden en die thans gebroken terzijde liggen, zullen wij rustig moeten laten, waar ze zijn. De partijen en de vakorganisaties, die neiging vertoonen zich, niet echter het volk en zijn cultuur te handhaven, behooren tot een tijdvak, dat voor goed achter ons ligt. Het zijn onbruikbare instrumenten geworden en het willen blijven hanteeren ervan, zij het misschien in een eenigszins aan de omstandigheden „aangepasten" vorm, is een even groot gevaar voor onze zelfstandigheid als het, met voorbijzien van eigen waardigheid, willen halen van orders bij Duitschland. Het moet toch duidelijk zijn, dat het partijenstelsel, dat de rem is geweest, die Nederland belette tijdig en uit zichzelf te doen wat én zijn verwantschap met het Duitsche volk én zijn geographische ligging én z'n economische positie eischten, maar dat niettemin geen eigen oplossing had voor de steeds talrijker wordende maatschappelijke problemen, nu allerminst geschikt is om een leidende factor te zijn. W i j hebben te goed gezien waar in de praktijk de ideologie van de zooveel zuilen op neer kwam. Onder24
l i n g e s t r i j d en geharrewar met v e r p l a a t s i n g v a n het accent v a n de e e n h e i d der natie naar de partijen zelf, e n v e r d e r h o p e l o o z e v e r s p l i n t e r i n g , d i e elke d a a d k r a c h t bij voorbaat l a m legde. M a a r b o v e n d i e n getuigt een p o g i n g o m t o c h n o g de p a r t i j e n o p de been te h o u d e n v a n een niet v o l l e d i g e erk e n n i n g v a n 't geen is g e s c h i e d . Z o o schijnt ons de b e k e n d e b r o c h u r e v a n d r . C o l i j n een u i t i n g v a n het streven, o m t o c h v o o r a l niet v e r d e r te gaan o p d e n w e g d e r v e r n i e u w i n g d a n wij n o o d g e d w o n g e n m o e t e n . M e t andere w o o r d e n , alles w a t wij n o g , d o o r vast te h o u d e n aan de tot d u s v e r r e g e v o l g d e p o l i t i e k , u i t het v u u r k u n n e n sleepen, is w i n s t . V o o r het partijen-systeem w e l te verstaan. H o e w e l C o l i j n z i c h eenerzijds b e z o r g d t o o n t v o o r de „ N e d e r l a n d s c h e v o l k s w e l v a a r t " , als de p o l i t i e k e u i t k o m s t v a n d e n o o r l o g z a l z i j n zooals hij d i e (ook) ziet n.1. een E u r o p a o n d e r D u i t s c h e l e i d i n g , d u s een E u r o p a opgeb o u w d naar de i n D u i t s c h l a n d o n t w o r p e n e n gerijpte gedachte, ziet hij naar z i j n eigen w o o r d e n „ g e e n a n d e r e n w e g d a n dat de leiders v a n de groote p o l i t i e k e p a r t i j e n v a n weleer, de h a n d e n i n e e n s l a a n " . M a a r het d o e l , naar h e t w e l k die w e g m o e t l e i d e n is d a n o o k : „ O r a n j e aan het h o o f d v a n een h e r b o r e n , z e l f s t a n d i g e n N e d e r l a n d s c h e n Staat". W a a r i n het „ h e r b o r e n " z o u m o e t e n s c h u i l e n v a n een d e r g e l i j k e n partijenstaat o n d e r O r a n j e blijft echter een raadsel. W a n t een geestelijke e n d a a r m e e een zedelijke w e d e r g e b o o r t e , d i e i n z i j n n a t i o n a l e socialisatie een v e r v u l l i n g z a l z i j n v a n wat i n het W e s t e r s c h e c h r i s t e n d o m w o r d t geeischt, bedoelt C o l i j n , deze felle bestrijder v a n het n a t i o n a a l - s o c i a l i s m c zeker niet. D e c o n c l u s i e waartoe D r . C o l i j n eigenlijk k o m t is deze, dat wij n i e t v e e l anders k u n n e n d o e n d a n afwachten. „ W a n t " , z o o zegt h i j , „ o n z e r e g e e r i n g is b u i t e n staat i n 25
vloed uit te oefenen en zonder leiding zijn wij in een toestand van bloote afwachting. Wat er gebeurt, gebeurt er!" Onze regeering! Colijn heeft zijn oude liefde, aanpassen, en zoo goed mogelijk den naren tijd door zien te komen nog niet afgezworen. Hij tracht wederom twee diametraal tegen over elkaar staande zaken tot overeenstemming te brengen. De nieuwe orde en de oude middelen. E n dat, terwijl hij ook wel degelijk blijkt te beseffen, dat een dergelijke houding onze zelfstandigheid in gevaar brengt. De zelfstandigheid, die hij zegt te willen behouden. Want te andere plaatse schreef hij: „Indien wij nu moeten aannemen (uitgaande van de politieke en militaire feiten van het oogenblik) dat Duitschland voortaan op het vasteland van Europa de beslissende factor is geworden, dan kan de vraag, welke onze toekomstige politieke gedragslijn moet zijn, zelfs met geen mogelijkheid meer ontweken worden. M e n zal er een antwoord op moeten geven. Struisvogelpolitiek is op dit gebied de slechtst denkbare. Ze is ook onwaardig, omdat de dingen, waarbij wij belang hebben of belang kunnen hebben, even goed beslist worden, maar dan in den geest van de Fransche onderhandelaars tegen het einde van den Spaanschen Successieoorlog: „Wij onderhandelen bij U , zonder U , over U . " Welnu, als wij ons dit ten tweeden male op den hals willen halen, moeten wij spreken over „onze regeering", die naar Engeland is gevlucht en daardoor buiten staat thans, tijdelijk iets te doen; moeten wij droomen van een constitutioneele monarchie met partij kopstukken als belanghebbende adviseurs. Maar even verwerpelijk lijkt het ons, hielenlikkend achter de Duitsche laarzen te loopen en onze waardigheid in het slijk te gooien. Hoezeer wij mogen toejuichen, dat de vernieuwing van Germanië ook ons land heeft aangeraakt en hoe gaarne wij ons zullen inspannen om op onze eigen plaats als volk datgene ten behoeve van 't groote 26
geheel te d o e n , w a a r v o o r wij het beste g e ë i g e n d z i j n , laten wij i n 's h e m e l s n a a m t o o n e n , dat we iets z i j n , n u we e i n d e lijk de kans k r i j g e n o m dat te t o o n e n . W e z i j n v a n te o u d e n e n r o e m v o l l e n s t a m o m k o n i n g s g e z i n d e r d a n de k o n i n g te w i l l e n z i j n . E e n b e h o o r l i j k e , i n het geheel passende z e l f s t a n d i g h e i d k a n ons g e g u n d w o r d e n als wij a c h t i n g w e t e n i n te boezem e n e n d i e z e l f s t a n d i g h e i d k a n tot m e d e - l e i d i n g g r o e i e n n a a r m a t e d i e a c h t i n g stijgt e n de b e w i j z e n v a n b e k w a a m h e i d v o o r h a n d e n b l i j k e n te z i j n . E e n v e r h o u d i n g v a n w e derzij dsche v r i e n d s c h a p , i n de wetenschap, dat wij ons o p e l k a n d e r k u n n e n v e r l a t e n , behoeft i n de t o e k o m s t v o l strekt niet tot de o n m o g e l i j k h e d e n te b e h o o r e n . D e g r o n d slag daartoe m o e t echter reeds n u dadelijk i n d e n aanvang v a n het n a u w e r e contact w o r d e n g e l e g d e n het is d a a r o m v a n het grootste g e w i c h t ons zoo m i n b e l a c h e l i j k als v i j a n d i g aan te stellen. I n n a u w v e r b a n d h i e r m e d e e n m e t het o o g o p de b i n n e n l a n d s c h e rust ware het d a a r o m w e n s c h e l i j k , dat de l e i d i n g v a n de o n t w i k k e l i n g s g a n g i n N e d e r l a n d i n h a n d e n z o u k o m e n v a n b u i t e n de p a r t i j e n staande figuren. N i e t alleen, dat de v e r t e g e n w o o r d i g e r s der groote p a r t i j e n o n g e s c h i k t m o e t e n w o r d e n geacht o m h i e r doeltreffenden a r b e i d te v e r r i c h t e n , ook elk der andere g r o e p e n is ó f o n b e k w a a m ó f te zeer m e t b e r o e r i n g e n i n het v o o r o o r l o g s c h e N e d e r l a n d v e r b o n d e n . Z e e r terecht is o n l a n g s o p g e m e r k t , dat geen dezer er i n geslaagd is het N e d e r l a n d s c h e v o l k v o o r het n a t i o n a a l - s o c i a l i s m e te w i n n e n . Z e k e r o n t b r a k o o k een f i g u u r , r o n d w e l k e z i j , w i e r i n z i c h t e n i n deze r i c h t i n g g i n g e n , z i c h als v a n z e l f v e r z a m e l d e n . M a a r vele a n d e r e factoren, de p o s i t i e e n de constellatie v a n ons v o l k , z i j n daartoe een beletsel geweest. W i j m o c h t e n reeds eerder a a n s t i p p e n , dat het h i e r teveel t h e o r i e bleef. D e h a r d e n o o d z a a k was er niet. E e n z u i v e r N e d e r l a n d s c h n a t i o n a a l s o c i a l i s m e k o n h i e r d a a r o m tot h e d e n ook m o e i l i j k o n t 27
staan. Er moest teveel worden „afgekeken" om met D r Colijn te spreken en men wist niet eens recht bij wien men dat moest doen. Zoo konden de vreemdste opvattingen post vatten. M e n gebruikte b.v., en heusch niet alleen in weirug doordachte gesprekken, de begrippen fascisme en nationaal-socialisme door elkaar. Afgaande op buitenlandsch voorbeeld zou men den Joden deelname aan de beweging moeten ontzeggen, maar dat durfde men in Nederland met goed aan. Een waarlijk principieel standpunt in den zin van een geestelijke en zedelijke wedergeboorte viel bij geen der groepen te ontdekken. De eene had veel van een hersteld liberalisme onder autoritaire leiding de ander zocht zijn sterkte te uiten in louter anti-semitis'me een derde en vierde waren meer georiënteerd op een vergrooting van Nederland dan op het geestelijk herstel en nog weer een ander verklaarde ons eenvoudig voor Duitschers .De dwalingen en nevendoelen waren vele en men mag met anders verwachten dan dat de eigen, zoozeer vertroetelde misvattingen overmoedig het hoofd zouden opsteken, mdien een bepaalde groep de weelde ervoer met de macht bekleed te worden. Geen der „programma s , al of met herzien en aangevuld, van bestaande bewegingen en partijtjes is bruikbaar voor het doel, dat Nederland thans behoeft en de samenstellers schijnen zelf allerminst gereed om nu plotseling ingrijpende wijzigingen in ons staatsbestel te brengen. Dit zou trouwens ook met dienstig zijn ons volk te sterken in de noodzakelijke overtuiging van hun wezenlijke bekwaamheid. Er zijn echter wel Nederlanders, die de zaak wat breeder en wat dieper hebben bekeken en onder wier leiding verbreeding en verdieping van het inzicht der overige volksgenooten onder de gegeven omstandigheden snelle vorderingen kan maken. Die omstandigheden zijn- de harde noodzaak, die thans in tegenstelling met vroeger wel aanwezig is en de gelegenheid aanschouwelijk onderwijs 28
te geven. O v e r de h e i l z a m e w e r k i n g v o o r het v o l k s g e h e e l behoeft n u niet l a n g g e d i s c u t e e r d te w o r d e n . Z i j k a n aan d e n lijve voelbaar w o r d e n gemaakt. D e h a r d e n o o d z a a k . W a n t het gaat er n u o m o f wij o n z e z e l f s t a n d i g h e i d i n d e r d a a d z u l l e n k u n n e n bevestigen o f dat ons de wet z a l w o r d e n v o o r g e s c h r e v e n . B i j dit w o o r d z e l f s t a n d i g h e i d m o e t e n wij niet d e n k e n aan een f o r m a l i s t i s c h e n staat, m a a r aan een N e d e r l a n d s c h e natie. H e t beg r i p Staat zooals wij dat o.a. v i n d e n bij D r . C o l i j n d i e n t m e t het v o o r o o r l o g s c h e N e d e r l a n d te v e r d w i j n e n . I n m e e r g e m e l d e b r o c h u r e zegt de v o o r m a l i g e m i n i s t e r - p r e s i d e n t : „ N o g altijd is de v o o r n a a m s t e taak v a n d e n staat niet o m g o u v e r n a n t e te z i j n v a n een o n m o n d i g v o l k , m a a r o m v o o r een vrij v o l k d e n w e g tot e i g e n k r a c h t s o n t p l o o i i n g z o o v e e l m o g e l i j k te effenen. D u i d e l i j k k o m t h i e r m e e de o p v a t t i n g tot u i t i n g , dat de staat iets is, dat b u i t e n en los v a n het v o l k staat, zooals dat b . v . o o k aan d e n d a g t r a d t o e n dezelfde s c h r i j v e r als m i n i s t e r - p r e s i d e n t i n functie, z e i : „ D e taak v a n de r e g e e r i n g (in geval v a n o o r l o g ) is de g r e n z e n v a n d e n Staat te v e r d e d i g e n . N i e t m i n d e r m a a r ook niet m e e r " . D i t k r a m p a c h t i g z i c h v a s t k l e m m e n aan een j u r i d i s c h b e g r i p v a n d e n staat, dat desnoods een i n h o u d s l o o s h u l s e l k a n z i j n e n d e s n i e t t e m i n blijft aangebeden, teekent het verstarde r e g e e r i n g s f o r m a l i s m e , dat n i m m e r de v e r b o n d e n h e i d m e t d e n l e v e n d e n geest v a n het v o l k v o e l d e . H e t is de k w e e k b o d e m g e w o r d e n v a n een stelselloos i n c i d e n teel i n g r i j p e n , dat steeds te laat k w a m e n i m m e r o n b i l l i j k h e d e n s c h i e p , dat „ d e w e g effende" v o o r v r i e n d j e s d i e n sten e n c o r r u p t i e e n n i m m e r l e i d i n g gaf aan het v o l k , n o c h dat a a n m o e d i g d e tot „ o n t p l o o i i n g v a n k r a c h t e n " , tenzij d a n tot die, w e l k e o p p e r s o o n l i j k v o o r d e e l w a r e n g e r i c h t . H e t gaat niet o m dat i n o u d - R o m e i n s c h e o p v a t t i n g w o r t e l e n d e , f o r m e e l e staatsbegrip. H e t gaat o m het redelijke e n geestelijke g e h é é l , dat een v o l k b e h o o r t te z i j n e n 29
waaruit de geëigende krachten naar voren worden gestuwd, de dragers van de i n het volk in onderscheiden vorm levende idee, welk den staat doorloopend vormen en vervormen. Zij, de uitvoerders, maar tegelijkertijd de scheppers van den volkswil, uit en door het volk tot hun post als aangewezen door de prestatie hunner gedifferentieerde persoonlijkheid, geven vorm aan in het volk levende en zich ontwikkelende rechtsopvatting. Zulk een staat is een geheel andere dan de doode staat van Colijn, omdat hij de ontwikkelingsgang van het volk kan leiden, omdat hij de ontwikkelingsvoorwaarden kent, de ontwikkelingsmogelijkheden van te voren ziet en den te volgen weg reeds heeft uitgestippeld naar het doel dat hem in de personen der staatsleiders, helder voor oogen staat. Dit is een staat die zorgt, die zich verantwoordelijk voelt en die zich niet met kil formalisme van eenig probleem afzijdig houdt.Die van het volk het hoofd, de leider en de vertegenwoordiger is, maar die met het volk een gemeenschappelijk hart bezit en samen met het volk de natie vormt. Indien de voorwaarde daartoe aanwezig is, is niets natuurlijker dan een aaneensluiting van meerdere van zulke volken. Die voorwaarde is: bloedverwantschap en dus een gemeenschappelijke bodem van het zieleleven. Gelijk kristallen zich uit eigen beweging samenvoegen tot een grooter geheel, groeien verwante volken in vrije ontplooiing op volkomen natuurlijke wijze naar elkaar toe. Het sterkste naar den geest oefent daarbij de grootste aantrekkingskracht uit. De natuurlijke ontwikkeling zou dan ook deze geweest zijn, dat het Nederlandsche Volk, gewekt door het Duitsche, na zich zelf uit de belemmering losgemaakt en zich gekristalliseerd te hebben, zijn natuurlijke plaats naast het Duitsche zou hebben ingenomen. 30
2 o n d e r o p n i e u w o p de o o r z a k e n d a a r v a n i n te gaan, k u n n e n wij zeggen, dat N e d e r l a n d niet daaraan heeft v o l daan. D o o r d e n l o o p der g e b e u r t e n i s s e n is n u de v o l g o r d e o m g e k e e r d . D e a a n h e c h t i n g is een feit e n z o o w e l t e r w i l l e v a n het E u r o p e e s c h geheel als v a n ons z e l f d i e n e n wij d a a r i n z o o s p o e d i g m o g e l i j k als zelfstandige e e n h e i d o n z e plaats i n te n e m e n . D a t is de c o n s e q u e n t i e v a n o n z e m i l i taire n e d e r l a a g . H e t z o u e v e n o n w a a r d i g als dwaas z i j n deze o v e r het h o o f d te w i l l e n z i e n . D a t wij N e d e r l a n d e r s m e t v r e u g d e e n z o n d e r v e r n e d e r i n g te g e v o e l e n deze taak k u n n e n aanvatten d a n k e n wij aan het feit, dat deze o o r l o g er n i e t een is u i t v e r o v e r i n g s z u c h t o f k a p i t a l i s t i s c h e i n t r i g e - p o l i t i e k , m a a r een, zij het g e w e l d d a d i g e , terugkeer tot h i s t o r i s c h n o o d z a k e l i j k g e w o r d e n v e r h o u d i n g e n , w a a r bij w e r k e l i j k e s a m e n w e r k i n g i n een E u r o p e e s c h geheel v o o r het eerst i n de geschiedenis m o g e l i j k w o r d t . W i j d a n k e n dat niet m i n d e r d e n l e i d e r v a n het D u i t s c h e v o l k , w i e n s j u i s t i n z i c h t e n d i e p e o v e r t u i g i n g h e m i n staat s t e l l e n tot h e d e n de g e v a r e n v a n de o v e r w i n n i n g te o n t gaan. I n d i e n wij o n z e kans v e r z u i m e n , i n d i e n wij de g e v o e l i ge les, ons d o o r de w e r k e l i j k h e i d gegeven niet willen verstaan, d a n z u l l e n wij dat te laat b e t r e u r e n . D e g e s c h i e d schrijvers z u l l e n d a n later m o e t e n zeggen, dat het h u i d i g e geslacht v a n het N e d e r l a n d s c h e v o l k d i e n s bestaan heeft beëindigd.
31
HET DERDE EUROPA De geest herstelt zich in zijne wedergeboorte. A l s dat waar is, dan beperkt zich dat wereldhistorische verschijnsel niet tot één land en één volk .Dat zulks inderdaad te constateeren viel kan ons blijken uit verschillende symptomen. In December 1934 kwamen in Berlijn vertegenwoordigers van twintig naties samen en stichtten de „Internationale Arbeitsgemeinschaft der Nationalisten", onder leiding van Dr. Hans Keiler. Elk van hen kreeg gelegenheid om uiting te geven aan wat in hun naties meer of minder uitgebreid leefde aan behoefte tot nationale opleving ; tot herstel van in het volk levende eigenheden en waarden. Allen waren dus op dezelfde wijze zich bewust geworden van een verkommering, want bij allen deed zich het nationale gevoel kennen als eerste symptoom. Maar ook bij allen bestond er een hartstochtelijk verlangen dit gevoel niet slechts bevredigd te zien, maar het te maken tot uitgangspunt voor wenschen van veel wijdere strekking. Deze gingen terug naar de diepte tot waar zij eindelijk bij de God-mensch-verhouding hun rustpunt vonden, en vooruit naar omhoog, waar zij volkeren en werelden met hun scheppend denken omvatten. Er zullen geweest zijn onder hen, die beseften, dat zij op dien langen weg de verbondenheid met het onzienlijke geen oogenblik meer verloren hadden. De omvang van dit geschriftje staat niet toe te voldoen aan een behoefte om meer te zeggen van hun vierdaagsche samenzijn, maar om de strekking aan te duiden kozen wij het motto van hun idealis32
tisch streven tot titel van dit hoofdstukje. Maar dit was niet het eenige feit, dat wees op de zich voltrekkende veranderingen in den menschelijken geest, hoewel we het deelnemen van zoo talrijke nationaliteiten niet gering moeten achten. Ook buiten Europa, in Zuid-Afrika, de Arabische wereld, in Engelsch-, zoowel als in NederlandschIndië en Egypte viel een drang tot zelfstandig worden waar te nemen. Toen reeds kon zonder veel gevaar de voorspelling gewaagd worden, dat het Engelsche wereldrijk uiteen dreigde te vallen. W e kunnen zeggen, dat de optredende structuurwijziging van de wereld zich kenbaar gemaakt heeft als opleving van nationaal bewustzijn. Hierdoor kwam onmiddellijk de vraag aan de orde: wat zal dit beteekenen voor de Europeesche samenleving. Oorlog, zeiden de pacifisten. Want de vrede kan alleen maar gediend en bevorderd worden door het wegnemen der grenzen, door internationale verbroedering. M e n construeerde een z.g. wereldtaal — zélfs een taal kon kunstmatig gemaakt worden dacht men — ten einde sneller de verbroedering tot stand te kunnen brengen. Oorlog, „want dan krijgt opnieuw de zucht tot verovering vat op de staten, haat en nijd en afgunst vieren hoogtij, dus dat moet verkeerd afloopen". M e n keek met de oude oogen naar een nieuwen toestand. Natuurlijk dachten ook dadelijk de nationalisten aan de onderlinge verhoudingen in Europa. E n hun werd iets anders duidelijk. Geen oorlog maar een schoone vredesmogelijkheid zal worden geschapen. Want een volk welks grootste geestelijke behoefte is de ontplooiing van eigen wezen in vrijheid, zal tegelijkertijd datzelfde in een ander volk respecteeren. Eén groote voorwaarde dient daarbij in vervulling te gaan. Voortaan zullen de volksgrenzen tevens de landsgrenzen moeten zijn. Als elk volk, naar zijn aard en op zijne wijze een eenheid vormend, zijn nationaliteit beleven kan in zijn arbeid, zijn kunst, zijn sociale 33
behoeften, kortom in zijn eigen cultuur, en het weet, dat de buurvolken, die het omringen, naar dezelfde beginselen streven en leven en niet meer hegeeren dan dat, behoeft het eene volk nimmer voor het andere te vreezen. Integendeel, pas dan kunnen zij elkaar onbevangen tegemoet treden, elkander aanvullen in economischen zin, van elkander leeren in geestelijk opzicht. Dan kan een toestand van natuurlijk evenwicht en betrekkelijke rust ontstaan in Europa. Dan komt het er niets op aan of een land groot of klein is naar de oppervlakte. De hooggeprezen vrijhandel met zijn moordend concurrentiesysteem, het elkander van de markt dringen door de zwakkere uit te putten met prijsdrukking tot beneden voortbrengingswaarde, zal vervangen worden door een billijke goederenruil, waarin rekening gehouden wordt met het welstandspeil der verschillende volken. Het „van den handel rijk worden" door het eene volk uit te zuigen en het andere te brandschatten vindt zijn einde in de nieuwe verhoudingen. Het geïntrigeer van de geheime diplomatie, het gespionneer van betaalde agenten der regeeringen, het grondig verpesten van de internationale sfeer door de leugenpers, al deze schandelijke uitwassen van wat men onze moderne maatschappij geliefde te noemen, zij zullen als vanzelf een roemloozen dood sterven. Het schijnt bijna te mooi, doch vergeten wij hierbij niet, dat terugkeer tot historisch logische verhoudingen steeds en overal de onwaarschijnlijkst geachte vereenvoudigingen en schoonheden mee brengt. Mee moet brengen omdat in ons groote voorbeeld, de natuur zelf, alles eenvoud en waarheid en schoonheid is. En de geest, die in wezen ook in de natuur reeds zich doet gelden, is immers bezig zich te herstellen? Blijven de volken naar nationaliteiten gescheiden, zoekt ieder naar eigen wijze zijn besten en meest geeigenden vorm, blijven de rechtsgebieden door de anderen geëer34
biedigd, die volken, welke leven uit een gemeenschappelijke geesteshouding, die een rasgemeenschap bezitten, kunnen, moeten als vanzelf ook een gemeenschappelijke basis vinden voor hun onderlinge verhouding. Dit is de eisch, die thans aan alle staten gesteld wordt. H u n gevoelsleven, hun rechtsopvatting, hun zeden, hun levenshouding en hun cultuur zijn in beginsel dezelfde. H u n wereldbeschouwing moet derhalve wel dezelfde zijn. Dat nu is het geval met een groot deel der Europeanen. Geheel Noord-, West-, en Midden-Europa is het oude Germaansche land, bewoond door de afstammelingen van één ras. De oereigenschappen van dat ras zijn in ons allen aanwezig en in den loop der historie, door veel verschillen en geschillen, thans in onze gemeenschappelijke cultuur tot zelfbewustzijn gerijpt. Een volksleven, opgebouwd op deze welbewaarde, levende en eerbiedwaardige elementen moet tot volle tevredenheid van allen mogelijk zijn. De opgave van dezen tijd is, dat te verwezenlijken. Nederland had de teekenen niet verstaan. Nederland is op hardhandige wijze tot de orde geroepen. Nederland krijgt niettemin zijn volledige kans. Zal het die grijpen? Zal het zijn zelfstandig noïksbestaan verzekeren of het dwaas en kortzichtig verspelen ?
35
HET NEDERLANDSCHE ACCENT Wij moeten ons het nieuwe Europa vooral niet denken als een samenvoeging van landen of staten, die voortaan op meer of minder intensieve wijze overleg zullen plegen om zoo te geraken tot een eensluidende gedragshouding. Dat gevaar bestaat naar onze meening. Het „de Vereenigde Staten van Europa" naar Amerikaansch voorbeeld heeft een zekere populariteit gekregen in sommige kringen en is ook door den gemeenen man als een soort uitkomst gezien. Laat men goed begrijpen, dat het stichten van een dergelijk lichaam voor Europa niets anders beteekend zou hebben dan een consolidatie van den bestaanden toestand, welke juist bezig is te verzinken, in onze dagen. N u naar het uiterlijk een toestand is ontstaan, die oppervlakkig beschouwd, éénige gelijkenis vertoont met dat gepropageerde en in zekeren zin in Genève reeds voorbereide systeem, bestaat de kans, dat men de zaak begrepen meent te hebben en niet verder nadenkt. In waarheid begeeft men zich dan in een sfeer, waarin men niets begrijpt van wat er voorvalt en tot geen positief medewerken in staat is. W i j moeten zooveel klaar begrip hebben als maar met mogelijkheid te krijgen is. In tegenstelling met de meening van D r . Colijn en vele anderen behoeft het nieuwe systeem inplaats van een „onmondig volk" een volk van uit eigen overtuiging sterke en met zooveel mogelijk inzicht toegeruste menschen. Het toekomstige Europa is geen conglomeraat van staten, maar, ondanks de natuurlijke, zedelijke en nationale 36
verschillen, één groot, geestelijk geheel, waarvan de samenstellende deelen organisch met het moederlichaam verbonden zijn, ja, zonder welke dat niet compleet zou zijn. Het is noodig ons dit duidelijk bewust te maken, want slechts op die wijze kan een juist inzicht omtrent de taak en het leven van elk afzonderlijk deel begrepen worden. Elk volk vervult een bijzondere functie, die door geen ander waargenomen kan worden, omdat juist in dat volk de algemeene aard verbijzonderd is door den strijd en het leven op dien grond, waarop dit volk leeft en werkt. Nederland, dat door zijn ligging aan de zee, door zijn strijd tegen het water in zijn volk eigenschappen zag groeien die nergens ter wereld gelijk worden gevonden, kan door deze als krachten in te zetten evengoed waardevollen arbeid aan het nieuwe Europa leveren als welk ander deel van Germanië ook. Het heeft daarvoor alleen maar zichzelf te zijn. Deze eenvoudige taak echter is moeilijk genoeg; en zeker is het moeilijk om na eeuwen van verkeerd leven, weer zichzelf te wórden. Ons volk zal moeten worden opgevoed en zal daarna dezen beginarbeid door zelfopvoeding moeten voltooien en dagelijks onderhouden. Hoe raken wij de verfjes, waarmee wij ons bedekten om mooier of beter te schijnen dan wij meenden te zijn, hoe het klatergoud, waarmee wij ons omhulden, om toch vooral maar mee te doen en niet achter te staan bij de toonaangevende, zéér geciviliseerde landen, weer kwijt. Wat hebben wij niet gewillig vele uitheemsche buitenissigheden ons trachten eigen te maken, voorwendend zalige bevrediging te ondervinden. Wat hebben wij niet aan ons lichaam geprutst en gefrunnikt om er als dame en heer uit te zien; wat hebben wij niet onzen geest gekneveld en gekneed om hem te doen 37
aanpassen bij de gangbare meening, die van verre kwam; wat hebben wij, ten slotte, niet onze ziel verloochend en onderdrukt omdat wij niet durfden leven uit eigen beginsel. Vrucht van de zoogenaamde beschaving, van de zoogenaamde vooruitgang, van de verlichting, de „Aufklarung", van materialisme en intellectaanbidding. W i j hebben zóólang geleefd in dwaze naaperij, zóó gretig het veralgemeeningsgif gedronken, dat wij nauwelijks te herkennen zijn. Zóó gaat een volk naar de hel! Want het in stand blijven van een volk is niet in de eerste plaats een zaak van zijn bevolkingscijfer en van zijn welvaart, maar in het handhaven en op geestelijke wijze uitdragen van zijn innerlijk vindt het zijn beste voortzetting. De deugden van het innerlijk nu, die het Nederlandsche volk in ruime mate geërfd heeft, maar die hoe langer hoe minder waardeering vonden in de practijk van het leven, ja, voor welke wij ons soms een beetje schaamden, kunnen en zullen thans in eere hersteld worden. Soberheid, eenvoud, eerlijkheid en goede trouw openlijk geminacht of niet ernstig genomen, moeten voortaan weer de normale elementen worden voor een onderling verkeer, zooals dat in deze streken eertijds vanzelf sprak. Wij hebben ten slotte geen voorbeelden van vreemden bodem noodig. Ons voorgeslacht, dat ons een roemrijken naam naliet, heeft ze ons zoo menigvuldig laten zien, dat wij daar zeker genoeg aan hebben. Bovendien zijn dat de eenige die ons passen, de eenige met welker behoud het behoud van ons volk verzekerd is. W i j moeten terug naar die oude bronnen; die bevatten het levenswater, wat wij Nederlanders noodig hebben. Onze eigen geschiedenis, het leven van hen, die de Nederlandsche natie en de Nederlandsche cultuur geschapen hebben, dient de grondslag te zijn voor den opbouw van ons geestelijk leven. 38
Als dat verleden voor ons allen weer een heilig bezit wordt, een heilig gemeenschappelijk bezit, dan zullen wij wederom beseffen wat het woord „ natie" beteekent. De natie toch is een groep van menschen, die, eerbiedig rond het verleden geschaard, tot bewaring, verdediging en ontwikkeling van dat verleden bereid is, die m.a.w. in het levende heden het verleden heiligt en de toekomst voorbereidt. Dat die groep straks ons geheele volk moge omvatten, dan kunnen de doode partijmannen het doode partijenstelsel gaan begraven. Het verleden moet dus niet allleen beschermd en verdedigd, het moet, zal het blijven leven, voortgezet worden. Wij moeten nu de schatten van karakter en gemoed, die de ouders ons toevertrouwden, levend houden door ze te gebruiken. A l s het onze gemeenschappelijke eer is, dit niet genoeg te waardeeren bezit levend te houden, dan is een der voornaamste doeleinden voor een volk vervuld. Dan heeft ons volk een kerngedachte verworven, die het krachtig voedend uitgangspunt kan zijn voor het zich daaromheen groepeerende leven. Want dan voelen wij, net als de in Berlijn verzamelde nationalisten, de liefde tot het eigen volk als het middelpunt van hoog reikende wenschen. Dan zullen wij, evenals zij, de brandende behoefte hebben om dat gevoel te ontleden. E n dan zullen wij van den eerbied voor ons voorgeslacht en zijn deugden en die voor den grond waarop zij deze, al werkend, vormden en ontwikkelden, komen tot eerbied en liefde voor de natuur en den geest,' die haar beheerscht. Hoe wij die liefde precies zullen belijden mag nog een vraag blijven, van het ons bewust worden van religieuze beleving zijn we van te voren zeker. Daarmee worden de op natuurlijke wijze gegroeide zeden voor ons van religieuze beteekenis en kracht. Dat dwingt ons ze tot symbolen te maken van ons persoonlijk en sociaal leven. Het vergt van ons de belichaming ervan 39
in onze houding tegenover den arbeid en de zorg voor de gemeenschap. Het wordt ten slotte richtsnoer voor de betrekkingen met stamverwante volken in de eerste plaats en verder reikend tot andere. De aldus herschapen Nederlander staat totaal anders tegenover de geschiedenis van alle tijden en tegenover de vraagstukken van den huidigen dag. Hij kan begrip hebben van de geweldige veranderingen in Europa en van haar nieuwe structuur. Hij kan bijdragen tot bewaring van het zuivere der verworven en tot de vorming van toekomstige cultuur. Hij zal een levend element zijn in de zich herstellende natuur, want hij weet zich een deel daarvan. Het zal hem ongelooflijk voorkomen, dat hij den arbeid zoo lang heeft gezien als iets dat alleen onder dwang verricht wordt inplaats van een natuurlijk voldoen aan een, den mensch ingeschapen drang. Hij zal weten, dat arbeid, behalve een behoefte, een plicht is en de eenige bron van leven en van welvaart. Arbeiden is zijn eer; door te werken en anderen te dienen, zijn geluk. Want in dezelfde mate en met dezelfde toewijding dienen anderen hem, dienen zij samen de nieuwe gemeenschap, binnen en voor zoover mogelijk, ook buiten de volksgrenzen. De gesmade en verachte arbeid uit den tijd, die achter ons ligt, wordt een heilige handeling, die haar hoogste voldoening vindt in het verrichten zelf. Maar die tegelijkertijd een bestaanszekerheid waarborgt en welks belooning geschat wordt naar prestatie, volgens strenge rechtvaardigheid. Ook het recht, nu eenzijdig vereenzelvigd met wetsartikelen, wortelt voortaan weer meer en zuiverder in de zede. Geen dwaze „ h u m a n e " wetsinterpretatie met op den voorgrond de genade, maar strenge rechtvaardigheid. W i j moeten weer de harde onverbiddelijkheid leeren kennen van het levende recht, als de onaantastbare, door ieder 40
gekende en voor een ieder geldende norm. Het recht is zoo heilig als de wereld en zal weer bevrijd worden uit de klauwen van hen, die zich niet ontzagen hun gekromde vingers ernaar op te heffen ten einde het tot eigen voordeel te verwringen. Die eerbied noch ontzag hebben voor recht en orde en aanslag op aanslag pleegden op onzen Nederlandsch-Germaanschen geest. Brutale, aanmatigende, van eiken gemeenschapszin gespeende individuen, die met plompe voeten onze fijnste gevoelens vertreden. W i e verkeerd doet, tegen den géést der wet, d.w.z., tegen het recht handelt, wordt gestraft. De mate van de straf volgt vanzelf uit den ernst van het vergrijp. Dat is rechtvaardig. Dat bevredigt ons rechtsgevoel en leert ons verantwoordelijkheid te dragen. Omdat wij het als rechtvaardig voelen, spoort het ons aan tot zelftucht. Deze beginselen en alles wat er op nationale wijze mee samenhangt zullen ons volk zedelijk weer gezond maken. Ons volk, dat zijn allen van Nederlandschen stam met Nederlandsche traditie. Het zal echter, wij zeiden het reeds eerder, tot dezen staat van zedelijke gezondheid moeten worden opgevoed. Zulks hebben wij gedurende de laatste jaren trouwens vaker betoogd en bepleit. Maar toen wisten wij reeds uit ervaring, dat in de toen gegeven omstandigheden, het gehoor niet bijster talrijk was. De groote meerderheid dacht niet aan de mogelijkheid van snelle noodzaak. Thans staat die plotseling in ons midden. Als nu niet binnen afzienbaren tijd ons volk gezond zal zijn, is het heelemaal geen werkelijk volk meer. Het is daarom, dat wij van meening zijn, dat de genezingsbereidheid van ons volk gestimuleerd zal moeten worden. Evenals Nederland de omgekeerde volgorde heeft gezien ten aanzien van zijn opname in het Europeesche vernieuwingsproces, zal het Nederlandsche volk die moeten kennen ten opzichte van zijn zedelijke opvoeding. W e kunnen niet wachten op een langzaam groeiproces, waarin de idee 41
zich zoekend een weg baant. Bovendien is de staat van versplintering en verwarring, van onderlingen naijver te groot, dan dat klaar en duidelijk daaruit te voorschijn zou kunnen treden het beeld van een Nederlandsch volk zooals de omstandigheden dat eischen. De grondtrekken zijn aanwezig, dat waarborgt ons zijn afkomst. De fijnere vormen zullen gemakkelijk aanslaan, want zij zijn eigen aan den oeraard van het volk. Maar de aarzelingen moeten worden overwonnen. W i j behoeven een durvende en juist grijpende geest, die handelt. Eén! Is die er niet in Nederland ? Wij weten het niet. Uit de partijen en fronten kan hij met komen, betoogden wij. Deze hebben in andere tijden voorbereidend werk gedaan in velerlei richting, maar dat velerlei is nu het beletsel om verder te gaan. Van buiten de partijen, met diepen kijk op de gansche geestelijke omwenteling, systematisch voedend zonder te veel of te weinig te geven, de gave bezittend juist die snaren m het hart van ons volk het eerst en het sterkst te doen trillen welker toon de ziel het gevoeligst raakt, met het einddoel helder voor oogen, zulk een man heeft Nederland nu noodig . E n spoedig. Terwille van onze zelfstandigheid, terwille van het voortbestaan van ons volk Het gaat er met om eenige wijziging te brengen in de bestaande wetgeving, het bestaande agrarische en industrieele stelsel, in het wezen van handel en bankbedrijf noode tot stand gebracht met misschien . . . . een mogelijkheid tot terugkeer open gehouden. Het gaat om een algeheele overbrenging van heel het volksleven op een nieuwe basis, geestelijk, sociaal, economisch en politiek. Want ons vaderland moet rijp worden gemaakt om zijn taak op te nemen m grooter verband. Dat is niet langer alleen maar wenschelijk, dat is de eisch des tijds. Het hangt van ons af of wij die taak zullen maken tot een vrijwillige 42
of dat wij hem gedwongen moeten opnemen. De keus wordt voor een karaktervol volk bepaald door zijn eer. Het is beter weigerend onder te gaan als het een oneervolle taak betreft. Maar als het er eene is, waarbij land en volk zich tevens kunnen bevrijden van den druk van geestelijke misleiding en overheersching, waaronder de eigen aard dreigde onder te gaan, als het beteekent: deelnemen aan het zich herstellen van den Westerschen geest, den geest van het avondland, als het ware geestelijke vrijheid, zegenrijke arbeid, welvaart en vrede beteekent voor het eigen volk, gebiedt de eer tot niet alleen vrijwillige maar ook toegewijde en geestdriftige deelname. Het lot maakte ons tijdelijk tot tegenstanders van de Duitschers, terwijl wij hun natuurlijke bondgenooten moesten zijn. De strijd heeft ons wederzijds niet verbitterd. Het natuurlijke bondgenootschap is nu automatisch van kracht geworden. Met duizenden menschenoffers betaalt het Duitsche broedervolk ook ónze bevrijding uit een stelsel, dat den „ondergang van het avondland" (Spengler) in zich droeg. Wij vragen hoe een volk van Germaanschen bloede anders zou moeten antwoorden dan met dankbare medewerking. O p den voorgrond staat dan wel, dat wij in den kortst mogelijken tijd onszelf hervinden. Dat vormt de grondslag van de verhouding tusschen de beide volken, want daarop moet het vertrouwen rusten. Daarnevens dienen wij te doen, zooals wij gelukkig reeds begonnen, energiek de eigen werken aanpakken en voltooien. Middelerwijl zullen onze landbouw en industrie reeds aanwijzingen ontvangen die in de richting wijzen van de ordening van straks. Maar de volle medewerking zal pas plaats kunnen vinden als ons volk een stuk opvoeding door eigen menschen heeft ontvangen. Als zij, om het in duidelijk Nederlandsch te zeggen, de smaak ervan te pakken krijgen. Vooral ook ter bevordering 43
v a n het goede b e g r i p is het zoo g e l u k k i g , dat i n het n i e u w e systeem u i t g a n g s p u n t is de twee-eenheid zou m e n b i j n a zeggen, de g r o n d en de boer. Z i j , de b o e r e n , dat z i j n allen d i e d e n g r o n d b e w e r k e n v o o r de teelt v a n vee e n v r u c h t e n , de kweekers v a n het v o e d s e l , v o r m e n d e n s t a n d v a n w e l k e elke andere a f h a n k e l i j k is. D a t was i m m e r z o o , m a a r het w e r d m a a r al te w e i n i g e r k e n d en n o g m i n d e r g e t o o n d . E e n g r o o t deel v a n ons v o l k z a l z i j n v e r t r o u w e n gewekt o f g e s t e u n d v i n d e n d o o r deze g r o n d s t e l l i n g v a n het stelsel. M a a r t o c h o p e n b a a r t z i c h straks een k a r d i n a a l v e r s c h i l met d e n t o e s t a n d v a n n u . D o o r p a c h t s t e l s e l en w i n s t b e g i n s e l i n een bepaalde en soms l a n g niet b e n i j d e n s w a a r d i g e hoek g e d r o n g e n , w e r d de a r b e i d d e n boer m a a r al te d i k w i j l s v e r g a l d . A l te v e e l z o r g aan d e n g r o n d besteed, k w a m m e e r m a l e n a n d e r e n t e n goede e n v a n l o o n e n d w e r k was m e n l a n g niet steeds zeker. A l s n u de g r o n d e i g e n d o m w o r d t , o n v e r v r e e m d b a a r b e z i t bij goede z o r g , k a n de boer niet alleen zeker z i j n v a n e i g e n p l e z i e r v a n goede g r o n d c u l t u u r , m a a r b e h o o r t de r o o f b o u w o p z i j n g r o n d m e t e e n tot het v e r l e d e n . A r b e i d s v r e u g d e e n productie worden gelijktijdig verhoogd. M a a r daarenbov e n weet m e n , dat er slechts v o o r t g e b r a c h t z a l w o r d e n o m d e r w i l l e v a n de behoefte, wat een p r i k k e l is o m een z o o h o o g en g o e d m o g e l i j k resultaat te k r i j g e n . D e v e r h o u d i n g , w a a r i n de boer staat tot d e n g r o n d , k u n n e n we ons n o g v e e l i n n i g e r d e n k e n , m a a r dat k a n pas i n meer algemeenen z i n n a langere v o o r l i c h t i n g en o p v o e d i n g . H e t o n m i d d e l lijk b e r e i k b a r e is reeds een zoo o n t z a g l i j k e w i n s t aan m e n s c h e n g e l u k , dat het v o o r s h a n d s r u i m v o l d o e n d e geacht m a g w o r d e n . V a n redelijke b e l o o n i n g v a n z i j n a r b e i d is hij zeker. W a n t de n o o d z a k e l i j k e prijs v o o r z i j n p r o d u c t v o r m t de basis v a n elke a n d e r e p r i j s b e r e k e n i n g . D a t w i l de z i c h herstellende n a t i o n a l e geest z o o . A l l e a n d e r e n eeren d e n l a n d m a n als de b e k w a m e en z o r g e n d e b o n d g e n o o t v a n de n a t u u r ; u i t h u n s a m e n w e r k i n g ontstaat het kostelijk v o e d 44
sel, dat eerst het eigen volk en van den overvloed ook anderen voedt. Waar onze bodem zich hoofdzakelijk leent tot landbouw en veeteelt, kunnen wij industrie- en mijnstreken mede voorzien. De bewoners daar hebben immers weer een andere opdracht te vervullen! Zoo opent zich een perspectief van onderlinge zorg en wederzijds dienen, dat niet vertroebeld wordt door winstzucht en handelstrucs. Verder heeft ons volk op het gebied van scheepvaart en scheepsbouw niet slechts een groot verleden, maar ook erkende bekwaamheden tot op den huidigen dag. Nederlanders waren eens de vrachtvaarders van Europa en wij zullen voor aan- en doorvoer van producten met onze ervaring nuttig kunnen zijn. Daarnaast moge nog genoemd worden onze waterbouwkunde, onze industrie, onze wetenschap, die over de geheele wereld in aanzien zijn. Neen, wij komen zeker niet met leege handen of met handen die verkeerd staan, al is het even waar, dat het ambacht net op tijd van een diepe inzinking wordt gered. Want onze jongeren dreigden op het stuk van vakbekwaamheid beneden peil te komen. Met de eer van den arbeid krijgt straks ook weer het handwerk, de individueele kunstvaardigheid van den ambachtsman ,de plaats die het toekomt. Deze enkele voorbeelden van de meest in het oog springende terreinen van onze werkzaamheid, mogen dienen tot verduidelijking van het Nederlandsche accent in den gemeenschappelijken arbeid. Het zijn prestaties van blijvende waarde; zij vormen een noodzakelijk onderdeel van den arbeid, die verricht moet worden. Hoe schoon en verheffend is het den mensch terug te brengen tot zijn wezen en tot redelijke verhoudingen in het volk en in de groote gemeenschap van het aloude Germaansche stamvolk. Hoe goed doet het ons, de rechtvaar45
digheid hersteld te zien, openhartige eerlijkheid, ridderlijkheid en eer te zien verlost van haar belagers. Laat ik het maar eens precies zeggen: Het vervult ons met oprechten trots dat wij, samen met de groote Duitsche wegbereiders onze oude gemeenschappelijke Germaansche deugden mee ten troon mogen dragen. Het doet ons hart goed en het ontroert ons diep, wanneer wij daarbij in onze gedachten langs het gebeente van onze voorvaderen trekken en hun zegen ontvangen. In menig opzicht is het een benarde tijd. Het leed in duizenden gezinnen is diep en schrijnend. Nog dagelijks worden zelfs wij, in welken vredigen uithoek we ook mogen verblijven, door bombardementen bedreigd. Zelfs wij kunnen den gewelddadigen dood ieder oogenblik ontvangen. Maar toch zijn wij vervuld van de grootschheid van het gebeuren. Het totale Germanië, vereenigd zooals het nog nimmer in de historie vermocht te zijn, bewaker van recht en vrede en welvaart in Europa, dienares van de natuur en haar schepper, den geest, wordt thans geboren. Vol ontzag slaan wij de werking der geweldige krachten gade onder welke die geest van Europa zich herstelt en een intense gevoelsgolf slaat door ons wezen als wij met zekerheid het oogenblik voelen naderen, waarop dat doel bereikt zal zijn. De tijden zijn bang, maar grootsch, Europa, het avondland gaat zijn wedergeboorte tegemoet. De dooden — eeren wij deze kameraden voortaan op een nationalen dag — de dooden mogen het mij vergeven, maar het is een voorrecht thans te leven. Amsterdam, 10 Juli 1940.
46
In de Waagreeks zijn door de Stichting de W a a g uitgegeven: 1.
Ir. B . W I G E R S M A . Richtlijnen en Schets eener redelijk-democratische staatsinrichting voor Nederland (65 cent). Tweede druk.
2.
Ir. B W I G E R S M A . De politieke be weging in Nederland en Europa (50 cent).
3.
I r . J . F R I J L I N G . D e onvermijdelijkheid eener autoritaire regeering (30 cent).
4.
Prof. J. H E S S 1 N G . Billijkheid van autoritair gezag en volkssouvereiniteit (95 cent).
5.
Ir. B . W I G E R S M A . Macht, recht en cultuur (65 cent).
6.
D r . T. G O E D E W A A G E N . Nationale opvoeding (75 cent).
7.
D r . J. H . C A R P . Het Koningschap (65 cent).
8.
Ir. J. F R I J L I N G . De Zin van het Volkenrecht (95 cent).
9.
M r . A . F . Z W A A R D E M A K E R . De Historische R o l der Rechterlijke Macht en haar Nationale Taak (f 1 ).
10.
S A K E A L G R A . De Europeesche wedergeboorte (75 ct). Men kan zich op deze studies bij den uitgever de N . V . Uitg. M i j C . A . J. van Dishoeck, Bussum, ol bij den boekhandel abonneeren tegen den prijs van f 0.25 per vel druks. (16 blz ).