O&j-l^l.
s&<£w^£*-*t^
ONDERWIJSRAAD SECRETARIAAT: BEZUIDENHOUTSEWEG 125 'S-GRAVENHAGE TEL. 070 - 83 61 94
ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 j a n u a r i I970.
Bericht op s c h r i j v e n vanj I4 november 1969, kenmerk BVO/j-164549. Betreffende: ontwerp algemene maatr e g e l van "bestuur eindexamen h . e . a . o .
AAN
D/W
Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en "wetenschappen, Nieuwe Uitlog 1, 's-Gravenhage.
De Zevende Afdeling van de Onderwijsraad hoeft met belangstelling kennisgenomen van het bij uw schrijven dd. H november 1969, BVO/j 164549 overgelegde ontwerp-eindexamenbesluit h.o.a.o. De Afdeling oordeelt het ontwerp daarom niet van belang ontbloot, omdat het de eerste neer definitief bedoelde eindexamenregeling behelst voor een der soorten van scholen voor hoger beroepsonderwijs. Tot dusverre zijn de Raad op dit niveau immers slechts interimregelingen met een voorlopig karakter onder ogen gekomen (hoger technisch onderwijs, het Eindexamenbesluit voor examens aan enkele scholen, genoemd in het Koninklijk besluit van 13 december I967, Stb. 667, enz.). Op enkele punten zijn in dit ontwerp reeds ideeën opgenomen, die ontleend zouden kunnen zijn aan een visie op het hoger beroepsonderwijs als onderdeel van het onderwijs op tertiair niveau (de term "student", niveau per instituut, de spreiding-vnor het examen, enz.). De kern van deze moderne regeling acht do Afdeling gelegen in artikel 12, dat eon uitwerking geeft van het schoolexamen onder toezicht van gecommitteerden. Deze gecommitteerden krijgen een zware taak en zullen niet slechts belast zijn met het toezicht op het examen, doch tevens belast worden met de beoordeling van de opgaven (artikel 12, derde lid). De Afdeling heeft zich afgevraagd, welke personen in staat zullen zijn het gecommitteerdenschap - dat vrijwel het gehele jaar door werkzaamheden met zich meebrengt - te vervullen. Ter vergelijking van het niveau van de opgaven ware hot gewenst, dat een gecommitteerde meer dan 6ên school toebedeeld zou krijgen. Het komt de Afdeling evenwel ondoenlijk voor personen te vinden die hiertoe in staat en in de gelegenheid zullen zijn. Als gevolg hiervan geeft de inschakeling van gecommitteerden wel een waarborg, dat het eigen karakter van elk instituut voor hoger economisch en administratief onderwijs tot
935535* - 10
v
ONDERÏÏIJSRAAD ZEVENDE AFDELING
O.R. 53 w.v.o. -
2 -
zijn recht zal kunnen komen, doch niet dat er uniformiteit van niveau van de verschillende instituten zal zijn. Aan de inspecteur wordt ten deze, althans in het voorgelegde ontwerp, geen taak toegekend. Hoewel de Afdeling oog heeft voor de voordolon, die de voorgelegde regeling voor het nieuwe schooltype van het h.e.a.o. heeft, nu het in het experimentele stadium per instituut zijn niveau en karakter kan vaststellen, acht de Afdeling het toch in het belang van de erkenning van het h.e.a.o. in de maatschappij van betekenis, dat een waarborg wordt ingebouwd voor enig landelijk niveau van het eindexamen. Daarom zal de Afdeling bij artikel 12 bepleiten aan de inspecteur een uniformerende invloed op de samenstelling van de eindexamenopgaven voor het schriftelijke gedeelte uit te oefenen. Artikelsgewijze opmerkingen Artikel 1 : toe te voegen ware "het woord student" : een leerling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Net op het voortgezet onderwijs aan de school^ Artikel 2 ; de vraag is gerezen, of het ter wille van de uniformiteit niet gewenst ware in het eerste lid te stellen dat "jaarlijks" gelegenheid gegeven wordt eindexamen af te leggen (zie ook artikel 29, eerste lid, van de ïïet op het voortgezet onderwijs). Do indeling van de artikelen 3 9 4 en 5 zal wellicht iets aan overzichtelijkheid winnen, indien deze artikelen elk werden verdeeld over drie leden. Het tweede lid zou dan slechts behelzen? Deel 2 omvat de vakken Het derde lid zou dan aangeven, dat Deel 3 bestaat uit. Nat dit derde deel betreft, acht de Afdeling het van grote betekenis, dat hier de gelegenheid wordt geboden voor een inbreng uit de praktijk. Daarom is het ook wenselijk duidelijk te stellen, dat hier gelegenheid is in te gaan op de praktijkervaring. ZoaU de redactie nu luidt, zal de bespreking zich moeten beperken tot de scriptie, ook al zou deze zeer beperkt van opzet zijn. Beter acht de Afdeling het, indien gesteld werd, dat deel 3 bestaat uit een "bespreking met de kandidaat van een afstudeeropdracht, aan de hand van een daarover gemaakte scriptie". Terwijl de kandidaat op deze wijze de zekerheid krijgt dat uitgangspunt van de bespreking de door hem gemaakte scriptie zal zijn, behoeft de discussie zich anderzijds niet tot de eventueel eng opgezette scriptie te beperken, maar zal zij zich tot de afstudeeropdracht zelf kunnen uitstrekken.
«
ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 N.V.O. - 3 Het voorgestelde derde lid van de artikelen 3, 4 en 5 ware met in achtneming hiervan te redigeren. Artikel 8, eerste lid : aangezien de herexamens hier voor de eerste maal ter sprake worden gebracht, ware daarachter toe te voegen: ", bedoeld in artikel 27, derde lid". In artikel 8, tweede lid ware tot uitdrukking te brengen, dat de directeur het gehele eindexamen regelt "aan de school". De kennisgeving dient niet alleen te geschieden aan de inspecteur, de gecommitteerde en de kandidaten, doch ook aan de examinatoren. Artikel 9 : redactioneel behoort bij de eerste volzin een voorbehoud te worden gemaakt voor de moderne talen ten aanzien waarvan in de tweede volzin wordt gesteld, dat daarin schriftelijk en mondeling wordt geëxamineerd. De Afdeling merkt op de voorgestelde urenaantallen niet geheel bevredigend te achten. Ook indien gokczen wordt voor een schriftelijk en mondeling examen voor bijvoorbeeld het vak bedrijfseconomie, dan acht zij een tijdsduur van ten hoogste twee uur te gering. Anderzijds ware het gewenst toch een minimum urenaantal te noemen. Daarom stelt de Afdeling voor op te nemen, dat geëxamineerd wordt gedurende ten minste drie of ten hoogste zes uren, verdeeld over een of meer zittingen. Het komt de Afdeling voor, dat deze regeling voldoende ruimte laat. De Afdeling is van oordeel, dat aan de directeur in artikel 9, eerste lid, een grote bevoegdheid wordt gegeven om de keuze te bepalen, of alloen schriftelijk geëxamineerd wordt, dan wel schriftelijk en'mondeling. Doze keuze is voor de kandidaten van groot belang. Het moet daarom niet onmogelijk worden geacht, dat op dit punt enig overleg met de studenten m de praktijk wenselijk zal blijken. In elk geval is de Afdeling van oordeel, dat de verantwoordelijkheid ten deze niet uitsluitend op de directeur dient te worden gelegd, doch "na overleg met de overige leden van de examencommissie". Deze woorden waren derhalve in artikel 9, eerste lid, toe te voegen. De eindverantwoordelijkheid blijft uiteraard bii de directeur. Artikel n , eerste lid : de Afdeling vraagt zich af, oï de hier bedoelde aanwijzing voor 15 januari niet te laat geplaatst is. De vaststelling van de examendata, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, zal reeds plaatsvinden in november/december van het daaraan voorafgaande jaar. Nil er dan mogelijkheid zijn tot overleg met de gecommitteerden, dan zal do aanwijzing daarvan in het voorafgaande jaar vóo'r 1 december moeten plaatsvinden. In feite zal de gecommitteerde dan net gehele jaar door in functie kunnen zijn.
ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 N.V.O. - 4 In artikel 11, tweede lid, dient te worden toegevoegd, dat de vergoeding van reis- en verblijfkosten alsmede van vacatiegelden zal geschieden "volgens door onze minister te geven voorschriften". Aan artikel 12, tweede lid, ware toe te voegen, dat de opgaven door de voorzitter van de examencommissie niet alleen worden toegezonden aan de gecommitteerde, maar tovens aan "de desbetreffende inspecteur". In het derde lid dient dan te worden ingevoegd, dat de inspecteur desgewenst zijn mening over de hem toegezonden opgaven geeft aan de gecommitteerde en aan de voorzitter van de examencommissie. Het valt op, dat niet is voorgeschreven wat met het commentaar van de gecommitteerde op de opgaven zal geschieden. Daarom ware aan het slot van de eerste volzin toe te voegen:......., "waarbij hij evenbedoelde commentaar zoveol mogelijk overneemt". In vergelijking met de regelingen, waarin veel aandacht wordt geschonken aan do geheimhouding van de examenopgaven en de verzegeling van de pakketten, moet het voor deze schoolexamens als een omissie worden beschouwd, dat geen bepaling is opgenomen ter voorkoming van onachtzaamheid not de eindexamenopgaven. Het ware gewnnst te stellen, dat de leden van de examencommissie en de gecommitteerde tot geheimhouding zijn verplicht. In de tweede regel van het vijfde lid van artikel 17 ware voor het tweede "van" te lozen "en". Ter voorkoming van nisverstand ware in artikel 17, zesde lid, imperatief voor te schrijven, dat de voorzitter er voor zorg draagt dat de gecommitteerde inzage "krijgt" van het werk "zie ook artikel 11, derde lid). Het zou beter zijn, indien in artikel 18 werd toegevoegd, dat de cijfers voor het schriftelijke werk zijn vastgesteld "overeenkomstig het bepaalde bij artikel 24". In aansluiting op het door de Afdeling voorgestelde derde lid van de artikelen 3, 4 en 5 ware in artikel 19, tweede lid, te stellen dat de bespreking van do afstudeeropdracht aan de hand van de door de kandidaat vervaardigde scriptie geschiedt. In de artikelen 20 en 22 ware voor "26" to lezen "27' Artikel 23 : de Afdeling heeft zich afgevraagd, of het toekennen van de cijfers van 1 tot en met 10 voor instituten op het tertiair niveau niet te schools aandoet. De Afdeling acht het echter niet op haar weg gelegen hier een ander voorstel te doen, zolang de instituten daaraan zelf kennelijk nog niet toe zijn.
ONDERNIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 ÏÏ.V.O.
- 5Bij artikel 24, derde lid, merkt de Afdeling op, dat blijkens artikel 19, eerste lid, zich het geval kan voordoen dat slechts één examinator aanwezig is in tegenwoordigheid van een gecommitteerde. De meervoudsvorm examinatoren zou op die situatie niet van toepassing zijn. De vraag is gesteld, of het niet scherper zou zijn uit te drukken dat breuken van een half en hoger naar boven worden afgerond. Bij artikel 30 brengt de Afdeling naar voren, dat waar het hier gaat om schoolexamens, het toch zeker ten aanzien van dit nieuwe schooltype gewenst voorkomt de examenopgaven en het examenwerk aanzienlijk langer te doen bewaren dan de hier voorgeschreven zes maanden. Eerder ware te donken aan een periode van bijvoorbeeld drie jaar. In artikel 30, tweede lid, zal gelezen moeten worden "de cijferlijst bedoeld in artikel 28, derde lid". Tegen het voorschrift vervat in artikel 31, tweede lid, behoeft geen overwegend bezwaar te bestaan, indien het hier bedoelde door de gecommitteerde uit te brengen verslag geen zware op zichzelf staande taak zal gaan worden, doch beperkt kan blijven tot een indruk van hetgeen hem bij het examen als saillant voorkwam. Namens de Zevende Afdeling van do Onderwijsraad,
C (mr. H. Drop, secretaris).