/
ONDERWIJSRAAD SECRETARIAAT: BEZUIDENHOUTSEWEG 125 •S-GRAVENHAGE
/
ff
TEL. 070 - 83 61 94
O.R. 24 MEA Betreffende: rapport opleiding informatica.
D/W
1
s-Gravenhage, 27 februari I97O AAS
Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-Gravenhage.
Met "belangstelling heeft de Onderwijsraad kennis genomen van het rapport van de commissie-Frielink inzake de opleiding van deskundigen voor automatische informatieverwerking. De besprekingen over dit rapport in de Raad gaven aanleiding tot het instellen van een commissie ad hoc uit de Tweede, Vierde en Zevende Afdeling, ten einde eigener beweging tot een advies aan Uwe Excellentie over de in het rapport vervatte voorstellen te geraken. Op grond van deze nadere bestudering heeft de Raad thans de eer u terzake als volgt te berichten. Het voorliggend rapport van de commissie-Frielink getuigt naar de mening van de Raad van grote voortvarendheid en van de drang om de opleidingsvraagstukken, die zich naar alle waarschijnlijkheid zullen voordoen als gevolg van de grote vlucht welke de computer in do naaste toekomst zal nemen, op forse wijze aan te vatten. Niettemin - of juist daardoor - noodt dit rapport tot het maken van een aantal kanttekeningen, niet in het minst ten einde een te eenzijdige benadering van het vraagstuk enigszins te compenseren en de problematiek in een wat ruimer kader te plaatsen. Ook de Raad is overtuigd van de toenemende betekenis van de computer in de maatschappij en van de urgentie in dit verband om de opleiding van deskundigen op verschillende niveaus ter hand te nemen. Dit neemt niet weg, dat de door het rapport naar voren gebrachte ramingen naar het oordeel van de Raad wel erg vrijblijvend zijn. Zo lopen de taxaties van het aantal in bedrijf zijnde computers voor I975 niet minder uiteen dan van 1700 tot ruim 6OOO. Op deze basis wordt vervolgens een personeelsbezetting in 1975 becijferd variërend van 23 tot 56 duizend deskundigen en van 8 tot 19 duizend man bedieningspersoneel. Het bestaande tekort en de vervangingsbehoefte verwerkend, wordt de opleidingsbehoefte over de periode van I969 tot en met I975 dan geschat op een aantal deskundigen tussen de 21 en 60 duizend en een aantal bedieningskrachten tussen 7 en 20 duizend (rapport blz. 10). ^
020055» - 10
ONDERÏÏIJSRAAD O.R. 24 MEA - 2 Het is op grond van deze, wel zeer sterk uiteenlopende cijfers, dat het rapport vervolgens ingaat op het hiervoor benodigde opleidingsstelsel. Afgezien van de te grote marge tussen de minimum- en maximumbehoefte (van totaal respectievelijk 28 en 80 duizend) kan de Raad zich niet aan de indruk onttrekken, dat deze cijfers sterk zijn overtrokken. Zo dient toch ook rekening te worden gehouden met de voortgaande vervolmaking van de computer zelf, waardoor mogelijk het gemiddeld aantal benodigde mankracht per eenheid zal afnemen. Voorts mag niet vergeten worden, dat in het aanvangsstadium van de toepassing van een nieuwe techniek de behoefte-curve steiler pleegt te verlopen dan na een aantal jaren, wanneer in de praktijk meer ervaring is opgedaan en in do bedieningshandelingen meer differentiatie is aangebracht. Op dit punt richt zich het voornaamste bezwaar vj,n de Raad, namelijk dat in de cijfers onvoldoende onderscheid is gemaakt naar het niveau van de benodigde mankracht. Toch zal er een duidelijker beeld van do scala van functies in de maatschappij en van de daarvoor nodige opleidingen moeten ontstaan!^ alsmede van de carriore-mogelijkheden van de gediplomeerden, willen de prognoses richtinggevend kunnen zijn voor te nemen onderwijskundige voorzieningen op verschillende niveaus. Dit laatste geldt met name zulk een vergaande maatregel als hot in loven roepen van een nieuw type school voor hoger beroepsonderwijs, te weten de hogere school voor de informatica (h.i.s. ). Volgens het rapport zouden er op afzienbare tijd tien van zulke scholen moeten worden gesticht van elk 800 leerlingen on met een jaarlijkse aflevering van 25OO in totaal (blz. 36). Een dergelijke produktie acht het rapport te realiseren, indien in de eerstkomende jaren 10$ van het aantal geslaagden van v.w.o. èn h.a.v.o. de h.i.s. zou gaan volgen (blz. 27). Deze laatste vooronderstelling acht de Raad irreëel; een percentage van tien procent voor zulk een nieuw schooltype is zonder meer niet te verwezenlijken. Te minder overtuigend is deze prognose, indien overwogen wordt, dat de gehele h.t.s.-sector jaarlijks ton hoogste 2000 afgestudeerden oplevert, en de h.e.a.o.-sector, nu na verloop van enkele jaren, in het eerste leerjaar nog pas een paar honderd studerenden telt. Nu doet het rapport naar het oordeel van de Raad niet geheel duidelijk uit de doeken voor welke functies deze h.i.s. zal opleiden. Gesproken wordt van "de grrocp van toekomstige systeemontwerpers, programmeurs en programmatuurdeskundigen". Haar de mening van de Raad zal de behoefte aan systeemontwerpers en programmatuurdeskundigen (de functies, bedoeld onder e en f op blz 56 van het rapport) in feite niet groot zijn, omdat deze zich alleen bij de zeer grote bedrijven zal doen gevoelen. Er doet zich in de praktijk een ontwikkeling voor naar het gebruik van grotere systemen (info-centrales) zowel bij do grote bedrijven als bij Rijksen gemeentelijke instituten alsook bij de service-bureaus. Deze ontwikkeling roept de behoeft op aan hoog gekwalificeerd personeel, doch anderzijds leidt zij tot een afnemen van het aantal te employeron stafleden. De ontwikkeling van de kleine computers voor de kleine bedrijven is nog onduidelijk. Het ligt voor de hand to veronderstellen, dat in de toekomst steeds meer kleine bedrijven
ONDERÏÏIJSRAAD O.R. 24 1EA - 3 van de apparatuur van service-bureaus gebruik zullen maken. Indien kleine computers verder worden vervolmaakt dan zal do bediening daarvan niet de behoefte aan de hier bedoelde hoog gekwalificeerde deskundigen nodig maken, doch eerder die van gewone programmeurs. Deze ontwikkeling, waarvan de contouren nog onduidelijk zijn, versterken naar de mening van de Raad de behoefte aan een afzonderlijke h.i.s. niet. Het komt de Raad voor, dat het rapport de h.i.s. vooral heeft gezien als opleidingsinstituut voor de functies van programmeur, hoofdprogrammeur en systeemanalist (respectievelijk b, c en d op blz. 55). De Raad merkt hierbij op, dat er in do praktijk meer programmeurs dan systeembouwers nodig zijn. Voor do opleiding tot de functie van programmeur is echter naar het inzicht van de Raad als basis in beginsel voldoende het diploma mulo B + het praktijkdiploma boekhouden (of het hiermee te vergelijken studiepakket van de m.a.v.o.), dan wel het diploma m.e.a.o. Toegegeven moet worden, dat wil men van programmeur geen eindrang maken, een bredere vooropleiding noodzakelijk zal zijn. Echter moet overwogen worden, dat ook de behoefte aan hoofdprogrammeurs geringer zal zijn dan die aan programmeurs. In elk geval kan de behoefte aan programmeurs niet zonder nadere differentiatie, en dan nog slechts beperkt worden aangevoerd als argument ten gunste van con h.i.s. Meent de Raad in het vorenstaande de kwantitatieve behoefte aan gediplomeerden van de h.i.s. enigszins te hebben gerelativeerd, een andere vraag is, of de aard van de behoefte aan computerdeskundigen de creatie van een afzonderlijke school voor hogor beroepsonderwijs in do vorm van oen h.i.s. rechtvaardigt. De beantwoording van doze vraag moet gezien worden togon de achtergrond van de plaats die de computer in het bedrijf inneemt, hetzij als een geavanceerde totaalinstallatie, hetzij als een eenvoudig apparaat. Bij de door het rapport voorgestane hogere school voor de informatica gaat hot vooral om hot opleiden van deskundigen voor de automatische informatieverwerking, dat wil zeggen personen die in staat zijn de computer te integreren in het bedrijfsbeleid. De computer moet in dit verband gezien worden als een belangrijk hulpmiddel bij de administratie. Do hiervoor benodigde administratieve computerdeskundigen worden thans nog uit geselecteerde h.b.s.'ers B gerecruteerd. De nadruk bij de uitoefening van de functie ligt niet op de informatie zelf, maar op het administratieve systeem, de administratieve organisatie. Als begeleidend verschijnsel doen zich bij de uitoefening van de functie vragen voor die do hulptechnieken, de informatiesystemen betreffen. Op grond van vorenstaande overwegingen acht de Raad een administratieve, bedrijfseconomische opleiding als grondslag voor de hier bedoelde administratieve computerdeskundigen aan te bevelen. Het is do Raad trouwens opgevallen, dat in het voorstel van het rapport aan een afzonderlijke h.i.s. toch slechts 25$ van het totaal aantal lossen aan de zuivere informatica zal worden besteed. Hoewel het hier gaat om een vak van geheel eigen aard, waarvan mag worden aangenomen, dat het in de afzonderlijke h.i.s. systematisch gedurende de gehele opleiding zal worden bestudeerd, valt toch op te merken, dat het zwaartepunt blijkbaar niet al te zeer op dezo
ONDERÏÏIJSRAAD O.R. 24 MEA
-4 informatica is gelegen. Ook aan bedrijfsoconomische vakken en niet te vergeten de talen zal terecht veel aandacht worden besteed. De Raad is nu van oordeel, dat do hier bedoelde informaticaopleiding het zuiverste kan worden ingebouwd in het h.e.a.o., te meer omdat deze onderwijsvorm in feite zelf reeds een inleiding op het gebruik van moderne informatiesystemen omvat. De vorming van een afzonderlijke h.i„s. komt de Raad ook daarom ongewenst voor, omdat de maatschappelijke ontwikkeling ten aanzien van de computer nog niet geheel duidelijk is, en de organisatie van de bedrijven die van deze apparaten gebruik maken nog niet vastligt. In het algemeen is het in zulke gevallen beter de opleidingsproblcmon to benaderen vanuit oen bestaand schooltype en niet aanstonds daarvoor reeds een aparte lijn op te zetten. Hier komt bij, dat het doon ingang vinden van een nieuwe onderwijsvorm, zoals thans hot h.e.a.o. op zichzelf reeds grote moeilijkheden met zich meebrengt. Op grond van hot vorenstaande acht de Raad het daarom aangewezen de opleiding van informaticadeskundigen to benaderen vanuit het bestaande nieuwe schooltype van het h.e.a.o. De vraag is nog gerezen, of hot niet gewenst zou zijn oen opleiding voor de informatica in te bouwen bij hot technisch onderwijs. In het bijzonder valt dan to denken aan het hoger technisch onderwijs (meet- en regeltechniek). De Raad acht oen dergelijke opzet evenzeer mogelijk, en zou in dat geval de opleiding meer gericht willen zien op de technische kant van het programmeren in do procesbeheersing. Het aantal functies waarvoor deze opleiding bestemd zal zijn, vormt weliswaar slechts een deel van het totaal aantal functies in de sector van de informatica, doch oen hoogwaardige technische opleiding hiervoor, onder te brengen aan een beperkt aantal h.t.s.'en, is onontbeerlijk. Voor deze behoefte zou gedacht kunnen worden aan een applicatiecursus aan do h.t.s., specifiek op deze sector in te stellen, doch evenzeer aan eon differentiatie binnen de h.t.s.-opleiding. Overwogen mag worden, dat "operators" ook gerecruteerd worden uit geselecteerde bezitters van het diploma m.t.s. (voorheen u.t.s.) of van het getuigschrift van een desbetreffend leerlingstelsel. Indien een opleiding voor do informatica zou worden opgezet binnen het kader van het h.e.a.o., dan zijn er in hot algemeen drie mogelijkheden. In de eerste plaats zal hut mogelijk zijn do opleiding voor de functies in de informatica reeds vanaf hot oerste leerjaar afzonderlijk te houdon in een vierde studiorichting. De Raad is evenwel van moning, dat een dergelijke, vroegtijdige specialisatie niet verantwoord is en do studenten to snel in een beperkte richting zou vastleggen. Daarom geeft do Raad do voorkeur aan oon tweede mogelijkheid, namelijk om eorst te specialiseren in het tweede leerjaar, waar do nadruk vooral gelegd dient te worden op de vanouds bekende S.P. D.-vakkon. Een grondige konnis van de administratieve gang van zaken in het bedrijf is immers noodzakelijk alvorens zich bezig te houden met vragen on technieken verband houdende met de vervanging van bedrij fs-administratiove processen door computerverwerking. In het dorde leerjaar zou do eigenlijke
ONDERÏÏIJSRAAD O.R. 24 MEA
- 5specialisatie in de informatica kunnen plaatsvinden. Onnodig te zeggen, dat in alle loerjaren van het h.o.a.o. do informatica als een verplicht vak dient to fungeren. Als derde mogelijkheid moet nog worden genoemd de figuur van oon kopklas boven de h.o.a.o., zoals deze roods bestaat bijvoorbeeld voor de bedrijfskunde of voor do kernenergie aan de h.t.s. De Raad beveelt aan do tweede oplossing als de hoofdlijn te aanvaarden, doch deze derdo mogelijkheid niet te veronachtzamen indien daaraan in do praktijk behoefte mocht blijken. Met het voorstel van het rapport (blz. 32) om hot vak informatica gedurende ten minste do laatste twee jaron te doon geven gedurende ten minste twee lesuren por weck aan de scholen voor hoger technisch onderwijs kan do Raad zich zeor wel verenigen. Een zelfde aanbeveling doet het rapport voor de scholen voor m.c.a.o. on m.t.o. De Raad acht het op zichzolf juist, dat ieder die in oen verantwoordelijke positie in het bedrijfsleven komt, bij benadering weet wat hij van do informatica kan verwachten. Doze overweging geldt ook voor de leerlingen van hot v.w.o., het h.a.v.o. on het m.a.v.o. Hot gaat daarbij om eenvoudige kennis, opdat enig begrip wordt bijgebracht welke administratieve taken door een computer kunnen worden overgenomen. Bij het vorenstaande tekont de Raad evenwel aan hot weliswaar wenselijk te achten, dat op hot niveau van hot hoger beroepsonderwijs (h.t.o. on h.o.a.o.) do lesuren afzonderlijk aan de informatica worden besteed, doch dat naar zijn mening voor wat betreft het v.w.o., hot h.a.v.o., het m.a.v.o. en het daarvoor in aanmerking komende middelbaar beroepsonderwijs, do informatica zo veol mogelijk in reods bestaande vakken dient to worden geïncorporeerd. Te denken valt daarbij aan een vak als wiskunde, eventueel natuurkunde, zelfs ook maatschappijleer. Bij dit laatste vak denkt de Raad vooral aan het aspect, dat het nodig kan zijn om de angst voor het onbekende van de informatica on van de computer to overwinnen. Do computer zal immers in de toekomstige maatschappij oon normaal verschijnsel worden, waarmee iodor - al dan niet in verwijderd verband - to makon zal krijgen. Volledigheidshalve merkt do Raad nog op, dat hot in het kader van de nieuwe vorm van eindexamenpakketten niet zondor moor mogelijk is om - zoals hot rapport doet - voor con iodor hot vak informatica in hot hoogsto leerjaar verplicht te stollen. In hot algemeen acht de Raad hot noodzakelijk, dat bij de regeling van do ondorworpolijko materie do desbetreffende docentenorganisaties worden betrokken. Ook indien Uwo Excellentie gevolg zou goven aan hot voorstel van het rapport eon loerplancommissie in to stellen, diont bij de samenstelling van deze commissie met de docentenorganisaties voor de dosbetroffonde onderwijsvormen rekening te worden gohoudon. In het bijzonder ware aan vertegenwoordigers van hot h.o.a.o. oon belangrijke plaats toe to kennen. Overleg met de docentenorganisaties zal ook nodig zijn met het oog op do vorming van de benodigde docenten. Dit aantal valt volgens het rapport te stollen op 30 voor hot hoger technisch onder-
ONDERÏÏIJSRAAD O.R. 24 MEA - 6 "wijs, 75 voor de door het rapport voorgestelde h.i.s., 45 voor het middelbaar beroepsonderwijs en I8O voor de sector van het a.v.o. Voor do beide laatstgenoemde sectoren zal het bij de door de Raad voorgestane integratie van de informatica bij reeds bestaande vakken Vooral gaan om een applicatie van de docenten, die daarvoor in aanmerking komen. Op het niveau van hot hoger beroepsonderwijs (totaal 105) moot evenwel naar do moning van de Raad rekening worden gehouden mot een full-time herscholing gedurende oon half jaar, waarna de opgeleiden volwaardig docent zullen worden in het niouwe vak on derhalve voor het vroegere vak vervangen dienen te worden. Van grote betekenis acht do Raad hot, dat do didactiek in het vak informatica tot ontwikkeling wordt gebracht. Met name in do soctor van het a.v.o., in het bijzonder hot m.a.v.o. en h.a.v.o., alsook op hot niveau van hot middelbaar beroepsonderwijs, zullen aan do docenten hoge eisen worden gesteld om de ingewikkelde materie van do informatica op oen aangepaste on eenvoudige wijze voor te dragon. Aan dit aspect ware door een kleine commissie van deskundigen bijzondere aandacht te doon schonken. Wat ten slotte de financiële aspecten betreft, meukt de Raad «p, dat de door het rapport beoogde full-time bijscholing van oen groot aantal docenten nauwelijks te verwezenlijken zal zijn, on naar het oordeel van de Raad volgens zijn hierboven gereleveerde gedachtengang ook niet noodzakelijk is. De kostenbecijfering in de personele sector is daarom slechts van betrekkelijke betekenis. De berekening van de kosten voor de materiële voorzieningen roept eveneens twijfel op, omdat uitgegaan wordt van het aanschaffen van computerapparatuur. De Raad is evenwel van oordeel, dat in de eerstkomende jaren zoveel mogelijk gebruik dient te worden gemaakt van het huren van apparatuur (waarvan de kosten op ongeveer f. 120.000 à f. I5O.OOO per computer per jaar zijn te stellen). Het aantal studerenden in de informatica zal immers vooralsnog tot wellicht slechts 20 personen per studierichting beperkt blijven. De computer kan in zulke gevallen beter voor één dag, of bij grotere aantallen studenten méér dagen per week van eon servicebureau of bij een bedrijf worden gehuurd. Ook zou gedacht kunnen worden aan gemeenschappelijk gebruik van deze kostbare apparatuur door verschillende instellingen van onderwijs (h.t.s., h.e.a.o., wetenschappelijke instellingen). Ten slotte moet nog worden opgemerkt, dat het gebruik van het woord "initiële kosten" voor do computerinstallatie op blz. 42 onjuist is, aangezien het hier gaat om geregeld terugkerende kosten. Do Raad meent met vorenstaande kanttekeningen bij het overigens door hem zeer gewaardeerde rapport van de commissie-Frielink te mogen volstaan. Namens de Onderwijsraad,
JIM- • (prof.iiir. I.A. Diepenhorst, voorzitter),
L^—I (mr. H. Drop, secretaris).