WMO-ADVIESRAAD GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM Datum : 9 april Secretariaat:Gruttohof 24, 2371 NR Roelofarendsveen Nr. 82 Tel..06-83114156, email:wmoraadkaag-braassem@yahoo.
2015
Nieuwsbrief Beste Wmo-adviesraadleden en overige geïnteresseerden, Hierbij weer een nieuwsbrief vol wetenswaardigheden. Berichten over wmoaangelegenheden maar ook over zaken breder dan de Wmo, namelijk het gehele sociale domein betreffende. Dit is omdat de Wmo-adviesraad Kaag en Braassem sinds de invoering van de Maatschappelijke Agenda in 2013 in feite geen strikte Wmo adviesraad meer is maar een adviesraad voor het hele sociale domein. Daarom ook in de nieuwsbrieven een breder aanbod van artikelen. Ik wens u veel leesplezier. Met vriendelijke groet, Fried Elstgeest, voorzitter Blz. Onderwerp: 2. Vierde Kamerdebat van dit jaar over het trekkingsrecht voor het persoonsgebonden budget 2. Mag zeer sterke verlaging van pgb-tarief in verschillende Limburgse gemeenten zomaar? 3. Geld van Rijk voor verlaging eigen bijdrage huishoudelijke hulp 3. Rechter toetst Wmo-beleid (indiceren, individuele / algemene voorziening enz.) 4. Voor ondersteuning in de langdurige zorg zijn er cliëntondersteuners van Zorgbelang 4. De inloopfunctie en de dagbesteding in de GGz dreigen te verdwijnen 5. Grote zorg over verzekeraars die niet willen betalen voor de begeleiding op school 5. Verschil tussen angst en doodsangst 7. PGB-zorgen en staatssecretaris Van Rijn 8. Wet taaleis Participatiewet aangenomen 11.Een gemeenteraad die het lef heeft de regie uit handen te geven, kan daardoor goed (blijven) sturen 12.In de jeugd ggz mogen professionals geen cliëntgegevens verstrekken aan gemeenten 13.Echte kansen voor jeugd!? 14.Oplossing PGB-problemen o.a. door ‘onafhankelijke ketenregisseur’ 14.Signaal van de politie dat er steeds meer ‘verwarde mensen’ worden aangehouden 15.Van Rijn versus De Blok 16.Bereikbaarheid vertrouwensartsen om aanpak van kindermishandeling te verbeteren 16.Veel jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt 16.Mbo-studenten raken dieper in de schulden 17.Professionals hebben een belangrijke rol om het thuis veilig te houden 18.VNG roept gemeenten op werk te maken van het aan de slag helpen van arbeidsbeperkten 18.De politie vaak te laat op de plek des onheils, dus niet binnen een kwartier 18.Hoe lastig afhankelijkzijn moet zijn 20.Iedere maand doorgeven aan UWV dat je geen inkomsten hebt, is onnodige bureaucratie 20.Amsterdam investeert in scholing en werk voor jongeren 21.Beheer en onderhoud openbare ruimte volledig buiten het Haarlemse stadhuis afgehandeld
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 1
Vierde Kamerdebat van dit jaar over het trekkingsrecht voor het persoonsgebonden budget
Zorgvisie 27 maart 2015
Van Rijn gaat geen voorschotten betalen in pgb-chaos In alweer het vierde Kamerdebat van dit jaar over het trekkingsrecht voor het persoonsgebonden budget (pgb) was de kritiek niet mals. Kamerleden eisten voorschotten voor zorgverleners die werken voor pgb-houders en nog niet betaald zijn. De staatssecretaris wilde er niet aan. Hij overleefde een motie van wantrouwen van de SP-Kamerlid Renske van Leijten. Het 47-pagina tellende herstelplan voor de implementatie van het trekkingsrecht voor het pgb stond gisterenmiddag weer op de agenda. De oppositie ging frontaal in de aanval om beloftes van regeringspartijen PvdA en VVD uit te lokken over oplossingen. SGP-Kamerlid Kees van der Staaij verwoordde het krachtig: 'Nog geen jaar geleden was iedere fractie het erover eens: het trekkingsrecht overbrengen naar de SVB is een goed idee. In nog geen jaar tijd heeft de staatssecretaris het voor elkaar dat alle partijen smeken om oplossingen.' Voorschotten De SP en de PVV willen de invoering van het trekkingsrecht bij de SVB stopzetten tot de problemen met uitbetalen zijn opgelost. Hiertoe was de staatssecretaris niet bereid. Een van de langste woordenwisseling ging over de vraag of zorgverleners en budgethouders die nog geen betaling hebben ontvangen een voorschot kunnen krijgen. 'Het afgeven van voorschotten is niet in het belang van de zorgverlener. Zeker als later blijkt dat we het allemaal weer terug moeten draaien. We hebben een rapid-respons-team die noodbetalingen kan doen bij individuele casussen. Het creëren van weer een nieuwe geldstroom met voorschotten zal de zaken alleen maar complexer maken', aldus Van Rijn. Noodsituatie De staatssecretaris kon geen deadline geven voor wanneer alle betalingsproblemen zijn opgelost. De Kamer mikte herhaaldelijk op een deadline van 1 april, maar hiertoe kon Van Rijn niet worden verleid. Bovendien kon hij niet inzichtelijk maken welke meerkosten het herstelplan met zich mee zal brengen. In de woordenstrijd constateerde de staatssecretaris dat de noodsituatie is ontstaan 'doordat we de budgethouders voorop hebben gesteld. Hierdoor waren noodoplossingen nodig. Ik handhaaf het rapidrespons-team totdat alle problemen zijn opgelost.' Motie Tweede Kamerlid Renske Leijten (SP) diende een motie van wantrouwen in aan het einde van het debat. De motie haalde geen meerderheid, want alleen SP, PVV, 5OPLUS en de Partij voor de Dieren stemden voor. door Wouter van den Elsen 27 mrt 2015 Mag zeer sterke verlaging van pgb-tarief in verschillende Limburgse gemeenten zomaar?
Zorgvisie 27 maart 2015
Proefproces tegen laag pgb-tarief gemeente Belangenvereniging Per Saldo heeft de rechter in Roermond gevraagd te bekijken of een zeer sterke verlaging van het pgb-tarief in verschillende Limburgse gemeenten zomaar mag. In deze zaak is het nieuwe tarief voor huishoudelijke hulp van een direct familielid door gemeente Leudal verlaagd tot 4,75 euro per uur. Per Saldo heeft de afgelopen tijd verschillende klachten binnengekregen over de sterk verlaagde pgbtarieven in een aantal gemeenten in Midden-Limburg Sinds 1 januari mogen gemeenten zelf hun pgbtarieven vaststellen. Eis daarbij is dat de hoogte van de bedragen toereikend moet zijn om goede zorg in te kopen. Volgens Per Saldo gaan de meeste gemeenten hier goed mee om, maar Midden-Limburg springt er in negatieve zin bovenuit. Van het tarief voor mantelzorgers is bijvoorbeeld nog maar een derde van het oude tarief over. Hulp Per Saldo ondersteunt één van haar leden in een proefproces dat half april zal plaatsvinden. Deze budgethouder heeft haar dochter als zorgverlener ingehuurd voor huishoudelijk hulp, voor wie haar
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 2
werk voor haar moeder een belangrijke bron van inkomsten is. Zij heeft ook haar baan hiervoor opgezegd. Dit jaar is er zoveel gekort op de budgetten in de gemeenten van Leudal, (huishoudelijke hulp door een familielid, 4,75 euro per uur) dat haar dochter hier niet meer mee kan rondkomen. Ze zal moeten kiezen voor ander werk en de zorg voor haar moeder moeten overlaten aan anderen. Dit is niet de keuze van de budgethouder. Nog afgezien daarvan zal inhuren van andere zorgverleners duurder zijn voor de gemeenten. door Wouter van den Elsen 26 mrt 2015 Geld van Rijk voor verlaging eigen bijdrage huishoudelijke hulp
Linked in Koepel Wmo raden 27 maart 2014: Binnenlands Bestuur
Eigen bijdrage extra huishoudelijke hulp omlaag 23 mrt 2015 Gemeenten krijgen geld van het Rijk dat ze kunnen gebruiken om de eigen bijdrage van cliënten aan een uur hulp verlagen tot 5 euro. Zieken of ouderen die extra huishoudelijke hulp nodig hebben om bijvoorbeeld hun huis schoon te houden, hoeven daar minder zelf aan bij te dragen. De eigen bijdrage, die hoort bij een speciale toelage, wordt verlaagd naar 5 euro per uur. Daarmee wordt het financieel aantrekkelijker voor mensen om gebruik te maken van de toelage en zo huishoudelijke hulp te behouden. Banen in loondienst Staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid en minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) hebben dat maandag bekendgemaakt. Gemeenten krijgen geld van het Rijk dat ze kunnen gebruiken om de eigen bijdrage van cliënten aan een uur hulp verlagen tot 5 euro. De twee PvdA-bewindslieden willen daarmee ook banen in loondienst in de sector behouden. Van Rijn en Asscher hebben tot de verlaging besloten na overleg met wethouders, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en werkgeversorganisaties in de zorg als BTN en ActiZ. (ANP) Rechter toetst Wmo-beleid (indiceren, individuele / algemene voorziening enz.)
Zorgvisie 27 maart 2015
Rechterlijke toets De rechter beoordeelt steeds vaker Wmo-beleid. Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) maakt zich hier weinig zorgen over. Er is echter jurisprudentie op komst die wel degelijk grote gevolgen kan hebben voor de Wmo 2015. Uit een kleine inventarisatie blijkt dat er momenteel minstens zestig rechtszaken spelen die over de Wmo gaan. Advocaten als Bernard de Leest, Matthijs Vermaat en Kevin Wevers staan burgers bij die vinden dat zij tekort worden gedaan in het nieuwe Wmo-beleid. De recente uitspraken gaan met name over de persoonlijke onderzoeken die gemeenten moeten uitvoeren. Het wordt steeds duidelijker dat je als gemeente echt heel grondig naar de individuele situatie van een burger moet kijken alvorens je overgaat tot korten. Inmiddels zijn gemeenten als Utrecht, Montferland en Dantumadeel teruggefloten. Zij gaven bijvoorbeeld een standaard-indicatie voor iedereen af, deden aan telefonische indicatiestelling of voerden het keukentafelgesprek nadat er al een indicatie was afgegeven. Volgens staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) zijn de uitspraken hierover prima. Hij zei vorige week op NOS.nl: 'Goed dat de rechters nogmaals hebben bevestigd wat wel en niet mag bij enkele gemeenten. Ik zal alle gemeenten nogmaals op die uitspraken wijzen.' Algemene voorziening Naast de correcte vorm van het indiceren zal een ander juridisch aspect gaan spelen met potentieel grotere gevolgen voor de Wmo 2015. Dat is wat het begrip 'algemene voorziening' precies inhoudt. Veel gemeenten besluiten momenteel om huishoudelijke hulp niet als individuele voorziening te vergoeden. In plaats daarvan verwijzen ze mensen naar een 'algemene voorziening' voor thuishulp. Gemeenten mogen voor algemene voorzieningen een bijdrage ter hoogte van de kostprijs aan de gebruiker vragen. Echter, in veel gevallen blijkt deze voorziening geen echte voorziening te zijn, maar een doorverwijzing naar een particuliere dienstverlener. Verschillende advocaten willen deze handelswijze door een rechter laten toetsen. De vraag is dan of deze invulling van de term 'algemene voorziening' door de beugel kan. De verwachting is dat veel gemeenten dit te krap definiëren en meer moeten bieden dan alleen de link naar een leverancier.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 3
Een andere vraag is of de grens tussen 'individuele voorziening' en 'algemene voorziening' wel helder genoeg is. Het antwoord hierop kan belangrijk zijn omdat burgers een persoonsgebonden budget (pgb) mogen gebruiken om een individuele voorziening te betalen, maar niet voor een algemene voorziening. Het oordeel van de rechter over de algemene voorziening kan voor een flink aantal gemeenten betekenen dat ze hun hele Wmo-beleid op de schop moeten nemen. door Wouter van den Elsen 24 mrt 2015 Voor ondersteuning in de langdurige zorg zijn er cliëntondersteuners van Zorgbelang
Nieuwsbrief maart 2015 Zorgbelang 27 maart 2015
Zorgbelang levert cliëntondersteuning bij langdurige zorg Alle mensen die recht hebben op langdurige zorg (Wlz-indicatie) hebben ook recht op onafhankelijke cliëntondersteuning. Hiervoor kan iedereen terecht bij Zorgbelang. De ondersteuning die Zorgbelang biedt, is gratis en onafhankelijk van zorgaanbieders en zorgkantoren. Cliëntondersteuning is hulp, informatie en advies bij het regelen van zorg en het maken van afspraken hierover. De cliëntondersteuners van Zorgbelang geven informatie en advies, helpen bij het kiezen van een passende zorgaanbieder en ondersteunen bij het opstellen, evalueren en bijstellen van zowel het persoonlijk plan als het zorgplan. Ook bemiddelen zij wanneer de cliënt en de zorgaanbieder er samen niet uitkomen. Mensen met een indicatie voor langdurige zorg kunnen hiervoor terecht bij Zorgbelang, hun zorgkantoor en bij een MEE-organisatie. Werken vanuit de regio De regionale Zorgbelang-organisaties werken nauw samen. Hierdoor beschikken zij over een landelijk dekkend netwerk en kunnen daardoor iedereen in Nederland die vastloopt op het gebied van zorg ondersteunen. De cliëntondersteuners werken vanuit de regio, waardoor zij de cliënt goed kunnen informeren over de (zorg)mogelijkheden in zijn regio; zoals het aanbod van zorgaanbieders, mogelijke wachtlijsten en de kwaliteit van het zorgaanbod. De cliëntondersteuners werken altijd vanuit het belang van de cliënt en helpen om weloverwogen keuzes te maken voor zorg die op dat moment het beste past. Als de cliënt dit wil, wordt ook zijn netwerk hierbij betrokken. Verbetering van de zorg Zorgbelang-organisaties komen op voor de belangen van zorggebruikers in iedere regio en zetten zich in voor de kwaliteit van de zorg. Zorgbelang werkt nauw samen met patiënten- en consumentorganisaties. Alle meldingen, informatievragen, klachten en ondersteuningsaanvragen worden, uiteraard met inachtneming van de privacy van de cliënt, zorgvuldig geregistreerd. Zo ontstaat er een beeld van de kwaliteit en de knelpunten in de zorg. Door deze signalen regelmatig te bespreken met de zorgverzekeraars, zorginstellingen en overheden werkt Zorgbelang aan een betere zorg in Nederland. Gratis ondersteuning Voor ondersteuning in de langdurige zorg zijn cliëntondersteuners tijdens kantooruren bereikbaar op: (088) 929 40 40, ma t/m vr van 9.00-17.00 uur. De ondersteuning is gratis, de cliënt betaalt alleen het lokale gesprekstarief. Daarnaast kan men terecht op de websites www.adviespuntzorgbelang.nl en www.clientondersteuningwlz.nl. De inloopfunctie en de dagbesteding in de GGz dreigen te verdwijnen
Nieuwsbrief maart 2015 Zorgbelang 27 maart 2015
Dagbesteding GGz dreigt te verdwijnen De inloopfunctie en de dagbesteding in de GGz dreigen te verdwijnen. Dat blijkt uit de eerste monitor voortgang Wmo 2015 van GGZ Nederland en RIBW Alliantie. Volgens de brancheorganisaties is de eerste fase van de transitie desondanks goed verlopen. Gebrek aan dagbesteding brengt risico op meer crisisopnames mee. De monitor is in januari en februari 2015 onder de leden (zorgaanbieders) van GGZ Nederland en RIBW Alliantie uitgezet om de effecten van de transitie in de ggz te volgen. Er blijkt nog veel onduidelijkheid te zijn over de budgetten en over de tarieven. Er zijn in de contracten met gemeenten ook 'forse tariefs- en volumekortingen in de GGz-zorg afgedwongen', aldus de brancheorganisaties in een brief aan het ministerie van VWS.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 4
Wmo Per 1 januari valt een deel van de langdurige GGz onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dat is wettelijk geregeld in de Wmo 2015. Gemeenten financieren op GGz-gebied voor hun inwoners beschermd wonen, maar ook algemene voorzieningen zoals dagbesteding en inloop-GGz, een laagdrempelige voorziening waar mensen met een psychiatrische achtergrond zonder een indicatie terecht kunnen. Gemeenten financieren ook individuele GGz-begeleiding. Dagbesteding Het is verontrustend dat nog niet in alle regio's de toegang tot de langdurige GGz goed is geregeld, schrijven de brancheorganisaties: 'De inloopfunctie en de dagbesteding dreigen in 2016 zelfs te verdwijnen. Een zinvolle dagbesteding is volgens GGZ Nederland echter cruciaal om de afbouw van het aantal bedden te realiseren, zoals het plan is. Er bestaat een groot risico van verwaarlozing, terugval, meer crisisopnames en veiligheidsproblemen als niet kan worden voldaan aan de zorgbehoefte van deze kwetsbare groep.' In de behandeling van mensen met psychische aandoeningen ligt de nadruk te veel op medicatie, blijkt uit onderzoek van het Landelijk Platform GGz. Terwijl de focus gericht zou moeten zijn op herstel, gezondheid en activering. Continuïteit van zorg Toch vinden GGZ Nederland en RIBW Alliantie dat er voor de transitie al veel werk in het veld is verzet. Dat heeft ook gezorgd voor afspraken over de continuïteit van zorg en ondersteuning van GGzpatiënten. 'Ook hebben gemeenten zich bereid getoond om noodoplossingen te bedenken, zoals bevoorschotting van instellingen om zorg te verlenen.' Kwaliteit De aanbieders van GGz-zorg geven verder aan dat ze te veel extra administratieve lasten en financiële risico's hebben. Omdat gemeenten met verschillende eisen komen op het gebied van de kwaliteit van zorg, registratie, declaratie en verantwoording. Dat geeft een hoop bureaucratie en komt de zorg niet ten goede, aldus de brancheorganisatie. Bron: Zorg en welzijn. Grote zorg over verzekeraars die niet willen betalen voor de begeleiding op school
Nieuwsbrief maart 2015 Zorgbelang 27 maart 2015
Gebrekkige zorg in de klas voor zorgintensieve kinderen Ieder(in) heeft een brandbrief naar de Tweede Kamer gestuurd over de begeleiding in de klas van zorgintensieve kinderen. Er is grote zorg over verzekeraars die niet willen betalen voor de begeleiding op school, terwijl dit wel degelijk hun taak is. Het gaat om kinderen die in de klas begeleiding en verpleging nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze epilepsie hebben en sondevoeding gebruiken. Sinds 1 januari zijn de zorgverzekeraars verantwoordelijk voor de intensieve kindzorg. Dat kan een combinatie zijn van verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding. Zorgverzekeraars verwijzen ouders onterecht door naar gemeenten voor de betaling. De onduidelijkheid bij scholen, gemeenten, ouders en instellingen leidt in de praktijk tot gebrekkige zorg. Want iedereen wil het beste voor een kind - maar dat heeft ook te maken met minder geld. Er moet snel betere informatie komen over wie welke rekening moet betalen. Elk kind dat naar school kan, moet die mogelijkheid krijgen. Het kan niet zo zijn dat deze kinderen onderwijs moeten ontberen omdat hun zorg niet geregeld is – enkel en alleen vanwege bureaucratische rompslomp. Bron: Iederin.
Verschil tussen angst en doodsangst
Facebook; www.groene.nl 28 maart 2015
Dit is niet zo’n leuke column Nederland staat op het punt om Aysha, een vluchtelinge van twintig uit Guinee – volledig geïntegreerd en vergevorderd met een mbo-opleiding in de zorg – na zes jaar uit te zetten. Ze
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 5
mocht dan wel angstig, depressief en zelfs suïcidaal zijn: een directe zelfmoordpoging had ze nog niet ondernomen, en daarom zou het allemaal wel meevallen. door Niña Weijers 26-03-2015 Mijn moedige stiefoma Hanny, bijna 78, is sinds een paar jaar vrijwilliger bij het maatjesproject van een vluchtelingenorganisatie in Hilversum. Ze is maatje van Aysha, een vluchtelinge van twintig uit Guinee, die op haar veertiende door een mensenhandelaar naar Nederland werd gebracht. Hanny helpt haar met allerhande praktische aangelegenheden, maar veel belangrijker: ze is een onvermoeibare steun en toeverlaat voor dit meisje, dat geen enkele reden heeft om zich veilig te voelen in dit land, dat op het punt staat haar – volledig geïntegreerd en vergevorderd met een mbo-opleiding in de zorg – na zes jaar uit te zetten. Op 17 februari kreeg Aysha van de IND te horen dat haar aanvraag van een verblijfsvergunning werd afgewezen. In de beschikking, die ik gedoseerd heb gelezen omdat de steen in mijn maag te groot werd om nog behoorlijk te kunnen doorademen, staat dat de ‘vreemdeling’ asiel wordt geweigerd omdat haar relaas te vaag zou zijn en de medische gronden, de posttraumatische stress-stoornis waarvoor ze al sinds 2011 bij de GGZ in behandeling is, niet acuut genoeg. Ze mocht dan wel angstig, depressief en zelfs suïcidaal zijn: een directe zelfmoordpoging had ze nog niet ondernomen, en daarom zou het allemaal wel meevallen. Ze moest maar een schriftelijke overdracht regelen van haar medische gegevens en, zo werd haar geadviseerd, ‘voldoende medicatie meenemen om de periode van de reis te overbruggen’. Ik verzin dit niet, het staat er echt. Haar ‘vage’ relaas, dan nu, luidt als volgt (nee, dit is niet zo’n leuke column): nadat haar moeder was gestorven, Aysha was twaalf, werd ze door haar vader uitgehuwelijkt aan een oudere militair die haar mishandelde en verkrachtte. Het maakte haar tot een makkelijke prooi voor de (waarschijnlijk Nederlandse) mensenhandelaar die haar het jaar erop naar Amsterdam bracht en haar, wat een verrassing, terecht deed komen in het circuit van gedwongen prostitutie. Ze ontsnapte en kwam onder de hoede van het Nidos, een instelling voor alleenstaande, minderjarige vluchtelingen. Uiteindelijk werd ze in Hilversum geplaatst, waar ze al jaren een piepkleine zolderkamer bewoont, rondkomend als schoonmaakster, keihard werkend voor haar diploma in de zorg. Op het kinderpardon maakte ze geen aanspraak: ze was nog net geen vijf jaar in Nederland op het moment van de deadline op 1 mei 2013. Wat er gebeurt als ze wordt teruggestuurd naar Guinee? Dan wordt ze zonder twijfel vermoord, ofwel door haar echtgenoot, ofwel door haar eigen vader. So it goes: uitgehuwelijkte meisjes vluchten niet. In afwachting van het hoger beroep is haar studiefinanciering stopgezet, en gaat ze niet meer naar school. Om haar huur te kunnen blijven betalen heeft Aysha haar zorgverzekering opgezegd, met het gevolg dat ze niet meer geholpen wordt door haar huisarts, en een paar weken geleden – toen Hanny haar wilde laten opnemen omdat het niet meer ging – werd geweigerd bij de crisisdienst. Toen Aysha vorige week niet kwam opdagen bij een intakegesprek voor een dagopvang belde Hanny de crisisopvang. Met twee psychologen ging ze naar haar huis, ze bonkten op de deur, kregen geen gehoor. De politie kwam erbij, trapte de deur in, en in haar kamertje troffen ze Aysha aan, hangend aan een balk. Ze waren op het nippertje. Ik moet deze dagen vaak denken aan wat de Roemeense schrijver György Dragomán, opgegroeid tijdens het bewind van Ceausescu, zei over het verschil tussen angst en doodsangst: wanneer je bang bent, ben je nog in staat na te denken, maar doodsangst verlamt. Ik heb het over Aysha, die niet weet of ze banger is voor wat ze al heeft meegemaakt, of voor wat haar nog te wachten staat. Aysha die zichzelf probeerde te verhangen om in een land te kunnen blijven dat volledig onverschillig is ten overstaan van haar lot. Aysha, die niet wil dat ik haar echte naam gebruik in deze column omdat ze bang is – tja, voor wat nog, eigenlijk? Maar meer nog heb ik het over Nederland, dat doodsbang is voor mensen die van buiten komen en liever in stilte vanachter een dikke muur toeziet hoe een Europese droom van medemenselijkheid, van ‘eenheid in diversiteit’, in hoog tempo verwordt tot een grap. Alleen: het is niet echt grappig.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 6
PGB-zorgen en staatssecretaris Van Rijn
Facebook Hans vd Knijff: 28 maart 2015
Waarom staatssecretaris Van Rijn van mij (nog) niet weg moet Christiaan Kwint’s blog 28/03/2015 Afgelopen donderdag, 26 maart, was het vierde debat over de problemen met de uitbetaling van de zorgverleners door de Sociale Verzekeringsbank via het trekkingsrecht Persoonsgebonden Budget dit jaar. Voor de Socialistische Partij en de Partij voor de Vrijheid was de maat nu echt vol en zij hadden geen vertrouwen meer in de staatssecretaris dat hij dit zou gaan oplossen. Bij de stemming over de motie sloten de Partij voor de Dieren en 50 plus (die overigens niet bij de commissievergadering waren wegens voor hun belangrijkere zaken) zich aan bij deze motie. Vanaf de invoering van het trekkingsrecht (de Sociale Verzekeringsbank doet de betalingen na facturering of contractering via budgethouder) stromen de klachten binnen. Zorgverleners krijgen niet betaald, de SVB is onbereikbaar, declaraties zijn niet in te vullen via de site, etc. Waar voorheen de budgethouder de betaling zelf deed, loopt dat vanaf 1 januari 2015 via de SVB. Deze uitvoeringsorganisatie was voornamelijk bekend vanwege de kinderbijslag en legt verantwoording af aan het departement van Klijnsma (SZW). Eind januari startte Marije Ten Broeke het #PGBalarm op twitter. Ik sloot me daar direct bij aan. Al jaren moeten budgethouders de strijd aan met de politiek. Strijd tegen fraude, strijd tegen afschaffing van het PGB, strijd tegen bezuinigingen, etc. Nu was de maat vol. Het systeem dat alle problemen zou oplossen werkte niet. Het had effect. De signalen drongen door in de media en dus ook bij de kamerleden en het ministerie. Op 18 februari schoof ik, met een paar andere budgethouders, aan bij een overleg met Per Saldo, VWS en de SVB. We konden onze klachten op tafel leggen en in gesprek met de SVB. Dat laatste bleek lastig. De SVB had enkel een communicatiedame gestuurd en zij was voornamelijk aan het schrijven en zei verder maar weinig. Begin maart zat ik weer aan tafel met de SVB. Dit keer op uitnodiging van VWS om te praten over de uitbetalingen aan de zorginstellingen. Na enig doorvragen van onder andere mijn kant, werd al snel duidelijk dat de SVB nog steeds eerst contracten aan het toetsen was voordat ze overgingen tot uitbetaling. Dit tot grote verbijstering en ook woede van het ministerie van VWS. Immers had de Kamer en ook de staatssecretaris aangegeven dat ongeacht of het zorgcontract was goedgekeurd, er uitbetaald zou gaan worden. Ik vroeg me af waarom de SVB zich daar niks van aantrok en langzamerhand begint dat mij duidelijk te worden. Ze hebben immers geen verantwoording af te leggen aan Van Rijn, maar aan Klijnsma! Maar waarom hoeft Van Rijn van mij dan (nog) niet weg? Op de eerste plaats omdat dat het probleem niet oplost. Zolang de SVB haar middelvinger blijft opsteken naar VWS maakt het niet uit wie daar als staatssecretaris zit. Op de tweede plaats omdat er nu eindelijk eens een staatssecretaris zit die kennis van zaken heeft. Martin van Rijn was onder andere directeur-generaal bij VWS. Ik denk nog vaak met angst en beven terug aan zijn voorganger, Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, die het liefst per direct het PGB wilde afschaffen. Thuis noemde we haar “Veldmuizen Fazanten”. Er moest zelfs een “Walk of Shametour” aan te pas komen om haar uiteindelijk weg te krijgen. De derde reden dat van Rijn van mij nog niet weg hoeft is omdat de kamer en de VNG er medeschuldig aan zijn dat het trekkingsrecht en de decentralisaties veel te snel zijn ingevoerd. De kamer heeft unaniem ingestemd met het trekkingsrecht en het amendement dat Jesse Klaver (GL) (Linda Voortman was om een belachelijke reden geschorst, weet u nog?) op 25 september 2014 indiende om de Wet Langdurige Zorg pas op 1 januari 2016 in te laten gaan kreeg enkel de steun van een kleine minderheid.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 7
De wet werd aangenomen met voorstemmen van : CDA, D66, CU, groep Bontes/van Klaveren, PvdA, VVD, SGP en 50PLUS/Klein. Daarnaast had de Vereniging van Nederlandse gemeenten, met wethouders en burgemeesters van alle partijen van Nederland, er al meningmaal bij de kamer en ministerie op aangedrongen om vooral niet te vertragen. De vierde reden ligt wat meer op het persoonlijke vlak. Ik heb respect voor van Rijn. Hij werd ermee geconfronteerd dat zijn vader aan de bel had getrokken over de omstandigheden met betrekking tot de verzorging van de dementerende moeder van de staatsecretaris. Af en toe zou de urine langs haar enkels lopen. Heel Nederland sprak er schande van. Als zorgvader dacht ik aan al die keren dat ik mijn zoon heb moeten verschonen terwijl hij stront tot aan zijn oren had zitten. Ik had dus zoiets van: “So What?”. Maar wat deed Martin? Hij ging zich niet verstoppen, nee, hij liep er niet voor weg en had de ballen om bij Jeroen Pauw uit te leggen hoe het beleid in elkaar zit. Een staatssecretaris die ondanks dat zijn privésituatie erbij betrokken is de confrontatie niet uit de weg gaat en verantwoording aflegt, daar heb ik diep respect voor. Daar kan Diederik Samsom nog een heleboel van leren. De laatste reden die ik wil aangeven is dat ik wil dat van Rijn de kans krijgt om Klijnsma een trap onder de kont te geven. Klijnsma moet die arrogante topbestuurders van de SVB eruit trappen en zorgen dat daar mensen komen te zitten die de organisatie wel goed kunnen aansturen en niet de middelvinger opsteken naar de Kamer, VWS en de mensen die afhankelijk zijn van zorg. Ik heb begrip voor alle emoties onder de budgethouders en ik hoop dat zij ook snappen waarom ik van Rijn nog niet weg wil hebben. Ze hoeven het niet met mij eens te zijn, maar dit zijn mijn overwegingen. We moeten dit even uitzitten. Ik hoop dat er ondertussen een noodfonds wordt opgesteld om de schrijnende gevallen direct te kunnen helpen en dat er nu eens goed wordt opgeruimd, het herstelplan wordt uitgevoerd en dat we dan eindelijk weer onze volledige aandacht bij de zorg kunnen leggen in plaats van onze zorgen. Wet taaleis Participatiewet aangenomen
Linked in: Schulinck 29 maart 2015 Taaleis in de Participatiewet
Uitbreiding aan de bijstand verbonden verplichtingen Aap, noot, mies in de bijstand Wo 25 mrt 2015 mr. Lance op den Camp , Eindredacteur Ik ben Lance op den Camp en ik ben werkzaam bij Schulinck als eindredacteur van Grip op Participatiewet. Sinds 2007 heb ik mij als redacteur en docent bij
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 8
Schulinck gespecialiseerd in de gemeentelijke sociale zekerheid, in het bijzonder in de bijstand en de kinderopvang.
De Eerste Kamer heeft op dinsdag 17 maart 2015 de Wet taaleis Participatiewet aangenomen. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de Nederlandse taalvaardigheid van bijstandsgerechtigden te verhogen en daarmee hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het wetsvoorstel voorziet in het opnemen van beheersing van de Nederlandse taal op minimaal referentieniveau 1F als aan de bijstandsverlening verbonden verplichting, met een toets en bijpassend maatregelenregime. De beoogde inwerkingtreding van de wet is 1 juli 2015. Voor het zittend bestand gaat de taaleis pas gelden vanaf 1 januari 2016. Met de taaleis worden de bestaande mogelijkheden om bijstandsgerechtigden te stimuleren Nederlands te leren verder uitgediept. Door het wetsvoorstel Wet taaleis Participatiewet wordt - in aanvulling op de bestaande verplichtingen - aan de bijstandsverlening expliciet de verplichting verbonden de Nederlandse taal voldoende te beheersen. Aan bijstandsgerechtigden wordt die verplichting opgelegd met het doel dat zij zo snel mogelijk de arbeidsmarkt kunnen betreden. De taaleis bestaat uit de onderdelen spreekvaardigheid, luistervaardigheid, schrijfvaardigheid, leesvaardigheid en gespreksvaardigheid. De gemeente moet de bijstand verlagen indien er een redelijk vermoeden aanwezig is dat de bijstandsgerechtigde niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden en het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Het beheersen van de Nederlandse taal betreft een inspanningsverplichting, omdat het wetsvoorstel ruimte biedt aan bijstandsgerechtigden om de Nederlandse taal te leren. Is het niveau van taalbeheersing onvoldoende, dan moeten bijstandsgerechtigden hiermee aan de slag gaan en zich inspannen om de Nederlandse taal te beheersen gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt. Verlaging bijstand Er wordt een taaltoets afgenomen als de bijstandsgerechtigde geen bewijsstukken kan overleggen waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal op referentieniveau 1F beheerst. Dit is het geval indien hij: • niet gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd; • geen diploma inburgering kan overleggen; en/of • geen ander document kan overleggen waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal beheerst. De gemeenten zijn vrij in het kiezen of ontwikkelen van een geschikte taaltoets. De toets moet wel voldoen aan regels die nog bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Indien uit de toets blijkt dat de bijstandsgerechtigde niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst, wordt de bijstand verlaagd. Hier zijn echter enkele uitzonderingen op. Ten eerste vindt er geen verlaging plaats indien verwijtbaarheid geheel ontbreekt. Persoonlijke omstandigheden als dyslexie, analfabetisme, leerproblemen, cognitieve problemen, gezondheidsredenen en/of medische gronden en audio- en visuele beperkingen, zijn bijvoorbeeld omstandigheden die in de beoordeling van de verwijtbaarheid een rol kunnen spelen. Ten tweede wordt de bijstand niet verlaagd indien een bijstandsgerechtigde zich bereid verklaart te starten met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal en na die aanvang voldoet aan de voortgang die van hem mag worden verwacht bij het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal. Het is echter niet duidelijk wanneer er sprake is van het 'zich bereid verklaren'. Is een enkele toezegging van de bijstandsgerechtigde, bijvoorbeeld in de vorm van een telefoontje, voldoende of moet dit schriftelijk gebeuren? De wetgever lijkt dit aan de gemeente over te laten. Bovendien kunnen gemeenten – in overleg met de bijstandsgerechtigde - bepalen op welke manier deze gaat werken aan de verbetering van zijn of haar taalbeheersing. Dit kan via een taalcursus, aangeboden door de gemeente of door een externe partij, maar ook op informele wijze via een taalmaatje of via digitale leermiddelen. Vooral bij de informele manier kan het moeilijk zijn de voortgang te meten. De beoordeling van de voortgang is door de wet gever aan de vrijheid van gemeenten overgelaten. Hierbij is van belang dat niet van iedereen hetzelfde tempo kan worden verwacht en de voortgang dus een individuele beoordeling betreft. Dringende redenen Verder kan een verlaging worden afgestemd op de omstandigheden van een belanghebbende indien, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken. Dit is niet anders dan bij de bestaande verlagingen het geval is. Getrapte verlaging De Participatiewet voorziet in een getrapt systeem van verlaging van de bijstand indien een bijstandsgerechtigde de taaleis onvoldoende nakomt. De verlaging van de uitkering bedraagt 20
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 9
procent van de bijstandsnorm gedurende de eerste 6 maanden na het bestaan van het redelijk vermoeden dat de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst. Wanneer de bijstandsgerechtigde na 6 maanden niet voldoet aan de verwachtingen met betrekking tot de voortgang bij het leren van de Nederlandse taal, of als uit de toets blijkt dat deze persoon het gewenste niveau nog niet beheerst, wordt de bijstand verlaagd met 40 procent. Pas wanneer belanghebbende na 1 jaar niet voldoet aan de voortgang die van hem mag worden verwacht, wordt de bijstand met 100 procent verlaagd. Uitbreiding van verplichtingen Wij plaatsen vraagtekens bij de toegevoegde waarde van de taaleis aan de al bestaande aan de bijstand verbonden verplichtingen. Een bijstandsgerechtigde kan nu al worden verplicht de Nederlandse taal te leren, bijvoorbeeld door het volgen van een taalcursus. Dit kan bijvoorbeeld worden geschaard onder het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden voor zover noodzakelijk voor de arbeidsinschakeling. Dit kan ook met een casus worden geïllustreerd. Stel: een bijstandsgerechtigde beschikt over bewijsstukken waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal op referentieniveau 1F beheerst. Niettemin vindt de gemeenteambtenaar dat de bijstandsgerechtigde de taal onvoldoende beheerst om kans te maken op de arbeidsmarkt en verplicht hem daarom tot het volgen van een taalcursus. De taaleisverplichting is in dat geval niet van toepassing. Wél kan wordenverdedigd dat de bijstandsgerechtigde zijn kennis en vaardigheden ten behoeve van arbeidsinschakeling moet onderhouden. Dit is een geüniformeerde arbeidsverplichting (zie hierover ook het opiniestuk 'Standaardmaatregel buitenproportioneel. Schending geüniformeerde arbeidsverplichtingen' van Lance op den Camp). Voldoende beheersing van de Nederlandse taal valt hier ook onder. De gemeente kan in dit kader verplichtingen aan een bijstandsgerechtigde opleggen en zijn bijstand afstemmen wanneer hij hier geen of onvoldoende gehoor aan geeft. Een taalkennisvoorziening kan bovendien ook al als reintegratievoorziening worden ingezet. De mogelijkheid om een bijstandsgerechtigde te verplichten de Nederlandse taal te leren in verband met zijn arbeidsinschakeling is dus al aanwezig in de Participatiewet. De taaleis lijkt dan ook mede vanuit politieke overwegingen te zijn geïntroduceerd. Zo benadrukt de regering hiermee het grote belang dat zij hecht aan de beheersing van de Nederlandse taal in het kader van arbeidsinschakeling van bijstandsgerechtigden. De taaleis moet volgens de regering niet slechts onderdeel uit maken van de geharmoniseerde verplichtingen in de Participatiewet. Daarom is er een apart wettelijk kader opgenomen. Daarnaast zal nu aan de poort bij de toekenning van een nieuwe bijstandsaanvraag telkens worden getoetst of de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal op minimaal referentieniveau 1F beheerst. Dit gaat ons inziens verder dan het enkel toetsen van de taalvaardigheid indien dat van belang is voor de arbeidsinschakeling. Inburgering De regering geeft aan dat wanneer een bijstandsgerechtigde op grond van de Wet inburgering reeds is begonnen met een traject gericht op verbetering van zijn beheersing van de Nederlandse taal, dit vanuit de aan de bijstand verbonden taaleis kan worden beschouwd als voldoende inspanning de taal te leren. De gemeente zal wel moeten monitoren welke mate van voortgang tijdens het traject wordt gemaakt. Zie het opiniestuk 'Taaleisen in de Participatiewet. Over de verschillen met de Wet inburgering en wat beide wetten met elkaar verbindt' van Guido le Noble voor de belangrijkste verschillen en een paar punten die de taaleis in de Participatiewet en de Wet inburgering met elkaar verbinden. Wij houden u op de hoogte De gemeente zal invulling moeten geven aan de Wet taaleis Participatiewet. Bovendien zal er nog een algemene maatregel van bestuur verschijnen met regels over de (invulling van de door de gemeente aan te wijzen) taaltoets. Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen. Deze opinie is geschreven in samenwerking met Iris Naus, stagiaire bij Schulinck.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 10
Een gemeenteraad die het lef heeft de regie uit handen te geven, kan daardoor goed (blijven) sturen
Linked in Welzijn nieuwe stijl 30 maart 2015 Peter Paul J. Doodkorte Partner bij Vondel&Nassau - frisdenker en dwarskijker
Je gaat er (misschien) niet over, maar het gaat je wel aan! • Bemoei je met je eigen zaken Deze week mocht ik een bijzondere bijeenkomst leiden. Een ontmoeting van een gemeenteraad met medewerkers van een sociaal (gebieds-)team. Tijdens deze meeting bleek dat het toepassen van het transparantiebeginsel – ‘een passende mate van openheid’ – goede mogelijkheden biedt om weg te komen uit de wurggreep waarmee menige gemeenteraad worstelt: het invulling geven aan de kaderstellende rol van de raad. Hoe om te gaan met de wisselwerking gemeenteraad – college van B&W? Of, hoe geef je invulling aan de beleids- en besluitvorming in de dagelijkse praktijk? Die discussies komen nadrukkelijk (ook) naar voren bij de bespreking van het kaderstellend debat voor de raad met betrekking tot sociaal domein. Met graagte wordt gesteld dat de raad zich daarbij vooral met kaderstelling moet bezighouden, en zich niet moet bemoeien met de uitvoering. Politicologische beschouwingen over de decentralisaties binnen het sociaal domein gaan regelmatig over de plaats en positie van de gemeenteraad. Bijna steevast gaat het over de vraag hoe je met afstand het meest nabij kunt zijn. Want er moeten belangrijke besluiten worden genomen over de inrichting van decentrale zorgstelsels. Afspraken over prijs, kwaliteit en toegang tot de zorg, en de wijze waarop aanbieders nieuwe zorgarrangementen kunnen uitvoeren. De gemeenteraad vervult daarbij 3 rollen: de raad is volksvertegenwoordiger, de raad is kadersteller en de raad is controleur. Deze 3 rollen houden natuurlijk duidelijk verband met elkaar. Met heldere opdrachten (met meetbare doelen) aan het college kan tijdens de uitvoering en na afloop ook beter gecontroleerd worden. Zo ook kan de politieke verantwoording beter plaatsvinden. De Nederlandse gemeenten worstelen met die kaderstellende rol van de raad. In het dagelijks leven van een raadslid betekent dat voornamelijk: de ruimte die van de raad wordt gevraagd bij opdrachten aan het college. Het college vraagt daarbij niet zelden ruime(-re) kaders. Gewoon, omdat de omvorming van het sociaal domein daarom vraagt. Om zo de gedecentraliseerde taken in de dagelijkse praktijk te kunnen afstemmen op de wensen en behoeften van de mensen. Dit proces roept allerlei vragen op. Niet alleen over de positie van gemeenteraden, maar ook over de zeggenschap van zorgbehoevenden of werkzoekenden. En, hoewel het een misvatting is dat raadsleden alles tot in detail moeten (willen) weten, het gaat haar wel aan! Daarom moeten raadsleden het speelveld kennen en weten waarover het gaat; zich tot op een bepaalde hoogte bekwamen en informeren dus. En zich niet als incompetent laten wegzetten. Een zorgzame raad is een kwaliteit. Als zij verantwoordelijkheidsgevoel heeft, is zij zich ervan bewust dat de taken of plichten van zowel haarzelf als anderen naar behoren moeten worden uitgevoerd. Maar een overbezorgde raad is een sta in de weg. Want een raad met een overmatig verantwoordelijkheidsgevoel kan heel moeilijk dingen loslaten. Zij ziet overal problemen en straalt uit dat het nooit echt lekker werkt. Zo een tergend kritische raad bemoeit zich steeds met de uitvoering; het werk van anderen. Dat veroorzaakt niet alleen veel stress in de werkuitvoering. Het maakt ook de gewenste kanteling onmogelijk. Simpelweg, omdat de inwoners en de mensen die hen ondersteunen zich niet serieus genomen voelen. Gemeenten worden niet meer alleen vanuit het gemeentehuis bestuurd. Burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven trekken steeds meer hun eigen plan. Overal worden initiatieven ontplooid om gezamenlijk maatschappelijke doelen te bereiken. De participatiesamenleving vraag dat de overheid moet veranderen om die samenleving ruimte te geven. Niet alleen om te bezuinigen, maar vooral omdat de overheid haar taken niet kan uitvoeren zonder gebruik te maken van de kennis en ervaring van anderen. Een gemeenteraad die dat snapt verwacht in ruil daarvoor transparantie. Transparantie, zo leerde ook deze ontmoeting – draagt bij aan het kennen van de feiten. Door raadsleden daarover goed te informeren kun je terughoudendheid, vertrouwen en loslaten terugvragen. Het resultaat is een cultuur van vertrouwen die – aan beide kanten – een enorme energie en enthousiasme teweeg brengt.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 11
Op papier staat dat heel mooi, maar in de praktijk van alledag is het wel ingewikkelder. Een uitspraak als; ‘Ik heb er vertrouwen in, maar….’ zal voor velen herkenbaar zijn. Punt is dat het opbouwen van een relatie van vertrouwen naast tijd ook openheid vraagt. Het vraagt om verdieping in de drijfveren van de ander op basis van wederzijds respect. Kortom: openstellen voor de ander om van elkaars talenten en denkbeelden te ‘genieten’. Dit geldt voor de medewerkers net zo goed als voor de besluitvormers. “Houd niets achter, maar vertel ons maar gewoon wat er aan de hand is. Als iets niet goed genoeg is, dan is dat gewoon zo. Je kunt wel rekening houden met onze gevoelens, maar daar schieten we weinig mee op. Laat ons gewoon weten waar we staan, zodat we daar morgen mee verder kunnen. Zeg dus wat je doet. Wees eerlijk!” Dat verzoek van de raad aan de uitvoerende professionals bleek tijdens de ontmoeting een mooie opmaat naar een omgekeerd even mooie uitnodiging aan de raad: “Stel ons in staat om nieuwe dingen te leren. Laat uw angst los dat we het niet kunnen. Geef ons ruimte, stel ons in staat om te experimenteren en volg ons op afstand; zonder u er dagelijks mee te bemoeien. Leer los te laten en vertrouw ons. Faciliteer ons zodanig dat we kunnen performen en geef ons back up wanneer dat nodig is. We zullen er ook om vragen. Bovendien kunnen wij u ook zaken leren, omdat wij de feiten kennen; en willen delen!” Tijdens de meeting bleek dat een raad die het lef heeft de regie uit handen te geven juist daardoor heel goed kan (blijven) sturen. En ook dat dat meer grip in tijden van loslaten vraagt om meer inhoudelijk en to the point met elkaar te communiceren, zo bleek. De daarvoor benodigde transparantie is makkelijker te bereiken als er geen afrekencultuur heerst. Realiteitszin is nodig, net zoals de ruimte je te laten leiden door de vraag: is dit goed voor de mensen in een knelpositie? En nee, grip op het sociale domein is hiermee niet opeens een gelopen race. Ook het transparantiebeginsel is slechts een – innovatief – stuk gereedschap in handen van de raad en uitvoerenden. Maar het kan wel de kwaliteit en de resultaten van het sociaal domein bevorderen. En daarmee het wantrouwen en de narrigheid van betrokkenen jegens elkaar even duidelijk verminderen. In de jeugd ggz mogen professionals geen cliëntgegevens verstrekken aan gemeenten
Zorg+welzijn 30 maart 2015
Gegevens cliënt mogen niet naar gemeenten In de jeugd ggz mogen professionals geen gegevens over de zorg aan hun cliënten verstrekken aan gemeenten. Ook niet als het gaat om gegevens die nodig zijn voor declaraties en de financiering van de zorg. Dat stelt het College Bescherming Persoonsgegevens in een brief aan de minister van Justitie en de staatssecretaris van VWS. Om de zorg te financieren en declaraties te kunnen controleren hebben gemeenten specifieke gegevens over de zorg aan individuele cliënten nodig. Voor professionals betekent het dat ze vaak in een dilemma verkeren of ze hun beroepsgeheim moeten doorbreken om zorggegevens over hun cliënten aan gemeenteambtenaren ter beschikking te stellen. Of ze zijn zich niet bewust van een mogelijk dilemma. Mag de afdeling financiële zaken van de gemeente op de hoogte zijn van de behandeling van de jeugdige tegen psychose? 'Nee', zegt het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Beroepsgeheim Door de transitie van de jeugdhulp zijn sinds 1 januari de gemeenten verantwoordelijk voor eerstelijns zorg en ondersteuning in de jeugd ggz. Gemeenten moeten die zorg ook financieren en hebben daarom zorggegevens nodig, vinden ze zelf. Professionals worstelen vanwege het beroepsgeheim met dit probleem: mag je gegevens van de individuele cliënt doorsturen naar de gemeente? Een niet nader genoemde gemeente heeft dit dilemma bij het CBP neergelegd. Die heeft uitspraak gedaan en geeft een nadrukkelijk advies.
Toestemming cliënt De uitspraak van het CBP is: 'De Jeugdwet voorziet niet in een bepaling die aan de jeugdhulpverlener en de zorgaanbieder voorwaarden stelt om persoonsgegevens bij de declaratie van de zorg te verstrekken.' Alleen met toestemming van de cliënt is een jeugdhulpverlener – onder voorwaarden - gerechtigd om gegevens aan de gemeente te Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 12
verstrekken. Maar zelfs de toestemming van de cliënt is niet per se rechtsgeldig, omdat deze ook aan bepaalde eisen van 'specificiteit en vrijwilligheid van de cliënt' moet voldoen. Risico's Het College vindt verder dat er geen voorwaarden zijn om goed te kunnen afwegen welke gegevens wel en niet kunnen worden verstrekt door professionals en door zorgaanbieders. Het kan niet zo zijn dat gemeenten die voorwaarden zelf kunnen bepalen, zegt het CBP: 'Dat brengt risico's met zich mee van niet te rechtvaardigen verschillen tussen gemeenten over welke gegevens wel en niet nodig zijn.' Het ontbreekt volgens het CBP ook aan waarborgen die gemeenten dwingen om zorgvuldig om te gaan met persoonlijke gegevens van cliënten in zorg. Specifieke regeling
Er moet een specifieke regeling komen om persoonsgegevens vanuit de jeugd-ggz door te geven aan gemeenten voor de financiering van de zorg, vindt het CBP. In een brief aan de minister van Justitie en Veiligheid en aan de staatssecretaris van VWS wijst het College hier met klem op. In die regeling moet duidelijk staan wat de aard en omvang van de persoonsgegevens moeten zijn. Bovendien moeten er voorwaarden worden opgesteld, die ervoor zorgen dat gemeenten zorgvuldig omgaan met deze persoonsgegevens voor de financiële afwikkeling. door Carolien Stam 30 mrt 2015 laatste update:31 mrt 2015 Echte kansen voor jeugd!?
Linked in Awbz Wmo 31 maart 2015
We zouden toch transformeren? K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd is een adviesbureau voor jeugdvraagstukken en voert opdrachten uit voor provincies, gemeenten, jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, kindercentra, welzijns- en onderwijsinstellingen. Iedere maand schrijft een andere medewerker over zijn of haar werkveld.
De transitie is een feit. Maar we zouden geen genoegen nemen met puur een transitie. Kunt u het zich nog herinneren? Het moest een transformatie worden: dat wat we tot nu toe hadden gedaan leverde immers niet de gewenste resultaten op. Toch? Ik vertel jullie graag een actuele ervaring uit de praktijk Een moeder die de koffie-inloop van een basisschool bezoekt vertelt dat ze zich zorgen maakt over de schoolresultaten van haar 13-jarige zoon. De jongen zit sinds vorig jaar op het middelbaar onderwijs en was daar gestart met VMBO-T. Omdat hij tamelijk druk is en moeite heeft met structureren en zichzelf aan het werk zetten, kreeg hij vorig jaar vanuit school wat begeleiding maar ook een mentormaatje van Humanitas. Zijn resultaten verbeterde zienderogen waarop het mentormaatje besloot de frequentie van zijn inzet te verminderen. Hierna kelderden de resultaten. Zo erg dat de school besloot de jongen een niveau lager te zetten zodat hij nu VMBO-K doet. Dat levert geen betere resultaten op. Met de moeder keken we naar mogelijkheden om de prestaties van haar zoon te verbeteren.
Moeder is begonnen om hem elke dag te herinneren aan zijn huiswerk en te vragen wanneer hij dat gaat doen. Dat levert veel ruzie op tussen moeder en zoon. Geen goede ingang dus. Moeder informeerde bij het sociale wijkteam of er (betaalbare) huiswerkbegeleiding is in de wijk, maar die is er niet. Een generalist komt wel thuis bij het gezin, maar die kan geen huiswerkbegeleiding gaan geven aan de jongen. Bij navraag is die er wel elders in de stad maar die kost 20 euro per keer en dat kan het gezin niet betalen. Moeder vroeg wat de school kan doen, maar die zegt dat de jongen geen rugzakje heeft en de school derhalve geen middelen.Moeder heeft het mentormaatje gevraagd of die weer vaker kan komen. Het mentormaatje heeft vanwege zijn werk helaas geen tijd om vaker te komen. We vroegen moeder of er iemand uit haar eigen netwerk haar zoon zou kunnen helpen met zijn schoolwerk. Ze kon hier niemand voor bedenken. We namen contact op met de PABO in de stad om te kijken of er een student te vinden is die in het kader van werkervaring zou kunnen helpen. Daar kwam geen positieve reactie op. We hebben een aanvraag gedaan via het stedelijke vrijwilligerspunt. En kregen het bericht dat ze niet bemiddelen voor individuen. Ze dachten wel mee en verwezen naar de site wehelpen.nl. We hebben een oproep gedaan op wehelpen.nl. Daar is nog geen reactie op.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 13
We hebben bij de gemeente nagevraagd of er budget is om minder draagkrachtige gezinnen in de gelegenheid te stellen hun kind naar huiswerkbegeleiding te laten gaan. Dat is er niet (meer). Het is duidelijk dat het een hele zoektocht is om aan relatief simpele hulp te komen waarin een ouder behoorlijk assertief moet zijn om zich niet uit het veld te laten slaan. Ik hoop van ganser harte dat er voor deze jongen (maar óók voor andere jongeren die vastlopen in het nog niet veel getransformeerde sociale domein) een oplossing is. Het zou helpen als we een deel van het geld dat nu wordt uitgegeven aan criminaliteitsbestrijding en jeugdzorg, investeren in zorgen voor gunstige condities voor talentontwikkeling. Ik besluit met een vraag aan iedereen, of je nu beroepsmatig werkt in het sociale domein of "gewoon" burger bent: Welke bijdrage, hoe klein ook, ga jij leveren? Want alle beetjes helpen om samen te zorgen dat passend onderwijs en de transformatie jeugdzorg dat oplevert waar we er allemaal van dromen: échte kansen voor jeugd! Leonie Reumers is orthopedagoog, werkt als trainer/adviseur bij K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd en als landelijk Triple P trainer voor het Nederlands Jeugd Instituut. door K2 30 mrt 2015
Oplossing PGB-problemen o.a. door ‘onafhankelijke ketenregisseur’
Zorgbelang 31 maart 2014
Oplossing pgb-debacle in handen van ‘regisseur’ Deze week lekte het herstelplan uit waarmee Van Rijn reageert op de almaar voortdurende malaise rondom het uitbetalen van pgb's. Er staat in uitgelegd hoe en op welke termijn noodmaatregelen worden teruggedraaid. Daarnaast zal een ‘onafhankelijke ketenregisseur’ alle partijen die betrokken zijn bij de uitbetaling van persoonsgebonden budgetten (pgb’s) gaan aansturen. De regisseur is voormalig Tweede Kamerlid Andrée van Es, daarbij ondersteund door topambtenaar Marcel van Gasteren. Bovendien is te lezen welke verbeteringen het SVB nog gaat doorvoeren in de nabije toekomst. Aanstaande donderdag vindt er een Algemeen Overleg plaats in de Tweede Kamer. Sinds de invoering van het zogenaamde Trekkingsrecht zijn er veel problemen rond het PGB, duizenden PGB-houders en -aanbieders hebben geen geld ontvangen terwijl zij wel de zorg hebben gekregen of gegeven die nodig was. Bron: Zorgvisie
Signaal van de politie dat er steeds meer ‘verwarde mensen’ worden aangehouden.
Zorgvisie 31 maart 2015
Schippers ziet geen verband tussen bezuinigingen en verwarde mensen op straat Minister Edith Schippers (VWS) kan geen causaal verband leggen tussen de ambulantisering in de ggz en de stijgende hoeveelheid verwarde mensen op straat. Dat schrijft ze in reactie op een signaal van de politie dat er steeds meer ‘verwarde mensen’ worden aangehouden. In de Kamerbrief van vorige week schrijft de minister dat het lastig te achterhalen is of de toename van het aantal verwarde personen in de maatschappij te relateren is aan de afbouw van ggz-bedden. 'De door mij benaderde organisaties geven bijna allemaal aan dat zij zich zorgen maken over de toename van het aantal verwarde personen in de maatschappij. Echter, zij geven tegelijkertijd aan dat het lastig is om te achterhalen wat de oorzaak is van deze toename. Mogelijk spelen de onrust in de wereld, de economische crisis, de aandacht in de media of onzekerheid over veranderingen in de langdurige zorg een rol. Een causaal verband met de ambulantisering in de ggz kan op dit moment niet worden gemaakt.'
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 14
Politiecijfers Verschillende media berichtte over een signaal van de korpschef van de politie. Die heeft uit laten zoeken hoe vaak de politie moet uitrukken voor situaties met van verwarde mensen. 'Uit de cijfers blijkt dat de politie steeds vaker moet uitrukken vanwege overlast door verwarde personen. Het gaat dan om kleine opstootjes, maar soms ook om incidenten waarbij iemand in verwarde toestand een bedreiging vormt voor zichzelf of zijn omgeving. Agenten komen in de praktijk geregeld bij dezelfde verwarde personen en zijn er soms uren mee bezig. Vaak is het erop afsturen van een agent niet dé oplossing. Iemand met psychische klachten is geen crimineel, maar een patiënt. Die heeft vaak meer baat bij opvang door hulpverleners.' Cliënten Een enquête van de NOS en de bevindingen van cliëntenorganisaties zoals MEE Nederland laten een zorgelijk beeld zien. Namelijk dat zorgverleners steeds meer signalen ontvangen over burgers die in de problemen komen omdat instanties problemen naar elkaar doorschuiven. 'Op dit moment zien we dat vooral bij cliënten waar zorg en maatschappelijke ondersteuning moeten aansluiten op onderwijs en participatie. Als meerdere partijen de verantwoordelijkheid doorschuiven, is er voor de burger geen beginnen meer aan', aldus organisatie voor cliëntondersteuning MEE Nederland in een persbericht. GGZ Nederland Koepelorganisatie GGZ Nederland laat desgevraagd weten niet over harde cijfers te beschikken betreffende het aandeel van verwarde mensen op straat dat een ggz-achtergrond heeft. 'Dat wordt nu nog nergens gemeten. We zijn nu met het ministerie druk bezig om te proberen wel zo veel mogelijk harde cijfers hierover naar boven te krijgen.' door Wouter van den Elsen 30 mrt 2015 Van Rijn versus De Blok
Zorgvisie 1 april 2015
Van Rijn oneens met De Blok Staatssecretaris Martin van Rijn staat nog volledig achter der hervormingen in de zorg. Jos de Blok van Buurtzorg Nederland stelde dat we ‘deze transitie in de zorg niet moeten willen’, maar volgens Van Rijn is de hervorming pas net van start gegaan en nog niet afgerond. De Blok bekritiseerde de transitie omdat hij vond dat er weinig veranderd was. 'De onderliggende ideeën zijn nog hetzelfde.' Hij deed de uitspraak in een interview met TvZ, tijdschrijft voor verpleegkundig experts. Tijd nodig Van Rijn stelt echter dat het nog te vroeg is voor dergelijke conclusies. 'De echte hervorming vergt een andere manier van denken en werken die de komende jaren vorm gaat krijgen. Ik constateer dat alle partijen zich in de voorbereiding op de transitie per 1 januari vooral hebben gericht op het waarborgen van de continuïteit van zorg en ondersteuning. Mede vanwege de voorbereidingstijd en de wettelijke bepalingen ten aanzien van het overgangsrecht hebben partijen zich daarbij veelvuldig gebaseerd op de werkwijze in 2014 en waar mogelijk de ruimte benut om vernieuwende werkwijzen te starten.' Hij voegt daar aan toe dat meerdere aanbieders inmiddels hebben gekozen om te werken met zelfsturende teams en dat wil Van Rijn ook verder stimuleren. Daarnaast moet de bureaucratie teruggedrongen worden via de experimenten Regelarme instellingen. Verbeterslagen Signalen over veel ingewikkelde aanbestedingsmethoden en verantwoordingsmechanismen, krijgt Van Rijn wel van diverse andere aanbieders. 'Samen met gemeenten en zorgaanbieders breng ik in kaart welke maatregelen noodzakelijk zijn om de informatievoorziening tussen gemeenten en aanbieders te verbeteren en de ervaren administratieve lastendruk terug te dringen.' Tot slot ziet Van Rijn ook onbedoelde neveneffecten door de splitsing van wijkverpleegkunde (S1 en S2). Hij wil er voor zorgen dat er geen aparte wijkverpleegkundigen komen voor S1 en S2, maar komt daar in een latere voorhangbrief over de bekostiging van de wijkverpleging in 2016 op terug. door Mark van Dorresteijn 31 mrt 2015
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 15
Bereikbaarheid vertrouwensartsen om aanpak van kindermishandeling te verbeteren
Schulinck nieuws 2 april 2015
'Vertrouwensarts moet altijd bereikbaar zijn' In elke gemeente moet 24 uur per dag een vertrouwensarts bereikbaar zijn, om de aanpak van kindermishandeling te verbeteren. Dat bepleitten artsenorganisaties op 26 maart in een brief aan de Tweede Kamer. Organisaties van huisartsen, kinderartsen, jeugdartsen, SEH-artsen, vertrouwensartsen en forensisch artsen gaan meer samenwerken om kindermishandeling beter te signaleren en aan te pakken. In hun brief beschrijven de organisaties maatregelen voor de verdere verbetering van de aanpak van kindermishandeling, zoals het opleiden van artsen, het inzetten op vroegsignalering en het op een goede manier uitwisselen van informatie. Onderzoek Volgens de artsenorganisaties moet er een breed onderzoek komt naar succesfactoren en drempels die artsen en hulpverleners ervaren bij de aanpak van kindermishandeling. Ook moet de bereikbaarheid van vertrouwensartsen van Veilig Thuis worden verbeterd: in iedere gemeente moet 24 uur per dag een arts bereikbaar zijn. Bron: Nederlands Jeugdinstituut (NJi) Veel jongeren met grote afstand tot de arbeidsmarkt
Schulinck nieuws 2 april 2015
Vier op tien jongeren ver van arbeidsmarkt Zo'n 75.000 jongeren (vier op de tien) hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt; ze zoeken niet naar werk en zijn daarvoor ook niet direct beschikbaar. Arbeidsongeschiktheid en ziekte zijn hiervoor de belangrijkste redenen, zegt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) woensdag. Voor jonge vrouwen is de zorg voor het gezin of huishouden ook een belangrijke reden. Jonge mannen gaven haast nooit de zorg voor het gezin en huishouden als reden op om niet op zoek te zijn naar werk en ook niet beschikbaar te zijn hiervoor. Ruim 800.000 niet-onderwijsvolgende jongeren geen werk In 2014 hadden van de ruim 800.000 niet-onderwijsvolgende jongeren van 15 tot 27 jaar er 183.000 geen werk. Van deze groep zoeken vier op de tien wel naar werk en zijn daarvoor direct beschikbaar (71.000). Daarnaast bestaat een groep die een middenpositie inneemt; zij zijn niet op zoek naar of niet direct beschikbaar voor werk. Eén op de vijf jongeren zonder werk behoort hiertoe (37.000). Bron: ANP Mbo-studenten raken dieper in de schulden
Linked in 4 april 2015 Schulinck
Nibud: mbo-studenten dieper in de schulden door Mirjam Remie Binnenland Mbo-studenten raken dieper in de schulden. Dit blijkt uit een onderzoek van het Nationaal instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud, pdf). In vier jaar tijd is de gemiddelde schuld verdriedubbeld tot 3.681 schulden. Ongeveer één op de vijf mbo’ers heeft schulden. In 2011 had nog één op de zes mbo’ers schulden. Van de mbo-studenten vindt vijftien procent dat hij of zij een financieel probleem heeft. Het Nibud wijst erop dat “een aanzienlijke groep” inkomsten en uitgaven niet in balans heeft en dat het hier om een “financieel kwetsbare groep” gaat die vaak moeite heeft met aflossen. Ze hebben dikwijls niet alleen een studielening, maar lopen ook achter met betalingen, staan rood bij de bank of kopen op afbetaling. •37 procent heeft een of meer schulden (betalingsachterstand, aankoop op afbetaling, formele of informele schulden, roodstand); •20 procent komt vaak of altijd geld tekort;
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 16
•11 procent staat rood, van wie de helft minder dan 500 euro. De helft meer dan 500 euro; •15 procent heeft helemaal geen spaargeld en 14 procent tussen de 1 en 100 euro; •15 procent ervaart zelf een financieel probleem te hebben, van hen heeft 75 procent een schuld. Studenten lenen vooral om hun studie te bekostigen, maar ook voor eten, drinken, kleding, uitgaan en een mobiele telefoon. Opvallend is dat lenende studenten iedere maand meer kwijt zijn aan abonnementen en mobiele telefonie dan mbo’ers zonder schulden. ‘Vooral uitwonende studenten’ Vooral bij uitwonende studenten is de portemonnee nog voor het einde van de maand leeg. De gemiddelde uitwonende mbo’er heeft een inkomen van 903 euro per maand; de kosten zijn gemiddeld 1052 euro per maand. Wel vragen mbo’ers vaker huur- en zorgtoeslag aan. Door onwetendheid missen sommige studenten toeslagen waar ze recht op hebben, maar die groep is kleiner dan vier jaar geleden. Om de mbo’ers meer inzicht te geven in hun financiën, wil het Nibud nog dit jaar een online financieel plan ontwikkelen. Professionals hebben een belangrijke rol om het thuis veilig te houden
Zorg+welzijn 7 april 2015
‘Professional, heb het lef mishandeling te melden’ Strengere straffen voor plegers van huiselijk geweld en betere hulp en ondersteuning voor het gezin. Rotterdam wil alles uit de kast halen om het grote aantal gevallen van huiselijk geweld te stoppen. Ook professionals hebben een belangrijke rol om het thuis veilig te houden. In Rotterdam komt bovengemiddeld veel huiselijk geweld en kindermishandeling voor. Jaarlijks hebben ruim 17.500 gezinnen in de stad te maken met vormen van huiselijk geweld. De wethouder wil verschillende instrumenten direct na een melding inzetten: 'We zetten in op de civiel- en strafrechtelijke kant en op meer hulp en ondersteuning om herhaling van geweld te voorkomen.' Dat zegt wethouder Hugo de Jonge van Rotterdam in een interview met RTV Rijnmond. Huiselijk geweld Het geweld neemt sinds twee jaar wel af, maar de aanpak is nog niet effectief genoeg. In de helft van de meldingen blijft huiselijk geweld een rol spelen of keert die terug. De gemeente krijgt wel eerder huiselijk geweld in beeld. Daders vallen in herhaling en daartegen is in Rotterdam nog geen remedie. De gemeente trekt dit jaar nog 11 miljoen euro uit voor het centrum. Dat geld gaat ook naar aanpak van kindermishandeling, ouderenmishandeling en seksueel misbruik, mensenhandel, vrouwenopvang, slachtoffers van seksueel geweld. Professional moeten melden 'Het is het topje van de ijsberg', zegt Dineke Roolker van Veilig Thuis Rotterdam-Rijnmond. 'Wij proberen professionals zo ver te krijgen dat ze mishandeling gaan melden. Het gaat om alle vormen van huiselijk geweld. Wij bieden workshops voor professionals hoe en wanneer je mishandeling kunt melden. Geen smoezen meer, je moet het lef hebben je verantwoordelijkheid te pakken om mishandeling te melden bij Veilig Thuis.' Steun van wijkteams Wethouder De Jonge wil de terugval in geweld door plegers effectiever aanpakken. 'Door de verschillende instrumenten van hulp rondom het slachtoffer te integreren in één centrum. 'Na een melding willen we gelijk kijken naar de strafrechtelijke en civielrechtelijke kant van het geweldsincident', zegt wethouder De Jonge. 'Bovendien moet direct hulp en ondersteuning ingezet worden. Na verloop van tijd kunnen we met steun van de wijkteams zorgen dat het in de wijk en thuis veilig blijft, en dat slachtoffers op hulp kunnen terugvallen als dat nodig is.' Contracten De wethouder wil ook zogenoemde "Veilig Thuis– contracten" introduceren: afspraken tussen gezinnen, hulpverlening en het sociale netwerk rondom dader en slachtoffer. De Jonge spreekt van een 'pilot, om met hulp van familie, buren en hulpverlening de kracht van het gezin te versterken waar huiselijk geweld een probleem is.' door Carolien Stam 3 apr 2015 laatste update:7 apr 2015
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 17
VNG roept gemeenten op werk te maken van het aan de slag helpen van arbeidsbeperkten
Binnenlands Bestuur 8 april 2015
'Dit jaar 630 banen voor arbeidsbeperkten bij gemeenten' Margot Limburg 08 apr 2015 De VNG roept gemeenten op werk te maken van het aan de slag helpen van mensen met een arbeidsbeperking. In een brief aan alle gemeenten wordt gesteld dit jaar nog 630 banen te creëren om in de pas te blijven lopen met de doelstellingen. 5250 banen bij gemeenten De banenafspraak komt voort uit het sociaal akkoord van 2013. In het sociaal akkoord hebben werkgevers in de marktsector toegezegd dat zij elk jaar extra banen creëren voor mensen met een arbeidsbeperking, tot er in 2024 100 duizend extra banen zijn. Bij de overheid moeten 25 duizend banen komen. Gemeenten zijn daarbij, inclusief de gemeenschappelijke regelingen, verantwoordelijk voor 5250 banen die uiterlijk in 2023 gerealiseerd moeten zijn. Handreiking Een aantal gemeenten is al begonnen met de uitvoering van de banenafspraak, soms individueel en soms in groepsverband. Maar volgens het College voor Arbeidszaken en de commissie Werk & Inkomen van de VNG zijn er ook gemeenten die wachten op nadere instructies, bijvoorbeeld van de VNG. Voor hen is een kleine rekentool gemaakt. Elke gemeente, ongeacht de grootte, creëert dit jaar minimaal één baan voor iemand in de doelgroep. Dat zijn 393 banen. De resterende banen, 237 worden gelijk verdeeld over alle 35 arbeidsmarktregio’s: 7 per arbeidsmarktregio. ‘Wij adviseren gemeenten om in hun arbeidsmarktregio met elkaar te overleggen over de verdeling van deze 7 banen’, schrijft het College en de commissie. Afspraken niet herzien De genoemde cijfers zijn een handreiking, gemeenten bepalen dat uiteindelijk zelf of ze deze volgen, aldus de VNG. ‘Waar gemeenten, individueel of als groep, al afspraken hebben gemaakt, hoeven ze die uiteraard niet te herzien.’ De handreiking is voor dit jaar, voor volgende jaren gaat de VNG in gesprek met gemeenten over een eventuele handreiking. De politie vaak te laat op de plek des onheils, dus niet binnen een kwartier
Binnenlands Bestuur 8 april 2015
Politie vaak te laat op platteland 07 apr 2015 De politie was afgelopen jaar in 215 gemeenten bij meer dan 15 procent van de ritten te laat op de plek des onheils, dus niet binnen een kwartier. Dat erkent minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur dinsdag in antwoord op vragen van Lilian Helder van de PVV. Gemeenten in landelijke gebieden 'De genoemde aantallen zijn juist. Het gaat overwegend om gemeenten in landelijke gebieden met minder gunstige geografische en infrastructurele voorwaarden. Onverwachte gebeurtenissen zoals piekmomenten in de vraag naar politie-inzet en (ongeplande) wegwerkzaamheden zijn oorzaken', schrijft de bewindsman. Ambitieus Toch gaat het er in het algemeen op vooruit, schat hij. 'Maar wij zijn er nog niet en blijft de Nationale Politie op dit punt ambitieus.' De politie wil in 2015 zelfs dat 90 procent van de ritten op tijd aankomt. In 2014 was de norm nog 85 procent, die landelijk gemiddeld wel werd gehaald. Er wordt nogal wat verwacht van eenmanssurveillances, motoragenten, de inzet van medewerkers uit andere eenheden en van recherche. Hoe lastig afhankelijkzijn moet zijn
Linked in Zorg+welzijn 8 april 2015
In de zorg voor de ander jezelf blijven zien Marjo Brouns ‘Je hoeft me niet te repareren, ik ben niet stuk!’ In één zin wordt vanaf het podium de complete theatervoorstelling samengevat. Ik zit in het publiek bij een indrukwekkende voorstelling van en door mensen met een verstandelijke beperking, waarin zij een goed beeld van hun leven schetsen. Een leven waarin eigen regie niet eenvoudig is, waarin veel
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 18
mensen om hen heen willen helpen en ondersteunen en hoe al die mensen hen daarbij langs de meetlat van hun eigen karakter, normen en waarden houden. In de voorstelling is goed te zien hoe ingewikkeld wisselende hulpverlening kan zijn. Soms streng en strak dan weer erg voorzichtig, soms vooral met de focus op het vermijden van allerlei risico’s dan weer empatisch en met gevoel. Die ene zin, het zegt alles en raakt me enorm. Ik dwaal af naar thuis en besef weer beter hoe lastig afhankelijkzijn voor mijn man moet zijn. Maar ook hoe ik dat voor mijzelf zie. Is het misschien daarom dat ik weerstand voel over al die hulpprogramma’s voor mantelzorgers? Omdat bij die hulp de inzichten van de ander die van mij dreigen te overheersen? Het is een interactieve voorstelling, het publiek wordt nadrukkelijk betrokken bij hetgeen op het podium gebeurt. Maar het is ook confronterend als duidelijk wordt dat acceptatie van kwetsbare mensen in onze samenleving zeker nog niet gewoon is. We denken dat we het doen, maar in een paar voorbeelden wordt helder dat we ons niet zo gedragen. Niet repareren maar accepteren dus, dat blijkt duidelijk. Wat een kracht op dat podium. Het publiek ziet hoe een sollicitatiegesprek verloopt en doorspekt is van vooroordelen, onbegrip en verschrikkelijke bejegening. Hoe een jongeman zich weert tegen kleinerend taalgebruik en tegen pestgedrag. Een jonge vrouw komt het podium op en verzucht: ‘Je hoeft me niet te repareren, ik ben niet stuk!’ Ze somt een hele lange lijst op met dat wat ze allemaal zelf en zelfstandig kan. Een ding kan ze niet, daarvoor wil ze ondersteuning. Ze werd er moe van steeds opnieuw te vertellen wat ze allemaal niet nodig heeft en toch krijgt (moet laten gebeuren). Op enig moment word ik op het podium uitgenodigd om mee te doen in het spel en zo zelf te ervaren wat mensen met een beperking in de samenleving overkomt. Wat volgt is heftig voor me: ik krijg een ogenschijnlijk eenvoudige opdracht en die mislukt volledig, ik doe het nog een keer en weer gaat het mis. Dan volgt een nog nadrukkelijkere uitleg, een steeds harder lachende zaal en ik sta vooral goed op te letten en te luisteren naar de instructies, want ik wil het niet nog een keer fout doen, niet nog dommer lijken. Weer gaat het mis, er komt een coach bij die me gaat helpen. Het voelt betuttelend, ik voel me steeds kleiner en dommer worden. Ik durf niet meer te zeggen dat ik echt niet begrijp wat ik fout doe, ik durf niet te vragen. Ik hoor de zaal lachen…. Ik voel me ook boos worden over de veronderstelling dat ik hulp nodig heb. Het gevoel: je hebt hulp nodig, want je kunt het niet, je doet het niet goed. Tegelijkertijd voel ik die zaal die lacht, die me daarmee vertelt dat ik sta te klungelen, terwijl ik er zelf van overtuigd ben dat ik het goed doe. Wie bepaalt hier wat goed is….? Is het daarom ook dat ik weerstand voel over al die hulpprogramma’s voor mantelzorgers? Omdat ze mij misschien ook dit gevoel geven? Door te (willen) helpen of ondersteunen suggereren instanties dat mantelzorgers het niet alleen af kunnen en dat de geboden hulp vooral hun hulp moet zijn? Door veel instanties (en in de media) wordt vooral de dreigende overbelasting door mantelzorg benadrukt. Ze bieden vervolgens hun hulp aan. Binnenkort is er zelfs een TV-programma dat mantelzorgers wil gaan helpen. Hulp nodig en ook bieden wordt vrij snel verondersteld, bovendien is de geboden hulp vooral gericht op die dreigende overbelasting. Ik denk aan al die verhalen van mantelzorgers die vooral gezien worden als een schreeuw voor hulp, terwijl het vaak juist verhalen zijn die laten zien waartoe mensen in staat zijn en hoe krachtig mantelzorgers kunnen zijn. Die verhalen gaan ook vaak over hoeveel inzicht en mensenkennis mantelzorgers bezitten. Hulpbieden is goedbedoeld, maar door mij als mantelzorger te willen helpen of ondersteunen, vertel je me ook dat je mijn kracht niet ziet, niet wilt zien en leidt je me zelfs af van die kracht. In onze veranderende samenleving krijgt iedereen vroeg of laat te maken met mantelzorg. Dat betekent dat we mantelzorg vooral ook acceptabel moeten maken, voor iedereen. Volgens mij doe je dat niet met een beeld dat mantelzorgers vooral slachtoffer van de situatie zijn of hulpbehoevende zijn. Wanneer we in toenemende mate gaan omzien naar elkaar betekent het ook dat we mantelzorg beter mogelijk moeten maken in onze samenleving, voor iedereen. Volgens mij doe je dat door de kracht van mantelzorgers te zien, te erkennen en er van te leren. Ik zie veel krachtige mantelzorgers die – net als iedereen – hun eigen leven willen leiden en daarin zorg voor een naaste een plek geven. Die tegelijkertijd opboksen tegen onbegrip en allerlei vooroordelen als zielig en zwaar. Die te maken hebben met het steeds ingewikkelder worden van een samenleving vol systemen, procedures, protocollen en regelgeving. Die dealen met (afwijkende) professionele inzichten over de ziekte en zorg van hun naaste. Die vaak ontzettend veel inzicht hebben
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 19
over de ziekte en de persoon waarvoor ze zorgen. Die een volwaardige gesprekspartner zijn voor politici, professionals en degene voor wie ze zorgen. Die zich weten te weren tegen ongevraagde en goedbedoelde adviezen die niet passen. Mensen die laten zien hoe ze werk en zorg combineren. Krachtige mensen dus. Laten we deze mensen niet als slachtoffer zien maar vooral hun kracht zien, die kracht accepteren en ervan leren. Leren van hun kracht, kennis en kunde. Het is de hoogste tijd. Iedere maand doorgeven aan UWV dat je geen inkomsten hebt, is onnodige bureaucratie
Binnenlands Bestuur 9 april 2015
Vrees voor geldverspilling en bureaucratie bij UWV 08 apr 2015 De SP vreest dat uitkeringsinstantie UWV wordt opgezadeld met een overbodige taak die gaat leiden tot geldverspilling en bureaucratie. Ook uitkeringsgerechtigden moeten rekening houden met onnodig papierwerk. Aanleiding voor die vrees bij de SP is een recent werkbezoek van Kamerleden aan het UWV. Geen bijverdiensten ook opgeven De Kamerleden kregen tijdens dat bezoek uitgelegd dat werkzoekenden met een werkloosheidsuitkering vanaf 1 januari 2016 verplicht zijn elke maand hun bijverdiensten op te geven, ook als ze die maand helemaal niets hebben verdiend. Doen ze dat niet, dan lopen ze het risico die maand geen uitkering te krijgen. Onnodige bureaucratie SP-Kamerlid Paul Ulenbelt: ‘Het is logisch dat mensen het moeten laten weten als ze inkomsten hebben, maar iedere maand door moeten geven dat je geen inkomsten hebt, is onnodige bureaucratie. Als iemand niets bijverdient, krijgt hij zijn volledige WW-uitkering en is melding maken dus nergens voor nodig.’ Extra mensen Het UWV moet 524 mensen extra aannemen om de verplichte meldingen van geen bijverdiensten in goede banen te leiden. Dit kost volgend jaar 41 miljoen euro. Ulenbelt: ‘Het UWV heeft alleen maar moeten bezuinigen waardoor er amper nog geld is om werkzoekenden fatsoenlijk te begeleiden. Blijkbaar is er wat minister Asscher betreft wel geld om over de balk te gooien en mensen op te zadelen met onnodig papierwerk. Ik ga de minister deze week verzoeken deze regels onmiddellijk aan te passen en het geld te gebruiken om mensen aan het werk te helpen.’ Opheldering Ulenbelt heeft in het Kamerdebat opheldering gevraagd aan minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken. Asscher is niet van plan de regel te veranderen dat mensen met een werkloosheidsuitkering elke maand hun bijverdiensten moeten opgeven, zelfs als ze die maand niets hebben verdiend. Hij wees erop dat WW'ers ook nu al maandelijks informatie moeten leveren, over hun sollicitaties. Straks moet dat dus ook over de inkomsten. Asscher bekijkt wel met het UWV of het mogelijk is de administratieve rompslomp voor mensen zo veel mogelijk te beperken. Dat kan bijvoorbeeld met door het UWV vooraf ingevulde informatie die dan alleen bevestigd hoeft te worden. (ANP) Amsterdam investeert in scholing en werk voor jongeren
Binnenlands Bestuur 9 april 2015
Amsterdam stopt 19 miljoen in ambities voor jongeren De gemeente zet 19 miljoen euro in voor lerarenbeurzen, om de kwaliteit van de lessen te verbeteren, en voor extra begeleiding van kwetsbare studenten. Minimaal 21.000 Amsterdamse jongeren moeten de komende jaren terug naar school of aan het werk. Dat is de ambitie van het stadsbestuur, maakte ze dinsdag bekend. Essentieel daarbij is dat jongeren een opleiding krijgen voor de banen waar nu en in de toekomst behoefte aan is. Lessen verbeteren Z'n 35.000 Amsterdammers volgen een mbo-opleiding en het doel is dat iedere student na het behalen van zijn diploma snel een baan vindt. Hiertoe moet het onderwijs goed aansluiten op de arbeidsmarkt. De gemeente zet 19 miljoen euro in voor lerarenbeurzen, om de kwaliteit van de lessen te verbeteren, en voor extra begeleiding van kwetsbare studenten. Vooral jongeren met een niet-westerse afkomst of een grote afstand tot de arbeidsmarkt komen moeilijk aan het werk, blijkt uit cijfers van de gemeente.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 20
1500 voortijdig schoolverlaters Het aantal voortijdig schoolverlaters moet bovendien omlaag, naar maximaal duizend dit jaar. Vorig jaar stopten nog 1562 leerlingen met hun opleiding. Het college trekt verder de komende drie jaar ruim 28 miljoen euro uit om te voorkomen dat jongeren hun carrière op de bank beginnen. Zo komen er zes zogeheten JongerenPunten in de stad, waar iedere jongere een contactpersoon krijgt die hem of haar intensief begeleidt bij terugkeer naar school or het vinden van een baan. Hoger dan landelijk gemiddelde Verder investeert de gemeente samen met het bedrijfsleven en het Rijk ruim 18 miljoen euro aan het 'actieplan innovatief vakmanschap'. Hierbij wordt samen met bedrijven gekeken naar wat jongeren precies nodig hebben om kans te maken op een baan. Een voorbeeld is het opleidingshuis mobiliteitstechniek, waarbij Amsterdamse autobedrijven samenwerken met leraren van het mbo om scholieren de laatste technieken bij te brengen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld aan een gloednieuwe auto sleutelen. Ook voor de bouw, installatietechniek, logistiek en hospitality komen dit soort opleidingshuizen. De jeugdwerkloosheid in Amsterdam was vorig jaar 13,3 procent. Dat is hoger dan het landelijke gemiddelde (11,8 procent), maar ten opzichte van 2013 (14,7 procent) is een daling te zien. (ANP) Beheer en onderhoud openbare ruimte volledig buiten het Haarlemse stadhuis afgehandeld
Binnenlands Bestuur 9 april 2015
Haarlem besteedt echt alles uit Onlangs sloot de gemeente daarvoor een contract met het Auditbureau, dat alle prestatiecontracten bijhoudt. In Haarlem wordt sinds dit jaar het beheer en onderhoud van de openbare ruimte volledig buiten het Haarlemse stadhuis afgehandeld. Saskia Buitelaar 09 apr 2015 In Haarlem wordt sinds dit jaar het beheer en onderhoud van de openbare ruimte volledig buiten het Haarlemse stadhuis afgehandeld. Zelfs de controle of de marktpartijen al hun afspraken nakomen, is nu uitbesteed. Onlangs sloot de gemeente daarvoor een contract met het Auditbureau, dat alle prestatiecontracten bijhoudt. Van 75 contracten naar 5 Gemeenten plaatsen steeds meer taken in de openbare ruimte buiten de deur, maar Haarlem is daarin koploper. Had de gemeente tot voor kort nog 75 contracten voor onderhoud van de openbare ruimte, nu zijn het er nog vijf bij drie van de grootste aannemers van Nederland en vijf bij dochteronderneming Spaarnelanden. Zij kunnen – bij goede prestaties - in vier jaar tijd 140 miljoen euro omzet verdienen in Haarlem. Geen gemeentelijke controle op uitgevoerde werk De partijen handelen alles zelf af: onderhoud, beheer, klachten en controle op het eigen werk, zegt implementatieadviseur Floris Vosse, die medeverantwoordelijk was voor het tot stand komen van het beheer- en onderhoudscontracten. Wij doen als gemeente ook geen controle meer op het uitgevoerde werk. We vragen de partijen wel te rapporteren en toetsen periodiek of ze hun afspraken nakomen. Ook die taak, systeemgerichte contractbeheersing, besteden we nu uit.’ Systeemgerichte contractbeheersing nieuw voor gemeenten Het Auditbureau – een combinatie van twee bureaus voor projectmanagement - gaat een deel van de toetsing gaat doen en gaat medewerkers van de gemeente coachen bij de nieuwe werkwijze van toetsen in plaats van directief sturen. Systeemgerichte contractbeheersing wordt door Rijkswaterstaat en Prorail al toegepast, maar is nieuw voor gemeenten, zegt Vosse.
Nieuwsbrief 82 Wmo-adviesraad Kaag en Braassem
Pagina 21