30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:01
Pagina 1
2007- 02
veiligheidsregio utrecht
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De storm van 18 januari bracht veel schade toe aan daken, zoals hier bij een woning in De Bilt
De zware storm die op 18 januari over Nederland raasde maakte duidelijk hoe kwetsbaar onze moderne samenleving is. Het weg- en treinverkeer raakte ontwricht en er was grote schade aan de infrastructuur, woningen en andere gebouwen. De storm onderstreepte ook het belang van multidisciplinaire samenwerking, want brandweer, politie, GHOR en gemeentelijke diensten hadden elkaar hard nodig. De storm, die aan de kust windkracht 10 bereikte, was de eerste GRIP-2 situatie binnen Veiligheidsregio Utrecht dit jaar.
H
Het Weeralarm dat ’s ochtends vroeg door het KNMI werd afgegeven, was het vertrekpunt voor een dag hard werken bij de operationele diensten. Goede voorbereiding is het halve werk. Vanwege de verwachte stroom aan hulpvragen schaalde de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht alvast op met extra centralisten. Ook werden sleutelfunctionarissen binnen de diverse kolommen, zoals Officieren van Dienst, alvast ‘op scherp gezet’.
Hele regio getroffen door storm En niet voor niets, zo bleek rond 11 uur ’s ochtends. Op het tochtige Utrechtse universiteitscentrum De Uithof bezweek een 60 meter hoge bouwkraan onder het stormgeweld. De kraan boorde zich in een universiteitsgebouw, maar door een gelukkige samenloop van omstandigheden vielen slechts zeven lichtgewonden.
Andere problemen van formaat in de regio waren de stremming van de rijksweg A2 bij Vinkeveen, als gevolg van wegwaaiende geluidsschermen en de ontruiming van het NS-station van Amersfoort, vanwege problemen met het dak. En op Centraal Station Utrecht konden duizenden treinreizigers geen kant meer op nadat de treinenloop geheel tot stilstand was gekomen als gevolg van geblokkeerde spoorlijnen en beschadigde bovenleidingen. Werk aan de winkel voor de VRU, de gemeente Utrecht en het Nederlandse Rode Kruis, die een massale Opvang- en Verzorgings-operatie in het Jaarbeurscomplex in gang zetten.
bied overwegend goed konden beheersen. Zo ook in de Veiligheidsregio Utrecht, waar brandweer en politie gezamenlijk ruim 2200 meldingen te verwerken kregen. Vooral de 29 gemeentelijke brandweerkorpsen binnen de VRU hadden de handen vol aan omgewaaide bomen over wegen, op woningen en auto’s, afgewaaide dakplaten en schoorstenen en andere typische stormklussen. In deze uitgave van ‘Voor U’ kunt in de verschillende katernen lezen hoe de operationele diensten het er hebben afgebracht. ‘Samen sterk voor het grote werk’. Rob Jastrzebski
Meer dan 2000 meldingen Op het nationaal Crisiscentrum in Den Haag, dat voortdurend alert was, werd tevreden vastgesteld dat de regio’s de toestand in hun eigen werkge-
vru brul
Stormgeweld stelt meldkamer op de proef: Meldkamer verwerkt meer dan 2000 meldingen pagina 2
Meer brandweervrouwen naar het middenmanagement pagina 5
bgc ghor
Ook Vademecum Crisisbeheersing voor gemeentesecretaris pagina 15
GHOR werkt aan kwaliteitsverbetering en netwerkvorming pagina 18
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Storm vraagt om een multidisciplinaire inzet
In dit nummer:
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:01
Pagina 2
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
Stormgeweld stelt meldkamer op de proef
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Op 18 januari kon de Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht (GMU) laten zien wat zij waard is. De zware storm vroeg het uiterste van de centralisten van brandweer, politie en ambulancezorg. De extreme weersituatie die de hulpdiensten in de regio massaal op de been bracht, was een gebeurtenis bij uitstek waarbij de multidisciplinaire samenwerking binnen een gemeenschappelijke meldkamer tot zijn recht komt. Vroegtijdige opschaling op basis van het ’s ochtends afgegeven weeralarm wierp zijn vruchten af. de korpsen ad-hoc tot stand. Maar het heeft goed gefunctioneerd en daarom willen we deze systematiek in een vaste procedure gaan uitwerken.”
Meldkamer politie: “Informatie-uitwisseling ging goed”
Meldkamer brandweer: “Afhandeling groot aantal meldingen slim georganiseerd”
D
2
De Regionale Alarmcentrale (RAC) van Brandweer Utrechts Land (BRUL) kreeg tijdens de storm op 18 januari de meeste meldingen te verwerken. Circa 2000 incidenten werden in twee dagen tijd afgehandeld. Piet van der Vlist, teamleider RAC BRUL, is vol lof over de inzet van de centralisten, die op 18 januari een lange werkdag hadden. “Op grond van het weeralarm hadden alle meldkamerdisciplines al vóór het begin van de storm extra centralisten in dienst geroepen. Wij werken normaliter overdag met drie mensen, maar nu hadden we om 10 uur vijf man achter de meldtafels en op het hoogtepunt ’s middags rond drie uur zelfs 11. Het was hard werken, maar alle medewerkers hebben het als een geweldige uitdaging ervaren. De ochtendploeg die normaal gesproken ’s middags om twee uur wordt afgelost, is tot in de avond in dienst gebleven, maar niemand heeft geklaagd over de lange werktijd of de hoge werkdruk. Dat kwam mede doordat de mensen goed werden verzorgd met eten en drinken.” Van der Vlist signaleert dat de techniek de grote piekbelasting aan meldingen moeilijk kon opvangen: “Doordat
alle 112-lijnen bezet waren, ontstonden wachttijden. De 112-centralisten konden ook niet alle meldingen direct kwijt bij de GMU, omdat een centralist maar één telefoontje tegelijk kan aannemen. Een prettig voordeel was dat we nog extra werkplekken beschikbaar hadden van tijdens de nacht van de jaarwisseling. Ook konden we twee extra werkplekken voor de brandweer vrijmaken op de thuiszorgdesk van de Meldkamer Ambulancezorg, die tijdens de storm niet bemand was. Zo konden we met de nodige flexibiliteit en goede onderlinge samenwerking onze capaciteit vergroten.” De afhandeling van de talloze meldingen van stormschade was volgens Van der Vlist een kwestie van ‘slim organiseren’. “Bij zo’n zware piekbelasting kun je als regionale meldkamer nooit alle individuele incidenten voor de brandweerkorpsen afhandelen. Daarom zijn alle gemeentelijke korpsen op een gegeven moment met een eigen centrale post gaan werken. Wij gaven meldingen gebundeld aan hen door, waarna zij via hun eigen gespreksgroep op het digitale communicatienetwerk C2000 de contacten met de voertuigen onderhielden. Dat bespaarde ons enorm veel berichtenverkeer, zodat we ons beter op de prioriteitsmeldingen konden concentreren. Deze werkwijze kwam in overleg met
Meldkamer Ambulancezorg: “Nauwelijks extra inzet” Voor de Meldkamer Ambulancezorg leverde de zware storm nauwelijks extra werk op. Het spannendste moment voor de ‘witte kolom’ was de bouwkraan die in De Uithof op een universiteitsgebouw viel. “Op basis van de eerste meldingen hebben we direct fors opgeschaald en meerdere ambulances, een Mobiel Medisch Team en de OvdG ter plaatse gestuurd”, vertelt Geert Ritzen, teamleider van de Meldkamer Ambulancezorg (MKA). In overleg met de brandweer zijn die ook ter plaatse stand-by gebleven totdat er definitief uitsluitsel was dat er geen personen meer werden gemist en het aantal slachtoffers wonderbaarlijk genoeg beperkt bleef tot zeven lichtgewonden.” De bedrijfsvoering van de ambulancedienst RAVU was met het oog op de voorspelde storm aangepast. Zo werd al het interregionale patiëntenvervoer gestaakt, zodat het volledige wagenpark binnen de eigen regio beschikbaar was voor eventuele spoedritten. Behalve het kraanincident in Utrecht en een motorrijder die in Amerongen dodelijk door een boom werd getroffen, waren er geen incidenten als gevolg van de storm die extra inzet van ambulancecapaciteit vroegen. “ ’s Avonds toen het hoogtepunt van de storm voorbij was hebben we nog wel een coördinerende rol gespeeld bij de opvang en verzorging van gestrande treinreizigers in de Jaarbeurs”, vervolgt Ritzen. “We hebben sleutelfunctionarissen gealarmeerd en ook een coördinator naar de Jaarbeurs gestuurd. Afgezien van deze gebeurtenissen was 18 januari voor ons eigenlijk een vrij kalme dag.” FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Vooral voor de brandweercentralisten was het op 18 januari flink aanpoten
Bij de politiemeldkamer was het meldingenaanbod met 245 stormgerelateerde incidenten duidelijk geringer dan hij de brandweer. Toch had ook de politie zowel op de meldkamer als op straat veel extra ‘blauw’ georganiseerd. Terugblikkend op 18 januari stelt hoofd meldkamer Henk Koppen dat de informatie-uitwisseling tussen de disciplines goed is verlopen, maar hij signaleert wel enkele leer- en verbeterpunten. “Ons monodisciplinaire proces verliep goed, omdat we veel extra eenheden op straat hadden. Positief was dat we met de andere meldkamerpartners voortdurend een goede informatie-uitwisseling hadden, zodat we goed inzicht hadden in wat we van elkaar nodig hadden. Voor alle disciplines geldt dat deze storm een stevige beproeving voor de meldkamersystemen in zware omstandigheden was. C2000 heeft die beproeving goed doorstaan. Het Gemeenschappelijk Meldkamersysteem leverde wel een knelpunt op. Dat liep op een gegeven moment vol door het grote aantal openstaande incidenten, waardoor het overzicht voor de centralisten werd bemoeilijkt.” Tijdens de storm bleek volgens Henk Koppen dat ook de digitale snelweg
kwetsbaar is. Websites die voor de operationele diensten een belangrijke informatiebron vormden, zoals de KNMI-website, waren door de grote publieke informatievraag traag of slecht bereikbaar. “Mijn conclusie is dan ook dat diensten die gaan over openbare orde en veiligheid eigenlijk een exclusieve eigen toegang tot dergelijke informatiebronnen zouden moeten hebben.”
Van links naar rechts: Piet van der Vlist (brandweer), Henk Koppen (politie) en Geert Ritzen (MKA)
19-04-2007
17:02
Pagina 3
FOTO: OSCAR FLOS
30BA18_VRU_VoorU_v6
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
GBT en ROT
Ook ‘achter de schermen’ handen vol aan storm De storm die op 18 januari woedde veroorzaakte veel schade en gevaarlijke situaties. De meldkamer kreeg veel meldingen binnen en de operationele diensten waren flink in touw. Ook ‘achter de schermen’ in het Regionaal Operationeel Team (ROT) en het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) hadden ze er de handen vol aan.
A
Aan het eind van de ochtend viel op de Leuvenlaan op de Uithof een bouwkraan op het Rupertgebouw van de Universiteit Utrecht. Het GBT van Utrecht en het ROT kwamen bijeen in het COV-gebouw (Centrum voor Openbare Veiligheid) op de Briljantlaan. Er zijn op de Uithof zeven mensen gewond geraakt. Het ROT monitort de stad Utrecht op ongelukken en gevaarlijke situaties. Rond drie uur wordt het GBT opgeheven, maar de vertegenwoordigers van de diverse diensten blijven aanwezig om de ontwikkelingen als gevolg van de storm af te wachten.
wordt als gevolg van de zware windstoten stilgelegd. Ook het busverkeer wordt gedeeltelijk gestremd. Rond half zes komt het GBT bijeen. Het ROT zoekt ondertussen afstemming met de NS. De gemeente en de NS stellen in overleg met de Jaarbeurs een hal open voor de opvang van de ongeveer 1500 gestrande reizigers. De gemeentelijk procesen Opvang en verzorgen en Voorlichting zijn geactiveerd. Op de autosnelwegen staan grote files en de A2 is afgesloten. Er zijn enkele vrachtwagens gekanteld. De situatie is echt nog steeds hanteerbaar voor de operationele diensten.
Al snel blijkt dat het inderdaad nodig is opnieuw een GBT en ROT in te stellen voor Utrecht, omdat de avondspits zich aandient. Het treinverkeer
De verwachting is dat het treinverkeer niet op korte termijn op gang komt, waarschijnlijk niet tot middernacht. Ook elders in de regio stranden reizi-
gers, in Woerden, Zeist en Amersfoort. Na sluiting van de winkels om 21.00 uur– het is koopavond – is de situatie in Hoog Catherijne rustig. Burgemeester Brouwer bezoekt de twee opvanglocaties in de Jaarbeurs. Het ROT adviseert rond 22.00 uur om bedden in gereedheid te brengen voor eventuele nachtopvang. Het GBT stemt hiermee in en de gemeente gaat aan de slag met het organiseren van de nachtopvang. De aanwezigheid van het GBT is hiervoor niet meer noodzakelijk. Het ROT handelt een aantal zaken af en gaat ook uit elkaar. De storm is inmiddels gaan liggen en in de opvanglocaties zoeken mensen hun veldbed op. Anna Fallon
Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) Het Gemeentelijk beleidsteam (GBT) adviseert de burgemeester ten tijde van de crisis bij het maken van bestuurlijke afwegingen en bij het nemen van beleidsbeslissingen. De burgemeester neemt als eenhoofdige leiding de beslissingen. Het GBT is in de meeste gemeenten gevestigd in het gemeentehuis. Bij afkondiging van GRIP 2 of hoger wordt het (kernteam) gemeentelijk beleidsteam (GBT) gealarmeerd en opgeroepen. Als er wordt opgeschaald naar GRIP 3 wordt de kernstaf uitgebreid tot een volledig Gemeentelijk Beleidsteam (GBT). Bij GRIP 4 komt het Regionaal Coördinerend Beleidsteam (RCBT) bijeen. Het GBT bestaat minimaal uit; de burgemeester (voorzitter), de gemeentesecretaris, de Adviseur Crisisbeheersing en een Communicatieadviseur. Een volledig GBT bestaat verder uit: de Regionaal Geneeskundig Functionaris, de Districtschef van de Politie, de Commandant van de Brandweer en een notulist. Het GBT kan, naar gelang de aard van de crisis, verder uitbereid worden met vertegenwoordigers van andere bij de crisisbeheersing betrokken organisaties en/of diensten. Regionaal Operationeel Team (ROT) (GRIP 2) Het ROT geeft, o.l.v. de Operationeel Leider (OL3), uitvoering aan de operationele aansturing van de 25 bestrijdingsprocessen en de 6 algemene & ondersteunende processen. Het ROT is gevestigd in het COV gebouw aan de Briljantlaan te Utrecht. Het ROT bestaat uit: een Operationeel Leider (voorzitter), een communicatieadviseur, het hoofd van de sectie GHOR, het hoofd van de sectie Politie, het hoofd van de sectie Brandweer en het hoofd van de sectie Gemeente. Indien het RCBT bijeenkomst is ook het hoofd van de sectie kabinet CdK aanwezig. De samenstelling kan worden aangevuld, naar gelang de aard van de crisis, met vertegenwoordigers van andere bij de crisisbeheersing betrokken organisaties en/ of diensten. 3
19-04-2007
18:12
Pagina 4
vru
Ve i l i g h e i d s r e g i o U t r e c h t
VRU doet gemeenteambtenaren een uniek aanbod
Procesopleidingen voor poolers Als de brand geblust is, begint het voor de gemeente pas! Sommige crises hebben de neiging om heel lang te duren. Dan ontstaat bij gemeenten al snel een probleem met de aflossing van personeel. Daarom is in de VRU gekozen voor regionale pools. Ieder gemeentelijk crisisbeheersingsproces 1) krijgt een eigen pool van deskundige medewerkers. De medewerkers zijn afkomstig uit de 29 gemeenten en getraind en opgeleid door de VRU. Een getroffen gemeente kan een beroep doen op de regionale pools zodat de eigen medewerkers in de actiecentra aangevuld en/of afgelost kunnen worden.
Nieuwe generatie vrouwelijke bevelvoerders op komst Drie brandweervrouwen uit de regio Utrecht nemen deel aan de bevelvoerderscursus in het kader van het landelijk project ‘Brandweervrouwen naar het middenmanagement’. Yvonne Timmermans van Brandweer Utrecht, Judith de Graaf uit Houten en Petra van Cooten uit Doorn, zien de opleiding vooral als een kans om hun kennis van het brandweervak te verdiepen. ‘VooR U’ peilde bij de cursisten wat hun drijfveren waren om de bevelvoerdersopleiding te gaan volgen. Judith de Graaf, Brandweer Houten: “Cursisten leren ook veel van elkaar”
Gemeenten trainen en oefenen al langer hun gemeentelijke processen. Workshops, districtsoefeningen, themamiddagen en trainingen zijn aan de orde van de dag. Iedere gemeente heeft een eigen werkwijze en soms wordt een extern bureau ingeschakeld. De VRU biedt nu twee opleidingen voor gemeenteambtenaren aan. Het werken met pools vraagt om een gelijk opleidingsniveau van de deelnemers. Daarbij komt dat het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing door de VRU in het leven is geroepen om gemeenten te ondersteunen en faciliteren in de (voorbereiding op) crisisbeheersing. Opleiden en oefenen van gemeenteambtenaren, die een rol hebben in de crisisbeheersingsorganisatie, is een goede manier om de gemeenten op weg te helpen. Basisopleiding crisisbeheersing Utrecht Als algemene introductie in de crisisbeheersing wordt een basisopleiding crisisbeheersing aangeboden. De opleiding beslaat drie dagdelen. De deelnemers krijgen een toelichting op alle crisisbeheersingsprocessen waarbij de nadruk op de gemeentelijke processen ligt. Maar ook de politie, GHOR en brandweer vertellen over hun rol tijdens een crisis en hun raakvlak met gemeenten. Met behulp van een (Utrechtse) casus wordt in groepsverband ingegaan op de praktijk. Procesopleidingen Na deelname aan de basisopleiding kunnen deelnemers opkomen voor de procesopleiding. Aan ieder gemeentelijk proces is een specifieke procesopleiding gekoppeld. De opleidingen zijn gebaseerd op de Utrechtse draaiboeken 2) en een speciaal ontwikkeld lespakket 3). Per procesopleiding worden twee trainers opgeleid. De trainers zijn veelal procesdeskundigen uit verschillende gemeenten, aangevuld met BGC medewerkers. De opleiding beslaat 2 dagdelen waarin eerst op de theorie en structuur van het betreffende proces wordt ingegaan. Vervolgens wordt in het 2e dagdeel, na een huiswerkopdracht, de theorie in de praktijk gebracht. De lespakketten zijn geschreven op de Utrechtse situatie. Dat betekent dat er zoveel mogelijk gewerkt wordt met casuïstiek uit de Utrechtse praktijk. De Veiligheidsregio als opleidingsinstituut De Veiligheidsregio als opleidingsinstituut is niet nieuw. De regionale brandweer leidt al jaren eigen manschappen op en berekent daarvoor aan de gemeentelijke korpsen een kostprijs. De GHOR gaat een stapje verder door de opleidingen te regelen één te betalen. De gemeentelijke procesopleidingen worden ook aangeboden en verzorgd door de VRU in samenwerking met regiodocenten uit de gemeenten. De procesopleidingen voor en door de Veiligheidsregio zijn een primeur! Er zijn zelfs verzoeken vanuit gemeenten uit andere Veiligheidsregio’s om te mogen deelnemen. 1) Voorlichten en informeren, Opvangen en Verzorgen, Uitvaartverzorging, Registratie van slachtoffers, Voorzien in primaire levensbehoeften, Registratie van schade en afhandeling, Milieuzorg en Nazorg. 2) In de VRU wordt gewerkt met een regionaal model crisisbeheersingsplan waar de draaiboeken onderdeel van uitmaken. 3) Voor het ontwikkelen van de lespakketten heeft de VRU in 2006 een subsidie ontvangen van BZK
colofon VooR U is het informatiemedium van Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om het brede gezelschap van alle partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio èn landelijk op de hoogte te houden van de activiteiten van en binnen de VRU. Veiligheidsregio Utrecht bestaat uit de onderdelen Brandweer Utrechts Land (BRUL), Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC). De onderwerpen zijn overzichtelijk gebundeld in katernen met daarnaast een hoofdkatern met multidisciplinair, bestuurlijk en strategisch monodisciplinair nieuws voor alle partners. Voor U verschijnt eens per kwartaal. Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht Hoofd- en eindredacteur: mw. Joyce Adriaansen, tel: 030-2404511, fax: 030- 2404516, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman Druk: ZuidamUithof
4
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
30BA18_VRU_VoorU_v6
Judith de Graaf van brandweer Houten was al begonnen aan haar bevelvoerdersopleiding, toen ze door commandant Rob Timmermans werd gevraagd om naar de landelijke cursus voor brandweervrouwen te gaan. Na 17 jaar brandweerervaring was ook zij toe aan een nieuwe stap. “De commandant zei dat hij het echt iets voor mij vond om deze bevelvoerdersopleiding te volgen. Natuurlijk geeft het een goed gevoel dat de leiding er achter staat en dat ze het vertrouwen in mij hebben. In mijn dage-
Petra van Cooten, Brandweer Utrechtse Heuvelrug: “Cursus is flink aanpakken”
Yvonne Timmermans, Brandweer Utrecht: “Verdieping van kennis komt van pas bij instructeursfunctie”
I
“Ik ben door de korpsleiding gevraagd om aan de bevelvoerderscursus deel te nemen. Ik heb wel een poosje getwijfeld of ik het zou doen, want ik heb helemaal niet de ambitie om bevelvoerder te worden. Misschien komt het nog wel een keer zo ver. Voorlopig zie ik de cursus vooral als een unieke kans om mezelf verder te ontwikkelen en om mijn vakinhoudelijke kennis verder te verdiepen. Die kennisverbreding komt mij goed van pas in mijn functie als ploeginstructeur.” Yvonne zegt nooit bewust voor het brandweervak te hebben gekozen maar er min of meer toevallig te zijn ingerold. Een brandweerfunctie bleek haar echter wel op het lijf te zijn geschreven: “Ik zit nu tien jaar bij de brandweer en hoe langer ik dit werk doe, hoe meer ik tot de ontdekking kom dat het vaktechnisch bij mij past. Na die tien jaar werd het wel tijd voor een nieuwe uitdaging. Het is geweldig dat ik nu de kans krijg om ook op leidinggevend niveau ervaring op te doen. Hoe het straks in de ploeg gaat is afwachten. Momenteel ben ik de enige vrouw in de C-ploeg op post Tolsteeg. Ik heb het gevoel dat de collega’s bewust of onbewust scherper op mij letten en dat ik als vrouw extra goed mijn best moet doen om mijn capaciteiten waar te maken. Maar ik heb er vertrouwen in. De cursus is wel pittig, maar geeft een stevige extra basis aan je kennis en vaardigheden.”
lijks werk heb ik een coördinerende functie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Ik vind het een uitdaging en in zekere zin ook wel spannend om dat straks ook binnen het Houtense korps in de praktijk te brengen. Ik heb immers 17 jaar lang als brandwacht deel uitgemaakt van de ploeg en straks sta ik aan de andere kant en moet ik beslissingen nemen over de tactiek van de inzet en over de veiligheid van de mensen waarvoor ik verantwoordelijk ben.” Volgens Judith is de cursus behoorlijk pittig. Twee dagen per week, waarvan één dag ook nog in de avonduren. Dat de deelnemers uit alle delen van het land afkomstig zijn en tijdens maar ook buiten de cursus om intensief contact met elkaar hebben, ziet ze als een groot voordeel. “De cursisten zijn allemaal van verschillende korpsen afkomstig en hebben allemaal hun eigen kijk op het vak. Daardoor kunnen we ook van elkaar leren, door kennis en ervaringen uit te wisselen. Minstens even belangrijk is dat we het als groep goed met elkaar kunnen vinden. Op de eerste cursusdag klikte het direct.”
Petra van Cooten is vrijwilliger bij het korps Doorn, dat vorig jaar is opgegaan in het brandweerkorps van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Ook zij werd door de korpsleiding gevraagd of ze de bevelvoerdersopleiding wilde volgen. “De reden was vooral pragmatisch, want Doorn heeft een tekort aan bevelvoerders. Ik ben blij dat het korps vertrouwen in mij heeft, ondanks het feit dat ik nog maar relatief kort als vrijwilliger aan de post Doorn verbonden ben. In vergelijking met mensen die er al 10 of 20 jaar zitten ben ik met mijn drie en een half jaar brandweerervaring immers nog maar een ‘jonkie’.” Petra denkt dat zij straks als bevelvoerder in functie mentaal wel behoorlijk moeten zal moeten omschakelen. “Ik heb het echte repressieve brandweerwerk in de aanvalsploeg altijd erg leuk gevonden. Als bevelvoerder doe je in dat opzicht toch net een stapje terug om sturing te geven aan de eerste inzet. Het eerstelijns werk in de aanvalsploeg zal ik denk ik wel gaan missen.” Over de inhoud van de cursus zegt zij: “Het is flink aanpakken. Een intensieve cursus met een hoge informatiedruk en veel leerstof. Je gaat nu veel dieper op de theorie in, bijvoorbeeld in de leerstof over verbranding en blussing, chemische en natuurkundige processen in een brand en de onderbouwing van blusmethoden. In dat opzicht is het weer echt studeren. Maar het vooruitzicht op de nieuwe kans die ik als bevelvoerder krijg om mezelf verder te ontplooien, is die inspanning meer dan waard.” Lees verder: Meer vrouwen naar het middenmanagement – pagina 5
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
18:12
Pagina 5
Brandweer Utrechts Land
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Een volledig vrouwelijke lichting bevelvoerders in opleiding
“Brandweerorganisatie is gebaat bij cultuurverandering” Slechts weinig brandweercursussen beginnen met officiële toespraken, het heffen van een glas champagne en het serveren van hapjes. Met zo’n feestelijk tintje moet er dus wel iets bijzonders aan de hand zijn. Dat is inderdaad het geval met de bevelvoerderscursus die op 16 februari in Utrecht van start is gegaan. Een uitsluitend vrouwelijke lichting van veertien cursisten wordt klaargestoomd voor een bevelvoerdersfunctie. De brandweervrouwen zijn afkomstig uit korpsen in heel Nederland. Brandweer Utrecht verzorgt samen met de VRU de inhoudelijke en facilitaire kant van de opleiding.
H
Het programma ‘Brandweervrouwen naar het middenmanagement’ maakt deel uit van het vernieuwingsproject ‘Brandweer van binnen naar buiten’. Dit is een gezamenlijk project van een aantal gemeentelijke brandweerkorpsen, het ministerie van BZK, de VNG, de NVBR, het Nibra en Adviesbureau VanDoorneHuiskes en partners. Doel van het project is een cultuurverandering binnen de brandweer te bewerkstelligen, onder andere door het vergroten van de diversiteit binnen de organisatie. Een evenwichtiger personeelssamenstelling is een belangrijk speerpunt binnen het project. De brandweer moet af van het imago dat
het een typisch mannenberoep is. De veranderende samenleving leidt tot teruglopende beschikbaarheid van brandweerpersoneel, zeker bij vrijwillige korpsen. Daarom is het extra belangrijk om actiever te werven binnen doelgroepen die nu nog relatief zwak zijn vertegenwoordigd binnen de brandweer, zoals allochtonen en vrouwen. Esther Lieben, hoofd Repressie van Brandweer Utrecht, werd door de landelijk projectleider Johan Postma benaderd met de vraag of Utrecht als ‘host’ voor de cursus zou willen optreden. Dit met het oog op de centrale ligging en het feit dat de cursisten uit
alle windstreken van het land afkomstig zijn. “We hebben hier graag ‘ja’ op gezegd”, aldus Esther Lieben. “In overleg met de andere projectpartners verzorgen wij de inhoud van de cursus en stellen we faciliteiten zoals lesruimte en instructeurs ter beschikking. Ook de VRU is hierbij betrokken. Ik vind het om twee redenen belangrijk dat we deze bijzondere groep cursisten in huis hebben kunnen halen. Ten eerste leveren we zo een bijdrage aan de gewenste cultuurverandering en grotere diversiteit binnen de brandweer. Ten tweede is het ook voor ons als organisatie verfrissend. Er komen mensen van andere korpsen in je organisatie die een heel andere kijk op bepaalde zaken hebben. Daar kan Brandweer Utrecht ook zijn voordeel mee doen. Cultuurverandering begint deels ook met het leren van anderen en het uitwisselen van ideeën en ervaringen.” Aan het eind van de cursus gaat de nieuwe lichting vrouwelijke bevelvoerders, aangevuld met korpsleden van Utrecht, voor een meerdaagse praktijktraining naar het brandweertrainingscentrum in het Zweedse Revinge. Rob Jastrzebski
In dit katern: Hulpverleners achter het lint bij gevaar: Voorstel voor eenduidige toepassing afzetlinten pagina 6 Brandweer Utrecht pakt ongewenste brandmeldingen aan pagina 8 FOTO: MARCEL KRADOLFER
Meer brandweervrouwen naar het middenmanagement
‘Brandweer in actie’: vuur en storm in de regio pagina 9-11
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
18:12
Pagina 6
brul
Brandweer Utrechts Land
Zwart-geel? Ook voor hulpverleners verboden gebied!
naar aanleiding van enkele incidenten afspraken gemaakt over het gebruik en de betekenis van afzetlint dat hulpverleners op gevaren bij de inzet moet attenderen. Dat punt werd ook ingebracht in de regionale Adviesgroep UML. Van Dijk: “Het voorstel is neergelegd bij de Regionale Adviesgroep Repressie en ook daar bleek men enthousiast.” Doordat Van Dijk ook deelneemt aan het Landelijke Netwerk Materieel, merkte hij dat elders in het land ook soortgelijke initiatieven ontstonden. Het werd tijd om alle visies te bundelen.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
“Het doel is om landelijk eenduidigheid te creëren en zo onveilige situaties te voorkomen.”
Voorstel voor eenduidige toepassing afzetlinten “Ook hulpverleners moeten soms ‘achter het lint’” Talloze kilometers rood-wit afzetlint worden jaarlijks door hulpverleners gebruikt om vrije werkruimte te creëren en om publiek te weren uit ‘gevaarlijk gebied’. Brandweerlieden met beschermende kleding en uitrusting zijn in een aantal situaties de enige hulpverleners die veilig binnen die linten kunnen werken. Maar soms wordt het zelfs voor hen te gevaarlijk, bijvoorbeeld bij acuut instortingsgevaar. Daarom experimenteren sommige brandweerkorpsen met nieuwe typen afzetlint, die aangeven dat het daarachter om veiligheidsredenen ook voor hulpverleners verboden gebied is. Om tot meer eenduidigheid en uniformiteit te komen in het gebruik van afzetlinten, pleit het landelijke Netwerk Materieel van de NVBR voor een landelijke procedure, waaraan alle hulpverlenende instanties zich zouden moeten houden.
Het rood-witte lint wordt gebruikt om gebieden te markeren die voor het publiek afgesloten zijn.
Het zwart-gele lint is een afzetting waarachter ook hulpverleners niet mogen komen, omdat het daar ook voor hen onveilig is.
Een oranje lint met opschrift en iconen geeft een ‘besmet’ gebied aan (chemisch, nucleair, biologisch, asbest). Hulpverleners kennen de gevaren in het gebied en treden dan ook op met de vereiste beschermende middelen.
6
P
Plastic afzetlint is praktisch, snel aan te brengen en goedkoop. Een zeer bruikbaar instrument dus, dat echter voor veel gebruikers een eigen betekenis heeft. Want behalve hulpdiensten maken ook gemeentelijke diensten, aannemers, verhuizers, organisatoren van evenementen en tal van andere instanties gebruik van het bekende rood-witte lint. Bij de brandweer zijn in de loop der tijd verschillende kleurcombinaties ontstaan, om bijzondere gevaren of risico’s duidelijk te maken. Binnen onze regio hanteren de brandweerkorpsen in het district Lekstroom sinds enige tijd ‘zwart-geel’ lint als begrenzing voor gebieden die ook voor hulpverleners te gevaarlijk zijn om te betreden. Gebruik van verschillende kleurcombinaties kan echter onduidelijkheid scheppen over de betekenis. “Die verwarring kan leiden tot ongelukken onder hulpverleners”, zegt Herman van Dijk, voorzitter van de adviesgroep Uitrusting, Materieel en Lo-
gistiek (UML) van de Veiligheids Regio Utrecht. Samen met vakcollega’s uit andere regio’s heeft hij zich gebogen over de afzetlintenproblematiek.
Brandweer leert van ongevallen Leert de brandweer van lessen uit eerdere ongevallen met brandweerlieden? Een treffende vraag uit het rapport ‘veiligheidsbewustwording Brandweerpersoneel’, dat in 2004 werd uitgebracht door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Aanleiding voor het onderzoek was de constatering dat brandweerpersoneel te vaak en te grote risico’s neemt bij het operationeel optreden. Een van de aanbevelingen was het bespreken en leren van incidenten. De vernieuwende wijze waarop de evaluatie van de brand in de Koningkerk van Haarlem plaatsvond, was voor veel korpsen het startpunt voor het leren van incidenten. Zo werden in het district Lekstroom
Het voorstel ‘gebruik van afzetlinten’ van het Landelijk Netwerk Materieel moet volgens van Dijk ook een landelijke procedure status krijgen. Van Dijk: “Het doel is om landelijk eenduidigheid te creëren en zo onveilige situaties te voorkomen.” Voorgesteld worden de volgende afzetlinten: Het rood-witte lint wordt gebruikt om gebieden te markeren die voor het publiek afgesloten zijn. Het zwart-gele lint is een afzetting waarachter ook hulpverleners niet mogen komen, omdat het daar ook voor hen onveilig is. Een oranje lint met opschrift en iconen geeft een ‘besmet’ gebied aan (chemisch, nucleair, biologisch, asbest). Hulpverleners kennen de gevaren in het gebied en treden dan ook op met de vereiste beschermende middelen.
Juridische status Formeel gezien heeft afzetlint geen enkele rechtsgrond. Op basis van artikel 2 van de politiewet, ‘het verstoren van de openbare orde’ kan de politie wel optreden en kan publiek gevorderd worden achter het lint te blijven. De Arbeidsinspectie is ook om een reactie gevraagd. Ook zij zien het nut en de noodzaak van een eenduidige toepassing van afzetlinten in. De Arbeidsinspectie ziet toe op naleving van onder andere de Arbowet en kan onderzoeken instellen. Van Dijk: “Juridisch zien wij dus geen probleem in implementatie van het voorstel. Zodra het voorstel wordt goedgekeurd, vastgesteld en een landelijke procedurele status krijgt, zal het lint dan ook conform die procedure worden toegepast. Gebeurt er een ongeval en blijkt de lintprocedure niet goed te zijn toegepast, dan kan het betreffende brandweerkorps een onderzoek verwachten en volgt minimaal een boete. Om te zorgen dat niet alleen de brandweer zelf, maar ook de overige hulpdiensten van de procedure op de hoogte zijn, is een gedegen implementatie noodzakelijk.” Evert de Graaf
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:02
Pagina 7
brul
Brandweer Utrechts Land
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Brandweerkorpsen Rijn & IJssel bundelen krachten
“Eerste stap naar regionalisering brandweer” De gemeenten Montfoort, Lopik, Oudewater en Woerden bundelen hun krachten op het gebied van de brandweerzorg. Begin 2008 worden de beroepsfuncties van de betrokken korpsen samengevoegd tot één intergemeentelijke organisatie onder eenhoofdige leiding. Op 17 januari hebben de vier burgemeesters een intentieverklaring ondertekend, waarmee het licht op groen is gezet voor het uitwerken van het organisatieplan. De repressieve brandweerzorg blijft lokaal georganiseerd en ook de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de burgemeesters wordt door de samenwerkingsconstructie niet aangetast.
H
Het initiatief voor het samenwerkingsavontuur is genomen door de commandanten van de vier brandweerkorpsen in het district Rijn & IJssel. In de zogenaamde ‘groene driehoek’, gevormd door de gemeenten Lopik, Montfoort en Oudewater, wordt al jaren gesproken over verdergaande brandweersamenwerking. De commandanten hebben nu een concreet samenwerkingsvoorstel ingediend en ook Woerden bij het initiatief betrokken. Door de deelname van een grote gemeente krijgt de samenwerking een nog steviger basis.
Onvoldoende kwaliteit en continuïteit ‘koude’ brandweertaken op gemeenteniveau De samenwerking moet vooral de kwaliteit en de continuïteit van de ‘koude brandweertaken’ waarborgen: preventie, preparatie en bedrijfsvoering. Jan-Pieter Duhen, commandant van Woerden en projectleider van de
intergemeentelijke samenwerking, wijst op de knelpunten die de gemeenten ondervinden bij de zelfstandige uitvoering van deze taken. “In hun huidige organisatievorm hebben de gemeenten te weinig beroepscapaciteit. Daardoor worden de taken niet efficiënt uitgevoerd en is de bedrijfsvoering versnipperd. Door alle beroepsfuncties te bundelen hopen we een sterke organisatie te krijgen, die de lokale korpsen beter kan faciliteren en ondersteunen in hun bedrijfsvoering. Het levert de lokale korpsen grote voordelen op.” Alle commandanten beamen de meerwaarde die de samenwerking de gemeenten oplevert. “Als commandant van een kleine gemeente met weinig beroepscapaciteit ben je eigenlijk een soort duizendpoot”, verklaart René Vergouwen, commandant van Brandweer Oudewater. “Je voert tal van klussen uit die eigenlijk niet tot het functieniveau van de commandant behoren en daardoor blijven de echte managementtaken vaak liggen. Door
de samenwerking kunnen we beter omgaan met onze gezamenlijke beroepscapaciteit.”
“Vrijwilligers door samenwerking minder belast met taken waarvoor ze eigenlijk niet bij de brandweer zijn gegaan” Dat is ook de mening van Ton Klever, commandant van Montfoort. Samen met René Vergouwen vindt hij ook dat de samenwerking de brandweerkorpsen minder kwetsbaar maakt. “De verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering en andere koude taken rust nu in sterke mate op de schouders van één persoon. Bij ziekte of langdurige afwezigheid valt alles stil. De continuïteit van het werk kan met de nieuwe organisatie veel beter worden gewaarborgd. Bovendien worden ook de vrijwilligers minder belast met koude taken waarvoor zij eigenlijk niet bij de brandweer zijn gegaan.” De commandanten in Rijn & IJssel
zien het samenwerkingsinitiatief als een eerste stap naar regionalisering van de brandweer. Opgebouwd vanaf de basis en met oog voor de verantwoordelijkheden van het lokale bestuur en de belangen van de vrijwilligers. “Door kleinschalig te beginnen met vier gemeenten nemen we de vrijwilligers en de beroeps als het ware aan de hand mee naar de toekomst waarin de regie over de brandweer steeds meer op een bovengemeentelijk niveau komt te liggen”, aldus Ton Klever. Op langere termijn zal de samenwerking verder worden uitgebouwd naar het district Vecht & Venen, als onderdeel van het bestuurlijke Samenwerkingsverband Utrecht-West. Op preventiegebied wordt hieraan in de loop van dit jaar al invulling gegeven. De VRU staat achter het plan en vindt dat de initiatieven in het westen van de regio goed passen in de verdere doorontwikkeling van de veiligheidsregio. Rob Jastrzebski
7
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:02
Pagina 8
brul
Brandweer Utrechts Land
column
Er wordt weer met huisraad en kapotte auto’s gesleept. Door vrijwillig brandweer Nederland. Voor de nieuwste barricaden. De brandweermedia een beetje bijgehouden? Brand & Brandweer gelezen, de nieuwe website www.brandweervrijwilligers.nl gecheckt? Binnen niet al te lange tijd zijn we allemaal in regionale dienst. Dat is iets waar we niet aan zullen ontkomen, we moeten er alleen nog aan wennen. Waar de een zich druk maakt over de toekomstige invloed op het aannamebeleid of het gevaar van een toenemende bureaucratie, heeft het ‘monster’ dat regionalisering heet in de ogen van veel vrijwilligers een heel ander angstaanjagend doel. De cultuur en de status van de vrijwilliger worden namelijk bedreigd. Het staat er echt. We - ik loop zelf ook met een pieper rond - hebben bovendien nauwelijks invloed op landelijk en regionaal beleid. Een reëel gevaar als brandwerend Nederland voor ruim 80% uit vrijwillig personeel bestaat. Zeker. En daarom moet er een vakbond voor vrijwillige brandweermensen worden opgericht. Om te bewaken dat directeuren van veiligheidsregio’s niet plunderend door hun verzorgingsgebied trekken. Hier sneuvelt een trofeeënkast, daar bijt een wedstrijdteam in het stof, elders wordt op gemene wijze de jeugdbrandweer van hun plastic helmen beroofd. Misschien doe ik niet genoeg m’n best, maar bij mij gaat werkelijk het licht uit. Moeten we de barricaden op om voor onze cultuur te knokken? Alsof Tibet opnieuw door de Chinezen onder de voet wordt gelopen, kloosters verwoest, monniken gemarteld. We zijn van hulpverleners slachtoffers geworden. Wat een onzin! Weet je wat er werkelijk heel hard nodig is? Een reality check. Want gaat de geregionaliseerde rode auto niet meer rijden als de keet verderop in de straat affikt? Tapt een geregionaliseerde VB-bar geen bier meer? Onzin, maar wat is het werkelijke probleem dan? Onze status, dat is het probleem van de barricadeklimmers. We zijn binnenkort geen locale helden meer, maar parttimers in dienst van een ver regiobureau. Je moet niet langer ‘een beetje gek zijn om dit werk te willen doen’, maar krijgt gewoon een vergoedingenoverzicht met je naam erop. We zijn niet langer de bakker die batman wordt als de pieper gaat, maar gewoon hulpverlener. Onze status die we als vrijwilliger hebben is het probleem. En weet je wat? Het zal eens tijd worden! Kijk eens om je heen, echt goed om je heen. De maatschappij waarin we leven verandert, of je nu wilt of niet, of dat een verbetering is of niet. Burgers en bestuurders stellen meer eisen aan het functioneren van overheden en overheidsdiensten. Uitruktijden worden gemeten, dekkingsplannen doorgerekend en de effectiviteit van de brandweer kritisch beoordeeld. In een dergelijke veeleisende samenleving rust de fysieke veiligheid anno 2007 in veel gemeenten nog steeds op de schouders van vrijwilligers waarvan je hoopt dat ze - verkeer, werkgevers, thuissituatie - tijdig een TS kunnen bemensen. Als hobby. En lachen gemeenten zich helemaal gek omdat ze de hele brandweerzorg voor een prikkie hebben opgedragen aan mensen met een fulltime baan die voor een paar euro en een trofeeënkast ‘s nachts hun bed uitkomen. Ik daag je uit, dat is op geen enkel gebied waar veiligheid een rol speelt denkbaar, maar gemeenten komen er al honderden jaren mee weg. Dat is zo gegroeid en daarom niet iemands schuld, maar het is zeer zeker niet de toekomst. Waar vrijwillig Nederland echt behoefte aan heeft, is een structurele verandering van de positie die de vrijwilliger inneemt. Aan een parttimer mag je eisen stellen - dat gebeurt nu al, en met recht - maar je bent hem of haar ook rechten verschuldigd. Zoals een gedegen (realistische) geoefendheid, een passende vergoeding en een professionele overeenkomst met zijn of haar primaire werkgever. Zodat de kans vergroot wordt dat een TS tijdig wordt bemenst, met gemotiveerde mensen die de brandweerzorg als vak uitoefenen. Een machtig mooi tweede vak dat aanvoelt als een hobby. Piet Peeters
8
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De barricaden op voor nieuwe status vrijwilliger
Brandweer Utrecht pakt ongewenste brandmeldingen aan Ongewenste en onechte brandmeldingen via het Openbaar Brandmeldsysteem (OMS) zijn voor sommige korpsen een regelrechte plaag. Zeker voor korpsen in grote gemeenten met veel aansluitingen. Brandweer Utrecht is op 1 oktober vorig jaar een project gestart met als doel het aantal ongewenste en onechte meldingen terug te dringen. Gedegen registratie van ‘veelplegers’ en onderzoek naar de oorzaken voor ongewenst alarm vormen de sleutel tot succes.
M
Maar volgens projectleider Jeroen de Jong mag niet worden verwacht dat het aantal ongewenste meldingen van de ene op de andere dag spectaculair daalt. “De aanpak van ongewenste automatische meldingen moet structureel verankerd worden in de preventietaak. Dat is het doel van het project.” De gemeente Utrecht telt circa 600 objecten die zijn aangesloten op het Openbaar Brandmeldsysteem. Samen zijn die aansluitingen goed voor ongeveer 2000 brandmeldingen per jaar. Slechts in vijf procent van de meldingen is er daadwerkelijk sprake van brand; de overige 95 procent wordt veroorzaakt door technische storingen, gebrekkig onderhoud of door onzorgvuldig gedrag van de gebruiker (roken, koken, werkzaamheden, stoomvorming en dergelijke). Vooral oudere brandmeldinstallaties, waaraan weinig onderhoud wordt gepleegd, genereren veel ongewenste meldingen.
Alleen met spoed uitrukken als dat echt noodzakelijk is Het terugdringen van ongewenste brandmeldingen is om meerdere redenen noodzakelijk. Onnodige brandweeruitrukken kosten onnodig veel geld en zorgen ook voor onnodige
risico’s. Iedere brandweeruitruk met prio 1 levert immers een risico op voor het overige verkeer. Alle reden dus om alleen met spoed uit te rukken als dat echt noodzakelijk is. Een tweede risico is dat een brandweereenheid die onderweg is naar een automatische brandmelding die achteraf onecht blijkt, op dat moment niet voor wèl spoedeisende meldingen inzetbaar is. Tenslotte kunnen veelvuldige uitrukken naar ongewenste meldingen leiden tot een zekere ‘uitrukmoeheid’ onder brandweerlieden. “Alwéér een OMS-melding op datzelfde bedrijf. Zal wel wéér loos alarm zijn.” Ook voor de abonnee is het vervelend als de brandweer voortdurend op de stoep staat.
Eigen registratiesysteem signaleert ‘veelplegers’ Doel van het Utrechtse project is om binnen negen maanden nieuw beleid te implementeren binnen de afdeling preventie. Dat beleid houdt in dat bedrijven of instellingen die regelmatig ongewenste brandmeldingen opleveren worden benaderd door de afdeling preventie om in overleg te zoeken naar de oorzaak van het probleem en naar mogelijke oplossingen. De grens waarbij gerichte actie wordt ondernomen ligt bij twee ongewenste meldingen per week of vier meldingen per jaar.
Projectleider Jeroen de Jong: “In eerste instantie proberen we er in overleg met de beheerder van het object uit te komen. Wij kunnen adviseren bij het treffen van technische of organisatorische maatregelen om de situatie te verbeteren. Wij bieden dan een bepaalde termijn waarbinnen het bedrijf moet aantonen wat men aan het probleem denkt te gaan doen. Blijft verbetering uit of weigert een bedrijf mee te werken aan een oplossing, dan staan ons sanctiemogelijkheden ter beschikking, zoals een dwangsom of bestuursdwang.” Om zicht te krijgen op de veelplegers heeft Brandweer Utrecht een eigen registratiesysteem ontwikkeld, waarin de bevelvoerder na een ongewenste melding de benodigde gegevens over het object en de oorzaak van de melding kan invullen. Het systeem genereert na het overschrijden van de drempel door een aangesloten object automatisch een melding dat actie van de afdeling preventie gewenst is. “Het registratiesysteem zorgt ervoor dat de gegevens van de uitrukdienst snel bij de afdeling preventie worden aangeleverd. Dat is inmiddels in de organisatie verankerd. De motivatie voor de bevelvoerders om na een ongewenste melding het digitale informatieformulier in te vullen is groot. Men ziet immers dat er iets met de informatie wordt gedaan en dat actie wordt ondernomen om veelplegers te dwingen maatregelen te nemen. Uiteindelijk is het doel dat het aantal onechte en ongewenste meldingen zichtbaar afneemt en daarmee ook de ergernis onder het uitrukpersoneel. Dat is echter wel een kwestie van tijd.” Rob Jastrzebski
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:02
Pagina 9
Brandweer
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
in actie
Stormincidenten vragen om nieuwe aanpak: Brandweer Amersfoort inventariseert leermomenten De stormen. Eind januari is het bij Brandweer Amersfoort, net als bij de andere korpsen binnen de regio, groot stormfeest. Meerdere dagen achter elkaar laat Moeder Natuur zien wie er de baas is en worden we geconfronteerd met een zeer groot aantal meldingen en diverse niet-alledaagse incidenten. Al wordt het leeuwendeel daarvan naar tevredenheid afgehandeld, toch kunnen we constateren dat we meer dan eens de grenzen van ons kunnen genaderd zijn en dat dagen en nachten als deze vragen om een aangepaste en creatieve aanpak. Zo is al snel besloten om te gaan werken met een vaste mobilofoonpost die wordt ingericht in de receptieruimte. Net als bij een aantal collega-korpsen inventariseert deze alle stormgerelateerde meldingen om vervolgens de
diverse voertuigen zonder tussenkomst van de GMU aan te sturen, via de beide ‘eigen’ communicatiekanalen. In de loop van die bewuste donderdag wordt echter duidelijk dat de lijst met meldingen zodanig snel groeit dat er
prioriteiten gesteld moeten gaan worden. Bij een aantal meldingen zal een inzet van de brandweer niet mogelijk of noodzakelijk zijn, terwijl bij andere incidenten haast geboden is om stabiliserende maatregelen te nemen. De
oplossing wordt gevonden in het de weg op sturen van een viertal (brandweer)personenauto’s, die door de vaste post van meldadres naar meldadres gestuurd worden om een vorm van ‘incident-triage’ uit te voeren. Er wordt verkend, aangebeld, uitgevraagd en geschouwd: is de brandweer hier nodig en effectief of niet? Het blijkt te werken, en al snel wordt de lijst met meldingen flink opgeschoond, waardoor de diverse TS-en alleen daar naar toe worden gestuurd waar een daadwerkelijke inzet te verwachten is. ‘s Ochtends vroeg is de crisis bezworen, zoeken fulltime en parttime brandweermensen hun bed op en staan er alleen nog adressen op de lijst waar zwaar materieel aan te pas moet komen. Een aantal dagen later wordt middels een gedetailleerde vragenlijst de balans opgemaakt over de ervaringen tijdens de stormdagen, en worden zoveel mogelijk lessen geleerd. Gekeken gaat worden naar de mogelijkheid tot aanvullende opleiding en training in zaagtechnieken, naar een materiaalteam dat op de kazerne direct de zagen checkt en onderhoudt terwijl de TSbemensing even rust neemt en naar het opstellen van toegespitste protocollen en procedures. Moeder Natuur zullen we nooit in bedwang kunnen houden, maar de gevolgen van haar grillen zullen we nog efficiënter te lijf kunnen gaan. Piet Peeters
Brandweer Woerden vangt gestrande treinreizigers op
Woerden kreeg ook te maken met de opvang van mensen die op verschillende manieren getroffen waren door de storm. Zo viel de treinenloop stil, waardoor enkele treinen bij het station Woerden vast kwamen te staan. Honderden gestrande reizigers werden in het naburige Minkema College opgevangen door vrijwilligers van het Woerdense Rode Kruis. Ook een groot aantal medewerkers van de Gemeente Woerden (afdeling Onderwijs en Welzijn) hielp mee aan het opvangen en verzorgen van de vele gedupeerde treinreizigers. Ruim 600 mensen zijn daar opgevangen. Voor 17 van hen moest uiteindelijk ook een slaapplaats voor de nacht worden geregeld. Dit gebeurde in hotel Het Wapen van Harmelen. Een aantal bewoners van onder andere het Schrijverspad en de Hector Malotweg, konden hun huizen niet meer in doordat de daken er afgewaaid waren. Deze mensen werden in eerste instantie opgevangen in de brandweerkazerne van Woerden. Later zijn deze personen bij familie en vrienden ondergebracht. Vijf bewoners hebben onderdak gekregen in het Best Western hotel in Woerden. De Woerdense burgemeester, de heer Hans Schmidt, is persoonlijk langs geweest in de brandweerkazerne om de gedupeerde bewoners een hart onder de riem te steken. Koos Dros
FOTO: PAUL VAN DEN DUNGEN
Brandweer Woerden had een drukke dag tijdens de storm op 18 januari. In totaal kregen de vier posten 153 meldingen te verwerken, waarvan 88 in de kern Woerden. Het ging in veel gevallen om schade aan huizen en gebouwen. Het Woerdense korps schoot ook de Utrechtse brandweer bij het kraanongeval in De Uithof te hulp met de haakarmbak zware technische hulpverlening. De korpsleden van Woerden zullen zich de storm nog lang blijven herinneren.
9
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:02
Pagina 10
brul
FOTO: MARCEL KRADOLFER
Brandweer Utrechts Land
Zeven gewonden bij busongeval De Bilt De kruising van de provinciale wegen N237 en N412 in De Bilt heeft in de afgelopen jaren een bedenkelijke reputatie gekregen. Met de regelmaat van de klok gebeuren hier gecompliceerde en soms ernstige ongelukken. In de ochtend van maandag 12 februari maakte een daverende klap om 7.45 uur duidelijk dat het opnieuw raak was op de bewuste kruising. Een lijnbus met circa 25 passagiers van vervoersbedrijf Connexxion had een vrachtwagen geladen met levensmiddelen in de flank geraakt. De vrachtwagen kantelde als gevolg van de klap en vernielde daarbij ook een mast met verkeerslichten.
De ravage op de kruising was enorm en er ontstond tot in de verre omtrek een grote verkeerschaos. Brandweer De Bilt werd gealarmeerd met de mededeling dat meerdere personen bekneld zaten en rukte uit met twee tankautospuiten en de HV. Ook zeven ambulances en een klein politieleger rukten uit naar de plaats des onheils. Uiteindelijk bleek het letsel van de slachtoffers ondanks de klap en de ravage erg mee te vallen. In de bus bleken zeven personen gewond te zijn geraakt, waarvan de meeste lichte verwondingen opliepen, zoals nek- en rugklachten en kneuzingen. De chauffeur zat bekneld achter de stuurkolom en moest door de brandweer worden bevrijd. Ook hij kwam er met relatief lichte verwondingen vanaf, evenals de chauffeur van de vrachtwagen. Na circa een uur waren alle gewonden gestabiliseerd en per ambulance afgevoerd en waren de niet gewonde passagiers door een vervangende bus afgevoerd. Het onderzoek naar de oorzaak van de crash door de regionale verkeersdienst van Politie Utrecht en de Inspectie Verkeer en Waterstaat duurde hierna ook nog zeker een uur, waarna met de berging van de voertuigen kon worden begonnen. Rob Jastrzebski
Veel geluk bij ongeluk met bouwkraan
10
Aanvankelijk gingen de Utrechtse hulpdiensten van het ergste uit, toen rond 11 uur de onheilstijding bij de Gemeenschappelijke meldkamer Utrecht binnen kwam. Brandweer, politie en ambulancedienst schaalden direct fors op, omdat verwacht werd dat veel slachtoffers onder het puin zouden liggen. Uiteindelijk bleken slechts zeven personen lichtgewond te zijn geraakt. Er was wel enige tijd onduidelijkheid over één mogelijk vermiste persoon en daarom werd zelfs gebruik gemaakt van een speurhond om het puin te doorzoeken. Later bleek de bewuste persoon niet in het gebouw te zijn geweest. Officier van Dienst Herman van Dijk omschrijft het kraanincident als een ‘bizarre gebeurtenis’. “Gelukkig wer-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Dat er bij het omvallen van de bouwkraan in de universiteitswijk De Uithof niet meer slachtoffers zijn gevallen, is te danken aan een heleboel geluk en toeval. Het deel van het collegegebouw waar de kraan zich door het dak heen boorde was wegens overlast door de bouwwerkzaamheden niet in gebruik. En ook een op de begane grond gevestigd studenteninformatiecentrum was op het tijdstip van het ongeval nog niet geopend. Veel geluk bij een bizar ongeluk dus.
den we ter plaatse snel en adequaat opgevangen en geïnformeerd door de bedrijfshulpverlening van de universiteit. Die mensen hebben echt goed werk gedaan. Toen wij aankwamen, hadden zij het gebouw al geëvacueerd en konden ze ons vertellen dat er weinig mensen in het pand aanwezig waren, maar dat er nog wel enkele mensen onder het ingestorte dak van de centrale gang lagen. Die konden we snel traceren en eenvoudig bevrijden.”
Bij de eerste verkenning van het gebouw op zoek naar slachtoffers, maakte de brandweer ook gebruik van een warmtebeeldcamera. Die wordt doorgaans vooral ingezet om verborgen brandhaarden op te sporen, maar leent zich volgens Van Dijk ook uitstekend voor het zoeken naar slachtoffers in ingestorte ruimten, zoals in dit geval. Tijdens de verkenningsfase hielden brandweer en ambulancedienst extra mensen en materieel ter plaatse, tot-
dat definitief kon worden vastgesteld dat zich geen personen meer onder het puin bevonden. Daarna maakten de hulpverleners plaats voor een klein leger experts en onderzoekers van diverse instanties, die tot doel hadden nauwkeurig uit te zoeken hoe de kraan in de storm kon bezwijken. Hoge bouwkranen zijn, mits de juiste voorzorgsmaatregelen zijn getroffen, berekend op zware storm en extreme windstoten. Rob Jastrzebski
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:03
Pagina 11
Brandweer
in actie
Grote brand bij blindeninstituut
FOTO: COJAN VAN TOOR
De brand ontstond in een houten fietsenstalling die aan de achterzijde tegen het gebouw stond. Van daaruit verspreidde het vuur zich naar het gebouw, waarin zich onder andere leslokalen en cursusruimten bevonden. Ook ging een pas ingerichte ‘ervaringsruimte’, die nog geopend moest worden in vlammen op. Deze ruimte was bedoeld om bezoekers op een actieve wijze te laten ervaren hoe het is om blind of slechtziend te zijn. Bartimeus is door de brand flink gedupeerd. De Zeister brandweer zette twee tankautospuiten in en kreeg assistentie van de korpsen Den Dolder en Bunnik. Aanvankelijk leek ook een aangrenzend onderwijsgebouw aan de vlammen ten prooi te zullen vallen. Maar met een gecombineerde binnen- en buitenaanval slaagden de brandweerlieden erin om het vuur in een smalle verbindingsgang tussen beide gebouwen tot staan te brengen. Nadat de brand aan alle zijden was ingesloten kon na circa een uur het nader bericht ‘brand meester’ worden gegeven. Het nablussen duurde nog tot diep in de nacht. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor. Het blindeninstituut bereidde wel de evacuatie voor van een naastgelegen paviljoen waar een groep blinde en slechtziende kinderen was gehuisvest, maar omdat het vuur tijdig onder controle was, hoefde niet tot evacuatie te worden overgegaan.
FOTO: MARCEL KRADOLFER
Het was op woensdagavond 24 januari een ‘thuiswedstrijd’ voor de brandweer van Zeist. Rond 11 uur ’s avonds brak brand uit in een gebouw van Blindeninstituut Bartimeus. Het terrein van Bartimeus ligt pal achter de brandweerkazerne, zodat de aanrijtijd na de alarmering nihil was. Desondanks ontwikkelde het aanvankelijk kleine brandje zich in korte tijd tot een grote uitslaande brand.
Asbestalarm bij schuurbrand Oudewater Op zaterdagmiddag 9 februari werd even na drie uur een binnenbrand gemeld op de Hoenkoopse Buurtweg in Oudewater. Tijdens het aanrijden kreeg de TS van de RAC de informatie dat de schuur van asbest dakplaten was voorzien. Hierop werd ook de DOvD Rijn & IJssel gealarmeerd. Toen de eerste tankautospuit op De Meent (verbindingsweg naar de Hoenkoopse Buurtweg) reed, waren dikke zwarte rookwolken zichtbaar alsmede een vuurzee die boven de woning uitkwam. Hierop is middelbrand gemaakt en werd ook de hoogwerker van de brandweer Woerden op weg gestuurd.
De schuur brandde behoorlijk en stond tegen de woning aan. De woning kon echter dankzij een snelle inzet zonder schade behouden worden. De Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) van de regionale brandweer werd in kennis gesteld vanwege de asbest. De weg werd afgesloten omdat de rook over de weg dreef en het zicht minimaal was en ook vanwege mogelijke asbestdeeltjes. De brandweer kon de brand bovenwinds benaderen en bestrijden. Het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) kwam ter plaatse met het oog op het vervuilde bluswater dat in de sloten liep. Nadat de bluskleding en materialen schoongespoten waren, kon de brandweer terug naar de kazerne. De DOvD voerde nog overleg met de Stichting Salvage en het Hoogheemraadschap over de vervolgacties. Een gedeelte van het particuliere terrein is afgezet en de milieudienst van de gemeente heeft de vervolgacties ten aanzien van het verwijderen van het asbest opgepakt. René Vergouwen 11
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:35
Pagina 12
brul
Brandweer Utrechts Land
Redactieleden nemen afscheid
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Twee redactieleden hebben begin dit jaar afscheid genomen van het redactieteam. Voor redactievoorzitter Jan Dogger was de ombouw van BRUL magazine naar de nieuwe VRUuitgave een natuurlijk moment om te stoppen. Jan is 70 jaar en zit weliswaar nog vol energie, maar is in de loop der jaren de binding met het brandweerveld kwijtgeraakt. Hij heeft als voorzitter van het redactieteam van achtereenvolgens BRANDpost en BRUL magazine 23 jaar sturing gegeven aan de redactievergaderingen en was voor de schrijvers een klankbord en een bron van inspiratie voor onderwerpen.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Ook Marco Schröder, die vanaf 1998 actief schrijvend redactielid was, heeft begin dit jaar besloten zijn redacteurschap te beëindigen. Hij zegt bij de nieuwe gezamenlijke uitgave niet meer het ‘gevoel’ te hebben dat hij bij BRUL magazine had. Marco schreef zowel lokale bijdragen uit het district Binnensticht als kritische thema-artikelen voor een brede doelgroep. De redactie spreekt zijn dank uit aan de beide vertrekkende leden voor de jarenlange inspanningen die zij hebben geleverd. Met hun inzet hebben zij er in sterke mate aan bijgedragen dat BRUL magazine het kwaliteitsniveau kreeg dat ons voor ogen stond. Hoofdredactie ‘VooR U’
kalender
JeugdBRUL - Data 2007
Datum FEBRUARI 09 februari 2007
Kring / Overige(n)
Activiteit
Zuid-West
12 februari 2007 16 februari 2007 MAART 10 maart 2007
Bestuur Midden
Volleybaltoernooi te Benschop i.s.m. “Kring Midden-Holland” Voorjaarvergadering (20.00 uur) Wedstrijd Lage Druk te Zeist
Stichting Jeugdbrandweer Nederland Midden Zuid-West
Jaarvergadering NIFv (NiBRa) te Arnhem om 10.00 uur Wedstrijd Hoge Druk te Utrecht Wedstrijd Lage Druk te Oudewater
Midden
Wedstrijd Lage Druk te Breukelen
Zuid-West
Wedstrijd Lage Druk te IJsselstein
Midden Zuid-West Midden
Wedstrijd Hoge Druk te Vinkeveen Wedstrijd Lage Druk te Montfoort Wedstrijd Lage Druk te Mijdrecht
Bestuur
Bestuursvergadering (19.30 uur)
Midden
Wedstrijd Hoge Druk te Houten Wedstrijd Lage Druk te Benschop
Midden Bestuur
Wedstrijd Lage Druk te Hagestein Bestuursvergadering (19.30 uur)
Midden Zuid-West Jeugdleiders van alle jeugdkorpsen Bestuur + jeugdkorpsen
Wedstrijd Hoge Druk te Maarssen Quizzavond te Linschoten Najaarsvergadering (20.00 uur)
16 maart 2007 30 maart 2007 APRIL 13 april 2007 MEI 11 mei 2007 JUNI 01 juni 2007 22 juni 2007 JULI 02 juli 2007 SEPTEMBER 07 september 2007 OKTOBER 05 oktober 2007 08 oktober 2007 NOVEMBER 02 november 2007 07 november 2007 24 november 2007
Slotdag JeugdBRUL te Utrecht
Biltse oudgedienden bij nacht en ontij paraat
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Ze vormen samen zesenzeventig jaar brandweerervaring en hebben één grote gemene deler: ze zijn brandweerman èn vrijwilliger in hart en nieren voor het leven! Kees van Ginkel (69), Henny Klarenbeek (68) en Jan van Krieken (60) zijn ‘oudgedienden’ bij Brandweer De Bilt, maar staan dag en nacht paraat om bij grote inzetten de inwendige mens van de brandweerlieden te versterken. Een ‘koek- en zopiebrigade’ met een professionele uitstraling.
De
‘verzorgingsgroep’ van de Biltse oudgedienden. Van links naar rechts: Jan van Krieken, Henny Klaarenbeek, Kees van Ginkel en Willem ten Dolle
12
D
De actieve oudgediendenclub verzorgt al jaren de bardiensten op de oefenavonden en de catering bij cursussen, vergaderingen en andere bijeenkomsten in de brandweerkazerne van Bilt-
hoven. Maar de logistiek in het veld bij grotere en langdurige incidenten is hun specialiteit. Gaat ‘s nachts om 3 uur de telefoon dat er een grote klus aan de gang is, dan zijn ze binnen een half uur met de personeelsbus vanaf de kazerne onderweg met een ketel dampende hete koffie en frisdranken. Daarna pendelen met aanvulling van koffie en broodjes, zelfs met versgefrituurde kroketten. “Het is geweldig dat we dit voor onze jongens kunnen doen”, vertelt Henny Klarenbeek. “Het is heel dankbaar werk, dat zowel door de leiding als door de manschappen heel erg wordt gewaardeerd. Het is soms hard werken, want bij een forse inzet hebben de jongens grote behoefte aan iets te eten en te drinken. Tijdens de storm op 18 januari hebben we 17 uur lang broodjes staan smeren, maar daar hoor je ons niet over klagen.” Kees van Ginkel ziet zijn verzorgingstaak als een welkome verlenging van zijn brandweercarrière: “Ik wil geen oefenavond missen en voel me nog steeds sterk verbonden met mijn korps. Het gevoel er nog steeds bij te horen, ook al ben ik al 14 jaar geleden uit de repressieve dienst gestapt, is
mijn belangrijkste drijfveer. We krijgen er geen cent voor, maar dat willen we ook niet. We doen het puur vrijwillig.” Ook ‘nieuwkomer’ Jan van Krieken, die pas recent zijn laatste uitruk heeft gehad herkent zich in dat gevoel: “Als je meer dan de helft van je leven bij de brandweer bent geweest, wil je niet zomaar weg. Het geeft een voldaan gevoel dat de collega’s blij zijn als je met koffie, een broodje of warme soep ter plaatse komt. Tijdens een lange inzet is het ook even een rustmoment voor ze.” De Biltse ‘verzorgingsgroep’ valt onder de supervisie van Wim ten Dolle, verantwoordelijk voor de inkoop en het organiseren van de cateringdiensten. Hij regelde ook een afspraak met een plaatselijke supermarkt, waar de brandweer dag en nacht terecht kan voor broodjes en beleg. “Ik ben nu nog actief brandweerman, maar ik word bij grote incidenten vaak na enige tijd vrij gemaakt om het logistieke proces aan te sturen. Begin volgend jaar zit ook mijn actieve dienst als vrijwiliger erop en dan kan ik mij fulltime richten op het bar- en verzorgingswerk.” Rob Jastrzebski
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:03
Pagina 13
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
FOTO: RENE VAN DER MEULEN
Een plus een is drie “Gemeenten en BGC kunnen samen mooie resultaten boeken” ‘Één plus één is drie’. Zo ziet Boukje Nijdeken de ideale samenwerkingsformule tussen de Utrechtse gemeenten en het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC) van de VRU. Als beleidsmedewerker crisisbeheersing bij de gemeente Houten heeft zij de afgelopen jaren veel energie geïnvesteerd in het opwaarderen van de gemeentelijke crisisorganisatie. Houten trekt in die ontwikkeling samen op met de andere gemeenten in het district Lekstroom: Nieuwegein, IJsselstein en Vianen. En sinds halverwege vorig jaar ook steeds nadrukkelijk met het BGC, dat in de ogen van Nijdeken een steeds belangrijker faciliterende rol voor de gemeenten gaat spelen. “We hebben een goede wisselwerking met het BGC en kunnen samen mooie resultaten boeken.”
H
Houten is zichtbaar in de groei. Door de grootschalige nieuwbouw in de afgelopen jaren is de bevolking van de gemeente inmiddels aangewassen tot ruim 45.000. Een gemeente van die
omvang, met nabije risicobronnen zoals de snelweg A27, het Amsterdam-Rijnkanaal en een spoorlijn dwars door de bebouwde kom, verdient een stevige crisisorganisatie. In
2004 is daartoe een Verbeterplan Crisisbeheersing tot stand gekomen wat onder andere heeft geleid tot twee fulltime beleidsfuncties op het gebied van veiligheid: één voor openbare
In dit katern: Training Risico- en Crisiscommunicatie pagina 14 Oudewater oefent gemeentelijke rampenstaf pagina 15 Ook Vademecum Crisisbeheersing voor gemeentesecretaris pagina 15 VRU bijeenkomsten voor raadsleden: Drie raadsleden geven hun mening pagina 16
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:03
Pagina 14
bgc
FOTO: RENE VAN DER MEULEN
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
bedrijfsvoering van alle gemeentelijke afdelingen, zodat het meer en meer routine wordt. We kunnen merken dat de systematiek van crisisbeheersing steeds beter bij de mensen tussen de oren komt. Zo werd onlangs in het centrum van Houten bij werkzaamheden een vliegtuigbom gevonden. Direct begonnen verschillende medewerkers te informeren of zij iets konden betekenen en of ze al actiecentra moesten optuigen. Het was goed om te zien dat die beweging uit zichzelf op gang kwam.”
orde en veiligheid en één voor crisisbeheersing. Daarnaast werkt Houten op het gebied van crisisvoorbereiding intensief samen met andere partners. “We hebben elkaar nodig, ook in de voorbereidingsfase”, aldus Boukje Nijdeken. “We zoeken samenwerking op verschillende niveaus, zodat we gezamenlijk de beschikbare capaciteit effectiever en efficiënter kunnen inzetten. Een deel van de voorbereiding doen we als gemeente zelf, een deel doen we samen met de buurgemeenten op districtsniveau en met het BGC. Daar hebben we een goede mix in gevonden.”
Kruisbestuiving De samenwerking tussen de Lekstroomgemeenten uit zich onder meer in het gezamenlijk opleiden en oefenen van personeel van de gemeentelijke organisaties. Met 9 deelprocessen en gemiddeld 30 medewerkers per proces is hiervoor een doelgroep van circa 270 medewerkers, die jaarlijks worden bijgeschoold en voor hun eigen deelproces ook ieder jaar samen een oefening houden. Op 20 maart jongstleden oefenden de voorlichters van de vier Lekstroomgemeenten gezamenlijk. Het BGC wordt volgens Boukje Nijdeken voor de gemeenten een steeds belangrijker partner in de crisisvoorbereiding: “Een belangrijke taak van het bureau is het faciliteren en
Crisisbeheersing verweven in bedrijfsvoering
Boukje Nijdeken: “We hebben elkaar nodig, ook in de voorbereidingsfase”
De gemeenten in Lekstroom zien het als hun zelfstandige taak om alle medewerkers van de gemeentelijke organisatie die een rol hebben in tijden van crisis een zekere basiskennis op het gebied van crisisbeheersing bij te brengen. “Een keer per jaar organiseren we voor ieder gemeentelijk deelproces een presentatie, vaak gecombineerd met een workshop, waarin we de medewerkers bijpraten over het systeem van crisisbeheersing en wat hun rol daarin is”, legt Boukje Nijdeken uit. “Ik zie het als mijn taak om crisisbeheersing te verweven in de
coördineren van de poolvorming voor gemeentelijke crisisprocessen. Maar los daarvan is sprake van een steeds sterkere wisselwerking en uitwisseling van kennis en ideeën, waar de kwaliteit van de crisisbeheersingsorganisatie in alle gemeenten baat bij kan hebben. We merken dat er een heel goede kruisbestuiving plaatsvindt. Het BGC is er voor de gemeenten, maar andersom ook. We zien het bureau als een plek waar kennis samen kan komen, waar gemeenten voor advies en ondersteuning terechtkunnen en als de ‘linking pin’ in het faciliteren van de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen. Dat laat onverlet dat de gemeenten zelf actief energie in hun organisatie moeten blijven steken. Geen enkele gemeente kan zich permitteren om achterover te leunen en te zeggen dat het BGC het allemaal wel regelt, want zo is het niet. De basis van de organisatie moet iedere gemeente zelf leggen, inclusief het opleiden en oefenen van het eigen personeel. Want in het eerste uur van een ramp, als de regionale ondersteuning nog niet is georganiseerd, moet je het als gemeente toch zelf zien te redden.” Rob Jastrzebski
ILLUSTRATIE: WYTSE NOORDHOFF
Communiceren in een krachtenveld bij risico en crisis
Half januari werd Nederland geteisterd door de zwaarste storm in jaren. Alsof het zo gepland was, zaten tijdens deze weercrisis ruim twintig communicatiemensen uit de regio Utrecht samen op de Veluwe om te praten en te leren over crisiscommunicatie. Aan praktijkvoorbeelden in ieder geval geen gebrek... 14
C
‘Communiceren in een krachtenveld bij risco en crisis’ was het onderwerp van training die door het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie aan de regio Utrecht werd aangeboden op 17 en 18 januari. Het deelnemersveld was gevarieerd: communicatiemedewerkers en -adviseurs van gemeenten en waterschappen en enkele VRU-medewerkers. Dit verschil in achtergrond en kennis was zeker geen belemmering voor het slagen van de training en zorgde hier en daar voor een frisse blik. De sfeer was in ieder geval uitstekend, een goede basis om van elkaar te leren en elkaar ook in de toekomst op te zoeken. Daarmee is één van de cursusonderde-
len in de praktijk gebracht: netwerken. Mensen en organisaties kennen werpt zijn vruchten af tijdens (potentiële) crisismomenten. Hoe groter je netwerk, hoe sneller je toegang hebt tot mensen en informatie op allerlei niveaus. Tijdens één van de interactieve momenten in de training blijken Richard Gere en Nelson Mandela opeens niet zo moeilijk te bereiken! Kwestie van je contacten goed gebruiken, liet de Maatschap voor Communicatie zien. De eerste trainingsdag ging vooral over de verschillende onderdelen van het krachtenveld waar een crisisvoorlichter mee te maken krijgt. Cursusleider Jan-Bart van Oppenraaij startte met het neerzetten van structuur en organisatie. Hoe zijn zaken landelijk, regionaal en lokaal (formeel) geregeld? Welke rol en positie heeft communicatie daarin? De ontruiming van Fort Pannerden was een goed voorbeeld in die discussie, ook ter illustratie van wat beter had gekund. Gedurende de hele training was er veel ruimte voor eigen praktijkvoorbeelden. Succesverhalen, dilemma’s en een enkele communicatieve slangenkuil waren prima materiaal om mee te stoeien. Vaak heel herkenbaar en soms verrassend om te horen hoe anderen zaken oplossen. Voor velen ook verrassend was de inleiding van drs. Dig Istha. Hij nam de deelnemers mee op ‘ontdekkingsreis’ langs nieuwe media en betoogde dat
daardoor risico- en crisiscommunicatie snel veranderen. Internet en mobiele telefonie verdringen de traditionele media, waar veel communicatiemensen in het crisisveld mee groot zijn geworden. Direct na een incident staan de beelden al op internet. Dat maakt vooral de eerste minuten cruciaal. Een nieuwsmedium gaat echt niet meer wachten op het eerste officiële persbericht. Dat daar nog veel te verbeteren is, bleek ook uit de simulatieoefening die een belangrijk deel van dag twee vulde. In het eerste crisisuur gebeurt achter de schermen heel veel, maar er gaat veel tijd overheen voordat een eerste bericht is opgesteld, gecorrigeerd, aangevuld, bijgesteld, goedgekeurd en verzonden. Belangrijke les: informatie hoeft niet compleet te zijn, als het maar juist is. Aanvullen kan altijd nog. En tja, die storm op 18 januari. Lastig in crisiscommunicatie is dat de doelgroep vaak een ander beeld heeft van het gevaar dan ‘de experts’. Ondanks een weer- en verkeersalarm en de waarschuwing om in bosrijke gebieden binnen te blijven, stapten veel cursisten toch in de auto naar huis. Het zijn net gewone mensen, die crisisvoorlichters. Irene van Doorn, communicatieadviseur gemeente Soest
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:03
Pagina 15
bgc
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
Beleidsteam Oudewater oefent Gehaktdag Workshop en oefencasus vormen succesvolle oefening Door al het oefengeweld van de operationele diensten zou je haast vergeten dat er nog een zeer belangrijke groep functionarissen moet worden voorbereid op rampen en andere crises: de gemeentelijke beleidsteams en coördinatieteams. Zij mogen hun tanden zetten in oefeningen, workshops en casussen die zijn voorbereid door het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC) van de VRU. Op 1 maart dit jaar was het de beurt aan de gemeente Oudewater.
Oefeningen en alternatieven Jaarlijks biedt de VRU een 15-tal oefeningen aan om gemeentelijke beleidsteams (GBT’s) binnen de VRU te oefenen in de aanpak van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Met 29 VRU-gemeenten is dat echter niet genoeg om alle beleidsteams aan bod te laten komen. Vandaar dat het BGC eveneens een aantal alternatieve oefeningen verzorgt. Bij een alternatieve oefening wordt iets minder groot uitgepakt dan bij een reguliere GBT-oefening, waar bijvoorbeeld ook waarnemers en vertegenwoordigers van de hulpdiensten aanwezig zijn, maar het doel is hetzelfde: laat een gemeentelijk beleidsteam en een gemeentelijk
rijkste vraag die zich telkens weer opdringt is: wat verwacht de burger van ons in crisissituaties? En hebben we in onze voorbereiding op crises er alles aan gedaan om het voorzienbare goed te regelen?”
coördinatieteam (GCT) kennismaken met de hectiek, de vele overwegingen en beslismomenten die gepaard gaan met een ramp of andere crisis. Een bevelvoerder bij de brandweer of een OVD-Geneeskundig van de GHOR komen op gezette tijden in aanraking met onverwachte situaties waarin de juiste overwegingen moeten worden gemaakt en snel gehandeld moet worden. Voor hen vormt een crisis tijdens een incident regelmatige kost. Heel anders ligt het bij gemeentebestuur-
Gehaktdag Het beleidsteam van de gemeente Oudewater krijgt op 1 maart allereerst een workshop voorgeschoteld. Roel de Graaf van het BGC: “Daarin liet ik een aantal belangrijke onderwerpen
wijk, er worden mensen vermist en al spoedig is er sprake van zes dodelijke slachtoffers en een veelvoud daarvan aan gewonden. De adviseur crisisbeheersing en de andere functionarissen mogen aan de slag. Aan het eind van een zeer leerzame dag zijn de meningen onverdeeld positief. René Vergouwen, brandweercommandant van Oudewater: “De ochtend was zeer leerzaam en de presentatie werd op een enthousiaste manier gegeven, met pakkende plaatjes.” Ook leermomen-
“De meeste gemeentesecretarissen of gemeentelijke persvoorlichters maken in hun carrière – gelukkig – geen grote rampen mee, maar toch verwachten burgers en mede-overheden dat een gemeentelijk beleidsteam een flinke crisis tot een goed einde brengt ” ders. De meeste gemeentesecretarissen of gemeentelijke persvoorlichters maken in hun carrière - gelukkig geen grote rampen mee, maar toch verwachten burgers en mede-overheden dat een gemeentelijk beleidsteam een flinke crisis tot een goed einde brengt. Gedegen opleiden en oefenen van gemeentefunctionarissen is daarom van cruciaal belang. Marianne Ruigrok, burgemeester van Oudewater formuleert het als volgt: “De belang-
aan bod komen, zoals GRIP-procedures, wat is precies een ramp of crisis, en welke teams spelen een rol bij de crisisbeheersing/rampenbestrijding.” Daarna is het tijd voor de (gesimuleerde) praktijk in de vorm van een oefencasus, met de toepasselijke naam Gehaktdag. Die liegt er niet om. Om 17.56 krijgt de RAC een melding binnen van een uitslaande brand in een vleesverwerkingsbedrijf in Oudewater. Dikke rookwolken trekken over de
ten waren er genoeg. Vergouwen: “Het GBT zal zich meer op beleidsbeslissingen moeten gaan richten en minder op operationele zaken, dit vergt een andere manier van denken van de teamleden.” Na evaluatie van de casus is elke deelnemer een belangrijke ervaring rijker. Al hoopt iedereen dat ‘gehaktdag’ voortaan gewoon op woensdag is. En zonder slachtoffers. Piet Peeters
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
De gemeentesecretaris als crisismanager
Crisishandleiding voor de gemeentesecretaris Op donderdag 8 maart jl. is het vademecum crisisbeheersing voor gemeentesecretarissen gepresenteerd. Dit gebeurde tijdens de training ‘De gemeentesecretaris als crisismanager’. Hier werden zij getraind op hun rol in crises; adviseur in het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT). Als adviseur van de burgemeester en voor de gemeentelijke processen hebben zij een belangrijke en zware taak. Als basis voor de training diende het boekwerkje ‘Vademecum crisisbeheersing’. Dit boekje is gemaakt op initiatief van twee ambtenaren rampenbestrijding van de gemeenten Nieuwegein en IJsselstein. De VRU heeft dankbaar ge-
bruik van gemaakt van dit initiatief en heeft in nauw overleg met gemeentesecretarissen en ambtenaren rampenbestrijding een tweede vademecum geproduceerd. Het vademecum voor de burgemeester verscheen al eerder. De betekenis van ‘vademecum’ is beknopte handleiding. De handleiding is inderdaad beknopt gehouden, maar er staat wel alles in wat nodig is om in een crisissituatie te weten wat je moet doen. Overigens is de VRU van plan om ook voor andere onderdelen in de crisisbeheersing een dergelijk vademecum te ontwikkelen (ARB/ROT/gemeentelijke processen). Zie voor het downloaden van het vademecum www.vru.nl.
Hoe veilig voelt de gemeentesecretaris zich als crisismanager? Welke competenties zijn nodig om een goede ‘crisismanager’ te zijn? Op 8 en 9 maart vond in Baarn de tweedaagse training ‘De gemeentesecretaris als crisismanager’ plaats. In de training werden een aantal aspecten behandeld, waaronder de organisatorische en de menselijke kant in de crisisbeheersing. Tijdens de training analyseerden de gemeentesecretarissen onder leiding van Caro van der Lijcke van het bureau BMC (zelf tevens coördinerend gemeentesecretaris van Zeeland) aan de hand van een casus hun rol, taak en verantwoordelijkheden ten tijde van een ramp of crisis. De casus ging uit van een scenario waarin sprake is van opschaling en waarin meerdere gemeentelijke deelprocessen ingezet moeten worden. Ook de organisatie van de communicatie moet een goed lopend (deel)proces zijn. Jan-Bart van Oppenraaij van het Expertisecentrum voor Risico- en crisiscommunicatie schetste hoe een dergelijk proces in
de acute fase georganiseerd kan worden. Anna Fallon van de VRU lichtte toe hoe de organisatie van crisiscommunicatie in de Veiligheidsregio Utrecht nu is voorbereid en gaf een doorkijkje naar het gewenste toekomstbeeld. Daarna werd door middel van een interactieve werkvorm een casus uitgewerkt waarbij met name het gemeentelijk traject na een incident aan bod kwam. Aan het einde van de middag werden tijdens een bijzondere werkvorm, het socratisch gesprek, ethische dillema’s besproken die bij de gemeentesecretaris als crisismanager naar voren kunnen komen. Tijdens het avondprogramma ging ervaringsdeskundige Pier Eringa, gemeentesecretaris van Nijmegen, in gesprek met de groep over zijn eigen ervaringen en ging vooral in op de mens achter de functionaris. De tweede dag van de training lag de nadruk vooral op de rol van de gemeentesecretaris ten tijde van een ramp of crisis, waarbij met name de persoon achter de manager centraal stond.
15
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:03
Pagina 16
bgc
Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
?
wat vind jij ervan?
Op 6 en 7 februari spraken gemeenteraadsleden uit de Veiligheidsregio Utrecht tijdens twee bijeenkomsten over rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio Utrecht. In totaal waren op de bijeenkomsten ongeveer 90 raadsleden aanwezig. Het grootste deel van hen was deze raadsperiode voor het eerst lid van de gemeenteraad. Door gemeenteraadsleden binnen de VRU op deze bijeenkomsten te informeren over de noodzaak van een goede voorbereiding en samenwerking kan de VRU een bijdrage leveren aan de inzet en betrokkenheid van raadsleden bij de verschillende facetten van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Drie raadsleden geven hun mening over informatieavonden Veiligheidsregio Utrecht
1 2
Stephanie Bottse - Groen Links Utrecht
De avond was zeer zeker van belang voor mijn inzicht in de verschillende partners die betrokken zijn bij rampenbestrijding in Utecht. De bijdragen van de avond waren boeiend. Als eerstejaars-raadslid heb ik veel nieuwe informatie tot mij genomen. Voor GroenLinks is veiligheid van de burgers een belangrijk thema: het moet goed geregeld zijn. Eén van de mooie dingen van de Veiligheidsregio is, dat het nu een regionale taak is. Ook mensen in minder grote gemeenten kunnen rekenen op het zelfde niveau van veiligheid als Utrecht stad. Het feit dat wij als raadsleden invloed hebben op de plannen, maakt dat de VRU niet meer zo op afstand staat. Niet onbelangrijk op zo’n avond is het netwerken met collega’s uit andere gemeenten.
Adri Janssen / Martijn Beek - PvdA Veenendaal
De informatieavond voor raadsleden van de Veiligheidsregio Utrecht bestond voor ons uit 2 delen. Na de koffie volgde een ietwat tegenvallend eerste deel, waarin ondanks het gebruik van de stemkastjes bij de enquête de discussie en de interactie met de zaal achterwege bleef. Ook het verhaal van de spreker sloot niet echt aan bij onze behoefte om iets meer te weten te komen van het hele “reilen en zeilen” van de Veiligheidsregio Utrecht. Een interessant, goed beeldschetsend en informatief beeld, geschetst door de directeur van de Veiligheidsregio Utrecht en de raadsgriffier van Dordrecht in het tweede deel van de avond maakte dit echter meer dan goed. Het verhaal van de directeur van de VRU was goed, omdat het ons prima informeerde over de huidige stand van zaken en de op hand zijnde ontwikkelingen. Het verhaal van de griffier en de discussie met de aanwezige raadsleden liet goed zien dat voor veel raadsleden de VRU vooral een ‘ding van de burgemeester’ is. Door te weinig informatieuitwisseling lijkt er, onnodige weerstand te (zijn) ontstaan bij raadsleden over het onbekende apparaat, de VRU. De informatieavond heeft ons in ieder geval een goed beeld gegeven over en het nut en noodzaak van de VRU. Ook de borrel en de informele gesprekjes na afloop maakten het een goede avond.
3
Karel van Geet Fractievoorziter VVD Soest Afgelopen 6 februari heb ik gevolg gegeven aan de invitatie van de directeur van de Veiligheidsregio Utrecht, de heer Hans Wink. De avond was uitstekend verzorgd en dat mede dankzij de goede inleiders. Ik ben er van overtuigd dat de inhoud van de diverse presentaties zeker een meerwaarde heeft voor raadsleden die normaal nauwelijks iets te maken hebben met het aspect Openbare Orde en Veiligheid. Voor de laatsten is een dergelijke bijeenkomst naar mijn mening een ‘must’. Voor mijzelf waren er wel degelijk interessante aspecten, alhoewel de Veiligheidsregio voor mij persoonlijk niet nieuw was, immers ik heb enige jaren deel uitgemaakt van het provinciaal AB van de GHOR/CPA (Geneeskundigen Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen/Centrale Post Ambulancevervoer) dat nu een onderdeel van de VRU is. Binnen mijn fractie is het bezoek zeker aan de orde geweest. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijk bezoek meer dan de moeite waard is voor vele raadsleden uit de provincie Utrecht. 16
Gemeentelijke crisisbeheersing binnen de veiligheidsregio
Ambtenaar Rampenbestrijding wordt Adviseur Crisisbeheersing Wat een ARB (ambtenaar rampenbestrijding), AOV (ambtenaar openbare veiligheid) of ‘rambtenaar’ voor rol heeft in de gemeentelijke crisisbeheersing is bekend. Maar hoe zit het met de ACB, de adviseur crisisbeheersing, en met zijn of haar connectie met de veiligheidsregio? VooRU sprak met Mellanie Linde, tot voor kort hoofd Preparatie & Rampenbestrijding van de gemeente Zeist.
D
De diverse kanten van de gemeentelijke crisisbeheersing en rampenbestrijding worden opnieuw onder de loep genomen nu het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing volop draait als een van de kolommen van de VRU. De naam - de ARB of AOV heet voortaan adviseur crisisbeheersing (ACB) - is veranderd, maar wat inbedding in de veiligheidsregio betreft is er veel meer gaande. Mellanie Linde: “Het lastige aan gemeentelijke crisisbeheersing en rampenbestrijding is dat je weinig of geen ervaring opdoet. Je kunt maar zo ergens twintig jaar zitten zonder dat er iets gebeurt, hetgeen de kans op falen vergroot. Als gemeente kun je het niet alleen. Als er een ramp gebeurt, komen er veel verschillende dingen op je af die snel en vaak met onvoldoende informatie moeten worden uitgevoerd. En dan hebben de mensen die het moeten doen ook nog eens weinig ervaring. De veiligheidsregio kan een gemeente in belangrijke mate steunen en ontlasten. Voor wat betreft het steunen gaat
het om het opleiden en oefenen van gemeentefunctionarissen en het werven en selecteren van regionale piketfunctionarissen.” Mellanie heeft een bevlogen en uitgesproken mening over het opleiden van gemeentelijke rampenbestrijders: “Er wordt te weinig geselecteerd op en geïnvesteerd in de kerncompetenties van betrokken functionarissen: creativiteit, leiderschap en stressbestendigheid zijn van essentieel belang. Je kunt wel alles op papier hebben, maar je hebt er veel meer aan dat als het penibel wordt, mensen rustig blijven, weten wat ze moeten doen en ook daadwerkelijk handelend optreden. Ik ben een sterk voorstander van specialisten, een kleinere groep intensiever opleiden en oefenen”. De veiligheidsregio ontlast de gemeenten ook. “Naast een aantal door de regio georganiseerde oefeningen komen er regionale pools met personeel dat betrokken wordt bij de gemeentelijke rampenbestrijding. Elke gemeente levert daarvoor een aantal mensen die over de juiste competen-
ties en motivatie beschikken en die door de regio worden opgeleid. Wanneer er sprake is van een ramp of crisis, kan uit de pool een team gedegen getrainde functionarissen worden samengesteld.” Een laatste regionale rol is vooral een coördinerende. “Het BGC heeft per district accountmanagers die als een soort vertegenwoordigers fungeren, contact houden met de ACB’s, hun wensen inventariseren en voor meer eenduidigheid kunnen zorgen.” Tot slot laat Mellanie geen misverstand bestaan over de rol van de gemeente bij een ramp of crisis. “Een gemeente gaat over bevolkingszorg, en dat geldt in het bijzonder in geval van rampen. Als de gemeente er in crisistijden is voor haar burgers, heeft deze bestaansrecht. De ACB speelt daarbij een belangrijke rol, als gesprekspartner voor de regionaal georganiseerde operationele diensten.” Piet Peeters
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:03
Pagina 17
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
FOTO: GERARD JACOBS
Actieve inbreng ketenpartners tijdens congres ‘Impact of OUTBREAK’
In dit katern:
De awareness is toegenomen Op 31 januari van dit jaar verzamelde het gemêleerde gezelschap waarop de Veiligheidsregio Utrecht had gehoopt, zich in Conferentiecentrum Woudschoten voor het congres Impact of OUTBREAK over de gevolgen van een grootschalige uitbraak van een infectieziekte. Alle kolommen waren vertegenwoordigd in Zeist. En dat was precies de bedoeling. Want een zich snel verspreidende infectieziekte is een ramp met multidisciplinaire gevolgen.
I
Infectieziekten als SARS en de vogelgriep staan in de belangstelling. De media besteden er regelmatig aandacht aan. Toch is het bewustzijn over de gevolgen van een grootschalige uitbraak beperkt. Het congres Impact of OUTBREAK heeft de hele veiligheidsregio op een soms confronterende, maar door de deelnemers als zeer positief ervaren wijze met de neus op de feiten gedrukt, aldus mede-organisator Frank van Wijk van Bureau GHOR. Hij is ervan overtuigd dat de noodzakelijke awareness op 31 januari is toegenomen. Deelnemers konden horen, zien en ervaren hoe ontwrichtend een uitbraak van een infectieziekte kan zijn. Zo vertelde keynote speaker dr. Yaffe, directeur Communicable Disease Control & Associate Medical Officer of Health van Toronto dat op het hoogtepunt van de SARS-uitbraak in haar stad, een kwart van de hulpverleners in quarantaine zat. Van Wijk: “Als je bedenkt dat het aantal slachtoffers bij die uitbraak in vergelijking met bijvoorbeeld een grieppandemie beperkt was, wordt
duidelijk hoe groot de impact van een uitbraak kan zijn en hoe complex het dan is om alles draaiende te houden.”
Ook internationale bedrijven geïnteresseerd Behalve een groot aantal ketenpartners en medewerkers van politie, brandweer, GHOR, provincie en gemeenten was ook het internationale bedrijfsleven aanwezig in Zeist. “Grote bedrijven nemen de vraag hoe ze kunnen blijven functioneren bij een uitbraak van een infectieziekte serieus,” aldus Van Wijk. Van hun kijk op de zaak, zou de overheid iets kunnen leren, meent hij. “Zij beschouwen het als risico en zijn bereid te investeren in het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen. In het openbaar bestuur ligt preventie altijd lastig. Is crisisbeheersing binnen de gezondheidszorg een taak van de overheid of van de zorgverzekeraars?” Het congres Impact of OUTBREAK heeft Van Wijks mening onderstreept dat investeren in een goede voorbereiding op de uitbraak van een infectieziekte noodzakelijk is en dat de (mul-
tidisciplinaire) kennis die hiermee wordt opgedaan als blauwdruk dienen voor andere geneeskundige rampen. “Voor een goede voorbereiding op een snelle verspreiding van een infectieziekte moet je weten hoe je samenwerkt, wie wat doet en hoe dingen op elkaar ingrijpen. Je leert over de muur kijken.” Het congres gaf hiertoe een goede aanzet. Daarvan maakten de 185 deelnemers dankbaar gebruik. Zowel in de wandelgangen als tijdens de praktische workshops werden ideeën en ervaringen tussen de kolommen uitgewisseld. Van Wijk wijst in dit verband onder meer op de levendige discussie over de aanpak van een tbc-uitbraak tijdens een van de workshops. Ook uit de enquête na afloop kwam naar voren dat deelnemers het multidisciplinaire aspect van het congres waardeerden. Joke Schaapman
Lees verder op de volgende pagina: Veel interesse voor workshop persoonlijke beschermingsmiddelen.
Impact of Outbreak: Veel interesse voor workshop beschermingsmiddelen pagina 18
GHOR werkt aan kwaliteitsverbetering en netwerkvorming pagina 18
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Congres Impact of OUTBREAK
Convenant Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Aantal ondertekenaars groeit pagina 19
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:04
Pagina 18
ghor
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Congres Impact of Outbreak Veel interesse voor workshop persoonlijke beschermingsmiddelen Voor brandweermensen is het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen dagelijkse praktijk, maar voor veel anderen in de veiligheidsregio is het relatief onbekend terrein. Dat het onderwerp leeft, blijkt uit de grote belangstelling voor de workshop die Roel Lagendijk (UMCU) en Jeanine van Luijn (Mesos Medisch Centrum) hierover gaven tijdens het Congres Impact of Outbreak. “Mensen worden er in het veld mee geconfronteerd, ze willen er graag meer over weten en ermee oefenen,” verklaart Lagendijk de hoge opkomst.
FOTO: GERARD JACOBS
Goed gebruik beschermingsmiddelen essentieel
Door oefenen met beschermingsmiddelen werd duidelijk hoe essentieel het is om deze goed te hanteren
Voor goed gebruik van beschermingsmiddelen zijn twee dingen van belang, vertelt Lagendijk. Het eerste is de volgorde van aan- en uittrekken en het tweede is een goede inschatting van welke middelen in welke situatie nodig zijn. Voor het laatste is kennis nodig. Het eerste moet vooral veel
Versterking netwerk GHOR Voorbereiding opgeschaalde geneeskundige zorg in kinderschoenen De Veiligheidsregio Utrecht gaat investeren in de kwaliteitsverbetering en het versterken van het netwerk van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. Een goede multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing kan alleen als de afzonderlijke hulpverleningsdiensten ieder hun bijdrage kunnen leveren. Uit onderzoek is gebleken dat de voorbereiding op opgeschaalde zorg ten tijde van rampen en crisis bij de GHOR ketenpartners nog in de kinderschoenen staat.
H
Het bureau GHOR van Veiligheidsregio Utrecht is een netwerkorganisatie. Naast een aantal inhoudelijke taken zorgen de medewerkers van het bureau GHOR vooral voor het beheer van het netwerk van ketenpartners als ziekenhuizen, GGDen, RAVU, huisartsen en Rode Kruis.
18
Eind 2006 is er een onderzoek geweest bij de ketenpartners naar het kwaliteitsniveau van de voorbereiding op de opgeschaalde zorg bij rampen en crises. De voorbereiding bleek nog
echt in de kinderschoenen te staan. Hoewel de GHOR met een aantal zorginstellingen operationele afspraken gemaakt heeft is dit nog niet in het beleid van de instellingen verankerd, laat staan in hun gedrag geïnternaliseerd. Ook de bijdrage van geneeskundige expertise voor multidisciplinaire samenwerking op het terrein van bijvoorbeeld planvorming en oefenen staan al enige tijd onder druk. Hans Wink, Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF)
worden geoefend, zodat het een automatisme wordt. “Om persoonlijke beschermingsmiddelen zo uit te kunnen trekken dat de gebruiker zichzelf daarbij niet alsnog besmet, moeten ze ook in een bepaalde volgorde worden aangetrokken.” Behalve het belang van een goede volgorde van gebruik, konden de deelnemers tijdens de oefening ook ervaren hoe middelen goed worden gehanteerd. “Een masker dat zo is opgezet dat het niet volledig aansluit op het gelaat, geeft lekkage en is daarmee niet effectief,” geeft Lagendijk als voorbeeld. Uit de reacties van deelnemers weet Lagendijk dat de workshop in een behoefte voorzag. Dat bewijst dat mensen zich bewust zijn van het belang van persoonlijke beschermingsmiddelen. Nu is het volgens hem zaak om daar in traingen en cursussen op verder te bouwen. Het maken van een risicoinschatting en het nemen van de daarbij behorende persoonlijke bescherming zou volgens hem veel vaker in oefeningen kunnen worden meegenomen. Joke Schaapman
FOTO: ROGIER ELDMAN
D
De workshop “Hygiënemaatregelen en persoonlijke bescherming in de praktijk’ sloot in opzet nauw aan bij de doelstelling van het Congres Impact of Outbreak (zie ook elders in dit nummer). Ook voor persoonlijke beschermingsmiddelen geldt dat met bewustwording van het belang van goed gebruik veel is gewonnen. Daarnaast is het vooral een kwestie van trainen, trainen en trainen. Lagendijk en Van Luijn werkten in hun uitermate praktische workshop aan beide. Door de deelnemers te laten oefenen met persoonlijke beschermingsmiddelen, maakten zij duidelijk hoe essentieel het goed hanteren van deze middelen is.
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:04
Zorginstellingen behoefte aan meer ondersteuning vanuit bureau GHOR De partnerinstellingen geven aan dat het bij hen aan kennis van de geneeskundige rampenorganisatie ontbreekt en dat zij behoefte hebben aan een nadrukkelijkere ondersteuning vanuit het bureau GHOR. Zij erkennen daarmee nadrukkelijk dat zij nog een kwaliteitsslag moeten maken en willen dit begeleid door het bureau GHOR graag oppakken. In 2007 zal de Veiligheidsregio Utrecht samen met de geneeskundige partners een actieprogramma opstellen om de voorbereiding op de opgeschaalde zorg de komende jaren naar een hoger niveau te brengen. Om de
Pagina 19
coördinerende rol binnen de geneeskundige keten op het vereiste niveau uit te kunnen voeren en een evenredige bijdrage te leveren aan de multidisciplinaire voorbereiding op rampen en crises zal de formatie van het bureau GHOR worden uitgebreid.
“Samenwerking van àlle geneeskundige partners nodig èn een goed functionerend GHOR bureau” Hans Wink, Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF): “Ik ben blij met deze investering maar plaats daarbij een kanttekening. Hoewel de medewerkers van het bureau GHOR na de uitbreiding meer in staat zijn om langs
Versterking witte kolom ook van belang voor multidisciplinaire samenwerking
te gaan bij de ziekenhuizen, psychosociale zorginstellingen en huisartsen zullen de zorginstellingen toch vooral zelf moeten investeren. Het bureau GHOR kan daarbij stimuleren en hulp bieden”. Het bureau GHOR doet dit onder andere door draaiboeken op te stellen en trainingen en oefeningen aan te bieden. Er is overleg met de zorgverzekeraars over de financiering hiervan. Hans Wink: “Voor een goede samenwerking in de wite kolom is samenwerking van àlle partners nodig èn een goed functionerend GHOR bureau. Ik ben er in ieder geval overtuigd de hoge mate van deskundigheid in huis te hebben die hiervoor nodig is met de medewerkers van bureau GHOR”.
Regionaal Geneeskundig Functionaris Hans Wink hecht er sterk aan om de drie kolommen even sterk te ontwikkelen in de voorbereiding op rampen en crises in hun eigen taakveld. “Het heeft geen zin als de brandweer bijvoorbeeld duizend mensen kan redden, als de ambulances er dan vervolgens maar vierhonderd kunnen afvoeren en de gemeente de nazorg niet geregeld heeft”. Joyce Adriaansen
klaar te zijn voor grootschalig optreden. Van den Berg merkt in zijn instelling dat mensen enthousiast zijn over het trainingsprogramma. “Ze zijn heel betrokken,” licht hij toe. Dat Altrecht werd ingeschakeld bij de Schipholbrand, was uit oogpunt van de PSHOR een heel gunstige ervaring, vertelt hij. “Het heeft het gevoel van urgentie enorm geholpen. Niemand heeft ervaring met deze vorm van hulpverlening. Maar als er iets gebeurt, moet je er wel staan.”
Aantal ondertekenaars PSHOR-convenant groeit
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Expertise psychosociale hulpverlening bij rampen neemt toe
“Als er iets gebeurt, moet je er wel staan” Zeven directeuren en managers zetten donderdag 29 maart hun handtekening onder het tweede ‘Convenant voor Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) in de regio Utrecht’. In de nieuwe afspraken zijn de lessen die sinds de ondertekening van het eerste convenant in 2003 zijn geleerd, verwerkt. Zo is het regionaal procesplan voor de psychosociale hulpverlening bij rampen herijkt, zodat het beter aansluit op de praktijk. Ook breidde het aantal deelnemende instellingen uit. Twee nieuwe partijen zetten hun handtekening: Zuwe Zorg (Algemeen Maatschappelijk Werk) en het Psychotraumacentrum voor jongeren en kinderen van het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
M
Met de ondertekening van het Convenant bevestigen de directeuren en managers hun intentie om tot een goede samenwerking te komen bij de uitvoering van de ambulante psychosociale hulpverlening na een ramp of ernstige calamiteit. Een belangrijk gebaar, aldus Henk van den Berg, inhoudelijk verantwoordelijke voor de PSHOR bij GGZ-instelling Altrecht. “Het is van groot belang dat de zorg snel en in samenhang wordt geregeld
en dat de afspraken daarover zwart op wit worden vastgelegd. In het Convenant worden formeel verantwoordelijkheden toebedeeld. Het is niet meer vrijblijvend.”
Van papier naar praktijk Volgens Hans Wink, directeur VRU/ RGF, die het Convenant namens de Veiligheidsregio Utrecht ondertekende, is er sinds 2003 veel bereikt. De invulling van de afspraken wordt
steeds beter afgestemd op de praktijk. Zo is de rol van het Kernteam veranderd van een klassieke aansturing naar analyses op maat, waardoor het beter in staat is de instellingen te adviseren. Ook de vastgelegde plannen en processen zijn pragmatischer geworden. De PSHOR is kortom meer gaan leven. Ook de trainingen hebben eraan bijgedragen dat instellingen meer over de muur van hun dagelijkse hulpverlening zijn gaan kijken, om
De afspraken uit het Convenant dragen er volgens hem ook toe bij dat de deskundigheid over de psychosociale hulpverlening bij rampen toeneemt. “In de geestelijke gezondheidszorg heb je in de dagelijkse praktijk te maken met mensen die niet ‘normaal’ zijn en moeizaam in normale omstandigheden kunnen functioneren. Bij rampen heb je te maken met ‘normale’ mensen in een abnormale situatie. Wij hebben weinig ervaring met hoe mensen daarop reageren en welke hulp ze nodig hebben. Maar het is wel heel belangrijk. Want met goede hulp kun je erger voorkomen. PSHOR is in die zin een vorm van preventie.” Ook de organisatie van de psychosociale hulp in de dagelijkse praktijk en bij rampen verschilt volgens Van den Berg wezenlijk. “De sterk hiërarchische structuur die eigen is aan de organisatie van hulp bij een ramp is de GGZ vreemd. Daar moeten wij aan wennen. Ook vanuit dat oogpunt is het goed dat afspraken vastliggen en dat duidelijk is wie voor wat verantwoordelijk is en wie wat doet.” Van den Berg zou de PSHOR-keten in de toekomst graag uitgebreid zien met een landelijk crisisteam van experts, een soort psychologisch traumateam. “Als je een team hebt van zo’n tien inhoudelijk heel deskundige mensen, zijn er altijd één of twee experts die de operationele leiding vanuit hun vakkennis kunnen informeren en adviseren, bijvoorbeeld over de prioriteit en verdeling van de hulpverlening. Dat zou een goede volgende stap zijn in de ontwikkeling van de PSHOR.” Joke Schaapman
19
30BA18_VRU_VoorU_v6
19-04-2007
17:04
Pagina 20
ghor
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
Crisisdienst Altrecht: 7 dagen per week 24 uur
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
B
Blom werkt sinds drie jaar bij Altrecht, zeg maar de GGZ-instelling in de regio midden-westelijk Utrecht. Daarvoor was ze vijf jaar psycholoog bij de penitentiaire inrichting in Vught. “Daar hield ik me bezig met het stellen van diagnoses en de behandeling van gedetineerden met psychische problemen. Vaak waren het bewakers die aan de bel trokken. In Vught heb ik een van mijn specialismen ontwikkeld: forensische psychiatrie.” Bij Altrecht deed Blom aanvankelijk crisisinterventie en ook weer diagnos-
tiek en behandeling, maar sinds januari 2007 heeft ze een consultatieve functie: onder andere specifieke diagnostiek en behandeling en deskundigheidsbevordering van het team.
De crisisdienst is de spoedeisende hulp van de geestelijke gezondheidszorg “Wij zijn zeven dagen per week 24 uur per dag bereikbaar voor spoedeisende zaken. Mensen die al vijf jaar met hetzelfde probleem rondlopen, zonder dat er sprake is van een acute situatie, zijn bij ons aan het verkeerde adres. Wij zijn er voor mensen met suïcidale neigingen, met psychoses, zware depressies of ernstige psychosociale problemen. Vaak krijgen we een seintje van de politie of de huisarts. Binnen 24 uur doen we een beoordeling. Dat gaat altijd met z’n tweeën:
een arts of psychiater met een crisisinterventor.”
Kijken met klinische blik In het kader van de Veiligheidsregio Utrecht kan Blom worden opgeroepen bij rampen of calamiteiten. “Dat is nog maar één keer gebeurd. Bij het trapongeluk in Utrecht zijn we niet ingeschakeld. Wel werd ik opgeroepen bij de Schipholramp. Of ik daarvan schrik? Valt mee, ik zie heel vaak mensen met ernstige psychische of psychiatrische problemen. Ik kijk met een klinische blik. Ik laat iemand het verhaal vertellen, steun emotioneel, vraag na hoe het thuis gaat en informeer over verwerking en stressreacties. De verwerking wordt in enkele gesprekken gevolgd. Op basis daarvan maken we beleid voor eventuele verdere behandeling.” Joke Schaapman
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Nicole Blom (35) is GZ-psycholoog bij de crisisdienst stad Utrecht van Altrecht. Bij rampen en calamiteiten kan zij worden ingezet voor crisishulpverlening. “Dat is tot nu toe weinig gebeurd. Alleen bij de Schipholbrand in 2005”, vertelt ze.
“Pas als je het monodisciplinair voor elkaar hebt, kun je multidisciplinair werken” Na zes jaar als verpleegkundige op de ambulance begon het bij Frank Rosier te kriebelen. Hij wilde verder, nieuwe dingen doen en leren. Het zou niet de laatste keer zijn. Met zijn honger naar kennis en nieuwe uitdagingen was hij de afgelopen zeven jaar uitstekend op zijn plek bij Bureau Ghor in Utrecht. “Wij zijn een regio die zich voortdurend wil blijven ontwikkelen om een goed resultaat neer te zetten.” Frank Rosier, sinds twee jaar Master of Public Health, stond aan de wieg van veel innovatieve projecten. “Ik had niet gedacht dat ik dit werk zo leuk zou vinden.”
Portret: Frank Rosier
I
“Ik heb elf jaar als ambulanceverpleegkundige gewerkt, waarvan vier in combinatie met een baan als centralist op de meldkamer. Na een jaar of zes, heb ik naast m’n werk weer een studie opgepakt: de voortgezette opleiding zorginnovatie, gericht op het initiëren, ontwikkelen en implementeren van veranderingsprocessen in de zorg. Leo Kliphuis, destijds waarnemend directeur GG&GD en plaatsvervangend RGF, wist dat er binnen de GHOR veel zou gaan ontwikkelen. Hij nodigde me uit voor een gesprek. Het klikte. Zo ben ik dit vak ingerold.”
Innovatieve tools
20
“De diversiteit van het werk en de mogelijkheden om nieuwe dingen te ontwikkelen, spraken me destijds aan. Maar dat ik het zo leuk zou vinden, had ik van tevoren niet verwacht. We kregen zoveel vrijheid om nieuwe initiatieven te nemen en ontwikkelingen toe te passen. Daarin heeft deze regio altijd voorop gelopen. We werken niet uit verplichting, maar uit een bepaalde gedrevenheid. Dat is volgens mij ook nodig in de witte kolom. Er is geen hiërarchische structuur, dus je
moet alles uit de kast halen om mensen te overtuigen en te stimuleren. Goede middelen en innovatieve tools zijn daarvoor belangrijk. Het laat zien dat je meedenkt met de professionals in de keten. We hebben een aantal ontwikkelingen in gang gezet die landelijk navolging hebben gekregen. DiaboloVR bijvoorbeeld, een virtueel oefenprogramma voor Officieren van Dienst. En drie jaar geleden was ik een van de initiatiefnemers van het OKC-GHOR (Onderwijs- en Kenniscentrum, red.), waarmee we tot meer samenwerking tussen de regio’s wilden komen op het gebied van functiegericht opleiden en expertiseontwikkeling. Dat ontmoette aanvankelijk veel weerstand. De initiatiefnemers uit de vijf deelnemende regio’s werden ‘de bende van vijf’ genoemd. Maar uiteindelijk is het een groot succes geworden. Sinds twee jaar zijn alle regio’s erbij aangesloten en is het opgegaan in de GHORAcademie.”
Boeiend spel “In ons werkveld gaat niets vanzelf. Het is een voortdurend afwegen van
belangen. Dat betekent dat je het werkveld goed moet kennen. Je moet de taal van de ketenpartners spreken, weten waar hun moeilijkheden en knelpunten liggen, niet alleen bij rampenbestrijding, maar ook in de dagelijkse zorg. Voor een buitenstaander is het soms lastig te volgen. Ik vind het een boeiend spel. Ik heb er zelfs de afstudeerscriptie voor mijn Master over geschreven: ‘De GHOR op de weegschaal’, waarin ik de balans tussen veerkracht en anticipatie heb onderzocht. We moeten voorkomen dat we een papieren tijger zijn. Plannen moeten vooral functioneel zijn. Dat kwam onlangs ook weer naar voren uit de rapportages van de commissarissen van de koningin. Als plannen te dik zijn, wordt er niets mee gedaan. Dat spreekt mij aan. Het gaat niet om papier, maar om het bevorderen van deskundigheid en het zorgen dat je je netwerk op peil hebt. Dat maakt het werk makkelijker. Met goede samenwerking win je meer dan met planvorming. We hebben op dat punt al veel werk verzet, maar we zijn er nog niet. En pas als je de zaken monodisciplinair op orde hebt, kun je
ook multidisciplinair werken. Wat dat betreft is het van groot belang dat de GHOR zich in eigenheid kan blijven ontwikkelen.” Joke Schaapman
Kennisoverdracht Frank Rosier begon in 2000 bij de GHOR op het jaarbeursplein. Tegenwoordig is hij Hoofd Preparatie, Repressie en Nazorg. Daarnaast vervangt hij adjunct-directeur Robert Jan Schouwerwou als dat nodig is. Kennisverwerving, -overdracht en - uitwisseling vormen de rode draad in zijn carrière, die zich niet meer alleen binnen de VRU afspeelt, maar ook bij een aantal landelijke organisaties. Zo is hij één dag per week teamleider Herziening Basisleerstof, zeg maar de Bijbel van de GHOR. Door die doelgroepgerichter te maken, wordt hij relevanter en interessanter om te gebruiken. Daarnaast is Rosier betrokken bij de St. CrisisGaming, die instructeurs opleidt met het doel meer uit computergestuurde tools te halen. Ook is hij instructeur bij de MIMMSs (Major Incident Medical Management and Support).