ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE
PERSBERICHT 7 maart 2008 Vrouwen blijven vaker thuis, werken veel meer deeltijds, verdienen minder en zijn vaker arm - Sociaal-economisch profiel van de vrouw naar aanleiding van de internationale vrouwendag op 8 maart -
-
• • • • •
Terwijl twee derde van de mannen betaald werk levert, is slechts iets meer dan de helft van de vrouwen actief op de arbeidsmarkt; Bij de mannelijke loontrekkenden werkt slechts 7,8% deeltijds; bij de vrouwen 43%; Werkende vrouwen verdienden in 2005 nog altijd 15% minder dan mannen. Binnenkort verschijnt een uitgebreid loonkloofrapport waar dieper op deze problematiek wordt ingegaan; Alleenstaande vrouwen met kinderen hebben het moeilijker dan anderen op de arbeidsmarkt. Ze lopen bovendien een hoger risico om onder de armoedegrens terecht te komen; Typische ‘vrouwenberoepen’ zijn nog altijd schoonmaakster, kleuterleidster, kinderoppas, verpleegster, secretaresse, … Een aantal beroepen is tussen 1993 en 2006 wel sterk vervrouwelijkt: verantwoordelijke verkoop, advocaat, politieagent, (expert)boekhouder en bediende openbare diensten.
BIJKOMENDE INLICHTINGEN Voor meer inlichtingen kan u terecht
[email protected]).
bij
Freddy
-1-
Verkruyssen
(tel
02/277.70.76,
e-mail
1. Vrouwen blijven vaker thuis en werken meer deeltijds Daar waar twee derde van de mannen actief zijn op de arbeidsmarkt, bedraagt dit percentage bij de vrouwen iets meer dan de helft. Concreet gaat het om 68,7% van de mannen en 54,9% bij de vrouwen. Grafiek 1: Werkzaamheidgraad van mannen en vrouwen (gemiddelde eerste 3 kwartalen 2007) Totaal
Vrouw en
Mannen 40%
45%
50%
55%
60%
65%
70%
75%
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
In 2007 (eerste drie kwartalen) werkte 23,7% van alle loontrekkende personen deeltijds. Er zijn echter grote verschillen tussen mannen en vrouwen waarneembaar. Bij de vrouwen werkt 43% deeltijds, bij de mannen slechts 7,8%. Grafiek 2: % loontrekkende mannen en vrouwen die deeltijds werken (gem. eerste 3 kwartalen 2007) Voltijds
Totaal
Deeltijds
Vrouw en
Mannen 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Sedert 1986 is het aantal deeltijds loontrekkende mannen gestegen met 5,7%. Bij de vrouwen bedroeg deze toename 17,9%. Grafiek 3: Evolutie van het percentage deeltijdse arbeid van loontrekkenden (1986-2007*)) 50%
Totaal
45%
Mannen
Vrouw en
40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie * 2007: gemiddelde van de eerste drie kwartalen van 2007
-2-
2. Vrouwen verdienen minder dan mannen De Internationale Arbeidsorganisatie bepaalt dat vrouwen en mannen een gelijk loon moeten ontvangen voor een gelijkwaardig werk. Toch blijkt dat vrouwen gemiddeld minder verdienen dan hun mannelijke collega’s. Dit verschil in loon wordt de loonkloof genoemd en wordt veelal uitgedrukt als het verschil tussen het gemiddelde brutoloon van mannen en dat van vrouwen, uitgedrukt als een percentage van het loon van mannen. Indien men het jaar 2005 vergelijkt met de data van 2000, dan blijkt dat bij mannen de gemiddelde loonstoename hoger uitvalt dan bij vrouwen. Maar daar vrouwen een lager loon ontvangen, ligt de procentuele loonsstijging bij vrouwen hoger. Dit vertaalt zich in een daling van de loonkloof in de periode 2000 - 2005, namelijk van 17,5% in 2000 naar 15,0% in 20051. Grafieken 4 en 5: Gemiddeld bruto maandloon van voltijds tewerkgestelde vrouwen en mannen en de genderloonkloof (2000 - 2005) 3.000 2.750 2.500
20
Vrouw en
18
Mannen
16
2.250
14
2.000
12
1.750 1.500
10 2000
2004
2005
2000
2004
2005
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Dat vrouwen gemiddeld genomen een lager loon ontvangen, blijkt ook indien alle mannen en vrouwen worden verdeeld over tien looncategorieën. Daar waar één op vier mannen een bruto maandloon heeft dat lager is dan € 2.000, bedraagt dit aantal bij de vrouwen 42,6%. Bovenaan de grafiek is de verhouding omgekeerd. Zo verdienen 19,4% van de mannen iedere maand minstens € 3.500, terwijl dit bij vrouwen slechts 10,3% is. Grafiek 6: Verdeling van de bruto maandlonen van voltijds tewerkgestelde vrouwen en mannen over loonklassen (2005) >=5000
Mannen
4.000-4.999
Vrouw en
3.500-3.999 3.000-3.499 2.500-2.999 2.250-2.499 2.000-2.249 1.750-1.999 1.500-1.749 -1.500 0%
5%
10%
15%
20%
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
1
Deze loonkloof werd berekend op basis van de bruto maandlonen van voltijdwerkers werkzaam in bedrijven die minstens tien werknemers tellen en actief zijn in de NACE-sectoren winning van delfstoffen, industrie, productie en distributie van elektriciteit, gas en water, bouwnijverheid, groot- en detailhandel, hotels en restaurants, vervoer, opslag en communicatie, financiële instellingen en diensten aan bedrijven.
-3-
3. De gezinssituatie speelt een rol Het al dan niet hebben van kinderen beïnvloedt in grote mate de omvang van het loon dat een vrouw ontvangt. Een alleenstaande kinderloze vrouw verdiende in 2005 gemiddeld € 2.561 per maand. Een getrouwde vrouw zonder kinderen kreeg € 2.420. Een vrouw met partner en met minstens één kind ontving € 2.376 en een alleenstaande vrouw met kind € 2.360. Bij de mannen is de situatie verschillend. Voor mannen is het vooral belangrijk om een partner te hebben, terwijl de aanwezigheid van kinderen geen impact heeft op de verloning. Zo verdienen alleenstaande mannen gemiddeld 10% minder dan hun getrouwde collega’s. Grafiek 7: Gemiddeld bruto maandloon van voltijds tewerkgestelde mannen en vrouwen naar burgerlijke staat (2005) 3.000 2.900 2.800 2.700 2.600 2.500 2.400 2.300 2.200 2.100 2.000
Vrouw en Mannen
Alleenstaande zonder kind
Alleenstaande met kind
Echtpaar zonder kind
Echtpaar met kind
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Wat de werkgelegenheidsgraad van mannen betreft, spelen beide factoren (het hebben van kinderen en een partner) wel een rol. De werkgelegenheidsgraad van alleenstaande mannen tussen 25-49 jaar zonder kinderen ligt veel lager dan die van hun collega’s met een partner en/of kinderen (grafiek 8). Alleenstaande mannen zonder kinderen kennen echter een heel hoge werkloosheidsgraad (15,4%). Alleenstaande vrouwen met kinderen hebben het moeilijker dan anderen op de arbeidsmarkt. Hun werkgelegenheidsgraad bedraagt slechts 65,2%. Ze lopen bovendien een hoger risico om onder de armoedegrens terecht te komen (28,1%) (grafiek 9). Bij getrouwde en samenwonende vrouwen zonder kinderen is het armoederisico het laagst (5,5%) 2. Grafiek 8: Werkgelegenheidsgraad van mannen en vrouwen tussen 25 en 49 jaar naar gezinssituatie (2006) 95% 90% 85%
Vrouw en Mannen
80% 75% 70% 65% 60% Alleenstaande zonder kinderen
Alleenstaande met kinderen
Samenw onenden zonder kinderen
Samenw onenden met kinderen
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
2 In België kan 1 persoon op 7 beschouwd worden als arm (14,7%). Het gaat om alleenstaanden van wie het inkomen minder dan 822 euro per maand bedraagt en om gezinnen (2 volwassenen en 2 kinderen) met een inkomen van minder dan 1.726 euro per maand.
-4-
Grafiek 9: Armoederisico van mannen en vrouwen tussen 25 en 49 jaar naar gezinssituatie (2006) 30% Vrouw en
25%
Mannen
20% 15% 10% 5% 0% Alleenstaande zonder kinderen
Alleenstaande met kinderen
Samenw onenden zonder kinderen
Samenw onenden met kinderen
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
4. Vrouwenberoepen en mannenberoepen 4.1 Top 20 van vrouwen- en mannenberoepen In 2006 was bijna 44% van alle werkende personen van het vrouwelijke geslacht. Het aandeel vrouwen verschilt sterk van beroep tot beroep. Zo zijn er typische vrouwenberoepen die voor bijna 100% uitgeoefend worden door vrouwen. Het gaat hierbij om huishoudelijke schoonmaakster, kleuterleidster, kinderoppas en gezinshelpster, ziekenverzorgster, (directie)secretaresse… (tabel 1). Daarnaast zijn er typische mannenberoepen zoals bestuurder van grondwerk- en bouwmachines, bouwvakker, elektricien, timmerman, loodgieter… Het aandeel vrouwen dat dit beroep uitoefent is verwaarloosbaar klein. Tabel 1: Vrouwenberoepen en mannenberoepen (2006) - aandeel vrouwen of mannen ten opzichte van alle werkenden, in % van het totaal Vrouwen alle beroepen Huishoudelijke schoonmaakster Kleuterleidster Kinderoppas en gezinshelpster Ziekenverzorgster en hulpverpleegster Directiesecretaresse Secretaresse Apothekersassistente Verpleegster Schoonmaakster en ruitenwasser Airhostess en stewardess Diëtiste Receptioniste Kassierster, loketbediende Onderwijzeres in het lager onderwijs Kapster en schoonheidsspecialiste Bibliothecaris, documentaliste Verkoopster en winkelbediende Maatschappelijk assistente Bediende in de boekhouding Telefoniste
2006 43,9% 99,5% 98,7% 98,3% 94,1% 93,5% 93,5% 92,9% 88,8% 87,5% 83,8% 83,7% 83,5% 80,9% 79,4% 78,3% 75,7% 75,5% 73,3% 72,3% 71,7%
Mannen alle beroepen Bestuurder van grondwerk- en bouwmachines Bouwvakker Elektricien Timmerman, schrijnwerker en parketlegger Loodgieter Automecanicien Lasser en brander Havenarbeider, scheepslader, scheepslosser Straatveger en vuilnisman Meubelmaker Schilder, behanger en decorateur Houthakker en bosarbeider Elektromechanicien en elektromonteur Buschauffeur Metaalarbeider Beenhouwer Opzichter en ploegbaas Ingenieur Informaticus en systeemanalist Politieagent (en rijkswachter)
Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
-5-
2006 56,1% 100,0% 99,8% 99,5% 99,3% 98,8% 98,6% 97,7% 97,1% 96,8% 95,7% 95,6% 95,1% 93,9% 90,7% 89,2% 88,5% 88,1% 87,3% 83,9% 81,8%
4.2 Vervrouwelijking van de beroepen In de loop der jaren zijn de meeste beroepen vervrouwelijkt: het percentage vrouwen dat het beroep uitoefent is toegenomen. Het aandeel vrouwen is tussen 1993 en 2006 het sterkst gegroeid in volgende beroepen: verantwoordelijke verkoop, advocaat, politieagent, (expert)boekhouder en bediende openbare diensten (grafiek 10a). Daarnaast vervrouwelijkt ook het beroep van postbode, arts, bakker en leerkracht lager onderwijs sterk. Het zijn niet alleen de beroepen waarbij het aantal vrouwen vroeger ondervertegenwoordigd was (bv. politieagenten, artsen) die meer vrouwen aantrekken. Ook de meeste typische vrouwenberoepen worden verhoudingsgewijs steeds meer door vrouwen dan door mannen uitgeoefend. Toch zijn er een beperkt aantal beroepen waarvan het aandeel vrouwen dat het beroep uitoefent vermindert. Het beroep van telefonist, kleinhandelaar, inpakker, kok en informaticus ziet het aandeel vrouwen tussen 1993 en 2006 dalen (grafiek 10b). Ook het beroep van maatschappelijk assistent, winkelbediende, hotel-, restaurant- en caféhouder, verpleger en een beperkt aantal andere beroepen worden ‘mannelijker’. Grafiek 10a: Top 5 van de beroepen met de sterkste groei van het aandeel vrouwen dat het beroep uitoefent ten opzichte van het totaal (1993-2006)* 70% 60%
Verantw oordelijke verkoop Advocaat
50%
Politieagent
40%
(Expert)boekhouders Bediende openbare diensten
30% 20% 10% 0% 1993
1995
1997
1999
2001
2003
2005
* Trendreeks Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Grafiek 10b: Top 5 van de beroepen met de sterkste daling van het aandeel vrouwen dat het beroep uitoefent ten opzichte van het totaal (1993-2006)* 90% 80% 70%
Telefonist
60%
Kleinhandelaar
50%
Inpakker
40%
Kok Informaticus
30% 20% 10% 0% 1993
1995
1997
1999
2001
2003
2005
* Trendreeks Bron (verplichte vermelding): FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
-6-