Vrijwilligerswerk in ’s-Hertogenbosch
Enquête over het vrijwilligerswerk in de gemeente ’s-Hertogenbosch en de behoefte aan ondersteuning
Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: de gemeente ’s-Hertogenbosch
DIMENSUS beleidsonderzoek Juli 2010 Projectnummer 410
1
Inhoud Samenvatting
3
Inleiding
9
1
Wel of geen vrijwilliger 1.1 Aandeel vrijwilligers 1.2 Kenmerken van de vrijwilligers en niet-vrijwilligers 1.3 Redenen om vrijwilligerswerk te doen 1.4 Redenen om geen vrijwilligerswerk (meer) te doen
11 11 11 15 16
2
Het vrijwilligerswerk 2.1 De organisatie 2.2 De werkzaamheden 2.3 Tijdsinvestering
19 19 22 23
3
Behoefte aan ondersteuning 3.1 Problemen waar vrijwilligers tegenaan lopen 3.2 Behoefte aan ondersteuning 3.3 Oordeel over de ondersteuning
27 27 32 35
4
Vrijwilligerswerk in de toekomst 4.1 Bereidheid om meer vrijwilligerswerk te doen 4.2 Bereidheid om weer vrijwilligerswerk te doen 4.3 Bereidheid om vrijwilligerswerk te doen 4.4 Alle vrijwilligers op een rij.
37 37 40 42 45
Bijlagen I II
Responsoverzicht Vragenlijst
47 49
2
Samenvatting De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft evenals in 2008 een onderzoek laten uitvoeren naar het vrijwilligerswerk in de gemeente. Het onderzoek geeft zicht op het percentage vrijwilligers en potentiële vrijwilligers, op de werkzaamheden die worden verricht en de organisaties waarvoor men werkt als vrijwilliger, op de tijdsinzet, problemen waar men eventueel tegenaan loopt en de behoefte aan ondersteuning. Ook kunnen door een vergelijking met de resultaten uit 2008 mogelijke ontwikkelingen in de tijd worden waargenomen. Om de gegevens te verzamelen, is een telefonische enquête gehouden onder een willekeurige steekproef van inwoners van de gemeente ’s-Hertogenbosch. In totaal zijn 1.005 enquêtes afgenomen. Het percentage vrijwilligers Van alle bewoners van ’s-Hertogenbosch is een kwart (25%) momenteel actief als vrijwilliger. Een iets groter aandeel is nu niet als vrijwilliger actief maar heeft dit in het verleden wel gedaan (30%). Van de ondervraagde respondenten heeft 44% nog nooit vrijwilligerswerk gedaan. Deze verdeling wijkt vrijwel niet af van die uit 2008. Het percentage vrijwilligers is iets groter onder mannen (30%) dan onder vrouwen (23%). Ook zijn mensen tussen de 45 en 60 jaar iets meer dan gemiddeld actief als vrijwilliger (circa 30%). Verder zijn de verschillen naar huishoudenssamenstelling, etniciteit of het al dan niet hebben van een baan niet echt van invloed op de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen. Het opleidingsniveau speelt een grotere rol. Vooral respondenten met een lagere opleiding zijn minder vaak vrijwilliger (14%) dan respondenten met een hoog opleidingsniveau (32%). Het overall beeld is niet echt gewijzigd vergeleken met 2008. Op onderdelen is het patroon enigszins gewijzigd. Zo zijn de verschillen tussen verschillende groepen iets kleiner geworden dan in 2008. Motivatie De meeste vrijwilligers geven aan dat men vooral actief is als vrijwilliger omdat men het leuk vindt (79%) of omdat men op deze manier een bijdrage kan leveren aan de maatschappij (78%). Ook de sociale contacten (63%) spelen een belangrijke rol om dit te doen. Vergeleken met 2008 geven vrijwilligers nu vaker aan dat men zich actief hiervoor inzet omdat het werk anders blijft liggen of omdat men vaardigheiden kan trainen. Respondenten die geen vrijwilligerswerk (meer) doen geven als belangrijkste reden dat men geen tijd heeft (45%). Ook vindt een deel zich te oud hiervoor (30%) of vraagt het gezin teveel tijd om vrijwilligerswerk te doen (28%). Vergeleken met 2008 speelt tijdgebrek vanwege werk vaker een rol om geen vrijwilligerswerk te doen en de leeftijd of de fysieke situatie minder vaak. Respondenten brengen een groot aantal redenen naar voren om te stoppen met vrijwilligerswerk zoals de leeftijd, de gezins- of de persoonlijke situatie, het tijdsbeslag, de werkdruk, het krijgen van een betaalde baan, toe zijn aan iets anders, een verhuizing of het stoppen van het vrijwilligerswerk. Op hoofdlijnen wijken de redenen niet echt af van het onderzoek uit 2008. Alleen de leeftijd lijkt nu minder vaak een rol te spelen en de gezins- of persoonlijke situatie of het krijgen van een baan, het stoppen van het vrijwilligerswerk en/of het stellen van andere prioriteiten juist vaker.
3
Organisaties waar vrijwilligers werken Er wordt vrijwilligerswerk gedaan bij een groot aantal verschillende organisaties. Sport neemt de belangrijkste plaats in (19%), gevolgd door de gezondheidszorg (16%), de maatschappelijke dienstverlening (14%), verenigingen voor vrouwen, gehandicapten en allochtonen (13%), muziek, toneel en dergelijke (12%), kerkelijke en/of levensbeschouwelijke organisaties (11%) en school en de kinderopvang (10%). Vergeleken met 2008 nemen vooral verenigingen voor vrouwen, gehandicapten en allochtonen een belangrijkere plaats in (van 5% naar 13%). Ook bij organisaties die zich bezighouden met muziek, toneel en dergelijke zijn nu meer vrijwilligers actief (van 8% naar 12%). Kerkelijke of levensbeschouwelijke organisaties nemen juist een minder belangrijke plaats in. Mannen zijn vaker werkzaam bij organisaties voor muziek, toneel en dergelijke, vrouwen juist vaker op het gebied van de gezondheidszorg. In 2008 waren mannen vaker actief als vrijwilliger op sportgebied, nu zijn dit iets vaker vrouwen. Vrijwilligerswerk bij kerkelijke of levensbeschouwelijke organisaties wordt vaker door vrouwen gedaan. In de sportsector zijn vooral vrijwilligers van 30 tot 45 jaar actief. Dit geldt ook voor scholen en de kinderopvang. Kerkelijke of levensbeschouwelijke organisaties kennen meer 75-plussers als vrijwilliger. De meeste vrijwilligers (57%) zijn via via terecht gekomen bij de organisatie waar men werkzaam is. Ook het feit dat men zelf of een gezinslid lid is van de betreffende organisatie speelt vaker een rol (27%). Dit laatste speelt vaker bij sportorganisaties en bij scholen of de kinderopvang. Het via via netwerk speelt nu een grotere rol dan in 2008. Een directe eigen betrokkenheid bij de club of die van een familielid lid, is nu iets minder van belang dan in 2008. Wat doen vrijwilligers Ruim twee derde van de vrijwilligers is uitvoerend bezig, een derde heeft bestuurlijke of organisatorische taken en een kwart coördinerende of leidinggevende taken. Vrijwilligers zijn nu iets minder vaak uitvoerend bezig dan in 2008 (van 79% naar 69%) en vervullen vaker een coördinerende of leidinggevende rol (van 18% naar 24%). Mannen hebben net als in 2008 vaker een bestuurlijke of organisatorische rol (42%), vrouwen vaker een uitvoerende rol (76%). Ook mensen met een betaalde baan voeren als vrijwilliger vaker bestuurlijke of organisatorische (42%) of coördinerende / leidinggevende werkzaamheden (30%) uit. Tijdsbelasting Een kwart (27%) van de actieve vrijwilligers besteedt gemiddeld minder dan 2 uur per week aan vrijwilligerswerk, bij het merendeel gaat het om een tijdsbelasting van 2 tot 5 uur (40%). Bijna één op de vijf vrijwilligers is meer dan 10 uur per week kwijt aan vrijwilligerswerk (18%). Vrijwilligers met een betaalde baan besteden gemiddeld wat minder tijd aan vrijwilligerswerk. Aan uitvoerende taken wordt gemiddeld wat minder tijd per week besteed dan aan bestuurlijk / organisatorische en coördinerende / leidinggevende taken. Vrijwilligers die verbonden zijn aan de muziek of het toneel zijn hiermee vaak meer uren kwijt dan vrijwilligers die op sportgebied of op scholen of in de kinderopvang actief zijn. Periode dat men actief is als vrijwilliger De helft van de vrijwilligers is al meer dan 10 jaar actief. Hoe ouder vrijwilligers zijn, hoe langer men actief is als vrijwilliger. In de sportsector blijven vrijwilligers duidelijk langer
4
actief dan op scholen of in de kinderopvang. Ook vrijwilligers met bestuurlijke of organisatorische activiteiten zijn vaker langer hiermee bezig. Problemen waar men tegenaan loopt Circa één op de zes vrijwilligers loopt bij het uitvoeren van het vrijwilligerswerk nooit tegen problemen aan, 84% ondervindt wel hier en daar problemen. Hierin is niet echt iets gewijzigd vergeleken met 2008. Bij mensen die bestuurlijk / organisatorische en/of coördinerende / leidinggevende taken uitvoeren, ligt dit percentage wat hoger dan bij de mensen die uitvoerende of administratieve taken uitvoeren. Het belangrijkste probleem waar vrijwilligers tegenaan lopen is het tekort aan vrijwilligers (59%). Van de vrijwilligers vindt 38% dit een groot en 21% enigszins een probleem. Andere problemen die vaker worden genoemd, zijn het niet nakomen van afspraken (9% groot en 25% enigszins een probleem) en de tijdsinvestering (9% groot, 16% enigszins). In 2008 speelden dezelfde problemen de grootste rol. Naar sector waar men werkzaam is, varieert het beeld nogal. Naar type werkzaamheden valt op dat vooral vrijwilligers die uitvoerend bezig zijn, minder vaak problemen ervaren. Naast de voorgelegde problemen ervaart één op de tien vrijwilligers nog andere problemen. Hierbij wijzen vrijwilligers vooral op de moeite die het kost om nieuwe vrijwilligers te krijgen, vooral jongeren. Ondersteuning Net als twee jaar geleden geeft het merendeel van de vrijwilligers (93%) aan vanuit de organisatie waarvoor men werkt voldoende steun te krijgen bij het uitvoeren van het werk. De tevredenheid over de ondersteuning vertaalt zich ook in een ruime voldoende (7,6) als gemiddeld rapportcijfer hiervoor. Het oordeel hierover loopt nauwelijks uiteen naar type organisatie of aard van de werkzaamheden. De meeste actieve vrijwilligers hebben dan ook geen behoefte aan meer of andere ondersteuning (90%). Van de 10% die wel ondersteuning zou willen, denkt 7% vooral aan meer ondersteuning en 3% aan andere ondersteuning. Mannen (10%) hebben vaker behoefte aan meer ondersteuning dan vrouwen(4%).Vrijwilligers die uitvoerend bezig zijn, hebben hieraan minder vaak behoefte. Vergeleken met 2008 hebben vooral vrijwilligers die bestuurlijke of organisatorische werkzaamheden uitvoeren, vaker behoefte aan ondersteuning. De vorm waarin de ondersteuning zou moeten worden aangeboden is erg divers en allemaal maar één of enkele keren genoemd. Het gaat bijvoorbeeld om een klankbord, secretariële ondersteuning, begeleiding en/of coaching. Bereidheid tot meer vrijwilligerswerk Eén op de drie actieve vrijwilligers (33%) is bereid om meer vrijwilligerswerk te gaan uitvoeren in de nabije toekomst. Mensen die nu administratief werk doen, zijn hiertoe iets minder vaak bereid. De werkzaamheden die men wil gaan doen zijn vooral uitvoerend (75%) en betreffen minder vaak bestuurlijke of organisatorische taken (37%) of coördinerende / leidinggevende taken (26%). De werkzaamheden komen daarmee aardig overeen met de taken die men nu al doet. Als men denkt aan uitbreiding van het vrijwilligerswerk dan wil 59% daar maximaal 5 uur extra aan besteden. In 2008 wilden meer vrijwilligers hieraan maximaal 5 uur besteden (74%).
5
Bereidheid om weer vrijwilligerswerk op te pakken Van de vrijwilligers die actief zijn geweest maar het nu niet meer zijn, geeft circa de helft (53%) aan in de nabije toekomst weer vrijwilligerswerk te willen gaan doen. Dit komt overeen met 2008 toen 55% het vrijwilligerswerk weer wilde gaan oppakken. Respondenten die nu een betaalde baan hebben, deel uitmaken van een gezin met kinderen en vaker een hoger inkomens- of opleidingsniveau hebben, geven vaker aan weer vrijwilligerswerk te willen gaan doen. Het moment hangt veelal samen met het pensioen of de vut of als de kinderen allemaal naar school zijn. Men denkt daarbij vooral aan uitvoerende taken (73%) en minder aan bestuurlijke of organisatorische (35%) of aan coördinerende of leidinggevende (19%) taken. De meeste mensen denken tussen 2 en 6 uur tijd te gaan besteden aan vrijwilligerswerk (55%). Bereidheid om vrijwilligerswerk te gaan doen Van de respondenten die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan, geeft 40% aan dit wel te willen doen. Ook voor hen hangt dit vooral samen met pensioen (43%) of het uit huis gaan van kinderen (19%). De werkzaamheden wijken ook vrijwel niet af van de werkzaamheden van de actieve vrijwilligers. Qua tijdsinvestering denken ook zij veelal aan 2 tot 6 uur (53%). Conclusie Percentage actieve vrijwilligers, potentiële vrijwilligers en niet-vrijwilligers, in procenten (N is resp. 992 en 927) 8 9
actieve vrijwilligers, willen uitbreiding
17 18 16 14 14 13 20
actieve vrijwilligers, geen uitbreiding actief geweest, wil weer vrijwilligerswerk doen actief geweest, geen vrijwilligerswerk meer geen vrijwilliger, maar wil dit wel
2010 2008 25
geen vrijwilliger en wil dit ook niet geen vrijwilliger
46 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Het onderzoek wijst uit dat ongeveer een kwart van de bevolking actief is als vrijwilliger. De kenmerken van de ondervraagde vrijwilligers wijken iets af van die bij de vorige meting. De verschillen met de vorige meting zijn voor een belangrijk deel hieraan toe te schrijven. Groot zijn de verschillen echter niet. Van de vrijwilligers is een derde bereid om meer vrijwilligerswerk te doen. Een kwart tot een derde is wel actief geweest als vrijwilliger (30%), maar is dat nu niet meer. De helft van hen (16%) is bereid onder bepaalde voorwaarden opnieuw vrijwilligerswerk op te pakken (potentiële vrijwilligers). Vier van de tien respondenten hebben nooit iets te maken gehad met vrijwilligerswerk. Van hen heeft 18% aangegeven dit wel te willen gaan doen. Dit betekent dat in totaal circa 60% van alle ondervraagde respondenten vrijwilligerswerk doet (26%) of wil gaan doen (37%). Hier kan nog circa 10% bijkomen van respondenten die hebben aangegeven onder bepaalde voorwaarden wel vrijwilligerswerk te gaan doen.
6
De randvoorwaarden hangen veelal samen met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of het uit huis gaan van kinderen. Vrijwilligerswerk is voor de bewoners van belang omdat men het leuk vindt om te doen maar ook omdat men op die manier een bijdrage kan leveren aan de maatschappij. Vrijwilligerswerk wordt op een groot aantal terreinen uitgevoerd zoals sport, cultuur, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Ook voor de kerkelijke of andere levensbeschouwelijke organisaties en voor scholen / kinderopvang wordt in verhouding veel vrijwilligerswerk gedaan. Het gaat daarbij vooral om uitvoerende taken. De meeste vrijwilligers zetten hiervoor minder dan 10 uur per week in. Het belangrijkste probleem waar vrijwilligers tegenaan lopen is het tekort aan vrijwilligers. Ruim de helft van de vrijwilligers brengt dit aspect naar voren. Andere problemen die vaker naar voren komen, zijn het niet nakomen van afspraken en de te grote tijdbelasting. Overigens ervaart men de steun die men krijgt vanuit de organisatie waarvoor men werkt in het algemeen wel als voldoende. Veel behoefte aan extra of andere ondersteuning is er dan ook niet. De bereidheid om meer vrijwilligerswerk te gaan doen, het vrijwilligerswerk weer opnieuw op te pakken of hiermee te starten is relatief groot. Omdat velen dit koppelen aan de pensioengerechtigde leeftijd of het uit huis gaan van kinderen, kan de gemeente hier zelf niet echt sturend in optreden. Opvallend is wel dat de bereidheid van lager opgeleiden en lagere inkomensgroepen lager is dan gemiddeld. Mogelijk kunnen veel mensen in deze groep de weg naar het vrijwilligerswerk moeilijker vinden of is het lastiger om drempels weg te nemen om vrijwilligerswerk te gaan doen. Ook deze groep vormt echter een belangrijk potentieel aan vrijwilligers om het gesignaleerde tekort aan vrijwilligers te kunnen aanvullen. De resultaten van deze meting vertonen een grote gelijkenis met die van de vorige meting. Verschillen die er zijn, kunnen veelal worden teruggebracht tot kleine verschillen tussen de ondervraagde vrijwilligers van nu en die uit 2008. Zo is het aandeel mannen dat vrijwilligerswerk doet significant lager.
7
8
Inleiding
In opdracht van de afdeling Welzijn van de gemeente ’s-Hertogenbosch heeft DIMENSUS een onderzoek uitgevoerd naar vrijwilligerswerk in de gemeente. Dit onderzoek is eerder in mei 2008 gehouden. In mei 2010 heeft de herhaling plaatsgevonden. Doel van het onderzoek is te achterhalen welk aandeel van de (volwassen) bevolking vrijwilligerswerk doet, wat de belangrijkste redenen zijn om wel of geen vrijwilligerswerk te doen, tegen welke problemen vrijwilligers aanlopen en welke ondersteuning de gemeente hierbij mogelijk kan bieden. Om de gegevens voor het onderzoek te verkrijgen is een telefonische enquête gehouden onder een willekeurige selectie van de inwoners van de ‘s-Hertogenbosch. Er zijn in totaal 1.005 enquêtes afgenomen, een respons van 64%. Hiervan hebben er 263 (26%) aangegeven actief te zijn als vrijwilliger. Hierin is weinig veranderd sinds 2008, toen 27% van de respondenten aangaf vrijwilliger te zijn. Als criteria hiervoor gelden: het gaat niet om eenmalige activiteiten, het gaat om georganiseerd vrijwilligerswerk en het is niet betaald. Na de eerste selectievraag hebben de mensen die actief zijn als vrijwilliger een uitgebreidere enquête gekregen. In deze rapportage zijn de onderzoeksresultaten weergegeven. In het eerste hoofdstuk wordt een beeld geschetst van het aandeel vrijwilligers in ’s-Hertogenbosch en de kenmerken van de vrijwilligers. De organisaties waarbij vrijwilligerswerk wordt gedaan, het type vrijwilligerswerk en de tijdsbesteding hieraan vormen het onderwerp van het tweede hoofdstuk. In hoofdstuk drie wordt aandacht geschonken aan de problemen waar vrijwilligers tegenaan lopen en de behoefte aan ondersteuning. In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de bewoners die in de toekomst weer of meer vrijwilligerswerk zouden willen doen. Indien relevant wordt een onderscheid gemaakt naar geslacht, leeftijdsgroep, huishoudenstype, herkomst en opleidings- en inkomensniveau. Aangetekend moet daarbij worden dat het vooral bij jongeren (tot 30 jaar) gaat om kleine absolute aantallen. Ook wordt een vergelijking gemaakt met de vorige meting om te kijken of er bepaalde trends zijn waar te nemen.
9
10
1
Wel of geen vrijwilliger
1.1
Aandeel vrijwilligers Aandeel vrijwilligers, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 1005 en 927) 26 27
actief als vrijwilliger
30 27
actief geweest
2010 2008 44
geen vrijwilliger
46 0
20
40
60
80
100
Voor het al dan niet verrichten van vrijwilligerswerk zijn de volgende drie criteria gehanteerd: het gaat niet om eenmalige activiteiten, het gaat om georganiseerd vrijwilligerswerk en het is niet betaald. Uitgaande van deze criteria kan worden vastgesteld dat circa een kwart van de inwoners van ’s-Hertogenbosch als vrijwilliger actief is. Een iets groter aandeel (30%) is dit nu niet, maar is dit in het verleden wel geweest. Circa vier op de tien ondervraagde inwoners van Den Bosch (44%) heeft nooit vrijwilligerswerk gedaan. Het aandeel bewoners dat vrijwilligerswerk doet, is niet veranderd vergeleken met 2008.
1.2
Kenmerken van vrijwilligers en niet-vrijwilligers Geslacht en leeftijd Actief als vrijwilliger, naar geslacht en leeftijdsgroep (N=1003) 23
vrouwen (N=544)
31
mannen (N=459)
30
tot 30 jaar (N=17)
29
29
30
60-74 jaar (N=281)
30
48 29
41
26
17 0%
47
30
45-59 jaar (N=248)
75 plus (N=164)
41
24
22
30-44 jaar (N=329)
46
44
39 20%
44
40%
60% actief
11
80%
actief geweest
100% niet actief
Actief als vrijwilliger, 2010 en 2008, naar geslacht (N is resp. 1003 en 927) 23 21
actief: vrouwen
30
actief: mannen
36
actief geweest: vrouwen
31 30
actief geweest: mannen
29
2010 2008
23 0
20
40
60
80
100
Actief als vrijwilliger, 2010 en 2008, naar leeftijdsgroep (N is resp. 1003 en 927) actief: tot 30 jaar
21 22
actief: 30-44 jaar
29 26 2010
30 31 30 29
actief: 45-59 jaar actief: 60-74 jaar 17
actief: 75 plus
2008
29 24 24
actief geweest: tot 30 jaar
30 29 29 29 26
actief geweest: 30-44 jaar actief geweest: 45-59 jaar actief geweest: 60-74 jaar
22
actief geweest: 75 plus
39 29
0
20
40
60
80
100
Mannen (30%) doen vaker vrijwilligerswerk dan vrouwen (23%). Naar leeftijd valt op dat 75-plussers minder vaak actief zijn als vrijwilliger. Ook onder 30 tot 45-jarigen is het aandeel vrijwilligers iets lager dan gemiddeld. Vergeleken met 2008 doen jongeren vaker vrijwilligerswerk en 75-plussers juist minder vaak. Het aandeel 75-plussers dat actief is geweest, is nu juist hoger dan in 2008. Opgemerkt moet hierbij worden dat het aantal ondervraagde jongeren tot 30 jaar relatief klein is. In 2008 gold dit ook voor het aantal ondervraagde 75plussers. Mannen doen ook nu nog steeds vaker vrijwilligerswerk dan vrouwen, het verschil is echter kleiner dan in 2008. Het aandeel mannen dat in het verleden vrijwilligerswerk heeft gedaan, ligt bij deze meting iets hoger dan in 2008. Naar leeftijd en geslacht zijn de verschillen tussen de twee metingen echter niet significant.
12
Huishoudenstype en etniciteit Actief als vrijwilliger, naar huishoudenstype (N=996) alleenstaand (N=285)
24
samenw. zonder kinderen (N=361)
28
samenw. met kinderen (N=296)
27
eenoudergezin (N=29)
28
48 30 30
21 0%
42 43 52
20%
40% actief
27 60%
80%
actief geweest
100% niet actief
Naar huishoudenssamenstelling zijn de verschillen heel klein en niet significant. Vergeleken met de vorige meting is het aandeel alleenstaanden dat vrijwilligerswerk doet iets groter (19% in 2008) en het aandeel vrijwilligers dat deel uitmaakt van een gezin met kinderen, is juist iets lager (31% in 2008). De verschillen zijn echter niet significant. Actief als vrijwilliger, naar etniciteit (N=1002) autochtone Nederlanders (N=913)
27
allochtone Nederlanders (N=89)
30
22 0%
43
28 20%
40% actief
49 60%
80%
actief geweest
100% niet actief
Ook tussen allochtone en autochtone inwoners is het verschil naar de mate waarin men als vrijwilliger actief is (geweest), klein en niet significant. Het aandeel actieve vrijwilligers van allochtone afkomst ligt nu iets hoger dan in 2008 (van 18% naar 22%). Ook hierbij is echter geen sprake van significante verschillen. Betaalde baan Actief als vrijwilliger, naar wel of geen betaalde baan en aantal uren (N=1003/515) geen betaald werk (N=472)
27
betaald werk (N=531)
31
25
baan < 12 uur (N=21)
29
19
baan 12-32 uur (N=163)
57 26
24 0%
46
24 30
baan >32 uur (N=331)
42
44
30 20%
47
40% actief
13
60% actief geweest
80%
100% niet actief
Er is geen significant verschil in het percentage vrijwilligers onder de bewoners met en zonder betaalde baan. Ook naar het aantal uren dat mensen werken, verschilt het beeld vrijwel niet. Het beeld is niet significant veranderd vergeleken met 2008 wat betreft het aandeel vrijwilligers onder mensen met of zonder betaald werk. Naar aantal uren dat men werkt, is geen goede vergelijking met 2008 mogelijk omdat de vraagstelling is veranderd.
Opleidings- en inkomensniveau Actief als vrijwilliger, naar opleidings- (N=909) en inkomensniveau (N=713) opleidingsniveau: 14
laag (geen, basisond, LO) (N=194)
24
62
26
gemiddeld (MO, havo/VW O) (N=360) hoog (HBO/W O) (N=419)
29
45
32
34
34
inkomensniveau: 22
laag (<€2000) (N=333)
29
49
30
gemiddeld (€2000-€3500) (N=297)
33
27
hoog (>€3500) (N=208) 0%
37
33 20%
40% actief
40 60% actief geweest
80%
100% niet actief
Naar opleidingsniveau zijn de verschillen groter. Vooral lager opgeleiden (14%) verrichten minder vaak vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden (32%). Ook onder huishoudens met een laag inkomen, is het aandeel dat aan vrijwilligerswerk doet minder groot (22%). Het aandeel mensen met een hoog inkomen dat nu vrijwilligerswerk doet, ligt duidelijk lager dan in 2008 toen bijna de helft van de respondenten (van 45% naar 27%) aangaf actief te zijn als vrijwilliger. Onder hoger opgeleiden ligt het aandeel vrijwilligers nu significant lager (van 40% naar 32%).
14
1.3
Redenen om vrijwilligerswerk te doen Redenen om vrijwilligerswerk te doen, in procenten van de respondenten die actief zijn als vrijwilliger (N=263) (meer antwoorden mogelijk) leuk, ontspanning
79
bijdrage aan maatschappij
78
voor sociale contacten
15 14
63
werk blijft anders liggen
16
38
training vaardigheden
24
26
zeker
15
enigszins opstap naar betaald werk
32 0
20
40
60
80
100
Er zijn duidelijk twee belangrijke redenen waarom mensen vrijwilligerswerk doen. Mensen vinden het leuk en/of leveren op die manier een bijdrage aan de maatschappij. Voor ruim drie kwart van de huidige vrijwilligers speelt dit zeker een rol, voor nog eens 14% tot 15% enigszins. Ook de sociale contacten zijn vaker een aanleiding om vrijwilligerswerk te doen. Zo geven twee van de drie vrijwilligers aan dat dit aspect zeker een rol speelt, naast 16% waarvoor dit enigszins speelt. Ruim een derde van de vrijwilligers doet het werk vooral omdat het anders blijft liggen, bij een kwart van de vrijwilligers speelt dit enigszins een rol. Daarnaast geeft één op de vier vrijwilligers aan dat het trainen van vaardigheden een belangrijke reden is om vrijwilligerswerk te doen, voor 15% speelt dit enigszins een rol. Een opstap naar betaald werk is voor vrijwel niemand een reden om vrijwilligerswerk te doen. Redenen om vrijwilligerswerk te doen, 2010 en 2008, in procenten van de respondenten die actief zijn als vrijwilliger (N is resp. 263 en 246) (meer antwoorden mogelijk) 94 89 92 92
leuk, ontspanning* bijdrage aan maatschappij 79 77
voor sociale contacten 62
werk blijft anders liggen*
47 2010
41
training vaardigheden*
31
2008
5 5
opstap naar betaald werk 0
20
40
60
80
100
* significante verschillen
Respondenten geven nu iets vaker aan dat men vrijwilligerswerk doet omdat men het leuk vindt dan in 2008. Ook de redenen dat het werk anders blijft liggen of dat men hierdoor vaardigheden traint, spelen nu vaker een rol. Deze verschillen zijn significant.
15
Twee belangrijkste redenen om vrijwilligerswerk te doen, 2010 en 2008, in procenten van de respondenten die actief zijn als vrijwilliger (N is resp. 263 en 246) 61
bijdrage aan maatschappij*
69
52 52
leuk, ontspanning 34 31
voor sociale contacten 14 13
werk blijft anders liggen 4 5
training vaardigheden
2010
1 1
opstap naar betaald werk andere reden
2008 11
4 0
20
40
60
80
100
Ook als wordt gevraagd naar de twee belangrijkste redenen om vrijwilligerswerk te doen, staan de bijdrage aan de maatschappij (61%) en de ontspanning (52%) bovenaan. Een derde vindt het opdoen van sociale contacten het belangrijkst (34%). Vrijwilligers geven nu significant minder vaak aan dat men dit doet om een bijdrage te leveren aan de maatschappij dan in 2008 (significant verschil). Het aantal vrijwilligers dat een andere reden noemt is nu veel groter. Een aantal vrijwilligers geeft aan iets terug te willen doen voor de club, mensen te willen helpen en bezig te zijn. Op hoofdlijnen is het beeld echter niet gewijzigd.
1.4
Redenen om geen vrijwilligerswerk (meer) te doen Redenen om geen vrijwilligerswerk te doen, in procenten van de respondenten die niet actief zijn als vrijwilliger (N=736) (meer antwoorden mogelijk) geen tijd ivm werk
45 30
te oud / fysiek niet in staat
5
28
geen tijd ivm gezin
10
15
te zeer gebonden
14
10
geen tijd ivm hobby's
12
geen tijd ivm mantelzorg
9
6
geen contacten hiervoor
8
8
7
nooit bij stil gestaan
8
5
past niet
te weinig waardering 2
enigszins
4
3
weet niet wat
zeker
5
4
wordt niet betaald
8
6 5
0
20
16
40
60
De meest genoemde reden om geen vrijwilligerswerk (meer) te doen is gebrek aan tijd in verband met werk. Voor 45% van de mensen die geen vrijwilligerswerk doen, speelt dit zeker een rol, voor nog eens 8% enigszins. Daarnaast vindt een deel van de mensen zich te oud of is fysiek niet in staat voor vrijwilligerswerk (30% zeker, 5% enigszins). Ook tijdgebrek vanwege zorgen voor het gezin (28% zeker, 10% enigszins), hobby’s (10% zeker, 12% enigszins) en/of mantelzorg (9% zeker, 6% enigszins) spelen een rol. Anderen voelen zich hierdoor juist te zeer gebonden (15% zeker, 14% enigszins), hebben hiervoor geen contacten (8% zeker, 8% enigszins) of hebben hierbij nooit stilgestaan (7% zeker, 8% enigszins). Te weinig waardering is vrijwel nooit een reden om geen vrijwilligerswerk te doen. Redenen die zeker of enigszins een rol spelen om geen vrijwilligerswerk te doen, 2010 en 2008, in procenten van de respondenten die niet actief zijn als vrijwilliger (N is respect. 677 en 736) 53
geen tijd ivm werk*
39 38
geen tijd ivm gezin
34 35
te oud / fysiek niet in staat*
46
29 27
te zeer gebonden 22 20
geen tijd ivm hobby's 16 14 15 15 15 15
geen contacten hiervoor geen tijd ivm mantelzorg nooit bij stil gestaan 10 8 9 9 8 8 7 7
past niet weet niet wat wordt niet betaald te weinig waardering 0
2010 2008
20
40
60
80
100
* significante verschil
Respondenten geven nu iets vaker aan geen tijd te hebben voor vrijwilligerswerk vanwege het werk dan in 2008 (van 39% naar 53%). Te oud of fysiek niet toe in staat speelt nu een minder grote rol (van 46% naar 35%). Beide aspecten wijken significant af van de resultaten van 2008. Wat de overige redenen betreft is het beeld echter niet veranderd.
17
Gestopt met vrijwilligerswerk Belangrijkste reden(en) om te stoppen met vrijwilligerswerk, in procenten van de respondenten die niet meer actief zijn als vrijwilliger, maar in het verleden wel vrijwilligerswerk hebben gedaan (N is resp. 303 en 252) 20
leeftijd / gezondheid* gezins-/persoonlijke situatie*
14 14 12 12 10 11
tijdsbeslag te groot werkdruk te hoog kreeg betaalde baan
29
19
7 8 9 8
toe aan iets anders verhuizing
5
vrijwilligerswerk hield op
8
4 4
andere prioriteiten
3
sfeer in de organisatie
5 3 4 2 2 2
pensioen / vut studie of opleiding onvoldoende begeleiding
2010 2008
2
leeftijd respondent past niet in de organisatie andere reden*
17
6 0
10
20
30
40
50
60
* significante verschillen
Mensen zijn vooral gestopt met vrijwilligerswerk vanwege de leeftijd of de gezondheid of vanwege de gezins- of de persoonlijke situatie waardoor men andere keuzes heeft gemaakt. Daarnaast spelen nog andere redenen een rol zoals de tijdsbesteding die te groot is (14%), de werkdruk die als te hoog wordt ervaren (12%), het krijgen van een betaalde baan (11%), een verhuizing (8%) of het stoppen van het vrijwilligerswerk zelf (8%). Respondenten die ooit gestopt zijn, hebben nog een groot aantal verschillende redenen één of hooguit enkele keren naar voren gebracht zoals het gebrek aan waardering en een te grote gebondenheid. Op hoofdlijnen komen de redenen waarom vrijwilligers zijn gestopt met hun vrijwilligerswerk overeen met die uit 2008. Leeftijd en gezondheidsredenen zijn nu minder vaak naar voren gebracht, terwijl de gezins- en de persoonlijke situatie juist vaker naar voren zijn gebracht. Beide aspecten wijken significant af van de resultaten van 2008. Ook overige redenen zijn significant vaker genoemd in 2010.
18
2
Het vrijwilligerswerk
2.1
De organisatie Organisatie of sector waar men vrijwilligerswerk verricht, 2010 en 2008, in procenten van de vrijwilligers (N is resp. 265 en 252) 19
sport
22 16
gezondheidszorg
18 14
maatschappelijke dienstverlening
13 13
vereniging voor vrouwen, gehandicapten of allochtonen*
5 12
.muziek, toneel e.d
8 11
kerkelijk / levensbeschouwing
15 10 9
school, kinderopvang 7
belangenorganisatie / ideële doelen*
2 5 4
wijk- en buurtraad
3
club en buurthuiswerk
5 2010 2008
3 3
jeugd- en jongerenwerk
3
.hobby / gezelligheidsver
2 6
andere organisatie
6 0
10
20
30
40
50
60
* significante verschillen
Vrijwilligers zijn actief bij organisaties op een groot aantal terreinen. De meeste vrijwilligers zijn actief in de sportsector (19%). Daarnaast gaat het vaker om de gezondheidszorg (16%), de maatschappelijke dienstverlening (14%), verenigingen voor vrouwen, gehandicapten, allochtonen en dergelijke (13%), muziek, toneel en dergelijke (12%), een kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie (11%) of de school of de kinderopvang (10%). Een deel van de vrijwilligers heeft nog een andere organisatie naar voren gebracht, voornamelijk in de natuur- en landschappelijke hoek.
19
Vergeleken met 2008 bevindt het werk van vrijwilligers zich iets minder vaak in de sport- en de gezondheidssector en iets vaker bij verenigingen voor vrouwen, gehandicapten, allochtonen en dergelijke (significant), bij belangenorganisaties en ideële doelen (significant) en op het gebied van muziek en toneel. Organisatie of sector waar men vrijwilligerswerk verricht, naar geslacht, in procenten van de vrijwilligers (N is 265) 20
gezondheidszorg
13 17
kerkelijk / levensbeschouwing*
7 16
maatschappelijke dienstverlening
12 14
vereniging voor vrouwen, gehandicapten of allochtonen
11 13
school, kinderopvang*
7 10
sport*
27 9
.muziek, toneel e.d
15 6
belangenorganisatie / ideële doelen
9 6
jeugd- en jongerenwerk*
1 3
wijk- en buurtraad
6 vrouwen mannen
2
club en buurthuiswerk
5 2
.hobby / gezelligheidsver
3 2
andere organisatie*
9 0
10
20
30
40
50
60
* significante verschillen
Naar geslacht valt op dat mannen beduidend sterker vertegenwoordigd zijn in de sportsector en vrouwen juist meer in de gezondheidszorg, in kerkelijke of levensbeschouwelijke organisaties en op scholen of de kinderopvang. Daarnaast zijn mannen iets meer gericht op muziek en toneelwerk dan vrouwen. Ondanks de sterke gerichtheid van mannen op de sportsector, is deze toch gedaald vergeleken met 2008 (van 36% in 2008 naar 27% nu). Mannen hebben zich vergeleken met 2008 meer gericht op muziek, toneel en dergelijke (van 8% naar 15%). Bij vrouwen is het beeld meer constant vergeleken met 2008. De
20
gerichtheid op de gezondheidssector, het kerkelijke werk en de school en kinderopvang zijn alleen iets gedaald. De sportsector moet het vooral hebben van vrijwilligers van 30 tot 45 jaar (33%). Dit geldt ook voor de school en de kinderopvang (22%). Kerkelijke en levensbeschouwelijke organisaties zijn juist meer afhankelijk van 75-plussers (36%). Naar etniciteit verschilt het beeld nauwelijks (geen significante verschillen). Naar opleiding valt op dat hoger opgeleiden vaker als vrijwilliger actief zijn in de sportsector (25%) en dat lager opgeleiden vaker zijn gericht op hobby- en gezelligheidsverenigingen (10%) en verenigingen voor vrouwen, gehandicapten en allochtonen (28%).
Wijze waarop men terecht is gekomen bij de organisatie Wijze waarop men terecht is gekomen bij de organisatie, waarin men vrijwilligerswerk verricht, 2010 en 2008* in procenten van de vrijwilligers (N is resp. 258 en 252) 57
via via, eigen netwerk
42
zelf/gezin lid van de organisatie
27 34
via krant, omroep, internet e.d.
6 13
via andere (vrijwilligers)organisaties
3 5
via school
1 1
via vrijwilligersorganisatie Galant
1 1
via clubblad
1 1
2010 2008 4 3
anders 0
20
40
60
80
100
* significante verschill en
In de meeste gevallen zijn de vrijwilligers via hun eigen netwerk (57%) terecht gekomen bij de organisatie waarvoor men vrijwilligerswerk doet. Bij een kwart van de vrijwilligers is het eigen lidmaatschap en/of dat van een gezinslid de aanleiding om vrijwilligerswerk bij die betreffende organisatie te gaan doen. Andere netwerken spelen duidelijk een minder grote rol, ook de organisaties die specifiek gericht zijn op vrijwilligerswerk als Galant. Het eigen netwerk is nu belangrijker dan in 2008. Het lidmaatschap van de organisatie of de krant of andere media inclusief internet spelen nu een iets minder belangrijke rol dan in 2008. De wijze waarop men aan vrijwilligerswerk is gekomen, wijkt significant af van 2008.
21
Wijze waarop vrijwilligers terecht zijn gekomen bij de organisatie naar sector waarin men vrijwilligerswerk verricht, in procenten van de vrijwilligers (N=258*) sport (N=50)
60
30
50
school, kinderopvang (N=26) kerkelijk / levensbeschouwing (N=29)
21
muziek, toneel e.d. (N=31)
19
gezondheidszorg (N=42)
14
maatschappelijke dienstverlening (N=31)
13 0
2 8
38
4
58
7
8 14
71
7 3
62
12
68
10
20
zelf of gezinslid al lid
30
40
3
50
via via / netwerk
60
70
80
via media
12 16 90
100
anders
* let op: kleine absolute aantallen
Vrijwilligers die bij een sportorganisatie actief zijn, zijn hier meer dan gemiddeld terecht gekomen doordat ze zelf of anderen uit het gezin lid zijn van de sportvereniging (60%). Ook bij vrijwilligerswerk op school of bij de kinderopvang speelt de directe persoonlijke betrokkenheid een grotere rol (50%). Bij de overige organisaties is dit veelal via via gelopen. Bij het vrijwilligerswerk in de gezondheidszorg hebben de krant of internet nog enigszins een rol gespeeld (12%).
2.2
De werkzaamheden Werkzaamheden die men verricht als vrijwilliger, 2010 en 2008, in procenten van de vrijwilligers (N is resp. 263 en 252) (meer antwoorden mogelijk) 69
uitvoerend*
79 35 32
bestuurlijk / organisatorisch 24
coördinerend / leidinggevend*
18 2010
10
administratief
7
overig
6 0
10
2008
20
30
40
50
60
70
80
90
100
* significante verschillen
Twee derde van de vrijwilligers (69%) verricht vooral uitvoerende werkzaamheden voor de organisatie of vereniging. Een derde van alle vrijwilligers (35%) heeft een bestuurlijke of organisatorische rol en circa een kwart (24%) voert (ook) coördinerende of leidinggevende taken uit.
22
Vrijwilligers zijn nu minder vaak uitvoerend bezig dan in 2008 (van 79% naar 69%) en hebben vaker een coördinerende of leidinggevende taak (van 18% naar 24%). Bij beide aspecten gaat het om significante verschillen. Werkzaamheden die men verricht als vrijwilliger, naar geslacht, in procenten van de vrijwilligers (N=263) 76
uitvoerend (N-181)*
63 27
bestuurlijk / organisatorisch (N=91)
42 21
coördinerend / leidinggevend (N=64)*
vrouwen
27
mannen
9 10
administratieve taken (N=25) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
* significante verschillen
Mannen voeren meer dan gemiddeld bestuurlijke of organisatorische (42%) werkzaamheden uit. Ook coördinerende of leidinggevende taken liggen vaker bij mannen (27%) dan bij vrouwen (21%). Vrouwen voeren juist vaker uitvoerende werkzaamheden uit (76%, mannen 63%). Vrijwilligers met een betaalde baan, zijn vaker verantwoordelijk voor bestuurlijke of organisatorische (42%) en voor coördinerende of leidinggevende (30%) taken. Uitvoerende taken liggen juist iets minder vaak op hun bord (64%). Naar etniciteit en leeftijd verschillen de werkzaamheden vrijwel niet. Zowel mannen als vrouwen zijn nu minder vaak uitvoerend bezig en juist vaker coördinerend en leidinggevend dan in 2008. Vrijwilligers die bij een belangenvereniging of in de ideële sector of in de sportsector werken, hebben vaker dan gemiddeld coördinerende (63%) of leidinggevende (40%) taken.
2.3
Tijdsinvestering Tijdsbesteding per week Tijdsinvestering per week, door mensen met en zonder een betaalde baan, in procenten van de vrijwilligers (N=258) zonder een betaalde baan (N=125)
19
38
met een betaalde baan (N=133)
18
34
totaal
43
27 0
< 2uur
10
19 12
40 20 2-5 uur
23
30
40
50
6-10 uur
6
15 60
70 10-20 uur
10 14
80
90
1 4 100
>20 uur
Tijdsinvestering per week, naar organisatie of sector waarin men vrijwilligerswerk verricht, in procenten van de vrijwilligers (N=258*) school, kinderopvang (N=25)
44
sport (N=50)
32
maatschapp. dienstv. (N=35)
31
kerkelijk / levensbeschouwing (N=30)
30
gezondheidszorg (N=41)
40 48
7 0
17
10
< 2uur
20
23
30
23
42
12
35
2-5 uur
40
50
6-10 uur
4 6 6
10 17
29 30
8
14
23
24
muziek, toneel e.d. (N=31)
4
7 5
26
60
70
3
80
90
10-20 uur
100
>20 uur
* let op: kleine absolute aantallen
Tijdsinvestering per week, naar aard van de werkzaamheden, in procenten van de vrijwilligers (N=258) ui tvo ere nd ( N=1 78 )
29
a dmi nistra ti ef
28
co örd ine ren d / lei din ggeven d (N=63 )
42 36
26
bestu url ijk / o rga ni sa tori sch (N=88 )
< 2 uu r
20 2-5 uur
30
15 40
50
6-1 0 uu r
60
16
80
10 -2 0 uur
4 6
22 70
3
16
19
43 10
14
16
33
12 0
12
8 90
1 00
>20 u ur
Een kwart van de vrijwilligers besteedt minder dan twee uur per week aan vrijwilligerswerk. Voor bijna één op de vijf vrijwilligers (18%) kost dit meer dan tien uur per week. Vrijwilligers die dit werk doen naast een betaalde baan, besteden gemiddeld minder tijd aan het vrijwilligerswerk (77% vijf uur of minder) dan mensen zonder een betaalde baan (57% vijf uur of minder). Naar leeftijd en geslacht zijn de verschillen klein. Naar type organisatie of werkzaamheden zijn de verschillen ook niet heel groot. Alleen vrijwilligers die actief zijn in de muziek of het toneel, besteden hieraan vaak meer uren aan dan een gemiddelde vrijwilliger (58% zes uur of meer en maar 7% minder dan twee uur). Vrijwilligers die op school of de kinderopvang of bij een sportorganisatie vrijwilligerswerk doen, zijn hier vaker minder tijd mee kwijt, respectievelijk 84% en 80% maximaal vijf uur per week. Vrijwilligers met bestuurlijke of organisatorische taken kost het vaker tien uur of meer per week (30%) en beduidend minder vaak minder dan twee uur (12%). Het aantal uren dat vrijwilligers actief zijn wijkt niet significant af van 2008.
24
Periode dat men vrijwilligerswerk doet Periode die men vrijwilligerswerk uitvoert, door mannen en vrouwen, in procenten van de vrijwilligers (N=252) tot 30 jaar (N=5)
40
40
20
30-44 jaar (N=46) 45-59 jaar (N=98)
12
60-74 jaar (N=85)
9
75 plus (N=28)
4
totaal
18
7
15 50
19
54
11
78 20
10
32
20
18
12 0
33
20
20
18 30
40
50 50
< 2 jaar
60 2-5 jaar
70
80 5-10 jaar
90
100
> 10 jaar
De helft van de vrijwilligers is al meer dan tien jaar actief als vrijwilliger. Nog eens bijna een vijfde (18%) werkt tussen vijf en tien jaar als vrijwilliger. Omgerekend naar alle respondenten betekent dit dat bijna één op de vijf bewoners (18%) meer dan vijf jaar actief is als vrijwilliger. Vergeleken met 2008 is het aantal jaren dat mensen actief zijn als vrijwilliger niet gewijzigd (verschil is niet significant). Het verschil tussen mannen en vrouwen is beperkt. Naar leeftijd valt op dat hoe ouder mensen zijn, hoe langer men actief is als vrijwilliger. Vooral 75-plussers zijn beduidend vaker meer dan tien jaar actief (78%). Ook naar organisatie zijn er enkele verschillen. Zo zijn vrijwilligers in de sportsector vaker langer dan tien jaar actief (60%) en zijn vrijwilligers op scholen of in de kinderopvang juist vaker nog geen twee jaar bezig als vrijwilliger (27%). Daarnaast blijkt dat vrijwilligers met bestuurlijke of organisatorische taken eveneens vaker tien jaar of langer deze werkzaamheden uitvoeren (65%).
25
26
3
Behoefte aan ondersteuning
3.1
Problemen waar vrijwilligers tegenaan lopen Mogelijke problemen van vrijwilligers, 2010 en 2008, in procenten van de vrijwilligers (N is resp. 263 en 246) 2010 2008
16
geen problemen
18 84
een of meer problemen
82 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Vrijwilligers hebben 11 aspecten voorgelegd gekregen met de vraag of zij bij één of meer aspecten problemen ervaren. Eén op de zes vrijwilligers ondervindt geen enkel probleem hierbij. Een groot deel van de vrijwilligers (84%) loopt wel tegen één of meer problemen aan. Het aandeel vrijwilligers dat problemen ervaart, is niet significant veranderd vergeleken met 2008. Percentage vrijwilligers met problemen, naar organisatie, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 263 en 252) ** 91
sport (N=50)
87 91 87
maatschapp. dienstv. (N=35)
90
muziek, toneel e.d. (N=31)
68 86
gezondheidszorg (N=43)
79 81
school, kinderopvang (N=26)
77 80 84
kerkelijk / levensbeschouwing (N=30)
2010 2008
79
verenigingen voor ouderen, vrouwen, gehandicapten en allochtonen* (N=33) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
* Het aantal respondenten was in 2008 minder dan 25 respondenten ** Het aantal respondenten naar sector voor 2010 is in de figuur weergegeven
Net als in 2008 is het verschil naar type vrijwilliger klein. Zo ervaren zowel mannen als vrouwen en vrijwilligers in verschillende leeftijdsgroepen in ongeveer dezelfde
27
mate problemen. Ook het al dan niet hebben van werk, het opleidingsniveau en dergelijke zijn niet van invloed hierop. Ook naar sector zijn de verschillen erg klein. Het aandeel vrijwilligers dat problemen ervaart op één of meer terreinen loopt uiteen van 79% bij vrijwilligers bij verenigingen voor ouderen, vrouwen en allochtonen tot 91% bij vrijwilligers in de sportsector en de maatschappelijke dienstverlening. Vergeleken met 2008 zijn er geen significante verschillen naar sector voor wat betreft de mate waarin vrijwilligers problemen ervaren. Percentage vrijwilligers met problemen, naar aard van de werkzaamheden, in procenten (N=252) ** 95
bestuurlijk / organisatorisch (N=91)
89 92 88
coördinerend / leidinggevend (N=64) 83 82
uitvoerend (N=181)
2010 2008
76
administratieve taken* (N=25) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
* Het aantal respondenten was in 2008 minder dan 25 respondenten ** Het aantal respondenten naar aard van de werkzaamheden voor 2010 is weergegeven in de figuur
Naar type werkzaamheden zijn de verschillen groter. Zo ondervinden vrijwilligers die hoofdzakelijk administratieve (76%) of uitvoerende taken (83%) hebben, minder problemen dan vrijwilligers die een bestuurlijke of organisatorische (95%) of een leidinggevende of coördinerende (92%) rol hebben. De problemen van vrijwilligers bij bestuurlijke of organisatorische of coördinerende of leidinggevende taken zijn groter dan in 2008. Toen ondervonden zij ook al de meeste problemen. De verschillen zijn echter niet significant.
28
Aard van de problemen Problemen waar vrijwilligers tegenaan lopen, in procenten van de vrijwilligers in 2010 (N varieert van 191 tot 261) er zijn te weinig vrijwilligers (N=258)
38
afspraken niet nagekomen (N=256)
9
kost meer / teveel tijd (N=261)
9
mis goede begeleiding (N=256)
3
onvoldoende onkostenverg. (N=250)
21
25 16 12
6
8
mis waardering (N=262)
4
10
te weinig faciliteiten (N=256)
4
10
groot probleem enigszins probleem
mis opleidingsmogelijkheden (N=235) 2 6 problemen met verzekering (N=256) 2 3 mis kinderopvang (N=191) 11 problemen met uitkering (N=200) 1 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Het belangrijkste probleem waar vrijwilligers tegenaan lopen, is het tekort aan vrijwilligers om het werk te kunnen doen. Ruim de helft van de vrijwilligers (59%) ervaart dit als een groot probleem (38%) of enigszins als een probleem (21%). Een derde (34%) van de vrijwilligers vindt het een probleem dat afspraken vaak niet worden nagekomen en een kwart (25%) dat er meer tijd in het vrijwilligerswerk gaat zitten dan men eigenlijk wil. Circa 15% heeft problemen met de kwaliteit van de begeleiding, de onkostenvergoeding, de waardering en/of de beschikbare faciliteiten. Problemen waar vrijwilligers tegenaan lopen, 2010 en 2008, in procenten van de vrijwilligers 59
er zijn te weinig vrijwilligers
64
34 33
afspraken niet nagekomen kost meer / teveel tijd 15 12 14 17 14 17 14 14
mis goede begeleiding onvoldoende onkostenverg. mis waardering te weinig faciliteiten
25 24
2010 2008
8 8
mis opleidingsmogelijkheden 5
problemen met verzekering 2
mis kinderopvang
7
4
1 1
problemen met uitkering 0
10
20
29
30
40
50
60
70
80
Op hoofdlijnen zijn de meningen van de vrijwilligers niet veranderd vergeleken met 2008. Het aandeel vrijwilligers dat van mening is dat er te weinig vrijwilligers zijn, is iets gedaald. Significant zijn de verschillen echter niet. De vijf belangrijkste problemen waar vrijwilligerswerk tegenaan lopen (groot probleem of enigszins een probleem), naar organisatie en aard van het werk, in procenten van de vrijwilligers die een antwoord hebben gegeven (N varieert van 191 tot 261) te weinig vrijwilligers
geen afspraken goede niet onkostennagekomen vergoeding
mis goede gebrek aan begeleiding waardering
kost meer tijd dan gewenst
Organisatie Sport maatsch. dienstv. gezondheidszorg kerkelijk / levensb. cultureel (toneel e.d.) school / kinderopvang verenigingen voor ouderen, vrouwen, gehandicapten en allochtonen Type werk bestuurlijk / org. leidinggevend / coord. Uitvoerend Administratief
68 63 74 46 63 50
46 38 24 10 47 40
15 21 12 0 13 12
20 17 17 7 23 12
10 14 17 23 23 11
20 34 32 7 29 35
53
27
15
16
9
28
67 62 57 56
47 47 31 33
14 13 16 20
14 21 14 17
19 19 12 16
40 34 20 36
Gemiddeld
59
34
14
15
14
25
Bovengemiddelde score Benedengemiddelde score In sommige sectoren ervaren vrijwilligers meer problemen dan in andere. Vooral vrijwilligers bij kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie en/of bij verenigingen voor ouderen, vrouwen, gehandicapten of allochtonen ervaren minder vaak problemen. Ook de aard van de problemen die worden ervaren lopen uiteen. In de sportsector loopt men meer dan gemiddeld aan tegen een tekort aan vrijwilligers en het niet nakomen van afspraken. Vrijwilligers die werkzaam zijn in de maatschappelijke dienstverlening hebben vaker problemen met de onkostenvergoeding en de tijd die men kwijt is aan het werk. Dit laatste geldt ook voor de gezondheidssector. Daarnaast geven zij vaker aan dat het aantal vrijwilligers ook in de gezondheidssector vaak tekort schiet. Vrijwilligers die bij een kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie werkzaam zijn, ervaren over het algemeen minder problemen. Alleen een gebrek aan waardering komt meer dan gemiddeld voor. In de culturele sector speelt eveneens meer dan gemiddeld een gebrek aan waardering, naast het niet nakomen van afspraken en een gemis aan een goede begeleiding. Vrijwilligers die werkzaam zijn op scholen, lopen vaker aan tegen
30
afspraken die niet worden nagekomen en de tijdsinvestering die vaak groter is dan men wil. Naar type werkzaamheden valt op dat alleen vrijwilligers die uitvoerend bezig zijn, minder vaak problemen ervaren. Vrijwilligers die een bestuurlijke of organisatorische functie bekleden, hebben vaker problemen met het aantal vrijwilligers, het niet nakomen van afspraken en de tijdsinvestering die groter is dan men wil. Ook bij vrijwilligers die een leidinggevende of coördinerende functie hebben, spelen de tijdsinvestering en het niet nakomen van afspraken vaker een rol. Daarnaast mist men vaker een goede begeleiding. In de administratieve hoek lopen vrijwilligers vaker aan tegen een tekortschietende onkostenvergoeding en een te grote tijdsbelasting. Vergeleken met twee jaar geleden, hebben vooral kerkelijke en levensbeschouwelijke organisaties minder problemen wat betreft het aantal en de tijdsinvestering van vrijwilligers. Vrijwilligers bij de sportsector lijken nu iets minder problemen te hebben met het gebrek aan waardering, het tekort aan vrijwilligers en de tijdsinvestering. In de gezondheidssector hebben vrijwilligers nu minder problemen met de onkostenvergoeding, maar meer met het aantal vrijwilligers. In de culturele sector zijn de problemen van vrijwilligers veelal toegenomen. Dit betreft vooral het aantal vrijwilligers, maar ook het nakomen van afspraken en het gebrek aan waardering. Op scholen of bij de kinderopvang kampen vrijwilligers nu vaker met de tijd die men kwijt is met vrijwilligerswerk en het niet nakomen van afspraken. Andere problemen van vrijwilligers, in procenten (N=263) andere problemen 11%
geen andere problemen 89%
Naast de in de enquête naar voren gebrachte problemen, loopt circa één op de tien vrijwilligers nog aan tegen andere problemen. Hierbij is een groot aantal verschillende aspecten genoemd. Het probleem om nieuwe vrijwilligers te krijgen, is daarbij het meest naar voren gebracht, vooral het geringe animo onder jongeren.
31
3.2
Behoefte aan ondersteuning Ondersteuning vanuit de organisatie Al of niet voldoende steun vanuit de organisatie, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 261 en 246) 93
voldoende ondersteuning
93 2010 7 7
onvoldoende ondersteuning 0
2008
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Het merendeel (93%) van de vrijwilligers geeft, evenals in 2008, aan dat er vanuit de organisatie waarvoor men werkt voldoende ondersteuning wordt gegeven om de werkzaamheden goed te kunnen uitvoeren. Mannen (11%) zijn vaker van mening dat men onvoldoende ondersteuning krijgt dan vrouwen (3%). Vooral 75-plussers zijn van mening dat men onvoldoende ondersteuning krijgt (22%). Naar type organisatie of type werkzaamheden verschilt het beeld niet.
Behoefte aan (extra) ondersteuning Behoefte aan (extra) ondersteuning, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 263 en 246) 7 6
wil meer ondersteuning 3 3
wil andere ondersteuning
2010
58
voldoende ondersteuning
2008
65 35
geen behoefte aan
25 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
De behoefte aan meer of andere ondersteuning bij het uitvoeren van vrijwilligerswerk is beperkt. Zo heeft één op de tien vrijwilligers behoefte aan meer (7%) of andere (3%) ondersteuning. Het aandeel vrijwilligers dat extra ondersteuning nodig heeft, is niet veranderd vergeleken met 2008. Het aandeel vrijwilligers dat voldoende ondersteuning krijgt is significant gedaald. Aan de andere kant geven nu meer vrijwilligers aan geen behoefte te hebben aan extra ondersteuning. Mannen geven iets vaker aan behoefte te hebben aan meer ondersteuning (10%) dan vrouwen (4%). Ook zijn het vaker vrijwilligers die op dit moment problemen
32
ervaren die meer ondersteuning willen (9% tegenover 0% van de vrijwilligers die geen problemen ervaren). De behoefte aan extra ondersteuning verschilt niet naar type organisatie. Alleen vrijwilligers bij een kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie geven aan geen behoefte te hebben aan extra ondersteuning. Onder vrijwilligers bij een belangenvereniging is de behoefte hieraan juist bovengemiddeld (26%). Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het beperkte aantal vrijwilligers in dit segment (19). Behoefte aan (extra) ondersteuning, naar aard van de werkzaamheden, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 263 en 252) bestuurlijk / organisatorisch
18 11 16
administratief* coördinerend / leidinggevend
2010
13 16
2008
7
uitvoerend
9 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
* Het aantal respondenten was in 2008 minder dan 25 respondenten
Naar type werkzaamheden zijn het vooral vrijwilligers die bestuurlijke of organisatorische taken hebben, die vaker dan gemiddeld behoefte hebben aan extra ondersteuning (18%), maar ook vrijwilligers met administratieve en coördinerende of leidinggevende taken geven dit vaker aan. Vrijwilligers die uitvoerend bezig zijn, hebben hieraan de minste behoefte (7%). Vergeleken met 2008 hebben vooral vrijwilligers met bestuurlijke of organisatorische taken vaker aangegeven behoefte te hebben aan extra ondersteuning.
33
100
Gewenste (extra) ondersteuning van vrijwilligers die behoefte hebben aan meer of andere ondersteuning, in absolute cijfers 5
klankbord / meedenken
4
secretariële ondersteuning (voorzieningen: papier, kopiëren e.d.)
4
persoonlijk onkosten / reiskosten
4 4
secretariële ondersteuning (menskracht)
4 4 4
begeleiding / coaching
3 3
opleidingsmogelijkheden
2 1
bemiddeling
2010 2008 8 8
iets anders 0
5
10
15
20
De gewenste vorm van ondersteuning is heel divers en in absolute aantallen beperkt. Vijf vrijwilligers hebben behoefte aan een klankbord, vier aan een persoonlijke onkostenvergoeding of een reiskostenvergoeding, vier aan secretariële ondersteuning in de vorm van voorzieningen en eveneens vier aan secretariële ondersteuning in de vorm van menskracht. Bij alle vormen gaat het slechts om maximaal 2% van alle vrijwilligers. Vergeleken met 2008 is er niet veel veranderd wat betreft de (extra) ondersteuning die vrijwilligers willen ontvangen.
34
3.3
Oordeel over de ondersteuning Gemiddeld rapportcijfer over de ondersteuning die de organisatie biedt bij het vrijwilligerswerk naar organisatie, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 252 en 226) 7,9 7,5 7,9 7,2 7,8 7,4 7,8 7,7 7,7 7,5 7,5 7,4 7,6 7,5
kerkelijk / levensbeschouwing (N=28) school, kinderopvang (N=26) maatschapp. dienstv. (N=32) muziek, toneel e.d. (N=31) gezondheidszorg (N=40) sport (N=49) gemiddeld
2010 2008
Als wordt gevraagd de ondersteuning van het vrijwilligerswerk te waarderen met een rapportcijfer, levert dit gemiddeld een dikke voldoende (7,6) op. Het oordeel over de ondersteuning is niet significant gewijzigd, vergeleken met 2008. De waardering van de ondersteuning verschilt nauwelijks naar type organisatie. Deze loopt uiteen van een 7,5 door vrijwilligers in de sportbranche tot een 7,9 door vrijwilligers bij een kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie of school, kinderopvang. Gemiddeld rapportcijfer over de ondersteuning die de organisatie biedt bij het vrijwilligerswerk naar aard van de werkzaamheden, 2010 en 2008 (N is resp. 252 en 226) bestuurlijk / organisatorisch (N=88)
7,5 7,5
coördinerend / leidinggevend (N=62)
7,5 7,4
uitvoerend (N=173) administratief (N=24)*
7,7 7,5
2010 2008
7,5
* Het aantal respondenten was in 2008 veel minder dan 25 respondenten
Ook verschilt het oordeel niet naar aard van de werkzaamheden die men verricht. Vrijwilligers die van mening zijn dat men geen ondersteuning krijgt (7,0) of die behoefte hebben aan extra ondersteuning (7,1) oordelen iets negatiever, maar ook nog voldoende. Vrijwilligers die geen problemen ervaren zijn het meest positief (7,9). Heel groot zijn de verschillen niet.
35
36
4
Vrijwilligerswerk in de toekomst
4.1
Bereidheid om meer vrijwilligerswerk te doen Bereidheid om in de toekomst meer vrijwilligerswerk te gaan doen, 2010 en 2008, in procenten van de actieve vrijwilligers (N is resp. 252 en 246) 33 34
wel bereid
2010
67 66
niet bereid 0
10
20
30
40
50
60
2008
70
80
90
100
Van de actieve vrijwilligers is een derde (33%) bereid om in de nabije toekomst nog meer vrijwilligerswerk te gaan doen. Vrijwilligers die bij muziek, toneel of andere culturele organisaties actief zijn, willen dit minder vaak (17%). De bereidheid om meer vrijwilligerswerk te willen doen is niet significant veranderd vergeleken met 2008. Aandeel vrijwilligers dat meer vrijwilligerswerk wil doen, naar aard van de werkzaamheden, 2010 en 2008, in procenten (N is resp. 252 en 252) 37 37
uitvoerend
35
bestuurlijk / organisatorisch
25 33 33
coördinerend / leidinggevend
2010 2008
17
administratief* 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
* Het aantal respondenten was in 2008 veel minder dan 25 respondenten
Naar type werkzaamheden zijn de verschillen in bereidheid om meer vrijwilligerswerk te gaan doen klein. Onder vrijwilligers die bestuurlijk of organisatorisch werk doen, is de bereidheid om meer vrijwilligerswerk te doen significant toegenomen. De bereidheid is groter dan gemiddeld onder vrijwilligers die een betaalde baan hebben (44%), vrijwilligers die op dit moment minder dan 2 uur besteden aan vrijwilligerswerk (43%) en onder vrijwilligers tot 60 jaar (41%).
37
Randvoorwaarden om in de toekomst meer vrijwilligerswerk te gaan doen, procenten van deze potentiële vrijwilligers (N=115) pensioen
30
als men meer tijd heeft
16
moet leuk werk zijn
14
ik gevraagd word
10
kinderen naar school
7
gezondheid beter 3
wanneer en hoe vaak zelf kiezen 3
mantelzorg afgelopen 2 er genoeg mensen zijn om mijn huidige werk over te 2 nemen degene die het nu doet stopt 3
iets anders
22 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Alle vrijwilligers hebben de vraag voorgelegd gekregen wat er moet veranderen om meer vrijwilligerswerk te gaan doen. Van alle vrijwilligers geeft 56% aan dit onder geen enkele voorwaarde te gaan doen. Voor vrijwilligers die hiertoe wel bereid zijn, speelt een aantal factoren een rol. Pensioen is hierbij de belangrijkste (30%), op enige afstand gevolgd door ‘wanneer men tijd heeft’ (16%), ‘het werk moet leuk zijn’ (14%), ‘ik word gevraagd’ (10%) of ‘de kinderen naar school zijn’ (7%).
38
Werkzaamheden die men meer zou willen gaan verrichten als vrijwilliger, in procenten van de vrijwilligers die onder voorwaarden bereid zijn meer vrijwilligerswerk te gaan doen (N=106), vergeleken met de werkzaamheden van alle actieve vrijwilligers (N=263) 73
uitvoerend
69
bestuurlijk / organisatorisch
32 35
coördinerend / leidinggevend
23 24
meer werkzaamheden nu actief
12 10
administratief 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
De actieve vrijwilligers die bereid zijn meer vrijwilligerswerk te gaan doen, willen vrijwel dezelfde taken doen als men nu al doet. Zo gaat de grootste voorkeur uit naar uitvoerende taken (73%) en de geringste voor administratieve taken (12%). Werkzaamheden die men meer zou willen gaan verrichten als vrijwilliger, 2010 en 2008, in procenten van de vrijwilligers die onder voorwaarden meer vrijwilligerswerk willen doen (N is resp. 106 en 162) 73
uitvoerend
69
bestuurlijk / organisatorisch
32 18 23 24
coördinerend / leidinggevend
2010 2008
12
administratief
7 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
De voorkeur voor bestuurlijke of organisatorische taken is significant groter dan in 2008 (van 18% naar 32%). Wat de overige taken betreft is het beeld vrijwel niet veranderd.
39
Verwachte extra tijdsinvestering per week, in procenten van de actieve vrijwilligers, die meer vrijwilligerswerk willen gaan doen (N=98), vergeleken met de tijdsinvestering van alle actieve vrijwilligers (N=258) meer werkzaamheden
15
44
actieve vrijwilligers
26
27 0
10
40 20
30
< 2uur
40
15 50
2-5 uur
9
60
70
6-10 uur
6
14 80
10-20 uur
4
90
100
>20 uur
Van de vrijwilligers die meer uren als vrijwilliger actief willen zijn, wil ruim de helft maximaal vijf uur per week extra hieraan besteden (59%). Gemiddeld genomen wil men nog iets meer uren als vrijwilliger werkzaam zijn dan men nu al is. Verwachte extra tijdsinvestering per week, 2010 en 2008, in procenten van de actieve vrijwilligers die meer vrijwilligerswerk willen gaan doen (N is resp. 98 en 162) 2010
15
2008
44
10 0
26
9
64 10
20
30
40
< 2uur
6
18 50
60
2-5 uur
70
6-10 uur
80 10-20 uur
6 90
2 100
>20 uur
Gemiddeld genomen willen vrijwilligers die meer willen werken daar nu vaker iets meer tijd aan besteden dan in 2008, toen drie kwart maximaal vijf uur meer wilde gaan werken.
4.2
Bereidheid om weer vrijwilligerswerk te doen Bereidheid om in de toekomst weer vrijwilligerswerk te gaan doen, 2010 en 2008, in procenten van de respondenten die in het verleden vrijwilligerswerk hebben uitgevoerd (N is resp. 269 en 244) 53 55
wel bereid
2010 2008
47 45
niet bereid 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Van de respondenten die nu geen vrijwilligerswerk doen, maar dit wel hebben gedaan, is iets meer dan de helft in de toekomst bereid dit wel weer te gaan doen.
40
De bereidheid om weer vrijwilligerswerk te gaan doen, is niet significant veranderd vergeleken met 2008. Naar ondervraagde groep loopt de bereidheid ook uiteen. Zo is de interesse duidelijk groter onder respondenten met een betaalde baan (84%), in de leeftijdsklasse van 30 tot 60 jaar (84%), die zelf een gezin met kinderen hebben (81%), een inkomen van € 2.500,- of meer (74%) en/of een hoog opleidingsniveau (63%). Aan alle respondenten die nu geen vrijwilligerswerk doen maar dit wel hebben gedaan, is eveneens gevraagd onder welke randvoorwaarden men bereid is weer vrijwilligerswerk te gaan doen. Van hen geeft 37% aan onder geen enkele voorwaarde weer vrijwilligerswerk te gaan doen. Randvoorwaarden om in de toekomst weer vrijwilligerswerk te gaan doen, in procenten van deze potentiële vrijwilligers (N=188) 29
pensioen kinderen naar school / het huis uit
18 12
als men meer tijd heeft gezondheid beter
8
mantelzorg afgelopen
8
minder tijd besteed aan werken
7
moet leuk werk zijn
6
wanneer en hoe vaak zelf kiezen
4
eventuele onkosten worden vergoed
4
niet te ver weg
3 14
iets anders 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Respondenten die dit wel willen stellen hiervoor een aantal randvoorwaarden. Ook onder deze groep is pensioen (29%) de belangrijkste randvoorwaarde om vrijwilligerswerk te gaan doen, gevolgd door het naar school gaan of uit huis gaan van kinderen (18%) en het hebben van meer tijd (12%). Daarnaast is nog een aantal andere factoren naar voren gebracht zoals een betere gezondheid (8%), het aflopen van mantelzorg (8%), minder werktijd (7%), het werk moet leuk zijn (6%), men moet zelf kunnen kiezen wanneer en hoe vaak men wil werken (4%), een vergoeding voor eventuele onkosten (4%) en het moet niet te ver weg zijn (3%).
41
Werkzaamheden die men weer zou willen gaan verrichten, in procenten van de respondenten die weer vrijwilliger willen worden (N=129), vergeleken met de werkzaamheden van de actieve vrijwilligers (N=263) 73
uitvoerend
69 35 35
bestuurlijk / organisatorisch 19
coördinerend / leidinggevend
potentieel actief
24
nu actief
10 10
administratief 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Net als de actieve vrijwilligers hebben respondenten die ooit vrijwilliger zijn geweest een voorkeur voor uitvoerende werkzaamheden (73%). Circa een derde (35%) denkt aan bestuurlijke of organisatorische taken en een vijfde (19%) aan coördinerende of leidinggevende werkzaamheden. Daarnaast wil 10% administratief werk doen. De voorkeuren van potentiële vrijwilligers wijken daarmee niet af van de actieve vrijwilligers van nu. Verwachte tijdsinvestering per week, in procenten van de respondenten die ooit vrijwilligerswerk hebben gedaan (N=118), vergeleken met de tijdsinvestering van de actieve vrijwilligers (N=258) potentiële vrijwilligers
6
55
actieve vrijwilligers
32
27 0
10
40 20
< 2uur
30
40
2-5 uur
6 1
15 50
6-10 uur
60
70
14 80
10-20 uur
90
4 100
>20 uur
De potentiële vrijwilligers denken in het algemeen meer tijd te gaan besteden aan het vrijwilligerswerk dan de actieve vrijwilligers nu doen. Zo gaat 55% uit van een tijdsinzet van 2 tot 5 uur per week en 32% van 6 tot 10 uur per week. Bij de actieve vrijwilligers is dat aanzienlijk lager (resp. 40 en 15%). Het aantal uren dat potentiële vrijwilligers willen besteden aan het vrijwilligerswerk, varieert vrijwel niet naar de aard van de taken die men wil uitvoeren.
4.3
Bereidheid om vrijwilligerswerk te doen Bij de vorige meting is niet gevraagd aan respondenten die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan of men dit eventueel wel zou willen doen.
42
Bereidheid om in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen, 2010, in procenten van de respondenten die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan (N=399)
wel bereid 40% niet bereid 60%
Van de respondenten die nu geen vrijwilligerswerk doen en dit ook nooit hebben gedaan, is 40% hiertoe wel bereid. Respondenten tussen de 30 en 45 jaar (70%), met een inkomen van € 3.500,- of meer (70%), die behoren tot een gezin met kinderen (62%), die betaald werk (62%) en/of een hogere opleiding hebben (59%), zijn meer dan gemiddeld bereid hiertoe. Aan respondenten die nu geen vrijwilligerswerk doen en dit ook nooit hebben gedaan, is eveneens gevraagd onder welke randvoorwaarden zij bereid zijn vrijwilligerswerk te gaan doen. Van hen geeft 47% aan onder geen enkele voorwaarde weer vrijwilligerswerk te gaan doen. Randvoorwaarden om in de toekomst weer vrijwilligerswerk te gaan doen, in procenten van deze potentiële vrijwilligers (N=122) 43
pensioen 19
kinderen naar school / het huis uit als men meer tijd heeft
8
gezondheid beter
8
wanneer en hoe vaak zelf kiezen
7
mantelzorg afgelopen
6
moet leuk werk zijn
5
eventuele onkosten worden vergoed
4
minder tijd besteed aan werken
3
niet te ver weg 1 iets anders
9 0
10
20
30
40
50
60
Ook onder deze groep vormt het met pensioen gaan een belangrijke randvoorwaarde (43%) evenals het uit huis gaan van kinderen (19%).
43
70
80
Werkzaamheden die men weer zou willen gaan verrichten, in procenten van de respondenten die weer vrijwilliger willen worden (N=190), vergeleken met de werkzaamheden van de actieve vrijwilligers (N=263) 72
uitvoerend
69 27
bestuurlijk / organisatorisch
35 22 24
coördinerend / leidinggevend
potentieel actief nu actief
13
administratief
10 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Net als de actieve vrijwilligers hebben ook respondenten die nooit vrijwilliger zijn geweest maar dit eventueel wel willen een voorkeur voor uitvoerende werkzaamheden (72%). Circa een kwart (27%) denkt aan bestuurlijke of organisatorische taken of aan coördinerende of leidinggevende werkzaamheden (22%). Daarnaast wil 13% administratief werk doen. De voorkeuren van potentiële vrijwilligers die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan, wijken op hoofdlijnen niet af van de actieve vrijwilligers van nu. Alleen heeft men minder vaak een voorkeur voor bestuurlijke of organisatorische taken. Verwachte tijdsinvestering per week, in procenten van de respondenten die ooit vrijwilligerswerk hebben gedaan (N=165), vergeleken met de tijdsinvestering van de actieve vrijwilligers (N=258) potentiële vrijwilligers
7
53
actieve vrijwilligers
28
27 0
10
40 20
< 2uur
30 2-5 uur
40
11
15 50
6-10 uur
60
70
14 80
10-20 uur
90
1 4 100
>20 uur
De potentiële vrijwilligers die nooit eerder vrijwilligerswerk hebben uitgevoerd, willen eveneens vaker meer tijd besteden aan het vrijwilligerswerk dan de actieve vrijwilligers nu doen. Zo gaat 53% uit van een tijdsinzet van 2 tot 5 uur per week en 28% van 6 tot 10 uur per week. Bij deze groep potentiële vrijwilligers maakt het aantal uren dat men aan verschillende taken wil besteden niet uit.
44
4.4
Alle vrijwilligers op een rij Op basis van de bovenstaande informatie is het volgende totaaloverzicht samen te stellen. Percentage actieve vrijwilligers, potentiële vrijwilligers en niet-vrijwilligers, in procenten (N is resp. 992 en 927) 8 9
actieve vrijwilligers, willen uitbreiding
17 18 16 14 14 13 20
actieve vrijwilligers, geen uitbreiding actief geweest, wil weer vrijwilligerswerk doen actief geweest, geen vrijwilligerswerk meer geen vrijwilliger, maar wil dit wel*
2010 2008 25
geen vrijwilliger en wil dit ook niet* geen vrijwilliger*
46 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
* in 2008 is aan degenen die geen vrijwilliger zijn niet gevraagd of men dit in de toekomst wel zou willen, vandaar dat geen vergelijking op dit punt mogelijk is.
Van alle respondenten is een kwart actief als vrijwilliger. Daarvan is een derde bereid om meer vrijwilligerswerk te doen (8%), tweederde houdt het bij de huidige inzet (17%). Drie op de tien respondenten is ooit vrijwilliger geweest. Iets meer dan de helft van hen is bereid onder bepaalde voorwaarden opnieuw vrijwilligerswerk op te pakken (16%), de andere helft ziet dat niet zitten (14%). Bijna de helft van de respondenten heeft nooit iets te maken gehad met vrijwilligerswerk. Van hen heeft 20% aangegeven dit wel te overwegen. Dit betekent dat in totaal 61% van alle respondenten op de een of andere manier vrijwilligerswerk doet (25%) of wil gaan doen (36%). Hier kan nog circa 10% bijkomen van respondenten die onder bepaalde randvoorwaarden wel vrijwilligerswerk zouden willen gaan doen. De randvoorwaarden hangen veelal samen met het krijgen van tijd hiervoor doordat men bijvoorbeeld met pensioen gaat of omdat de kinderen uit huis gaan. Vergeleken met 2008 is de mate waarin bewoners als vrijwilliger actief zijn of dit in de toekomst weer willen gaan doen niet significant veranderd.
45
46
Bijlage 1 Responsoverzicht Bruto Steekproef Geen geschikte respondent Afgesloten nummer Ernstig ziek Faxnummer Nummer is een bedrijf Overleden Persoon woont er niet Taalprobleem Te oud Vakantie Netto Steekproef Afgenomen vrijwilligers Afgenomen niet-vrijwilligers Niet bereikt Weigering
1800 237
13,2
1563 263 742 245 313
16,8 47,5 15,7 20
104 10 8 11 11 25 5 47 16
47
48
Bijlage 2 1.
Vragenlijst vrijwilligerswerk
Doet u vrijwilligerswerk? Bent u actief als vrijwilliger? Bij deze vraag wordt niet meteen een toelichting gegeven. Wij gaan ervan uit dat mensen zelf heel goed weten wat dit inhoudt. Weten ze dit niet dan hebben we drie kenmerken waaraan het moet voldoen: • het is niet eenmalig (dat wil zeggen ooit een keer iets gedaan), • het is georganiseerd (er moet een bepaalde organisatie voor in het leven zijn geroepen) • het is onbetaald. Je kunt hierbij ook voorbeelden noemen zoals bijvoorbeeld binnen een sportvereniging, kerkbestuur, school, welzijnswerk, ziekenhuis en dergelijke. O1 O2
2.
ja nee
► door naar vraag 4
Nu ga ik u een aantal uitspraken voorlezen waarom mensen geen vrijwilligerswerk doen. Zou u aan willen geven in hoeverre deze uitspraken bij u passen? U kunt kiezen uit de volgende antwoorden: past zeker bij mij, past een beetje bij mij of past helemaal niet bij mij. Ik doe geen vrijwilligerswerk omdat ik hier geen tijd voor heb i.v.m. betaald werk ik hier geen tijd voor heb i.v.m. gezin ik hier geen tijd voor heb i.v.m. mantelzorg ik hier geen tijd voor heb i.v.m. hobby’s dit niet wordt betaald je hiervoor onvoldoende waardering krijgt ik hier nooit bij stil heb gestaan ik te oud ben hiervoor of fysiek niet in staat (door een beperking) ik hierdoor te zeer gebonden ben (vaste tijden) ik niks zou weten wat ik zou kunnen doen geen contacten heb op dit gebied dit niet bij mij past
3.
zeker
enigszins
O O O O O O O O
O O O O O O O O
helemaal niet O O O O O O O O
O O O O
O O O O
O O O O
Wat zijn de twee belangrijkste redenen om geen vrijwilligerswerk te doen? O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9
tijd geld waardering inhoud van het werk leeftijd te zeer gebonden nooit bij stil gestaan anders namelijk,………………….. weet niet
► door naar vraag 16
49
4.
Bij wat voor soort organisatie of in welke sector doet u vrijwilligerswerk? (meerdere antwoorden mogelijk) O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 O 10 O 11 O 12 O 13 O 14
5.
Hoeveel uur per week doet u alles bij elkaar aan vrijwilligerswerk? O1 O2 O3 O4 O5 O6
6.
minder dan 2 uur 2-5 uur 6-10 uur 10-20 uur 21 uur of meer weet niet
Wat voor taken heeft u als vrijwilliger? (meer antwoorden mogelijk) O1 O2 O3 O4 O5 O6
7.
Sport Maatschappelijke dienstverlening en/of burenhulp Gezondheidszorg Kerkelijke en levensbeschouwelijke organisatie Muziek, toneel en andere cultuuractiviteiten School, kinderopvang, crèche Hobby- of gezelligheidsvereniging Jeugd- en jongerenwerk, jeugdvereniging Belangenvereniging, organisatie voor ideële doeleinden Wijk- en buurtraad e.d. Vereniging voor ouderen, vrouwen, gehandicapten en allochtonen Club- en buurthuiswerk Anders namelijk,………………….. Weet niet
Bestuurlijke en/of organisatorische taken Coördinerende/leidinggevende taken Uitvoerende taken Administratieve taken Anders namelijk,………………………………………… Weet niet
Nu ga ik u een aantal uitspraken voorlezen waarom mensen vrijwilligerswerk doen. Zou u aan willen geven in hoeverre deze uitspraken bij u passen? U kunt kiezen uit de volgende antwoorden: past zeker bij mij, past een beetje bij mij of past helemaal niet bij mij. Ik doe vrijwilligerswerk Omdat ik het leuk vind, het is ter ontspanning Voor de sociale contacten Het werk anders blijft liggen Omdat ik door anderen te helpen een bijdrage lever aan de maatschappij ik daarmee speciale vaardigheden train Als opstap naar betaald werk
50
Zeker
Enigszins
Helemaal niet
O O O
O O O
O O O
O
O
O
O O
O O
O O
8.
Welke twee redenen spelen voor u de belangrijkste rol om vrijwilligerswerk te doen? O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8
9.
Hoe lang doet u al vrijwilligerswerk? Met eventuele korte tussenpozen hoeft geen rekening te worden gehouden. O1 O2 O3 O4 O5
10.
minder dan 2 jaar 2 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar langer dan 10 jaar Weet niet
Hoe bent u bij de organisatie(s) waar u vrijwilligerswerk voor doet terecht gekomen? O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 O 10
11.
Door anderen te helpen lever ik een bijdrage aan de maatschappij Het is leuk, ter ontspanning Voor de sociale contacten Omdat werk anders blijft liggen Trainen van speciale vaardigheden Als opstap naar betaald werk Anders namelijk,………………….. Weet niet
Ik/mijn kind/mijn ouders zijn lid van die organisatie Via, via, eigen netwerk Via krant, lokale omroep, wijkblaadje, internet Via clubblad van die organisatie(s) Via andere (vrijwilligers)organisaties Via Vrijwilligerscentrale Galant Via welzijnswerk Divers Via school Anders namelijk,………………….. Weet niet
Nu willen we u een aantal problemen voorleggen waar mensen tegenaan kunnen lopen als zij vrijwilligerswerk doen. Zou willen aangeven of u deze problemen ook tegenkomt? U kunt kiezen uit ‘het is een groot probleem’, ‘het is een beetje een probleem’ of ‘het is een probleem’.
Afspraken worden vaak niet nagekomen Ik mis een goede belegleiding Ik mis goede opleidingsmogelijkheden Er zijn onvoldoende mogelijkheden om mijn onkosten vergoed te krijgen Ik mis waardering voor mijn werk De verzekering van mijn werkzaamheden is een probleem. Het kost mij meer tijd dan ik wil Er zijn te weinig vrijwilligers / er zijn te weinig mensen om het werk over te verdelen De voorzieningen om het werk te doen zijn niet goed (bv. huisvesting, materiaal e.d.) Ik mis mogelijkheden voor kinderopvang Ik heb problemen met mijn uitkering
51
groot proleem
beetje een probleem
geen probleem
weet niet / nvt
O O O O
O O O O
O O O O
O O O O
O O
O O
O O
O O
O O
O O
O O
O O
O
O
O
O
O O
O O
O O
O O
11a. Loopt u nog tegen andere problemen aan (die hier niet zijn genoemd)? O1 O2
12.
Zorgt de organisatie waar u vrijwilligerswerk doet er voor dat u uw werk goed kan doen? Met andere woorden: krijgt u voldoende ondersteuning om uw vrijwilligerswerk goed te kunnen doen? O1 O2 O3
13.
O2
O3
Ja, ik heb behoefte aan meer ondersteuning Ja, ik heb behoefte aan andere ondersteuning Nee, ik heb voldoende ondersteuning Nee, ik krijg geen ondersteuning en heb er ook geen behoefte aan. Weet niet
Zo ja, aan welke soort ondersteuning denkt u dan? O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 O 10 O 11 O 12 O 13
15.
Ja Nee Weet niet
Heeft u behoefte aan (extra) ondersteuning om uw vrijwilligerswerk goed te kunnen uitvoeren? O1
14.
Ja, namelijk ….. Nee
Onkostenvergoeding / reiskosten Opleidingsmogelijkheden Secretariële ondersteuning (mankracht) Secretariële ondersteuning (voorzieningen: papier, kopiëren e.d.) Klankbord / mensen die willen meedenken vanuit gemeente, politie of welzijn Begeleiding / coaching Waardering Bemiddeling Kinderopvang Verzekering Vergaderruimte anders namelijk,………………….. weet niet
Wanneer u uw waardering voor de ondersteuning die organisatie u biedt bij de uitvoering van uw vrijwilligerswerk met een rapportcijfer zou moeten beoordelen, welk cijfer geeft u dan? ………………………
► door naar vraag 20 16.
Heeft u in het verleden ooit vrijwilligers werkt verricht? O1 O2 O3
Ja Nee ► door naar vraag 18 Weet niet
52
17.
Waarom bent u destijds gestopt? OPEN STELLEN O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 O 10 O 11 O 12 O 13 O 14
18.
Zou u in de toekomst wel/weer vrijwilligerswerk willen doen? O1 O2 O3
19.
Tijdsbeslag van het vrijwilligerswerk is te hoog Onvoldoende begeleiding Sfeer in de organisatie Leeftijd respondent past niet bij de organisatie Toe aan iets anders Tijdsbeslag van studie of opleiding Aanvaarding van een betaalde baan Gezins- en persoonlijke situatie Werkdruk in baan of beroep Pensionering/VUT et cetera Gezondheidsklachten/hogere leeftijd Verhuisd anders namelijk,………………….. weet niet
Ja Nee Weet niet
Wat zou er moeten veranderen voor u vrijwilligerswerk gaat doen? (Open stellen!!!!) O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 O 10 O 11 O 12
niets, ik ga zeker geen vrijwilligerswerk doen Met pensioen/VUT/FPU Alle kinderen schoolgaande leeftijd/ het huis uit Mijn gezondheid is opgeknapt De mantelzorg is afgelopen Het moet leuk werk zijn Ik zelf kan kiezen wanneer en hoe vaak ik kan komen De verzekering goed is geregeld Het niet te ver weg is Eventuele onkosten worden vergoed Anders, namelijk ………………….. Weet niet
Door naar 22
► door naar vraag 20 De onderstaande twee vragen worden alleen gesteld aan mensen die al vrijwilligerswerk doen. 18a. Zou u in de toekomst meer vrijwilligerswerk willen doen? O1 O2 O3
Ja Nee Weet niet
53
19a. Wat zou er moeten veranderen voor u meer vrijwilligerswerk gaat doen? (Open stellen!!!!) O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7 O8 O9 O 10 O 11 O 12 O 13 O 14 O 15
20.
Minder dan 2 uur 2-5 uur 6-10 uur 10-20 uur 21 uur of meer Weet niet
Heeft u een betaalde baan? O1 O2 O3
23.
Bestuurlijke en/of organisatorische taken Coördinerende/leidinggevende taken Uitvoerende taken Administratieve taken Anders namelijk,………………………………………… Weet niet
Hoeveel uur zou u hier gemiddeld per week (extra) voor vrij willen maken? O1 O2 O3 O4 O5 O6
22.
Ja Nee Weet niet
Hoeveel uur per week werkt u? O1 O2 O3 O4
Minder dan 12 uur 12 uur tot 32 uur 32 uur of meer Varieert
24. Wat is uw leeftijd? …………….. leeftijd invullen 25.
Door naar 22
Aan wat voor soort werk denkt u? O1 O2 O3 O4 O5 O6
21.
niets, ik ga zeker geen vrijwilligerswerk doen Met pensioen/VUT/FPU Alle kinderen schoolgaande leeftijd/ het huis uit Mijn gezondheid is opgeknapt De mantelzorg is afgelopen Het moet leuk werk zijn Ik zelf kan kiezen wanneer en hoe vaak ik kan komen De verzekering goed is geregeld Het niet te ver weg is Eventuele onkosten worden vergoed Er genoeg mensen zijn om mijn huidige werk over te nemen Ik gevraagd word Degene die het nu doet stopt Anders, namelijk ………………….. Weet niet
Geslacht invullen! O1 O2
Man Vrouw
54
26.
Hoe is uw huishouden samengesteld? O1 O2 O3 O4 O5
27.
Bent u zelf of is een of zijn beide van uw ouders buiten Nederland geboren? Zo ja waar? O1 O2 O3 O4 O5 O6 O7
28.
Alleenstaand Gezin zonder (thuiswonende) kinderen Gezin met kinderen Eenoudergezin Anders namelijk …………….
Respondent Nederland Respondent elders namelijk………… Vader Nederland Vader elders namelijk………… Moeder Nederland Moeder elders namelijk………… Weet niet
Wat is uw hoogste opleiding ? O1 O2 O3 O4 O5 O6
geen / lagere school LBO / LTS / ambachtschool / huishoudschool e.d. MBO / Mavo / Mulo Havo / Vwo HBO / HTS / Universiteit Weet niet / wil niet zeggen
29.
In welke categorie valt uw huishoudinkomen (netto per maand)? O 1 tot € 1.500,O 2 € 1.500 - € 2.000,O 3 € 2.000 - € 2.500,O 4 € 2.500 - € 3.500,O 5 € 3.500,- of meer O 6 wil niet zeggen
30.
Dit waren mijn vragen. Is er nog iets over dit onderwerp wat we niet gevraagd hebben, maar waar u wel iets over kwijt wilt? ..........................................................................................………………….................. ...................................................................................................…………………..…… ........................................................................................................................………… ………........................................................................................................................…
HARTELIJK BEDANKT VOOR UW MEDEWERKING!
55