Vrijwilligers in de Zorg Visies, Ambities en Wensen van Verschillende Leeftijdsgroepen
“Goud van de Samenleving”
Vrijwilligers in de Zorg Visies, Ambities en Wensen van Verschillende Leeftijdsgroepen
Volunteers in Health Care
Visions, Ambitions and Aspirations of different Age Groups
Gerda Leusink
Eerste begeleider
: dr. T. Verheggen
Tweede begeleider
: drs. I. Stevelmans
3 januari 2011 Faculteit Psychologie Open Universiteit Nederland Afstudeerrichting Arbeids-en Organisatiepsychologie
Inhoudsopgave
Pagina
Voorwoord
5
Samenvatting
6
Summary
8
1.
Inleiding
10
1.1
Vrijwilligers in de zorg
10
1.2
Theoretisch kader
15
1.2.1 Historisch perspectief
16
1.2.2 Generatie perspectief
18
1.2.3 Cultuurpsychologisch perspectief
23
1.2.4 Theorie Scott-Morgan
25
Onderzoeksvragen
26
1.3.1 Probleemstelling
26
1.3.2 Doelstelling
27
1.3.3 Onderzoeksvragen
27
2.
Methode
28
2.1
Onderzoeksopzet
28
2.2
Onderzoeksgroep
29
2.3
Methode van dataverzamelen
31
2.4
Analyse
37
3.
Resultaten
42
3.1
Resultaten samenwerking
45
3.2
Resultaten leiderschap
50
3.3
Resultaten nieuwe toepassingsmogelijkheden
56
4.
Conclusie en Discussie
61
4.1
Conclusie deelvraag 1
61
4.2
Conclusie deelvraag 2
65
4.3
Conclusie deelvraag 3
67
4.4
Conclusie centrale vraagstelling
70
4.5
Aanbevelingen vervolgonderzoek
72
4.6
Kritische reflectie onderzoek
73
1.3
Literatuur
Bijlage 1
77
Citaten Samenwerking
2
Citaten Leiderschap
3
Citaten Samenhang
4
Citaten Toepassingsmogelijkheden
5
Analyse Motivatoren, Ongeschreven regels en Effecten
6
Interview vragen
7
Checklist Interviews
8
Informatie voor respondenten
9
Participerende observaties
10
Beurtwisseling
Voorwoord Deze scriptie is geschreven ter afsluiting ter afsluiting van mijn Master Arbeids-en Organisatie Psychologie aan de Open Universiteit Nederland. In de organisatiekant van deze opleiding bestudeert men het gedrag van mensen en groepen in relatie tot het grotere systeem dat men organisatie noemt. Hierbij gaat het meestal om organisaties waarin betaalde arbeid wordt verricht. In dit onderzoek gaat het echter om organisaties waarin (grotendeels) onbetaalde arbeid wordt verricht, namelijk vrijwilligerswerk. En dan specifiek de vrijwillige inzet binnen de zorg. Mijn persoonlijke interesse hierin is dat vrijwillige inzet en de organisaties die hierbij horen, van onschatbare waarde kunnen zijn voor het (opnieuw) aangaan van relaties en sociale netwerken. De gelegenheid om me in dit onderwerp te kunnen verdiepen, is een bijzondere ervaring geweest. Het vrijwilligerswerk wordt gezien als 'serieus werk' en laat zich moeilijk sturen. En juist hier ontstaat 'mensenwerk' en de wil om tot het uiterste te gaan om dingen voor elkaar te krijgen. Dat heeft me gefascineerd én ontroerd. Een woord van dank wil ik graag richten op alle vrijwilligers die hebben meegewerkt aan deze scriptie. Ze hebben zich moeite getroost om bovenop hun drukke werkzaamheden nog eens een dagdeel te geven om hun verhaal te vertellen en van gedachten te wisselen. Hun openheid en bevlogenheid bracht vanzelf als motto: 'Goud in de Samenleving'.
Uiteraard ook een
woord van dank aan de afstudeerbegeleiders, Inez Stevelmans en Theo Verheggen. Ze hebben me door hun kritische vragen, opmerkingen en opbouwende feedback continu aangemoedigd om deze scriptie vollediger te maken. Ook bedank ik hier Miriam, Marieke en Brigitte voor het zorgvuldig doorlezen van de scriptie en het controleren van de Engelse samenvatting. Dank jullie wel voor de (praktische) steun en betrokkenheid. Tot slot bedank ik nog familie en vrienden die allen het vertrouwen hadden dat ik er iets moois van ging maken en dat gaf me steeds weer moed om door te gaan.
Vrijwilligers in de Zorg Visies, Ambities en Wensen van Verschillende Leeftijdsgroepen Gerda Leusink
Samenvatting Steeds meer mensen hebben zorg nodig, waarbij ze voor een groot deel aangewezen zijn op de beschikbaarheid van vrijwilligers (en mantelzorgers). De voornaamste bedreiging die zich voordoet, is de afname van het aantal vrijwilligers vanwege de vergrijzing en de eenzijdige samenstelling van het vrijwilligersbestand van ouderen (boven de 55 jaar). De groep jongere vrijwilligers in de leeftijd van 28 tot 43 jaar is ondervertegenwoordigd. Er bestaat wel degelijk behoefte om 'meer' te doen, maar het blijkt dat de inpassing binnen de huidige werkwijze niet aansluit op de leefstijl en ambities van jongere vrijwilligers. Het doel van dit onderzoek is te achterhalen waarom de inpassing van de jongere generatie vrijwilligers in de zorg soms moeizaam verloopt binnen het huidige vrijwilligerswerk. De onderzoeksgroep bestond uit 23 vrijwilligers die werkzaam zijn binnen de zorg in Nederland. De onderzoeksgroep is ingedeeld in een groep 'jong' (28-43 jaar) en 'oud' (50-73 jaar). Het onderzoek is kwalitatief van aard. Voor dataverzameling zijn eerst negen individuele interviews en vervolgens vier focusgroepen gehouden. De focusgroepen bestonden uit twee gemengde leeftijdsgroepen en twee leeftijdsspecifieke groepen. De methode van Scott-Morgan (1995) is gedeeltelijk gebruikt om de data te analyseren. Er is gezocht naar motivatoren achter gedrag, ongeschreven regels en mogelijke spanningen. Participerende observaties leverden extra informatie uit groepsinteractie. De belangrijkste bevindingen zijn dat oudere en jongere vrijwilligers elkaar weinig tegenkomen in het werk. De motivatoren 'Vasthouden aan de eigen taak' en 'Conformeren aan huidige werkwijze' contrasteren met 'Nieuwe dingen leren' en 'Eigen deskundigheid inzetten'. Dit leidt soms tot vertrek van vernieuwingsgerichte vrijwilligers of aanpassing aan de bestaande situatie. Hierdoor verliest het werk innovatiekracht, die nodig is om alle maatschappelijke veranderingen het hoofd te kunnen bieden. Tevens kan door geringe mogelijkheden tot afstemming, stereotype beeldvorming ontstaan. Daar waar regelmatige gelegenheid is voor ontmoeting en samenwerking tussen ouderen en jongeren, is de beeldvorming positiever. De conclusie is dat jongere en oudere vrijwilligers hun werk met veel plezier doen, maar elk vanuit verschillende perspectieven en veelal vanuit gescheiden werelden. Om voldoende draagkracht te behouden om veranderingen te kunnen opvangen, is ondersteuning van lokale overheden nodig. Hierbij ligt de uitdaging om te professionaliseren zonder hierin teveel te willen reguleren, zodat het werk zijn glans behoudt.
Keywords:
Vrijwilligerswerk, generaties, WMO, maatschappelijke participatie, leefstijl, cultuur
Volunteers in Health Care Visions, Ambitions and Aspirations of different Age Groups Gerda Leusink Summary Nowadays more and more people require health care, something for which they highly depend on the availability of volunteers and of informal caretakers. A principal threat in this is a reduction in the number of volunteers due to ageing and a limited composition of older people (over 55 years of age) as part of the total number of available volunteers. The group younger volunteers in the age of 28 to 43 years is under-represented. This is not due to not willing to volunteer, yet integration within the current procedure does not match the lifestyle and ambitions of young volunteers. This investigation’s objective is to find out why the integration of younger generation volunteers in the health care sector does not run smoothly within the current voluntary service. The analysis group consists of 23 volunteers who are all active in the health care sector in the Netherlands. The analysis group was classified in a group 'Young' (28-43 years of age) and 'Old' (50-73 years of age). The investigation has a qualitative character. In order to collect data nine individual interviews were taken first, followed by four focus groups. The focus groups consisted of two mixed age groups and two groups of the same age. Scott-Morgan’s method (1995) has partially been used to analyse the data. The aim was to look for motives behind behaviour, unwritten rules and possible tensions. Participatory observations supplied additional information about group interaction. The most significant finding is the fact that older and younger volunteers hardly ever meet at work. Motives like 'stick to your own task' and 'confirm to current procedure’ are in contrast with 'learning new things' and ‘applying one’s own expertise’. This in turn can lead to the departure of innovative volunteers or to an adaption to existing situations, which causes the work to lose its innovative power. However, this innovative power is needed to be able to face social change. Furthermore, because of limited possibilities for finetuning stereotypical images can easily be created. In those places with regular opportunities for meeting and cooperation between old and young people, the image is much more positive. The conclusion is that both the younger as well as the older volunteers absolutely enjoy doing their work, but they do this from differing perspectives and they operate from separate worlds. To ensure sufficient capacity to be able to face change, support from local authorities is necessary. The challenge is here to aim for a professional standard without too much of regulation, so this work maintains its brilliance. Keywords:
Voluntary service, generations, WMO, social participation, lifestyle, culture