IN-LEEF-TIJD Een werking op maat van de verschillende leeftijdsgroepen
Deze bundel hoort thuis in het deel ‘Vele kleintjes…’
INHOUD
INLEIDING 1. WAT IS LEEFTIJDSGERICHT WERKEN 2. WAAROM LEEFTIJDSGERICHT WERK (LGW) 3. KSJ-KSA-VKSJ IN-LEEF-TIJD’EN 3.1 Zeven volwaardige leeftijdsgroepen 3.2 Acht symbolen 3.3 Leeftijdsevolutie 3.3.1 Welke evolutie 3.3.2 Waarom? 4. DE GROEILIJNEN 4.1 De leden in verschillende leeftijdsgroepen 4.1.1 Vriendschappen en ruzies 4.1.2 Kunnen en kennen 4.1.3 Jongens en meisjes 4.1.4 Leden en hun ouders 4.2 De leiding voor verschillende leeftijdsgroepen 4.3 Ledenwerving en -behoud 4.4 Omgang met de leden 4.4.1 Hoe verdien je respect? Hoe krijg je gezag? 4.4.2 Een afspraak met de nodige inspraak 4.4.3 Straffe beloningen & lonende straffen 4.4.4 Pesten, een pest 4.5 Activiteiten 4.5.1 Sfeer creëren bij 4.5.2 Activiteiten tijdens de jaarwerking 4.5.3 Op kamp 4.5.4 Het ietsje meer voor 4.5.5 Wetten, regels en afspraken
___ In-Leef-Tijd ___ 2
INLEIDING
In KSJ-KSA-VKSJ draait alles rond onze leden. We willen kinderen en jongeren een toffe jeugd bezorgen, we willen de jeugd doen bewegen. We moeten je vermoedelijk niet vertellen dat dit niet steeds even gemakkelijk is. Het moet tof, leuk, gezellig en verantwoord zijn en daarvoor ben jij als leid(st)er voor een groot deel verantwoordelijk. Je zult daarvoor met 1001 dingen rekening moeten houden: hun karakter, hun hobby’s, hun ouders, hun interesses… en niet op zijn minst met hun leeftijd. Net zoals onze leden groeien, moet ook de werking van KSJ-KSA-VKSJ met hen meegroeien. Om je hierbij te helpen hebben we met het project In-Leef-Tijd een leeftijdsbalk gemaakt voor in het lokaal en voor de leiding van elke leeftijdsgroep een eigen zakboekje. Het kan je helpen om een leid(st)er te worden op maat van je leeftijdsgroep. Deze wegwijsbundel geeft een overzicht en wat extra achtergrondsinformatie bij de info die je in de boekjes en op de leeftijdsbalk terugvindt. We kunnen niet garanderen dat alles wat in deze wegwijsbundel staat perfect van toepassing zal zijn op de leden die geregeld het lokaal overrompelen. We zijn namelijk geen standaard-jeugdbeweging met standaard-leden. Elk kind en elke jongere zal wel ergens afwijken van het gemiddelde. Met deze informatie moet je dus zelf aan de slag in jullie groep om te zien hoe jullie (nog meer) leeftijdsgericht kunnen werken.
___ In-Leef-Tijd ___ 3
1.
WAT IS LEEFTIJDSGERICHT WERKEN?
Leeftijdsgericht Werken (LGW) is eigenlijk niets nieuws binnen KSJ-KSA-VKSJ. Reeds van bij het prilste begin werden de leden ingedeeld in verschillende leeftijdsgroepen, werden andere spelen georganiseerd voor de 12-jarigen dan voor de 16-jarigen, is de ideale jongknapenleid(st)er anders dan de ideale simleid(st)er… Bij LGW start de uitwerking van de activiteiten steeds met de vraag: “Sluit dit aan bij de leeftijd van mijn leden?” Aansluiten bij de leeftijd van de leden betekent dan concreet dat hetgeen je doet aanvaardbaar, doenbaar, interessant en uitdagend is voor je leden. Hieronder vind je wat uitleg bij deze vier ADIEU-kenmerken: Aanvaardbaar: Wat je doet en hoe je dat doet, zal in eerste instantie aanvaardbaar moeten zijn voor zowel je leden als de omgeving. De manier waarop je omgaat met een kind of een jongvolwassene zal verschillend zijn. Het zal snel blijken of je leden accepteren wat je aanbiedt en hoe je met hen omspringt. Daarenboven moet ook de omgeving aanvaarden wat jouw KSJ-KSA-VKSJ-groep uitspookt. Dit zul je zelf voordien moeten inschatten en na afloop open staan voor de reacties, om daaruit te leren. Zo hebben ouders hun eigen verwachtingen ten opzichte van de beweging en hebben ze een eigen opvatting over wat op welke leeftijd kan. Ook al houd je er zelf andere ideeën op na, wanneer de omgeving niet aanvaardt hoe je beweging zich beweegt, zal het moeilijk worden leden, subsidies… te behouden. Doenbaar: Binnen de jeugdbeweging maken je leden een hele ontwikkeling mee, zowel op lichamelijk als verstandelijk vlak. Er bestaan heel wat boeken waarin die evolutie in detail wordt beschreven, maar helaas volgen niet alle kinderen en jongeren de regels die in de boekjes staan. Bepaalde groepsleden zullen wat voor zijn op hun leeftijd, maar de activiteiten moeten toch voor alle leden van je groep doenbaar zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat een aantal leden het gevoel krijgen dat ze systematisch tekort schieten. Wanneer je de lat telkens iets te hoog legt, is de kans groot dat er een aantal van de groep op termijn afhaken. In KSJ-KSA-VKSJ willen we ervoor zorgen dat iedereen kan mee-doen.
Interessant: Hoewel deze eigenschap zeer vanzelfsprekend lijkt, worden hiertegen toch vaak fouten gemaakt. Een interessante KSJ-KSA-VKSJ-activiteit betekent dat de inhoud aansluit bij de leefwereld van de leeftijdsgroep waarvoor hij bedoeld is. Dit houdt in dat de thematiek (en de spelvorm) herkenbaar moet zijn voor de leden (bv. een spel rond illegale drugshandel zal kinderen van 7 jaar weinig aanspreken). Nog al te vaak worden activiteiten en spelen ontworpen zodat ze interessant zijn voor de leiding en worden de, nochtans toepasselijke, ‘kinderachtige‘ elementen weggelaten. De beste manier om te zorgen dat je werking interessant blijft, is aandachtig luisteren naar wat je leden bezighoudt, wat ze doen buiten KSJ-KSA-VKSJ, waarover ze fantaseren en dromen… kortom, leren kennen wie ze eigenlijk zijn. En Uitdagend: ‘Uitdagend zijn‘ is de laatste eigenschap waaraan je leeftijdsgerichte werking dient te voldoen, maar daarom niet minder belangrijk. Het komt erop aan te zorgen dat de activiteiten en de spelen die je organiseert niet vanzelfsprekend zijn voor je leeftijdsgroep. De eis dat de activiteiten doenbaar moeten zijn, wil niet zeggen dat ze niet uitdagend kunnen zijn. Wanneer de leden enkel een beroep moeten doen op de eigenschappen die ze al (lang) volledig onder de knie hebben, zullen ze zich niet uitgedaagd voelen om je ‘opdrachten‘ tot een goed einde te brengen. Terwijl je de lat niet te hoog mag leggen opdat het doenbaar zou blijven, mag je hem ook niet te laag leggen opdat het nog uitdagend zou zijn. Je leden moeten het gevoel hebben dat ze meekunnen, maar toch moeite moeten doen om te bereiken wat gevraagd wordt. Een tweede aspect van deze eigenschap is dat de leden jaar na jaar, en zeker bij de overgang naar een nieuwe leeftijdsgroep, een aantal nieuwigheden aangeboden krijgen. Het zou spijtig zijn als Jongknapen, Roodkapjes en Joro‘s het gevoel hebben dat het nieuwtje er al af is en dat ze alles al hebben gedaan en gezien, hoewel ze nog maar halfweg hun KSJ-KSA-VKSJ-carrière zitten. Hierover moet binnen de hele groep worden nagedacht en afgesproken. Hoe zal je ervoor zorgen dat jouw KSJ-KSA-VKSJ-groep gedurende meer dan tien jaar uitdagend en vernieuwend kan blijft?
___ In-Leef-Tijd ___ 4
Deze vier ADIEU-eigenschappen zorgen er voor dat de werking van je groep optimaal is afgestemd op de eisen van de verschillende leeftijdsgroepen. De volgorde is ook niet onbelangrijk. Als de activiteiten van jouw groep niet aanvaardbaar zijn, zullen de gevolgen voor je werking onmiddellijk duidelijk worden en zal er vaak onmiddellijk reactie komen. Indien de activiteiten niet doenbaar of oninteressant zijn, zal dit er op relatief korte termijn voor zorgen dat leden afhaken. Wanneer je werking niet uitdagend is, zal dit op langere termijn problemen opleveren in verband met het doorgroeien van je leden in de beweging. Het probleem zal zich dan verplaatsen naar de oudere geledingen, maar niettemin kan dit na enkele jaren nefast zijn voor het voortbestaan van de groep. Zoals hierboven reeds aangegeven slaan deze ADIEUregels niet enkel op de spelen en activiteiten die je organiseert, maar ook op de wijze waarop je de werking organiseert. De manier van en de reden om te straffen moeten aanvaardbaar zijn, het moet doenbaar zijn om de gegeven verantwoordelijkheid te dragen, de leidershouding moet interessant zijn (m.a.w. niet te kinderachtig bij oudere leden, niet te afstandelijk bij de jongsten) en de manier waarop je omspringt met de oudere leden moet hen ook enigszins uitdagen om zelf mee denken hoe het kamp er kan uitzien. De bovenstaande uitleg over LGW kan de indruk wekken dat er standaardantwoorden bestaan om een perfecte leeftijdsgerichte werking op te zetten. Moesten ze dan al bestaan, kunnen ze enkel worden gebruikt bij standaardgroepen en standaardleid(st)ers. Gelukkig bestaan die niet en is elke groep en elke leid(st)er uniek. Let wel, leeftijdsgericht werken is zeer belangrijk, maar enkel wanneer je ook rekening houdt met de eigenheid van jouw groep. Je zult de conclusies die je trekt op basis van de leeftijd van je leden moeten aftoetsen aan de specifieke groep waarbij je in leiding staat, hun interesses, de groepsprocessen, de relaties in de groep, de ervaring en het verleden van de groep… Maar ook je eigen leidingsstijl, je medeleid(st)ers en je logisch verstand kunnen je een goed eind op weg helpen om je werking op maat te snijden van ‘jouw‘ leeftijdsgroep.
___ In-Leef-Tijd ___ 5
2.
WAAROM LEEFTIJDSGERICHT WERKEN (LGW)?
Iedereen kan wel een aantal redenen bedenken waarom het belangrijk is rekening te houden met de leeftijd van je leden. Daarenboven houdt iedereen al rekening met de leeftijd van de leden, zonder er daarom expliciet bij stil te staan. Precies dit laatste zou eigenlijk kunnen verbeteren: wanneer we niet geregeld de ADIEU-kenmerken naast onze werking leggen, bestaat het gevaar dat we een aantal vanzelfsprekende foutjes maken. De twee belangrijkste: • Toen wij zo oud waren, dan… Het kan enkele interessante inzichten opleveren om als leid(st)er deze denkoefening maken. Toch is het belangrijk, vooraleer conclusies te trekken, eens expliciet na te denken of je eigen ervaringen uit het verleden nog steeds aanvaardbaar, doenbaar, interessant en uitdagend zijn voor de ‘jeugd van heden‘. Doordat je ervaringen moet oproepen van een aantal jaren terug, is het niet ondenkbaar dat je de verschillende leeftijden wat door elkaar haalt. De kinder- en jeugdcultuur verandert daarenboven zeer snel: rages komen en gaan, muziek is in en dan weer uit, boeken zijn hip en daarna passé, tv-programma‘s zijn het einde en na een tijd ten einde… • Nu zijn ze toch al oud genoeg om… Inderdaad, vaak zijn bepaalde leden van je groep al oud genoeg om een nachtspel te spelen, een fietsdagtocht te ondernemen, zelf wat verantwoordelijkheid op te nemen… Het is echter belangrijk ook steeds na te gaan hoe het staat met de anderen van de groep. De kans is reëel dat een aantal van de leden nog niet oud genoeg is en dat zij afhaken, omdat het voor hen nog niet aanvaardbaar, doenbaar of interessant is. Het blijft uiterst belangrijk dat de activiteiten voor iedereen doenbaar zijn, desnoods met wat hulp van een leid(st)er. Heb echter ook genoeg aandacht voor zij die wat ‘voor‘ zijn en probeer het, met een extra moeilijkheid of bijkomende opdracht, ook voor hen uitdagend te maken. LGW werken biedt dus het voordeel dat de leden zich meer aangesproken voelen binnen de beweging en daardoor minder vaak vroegtijdig de beweging verlaten.
___ In-Leef-Tijd ___ 6
3.
KSJ-KSA-VKSJ IN-LEEF-TIJD’EN
3.1 Zeven volwaardige leeftijdsgroepen In KSJ-KSA-VKSJ werken we met 6 volwaardige leeftijdsgroepen voor de leden, met elk een eigen werking en eigen leiding. De eerste vijf leeftijdsgroepen omvatten telkens twee jaar. We kiezen ervoor om onze leden per twee jaar op te delen omdat de verschillen binnen een leeftijdsgroep op die manier relatief beperkt blijven. Voor de meerderheid van de leden vallen de leeftijdsgroepen zo ook samen met de overgangen in het onderwijs: - Leeuwkes, Kabouters en Sloebers (6-8-jarigen) uit het eerste en tweede leerjaar, - Springers en Pagadders (8-10-jarigen) uit het derde en vierde leerjaar, - Jongknapen, Roodkapjes en Joro’s (10-12-jarigen) uit het vijfde en zesde leerjaar, - Knapen, Jimmers en Knimmers (12-14-jarigen) uit het eerste en tweede middelbaar, - Sjo’ers, Simmers en Jonghernieuwers (14-16-jarigen) uit het derde en vierde middelbaar. De oudste leeftijdsgroep, de +16, is bedoeld voor alle leden van het vijfde middelbaar. In de werking met +16’ers (de ‘leiding in spe’) wordt, naast de gewone activiteiten, ook tijd vrijgemaakt voor vorming als voorbereiding op het leiderschap. Met KSJ-KSA-VKSJ vinden we het wenselijk dat jonge mensen eerst één jaar het leiderschap kunnen leren kennen, als de draagkracht van de groep dit toelaat. Voor de leden die het leiderschap niet (meer) kunnen of willen opnemen, bestaat er nog een extra groep, de Hernieuwers. De oudste leden die de groep nog wat willen ondersteunen en af en toe nog wat willen ‘jeugdbewegen’ kunnen dus bij de Hernieuwers terecht. Een absolute leeftijdsgrens bestaat er niet voor lidmaatschap in KSJ-KSA-VKSJ, maar het blijft een beweging voor jeugdige mensen… Deze laatste leeftijdsgroep komt verder in deze bundel niet meer echt aan bod. Een aparte bundel voor deze groep, met hun eigen specifieke kenmerken en werking verschijnt later.
6
8
6 tot 8 jaar
De jongste leden van onze beweging noemen we de Leeuwkes, Kabouters of Sloebers. KSJ-KSA-VKSJ betekent voor hen spelen, spelen en nog eens spelen. Ze hebben nog maar een zeer klein deeltje van de wereld leren kennen en kunnen zich op elke activiteit verwonderen over de nieuwe ervaringen die ze opdoen. Hun levendige fantasie zorgt ervoor dat ze op reis kunnen naar eender waar, met eender wie, om eender welk probleem op te lossen. Hun leid(st)ers zijn tijdens deze reizen hun troost en toeverlaat. Onze kleinsten zijn nog erg afhankelijk van de leiding en vragen veel aandacht (en een knuffel). In de wereld van deze kinderen staat hun thuis nog centraal en ze zullen je dan ook graag overstelpen met verhalen daarover. Ze zijn dol op knutselen, tekenen, schilderen… kortom alles waarbij ze hun handen kunnen gebruiken. Zelf iets moois maken om mee te nemen naar huis (en daarbij de rest lekker vuil maken) zal meestal wel een succes zijn. Maar het blijft nog wel leuk om na de activiteit terug naar mama of papa te mogen. 8 10
8 tot 10 jaar
De Springers en Pagadders zitten halfweg hun carrière op de lagere school en zijn niet langer de jongste leden van KSJ-KSA-VKSJ. Hoewel ze nog echt kind zijn, hebben ze een hekel aan alles wat kinderachtig is. Het is een enthousiaste bende die af en toe al echt samen kan spelen. Hun inspanningen op school beginnen vruchten af te werpen waardoor ze al redelijk goed kunnen lezen, schrijven en rekenen. Hierdoor raken ze nog meer gemotiveerd om vanalles te leren (van elkaar). Om hun nieuwsgierigheid de baas te kunnen, bestoken ze hun leid(st)ers met 1001 vragen. De spelletjes mogen al wat complexer worden en de Springers en Pagadders vinden het leuk om de regels van een spel, het verloop van het verhaal… te doorgronden. Lang stilzitten is niet aan hen besteed, in onze jeugdbeweging willen ze vooral bewegen en willen ze vanalles uitproberen wat thuis niet kan.
De verschillende leeftijdsgroepen kregen een eigen basistekst met een vijftal kernwoorden (in vet) die de leden (en de werking) kunnen typeren:
___ In-Leef-Tijd ___ 7
10 12
14 16
10 tot 12 jaar
De Jongknapen, Roodkapjes & Joro‘s zoeken in KSJKSA-VKSJ vooral actie en spanning. Ze durven zelf al eens het initiatief nemen om de activiteiten wat op te vullen, al moet de leiding best wel een oogje in het zeil houden. De Jongknapen, Roodkapjes & Joro‘s kijken op naar hun leid(st)ers en zoeken naar voorbeelden om te volgen. Ze hebben namelijk heel wat veranderingen in het vooruitzicht. Ze zullen de lagere school verlaten, ze zullen van kind naar puber evolueren… en daarenboven gaan ze zelf ook nog eens allerlei andere uitdagingen zoeken. Ze zijn de waaghalzen van KSJKSA-VKSJ, die graag in competitie treden met elkaar. Daardoor kunnen ze soms ook best hard zijn voor elkaar. Het komt er voor de leden op aan om bij de groep te horen en liefst niet uit de boot te vallen. Vanaf nu kan je als leid(st)er je leden als (vrienden-) groep(jes) behandelen, al blijft het uiterst belangrijk om oog te hebben voor de verschillende individuele leden. 12 14
12 tot 14 jaar
De leden van 12 tot 14 jaar heten in KSJ-KSA-VKSJ de Knapen, Jimmers of Knimmers. Vanaf nu zijn ze ‘groot‘ geworden en mogen ze de echte wereld gaan verkennen. Ze gebruiken de vrijheid die ze als pubers genieten om op avontuur te trekken. Ook in KSJ-KSA-VKSJ kunnen ze met vanalles gaan experimenteren. Deze groep avonturiers is al redelijk zelfstandig geworden in al wat ze doen. Als leid(st)er van deze groep ben je echter allesbehalve overbodig. Aangezien onze Knapen, Jimmers en Knimmers volop zichzelf aan het ontdekken zijn, leidt dit geregeld eens tot kleine crisissen waar de leid(st)er als moderator nodig is. Daarenboven is de groep vaak een bont allegaartje van jongeren die ‘voor‘ en ‘achter‘ zijn op hun leeftijd. De activiteiten worden al heel wat avontuurlijker en de vriendengroep heel wat hechter.
14 tot 16 jaar
KSJ-KSA-VKSJ wordt voor de Sjo‘ers, Simmers en Jonghernieuwers een ontmoetingsplaats met vrienden. Ze zullen soms willen stilzitten om wat gezellig te babbelen, maar trekken er even graag eens samen op uit om de meest uiteenlopende stunten te beleven. Als leid(st)er zet je activiteiten op die een uitdaging vormen voor de leden en hen uitnodigen om samen te werken om hun doel te bereiken. Hierbij kan al heel wat verantwoordelijkheid worden doorgespeeld naar de leden zelf en kun je vaak een beroep doen op de groep om zelf één en ander te organiseren. De groep Sjo‘ers, Simmers en Jonghernieuwers is een gevarieerde groep jongeren met verschillende persoonlijkheden, die alles rondom hen kritisch onderzoekt en over alles een eigen mening mag hebben. De vriendschappen durven geregeld al eens te evolueren tot persoonlijke relaties met de bijhorende liefdesperikelen. In KSJ-KSA-VKSJ mogen ze zichzelf zijn, los van de doordeweekse verplichtingen en verwachtingen.
+16
+ 16 jaar
Eens men 16 is geworden in KSJ-KSA-VKSJ, komt men bij de +16’ers terecht. Voor hen worden nog heel wat activiteiten georganiseerd, maar ze leren ook de kneepjes van het leiderschap kennen. Deze jongeren zijn actief bezig een eigen identiteit op te bouwen en daarin kan KSJ-KSA-VKSJ een belangrijke rol spelen. Ze nemen een zeker engagement op binnen de groep en hebben inspraak in de richting die het uit moet. Ze maken plannen en keuzes voor de toekomst en denken na over de maatschappij en hoe die er zou moeten uitzien. Als jongeren kiezen ze ervoor zelf de handen uit de mouwen te steken en een steen(tje) bij te dragen. Daarnaast draait het natuurlijk ook vaak om gewoon in groep plezier maken en je eens uitleven, zonder je al te veel te moeten aantrekken van de eisen van de ‘volwassen wereld‘ (het blijft namelijk nog altijd jeugdbeweging).
___ In-Leef-Tijd ___ 8
3.2 Acht symbolen
+ 16 jaar: de wegwijzer
Om leeftijdsgroepen herkenbaar te maken en om de leeftijdsgroepen wat te kunnen profileren, werd voor elke leeftijdsgroep een symbool ontworpen en een kleur gekozen. De kleuren zijn geïnspireerd op een standaard kleurpotlodendoos. Op die manier symboliseren de kleuren dat de leeftijdsgroepen logisch op elkaar aansluiten en dat je, doorheen een KSJ-KSAVKSJ-loopbaan, kleurrijke en gevarieerde ervaringen kan opdoen. De symbolen zelf werden gekozen binnen het thema op tocht / op kamp gaan. Het kamp is voor de meeste groepen het hoogtepunt van een werkjaar en op tocht gaan is iets wat doorheen alle leeftijdsgroepen een constante blijft.
6 tot 8 jaar: de schatkaart Op zoek naar de schat, een fantastisch avontuur. Spelen en verwonderd zijn, wat zullen we vinden in KSJ-KSA-VKSJ?
Met de groep op stap en samen keuzes maken, welke wegwijzer willen we volgen. Binnen KSJ-KSA-VKSJ groeien in engagement, plannen maken voor wie je wil worden.
Leiding: het kompas Samen met je medeleid(st)ers de richting aangeven, het voortouw nemen, met een duidelijk doel. Een goede gids voor KSJ-KSA-VKSJ.
Hernieuwers: de schoenafdruk Nog steeds op stap, een hele weg afgelegd, een spoor nagelaten, je sporen verdiend, een steun voor KSJ-KSA-VKSJ.
3.3 Leeftijdsevolutie
Een rugzak voor de dagtocht, een valies vol nieuwsgierigheid. In KSJ-KSA-VKSJ vanalles uitproberen, samen spelen en zo de rugzak wat vullen.
Wanneer we Leeftijdsgericht Werken, doen we dat vooral om leden te behouden en er liefst zelfs nog een aantal bij te winnen. De redenen waarom kinderen en jongeren zich inschrijven of uitschrijven in KSJ-KSAVKSJ verschilt van leeftijd tot leeftijd. Toch zien we een algemene evolutie: bij de jongere leeftijdsgroepen neemt het ledenaantal vooral toe en bij de oudere leeftijdsgroepen verliezen we leden. Maar hoe zit dat nu precies? Wanneer verliezen we leden? Op welke leeftijd winnen we nieuwe leden bij?
10 tot 12 jaar: de boomhut
3.3.1 Welke evolutie?
8 tot 10 jaar: de rugzak
Wie maakt het mooiste kamp? Wie neemt het initiatief? Een boomhut is wel spannend, in KSJ-KSA-VKSJ op zoek naar uitdagingen.
12 tot 14 jaar: de tent Met de tent op verkenningstocht, in alle vrijheid op avontuur. In KSJ-KSA-VKSJ jezelf ontdekken, zelfstandig en in groep.
14 tot 16 jaar: de stapschoen Een meerdaagse staptocht, samenwerken met vrienden. Leren verantwoordelijkheid dragen, KSJ-KSA-VKSJ, een stap in de goede richting.
Om de aangroei en uitval van onze leden overzichtelijk voor te stellen zullen we een fictieve groep oprichten met 100 zevenjarigen. We baseren ons op de ledenstatistieken van 1994 tot 2006. Dan mogen we verwachten dat ons ledenaantal als volgt zal evolueren: Wanneer we starten met 100 zevenjarigen, zal onze groep het jaar daarop 122 achtjarigen tellen. We zullen met andere woorden nog minimum 22 extra leden kunnen werven, want zelfs indien er leden afhaken kunnen we dat compenseren met nieuwe leden. Ook de overgang naar negen jaar geeft ons de kans de groep uit te breiden met nog eens 6 leden. De 100 zevenjarigen zijn, wanneer ze negen jaar worden, ondertussen al met 128. Wanneer de groepsleden tien jaar worden, winnen we nog 1 lid extra.
___ In-Leef-Tijd ___ 9
In totaal brengt ons dat op een aangroei van 22 leden bij de Leeuwkes, Kabouters of Sloebers en 7 leden bij de Springers of Pagadders. Bij de overgang naar Jongknapen, Roodkapjes of Joro‘s telt onze groep dus 129 leden, 29% meer dan bij de start. Bij de overgang naar elf jaar verliezen we echter 5 leden, en bij de overgang naar twaalf jaar nog eens 11 leden. De groep bestaat nog uit 113 leden wanneer ze 12 jaar worden. De overgang naar 13 jaar bezorgt onze groep een serieuze deuk van 18 leden, waardoor we onder de 100 raken waarmee we gestart waren. De groep veertienjarigen telt nog eens 12 leden minder, waardoor de overgang naar Sjo, Sim of Jonghernieuwer gemaakt wordt door 83 leden. Ook op 15 en 16 jaar verliezen we leden, met name 10 en 7, waardoor het totaal op 66 komt. Daarvan bereiken slechts 55 leden de kaap van 17 jaar. Van onze 100 zevenjarigen houden we op het einde van de rit nog 47 achttienjarigen over. Als we deze getallen in een tabel gieten, krijgen we volgend resultaat: Absolute winst of verlies
Evolutie van de groep
+ 100
100
Aantal 7-jarigen
Overgang 8 jaar
+22
122
Aantal 8-jarigen
Overgang 9 jaar
+6
128
Aantal 9-jarigen
Overgang 10 jaar
+1
129
Aantal 10-jarigen
Overgang 11 jaar
-5
124
Aantal 11-jarigen
Overgang 12 jaar
-11
113
Aantal 12-jarigen
Overgang 13 jaar
-18
95
Aantal 13-jarigen
Overgang 14 jaar
-12
83
Aantal 14-jarigen
Overgang 15 jaar
-10
73
Aantal 15-jarigen
Overgang 16 jaar
-7
66
Aantal 16-jarigen
Overgang 17 jaar
-11
55
Aantal 17-jarigen
Overgang 18 jaar
-8
47
Aantal 18-jarigen
Start 7-jarigen
Uit deze tabel kunnen we echter wel al enkele bruikbare zaken halen: • Vooreerst zien we dat het ledenaantal slechts stijgt tot 10 jaar en op 11 jaar verliezen we al onze eerste leden. Dit kan twee redenen hebben: een moeilijke/gebrekkige werving vanaf 11 jaar of een moeilijk/gebrekkig ledenbehoud. • Daarnaast valt op dat het serieuze ledenverlies begint aan 13 jaar. Op die leeftijd verliezen we 16% van onze leden, in absolute cijfers bijna het dubbel van het jaar daarvoor. • Tot slot kunnen we vaststellen dat, wanneer we gaan werven voor de leeftijdsgroep 12-14, we minstens 30 jongeren (113-95= 18 dertienjarigen & 95-83= 12 veertienjarigen) kunnen contacteren die vroeger reeds lid geweest zijn van de beweging.
In deze tabel is enkel de totale winst of het totaal verlies weergegeven. We kunnen wel aannemen dat het aandeel nieuwe 9-jarigen beduidend hoger zal liggen dan het aandeel nieuwe 14-jarigen (gezien de oudere leeftijdsgroepen wat stabieler zijn qua samenstelling), hoewel je dit niet uit bovenstaande tabel kan afleiden.
___ In-Leef-Tijd ___ 10
3.3.2 Waarom? Een eenduidige verklaring voor het ledenverlies kunnen we niet geven, laat staan een reden waarom precies op 13 jaar onze leden in grote getale beginnen af te haken. Daarenboven zullen de verklaringen verschillen van groep tot groep en zal er waarschijnlijk ook geen standaardoplossing te vinden zijn. Toch zullen volgende drie oorzaken in min of meerdere mate een rol spelen: 1. Jeugdbeweging wordt door de jongeren van 12 tot 14 jaar soms gezien als een kinderbeweging. Het laatste wat pubers willen is geassocieerd worden met kinderachtige zaken. Deze kijk op jeugdbeweging kan te wijten zijn aan een onaangepaste werking voor de leeftijdsgroep zelf. Het kan echter even goed zijn dat de werking in voorgaande leeftijdsgroepen niet genoeg is meegegroeid met de leden. Hoewel de 12-14-werking hen wel zelfstandigheid en vrijheid biedt, kunnen de leden toch verkeerde vooroordelen hebben door hun ervaringen met een onaangepaste werking in de voorgaande jaren. Een vooroordeel is nu eenmaal zeer moeilijk weg te werken. Het kan daardoor moeilijk zijn om hen te overtuigen dat het anders en beter is bij de Knapen, Jimmers of Knimmers. 2. De overgang naar het secundair onderwijs is een grote stap, die gepaard gaat met heel wat keuzes en een grotere vrijheid. Dit betekent vaak dat ook de ouders de keuze voor de invulling van de vrije tijd wat meer open laten. Daardoor kan het duwtje in de rug, richting KSJ-KSA-VKSJ, wel eens wegvallen. Toch zullen ouders, omwille van de toegenomen studiedruk, vaak het aantal keuzes beperken. Met andere woorden, kiezen betekent verliezen. Terwijl we, bij wervingsacties voor de jongere leeftijdsgroepen, van de daken schreeuwen welke nieuwe, toffe en uitdagende zaken te beleven vallen in de jeugdbeweging, doen we dat minder bij de oudere leeftijdsgroepen. Hierdoor kunnen de jongeren het gevoel krijgen dat ze ondertussen alles wel gezien hebben en dus best een nieuwe, uitdagende (lees: andere) keuze kunnen maken voor hun vrije tijd. In dat opzicht betekent het niet kiezen voor KSJ-KSAVKSJ slechts een klein verlies. Daarenboven zijn de mogelijkheden om te kiezen veel ruimer geworden, van het aansluiten bij een
sportclub of jeugdbeweging tot het registreren bij een online clan van één of ander virtueel gamers-team of het rondhangen en winkelen met vriend(inn)en. Het vrijblijvende van de laatste twee opties kan voor bepaalde jongeren beter beantwoorden aan hun nood aan vrijheid. 3. Door het ontstaan van echte jeugdculturen op de leeftijd van 12-14 jaar ontstaat een hechte groep. Hoewel dit op het eerste zicht een troef lijkt, zijn hieraan toch ook enkele nadelen verbonden. Vooreerst wordt het zeer moeilijk voor nieuwe leden om een plaats te verwerven in de groep, wat de werving van nieuwe leden kan bemoeilijken. Daarnaast zal het vertrek van één van de leden bij deze leeftijdsgroep mogelijks het vertrek van anderen met zich meebrengen. Dit zal bij de jongere leeftijdsgroepen minder het geval zijn, gezien de lossere vriendschapsbanden. Een derde moeilijkheid schuilt in de behoefte van jongeren om zich bij een bepaalde groep aan te sluiten. Door het bestaan van verschillende jeugdculturen, zal ook in de KSJKSA-VKSJ-werking een bepaalde cultuur dominant worden waardoor een deel van de (potentieel nieuwe) leden zich niet aangesproken zal voelen. Indien de KSJ-KSA-VKSJ-groep echter een grijze muis blijft, zou wel eens iedereen kunnen afhaken. Deze keuze van een cultuur is echter iets dat impliciet gebeurt door de groep en vaak weinig door de leiding kan worden beïnvloed. Naast deze drie hypotheses zullen in elke plaatselijke groep ook nog wel een heel aantal specifieke factoren een rol spelen (bv. de uren van training en competitie van de plaatselijke sportclubs die veranderen, het imago van de plaatselijke groep, het succes van de werking de voorgaande jaren, de aanwezigheid van een jeugdhuis met een uitgebreide werking…). Voor een aantal van deze oorzaken van ledenverlies kan Leeftijdsgericht Werken een oplossing betekenen. Door de hele werking af te stemmen op de ADIEU-kenmerken, zullen tieners inzien dat jeugdbeweging ook voor hen interessant is en zien ze genoeg pluspunten om in hun vrije tijd voor KSJ-KSA-VKSJ te kiezen.
___ In-Leef-Tijd ___ 11
4.
DE GROEILIJNEN
In de zakboekjes voor de verschillende leeftijdsgroepen worden heel wat thema’s uitgewerkt en toegelicht. Een beeld over de verschillende leeftijdsgroepen heen kun je (zeer) beknopt terugvinden op de leeftijdsbalk. In dit hoofdstuk zullen de verschillende thema’s uitgebreider toegelicht worden en gaat de aandacht vooral naar de groeilijnen doorheen de verschillende leeftijdsgroepen.
4.1 De leden in de verschillende leeftijdsgroepen 4.1.1 Vriendschappen en ruzies In KSJ-KSA-VKSJ is een leuke, vriendschappelijke sfeer van cruciaal belang. Vriendschap krijgt echter een andere betekenis naargelang de leeftijd van de leden. Bij 6-8-jarigen kunnen we meestal nog niet spreken van echte vriendschap. Het is eerder een soort kameraadschap, waarbij de kinderen nog vooral op zichzelf en hun eigen plezier zijn gericht. Vriendschappen duren zo lang als het spel duurt, maar gelukkig duren ook ruzies maar zo lang als er traantjes vloeien. Bij 8-10-jarigen ontstaan vriendschappen en hoor je de kinderen af en toe al spreken van een beste vriend(innet)je. Hierbij hoeven de kinderen niet direct zelf voordeel te ervaren. Zo ontstaan ook kliekjes die (iets) langer blijven bestaan dan het moment waarop men samen speelt. Toch kan een kleine ruzie onmiddellijk het einde betekenen van de vriendschap. Bij 10-12-jarigen wordt vriendschap een belangrijke motivator om naar KSJ-KSA-VKSJ te komen. Er ontstaan kliekjes vrienden die langer blijven bestaan en ‘beste vriend(inn)en zijn’ betekent dat ze ‘echt’ bij elkaar terecht kunnen. Een ruzie kan echter nog steeds de contacten van de ene dag op de andere dag beëindigen. Bij 12-14- en 14-16-jarigen wordt vriendschap één van de belangrijkste redenen om lid te blijven van KSJ-KSA-VKSJ. Er kunnen ook (heel) hechte kliekjes ontstaan die helaas soms voor de leiding problemen kunnen opleveren. Nieuwe leden hebben het moeilijker en er ontstaat een duidelijke structuur binnen de groep, waarbij bepaalde leden informeel leiderschap opnemen. De vriendschapsrelaties zijn redelijk sta-
biel geworden, maar daarom niet per se evenwichtig. Bepaalde leden kunnen door hun beste vriend(in) gedomineerd worden. Boezemvriendschappen van 1416-jarigen kunnen vaak overeind blijven ondanks een grondig meningsverschil over een bepaald thema. Ruzies zullen ze vaak zelf kunnen oplossen, maar daarom zal dit nog niet correct gebeuren. Bij de +16-jarigen zal ‘de groep’ de belangrijkste basis worden. De vriendengroepjes zullen zich vaak echt richten op de groep. Bij het oplossen van ruzies kunnen de groepsleden soms een nuttige bijdrage leveren (let wel op dat een ruzie de groep niet opsplitst in twee kampen wanneer andere groepsleden willen helpen bij het oplossen van de problemen).
4.1.2 Kunnen en kennen Op vlak van vaardigheden en kennis maken de leden tussen 6 en 16 jaar een ware revolutie mee. Je zult steeds moeten rekening houden met hun gebreken en talenten op de verschillende leeftijden. 6-8-jarigen zijn voor een heel aantal dagdagelijkse zaken nog afhankelijk van hun leid(st)ers. Je moet eigenlijk een beetje vader en moeder zijn voor de leden. Hun motoriek en evenwichtsgevoel staat nog niet helemaal op punt. Ook hun inschattingsvermogen van risico’s en gevaren laat dikwijls nog sterk te wensen over. Doordat ze fantasie en realiteit nogal vaak door elkaar halen kun je enerzijds waanzinnige avonturen beleven maar hen anderzijds ook té bang maken. Een goede en lange nachtrust (11-13u.) is onontbeerlijk. 8-10-jarigen zijn meestal echte prestatie-freaks. Ze barsten van de energie en willen alles weten en kennen. Hun ongebreidelde activiteit moeten ze echter wel nog steeds compenseren met heel wat slaap (1012u.). Ze kunnen al heel veel, maar toch liefst met een leid(st)er in de buurt om hen af en toe wat te helpen. Als leid(st)er moet je eigenlijk een beetje de grote broer of zus zijn van je leden. 10-12-jarigen hebben al heel wat bijgeleerd en durven wel eens het gevoel te hebben dat ze slimmer, sterker, sneller… zijn dan in werkelijkheid het geval is. Ze zullen al geregeld eens zelf het initiatief nemen om een en ander uit te steken. Terwijl het bij jongere kinderen meestal gaat over zoveel mogelijk kennen
___ In-Leef-Tijd ___ 12
en weten, willen 10-12-jarigen de boel begrijpen (niet meer vooral de vraag wat (?) maar vooral waarom). 12-14-jarigen zijn op persoonlijk vlak sterk aan het evolueren. Heel wat vaardigheden en kennis zijn al verworven waardoor ze heel wat zaken liever zelfstandig aanpakken. Ze willen een grote mate van vrijheid in wat ze doen en willen dat hun mening steeds in rekenschap wordt genomen. Ze zijn sterk bezig met hun imago en hoe ze overkomen op hun omgeving. 14-16-jarigen voelen zich vaak al (jong-)volwassen en kunnen al verantwoordelijkheid dragen over zichzelf. Ze zijn in staat om op een goede manier samen te werken. Doordat ze intellectueel en fysiek op een hoogtepunt zijn aangekomen, moet je als leiding al je best doen om de activiteiten nog uitdagend te maken. +16-jarigen kunnen en kennen geregeld al evenveel (soms zelfs meer) dan hun leiding. Het ontbreekt hen echter nog aan de nodige ervaring maar ze kunnen wel al de verantwoordelijkheid over zichzelf en anderen dragen.
4.1.3 Jongens en meisjes Vroeger waren de KSA’s gereserveerd voor de jongens, de meisjes konden terecht in VKSJ. Nu zijn er al heel wat gemengde groepen, soms enkel de jongste leeftijdsgroepen, soms enkel de oudste leeftijdsgroepen of enkel de leiding. Wat het betekent om jongen of meisje te zijn verschilt naargelang de leeftijdsgroep. Bij 6-8-jarigen zijn de verschillen tussen jongens en meisjes voor de leden zelf niet zo belangrijk. Hoewel de omgeving kinderen vaak opvoedt binnen stereotypen (robots voor de jongens, poppen voor de meisjes), kunnen we in KSJ-KSA-VKSJ die stereotypen gerust doorbreken. Bij 8-10-jarigen worden de kinderen er zich van bewust dat er stereotypen bestaan en dat van jongens en meisjes iets anders wordt verwacht. De vriendengroepjes blijven gemengd zolang de jongens maar niet te jongensachtig doen en vice versa. Bij deze leeftijdsgroep kunnen kinderen af en toe al echt verliefd zijn en ze zijn zeer nieuwsgierig over alles wat met verliefdheid te maken heeft. Geef gerust eerlijk antwoord op hun vragen, maar zorg wel dat je enkel antwoord
op die vragen die ze zelf al stellen. Bij 10-12-jarigen zal er meestal een duidelijk onderscheid zijn tussen de jongens- en meisjesgroepen, enkel de sporadische koppeltjes doorbreken dit. De kinderen zijn erg bezig met ‘een lief hebben’, seksualiteit… en zullen de leid(st)ers daar ook heel wat over vragen. Wees dan eerlijk in je antwoorden om zo de cowboyverhalen op latere leeftijd te voorkomen. Ook masturbatie behoort tot de normale ontwikkeling van kinderen, dus is het niet nodig hier een taboesfeer rond creëren. Je kan er echter wel op wijzen dat het tot de privé-sfeer behoort. Bepaalde kinderen (vooral meisjes) kunnen door hun lichaam worden voorbijgestoken in hun ontwikkeling. De nodige privacy bij wassen en slapen kan dan zeer welgekomen zijn. Bij 12-14-jarigen bestaat er tussen jongens en meisjes vaak een soort haat-liefde-verhouding. Ze zijn veel bezig met en nieuwsgierig naar alles wat met seksualiteit heeft te maken en koppeltjes zijn schering en inslag. Bij de ontwikkeling van bepaalde jongeren kan hun lichaam enigszins achterblijven, wat meestal een gevoelig punt zal zijn. De meisjes zullen vaak al wat volwassener zijn dan de jongens. Bij 14-16-jarigen hebben de jongens hun ‘achterstand’ meestal ingelopen. Er ontstaan relaties tussen de jongeren die verder gaan dan een kalverliefde. Hoewel er binnen de groep meestal veel aandacht gaat naar het ‘vinden van een lief’, blijven vriendschappen op deze leeftijd veel belangrijker dan de veelbesproken liefde. Als leid(st)er kun je voor de leden een vertrouwenspersoon zijn bij wie ze terecht kunnen met hun vragen. Hoewel seksualiteit en masturbatie behoren tot een normale seksuele ontwikkeling, vinden we een jeugdbewegings-initiatief niet de juiste plaats om seksuele (praktijk-)ervaring op te doen. Bij +16-jarigen zijn liefdesrelaties zeker geen uitzondering meer, maar let er wel op dat dit niet het enige is wat ter sprake komt binnen de groep. De jongeren hechten onderling soms te veel waarde aan het al dan niet hebben van een lief.
___ In-Leef-Tijd ___ 13
4.1.4 Leden en hun ouders KSJ-KSA-VKSJ is er niet echt voor de ouders, maar in alle geval wel door de ouders. Zonder het vertrouwen van de ouders kun je onmogelijk kinderen werven en activiteiten organiseren voor je leden. Als we helemaal eerlijk zijn, hebben we niet alleen hun vertrouwen nodig, maar af en toe ook hun portefeuille, hun auto, hun advies, hun helpende handen… kortom hun volle steun. Zeker bij de jongste leeftijdsgroepen zal dit niet altijd vanzelfsprekend zijn, aangezien heel wat ouders onze beweging nog niet zullen kennen. Jullie zullen met de groep een positief imago moeten opbouwen. Dat zul je moeten doen door elke activiteit opnieuw jullie beste kant te laten zien (maar ook buiten KSJKSA-VKSJ). Een of andere stunt uithalen kan helpen, maar het zal meer vragen dan dat. Elke ouder heeft zijn/haar eigen opvattingen over jeugdbeweging en bijpassende verwachtingen ten opzichte van jullie werking. Hopelijk zullen jullie hieraan meestal voldoen, maar af en toe zullen jullie het anders aanpakken. Dit hoeft zeker geen probleem te zijn, maar je zult eventueel wel moeten verantwoorden waarom jullie het anders aanpakken. Neem zeker de tijd om te luisteren wat ouders verwachten van jullie KSJ-, KSA- of VKSJ-groep. Je moet rekening houden met de verschillen tussen je leden, maar ook nog eens met de verschillen tussen dubbel zo veel ouders. Bij 6-8-jarigen zullen ouders het belangrijk vinden dat hun spruiten in KSJ-KSA-VKSJ mogen leren omgaan met andere kinderen, zich kunnen uitleven en plezier kunnen maken. Het belangrijkste blijft wel dat ze erop kunnen vertrouwen dat hun kinderen in ‘goede handen’ zijn. Ouders van 8-10-jarigen zullen het zeker appreciëren wanneer hun zoon of dochter in KSJ-KSA-VKSJ mag leren omgaan met andere kinderen, vriendjes kan maken, een beetje kan leren onafhankelijk te worden van mama of papa, zich kan uitleven en leid(st)ers heeft die het goede voorbeeld tonen. De ouders van 10-12-jarigen zien in KSJ-KSA-VKSJ vooral kansen wanneer hun zoon of dochter een beetje kan leren zijn/haar plan te trekken, zich actief en nuttig kan bezighouden en leid(st)ers heeft die het goede voorbeeld tonen.
Bij 12-14-jarigen is het vertrouwen van de ouders cruciaal om leden te behouden. De ouders hebben namelijk vaak nog het laatste woord. Bepaalde ouders zullen het niet echt makkelijk hebben met hun zoonof dochterlief. Ze zullen dan niet enkel verwachten dat je KSJ-KSA-VKSJ-leid(st)er bent, maar ook nog eens opvoed(st)er, crisismanager, therapeut(e)… Wees je ervan bewust dat je inderdaad een grote impact kan hebben op het gedrag van je leden. Ouders zullen het zeker waarderen wanneer jongeren in de jeugdbeweging ‘goeie’ vrienden kunnen maken, wat mogen groeien in zelfstandigheid en leren omgaan met afspraken en discipline. Net als bij de 12-14-jarigen hebben ouders bij 14-16jarigen nog het laatste woord. Toch zal het meestal de jongere zelf zijn die beslist lid te blijven. Net als bij de 12-14-jarigen kan de relatie met de ouders wat onder druk staan en zullen de ouders eventueel meer verwachten van jou. Jouw visie kan afwijken van die van de ouders, dus je zult eventueel wel moeten verantwoorden waarom jullie het anders aanpakken. Ouders zullen het zeker op prijs stellen wanneer jongeren in de jeugdbeweging ‘goeie’ vrienden kunnen maken, leren verantwoordelijkheid op te nemen voor zichzelf en leren omgaan met afspraken en discipline. Bij 12-16-jarigen zijn ouders vooral tevreden dat hun zoon of dochter lid is van KSJ-KSA-VKSJ omdat ze dan niet op straat rondhangen of aan hun computer kleven, maar hun tijd nuttig en creatief invullen. Zorg er dus voor dat je niet de indruk geeft dat jullie met de leden enkel rondhangen of wat luieren. Bij de +16-jarigen is het belangrijk dat ouders het engagement van hun zoon of dochter steunen. Toch zal het meestal de jongere zelf zijn die beslist lid te blijven/ worden van KSJ-KSA-VKSJ. Voor ouders is jeugdbeweging vooral positief omdat je daar ‘goeie’ vrienden kan maken, verantwoordelijkheid leert nemen voor jezelf én voor anderen. Deze checklist kan helpen om naast een kindvriendelijke, ook een oudervriendelijke jeugdbeweging te zijn: Bij het begin van het werkjaar brengen we de ouders van -12-leden een bezoekje. We trekken de nodige tijd uit om onze werking toe te lichten en hun vragen te beantwoorden. Bij de +12 zullen ook de leefregels best worden benadrukt (wat met roken,
___ In-Leef-Tijd ___ 14
drinken, einduur…). Voor de +16 verduidelijken we welk engagement wordt verwacht van hun zoon of dochter. We zorgen er ook voor dat ze weten wie verantwoordelijk is en wie ze dus kunnen contacteren. We communiceren minstens één maal per trimester naar de ouders wanneer we activiteiten plannen en hoe ze de leiding kunnen contacteren. Ouders zijn steeds welkom vóór en na de activiteiten en, indien ze dat wensen, kunnen ze dan iemand van de leidingsgroep aanspreken (vooral bij de -12 is dit zeer belangrijk). We hebben een nauwgezette administratie en springen nooit nonchalant om met geld dat we van de ouders ontvangen (niet zomaar in de broekzak wegmoffelen!). We proberen wel het aantal activiteiten, waarbij de leden nog extra euro’s moeten meebrengen, tot een minimum te beperken (dit is bij de +12 soms een valkuil). Wanneer ouders ons belangrijke informatie meedelen, zullen we dit steeds opschrijven zodat we het zeker niet vergeten (en ouders zien dat we het belangrijk vinden). We springen ook discreet om met de informatie die ouders ons toevertrouwen (o.a. via een medische fiche). In de werking gaat de nodige aandacht naar de veiligheid en gezondheid. Bij de 6-8 en 8-10-jarigen krijgt ook hygiëne extra aandacht. We lichten ouders steeds zelf in wanneer hun zoon of dochter een ongelukje had, ziek is (geweest), ‘zwaar’ werd gestraft of problemen ondervindt in de groep. Bij de +12 letten we er extra op dat we het vertrouwen van de leden hierbij niet schaden. Wanneer een lid enkele opeenvolgende activiteiten niet komt opdagen, nemen we bij de -12 leeftijdsgroepen zelf eventjes contact op met de ouders (of met het kind zelf bij de 10-12-jarigen). Bij de +12 nemen we steeds rechtstreeks contact op met de jongere. We bedanken ouders geregeld voor hun vertrouwen en steun (bv. op een ouderavond, bij het vertrek/de terugkeer van het kamp…).
4.2 De leiding voor de verschillende leeftijdsgroepen Het begin van een werkjaar gaat bij de meeste groepen steevast gepaard met de spanning(en) omtrent wie bij welke leeftijdsgroep zal staan. Soms gaat de discussie echter veeleer over wie al dan niet je medeleid(st)ers zullen zijn. Nochtans zouden de eerste vragen moeten zijn: Voor welke leeftijdsgroep wil ik mij een jaar lang inzetten? Bij welke leeftijdsgroep kan ik best mijn talenten gebruiken? Welke leeftijdsgroep ‘ligt’ mij? De vacatures voor de verschillende leeftijdsgroepen zouden er als volgt kunnen uitzien:
KSJ-KSA-VKSJ (gespecialiseerd in schitterende jeugdbeweging)
werft aan voor vestigingen over heel Vlaanderen:
LEEUWKES-, KABOUTER- & SLOEBER-leiding m/v Jouw profiel: - Je bent minimum 17 jaar oud en hebt een animator-opleiding genoten (of bent bereid die te volgen) - Je bent een teamspeler en bereid tot avonden weekendwerk - Je bent geduldig en kunt gepassioneerd omgaan met (jonge) kinderen - Je beschikt over een luisterend oor voor de verhalen van kinderen - Je hebt een notie van verzorging - Je bent een enthousiast, fantasierijk persoon die warmte uitstraalt Jouw job: - Onthaal en animatie van 6-8-jarigen - Aantrekken van nieuwe leden - Een vertrouwensrelatie opbouwen met de ouders - Een houvast betekenen voor de leden
___ In-Leef-Tijd ___ 15
JONGKNAPEN-, ROODKAPJES- & JORO-leiding m/v
SPRINGER- & PAGADDER-leiding m/v Jouw profiel: - Je bent minimum 17 jaar oud en hebt een animator-opleiding genoten (of bent bereid die te volgen) - Je bent een teamspeler en bereid tot avonden weekendwerk - Je bent geduldig en kunt gepassioneerd omgaan met kinderen - Je beschikt over een luisterend oor voor de nieuwsgierige vragen van kinderen - Je bent een energiek, creatief persoon die vertrouwen uitstraalt Jouw job: - Onthaal en animatie van 8-10-jarigen - Aantrekken van nieuwe leden - Een vertrouwensrelatie opbouwen met de ouders - De nodige structuur aanbrengen in de jaarwerking
Jouw profiel: - Je bent minimum 17 jaar oud en hebt een animator-opleiding genoten (of bent bereid die te volgen) - Je bent een teamspeler en bereid tot avonden weekendwerk - Je kunt verantwoordelijkheid dragen voor kinderen die zelf al eens initiatief nemen - Je beschikt over leidinggevende capaciteiten - Je hebt een notie van samenspel en het opzetten van gezonde competitie - Je bent een actief, creatief persoon die kinderen weet te boeien Jouw job: - Onthaal en animatie van 10-12-jarigen - Aantrekken van nieuwe leden - Een vertrouwensrelatie opbouwen met de ouders - Initiatief stimuleren bij de leden - Het vervullen van een voorbeeldfunctie voor de leden
KNAPEN-, JIM- & KNIM-leiding m/v Jouw profiel: - Je bent minimum 17 jaar oud en hebt een animator-opleiding genoten (of bent bereid die te volgen) - Je bent een teamspeler en bereid tot avonden weekendwerk - Je bent stressbestendig en weet om te gaan met conflictsituaties - Je hebt een notie van openluchttechnieken en jongerencultuur - Je bent een creatief, avontuurlijk persoon die anderen kan motiveren Jouw job: - Een jaarwerking opzetten voor 12-14-jarigen - Aantrekken van nieuwe leden - Contacten onderhouden met de ouders - Zelfstandigheid stimuleren bij de leden
SJO-, SIM- & JONGHERNIEUWER-leiding m/v Jouw profiel: - Je bent minimum 18 jaar oud en hebt een animator-opleiding genoten (of bent bereid die te volgen) - Je hebt reeds enige ervaring in het jeugdwerk - Je bent een teamspeler en bereid tot avonden weekendwerk - Je hebt een notie van openluchttechnieken en jongerencultuur - Je bent een creatief, enthousiast persoon die jongeren kan motiveren Jouw job: - Opzetten van een jaarwerking in samenspraak met de leden - Aantrekken van nieuwe leden - Contacten onderhouden met de ouders - Verantwoordelijkheidszin bijbrengen bij de leden - Vertrouwenspersoon zijn voor de leden
___ In-Leef-Tijd ___ 16
4.3 Ledenwerving en -behoud
+16-leiding m/v Jouw profiel: - Je bent minimum 18 jaar oud en hebt een hoofdanimator-opleiding genoten (of bent bereid die te volgen) - Je hebt reeds enige ervaring in het jeugdwerk - Je bent een teamspeler en bereid tot avonden weekendwerk - Je hebt een gezonde interesse in jeugdcultuur en maatschappelijke thema‘s - Je kan respectvol en open omgaan met verschillende opvattingen, waarden… - Je hebt een notie van teambuilding en coaching van ‘leiding in spe’ - Je bent een actief, inspirerend persoon met coördinerende capaciteiten Jouw job: - Opzetten van een jaarwerking in samenspraak met de leden - Informeren van de ouders - De leden stimuleren tot engagement binnen de beweging - Vertrouwenspersoon zijn voor de leden Wij bieden: - Een gemotiveerd team medeleid(st)ers - Veel dankbaarheid, respect en vriendschap vanwege de leden - Dankbaarheid vanwege de ouders - Oneindig veel kansen tot ontplooiing - Een engagement binnen een sterke beweging met 35.000 leden
Los van de vacature die een leid(st)er wil gaan invullen, blijven de volgende vijf vuistregels cruciaal, ongeacht bij welke leeftijdsgroep iemand in leiding staat: 1) Blijf als leid(st)er steeds jezelf, er zijn al anderen genoeg. 2) Als leid(st)er kan je nooit perfect zijn, je moet wel altijd je best doen. 3) Je bent niet alleen leid(st)er van een groep leden, maar ook van elk lid individueel. 4) Je bent niet alleen leid(st)er bij een bepaalde leeftijdsgroep, maar ook binnen het geheel van je plaatselijke groep. 5) Je bent niet alleen leid(st)er tijdens de activiteiten, maar ook buiten KSJ-KSA-VKSJ.
Ledenwerving heeft geen enkele zin wanneer er ook niet de nodige aandacht gaat naar ledenbehoud. Om leden te behouden is leeftijdsgericht werken een must, maar ook het aantrekken van nieuwe leden pak je best leeftijdsgericht aan. Ledenwerving mag ook niet beperkt blijven tot de jongste leeftijdsgroepen. Wanneer je als groep wil groeien, is dit een opdracht voor alle leeftijdsgroepen. De overgang naar een volgende leeftijdsgroep is niet voor alle leden even vanzelfsprekend, zeker bij de overgang naar Knapen, Jimmers of Knimmers. Daarom is het goed aan het einde van het werkjaar de leden te laten kennismaken met de volgende leeftijdsgroep. Misschien kunnen ze een activiteit samen doen, kun je de werking eens voorstellen, kunnen ze op kamp eens een ‘bezoekje’ brengen, kan er een ‘overgangsritueel’ worden georganiseerd…? Bij de overgang naar de +16 is een gesprek met de groep misschien wel aangewezen, over het engagement dat ze kunnen opnemen in jullie groep, hun verwachtingen… Wanneer leden niet meer willen inschrijven, kan het interessant zijn eens te horen waarom ze niet opnieuw bij jullie groep willen aansluiten. Een aantal van de leden die enkele jaren geleden afhaakten zullen niet meer geïnteresseerd zijn, maar de kans bestaat ook dat ze hun interesse in de beweging niet zijn verloren en door omstandigheden een sabbatjaar of enkele sabbatjaren inbouwden. Een klein duwtje in de rug kan hen opnieuw motiveren om terug aan te sluiten. Het kan dus bij de oudere leden interessant zijn de ledenlijsten van de jongste groepen uit het verleden er eens bij te nemen… Daarnaast zul je natuurlijk ook volledig nieuwe leden werven. Kinderen die geen interesse hadden voor KSJKSA-VKSJ of die volgens hun ouders nog te jong waren, zouden nu misschien wel willen aansluiten. Wanneer je zelf niet naar hen toe stapt, is de kans klein dat ze zomaar zullen aansluiten bij jullie groep, tenzij ze kunnen meegaan met een vriendje, broer of zus… Een leidingstekort kun je ook best oplossen door een goede ledenwerving bij de +16. Jongeren aantrekken om onmiddellijk in leiding te stappen, zal meer risico’s inhouden. Probeer een leidingstekort dus voordien in te schatten.
___ In-Leef-Tijd ___ 17
Bij deze nieuwe leden moet je bij de -12-leeftijdsgroepen vooral ook de ouders overtuigen. De kinderen zul je snel enthousiast kunnen maken met bijvoorbeeld een bezoekje in de klas en een spel op de speelplaats. Ook de verhalen van kinderen die wel al lid zijn, kunnen zeer overtuigend werken. Vanaf de +12-leeftijdsgroepen zal het ook voor een groot deel afhangen van de jongeren zelf, maar de ouders zullen vaak nog het laatste woord hebben. Bij de oudere leeftijdsgroepen zal er vaak al een hechte structuur zijn, waardoor een buitenstaander niet zo snel zal worden aanvaard. Ook de jongeren zelf zullen minder snel geneigd zijn aan te sluiten, want ze zullen ook aanvoelen dat het niet eenvoudig zal zijn er écht bij te horen. ‘Volledig nieuwe leden’ zal dus een moeilijke doelgroep zijn, misschien kun je dus beter focussen op leden die vroeger hebben afgehaakt of vrienden van de huidige leden. Bij alle leeftijdsgroepen kan je in principe vier stappen onderscheiden: 1) Vooreerst moeten de ouders (vooral bij de 6- tot 12-jarigen) en de leden (vooral bij de oudere leden) jullie groep kennen en weten wat jullie doen. Bij de jongste leeftijdsgroepen zijn ouders vaak zelf op zoek naar een vrijetijdsaanbod voor hun zoontje of dochtertje. Een advertentie zetten in een plaatselijk blad, affiches en vlaggen ophangen op plaatsen waar (jonge) ouders komen (bij de schoolpoort van de lagere school, kinderafdeling van de bibliotheek, het zwembad…) enzovoort helpen je dan al een flink eind op weg. Zorg er wel voor dat de ouders steeds weten waar ze terecht kunnen voor verdere informatie (een website, een contactpersoon…). De ouders zullen liefst informatie krijgen via een persoonlijk gesprek met een leid(st)er. Probeer bij -14-jarigen steeds zelf rechtstreeks met de ouders te communiceren, want je mag er niet op rekenen dat alle kinderen de informatie zelf correct doorgeven. Bij de jongste leeftijdsgroepen blijft een huisbezoek cruciaal om het vertrouwen van de ouders te winnen. Bij de oudere leeftijdsgroepen zul je je vooral richten tot de potentiële leden zelf. Dit kan je doen door met je groep niet steeds tussen vier muren te blijven, maar ook duidelijk naar buiten te treden (liefst in uniform). Affiches en vlaggen op plaatsen waar veel jongeren komen (op school, aan het zwembad, in het jeugdhuis,
aan het skatepark…) zullen de bekendheid van jullie groep zeker ook ten goede komen. Zorg er wel voor dat de jongeren dan steeds weten waar ze terecht kunnen voor verdere informatie (bv. een website, een contactpersoon, de jeugddienst…). Hou er wel rekening mee dat ook ouders diezelfde informatiekanalen kunnen gebruiken en dus ook de website van jullie groep zullen bezoeken om te ‘controleren’ waar hun zoon of dochter zal uithangen. Potentiële leden zullen zich meest baseren op hetgeen ze horen van leeftijdsgenoten. Zorg er dus voor dat jullie leden echte reclamemakers worden van jullie groep. Wanneer een nieuw lid wenst in te schrijven, is een huisbezoek toch nog steeds aangewezen om het vertrouwen van de ouders te winnen en jullie werking en leefregels toe te lichten. Bij de +16 zal het ook best zijn om ouders duidelijk te maken welk engagement jullie verwachten. 2) Ten tweede moet jullie groep een ‘goede naam’ hebben. Aan een positief imago moet je zeer lang werken, maar wanneer jullie met de groep even in de fout gaan, kan dit snel omslaan. Men beweert soms dat je één misstap steeds moet goedmaken met tien positieve inspanningen. Bij de jongste leeftijdsgroepen betekent dit niet alleen goed omgaan met de kinderen, maar ook de ouders in de watten leggen. Dit doe je door hen goed op de hoogte te houden van het reilen en zeilen in jullie groep (bv. via een ouderavond, een groepsblad…). Ook beleefdheid en stiptheid zullen ouders zeker appreciëren. Het blijft echter niet beperkt tot ouders. Goede contacten met het gemeentebestuur, andere verenigingen, de parochie… kunnen ook het imago van jullie groep versterken. Maak het je dus niet moeilijk door op vragen (om medewerking) van externen per definitie ”nee” te antwoorden. 3) Ten derde moeten de leden een eerste maal naar KSJ-KSA-VKSJ komen. Organiseer een start(namid)dag waarbij de ouders en de kinderen duidelijk weten dat er nog andere kinderen volledig nieuw zullen zijn. Zorg dat de ouders duidelijk weten waar hun zoon of dochter moet zijn, (tot) wanneer en dat de eerste activiteit geheel vrijblijvend (lees: gratis) is. Ze mogen het eens proberen, zonder dat de ouders onmiddellijk grote investeringen moe-
___ In-Leef-Tijd ___ 18
ten doen wat betreft inschrijvingsgeld of uniform. Het is goed dit in de loop van het jaar nog eens te herhalen, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘vriendjesdag’. Zorg op zo’n momenten dat je ook de ouders goed kan ontvangen (bv. iemand die de ouders verwelkomt en hun vragen kan beantwoorden, een kleine bar met koffie en een koekje). Het is goed om met enkele blikvangers uit te pakken, maar zorg wel dat de ‘eerste’ activiteit representatief is voor de rest van het werkjaar. Met een speleobox, grote zakken snoep en een gratis t-shirt zul je vermoedelijk verkeerde verwachtingen scheppen en zul je de leden toch weer verliezen. Je kan ook eens een activiteit organiseren op een plaats waar veel jongeren komen, dit kan de drempel nog verlagen (in het stadspark, aan het jeugdhuis, bij het sportplein…). 4) Ten vierde moeten de leden ook blijven komen. Elke leeftijdsgroep heeft zo zijn eigen afknappers voor de leden: • 6-8-jarigen: te strenge straffen, te weinig aandacht vanwege de leiding en een angstaanjagende of pijnlijke ervaring. • 8-10-jarigen: te strenge straffen, te weinig actieve spelen en een angstaanjagende of pijnlijke ervaring. • 10-12-jarigen: te strenge straffen, te weinig afwisseling, te weinig actieve spelen en geen vriendjes (of niet bij ‘het kliekje’ horen). • 12-14-jarigen: te strenge regels, te weinig afwisseling, te weinig ‘avontuur’ en problemen in de groep of met de leiding. • 14-16-jarigen: te strenge regels, te weinig afwisseling, slecht evenwicht tussen ‘avontuur’ & ‘gewoon samen zijn’ en problemen in de groep of met de leiding. • +16-jarigen: te strenge regels, te weinig afwisseling, slecht evenwicht tussen ‘ontspanning’ & ‘helpen met de leiding’ en problemen in de groep of met de leiding. Bij de oudere leeftijdsgroepen bestaat het risico dat, indien een bepaalde jongere stopt, ook heel wat anderen hun kat sturen. Wanneer je deze zaken kan vermijden en de leden een KSJ-KSA-VKSJ-gevoel kan bijbrengen (o.a. met grotere evenementen van de groep), kun je ervoor zorgen dat jullie groep blijft groeien.
4.4 Omgang met de leden 4.4.1 Hoe verdien je respect? Hoe krijg je gezag? Bij 6-8-jarigen word je eigenlijk probleemloos aanvaard als leid(st)er. Voor jonge kinderen is het namelijk redelijk eenvoudig: iemand die ouder is, weet meer, kan meer, mag meer en vooral: heeft meer te zeggen. Je start als leid(st)er in deze leeftijdsgroep met een beginkrediet aan respect, louter omwille van je leeftijd. Dit betekent echter niet dat je dit respect niet kan verliezen. Het kan zeker niet de bedoeling zijn op je lauweren te rusten omwille van je leeftijd en geen moeite te doen om het respect van je leden elke activiteit opnieuw te verdienen. Vooral tonen dat je oprecht geïnteresseerd bent in wat ze te vertellen hebben, zal ervoor zorgen dat ook zij naar jou zullen luisteren wanneer het nodig is. Bepaalde kinderen zullen vanzelf een spraakwaterval blijken te zijn, bij andere kinderen zul je zelf de eerste stap moeten zetten, de eerste vraag moeten stellen. Doe mee in hun spel en ga mee in hun fantasie. Dat zal ervoor zorgen dat ze je gaan appreciëren en blijven respecteren. Ook 8-10-jarigen zullen respect voor de leid(st)ers als vanzelfsprekend ervaren: enerzijds omdat de leid(st)ers ouder zijn dan hen, maar anderzijds ook gewoon omdat de leid(st)er die functie heeft. Net zoals je luistert naar de directeur van de school omdat hij/zij nu eenmaal de directeur is, zo ook zal de leid(st)er gezag krijgen aangezien hij/zij leid(st)er is. Dit is ook de leeftijd waarop ze je zullen aanspreken met “meneer” en “mevrouw” wanneer ze je voor het eerst zien, ook al ben je amper 17 jaar. Hierin kan je uniform ook een belangrijke rol spelen. Je uniform, je leidersdas of leiderskoord geven duidelijk aan dat jij leid(st)er bent. Het respect van de leden kan je best ook onderhouden, door bijvoorbeeld écht mee te spelen. Het kan interessant zijn af en toe je talenten te tonen aan de groep. Door je gitaar eens boven te halen, een eindje op je handen te lopen, te tonen hoe goed je kan dansen… zullen je leden opkijken naar jou. Aarzel dus niet om je talenten te gebruiken, aangezien de leden hun leid(st)ers graag zien stunt(el)en en talent ook respect oproept. Het respect van 10-12-jarigen is gebaseerd op de ouderdom van leid(st)ers, maar anderzijds ook gewoon omdat ze inzien dat leid(st)ers nodig zijn. Je verdient
___ In-Leef-Tijd ___ 19
respect omdat je, door het ‘leiden’ van de groep, erin slaagt toffe activiteiten te organiseren. Als leid(st)er zul je je dus een beetje moeten bewijzen, tonen dat je nodig bent. Je leden zullen gauw inzien dat alles beter verloopt wanneer jij er bij bent en ze naar jou luisteren. Hoewel ze onderling zelf al wat regeltjes kunnen afspreken in hun spel, zullen ze respect hebben voor hun leid(st)er die het geheel tof maakt. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat je af en toe de boel in het honderd kan laten lopen, want “zo zullen ze wel zien dat ze beter zouden luisteren!”. Hun respect kun je beter verdienen door te tonen dat je oprecht geïnteresseerd bent in wat ze te vertellen hebben. Zo zullen ook zij naar jou luisteren wanneer het nodig is. Vaak hoor je wel eens zeggen dat de 12-14-jarigen de moeilijkste groep is om te begeleiden. In de puberteit zijn jongeren nu eenmaal niet echt kwistig met hun respect voor gezag; denk maar aan de moeilijke discussies met ‘gierige vader‘ en ‘overbezorgde moeder‘. Knapen, Jimmers en Knimmers voelen zich vrij en al zelfstandig genoeg om heel wat zelf te beslissen, of toch minstens hun zegje te mogen doen. Je zult met hun mening rekening moeten houden als je wil dat zij ook jou au sérieux nemen. Door hen te betrekken in hetgeen je doet en beslist, zullen ze ook jou betrekken in wat er leeft binnen de groep. De 14-16-jarigen zijn meestal een hechte vriendengroep geworden doorheen hun loopbaan binnen KSJKSA-VKSJ. Dit is voor een groot deel de sterkte van de werking in deze leeftijdsgroep. Niettemin kan het ook een moeilijkheid betekenen wanneer je als leid(st)er voor deze groep staat. Het is mogelijk dat de groep je ziet als een buitenstaander en ze kunnen je misschien zelfs als een indringer aanzien wanneer je daar iets wil aan veranderen. Toch zul je een positie moeten zoeken waarbij zowel de groep als jijzelf je goed voelt. Je zult het vertrouwen van de groep moeten winnen en hun respect verdienen. Dit kun je best bereiken door de groep au sérieux te nemen en hen te laten meebeslissen in wat jullie gaan doen en welke afspraken daarbij zullen gelden. Het blijft bij 12-14 en 14-16-jarigen wel nog steeds belangrijk een zekere afstand te bewaren en duidelijk te maken dat jij de leid(st)er bent die de verantwoordelijkheid draagt. Uiteindelijk neem jij de beslissingen, of ze dat nu leuk vinden of niet. Het is niet de bedoeling
dat je zomaar een deel wordt van de vriendengroep, want dan zou je al snel alle gezag kunnen verliezen over de groep. Zeker bij de 14-16-jarigen kan je tussen de leden staan, maar op geregelde tijdstippen zul je je boven de groep moeten plaatsen om een beslissing te nemen of iemand van de groep terecht te wijzen. De 12-14-jarigen gaan de grenzen verkennen, ze gaan testen hoe ver ze kunnen gaan. Misschien zullen ze zelfs jouw gezag in vraag stellen en je beslissingen ter discussie stellen. Ga dan de dialoog niet uit de weg, maar geef ook duidelijk aan waar jouw grenzen liggen en zorg dat je die zelf trouw blijft. Laat je bij de 14-16-jarigen niet verleiden om steeds alles ter discussie te stellen, anders zal er na verloop van tijd enkel nog gediscussieerd worden. Goede activiteiten organiseren en met elk groepslid individueel een vertrouwensrelatie opbouwen voorkomt al veel moeilijkheden. Een leid(st)er van +16‘ers kan meestal weinig beroep doen op zijn ouderdom om zich als leid(st)er te profileren, aangezien het leeftijdsverschil niet zo groot zal zijn. Daarenboven zullen de +16’ers zelf af en toe de functie van leid(st)er krijgen, zij het dan wel tijdelijk in de leeftijdsgroep waar ze meehelpen. Gezag over de groep zul je dus niet zomaar krijgen gewoon omdat je de leid(st)er bent. Ook qua vaardigheden en intelligentie zal je als leid(st)er misschien geen (grote) voorsprong hebben op de leden van de groep. Toch zal je als leid(st)er in deze leeftijdsgroep respect moeten verdienen om je groep nog te kunnen leiden. Het benadrukken op welke vlakken je boven de groep staat, om zo respect af te dwingen, zal vermoedelijk een tegengesteld effect hebben. Respect kan je onmogelijk afdwingen, en indien het je wel lijkt te lukken, kun je er van op aan dat het niet oprecht zal zijn. Respect vragen zal ook niet veel helpen, gezien dit wijst op een zwakte en de onmogelijkheid het te verdienen. Je kunt wel een aantal zaken doen om respect te krijgen: - zorg dat je goede activiteiten organiseert waarmee je de leden kan verrassen en waaruit ze (af en toe) iets kunnen bijleren, - respecteer de mening van de groep en geef hen mogelijkheden tot inspraak, - gebruik de expertise die je opbouwde gedurende je KSJ-KSA-VKSJ-carrière. Ook wanneer je op persoonlijk vlak iets te bieden hebt, zul je respect winnen van de groepsleden. Eens je gezag hebt opgebouwd, zul je het moeilijk terug kwijt spelen.
___ In-Leef-Tijd ___ 20
Bij alle leeftijdsgroepen is het zeer belangrijk als leid(st)er niet steeds de groep als geheel te benaderen, maar met elk kind /elke jongere individueel een band op te bouwen. KSJ-KSA-VKSJ kan snel onpersoonlijk overkomen voor jonge kinderen wanneer ze niet als uniek individu behandeld worden door hun leid(st)ers. Je gezag voor de groep zal dus de optelsom zijn van het respect van elk individueel lid. Tot slot moet je ook gezag verdienen als leidingsgroep. Wanneer jullie elkaar niet tegenspreken, bij problemen geregeld samen overleggen en samen de afspraken bewaken (niet één boeman), komt dit wel vanzelf.
4.4.2 Een afspraak met de nodige inspraak Bij de 6-8-jarigen is het zeer belangrijk dat je met de leidingsploeg een duidelijke structuur aanbrengt in de werking. De leden moeten weten wat kan en wat niet kan. Alleen al om hun veiligheid te garanderen, zijn een aantal afspraken nodig. Hou er echter rekening mee dat het aantal regels dat kinderen kunnen onthouden, beperkt is (zelfs ‘10 geboden’ kunnen al te veel zijn). Je zult dus met de ploeg moeten nadenken welke zaken belangrijk genoeg zijn om er een algemene regel rond op te stellen. Vertel er ook bij waarom die regel belangrijk is en volg ze ook zelf heel consequent. Misschien is het zelfs een goed idee die afspraken zichtbaar te maken in het lokaal via bijvoorbeeld een affiche met tekeningen. De meeste zaken zul je als leid(st)er moeten opleggen, maar er blijft voor de leden nog wel wat ruimte om inspraak te hebben, om te participeren aan hun KSJ, KSA of VKSJ. Zonder die ruimte zullen de leden niet het gevoel hebben dat dé jeugdbeweging ook een stuk hún beweging is, dat hun mening er toe doet, kortom: dat zij centraal staan in jullie groep. Van 6-8-jarigen kan je niet verwachten dat ze zelf een activiteit uitwerken of samen met de leiding de regels gaan opstellen. Dit betekent echter niet dat ze geen mening hebben of geen leuke en interessante ideeën kunnen geven. Om een geslaagd werkjaar en kamp in te richten, zal je met hun ideeën rekening moeten houden. Een groepsgesprek om de activiteit te evalueren zal vermoedelijk niet veel meer opleveren dan “‘t was (niet zo) leuk!”. Een ideeënbus zal hoogstens enkele tekeningen en brieven bevatten rond 6 december. Inspraak zul je bij deze leeftijdsgroep niet zozeer
bereiken door het opzetten van inspraakmomenten, maar wel door een houding waarbij je steeds de ogen en oren open houdt om de signalen van je leden op te vangen. Praat met elk groepslid over welke activiteiten hij/zij leuk vindt, waar hij/zij van droomt, of er problemen zijn die hij/zij graag opgelost zou zien… Wanneer je hen vraagt naar wat ze willen en wat ze denken, weet dan dat ze zullen verwachten dat je daarmee rekening zal houden. Doe dit dus niet enkel uit nieuwsgierigheid, maar ook om er mee aan de slag te gaan. Zorg er tot slot voor dat er tijdens de activiteiten steeds ruimte is voor hun fantasie, hun eigen aanvullende regeltjes, de eigen rolletjes waarin ze zich willen inleven… Op die manier kunnen ze zelf meewerken aan het welslagen van het spel. In de werking met 8-10-jarigen zullen afspraken en regels een belangrijke rol spelen. Enerzijds omdat ze aanvoelen dat regels en afspraken ruzies voorkomen en de spelletjes eerlijker maken, anderzijds omdat ze niet meer onvoorwaardelijk akkoord gaan met de regels. Onze Springers en Pagadders durven al eens de gevreesde ‘waarom‘-vraag stellen. Een antwoord zoals “Omdat het nu eenmaal al altijd zo geweest is” zal dan niet meer pakken. Je mag gerust al verwachten dat je leden de afspraken kennen, maar ze zullen nieuwsgierig zijn naar de reden waarom een bepaalde regel geldt. Wanneer de argumenten niet duidelijk zijn, is de kans groot dat ze de regels zullen overtreden (wanneer je er niet bij bent). Je zult als leid(st)er dus niet enkel de regels moeten opstellen, je zult ze ook moeten ‘verantwoorden‘. Hoe beter je hier in slaagt, hoe groter de kans dat de afspraken zullen worden opgevolgd. Samen met de hele groep afspraken maken, zal nog te moeilijk zijn voor Springers en Pagadders. Samen zoeken waarom een regel belangrijk is, kan wel. Tijdens deze verantwoording kunnen misschien enkele nuances worden aangebracht in de afspraak, met inspraak van de groepsleden. Volg zelf heel consequent de regels, want je leden zullen het je niet in dank afnemen wanneer jij een regel overtreedt (ook niet tijdens een spel). Vermoedelijk zal ook je verantwoording dan niet langer stand houden. Ook Springers en Pagadders hebben vaak leuke en bruikbare ideeën die je kan gebruiken om een geslaagd
___ In-Leef-Tijd ___ 21
werkjaar en kamp in te richten. Een groepsgesprek zal nog niet veel meer opleveren dan bij 6-8-jarigen en een ideeënbus zullen ze openprutsen om te zien of er al iets in zit, eerder dan er zelf iets in te stoppen. Ook hier is een open houding cruciaal om de signalen van je leden op te vangen. Zorg ook voor voldoende ruimte voor hun inbreng tijdens de activiteiten. Bij 10-12-jarigen zijn afspraken en regels onmisbaar voor de leiding om de boel wat in de hand te houden. Maar ook de leden vinden afspraken belangrijk, enerzijds omdat ze aanvoelen dat afspraken nodig zijn om het leuk te houden, anderzijds omdat vaste regels er voor zorgen dat iedereen gelijk wordt behandeld. Daarom zullen ze soms ook protesteren wanneer een leider uitzonderingen maakt op de regel of vals speelt tijdens een spel. Wanneer je zelf afwijkt van de regels, ben je eigenlijk verplicht dit aan de leden uit te leggen, aangezien je anders zelf de regel overboord gooit. De afspraken samen met de groep maken kan hier een oplossing bieden. Zo kunnen ze zelf beter inzien waarom een bepaalde afspraak geldt en wanneer een leid(st)er er eventjes van kan afwijken. Wanneer de leden zich betrokken voelen, zullen ze zich ook inzetten om er het beste van te maken. Het blijft uiteindelijk wel de leiding die beslist wat kan en niet kan. Hoe beter je de regels verantwoordt, hoe groter de kans dat de afspraken zullen opgevolgd worden (ook als je er even niet bij bent). Jongknapen, Roodkapjes en Joro’s kunnen ook nog op andere manieren hun inbreng hebben in de werking. Zelf een hele activiteit uitwerken zal wat hoog gegrepen zijn, maar zelf ideeën aanbrengen, initiatief nemen om de vrije momenten op te vullen, meedenken hoe jullie het lokaal wat kunnen opfleuren, de taken in de groep wat verdelen tijdens een spel, iets in de ideeënbus stoppen… behoren zeker tot de mogelijkheden. Door de kinderen te betrekken en hen inspraak te geven, leren ze dat hun mening telt. Ze leren dat ze zelf kunnen meewerken aan een toffe KSJ-, KSA- of VKSJgroep. 12-14-jarigen zijn erg gesteld op hun vrijheid. Regels zien ze dan ook vaak als een uitdaging waarbij ze moeten zoeken hoe ze die kunnen omzeilen. Ze zullen experimenteren met de grenzen, zich begeven in de schemerzones of zelfs opzettelijk de regels overtreden. Daarenboven zien ze ook dat hetgeen heel wat
volwassenen zeggen, niet overeenstemt met wat ze doen. Hun vader benadrukt dat roken ongezond is, terwijl hij zijn vierde sigaret aansteekt. Als leid(st)er zal je dan ook veel van je geloofwaardigheid verliezen wanneer een groepslid je betrapt op het overtreden van de regels. Wanneer je daarna zelf de leden wil aanspreken op foutief gedrag, zullen ze steevast naar jouw overtreding verwijzen. Het gezagsargument “Ik ben ouder!” zal dan vermoedelijk weinig helpen. Het blijft belangrijk grenzen te stellen en te zorgen dat die door de groepsleden worden gerespecteerd. Hierbij zal participatie van de leden van cruciaal belang zijn. Participatie betekent zeker niet dat je hen steeds hun zin moet geven, maar wel dat je hen de kans geeft hun mening te geven en dat je er rekening mee houdt. Hierdoor zal je ook respect verdienen, gezien je op die manier eigenlijk aangeeft dat je hun mening de moeite waard vindt. De kans is ook groter dat ze de grenzen zullen respecteren wanneer de regels niet werden opgelegd, maar samen zijn afgesproken. Het recht om te participeren aan de besluitvorming houdt namelijk ook de plicht in om je te engageren om de besluiten te volgen. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat je alle regels ter discussie moet gaan stellen om er zo afspraken van te maken. Uiteindelijk blijf jij nog steeds verantwoordelijk (ook tegenover de ouders) en kan je dus gerust alleen (met je medeleid(st)ers) enkele absolute grenzen bepalen. Maak dus een aantal regels voor de leden, maar probeer ook afspraken te maken met hen. Geef de leden echter nooit de indruk dat ze inspraak hebben wanneer je toch weet dat je geen rekening zal (kunnen) houden met hun mening. Een dergelijke vorm van participatie zal een averechts effect hebben: de leden zullen zich minder betrokken voelen, zullen niet het gevoel hebben dat hun mening er toe doet en zullen minder geneigd zijn binnen de lijntjes te lopen. Inspraak is niet enkel belangrijk bij het maken van afspraken, maar evenzeer bij het organiseren van de hele werking. Zorg wel dat je met de leiding nog voldoende structuur aanbrengt in de werking en dat niet alles begint met de vraag “Hoe zullen we dat doen?” of “Wat willen jullie?”. Door de groepsdruk zullen ze niet zo snel geneigd zijn iets compleet nieuws voor te stellen en ze moeten vaak nog leren om zichzelf uit te drukken. Misschien is een overlegmethodiekje wel op zijn plaats en kan de anonieme ideeënbus de drempel verlagen voor bepaalde leden. Zorg er dus steeds voor dat niet
___ In-Leef-Tijd ___ 22
enkel de Knapen, Jimmers en Knimmers met een grote mond inspraak hebben maar dat je ook de stem hoort van de ‘stillere‘ leden, desnoods via een informeel gesprekje. Hetzelfde geldt voor de evaluaties die je af en toe eens kan houden met de groep. Hou bij dergelijke gesprekken wel steeds rekening met volgende tips: • zeg duidelijk wat je wil evalueren en waarom (de groep of de activiteit), • zorg dat iedereen de tijd krijgt om zijn mening te verwoorden, • zorg dat niemand persoonlijk aangevallen wordt, • check bij 12-14-jarigen op het einde eens of de conclusies kloppen die jij uit het gesprek trok. Bij 14-16-jarigen en +16’ers volstaat het erover te waken dat er op het einde met de groep duidelijke conclusies worden getrokken. Bij 14-16-jarigen bestaat eerder het gevaar van te veel dan te weinig regels. Regels zien ze dan ook vaak als een uitdaging waarbij ze moeten zoeken hoe ze die kunnen omzeilen. Zeker wanneer ook een leid(st)er het niet zo nauw neemt met de regels, zullen je leden makkelijk de regels zelf overboord gooien. Grenzen blijven belangrijk en die moeten door de groepsleden worden gerespecteerd. Hierbij zal de groep ook al eens helpen, door de andere groepsleden te wijzen op hun overtreding. Bij 14-16-jarigen is participatie van de leden bij de besluitvorming van cruciaal belang. Op die manier kan je hen ook deels verantwoordelijk stellen voor het volgen van de regels. Inspraak bij het organiseren van de hele werking is ook aangewezen. Je kan de leden de kans geven samen te werken om zo een (deel van de) activiteit te organiseren. Ook in een uitgewerkt spel moet de mogelijkheid bestaan om van het programma af te wijken wanneer de groep een leuke aanpassing bedacht. Structuur blijft wel belangrijk en uitleg hoeft niet telkens te eindigen met de vraag: “Is dat goed voor jullie?”. Wanneer ze in groep samen iets moeten uitdenken of organiseren, zal je hen als een soort coach moeten steunen door te helpen conclusies te trekken bij een moeilijke discussie, door erover te waken dat iedereen aan bod komt… Net als bij de 12-14-jarigen kan een evaluatie met de hele groep een meerwaarde bieden.
Bij de +16-jarigen moet inspraak één van de belangrijkste aandachtspunten zijn van de leiding. Opgelegde regels voor de leden zullen vaak als kinderachtig worden ervaren en als zeer ongepast in de vriendengroep. Iedereen zal het wel eens zijn dat er afspraken gemaakt moeten worden met de groepsleden. Het blijft belangrijk grenzen te stellen en te zorgen dat die door de groepsleden worden gerespecteerd. Hierbij kan de hele groep een rol spelen. De leden zullen mekaar onderling wijzen op de naleving van de afspraken, want het zijn de afspraken van de groep en niet de regels voor de groep. Bij +16’ers zal participatie van de leden bij elke belangrijke beslissing van cruciaal belang zijn. Het respect van de groep verdien je precies door duidelijk te maken dat je zelf de mening van de groep respecteert. Het moet mogelijk zijn alle regels ter discussie te stellen om er zo afspraken van te maken. Wanneer het echter niet lukt de groep te overtuigen op basis van redelijke argumenten, zul je misschien de regel zelf eens moeten herbekijken en je de vraag stellen of die nog houdbaar is. Uiteindelijk blijf jij nog steeds verantwoordelijk (ook tegenover de ouders) en dus kan je wel nog gerust alleen (met je medeleid(st)ers) enkele absolute grenzen bepalen. Schijn-inspraak zal, net als bij de vorige leeftijdsgroepen, een averechts effect hebben. Een zekere structuur in de werking blijft toch een aandachtpunt voor de leiding, eventueel op basis van een groepsgesprek.
4.4.3 Straffe beloningen en lonende straffen Voor 6-8-jarigen is het heel eenvoudig: ”Wie braaf is krijgt lekkers, wie stout is de roe.” Als leid(st)er zul je het echter iets moeilijker hebben. Het zal niet steeds even eenvoudig zijn uit te maken wie braaf is en wie stout. Voor je leden is het wel duidelijk: in hun ogen is alles met nadelige gevolgen stout, alles met positieve gevolgen braaf. Wanneer je de regels volgt ben je braaf, regels overtreden is stout. We vinden het meestal vanzelfsprekend dat kinderen braaf zijn en mooi de regeltjes volgen. We zijn te vaak op zoek naar de foutjes die ze begaan, terwijl het ook wel wat extra waardering verdient wanneer de leden hun best doen. Dit moet zeker niet steeds met een zak
___ In-Leef-Tijd ___ 23
snoep, een ballon of andere cadeautjes. Een bedanking, wat extra aandacht of een welgemeende proficiat kunnen de kinderen veel deugd doen. Je moet echter niet alles expliciet gaan belonen, want braaf zijn omwille van de beloningen is niet wat we willen bereiken. In dat opzicht moet je een beloning best niet altijd aankondigen. Kinderen moeten leren dat iets goed(s) doen op zich leuk kan zijn, zonder daarvoor nog eens extra beloond te worden. Wanneer af en toe belonen geen gewoonte is van de leiding, zullen je leden buiten de lijntjes moeten lopen om aandacht te krijgen. 8-10-jarigen hechten veel belang aan regels en afspraken. Dit betekent echter niet dat ze steeds binnen de lijntjes zullen lopen. Ze zullen zoeken hoe ze met deze regels en de leiding moeten omspringen. Dat ze hierbij af en toe eens in de fout gaan, is vanzelfsprekend en dus in zekere zin normaal. Wanneer je elke ‘overtreding’ wil bestraffen, zul je vermoedelijk veel werk hebben. Daarenboven zullen bepaalde leden de regels overtreden, precies om te zien hoe je als leid(st)er zal reageren. Dan zul je hun gedrag eerder bevestigen door te straffen. Door geregeld goed gedrag te belonen, zul je de leden uitnodigen om binnen de lijntjes te lopen, in plaats van de grenzen extra ‘aantrekkelijk’ te maken door te straffen. Voor 10-12-jarigen is rechtvaardigheid van groot belang. In een spel moet de beste (eerlijk) winnen. De leid(st)ers moeten iedereen gelijk behandelen. Dit betekent dat ze verwachten dat een leid(st)er de ander bestraft als die iets fout doet en hen beloont wanneer ze iets goed doen. Vooral dit laatste durven we nogal eens vergeten, want goed gedrag valt nu eenmaal minder op dan foutief gedrag. Ook voor 12-14-jarigen is rechtvaardigheid cruciaal: de leid(st)ers moeten iedereen gelijk behandelen. Als je een bepaald lid beloont voor iets, moet je iedereen daarvoor belonen. Als je één van de leden straft, zul je hen allemaal op dezelfde wijze moeten straffen voor gelijkaardige ‘feiten’. Om een goede sfeer te bewaren in de groep zul je dus zo consequent mogelijk moeten optreden. Het is zonder meer beter voor de sfeer om hun gedrag te beïnvloeden door goed gedrag te belonen. 14-16-jarigen hebben een hekel aan betutteling vanwege de leiding. Zo zullen ze straffen en beloningen
meestal als zeer kinderachtig ervaren. Toch blijft het belangrijk hen af en toe te stimuleren en te motiveren met een beloning. Belonen betekent dan niet zozeer een materiële beloning geven, maar wel bijvoorbeeld iets leuks doen met de groep. Je moet zeker niet elke positieve inspanning expliciet belonen. We mogen echter ook niet de indruk geven dat goed gedrag vanzelfsprekend is, want dit is weinig respectvol voor de groepsleden die hun best doen. Je werking kan dus gerust zonder straffen, maar nooit zonder belonen, ook al is het ‘maar’ een schouderklopje of een welgemeende ”bedankt!”. Ook +16’ers hebben een hekel aan betutteling en zullen straffen en beloningen als zeer kinderachtig ervaren. Toch blijft het belangrijk hen af en toe te stimuleren en te motiveren met een beloning. Het zou natuurlijk ideaal zijn indien je nooit moet straffen. Toch zul je af en toe duidelijk moeten maken dat een afspraak niet zomaar kan worden genegeerd, dat bepaald gedrag echt niet thuis hoort in jullie groep (of dat je geduld op is). Wanneer een verwittiging niet helpt (en een gesprek bij oudere leden), zul je moeten optreden. Een straf geeft ‘de dader’ ook de kans om boete te doen en het zo terug ‘goed’ te maken. Toch is een straf geen pretje voor jonge leden. Daarom moet een straf ook steeds een duidelijk einde hebben. Het kan niet de bedoeling zijn dat één van de leden na de straf nog een lange tijd met een slecht gevoel blijft zitten. De leid(st)er die strafte, moet na afloop van de straf ook duidelijk maken dat er opnieuw met een schone lei kan begonnen worden. Je wou bepaald gedrag bestraffen en niet de persoon. Let er op dat je nadien niet telkens verwijst naar de straffen en overtredingen die iemand in het verleden maakte. Bij oudere leden kan een straf toch leuk worden. Bepaalde leden zullen misschien de regels overtreden om zo in de aandacht te staan en te testen hoe je als leid(st)er zal reageren. Dan zul je hun gedrag eerder bevestigen door te straffen en kan hun gedrag negeren soms meer opleveren. Ook straffen, zonder de groep als publiek, kan dan doeltreffender zijn. Het spreekt voor zich dat lijfstraffen niet kunnen en dat de straf steeds in verhouding moet staan tot de feiten (vandaar dat je best even wacht tot je niet meer té boos / ontgoocheld bent). Een groepslid gezichtsverlies doen lijden voor de groep is steeds een zeer
___ In-Leef-Tijd ___ 24
slechte straf, doordat je de ernst van de straf niet meer in de hand hebt. Je weet immers niet hoe de groep zal reageren. Zorg dat de straf kort volgt op het ongewenst gedrag en dat je steeds duidelijk maakt waarom je iemand straft, want het heeft weinig effect wanneer de leden de indruk krijgen dat er willekeurig wordt gestraft. Wanneer jonge kinderen zien dat een ander kind in de fout gaat, zullen ze dit aan hun leid(st)er vertellen. Dan verwachten ze dat hun leid(st)er reageert. Vóór je echter gaat straffen, zul je ook rekening moeten houden met de omstandigheden, de intentie van ‘de dader’, eventuele onwetendheid, de betrokkenheid van anderen, het toeval… Dit betekent dat je soms niet zult straffen, terwijl de groep wel verwacht dat er zal gestraft worden (bv. wanneer iemand met een bal een ruit intrapt). Bij 6-8 jarigen zul je dus af en toe ook moeten verantwoorden waarom je niet straft. In een jeugdbeweging kan je experimenteren, daarbij in de fout gaan en toch nog een tweede kans krijgen is essentieel. Zeker bij oudere leden is het belangrijk na de straf best nog eens duidelijk te maken dat er een nieuwe start wordt genomen. Er is dan ook best een link tussen de straf en de fout (bv. het lokaal vuil maken betekent het lokaal opkuisen). Straffen zal meestal niet de beste optie zijn bij 14-16jarigen en +16’ers en zal meestal op weerstand botsen bij de leden. Zij zullen straffen ook zien als een signaal van machteloosheid vanwege de leiding. Toch zul je misschien wel eens duidelijk moeten ingrijpen. Je kan dan ook zelf benadrukken hoe zeer je betreurt dat je een dergelijke maatregel moet nemen en de betrokkenen op hun verantwoordelijkheid wijzen. Als je dan toch moet straffen, doe het dan zeker niet overhaast en overleg best even met je medeleiding. In een jeugdbeweging moet je fouten mogen maken zonder al te zware gevolgen. Een duidelijke link tussen de straf en de fout kan ook de weerstand van de groep beperkten (bv. drank uit de koelkast stelen betekent een tijdlang verantwoordelijk voor de bevoorrading). Ook al bij 12-14-jarigen zal het meestal beter zijn een gesprek met de ‘dader’ en eventuele ‘slachtoffers’ te voeren vooraleer je gaat straffen. Misschien zijn er
betere manieren om het probleem op te lossen dan te straffen. De groep zal soms ook op foutief gedrag reageren en op die manier de ‘dader’ op zijn verantwoordelijkheid wijzen. Zeker bij de 14-16-jarigen kan de hele groep helpen waken over het naleven van de afspraken. De groep kan een groepslid terechtwijzen, maar straffen kun je niet aan de groep overlaten. Indien het nodig is verregaande sancties te treffen, is het beter eerst met je medeleiding, de groepsleiding en eventueel de ouders te overleggen. Het is nog steeds beter eens te weinig te straffen dan de verkeerde te straffen. Als een straf dan toch aangewezen lijkt, kunnen jullie misschien samen (met de rechtstreeks betrokkenen) tot een gepaste straf komen. Leg in je werking nooit te veel nadruk op straffen. Op die manier geef je de indruk dat regels vanzelfsprekend overtreden zullen worden. Probeer liever te motiveren met een beloning dan af te schrikken met een straf…
4.4.4 Pesten, een pest Een pyjama verstoppen, suiker in het zoutvat, een broek in de vlaggenmast… Elkaar wat plagen kan leuk zijn, wanneer je elkaars grenzen respecteert en het voor iedereen leuk blijft. (Dus hou die lievelingsteddy maar van het kampvuur weg!) Plagen is een soort kat-en-hond-spel, waarbij nu eens de kat, dan eens de hond zijn slag thuis haalt. Meestal zullen ze het beide leuk vinden om mekaar wat uit te dagen. Pesten daarentegen is een kat-en-muis-spel, waarbij de muis zeer weinig terug kan doen en enkel de kat het leuk vindt. Niet toevallig spreekt men over: elkaar plagen en iemand pesten. Pesten kunnen we nooit toestaan in KSJ-KSA-VKSJ. Gepeste kinderen en jongeren raken gekwetst en geïsoleerd en dat moeten we zeker voorkomen. Nochtans is pesten niet gemakkelijk te vermijden. Van zodra er een groep ontstaat, krijg je te maken met verschillen tussen mensen die de aanleiding kunnen vormen tot pestgedrag. De reden waarom iemand gepest wordt, is meestal zeer complex, maar het pesten begint vaak omdat iemand ‘anders’ is, verschillend ten opzichte van de groep. De schuld ligt echter steeds bij de pester die dit verschil aangrijpt om de gepeste belachelijk te maken, te kwetsen en uiteindelijk misschien zelfs uit de groep te stoten. Ook de zogenaamde meelopers
___ In-Leef-Tijd ___ 25
helpen bij het pesten door niet te reageren, door op die manier de pester te bevestigen in zijn gedrag en de gepeste in de steek te laten. Vaak zullen zij echter uit angst niets durven doen, omdat ze dan misschien zelf het slachtoffer zullen worden van de pesterijen. Ook bij pesten geldt dat voorkomen beter is dan te moeten genezen. In een groep waar aandacht wordt besteed aan vriendschap, respect voor elkaar en vertrouwen, krijgt pesten heel wat minder kans. Werken aan een goede groepssfeer is niet alleen nodig in groepen waar het al wat minder loopt. Ook in sterke, goede groepen moet er tijd worden vrijgemaakt om te werken aan de relaties binnen de groep, het vertrouwen en respect tussen de leden. Ook duidelijke afspraken kunnen helpen. Wanneer je leden goed weten wat kan en wat niet, zullen ze weten waar de grenzen liggen en dus weten dat pesten zeker niet hoort in jullie groep. Zorg ook voor voldoende variatie in de activiteiten, zodat iedereen zijn sterktes kan tonen en niemand uit de boot valt. Teveel nadruk op competitie zal daarenboven de verschillen binnen de groep vaak nog uitvergroten en zo pesten in de hand werken. Ook dode momenten kun je beter vermijden, want verveling kan soms tot pesten leiden. Zorg er tot slot voor dat je zelf niet het slechte voorbeeld geeft met ogenschijnlijk onschuldige plagerijen. Als er dan toch gepest wordt, zul je moeten reageren! ( Meelopers zullen er waarschijnlijk genoeg zijn.) De jongste leden gaan zich snel vervelen als er ‘niets‘ te doen is en dan wordt de kans op plagen (en pesten) groter. Maar ook tijdens een spel kunnen ze mekaar op de zenuwen werken en zal er soms ruzie ontstaan. Ze moeten namelijk nog leren met elkaar rekening te houden en dat loopt niet steeds van een leien dakje. Maar bewust en gericht pesten zal bij 6-8-jarigen niet echt voorkomen, ze zijn er zich meestal niet van bewust dat ze een ander kind kwetsen. Ze kunnen zich moeilijk inbeelden hoe een ander zich voelt. Dit betekent echter geenszins dat je als leid(st)er niet moet reageren op plagen of pesterijen. Het mag zeker geen gewoonte worden, want dat loopt sowieso fout. Je zult als leid(st)er wel moeten uitleggen waarom hun gedrag niet kan en waarom het de ander verdrietig maakt. Gelukkig zal niet steeds hetzelfde kind ‘het slachtoffer‘ zijn. De contacten tussen de kinderen on-
derling wisselen constant, zodat de kans kleiner is dat één iemand uit de groep geviseerd wordt. Maar ook is de kans kleiner dat één bepaald kind de andere gaat domineren. Wees dus steeds voorzichtig met straffen omwille van pesten, want misschien lijkt het wel pesten in jouw ogen, maar is het op zich eerder onschuldig. Als leid(st)er moet je dus wel steeds waakzaam zijn, maar er is meestal nog geen reden tot paniek. Leeuwkes, Kabouters en Sloebers imiteren graag hun vriendjes, maar ook hun ouders, oudere leden… en hun leid(st)er. Probeer dus zelf steeds de sterke kanten van je leden te benadrukken en niet hun negatieve kantjes. Zo zullen je leden later hopelijk geen pestkopjes worden die steeds de zwaktes van de anderen zoeken (en vinden). Bij 8-10-jarigen komt er stilaan wat structuur in de groep. Er ontstaan groepjes vrienden (die wel nog geregeld wisselen) en de leden gaan op zoek naar een beste vriend(innet)je. Op die manier leren ze de groep kennen en zullen ze zien dat alle kinderen verschillend zijn. In het benoemen van deze verschillen kunnen ze vaak zeer hard en ongenuanceerd zijn. Dit kan ervoor zorgen dat er ruzie ontstaat, maar het kan ook het begin zijn van pestgedrag. Wanneer een kind gedurende langere tijd wordt geviseerd door hetzelfde lid/dezelfde leden, hij/zij zich niet echt kan verdedigen (uit angst, door gebrek aan zelfvertrouwen, doordat hij/zij fysiek zwakker is…) en zich gekwetst voelt, is er sprake van pesten. Dit gebeurt vaak niet uit onwetendheid, aangezien de pesters zich kunnen inbeelden hoe de gepeste zich voelt. Doordat de vriendschappen nog niet zo sterk zijn, zal de gepeste vaak alleen komen te staan met zijn probleem. Ook hulp zoeken bij een leid(st)er zal moeilijk zijn, aangezien ze weten dat ze dan toegeven dat ze niet populair zijn en het gevoel hebben dat ze gaan klikken. Daarenboven lijkt het probleem in hun ogen vaak onoplosbaar. Hierdoor zul je het pesten moeten proberen zelf op te merken en dan de eerste stap zetten. Bij een groep 10-12-jarigen is pesten zeker niet uitzonderlijk. Er ontstaan redelijk vaste vriendengroepjes en er komt een zekere structuur in de groep. Zo’n kliekjes zijn belangrijk omdat leden dan het gevoel hebben
___ In-Leef-Tijd ___ 26
ergens bij te horen. Het betekent echter ook dat andere kinderen er niet bijhoren. Ze mogen niet bij het kliekje aansluiten omdat ze, op een of andere manier, ‘anders’ zijn. Gezien de pesters zich kunnen inbeelden hoe de gepeste zich voelt, zullen de pesterijen meestal achter de rug van de leid(st)er gebeuren. Pesten is bij 12-14-jarigen een vaak voorkomend probleem. Ze zijn veel bezig met hun imago, maar ook met het imago van de andere groepsleden. Ze zullen zich aanpassen aan de groepsnorm en leden die ‘anders zijn’ kunnen het mikpunt worden van plagerijen en pesterijen. Het is voor 12-14-jarigen zeer belangrijk ergens bij te horen en uit angst zelf uit de boot te vallen, kunnen bepaalde leden andere leden uit de boot duwen. Aangezien de groepsdruk zeer groot is, zullen slechts weinigen tegen het pesten reageren. Het pesten zal echter meestal zeer subtiel gebeuren (uitsluiten, negeren…) en liefst achter de rug van de leid(st)er. Ook de gepeste zal zijn verdriet verbergen. Wanneer je dit verdriet niet opmerkt is de kans op plotse, hevige (misschien zelfs agressieve) uitbarstingen reëel, met alle gevolgen van dien. Bij 14-16-jarigen kunnen we vaak al spreken van een soort groepsevenwicht. De meeste leden hebben hun plaats binnen de groep al min of meer gevonden. Bepaalde leden zullen echter nog steeds aan het zoeken zijn. Sommigen zullen zich op een geforceerde manier aanpassen aan, of precies afzetten tegen, de groepsnorm. Dit experimenteren met rollen en imago’s kan door de groep beantwoord worden met plagerijen en soms zelfs pestgedrag. Jongeren die op deze leeftijd nog pesten, hebben meestal ook nog andere gedragsproblemen (agressief gedrag, zeer egoïstisch ingesteld…). Pesten is daarenboven bij deze jongeren vaak een gewoonte geworden, die moeilijk af te leren valt. In dit opzicht kun je soms de pester ook als slachtoffer zien, die niet in staat is normale relaties uit te bouwen met anderen. De gepeste zal zijn verdriet ook verbergen want watjes, softies… zijn nu eenmaal niet echt populair. De gepeste zal vermoedelijk concluderen dat hij/zij beter uit KSJ-KSA-VKSJ stapt. Een groep +16’ers is een toffe vriendengroep, waarin iedereen min of meer zichzelf kan en mag zijn. Een aantal groepsleden zijn nog volop bezig hun identiteit op te bouwen, te zoeken wie ze nu eigenlijk (best kunnen) zijn. Dit kan af en toe tot keuzes leiden die aanlei-
ding kunnen zijn tot pestgedrag. Vaak zal de keuze zelf niet de aanleiding zijn, wel het ‘anders’ zijn. De jongere die gepest wordt, is vaak heel wat minder weerbaar en heeft in het verleden vaak al eens hetzelfde meegemaakt, wat hem/haar onzeker en dus extra kwetsbaar maakt. Ook het pesten zelf is op deze leeftijd vaak een gewoonte geworden, die moeilijk af te leren valt. Wat kan je doen wanneer je vaststelt dat er gepest wordt in je groep? Doordat er nog niet echt sprake is van een vaste groep, kan je bij 8-10 jarigen ervoor zorgen dat de gepeste en de pester(s) niet in hetzelfde team zitten tijdens een spel. Op die manier kun je het pesten enigszins vermijden, maar dit zal het pestprobleem niet oplossen. De pestkop(pen) en de gepeste in verschillende teams te steken, zal bij 10-12-jarigen moeilijk zijn, aangezien de vriendengroepjes al redelijk vast zijn. Het splitsen van de pestkoppen zou wel eens voor meer ellende kunnen zorgen. Bij 12-14-jarigen en 14-16-jarigen geldt dit des te meer. De gepeste in bescherming nemen zal vaak ook een averechts effect hebben. Het is daarenboven een verkeerd signaal voor het zelfvertrouwen van de gepeste. Om het probleem echt aan te pakken, zul je een gesprek moeten voeren met zowel de pester(s) als de gepeste. Tijdens het gesprek met de pester(s) zul je duidelijk moeten aangeven dat je pesten niet aanvaardt in de groep. Deze regeltjes kunnen je helpen om tot een oplossing te komen: • •
•
•
Let er op dat je vooral het gedrag berispt en niet de persoon. Baseer je enkel op feiten die je zelf hebt gezien, anders weet de pester dat de gepeste kwam klikken, wat het pesten nog kan doen toenemen. Bij oudere leden kan een kleine valse beschuldiging voor de pester vaak al genoeg zijn om ook de rest af te doen als overdreven. Maak duidelijk dat je zal moeten sancties treffen, wanneer het pesten niet ophoudt. Bij oudere leden benadruk je best dat er nu wel nog de tijd is om samen tot een oplossing te komen. Zorg ervoor dat je bij oudere leden je niet laat afschepen met enkele loze excuses en maak duidelijk dat jullie gesprek niet zomaar een babbeltje is.
___ In-Leef-Tijd ___ 27
•
•
•
Misschien kun je tijdens het gesprek wel de reden achterhalen waarom de pester zich zo gedraagt. Maak er echter geen psychologische doorgronding van, aangezien dit zeer bedreigend overkomt (en je uiteindelijk ook geen psycholoog bent). Laat de jongere vooral zelf verwoorden wat hij/zij denkt. Vooral bij de oudere leeftijdsgroepen kan een goede relatie met de pester het oplossingsproces veel vergemakkelijken. Zorg dus dat je tijdens het gesprek niet alle respect van de pester verliest. Beëindig het gesprek door samen duidelijke afspraken te maken hoe het pesten zal ophouden.
Tijdens het gesprek met de gepeste zul je op volgende zaken moeten letten: • Laat duidelijk merken dat je het pesten afkeurt, dat het pesten ook jouw probleem is, aangezien het de gepeste ongelukkig maakt en de sfeer in de groep verpest. • Overtuig het kind / de jongere dat het pesten zeker niet zijn/haar schuld is. Wees dus ook extra voorzichtig wanneer je suggereert wat het kind misschien zelf kan doen om het pesten wat te voorkomen. • Vertel jongere kinderen dat pesten wel vaker voorkomt, dat ook andere kinderen worden gepest. Dat betekent echter geenszins dat pesten normaal is, het is niet te aanvaarden. • Geef niet de indruk dat je het pesten onmiddellijk zal kunnen oplossen, want dat zal je vermoedelijk ook niet kunnen. Let er echter ook op dat je niet laat uitschijnen als zou het onoplosbaar zijn. Zeg wel dat erover praten met jou een belangrijke eerste stap is. • Beloof nooit dat je tegen niemand iets zal zeggen, ook wanneer het kind / de jongere je dat vraagt. Als je het pesten wil aanpakken, zul je het niet mogen doodzwijgen. Indien je wel belooft niets te zeggen, zal je vroeg of laat door de mand vallen en verliest het kind / de jongere het vertrouwen in misschien wel de laatste persoon die hij/zij vertrouwde in KSJKSA-VKSJ. • Bij oudere leden kun je samen even de groep overlopen en zoeken naar vriend(inn)en waarbij de gepeste terecht kan. Probeer hier zelf goed in te schatten of deze personen te vertrouwen zijn of gewoon een spelletje spelen met de gevoelens van de gepeste. Misschien kan een vriend(in) tijdens het gesprek helpen meedenken.
•
Spreek af dat jullie mekaar op de hoogte zullen houden hoe het verloopt. Hij/zij kan steeds bij jou terecht en jij zult telkens laten weten wat je deed om het pesten op te lossen.
Tot slot kan je ook groepsleden die niet reageren, of misschien zelfs de pester aanmoedigen, berispen en op hun verantwoordelijkheid wijzen. Bij +16’ers kun je ook benadrukken dat ze het later als leid(st)er ook moeten opnemen voor de zwakkere leden in hun groep. Vergeet echter ook niet de leden, die het voor de gepeste opnemen, positief te bevestigen en te steunen, want voor hen zal dit vermoedelijk ook niet vanzelfsprekend zijn. Pesten zorgt ervoor dat leden uit de groep wegblijven, zorgt voor verdeeldheid in de groep… het is dus een probleem van de hele groep, waar je met de hele groep kan aan werken, zeker bij de oudere leeftijdsgroepen. Een groepsgesprek (eventueel een schrijfgesprek bij de oudste leeftijdsgroepen) over pesten en de sfeer in de groep kan, afhankelijk van de groep, ook een stap in de goede richting zijn. Soms zal het echter beter zijn pesten ter sprake te brengen in de informele gesprekken en zo naar een oplossing toe te werken.
___ In-Leef-Tijd ___ 28
4.5 Activiteiten
•
4.5.1 Sfeer creëren bij Of we het nu VK (verhalend kader), inkleding, animatie, thema… of nog anders noemen, het gaat allemaal uiteindelijk om hetzelfde: een poging om sfeer te creëren op een kamp, tijdens een activiteit of gedurende een volledig werkjaar. We maken hier een onderscheid tussen 3 verschillende zaken: Het thema: dit is het kader waarin het verhaal zich afspeelt. Dit kan een bepaalde cultuur zijn (bv. de Inca’s), een bepaalde gebeurtenis (bv. de vulkaanuitbarsting), een bepaald personage (bv. Asterix en Obelix), een bepaalde omgeving (bv. de boerderij)… Het verhaal: dit is het zogenaamde plot, het scenario dat beschrijft wat er allemaal zal gebeuren. De animatie en inkleding: dit zijn de dingen die je concreet gaat doen. Denk hierbij aan het decor, de toneeltjes, de ‘special effects’… Het koppelen van een thema (en een verhaal) aan je werking heeft een aantal belangrijke voordelen: • Het zorgt voor een specifieke sfeer en maakt elke activiteit, elk kamp… uniek. Daarenboven zorgt een VK ook voor afwisseling in je werking. • Het verhaal of het thema kan ervoor zorgen dat alle aparte spelen en activiteiten aan elkaar worden gelinkt. Deze rode draad zal de nieuwsgierigheid van je leden opwekken en hen motiveren om geen enkel onderdeel te missen. • Het gebruik van een thema of een verhaal stimuleert de creativiteit van zowel de leden als de leidingsploeg. Vanuit het thema kun je leuke wendingen, spelregels, personages… verzinnen. Sfeer scheppen betekent ook de fantasie van je leden activeren en inspelen op hun leefwereld, wat hen nog extra zal motiveren. Naast deze drie voordelen, zijn er ook enkele valkuilen wat betreft het creëren van sfeer door een verhaal of een thema: • Met de leiding kan je zo opgaan in het verhaal, de inkleding en het thema dat de leden enkel nog passief publiek zijn voor de show die jullie opvoeren. Probeer er daarom voor te zorgen dat de leden zich betrokken voelen en zorg voor een goed evenwicht tussen spel en inkleding / animatie.
•
Als leid(st)er altijd een rolletje spelen kan storend zijn. Constant in een fantasiewereld leven, kan op den duur ook gaan vervelen. Daarenboven kan de realiteit vaak al sfeer genoeg bieden… Het risico bestaat dat je met de leidingsploeg zeer enthousiast begint, maar na een tijdje de animatie en inkleding, het verhaal of zelfs het thema achterwege laat. Vanaf dat moment zullen alle voordelen van een thema en een verhaal plots nadelen worden. De rode draad raakt zoek, het enthousiasme en de creativiteit bij de leden vermindert en de activiteit wordt voor de leden saai door gebrek aan originaliteit. Zorg ervoor dat hun (fantasie-) wereld niet plots instort.
Hoewel het echte leven steeds gepaard gaat met een lach en een traan, zullen we in KSJ-KSA-VKSJ ernaar streven dat de lach de bovenhand haalt. Ook wanneer je een thema uitwerkt, een verhaal bedenkt of animatie voorbereidt, zul je geregeld op zoek gaan naar manieren om het geheel wat grappig te maken. Het leuke is dat je, zowel jong als oud, aan het lachen kunt brengen wanneer je beroep doet op één van de volgende principes: 1. Verrassende Wendingen: denk hierbij zowel aan de vermoorde die nog eventjes opstaat om een kussentje te nemen, als aan de statige generaal die plots in tranen uitbarst omdat zijn goudvis is overreden. 2. Fysische Kenmerken: denk hierbij zowel aan de clown met veel te grote voeten, als aan de assistent die om de drie tippelpasjes een verwijfd vreugdesprongetje maakt. 3. Verkeerde Combinaties: denk hierbij zowel aan het rendier van de paashaas, vergezeld door twee zwarte pieten, als aan de vrouw met de baard en een veel te lage stem. 4. Verkeerde Verhoudingen: denk hierbij zowel aan een olifant met een mini-slurfje, als aan de speech van twee zinnen, met een spiekbrief ter grootte van een flink uit de kluiten gewassen wegenkaart. 5. Voorspelbare Herhaling: denk hierbij zowel aan Samson die steevast “omstandigheden” uitspreekt als “kont-tekst”, als aan de ridder wiens vizier steeds dichtvalt wanneer hij de groep toespreekt.
___ In-Leef-Tijd ___ 29
Waar haal je nu uiteindelijk de inspiratie voor thema‘s die interessant en leuk zijn voor jouw leeftijdsgroep? Wel, bij de experten ter zake, met name de leden zelf. Luister naar (en observeer) de dingen waarover ze onder elkaar praten, vraag hen welke boeken ze (niet) lezen, welke films ze (niet) bekijken, welke (computer-)spelletjes ze (niet) graag spelen, wat ze (minder) interessant vinden op school… Daarenboven zal het niet enkel afhangen van de leeftijd, maar vooral van de specifieke interesses van de leden van de groep.
•
• Bij de keuze van een thema hou je best rekening met het volgende: • Wees niet bang om naar ‘de clichés‘ (bv. cowboy en indianen, jungleboek…) te grijpen bij de jongere leeftijdsgroepen, want op deze leeftijd bestaan nog geen clichés. Alles is of blijft nog nieuw. Op latere leeftijden zal men de clichés wel genoeg vermijden; gebruik ze dus nu, zodat ze de jaren nadien tenminste terecht clichés kunnen genoemd worden. Wanneer je als thema een klassieker kiest, zul je wel met het verhaal, de inkleding en de animatie moeten zorgen dat het geheel wat exclusief en origineel wordt. • Vanaf 10-12-jarigen zal je basiskennis over de meeste thema‘s niet volstaan om de hele groep te boeien. Wanneer je dus een bepaald thema hebt gekozen, zul je op zoek moeten gaan naar interessante weetjes in de bibliotheek, op het internet… Je mag zeker je fantasie gebruiken, maar zorg ervoor dat hetgeen je doet op zijn minst realistisch is. Indien de invulling van je thema volledig uit de lucht is gegrepen, bestaat het risico dat een deel van de groep zal afhaken, want “het klopt niet!”. Ook 14-16-jarigen kunnen er zich aan storen wanneer je af en toe ‘in de fout’ gaat. Wanneer je bij de oudste groepen echter een thema compleet absurd uitwerkt (cf. Monty Python) kan het wel weer een succes zijn. • Zeker vanaf 12-14-jarigen mag je er van uitgaan dat de leden van je groep al op de hoogte zijn van de actualiteit, dus kan je dit gerust verwerken in je thema. • Probeer bij de jongste leeftijdsgroepen eens te achterhalen waarover ze het al gehad hebben op school. Niets leuker voor je leden dan dat ze zelf eens iets kunnen ‘aanleren‘ aan hun leid(st)ers. Maak het met andere woorden niet te moeilijk, maar misschien wel eens te gemakkelijk, zodat ze
•
zelf het gevoel hebben ‘slim‘ te zijn. Als je twijfelt of het werken met een thema nog wel aanspreekt bij deze leeftijdsgroep, denk dan eens aan het volgende: elk computerspel zou, zonder thema, niet meer zijn dan, op het juiste moment, drukken op de juiste knopjes. Geen enkele 13-jarige zou nog een boek lezen, mocht hij/zij zich niet willen inleven in het thema. Mocht je uit elk tv-programma het thema en het verhaal weghalen, zou vermoedelijk geen enkele tiener nog tv kijken… Pas op met angstaanjagende elementen (bv. de moord, heksen, vampieren…) bij 6-8-jarigen en 810-jarigen, want ze kunnen vaak nog moeilijk het onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie. Ook bij heel wat 10-12-jarigen is dit niet vanzelfsprekend. Zelfs wanneer je als leid(st)er zegt dat het niet waar is, zullen ze toch nog twijfelen. Ook al zeg je elke avond dat er geen monster onder het bed kan zitten, toch… Zorg ervoor dat het voor iedereen tof blijft. Vermoedelijke voltreffers: - Voor 6-8-jarigen: dieren & natuur / helden / sprookjes - Voor 8-10-jarigen: natuur & dieren / verleden / ‘wetenschap‘ - Voor 10-12-jarigen: natuur & dieren / andere landen / sport / ‘wetenschap‘ - Voor 12-14-jarigen: muziek / rages & mode / andere culturen / actualiteit - Voor 14-16-jarigen: actualiteit / liefde / muziek / rages & mode / film - Voor +16-jarigen: liefde / actualiteit / muziek / film
Bij de keuze van een verhaal hou je best rekening met het volgende: • Beperk bij 6-8 en 8-10-jarigen het aantal personages in de verhaallijn en werk best met één duidelijk(e) hoofdpersoon/-dier. • Bij de jongsten kan in je verhaal bijna alles gebeuren. Als je het maar duidelijk genoeg naar voor brengt en zelf gelooft dat de groep het zal geloven, lukt bijna alles. Het aantal kritische vragen zal zich tot een minimum beperken en is daarenboven zeer makkelijk te omzeilen. (bv. “Hoe komt het dat die kameel kan spreken?”“Omdat hij het van zijn mama heeft geleerd.”) • Zorg bij de jongere leden voor een aantal zwart-wit tegenstellingen, zodat de leden het verhaal goed
___ In-Leef-Tijd ___ 30
•
•
•
•
•
•
kunnen doorzien en zelf het verloop van delen van het verhaal kunnen voorspellen. Zo zullen ze zelf de spanning ervaren, wanneer de slechte naderbij komt, enkel als ook duidelijk is dat hij de slechterik is. De fijnere nuances zullen het verhaal voor 6-8jarigen en 8-10-jarigen vaak te moeilijk maken. Vanaf de 10-12-jarigen kan je het verhaal al wat complexer maken. Je hoeft niet meer de vanzelfsprekende tegenstellingen te gebruiken, de goeie mag bijvoorbeeld na verloop van tijd gerust een verrader blijken te zijn. Zorg er wel voor dat het geheel steeds logisch aanvaardbaar blijft. Bij de +12-jarigen kan je het verhaal al heel wat complexer maken. Zolang de rode draad maar duidelijk blijft, kun je onbeperkt personages, intriges, evoluties… toevoegen. Zorg er wel voor dat het geheel steeds logisch aanvaardbaar blijft, want pure fantasie met (goedkope) onlogische argumenten slikt de groep niet meer. Bij 14-16-jarigen kan, afhankelijk van de groep, absurditeit misschien wel tot hilarische toestanden leiden. Het is echter ook mogelijk dat de groep het ‘stom‘ zal vinden. Indien je compleet onlogische wendingen in je verhaal opneemt, bestaat de kans dat de groep niet meer wil meedenken. Het is ook niet meer uitdagend, want in het verhaal kan gewoon alles gebeuren. Als je via een spel een stap verder zet in het verhaal, zul je die stap nadien best nog eens herhalen en/of samenvatten zodat iedereen zeker mee is. Laat onze jongste leden maar in de waan dat alles een ‘happy end‘ heeft. Ze zijn nog wat jong om hun slaap te laten omwille van een dramatische afloop. Dit betekent niet dat er niet af en toe een tegenslag kan zijn, maar laat ze op het einde maar lang en gelukkig leven. De jonge leden volgen de leiding zeer graag in het verhaal. Ze zullen meestal nieuwsgierig zijn naar het verloop en de mogelijke afloop. Ze zullen bij de leid(st)ers op zoek gaan naar extra informatie. Om de zoektocht van de leden niet te verpesten, is het daarom belangrijk dat iedereen van de leidingsploeg het verhaal goed kent en geen eigen versie uitvindt (daarom is het ook best een draaiboek(je) op te stellen). Je kan in je verhaal bij de 10-12-jarigen best voor een gezonde dosis spanning zorgen om je leden te boeien. Indien het verhaal voldoende spanning biedt, zullen de leden niet steeds onderling in competitie moeten treden om het geheel spannend te
•
•
•
maken. Een boosaardig personage, de tijd, een milieuramp… als gemeenschappelijke dreiging zal de groepssfeer meer bevorderen dan onderlinge concurrentie in je groep. Bij de +12-jarigen hou je er best rekening mee dat je leden vaak meer sympathie zullen voelen voor de ‘underdog‘ uit je verhaal dan voor de saaie goedzak / de goede moraalridder die je naar voor schuift. Zo zullen ze misschien ook de waarde(n)volle boodschap die je wil overbrengen via het spel, met opzet verkeerd opnemen. Een volledig op voorhand uitgeschreven en uitgewerkt verhaal zal bij de +12 ook niet steeds aangewezen zijn, gezien het de leden extra zal motiveren wanneer ze het gevoel hebben dat hun inbreng het verloop van het verhaal wezenlijk bepaalt. Dit vraagt extra creativiteit en improvisatie van de leidingsploeg, maar het zal de betrokkenheid van je leden aanzienlijk verhogen. Soms kan bij de oudste leden een thema aangeven voldoende zijn en zal de groep zelf wel een verhaal creëren (bv. ‘marginale’ avond). Het scenario zal spontaan ontstaan en tot leuke toestanden leiden.
Bij de keuze van animatie en inkleding hou je best rekening met het volgende: • Probeer de leden te betrekken in het verhaal, al was het maar bij de jongsten door hen een bepaald personage te laten roepen. Indien een leid(st)er wat meehelpt, kunnen de 8-10-jarigen zelf al eens een stukje toneel spelen. Verwacht nog niet van de groep dat ze alleen iets gaan voorbereiden zonder concrete aanwijzingen van de leiding. De 10-12jarigen kunnen zelf al eens een stukje toneel spelen, een strategie uitdenken om de tegenstander te verslaan, een hinderlaag opzetten… Zorg dat je genoeg structuur en richting aanbiedt, anders bestaat de kans dat het, zowel voor de leden als de leiding, een ontgoocheling wordt. Hierbij kunnen suggestieve vragen de leden het gevoel geven dat ze zelf het verloop van het verhaal bepalen. • Poppenkast is een beproefd en goed bevonden concept voor 6-8-jarigen. Probeer het zelf eens in je groep. (Geen poppen? Ook knuffels, foto’s uit tijdschriften op stokjes, oude sokken met oogjes opgenaaid en een baardje/brilletje/hoedje/…, kunnen dienst doen) • Zorg dat je niet uit je rol valt, want het is voor de jonge leden niet fijn wanneer hun (fantasie-)wereld
___ In-Leef-Tijd ___ 31
•
•
•
instort. Je kan van de oudere leden niet verwachten dat ze zich inleven, wanneer je er zelf, als leid(st)er, weinig moeite voor doet. Meestal zullen de oudere leden wel het onderscheid kunnen maken tussen fictie en realiteit. Het kan door de groep dan als zeer storend en kinderachtig worden ervaren wanneer je halsstarrig weigert uit je rol te stappen (bv. tijdens het eten). Dit betekent niet dat je vanaf het begin moet opgeven, maar zorg ervoor dat de groep niet het gevoel krijgt als kinderen behandeld te worden. Weet dat, wanneer je vraagt aan je leden dat ze iets knutselen, verkleedkledij zoeken… dit betekent dat de ouders hier ook tijd voor vrij zullen moeten maken. Indien je dit té veel doet, zou het wel eens kunnen dat de ouders KSJ-KSA-VKSJ sneller beu worden dan de leden. Bij de oudere leeftijdsgroepen staat of valt alles met de mate waarin de leiding zich engageert om een thema en verhaal in de praktijk om te zetten. Je kan niet verwachten dat je leden zich verkleden als de leiding amper zijn best doet, dat ze zelf hun instrument meebrengen als de leiding nooit de gitaar bovenhaalt… Zingen met de groep kan veel bijdragen tot de sfeer. Wanneer we onze leden de verschillende (jeugdbewegings-)liederen aanleren op 8-10 jaar, maak je veel kans dat ze die voor de rest van hun KSJ-KSAVKSJ-carrière zullen onthouden. Probeer ook zelf eens een themalied te maken. Je kan een tekst verzinnen die past bij een bekende melodie. Indien je een zingende en swingende groep wil worden, zal je de leden op jonge leeftijd leren zingen en het in de latere leeftijdsgroepen onderhouden.
Hierbij nog een aantal voorbeelden die het bovenstaande concretiseren:
6-8-jarigen Thema: De piraten Verhaal: De Leeuwkes, Kabouters of Sloebers zijn matrozen op de ”Marjan”. Kapitein Jan-Pol heeft in zijn netten een depressieve schildpad, Philemon, gevangen. De schildpad heeft een pootje gebroken toen hij in een grote put viel op het strand. Dat kan nog wel genezen, maar hij is in die put ook zijn bril verloren. Daardoor kan hij de put niet meer terugvinden (en de zonnige kant van het leven zien). Wanneer we met Jan-
Pol de put zoeken, blijkt dat die put al weer dicht is. Op zoek naar de bril van Philemon, stoten we echter op een piratenschat. Nu kunnen we zelfs lenzen kopen, maar helaas krijgen we het aan de stok met de piraten van het Rode Lapje… Animatie en inkleding: • De kinderen leren hoe ze de kapitein moeten groeten. • De kapitein draagt steeds een net bij zich met daarin een paar blikjes sardienen vastgemaakt. • De piraten vertellen, terwijl ze de kinderen gevangen houden, grootse verhalen over hun avonturen. • We maken een schat door een houten wijnkoffertje te vullen met een oude kandelaar, wat parels, wat kleingeld…
8-10-jarigen Thema: De Middeleeuwen Verhaal: Koning Archibald leeft in een groot kasteel, met een immense vijver met wel duizend vissen en echte waterschildpadden. Al enige tijd verdwijnen er echter geregeld schildpadden uit de vijver en blijkt dat de ridders van de andere burcht plots allemaal nieuwe schilden hebben. De schilden zijn glanzend groen met schubben… Enfin, reden genoeg om de burcht van de naburige burchtheer aan te vallen en de dader te zoeken om hem te straffen voor het stelen van de schildpadden… Animatie en inkleding: • De Springers en Pagadders leren een aantal liedjes van de troubadour. • Voor koning Archibald maken we een mooi koningsgewaad en een gouden kroon. • Alle kinderen krijgen een kartonnen schildje dat ze zelf mogen beschilderen. • Ze moeten met stenen (lees: proppen) proberen om de ridders (lees: beschilderde blikken) die voor de ramen staan van het ander kasteel (lees: kartonnen constructie) om te gooien.
10-12-jarigen Thema: De kerncentrale Verhaal: De Jongknapen, Roodkapjes en Joro’s brengen een bedrijfsbezoek aan een kerncentrale. Deze kerncentrale is echter een speciale kerncentrale: ze produceert groene energie, doordat ze de energie haalt uit
___ In-Leef-Tijd ___ 32
de splitsing van de zaadjes van kiwi’s. De afvalproducten worden door schildpadden opgegeten. Tijdens de rondleiding loopt er echter iets fout. Doordat één van de schildpadden een kabel doorbijt, compleet depressief geworden door de eentonige voeding, ontstaat er stralingsgevaar. De gevolgen worden al snel zichtbaar en we moeten ingrijpen. De kinderen moeten een strategie bedenken om zo snel mogelijk de jodiumpillen te verspreiden in de regio. Bovendien lijkt de directeur, Bill Cherno, niet echt goed mee te werken en dat verhaal van die schildpad blijkt ook niet te kloppen… Animatie en inkleding: • Met een aantal oude computers bouwen we een controlekamer. • Met een rookmachine en een stroboscoop creëren we een echte kernramp. • We eten na de kernramp groene puree-aardappelen. • De leiders blijken allemaal een tic te hebben gekregen door de bestraling.
12-14-jarigen Thema: De Bermuda-driehoek Verhaal: De Knapen, Jimmers en Knimmers gaan op zoek naar de Bermuda-driehoek, omdat de boot, met aan boord hun favoriete band ”The Rocking Turtles”, is verdwenen. Gedurende hun zoektocht blijkt ook dat ze systematisch leiders verliezen. Zo komen ze uiteindelijk helemaal alleen te staan in hun zoektocht. Op een bepaalde plaats vinden ze al hun leiders terug en ook ”The Rocking Turtles”. Hoewel ze eerst tevreden zijn, beseffen ze dat ze nu dus zelf in het zwarte gat zijn gesukkeld. Hoe komen ze hier terug uit?… Animatie en inkleding: • De uitnodiging voor de activiteit is een concertaffiche van ”The Rocking Turtles”met daarop ”Afgelast!” en een rood driehoekje met de gegevens voor de activiteit. • Tijdens hun zoektocht verdwijnen steeds meer persoonlijke spullen van de leden (lees: probeert de leiding spullen te verduisteren), naarmate ze het zwarte gat naderen. • Om het zwarte gat uiteindelijk te verlaten moeten de leden door een autoband kruipen die op 2 meter hoogte hangt.
14-16-jarigen Thema: Wollywood Verhaal: Het gaat niet zo goed in Wollywood. Geen enkele acteur of actrice slaagt er nog in een goede relatie aan te knopen. De helft van de leden worden de acteurs en actrices, met hun eigen profiel, eigenschappen en voorkeuren. De andere helft van de Sjo’ers, Jonghernieuwers en Simmers worden ingeschakeld door een relatiebureau om koppels te gaan samenstellen. Ze moeten dus langs bij de managers van de acteurs/actrices, het vastgoedkantoor voor een villa… Uiteindelijk krijgen de gevormde koppels dan bij een waarzegster een score voor hun toekomstig geluk. Het beste relatiebureau verdient de gouden haas voor hun ‘snelkoppeling’, het slechtste bureau de depressieve schildpad voor hun trage en slechte koppeling… Animatie en inkleding: • Wanneer de leden arriveren, moeten ze over een rode loper het lokaal binnen. • Uit een aantal notarisbladen worden foto’s en beschrijvingen van chique villa’s verzameld. • De leiding heeft galakledij aan en biedt de leden bij aankomst een ‘aperitiefje’ aan.
+16-jarigen Thema: Verkiezingen Verhaal: De +16’ers moeten een politieke partij oprichten. Daarvoor moeten ze een naam kiezen en een 10-puntenprogramma opstellen. Het is vanzelfsprekend de bedoeling dat ze zoveel mogelijk stemmen proberen te halen. Wanneer ze klaar zijn met de voorbereiding, krijgen ze elk 20 minuten om een receptie te geven met de nodige speeches, hapjes en drankjes. Er komt uiteindelijk nog een soort televisiedebat met de leiding als moderator waarbij elke partij ook nog een of ander schandaal krijgt aangesmeerd (bv. de ‘groenere’ partij lijkt een mandataris te hebben die verkoper is van schildpadden die in het wild gevangen worden). Halfweg de voorbereiding wordt in elke partij een overloper aangeduid die bij een andere partij gaat aansluiten… Animatie en inkleding: • De +16’ers moeten allemaal in stadskledij komen opdagen. • Voor de speeches wordt een lezenaar opgesteld met een micro.
___ In-Leef-Tijd ___ 33
•
•
Voor de receptie worden ook een aantal externen uitgenodigd die dan ook na afloop moet stemmen. De leiding verbindt er zich toe minstens twee punten uit het 10-puntenprogramma van de winnende partij te realiseren.
4.5.2 Activiteiten tijdens de jaarwerking Er zijn een aantal groeilijnen te herkennen die ervoor zorgen dat de activiteiten in KSJ-KSA-VKSJ aanvaardbaar, doenbaar, interessant en uitdagend blijven doorheen de jaren. Wanneer je deze groeilijnen in je achterhoofd houdt, kun je vlotter specifieke activiteiten toewijzen aan een bepaalde leeftijdsgroep. Ook de uitwerking van de activiteiten die op elke leeftijd aan bod komen (bv. bosspel, stadsspel…), kun je afstemmen op deze lijnen.
Hoe ouder je leden worden, hoe MEER… … je een beroep kan doen op hun eigen mogelijkheden om samen te werken. Onze jongste leden zullen bij elk spel nog een leid(st)er nodig hebben om in hun kamp te zorgen voor de kaartjes, de taakverdeling… Naarmate ze ouder worden, zullen ze zich zelf wat organiseren, iemand afvaardigen om in het kamp te blijven en zelf een tactiek bepalen om het spel te winnen. Een spel voor de jongere leden moet duidelijke regels hebben zodat elk individueel lid duidelijk weet wat hij/zij moet doen (bv. er moeten 3 kinderen het kamp verdedigen en 5 andere kaartjes gaan verzamelen, de leid(st)er in het kamp verdeelt de taken). Een spel voor de oudere leden zal nog heel wat keuzes open laten die de groep zelf moet maken (bv. jullie moeten zorgen dat jullie kaartjes verzamelen en het kamp beschermen). In elke leeftijdsgroep zal er een afwisseling moeten zijn tussen spelen met de hele groep, teamspelen en individuele spelen. Hoe jonger de leden, hoe belangrijker de coördinerende rol van de leiding bij het samenspelen/-werken. … je hen kan vertrouwen in risicovolle situaties. Op de verpakking van kaarsen, breekmessen, boormachines, cirkelzagen… staat geregeld vermeld ‘Buiten
het bereik van kinderen houden’. Hiermee worden zeker al onze leden tot 12 jaar bedoeld. Veiligheid van de omgeving waar jullie activiteiten organiseren zal een permanent aandachtspunt moeten zijn, welke leeftijd de leden ook hebben. Knapen, Jimmers en Knimmers kunnen vaak onnodige risico’s nemen wanneer ze elkaar willen overbluffen. Door de groepsdruk kunnen zelfs Sjo’ers, Simmers en Jonghernieuwers hun eigen grenzen overschrijden en daardoor een gevaar betekenen voor zichzelf en de andere groepsleden. Onze Leeuwkes, Kabouters, Sloebers, Springers en Pagadders laten we per definitie nooit alleen. Een duidelijke afbakening van het terrein, waar je alle leden in de gaten kan houden, is onmisbaar. Bij Jongknapen, Roodkapjes en Joro’s zul je best nooit te ver uit de buurt zijn, want ze durven zich wel eens sterker en groter voelen dan ze eigenlijk zijn. Bij de 12- tot 16-jarigen zul je best zorgen dat je geregeld contact hebt met de groep. Zo kan je een oogje in het zeil houden. Afhankelijk van de groep kunnen de leden vanaf 16 jaar zelf al beter risico’s inschatten. Dan volstaat het wanneer je als leiding steeds bereikbaar bent. Daarom ook gaan onze leden tot 12 jaar nooit alleen op tocht, is er een vast traject met controleposten bij 12-14 en zorgen we dat we onze stappers van 14-16 jaar geregeld zien tijdens een tocht. Een noodnummer en enkele richtlijnen kunnen volstaan bij de oudste leden. … je beroep kan doen op hun eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Naarmate de leden ouder worden, kun je hen meer verantwoordelijkheid geven. De leden zullen het zelf ook leuker vinden om zelf af en toe wat leid(st)er te spelen. Springers en Pagadders tijdens een spel een bepaalde post laten bemannen, zal niet zo vanzelfsprekend zijn. Met de hulp van een leid(st)er kunnen ze bijvoorbeeld wel al eens het scoresysteem bijhouden. Jongknapen, Roodkapjes en Joro’s kunnen gedurende een casinospel misschien enkele spelen van de leiding ‘opkopen’ of overnemen en zo zelf een spel gaan runnen. Bij de oudste leeftijdsgroepen kan je als leiding soms het uitdenken en de uitwerking van een (onderdeel van de) activiteit overlaten aan de groep. Ook wanneer je de activiteiten volledig met de leiding voorbereidt, kun je bepaalde taken tijdens het spel volledig toevertrouwen aan de leden.
___ In-Leef-Tijd ___ 34
… tussenstappen er mogen zijn voor het einddoel wordt bereikt. Een bosspel voor de jongste leden zal qua opbouw best redelijk logisch en eenvoudig zijn: ”Eerst doe je A, dan B. Indien je wordt gepakt, doe je C.” Bij de oudere leden kan het spel gerust al heel wat complexer worden: ”Eerst doe je A, dan B of C. Indien je bij de andere ploeg D kan doen, mag je zonder meer E enz.” Het spreekt voor zich dat de basis van elk spel een duidelijke uitleg en goede afspraken moeten zijn. Voor de jongste leden moet elk spel een duidelijk doel en een duidelijk einde hebben. Een open einde of een spel dat over meerdere namiddagen loopt, zal hen minder aanspreken. De jongere leden zullen het meer appreciëren wanneer er op korte termijn naar een bepaald resultaat wordt toegewerkt, terwijl de oudere leden ook gewoon ‘het bezig zijn met iets’ leuk kunnen vinden. Vandaar ook dat samen een hindernistocht ontwerpen en opzetten leuk kan zijn met de oudste leden, terwijl de jongere leden zo snel mogelijk de opdrachtjes zullen willen uitvoeren en zo een record vestigen. Tot slot mag het aantal wegen om het einddoel te bereiken toenemen naarmate de leden ouder worden. Een ganzenbord kan de jongste leden nog wel boeien, maar bij de oudere leden moeten er meer mogelijkheden zijn om te winnen. Een bosspel waarbij je enkel een aantal posten moet zoeken en kaartjes overbrengen, zul je beter aanvullen met een mogelijkheid om elkaar te dwarsbomen, om met verschillende combinaties van kaartjes voordelen te verzamelen… … de groep belangrijk wordt tijdens de activiteiten. Jonge kinderen komen vooral naar KSJ-KSA-VKSJ omwille van de spelletjes en de leid(st)ers. Vrij spel is dus geen goed idee bij de jongsten want dat kunnen ze thuis ook. Probeer daarentegen iets aan te bieden wat ze thuis niet kunnen. De oudere leden zullen al veel meer op de groep gericht zijn en zij zullen al iets écht in groep kunnen doen. Vandaar ook dat ‘gewonere activiteiten’ binnen hun KSJ-, KSA- of VKSJ-groep een extra dimensie kunnen krijgen en je deze zaken ook in je jaarplanning kan opnemen (bv. koken, schaatsen…). Wanneer de leden ouder worden kunnen ze ervan genieten gewoon samen te zijn met de groep, samen wat te babbelen… In elke leeftijdsgroep zal je wel steeds
een evenwicht moeten zoeken tussen actieve momenten en wat rustigere momenten. Bij de oudere groepen zullen deze laatste belangrijker worden dan bij onze jonge leden. … sporten op sporten gaat lijken. Bij de jongste leeftijdsgroepen zal sporten vaak beperkt blijven tot het aanleren van de deelvaardigheden, gaande van een bal leren vangen tot een tennisracket hanteren. Een hele namiddag sporten zal voor Springers en Pagadders waarschijnlijk geen succes zijn. Naar een korf gooien als opdracht in een spel zullen ze wel tof vinden. Ook kan een sport, mits enkele aanpassingen, doenbaar en interessant worden voor elke leeftijdsgroep. (bv. baseball met een grote bal, voetbal op een half voetbalveld…) Doorheen de leeftijdsgroepen zal het accent verschuiven van de technische aspecten naar de groepsaspecten (een spelletje voetbal zal bij de jongsten vooral gaan over het trappen op doel en bij de ouderen meer over mooie combinaties en tof samenspel) en van kracht naar uithouding (van een korte sprint naar een lange fietstocht). Binnen de jeugdbeweging moet bij elke vorm van sporten wel steeds de meeste aandacht gaan naar het spel en niet zozeer naar de competitie!
Hoe ouder je leden worden, hoe MINDER… … activiteiten nog volledig nieuw zijn. De jongste leden kun je gemakkelijk verrassen met iets nieuws. Bij KSJ-KSA-VKSJ iets doen zonder de hulp van hun ouders kan al een heel nieuwe ervaring zijn. Bij de oudere leden zul je minder een beroep kunnen doen op de gekende klassiekers, tenzij je er iets unieks aan toevoegt. Je verkleden, de rollen tussen leiding en leden omkeren, een originele combinatie van twee klassiekers, een ‘mol’ toevoegen… kan er voor zorgen dat een spel opnieuw uniek wordt. Bij de oudere leden kan een samenwerking met een andere groep of vereniging een toffe afwisseling betekenen. Bij de jongere leden zal dit moeilijker zijn omdat de eigen groep vaak nog niet zo hecht samen hangt. Ook de verschillende openluchttechnieken zul je best toewijzen aan specifieke leeftijdsgroepen. Zo kun je bij sjorringen best starten met het aanleren van knopen en het sjorren van een kleine constructie (bv. een eettafel). Daarna kun je met de groep torens en vlot-
___ In-Leef-Tijd ___ 35
ten gaan bouwen, waarbij je als leid(st)er zelf het plan maakt en met de groep opbouwt. Wanneer ze nog wat ouder zijn, kunnen ze misschien zelf een sjorconstructie uitdenken en uitwerken. Bij het maken van vuren kun je eveneens een dergelijk onderscheid maken: eerst helpen bij een klein vuur, dan zelf een klein vuurtje stoken en uiteindelijk helpen bij het kampvuur.
competitie zeer belangrijk. Valsspelen, zowel door de leden als de leiding, kan aanleiding geven tot hevige ruzies. Om het dan nog spannend te houden tot het einde kan je bijvoorbeeld zorgen dat men hoe langer hoe sneller punten kan verdienen. Ook een slotopdracht of meerdere delen in het spel kunnen helpen om een hele namiddag spannend te houden.
Terwijl je met de kleinsten eetbare kunstwerkjes kan maken met snoep, kunnen de oudere leden zelf ingrediënten verzamelen tijdens een spel om soep te maken. De oudsten kunnen dan zelf een volledige maaltijd bereiden op een zelfgemaakt vuurtje.
De oudere leden zullen het echter als een uitdaging zien om achterpoortjes te vinden in de spelregels. Leden onderling zullen het soms zelfs leuk vinden wanneer er wat gesjoemeld wordt. Toch zul je als leiding moeten ingrijpen wanneer het hele spel verstoord wordt en de kansen totaal niet meer gelijk opgaan. Alhoewel valsspelen geen groot drama hoeft te zijn, verwachten de leden wel dat de leiding er alles aan doet om valsspelen zo moeilijk mogelijk te maken.
Zo wordt sjorren, vuur maken, koken… op elke leeftijd toch iets nieuws. … sturend je moet optreden bij creatieve activiteiten. Wanneer je gaat knutselen met de jongste leden, moet je ervoor zorgen dat je voordien een voorbeeldje hebt. Wanneer je de leden teveel vrijheid geeft, is de kans groot dat je een fortuin aan materiaal zult nodig hebben en dat de kinderen zelf ontgoocheld zullen zijn omdat ze niet echt een mooi resultaat bereikten. Ook bij toneeltjes en dansjes zul je best zelf de grote lijnen vastleggen. Bij de oudere leden zal een zekere mate van vrijheid hen stimuleren om zelf iets uit te denken. De oudste leden kunnen bijvoorbeeld zelf bedenken hoe ze het lokaal wat zullen inrichten. Ze zullen het zeker op prijs stellen wanneer ze daarbij wat vrijheid krijgen. Ook bij toneeltjes en dansjes zal het vaak volstaan om de krijtlijnen wat uit te zetten. Het eindresultaat zul je best nog eens bekijken voordat je het voor het grote publiek laat opvoeren. Zo kan je de groep of jezelf eventueel gezichtsverlies besparen. … verliezen een probleem hoeft te zijn. Bij onze Leeuwkes, Kabouters en Sloebers kan het verliezen van een spel ervoor zorgen dat ze het spel nadien niet leuk vonden. Mits enkele kleine aanpassingen hoeven er in een spel niet eens verliezers te zijn, enkel winnaars (vb. samen vechten tegen een gemeenschappelijke vijand, samenwerken aan een bepaald doel…). Je kan als leiding op deze leeftijd gerust subtiel wat bijsturen (lees: valsspelen) om er de ‘spanning’ in te houden. Vanaf de Springers en Pagadders zal winnen te belangrijk worden en dan kan valsspelen bijgevolg de hele activiteit verpesten. Ook onze 10-12-jarigen vinden
… traantjes er zullen vloeien. Bij de jongste leden zul je spelen, waarbij de leden elkaar moeten hinderen, tot een minimum moeten beperken. Vaak kennen ze namelijk hun eigen krachten nog niet zo goed en kunnen ze zich minder goed inleven in hun tegenspelers. Rugby, inbreken in elkaars kamp… is dus niet aan te raden bij de jongste leeftijdsgroepen. Wanneer je bij de oudere leden iets ruwere spelletjes speelt, zul je als leid(st)er wel onmiddellijk moeten reageren wanneer bepaalde leden te agressief te werk gaan. Ook in ruwere spelen moet ‘fair play’ centraal staan. Aarzel niet om het spel stil te leggen als het er iets te hard aan toe gaat om zo een duidelijk signaal te geven dat zoiets niet kan in jullie groep. Ook schrikspelen zijn niet gepast bij de jongere leeftijdsgroepen. Het kan niet de bedoeling zijn om jonge kinderen met een angst op te zadelen die ze soms nog jaren met zich mee moeten dragen. De oudere leden eens doen schrikken, voor wat spanning zorgen of hen wat om de tuin leiden zal voor de leden gegarandeerd leuker zijn dan hen echt bang te maken en hun gevoelens overhoop te halen. … de groep afhankelijk is van de leiding. Het is duidelijk dat de leiding een centrale rol heeft te vervullen in de werking met onze jongste leden. Als leid(st)er zul je constant nieuwe impulsen moeten geven aan de groep opdat de activiteit boeiend zou blijven. Zelfs een uurtje lang hetzelfde doen, zal voor veel kinderen al te lang zijn. Thuis kunnen ze inderdaad ge-
___ In-Leef-Tijd ___ 36
rust enkele uren tv kijken, maar de programma’s moeten ook snel genoeg afwisselen. De jongere leden zullen zich ook vooral amuseren wanneer ze hun fantasie kunnen gebruiken. Hoe meer de leid(st)ers zich inleven in een thema, hoe meer de leden zich kunnen uitleven. Zowel de fantasie van de leden als van de leiding zal een cruciale rol moeten spelen in de werking. Bij de oudere leden blijft dit belangrijk, maar de leden zullen vaak zelf initiatief nemen om een aantal extra’s toe te voegen aan de activiteit. Het welslagen van een activiteit zal vaak afhangen van de mate waarin de leden zelf hun inbreng hebben kunnen doen. Bij de oudste leden zal je de groep zelfs af en toe de ruimte moeten geven om hun eigen gang te gaan, zelf een aantal beslissingen te nemen. Zo zullen de Knapen, Jimmers en Knimmers een toren sjorren onder leiding van de leid(st)ers, terwijl de Sjo’ers, Simmers en Jonghernieuwers een toren kunnen sjorren met de leid(st)ers. De 12-14-jarigen kunnen helpen bij het opzetten van een tent, de oudste leden kun je al eens zelfstandig een tent laten overeind zetten.
4.5.3 Op kamp Het kamp is voor elke KSJ-KSA-VKSJ - groep de ‘niet te missen‘ kroon op het werk(jaar). De verschillende kampen lopen als een rode draad doorheen een loopbaan in onze beweging. Nog maar weinig leden hebben afgehaakt omdat ze de kampen beu zijn, integendeel, soms zie je leden enkel terug tijdens het kamp. Kampen zijn een succes, niet alleen omdat de leden even weg zijn van thuis of omdat ze enkele dagen non-stop kunnen optrekken met vrienden, maar vooral ook omdat elk kamp uniek is. Dat is maar best ook, want een Sloeber vertrekt met heel andere verwachtingen op kamp dan een Jonghernieuwer. Een tocht maken tijdens het kamp zal toch iets helemaal anders moeten zijn met Pagadders dan met Knimmers. Hoe kan een kamp er dan best uitzien voor jouw leeftijdsgroep?
‘Op kamp‘ betekent voor de leden: 6-8 en de 8-10-jarigen: - weg van mama en papa - slapen in een vreemd bed, vreemd eten, spelen in een vreemde omgeving… - een heleboel nieuwe ervaringen - van ’s ochtends tot ’s avonds (samen) spelen
10-12-jarigen: - van ‘s ochtends tot ‘s avonds plezier maken met vrienden - in een kamphuis of een tent logeren, zonder ouders - spannende uitdagingen tot een goed einde brengen 12-14-jarigen: - een periode je plan trekken in tenten - een aantal dagen samenleven en avonturen beleven - de leden van de groep beter leren kennen - even weg van thuis 14-16-jarigen: - samen met vrienden een tentendorp opbouwen - verantwoordelijkheid opnemen - even weg van thuis +16-jarigen: - samen met vrienden er eventjes tussenuit - verantwoordelijkheid nemen over jezelf en anderen - zelf voor een stuk beslissen hoe het kamp wordt ingevuld
Een kamp organiseren als leid(st)er betekent… •
… zorgen dat je het vertrouwen wint van de ouders door hen goed te informeren via een persoonlijk gesprek. Bereid je bij de jongere leden voor op vragen als: Wat zullen ze eten? Waar zullen de kinderen slapen? Wie gaat er mee (om te koken)?… Ook al kun je de leden wild enthousiast maken, het zijn uiteindelijk de ouders die je het vertrouwen schenken enkele dagen voor hun oogappel te zorgen. Zorg dat je ook van de ouders van de jonge leden een antwoord krijgt op een aantal vragen: Kan hun zoon/dochter al zwemmen? Waarvan is hij/zij bang? Waarbij is er zeker nog hulp nodig? Bedplassen?… Bij de oudere leden zal je het vertrouwen van de ouders relatief snel krijgen, maar het blijft belangrijk hen goed te informeren. Het is niet omdat zoon- of dochterlief reeds enkele jaren meegaat op kamp, dat de ouders zich nu geen vragen stellen over bijvoorbeeld het verloop van een tentenkamp.
___ In-Leef-Tijd ___ 37
•
… zorgen dat iedereen van de groep meegaat. Doorheen het werkjaar kun je best af en toe al eens de link leggen met het kamp (en bij de oudste leeftijdsgroepen de groep eventueel laten meebeslissen hoe het kamp zal ingevuld worden). Zo zul je ook op tijd weten welke leden twijfelen om mee te gaan en kun je hen, met een bemoedigend gesprek, toch overhalen.
•
… het kamp bij 6-8-jarigen best niet veel langer laten duren dan 5 volle dagen, enerzijds omdat de leden na 5 dagen al aardig vermoeid zullen zijn en anderzijds om een zee van heimweetraantjes te vermijden. Daarnaast zal het ook door ouders sneller aanvaard worden, dan een volledige week hun kind uit handen te geven. Bij 8-10-jarigen kan het best niet langer duren dan 7 volle dagen. Een week weg van mama en papa is voor onze Springers en Pagadders nog bevattelijk. Het hoeft zeker niet langer te zijn, anders lijkt het voor hen misschien wel eindeloos. Voor de 10-12-jarigen kan het kamp gerust 7 volle dagen duren. De leden zullen na die week al aardig vermoeid zijn en ze zullen blij zijn terug onder de vleugels van mama en papa te mogen kruipen. Bij de +12-jarigen kan een kamp gerust tien dagen duren. Het geeft je als leidingsgroep ook de mogelijheid een meerdaagse tocht te plannen.
•
… rekening houden met de (beperkte) mogelijkheden van je leden. Zo zul je een goede, lange nachtrust moeten voorzien. Om 20.00u. gaan slapen is bij 6-8-jairgen zeker geen overbodige luxe, zodat ze toch zeker 12 uur kunnen slapen. Zorg er ook voor dat ze nog een lief woordje meekrijgen net voordat ze gaan slapen. Ook kun je best met de leiding duidelijk aanwezig zijn voor het slapengaan, want misschien willen enkele kinderen nog iets kwijt, zodat ze rustig kunnen slapen. Hou ook rekening met bedplassen en kinderen die ’s nachts moeten gewekt worden voor een toiletbezoek. Eventueel kan een kort rustmoment na het middageten ook aangewezen zijn. Een nachtelijke activiteit is uit den boze, vooreerst om trauma‘s te vermijden en vooral omdat je de nachtrust van de leden moet respecteren. Bij 8-10-jarigen grotendeels dezelfde aandachtspunten, en een nachtrust van 11 uur is zeker aangewezen. Om 21.30u. gaan slapen is zeker geen overbodige luxe voor de 10-12-jarigen, zodat ze toch zeker 10 uur kunnen slapen. Een
avondactiviteit kan men al eens inlassen, maar hierbij moet de nadruk liggen op gewenning aan het donker. Een angstaanjagend spel kan voor een Jongknaap, Roodkapje of Joro het volledige kamp verpesten. Wanneer de groep gemengd is, zorg je er best voor dat de jongens en de meisjes genoeg privacy hebben bij het wassen en verkleden. •
… naast het avontuur en de actie, ook de nodige rust voorzien bij de +12-jarigen. Ook voor Knapen, Jimmers en Knimmers blijft een goede nachtrust op kamp van levensbelang. Vermoeidheid bij je leden (maar ook bij de leiding) zal de sfeer verpesten, zorgen voor ruzies en gevaarlijke situaties door onoplettendheid. Om 22.00u. gaan slapen is dus geen overbodige luxe indien je de dag om 8u. wil beginnen. Wanneer de groep gemengd is, zorg je best voor afzonderlijke slaap- en wasplaatsen. Bij 12-14-jarigen kan een nachtelijke activiteit een leuke afwisseling betekenen, maar zorg er wel voor dat het voor iedereen van de groep leuk blijft en dat je nadien voldoende tijd vrijmaakt om uit te rusten. Voor Sjo‘ers, Simmers en Jonghernieuwers geldt hetzelfde en is 22.30u. een goed uur om de nacht aan te vatten.
•
… een verhalend kader uitdenken waarbij de leden zich het hele kamp kunnen inleven. Je kunt de jongste leden nog bijna alles wijs maken, zodat je kamp een heel intense reis door hun fantasiewereld kan worden. Het verhaal is ideaal als rode draad doorheen het kamp. De wendingen in het verhaal zullen de leden zeker boeien en hun nieuwsgierigheid prikkelen. Een goed verhaal kan het enthousiasme bij de leden doen vermenigvuldigen. Bij de oudere leden kun je af en toe momenten inbouwen waarop de leden zelf het verloop van het verhaal kunnen bepalen, zelf een strategie kunnen uitwerken om een bepaalde dreiging te overwinnen, enzovoort. De leden kunnen misschien zelfs individueel een personage in het verhaal spelen.
•
… met de -12-leeftijdsgroepen eens op tocht trekken. Zorg wel dat je bij de -12-jarigen als leid(st)er goed op het verkeer let, want je kan van hen nog niet verwachten dat zij alle gevaren van het verkeer correct kunnen inschatten. Ze gaan dus ook nooit alleen op pad. Maak vóór je vertrekt duidelijke afspraken en maak de tocht zeker niet langer
___ In-Leef-Tijd ___ 38
heid zal je als leid(st)er moeten dragen. Dit betekent o.a. dat je hen de verkeersregels zal moeten toelichten en duidelijke afspraken zal moeten maken vóór de groep vertrekt. Bij de Sjo‘ers, Simmers en Jonghernieuwers kun je de groep al eens zelf de tocht laten bepalen en als leid(st)er enkel een einddoel vastleggen. Het blijft niettemin belangrijk goede afspraken te maken vóór het vertrek en te zorgen dat je de groepen af en toe gedurende de tocht kan ontmoeten. Een tocht van om en bij de 30 kilometer is ideaal voor deze leeftijdsgroep. Wanneer je er voor kiest een twee- of driedaagse tocht te organiseren, met een rugzak, zal je het gemiddeld kilometeraantal per dag best beperken tot 25 kilometer. Wat de tochtbeschrijving betreft, mag je er van uitgaan dat de groep tot de gevorderden behoort op vlak van geheimschriften, kaartlezen, kompaslopen… Probeer hier toch ook nog enkele compleet nieuwe technieken aan toe te voegen. Bij +16 volstaat het om einddoelen te bepalen, een keuze te maken van een interessante streek en de praktische zaken te regelen. Ga toch de uitdaging aan om de tocht uniek te maken door bepaalde opdrachten, tochttechnieken, hindernissen… te integreren. De groep kan zelf al het grootste deel van de verantwoordelijkheid opnemen. Het kilometeraantal is vergelijkbaar met de aantallen voor 14-16-jarigen.
dan 8 kilometer voor 6-8-jarigen, niet langer dan 12 kilometer voor de 8-10-jarigen en niet langer dan 16 kilometer voor de 10-12-jarigen. Zorg voor de nodige afwisseling tijdens de tocht (een spel, een opdrachtje, een liedje…), anders gaat het al snel vervelen. Je kunt de jongste leden af en toe al eens de juiste weg laten bepalen door hun zintuigen aan te spreken. (bvb. pijlen of aanwijzingen zoeken, de zoute of zoete weg volgen waarbij je filmpotjes met zout of suiker langs het traject ophangt…). Bij 8-10-jarigen kun je bv. gebruik maken van wat taalspelletjes, leuke lettertypes, een rebus… De 1012-jarigen kunnen zelf al de gids zijn en uitzoeken waar ze heen moeten. Maak het voor de groep extra uitdagend door bepaalde stukken van de tochtbeschrijving in een geheimschrift (morse, raamgeheimschrift…) te vertalen. Op deze leeftijd kunnen ze, desnoods met wat hulp van hun leid(st)er, de meeste geheimschriften aan. Kaartlezen zal nog wat te moeilijk zijn, maar ze zullen maar al te graag met hun leid(st)er meekijken. •
… met de +12-groep eventueel op meerdaagse tocht trekken. Knapen, Jimmers en Knimmers kunnen al eens zonder leid(st)er op stap gaan. Toch zul je de tocht zelf volledig moeten uitstippelen zodat je er zeker van kan zijn dat gevaarlijke punten worden vermeden. De tochtbeschrijving zal dus ook de route moeten bepalen van start tot einde en in de wegbeschrijving zul je ook best telkens twee aanknopingspunten meegeven (bv. ”Ga hier rechts en wandel zo in de richting van de hoogspanningskabels”). Ook moet je controleposten uitzetten om te controleren of de groep nog steeds op het rechte pad blijft (letterlijk en figuurlijk). Maak de tocht uitdagend en leerrijk door hen te leren hoe ze een kompas moeten hanteren, een stafkaart kunnen gebruiken (steeds in combinatie met een beschrijving) en enkele moeilijkere geheimschriften kunnen ontcijferen. Een tocht van om en bij de 25 kilometer is ideaal voor deze leeftijdsgroep. Wanneer je er voor kiest een tweedaagse tocht te organiseren, met een rugzak, zal je het kilometeraantal per dag best beperken tot 20 kilometer. Als leid(st)er zal je dan zelf een slaapplaats moeten zoeken voor de groep. Hou er steeds rekening mee dat de zelfstandigheid van onze 12-14-jarigen nog niet betekent dat ze zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen over zichzelf of de anderen. Die verantwoordelijk-
•
… per dag een 12-urenprogramma uitwerken voor 6-8-jarigen, een 13-urenprogramma voor de 8-10-jarigen. Dit betekent niet dat de leden nooit eens kunnen doen waar ze zin in hebben, maar ook in de vrije momenten zal je best wat spelletjes of spelmogelijkheden achter de hand houden. Verveling (en bijgevolg gekibbel) is namelijk nooit veraf bij de jongste leden. Ze zullen ook vaak een beroep doen op de leiding wanneer iets mis loopt, wanneer ze hulp nodig hebben, wanneer iets niet lukt… Je kunt de leden sowieso nooit alleen laten. Bij de 10-12-jarigen moet je op de vrije momenten ook voldoende aanwezig zijn. Onze leden van 10-12 jaar zullen vaak zelf al zeer creatief zijn in hun spel gedurende de vrije momenten. Toch zullen ze nood hebben aan een leid(st)er in de buurt, om te helpen of hen van materiaal te voorzien, gewoon om mee te spelen. De +12-jarigen zullen de ‘dode momenten‘ meestal vlotjes kunnen invullen, al is het maar met wat rondhangen en babbelen. Om te sporten,
___ In-Leef-Tijd ___ 39
creatief bezig te zijn, wat muziek te maken… zal de stimulans van een enthousiaste leid(st)er af en toe wel noodzakelijk zijn. Bij de 14-16-jarigen zal het vaak volstaan om gewoon mee te doen met wat de groep zelf wil doen. Op zo’n momenten kun je ook de eventuele onderlinge spanningen in de groep opmerken. Bij de +16’ers kan het zelf een aandachtspunt zijn om genoeg vrije momenten in te lassen, waarbij het soms beter kan zijn om er gewoon wat bij te zitten en wat mee te praten. •
… de nodige structuur aanbrengen. Zeker bij de jongste leden is alles nieuw en vreemd, wat heel wat onzekerheid meebrengt. Een rondleiding in het heem, kort toelichten wat er te gebeuren staat, de afspraken overlopen, een tijdslijn van het kamp met daarop de belangrijkste momenten genoteerd… zal de kinderen vermoedelijk wat gerust kunnen stellen. Enkele vaste rituelen kunnen ook helpen, denk hierbij aan een herkenbaar (verzamel-) lied, ochtendgymnastiek, een vaste afsluiter van de dag en dergelijke.
•
… enkele dagen een beetje mama en een beetje papa zijn voor de 6-8 en de 8-10-jarigen. Zo zul je moeten letten op de hygiëne (bepaalde kinderen zullen niet op een vreemd toilet willen gaan), welke kleren ze aantrekken, wat ze eten en of ze genoeg eten… Leeuwkes, Kabouters en Sloebers worden ook thuis nog geholpen (of gecontroleerd) bij die dagdagelijkse zaken. Bij de 10-12-jarigen zul je een beetje grote broer en grote zus moeten zijn. Je zal best nog wel een oogje in het zeil houden bij de dagdagelijkse zaken. Het voordeel is wel dat, wanneer de leden met een probleem zitten, ze dit meestal zelf zullen komen melden en om hulp vragen. Culinaire experimenten zijn niet echt aangewezen bij de -12, maar eerder de klassieke, neutrale en herkenbare kampmaaltijden, zonder al te veel specerijen.
•
… de 12-14-jarigen een aantal zaken zelfstandig laten doen. Op kamp zul je de leden wat vrijheid moeten geven zodat ze een aantal zaken eens op hun eentje kunnen proberen. Waarom ze niet zelf eens een maaltijd laten bereiden op een vuurtje? Welke taken kunnen ze zelf opnemen bij de opbouw van het kampterrein?…
•
… de 14-16-jarigen ook wat verantwoordelijkheid geven. Door de leden te laten meebeslissen, één en ander uit handen te geven… toon je respect voor en vertrouwen in de groep. Dit zal de sfeer, je gezag als leid(st)er en het enthousiasme van de leden enkel ten goede komen. Misschien kunnen ze eens een activiteit samen doen met de jongere geledingen waarbij ze zelf wat verantwoordelijkheid opnemen. De +16’ers kun je al heel wat meer verantwoordelijkheid geven. Zo kunnen ze ook leren wat het betekent om verantwoordelijkheid te dragen. Misschien kunnen ze ook tijdens het kamp eens een activiteit organiseren voor de jongere geledingen en zo leren wat het betekent om leid(st)er te zijn.
4.5.4 Het ietsje meer voor Onze beweging heet nog steeds niet SJ-SA-VSJ en niet alleen omdat dit totaal niet klinkt. We zijn er namelijk van overtuigd dat jeugdbeweging een bijzondere vindplaats is voor zingeving en geloof. Opdat zowel de 6-jarigen als de 16-jarigen enkele aangrijpingspunten zouden kunnen vinden, moeten we met de leidingsgroep zorgen dat we de K op een eigentijdse manier opnemen in het programma, op niveau van de verschillende leeftijdsgroepen. Op elke leeftijd kan je met de groep eens stilvallen om eucharistie te vieren en/of wat te bezinnen. Maar het kan en mag niet beperkt blijven tot deze momenten. Ook via een spel, een actie voor het goede doel… kunnen we ‘ietsje meer’ zijn dan zomaar een spelletjesgroep. Als leid(st)er zul je, in alles wat je doet, voorleven hoe jij vorm geeft aan de christelijke waarden en zo een inspiratie zijn voor je leden. De jeugdbeweging kan namelijk ook voor de leden een plaats zijn waar ze mogen zoeken hoe ze zelf kunnen bezig zijn met dat ‘ietsje meer‘ en hoe ze hierin kunnen groeien. Ook als leid(st)er moet je de uitdaging aangaan om te zoeken welke plaats de K kan innemen en welke invulling je die K kan geven in de werking. Welke positie neem je zelf in en hoe wil je dit aan de leden doorgeven? Onze 6-8-jarigen lijken soms wel voorgeprogrammeerd om enkel het goede te zien en te doen. Als leid(st)er kun je vaak versteld staan van hun verwondering en kinderlijk enthousiasme over de natuur, het mooie tussen de mensen, de eenvoudige en vanzelfsprekende oplossing voor conflicten… Soms lijkt het wel alsof de 6- tot 8-jarigen de K-specialisten zijn van KSJ-KSA-VKSJ,
___ In-Leef-Tijd ___ 40
die dat ‘ietsje meer‘ maar al te goed begrepen hebben. Ze stellen hun leid(st)ers heel wat vragen die vaak wat dieper gaan dan de vragen “Wanneer gaan we eten? Waar ligt de schaar?”. Zo kunnen ze zich de vraag stellen waarom oorlog bestaat, waarom mensen bidden en niet gewoon bellen naar de GSM van God… Van hun leid(st)er verwachten ze dan direct een sluitend antwoord dat al hun twijfels wegneemt. Hier wringt precies het schoentje: dergelijke antwoorden bestaan meestal niet en als ze al bestaan, zijn onze jongsten er nog niet aan toe. Het antwoord is dan meestal van die aard dat het de verwondering wegneemt en hen daarenboven met nog meer vragen achterlaat. Daarom kan het interessant zijn hen te antwoorden met een aantal andere vragen, zoals: “Wat denk je zelf? Hoe zou je zelf graag hebben dat het is? Waarom wil je dat weten?” Hun eigen antwoorden geven je dan een richting om zelf aan te vullen. Geregeld zul je zien dat ze iets helemaal anders willen weten dan je vermoedde.
•
•
•
• Om expliciet bezig te zijn met de K bij deze leeftijdsgroep, is het vertellen van een verhaal de ideale start. Zorg hierbij wel dat het verhaal goed duidelijk maakt wat je de groep wil meegeven en vermijd ingewikkelde symboliek en beeldspraak. Wanneer je dan, samen met de groep, het verhaal herkauwt, zul je de ‘moraal van het verhaal‘ ook moeten vertalen naar concreet herkenbare situaties voor de kinderen. Wees niet bang om ook eens een verhaal uit de (kinder-)bijbel te kiezen. Zelf kan je vaak ook wat opsteken uit de opmerkingen van de kinderen over deze verhalen. De K een plaats geven in de werking met 6- tot 8-jarigen zal dus betekenen: vertellen, maar evenzeer luisteren. Elk kind heeft zijn eigen verhaal dat het beluisteren waard is. Hiermee willen we niet zeggen dat bezinnen en eucharistievieren met kinderen enkel bij woorden moet blijven. Tijdens de K-momenten mag er ook gedanst, geknutseld, gezongen, gespeeld… worden, waarbij het verhaal de inspiratie kan leveren. Praktische tips: • Ideale thema's: elkaar helpen en zo een zonnetje zijn voor elkaar; iedereen is anders en toch hoort iedereen er bij met zijn talenten; soms ook eens denken aan wat de andere wil en niet enkel denken aan wat je zelf wil;…
•
•
Minder geschikte thema's: alle abstracte thema's waar de kinderen zich niet echt iets bij kunnen voorstellen of waarbij ze zich compleet machteloos voelen. Muziek kun je bij de Leeuwkes, Kabouters of Sloebers gerust gebruiken om wat sfeer te scheppen, maar het gebruik van een luisterlied lijkt minder aangewezen. Enerzijds kunnen ze de tekst zelf onvoldoende lezen als je die erbij geeft en anderzijds is de structuur van een liedjestekst vaak wat verwarrend. Het zal meestal interessanter zijn het verhaal van het lied na te vertellen. Samen zingen daarentegen is wel een goed idee en een bijhorend 'dansje' kan de sfeer enkel ten goede komen. Let er wel op dat de sfeer toch enigszins rustig blijft. In een viering met andere leeftijdsgroepen kun je met de jongsten de gebruikte teksten, uit het eerste deel van de woorddienst, 'bespreken' tijdens het woordje van de priester en eventueel iets creatiefs aanvangen met de inhoud (iets knutselen, tekenen, kleuren…). Hou je niet te strikt aan het boekje (waar je inspiratie haalde) maar durf zelf iets toe te voegen. Je leden zijn vooral ook geïnteresseerd in wat jij denkt en voelen aan of je zelf ‘gelooft’ in wat je vertelt. De Eerste Communie van je leden kan je niet zomaar voorbij laten gaan. Misschien is het wel leuk hen een cadeautje of kaartje te bezorgen en aanwezig te zijn in de viering. Neem ook eens de bundel "Een wereld van verschil. Zingevingsmomenten voor –12-jarigen" bij de hand voor concrete ideeën.
8-10-jarigen zijn niet gemaakt om stil te zitten. Toch kunnen ook zij er deugd aan beleven eventjes stil te vallen en eens wat dieper na te denken over zichzelf, de groep en hun omgeving. Hun logisch verstand ontwikkelt zich, waardoor ze het onderscheid tussen fantasie en realiteit leren kennen, hoewel het nog aarzelend blijft. “Dat was toch jij, hé, die de koning was? Toch?” In plaats van verwondering komt er een zekere nieuwsgierigheid om te weten hoe het nu eigenlijk werkelijk in elkaar steekt. Wat is nu fantasie, wat is werkelijkheid? Hierbij durven ze wel eens te vergeten dat ook heel wat zaken ergens tussenin liggen: het is niet louter fantasie, maar ook geen zuivere werkelijkheid. Wonderen hoeven niet per se tovenaarskunst en bijgevolg
___ In-Leef-Tijd ___ 41
fantasie te zijn, Jezus hoeft niet per se een soort Harry Potter te zijn en bijgevolg een fictief persoon… Doordat kinderen op deze leeftijd nogal de neiging hebben alles letterlijk te interpreteren, bestaat het gevaar dat te veel wordt afgedaan als fantasie. Geloven betekent nu eenmaal precies dat fantasie en dromen werkelijkheid kunnen worden. Door verhalen te vertellen kunnen de kinderen het wonderlijke van de werkelijkheid op het spoor komen. Zo kunnen ook (kinder-)bijbelverhalen worden gebruikt, waarbij ze kunnen inzien dat het niet gaat om pure fantasie maar om verhalen over een fantastische werkelijkheid, die wordt beschreven aan de hand van symbolen. Naast de verhalen die je uit boeken haalt, kan je ook verhalen uit de groep gebruiken om uit te leggen hoe we bepaalde christelijke waarden (beter) kunnen toepassen. Tussen 8 en 10 jaar leren de kinderen heel veel van elkaar, ook de minder goede vaardigheden zoals vals spelen, liegen, ruzie maken… Deze minder leuke kanten kan je gerust eens ter sprake brengen tijdens een K-moment. Praktische tips: • Ideale thema's: dankbaar zijn gezien niets vanzelfsprekend is en de werkelijkheid fantastisch kan zijn; elkaar helpen, troosten, vriendelijk zijn…; iedereen is anders en toch hoort iedereen er bij met zijn talenten en gebreken; hoe kunnen we de dromen van elkaar werkelijkheid doen worden; samen spelen vereist eerlijkheid, inzet, vertrouwen, respect…; de natuur is een kostbaar bezit waar we zorg voor moeten dragen;… • Minder geschikte thema's: alle abstracte thema's waar de kinderen zich niet echt iets bij kunnen voorstellen of waarbij ze zich compleet machteloos voelen. • Om te zorgen dat onze Springers en Pagadders hun energie kwijtraken, kun je hen betrekken in de voorbereiding (bv. inkleding, liedjes inoefenen…) van de K-momenten. Ook tijdens de K-momenten kunnen ze al eens iets voorlezen, uitbeelden, knutselen… • Wanneer je beeldspraak gebruikt, is de kans reëel dat ze letterlijk zullen interpreteren wat je vertelt. Het komt er dus op aan uit te leggen waarvoor je verhaal symbool staat. • Wanneer je de mindere kanten van de groep aan bod brengt, is het belangrijk dat iedereen zich aangesproken voelt en niet één iemand uit de groep.
•
Muziek zal bij Springers en Pagadders ook best dienen om sfeer te scheppen. Het zal meestal interessanter zijn het verhaal van het lied na te vertellen in plaats van gewoon het lied te beluisteren.
10-12-jarigen zullen vooral geïnteresseerd zijn in zaken die enigszins naar spanning en actie neigen. Toch kunnen ze ook eens stilvallen, hierbij hebben ze ook de troef dit niet alleen vanuit hun eigen perspectief te doen, want ze kunnen zich ook al inbeelden wat de ander denkt en hoe de ander zich voelt. Dit betekent dat ze kunnen inzien hoe je zelf gelukkig kunt worden door anderen gelukkig te maken. Doordat je je kan inbeelden hoe de ander zich voelt, kan je ook meegenieten van het geluk van anderen. In de groep ontstaan ook vriendschappen die meer betekenen dan louter samen dingen doen. Ondanks de competitie, wordt de groep een hechter geheel. Deze vriendschappelijke groep die ontstaat, is een ideaal uitgangspunt om ook rond de K impulsen te geven. Zoals ze allerlei uitdagingen zoeken in hun spel, moeten we hen uitdagen ook op zoek te gaan hoe ze in hun eigen KSJ-KSA-VKSJ-groep dat ‘ietsje meer‘ kunnen doen en er zijn (voor elkaar). Net zoals ze ondertussen al oud genoeg zijn om te weten dat kinderen niet uit ”de kool van een ooievaar” komen, mogen ze ook weten dat geloven niet altijd even gemakkelijk is. Er is niet op alle vragen een sluitend antwoord te geven. Aangezien je leden je echt als een voorbeeld zien, is het heel belangrijk eerlijk te zijn in hetgeen je doet en zegt. Zoek voor vieringen en/of bezinningsmomenten vooral naar een inhoud waar je je zelf in kan terugvinden en waarvan je denkt dat de groep er ook iets aan kan hebben. Als je zelf aan iets twijfelt of niet goed weet wat je met bepaalde dingen moet aanvangen, heeft het weinig zin dit voor 10-12jarigen te verzwijgen. De kans is reëel dat ze dit toch doorzien en daardoor eventueel een beetje het vertrouwen verliezen in jou als leid(st)er. Het is geen ramp wanneer je geen passend antwoord kan geven op hun vragen. Je hoeft niet onfeilbaar te zijn voor je leden, zoals ook zij gerust fouten mogen maken. Misschien is dat wel één van de inhouden die we in een K-moment moeten aanreiken: we hoeven niet perfect te zijn, maar we moeten wel ons best doen.
___ In-Leef-Tijd ___ 42
Praktische tips: • Ideale thema's: dankbaar zijn gezien niets vanzelfsprekend is; elkaar helpen, elkaar troosten, vriendelijk zijn…; op onze wereld leven veel kinderen die het niet zo goed hebben als wij; we maken allemaal fouten, maar mogen telkens een nieuwe kans krijgen / geven; de natuur is een kostbaar bezit waar we zorg voor moeten dragen;… • Minder geschikte thema's: alle abstracte thema's waar de kinderen zich niet echt iets bij kunnen voorstellen of waarbij ze zich compleet machteloos voelen. • Jongknapen, Roodkapjes en Joro's kunnen gerust zelf al eens de K-momenten wat voorbereiden of bepaalde delen invullen wanneer ze een duidelijke opdracht krijgen. Een K-moment waarbij de kinderen enkel passief moeten meevolgen is dus zeker niet aangewezen, betrek hen zoveel mogelijk bij hetgeen je doet. Als je de groep af en toe een vraag stelt, zul je vermoedelijk een aantal eerlijke antwoorden krijgen die je kan gebruiken. • Beeldspraak blijft moeilijk te vatten. • Het Vormsel van je leden uit het zesde leerjaar kan je niet zomaar voorbij laten gaan. Misschien is het wel leuk hen een cadeautje of kaartje te bezorgen en aanwezig te zijn in de viering. • Neem ook eens de bundel "Een wereld van verschil. Zingevingsmomenten voor –12-jarigen" bij de hand voor concrete ideeën.
betekent dat je steeds keuzes moet maken. ‘Iets meer’ willen betekenen voor je leden is geen eindkeuze, maar veeleer een beginkeuze die je de vrijheid geeft zelf in te vullen hoe je dit zult aanpakken. Vandaar dat een goede voorbereiding essentieel is.
De K betrekken in de werking met 12-14-jarigen is geen eenvoudige opgave. Nochtans zijn ze volop bezig zichzelf aan het ontdekken, waarbij ze ook ervaren dat er meer is. De meeste pubers komen wel tot de vaststelling dat er ‘meer‘ is, maar wat is dat dan? Wat moet je daar mee? Heeft dat iets te maken met God?
Praktische tips: • Ideale thema's: dankbaar zijn gezien niets vanzelfsprekend is; wat betekent vriendschap; in een groep respectvol met elkaar omgaan, met elkaars talenten én gebreken; wat betekent gelovig zijn en welke gevolgen heeft dat; een groep vormen veronderstelt eerlijkheid, respect, vertrouwen…; welke rol neem ik op in de groep, hoe zien anderen mij; we maken allemaal fouten, maar mogen telkens een nieuwe kans krijgen / geven; solidariteit, racisme, noord-zuid-verhoudingen…;… • Zorg dat de K-momenten in jullie groep geen saaie, passieve pauzes zijn, maar wel interessante activiteiten met een eigen inbreng van de groepsleden. • Hou er rekening mee dat het niet voor iedereen even eenvoudig is om zijn/haar mening te verwoorden, onder andere door de groepsdruk. • Een luisterlied kan de aanleiding vormen tot een interessant gesprek in de groep. Zorg hierbij wel dat
Deze vragen negeren bij Knapen, Jimmers en Knimmers betekent dus eigenlijk ook de leefwereld en ervaringen van je leden negeren. En toch blijkt het moeilijk te zijn de K ter sprake te brengen en bijvoorbeeld expliciet te spreken over geloven. Een mogelijke reden kan erin bestaan dat het bij jongeren niet hip is te geloven en ‘iets meer’ te willen doen of zijn (voor elkaar). Door de groepsdruk is het voor een jongere niet eenvoudig te zeggen dat hij/zij gelooft en dat dit niet per se saai hoeft te zijn. Geloven betekent nochtans dat je zelf mag zoeken hoe je vorm wil geven aan de K in je leven. Ook als leid(st)er kun je ervaren dat werken rond K
In K-momenten zullen we onze leden moeten uitdagen zelf na te denken welke keuzes ze willen maken. Daarnaast kan je ook al eens met de groep in dialoog treden en een serieuzer gesprek voeren over waarden. Hierbij zul je als leid(st)er best een modererende rol opnemen en zorgen dat iedereen aan bod komt in een sfeer van openheid en respect. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat, wat je doet rond de K, steeds gekaderd wordt binnen de interesses en stijlen van de groep. Zowel de muziek die ze beluisteren, de films die ze bekijken, de omgang met hun vrienden… kunnen een aangrijpingspunt zijn om de K boeiend te maken en hun interesse op te wekken. Misschien is het dan ook beter te werken met verhalen uit de realiteit, veeleer dan fantasierijke verhalen te gebruiken, die ze makkelijk zullen afdoen als onbruikbare sprookjes over een fictieve wereld. Het is uiterst belangrijk eerlijk te zijn in hetgeen je doet en zegt. Zoek voor vieringen en/of bezinningsmomenten vooral naar een inhoud waar je je zelf in kan terugvinden en waarvan je denkt dat de groep er ook iets aan kan hebben.
___ In-Leef-Tijd ___ 43
je de tekst ook op papier geeft (met eventueel de vertaling). Bepaalde delicate thema's (overlijden, kwaadspreken…) kan je op deze leeftijd soms beter mijden in de grote groep en eerder in een informeel gesprek deze zaken eens ter sprake brengen. Een informeel gesprek tijdens een activiteit kan voor zowel de leden als de leid(st)er een interessante verrijking betekenen. Wees in deze gesprekken niet bang het ook eens over diepere thema's te hebben zoals liefde, geloven, een betere wereld… Neem ook eens de bundel met ”Zingevingsmomenten voor +12-jarigen” bij de hand voor concrete ideeën.
bedoeling kan zijn dat je hen iets opdringt.
Bij de 14-16-jarigen en +16’ers zullen een aantal leden van je groep al bepaalde keuzes hebben gemaakt wat de K betreft. De enen zullen, elk met een eigen invulling, ‘geloof‘ proberen een plaats te geven in hun leven. Anderen zullen dat hoofdstuk (tijdelijk) schrappen uit hun biografie. Hoewel ze dit soms al voor zichzelf hebben uitgemaakt, is het moeilijk daarover te praten. Door de groepsdruk zullen de leden misschien niet echt durven uitkomen voor hun mening en je zal erover moeten waken dat er respect wordt opgebracht voor ieders opvatting. Ook als leid(st)er zul je aandacht moeten hebben voor de diversiteit in de groep. Dit hoeft echter niet te betekenen dat je niets meer kan doen rond de K, omwille van de verscheidenheid.
4.5.5 Wetten, regels en afspraken
•
•
•
Zowel een bezinning als een eucharistieviering kan bepaalde inhouden aanreiken waarmee elk groepslid iets kan aanvangen, los van de invulling die hij/zij geeft aan de K, wel steeds gekaderd binnen de interesses en stijlen van de groep. Spreken over de christelijke invulling van dat ‘ietsje meer‘ moet niet per definitie andere visies uitsluiten. We mogen enerzijds niet bang zijn van de andere invullingen, maar anderzijds mogen we ook niet bang zijn om over de christelijke invulling (en Jezus) te spreken. Wel doen we dit best niet in vage bewoordingen, maar met heel concrete en herkenbare voorbeelden. Naast deze expliciete K-momenten kan je met de groep in dialoog treden en een serieuzer gesprek voeren over waarden en de keuzes die men maakt(e). Als leid(st)er mag je in dit gesprek ook oprecht je mening geven, maar hou er rekening mee dat bepaalde leden nog steeds zoekende zullen zijn en het zeker niet de
Praktische tips: • Ideale thema's: wat betekent vriendschap; welke rol vervul ik in de groep en hoe ervaren anderen dit; solidariteit, racisme, noord-zuid-verhoudingen…;… • Zie hierboven bij 12-14-jarigen. • Je mag van de groep verwachten dat ze op een (jong-)volwassen manier kunnen praten over moeilijkere thema’s (bv. overlijden) of problemen in de groep. Misschien kan een bepaalde methodiek, zoals een schrijfgesprek, de drempel wel wat verlagen.
Elke KSJ-, KSA- of VKSJ-groep heeft een reeks regels waaraan de leden zich dienen te houden. Die regels zullen hopelijk ook verschillen naargelang de leeftijdsgroep waarin ze worden gebruikt. Regels en afspraken moeten meegroeien met de leden. De rode draad zal vaak zijn dat er steeds meer zal toegelaten worden en dat de leden meer verantwoordelijkheid zullen krijgen naarmate ze ouder worden. Ook zullen er extra regels moeten worden bijgemaakt, aangezien bepaalde ‘problemen‘ zich pas zullen stellen vanaf een bepaalde leeftijd. De regels die je met de leiding stelt, zijn echter niet de enige waaraan je je zult moeten houden. Ook de overheid stelt bepaalde regels op die je moet respecteren wanneer je verantwoordelijkheid neemt over minderjarigen (lees: -18-jarigen). Zo zal je steeds de ouders moeten informeren over wat je doet, aangezien zij toestemming moeten geven voor zowat alles wat hun ‘kind‘ doet. Zij zullen de verantwoordelijkheid dragen indien hun zoon of dochter iets uitspookt wat niet kan of anderen schade berokkent. Als leid(st)er neem jij deze verantwoordelijkheid voor een deel over en zul je er moeten op toezien dat er niets fout loopt. Dit betekent tevens dat je er op moet toezien dat er in je groep geen algemene regels, wetten en afspraken worden overtreden. Elke Belg wordt verondersteld de wet te kennen, vandaar dat we je hier graag een handje helpen om die te leren kennen. Wat volgt zijn niet enkel wetten in de enge zin van het woord, er zitten ook enkele regels bij die algemeen worden aanvaard en dus ook als ‘wetten‘ gelden binnen KSJ-KSA-VKSJ.
___ In-Leef-Tijd ___ 44
Van een kind van 7 jaar wordt verondersteld dat het begint te weten wat mag en niet mag. Een -7-jarige kan echter nooit de schuld krijgen wanneer hij of zij iets fout doet. Als leid(st)er zul je dus steeds ‘alle‘ verantwoordelijkheid dragen. Wees gerust, als je er alles aan doet om je werking veilig en verantwoord te organiseren en voldoende toezicht houdt, zul je de schuld niet krijgen en zal de verzekering je bijstaan. Algemeen wordt aangenomen dat kinderen onder de 10 jaar enkel onder begeleiding kunnen deelnemen aan het verkeer. Als je met een grotere groep (> 8 kinderen) op tocht gaat, moet je met minimum twee leid(st)ers zijn: één vooraan en één achteraan. Bij 1012-jarigen kan één leid(st)er volstaan. Gebruik steeds de veiligste plaats, dat betekent: 1) liefst op het trottoir 2) dan op de berm 3) indien die er niet zijn, wandel je op het fietspad (hier hebben de (brom-)fietsers wel voorrang!) 4) en in laatste instantie op de rijbaan. Op de rijbaan kun je als leid(st)er zelf het veiligste alternatief kiezen. Je kunt rechts op de rijbaan wandelen en dan is het niet verplicht (wel aangeraden!) achter elkaar te wandelen. Je mag ook links lopen, maar dan wel achter elkaar! 12-14-jarigen kunnen al eens zonder leiding op tocht in het verkeer. Dit betekent echter niet dat je niet meer verantwoordelijk bent voor je leden wanneer ze alleen op tocht zijn. Indien er iets gebeurt, zal men nagaan of jij er alles aan hebt gedaan om het geheel veilig en verantwoord te laten verlopen. Wijs hen er dus op dat ze steeds op de veiligste plaats moeten wandelen (zie hierboven, maar zonder leid(st)er wandelen ze achter elkaar, aan de linkerkant). Zorg er ook voor dat ze jou steeds kunnen bereiken als dat nodig is. Elk groepje krijgt dus een briefje mee met een ‘noodnummer’ en de aanwijzingen waar ze best wandelen. Probeer het donker te vermijden, maar ook mist, hevige regen of sneeuw. Als de zichtbaarheid toch beperkt wordt, voorzie je vooraan een wit licht en achteraan een rood licht als je rechts loopt (en omgekeerd indien je links loopt). Denk tot slot nog hieraan: ‘als je niet reflecteert, loopt het misschien verkeerd‘. Per groep dragen alle leden dus een reflecterend bandje op een zichtbare plaats en de leid(st)er die achteraan loopt, draagt een fluorescerend vestje (vooraan als je links
loopt). Vóór de groep op tocht vertrekt, zul je best controleren of ze voldoende zichtbaar zullen zijn indien het donker wordt, ook wanneer je verwacht dat ze vóór het donker terug zullen zijn en de weersomstandigheden optimaal zijn, want je weet maar nooit… Fietsen op de openbare weg met je KSJ-, KSA- of VKSJgroep is zeer risicovol met kinderen jonger dan 10 jaar (zelfs té risicovol met 6-8-jaren). Tot 9 jaar mogen kinderen op het voetpad of op de berm rijden, indien de diameter van de wielen niet groter is dan 0,5 meter. Als je met kinderen fietsend de baan opgaat, controleer dan, voor je vertrekt, of alle kinderen fietsvaardig zijn, door hen een klein parcours te laten rijden op een verkeersvrije plek. Voorzie minimum twee begeleid(st)ers zijn: één vooraan en één achteraan. Gebruik zoveel mogelijk de fietspaden, maar je mag ook op de rijbaan fietsen met een groep vanaf 15 personen. Probeer echter steeds een route uit te stippelen waarbij je fietspaden kunt gebruiken, gevaarlijke oversteekpunten vermijdt… Als je met een groep van meer dan 50 personen op fietstocht gaat, moet je een aantal extra veiligheidsmaatregelen in acht nemen (zie daarvoor de Wegwijsbundel “Veilig op stap” of www.ksj.be). Kinderen jonger dan 12 jaar reizen gratis met de trein na 9.00u. (zelfs vroeger op zaterdag, zon- en feestdagen) indien ze worden begeleid door iemand ouder dan 12 jaar met een geldig vervoerbewijs. Elke reiziger, ouder dan 12 jaar, kan zo 4 kinderen gratis meenemen. Vanaf 15 jaar is elke persoon verplicht zijn identiteitskaart bij te hebben. Kinderen mogen in België zowel vooraan als achteraan in de auto zitten, mits een kinderzitje en/of gordel. Er mogen maximum evenveel kinderen mee als er zitplaatsen zijn in de wagen (bekijk desnoods eens de verzekeringspapieren). Elke inzittende moet steeds een gordel dragen (ook op de achterbank en nooit met twee in één gordel!). Liften is wettelijk niet verboden, maar toch is het best dit tijdens een tocht te verbieden. Het kan namelijk heel wat gevaren inhouden (ongeval, ontvoering…) terwijl jij als leid(st)er uiteindelijk de eindverantwoordelijkheid draagt over je leden.
___ In-Leef-Tijd ___ 45
Vanaf 16 jaar mag een jongere een brommer besturen indien hij/zij een helm draagt en een rijbewijs behaalde. Zolang de bestuurder minderjarig is, mag hij/zij echter niemand achterop vervoeren. Bij een uitstapje naar zee is het niet aan te raden met kinderen onder de 10 jaar te gaan zwemmen, aangezien een aantal leden nog onvoldoende kunnen zwemmen. ‘Pootje baden‘ (en zwemmen met oudere leden) kun je wel in de bewaakte zones (tussen 10 en 18u.) bij een groene driehoekige vlag. Een gele vlag verbiedt je niet te zwemmen, maar wijst erop dat het niet ongevaarlijk is (dus gevaarlijk met jonge leden). Bootjes, luchtmatrassen en dergelijke zijn dan verboden. Zorg wel dat je weet welke leden nog onvoldoende kunnen zwemmen en hou steeds alle leden in het oog. Als je een vlottentochtje organiseert in Vlaanderen, vraag dan toestemming aan het Vlaams Gewest voor de onbevaarbare waterlopen en informeer bij de gemeente voor de bevaarbare waterlopen. Ga nooit het water op als het donker is of onweert! (Voor Wallonië, zie de links op www.ksj.be.) Indien je tijdens een activiteit een kabelbaan wil gebruiken, moet die zijn opgezet door iemand die hiervoor vorming volgde. Zorg dat alle leden die afdalen een helm dragen en een veiligheidsharnas (of veiligheidsbroekje voor iemand met een normale volwassen lichaamsbouw). Informeer je ook goed of hetgeen je doet onder de gewone standaardverzekering voor ingeschreven leden valt. Onder bepaalde omstandigheden moet je de ”Uitbreiding gevaarlijke sporten” afsluiten. (Voor een volledig overzicht en de voorwaarden, zie de Wegwijsbundel ”Verzekeringen” of www.ksj.be.) Het is verboden een (kamp-)vuur te maken binnen een straal van 100 meter van een bos zonder de uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar en de Afdeling Bos & Groen. Wanneer er geen bos in de buurt is, heb je de toestemming nodig van de eigenaar en de gemeente. Zorg steeds dat er enkele emmers water (of zand) binnen bereik staan en/of brandblusapparaten. Bij hevige wind of langdurige droogte is het beter geen (grote) vuren te maken. Laat jonge leden nooit alleen wanneer het vuur brandt (of nog smeult)!
Wanneer je een activiteit plant die ook na 22 uur nog voortduurt, kan jullie lawaai beboet worden als nachtlawaai (indien je overlast veroorzaakt). In bepaalde gemeenten zul je zelfs specifieke toestemming van de politie of het gemeentebestuur nodig hebben om een activiteit te plannen na 22 uur. Alcoholische drank kunnen we niet toestaan bij de 1214-jarigen in KSJ-KSA-VKSJ. Alcoholhoudende drank schenken aan jongeren beneden de 16 jaar is wettelijk gezien verboden. Ook in KSJ-KSA-VKSJ vinden we Sjo‘ers, Simmers en Jonghernieuwers nog te jong om zomaar alcoholische drank te drinken. Toch denken we dat ze, onder het toeziend oog van de leiding, al eens kunnen kennismaken met een pintje bier. Dit kan echter geenszins een gewoonte worden en de leiding zorgt ervoor dat dit steeds verantwoord blijft. Tot 18 jaar blijft sterk-alcoholische drank (alc. > 22°) verboden. Ook dranken op basis van sterke drank (bv. alcoholpops, aperitief met sterke drank…) blijven verboden voor minderjarigen. We kiezen er voor om sterke drank (en afgeleiden) buiten te houden uit KSJ-KSAVKSJ. Het spreekt voor zich dat geen enkele vorm van alcoholmisbruik thuishoort in onze beweging. Tabak is een sociaal aanvaarde en legale drug. Toch willen we roken niet stimuleren in KSJ-KSA-VKSJ. We vinden het belangrijk goede afspraken te maken in de groep omtrent roken, waarbij er steeds rekening wordt gehouden met de niet-rokers (en de eventuele aanwezigheid van jongere leden). Er geldt een rookverbod voor Drugs kunnen niet bij minderjarigen en horen zonder meer niet thuis in KSJ-KSA-VKSJ. Zelfs het ‘oogluikend toestaan‘ van drugsgebruik door, of in het bijzijn van, minderjarigen is wettelijk verboden.
___ In-Leef-Tijd ___ 46
___ In-Leef-Tijd ___ 47
Deze bundel werd geschreven door Toon Fonteyne Eindredactie: Gijs Ieven • Lay-out: Pepijn Haghebaert Cartoons: Peter-Jan Sioen • Kopieën: KSJ-KSA-VKSJ Versie augustus 2007 Deze bundel is een uitgave van: KSJ-KSA-VKSJ Landelijk Verbond vzw Vooruitgangstraat 225, 1030 Brussel tel: 02 201 15 10 • fax: 02 201 04 74 e-mail:
[email protected] • website: www.ksj.be