SiBO Schoolloopbanen in het BasisOnderwijs Dekenstraat 2 B – 3000 Leuven
Vragenlijst Kleuterleid(st)ers
Contactpersoon Els Gadeyne Tel. 016/32.57.44 Fax 016/32.58.59 Email:
[email protected]
maart 2003
BESTE KLEUTERLEID(ST)ER Doel en inhoud van de vragenlijst Deze vragenlijst maakt deel uit van het SiBO-onderzoek. Het algemene doel van dit onderzoek is het beschrijven en verklaren van de loopbanen en de ontwikkeling van kinderen doorheen het Vlaamse basisonderwijs. Daarvoor verzamelen we naast gegevens over de kinderen ook gegevens over het gezin, de school en de klas. Met de voorliggende vragenlijst willen we een beeld krijgen van de opvattingen en klaspraktijken van de kleuterleid(st)ers die in de derde kleuterklas staan. Meer concreet bestaat de vragenlijst uit 4 delen: - Deel I: een reeks uitspraken over hoe kinderen leren, wat er in de derde kleuterklas aan bod zou moeten komen, hoe dat best georganiseerd kan worden, over zittenblijven en over uw tevredenheid als kleuterleid(st)er - Deel II: een aantal thema’s over uw concrete klaspraktijk - Deel III: een reeks uitspraken over uw concrete klaspraktijk - Deel IV: enkele achtergrondgegevens
Wie moet deze vragenlijst invullen? Deze vragenlijst moet ingevuld worden door elke kleuterleid(st)er die minstens halftijds in de derde kleuterklas staat.
Hoe de vragenlijst invullen? Deel I bestaat uit uitspraken die u moet beoordelen op een zespuntenschaal. Op deze schaal kan u aanduiden in welke mate u het met de uitspraak eens bent door het overeenkomstig bolletje te vullen of aan te kruisen. Voorbeeld
1.
…
2.
…
c z c c c c c c c c z c
In het voorbeeld zou dit betekenen dat u het niet eens bent met de eerste uitspraak en dat u het wel eens bent met de tweede uitspraak. Bij deel II en IV moet u ofwel zelf gegevens invullen, ofwel de mogelijkheid/-heden aankruisen die voor u van toepassing zijn. Deel III bestaat opnieuw uit uitspraken die u moet beoordelen op een zespuntenschaal. Hier moet u aangeven in welke mate de uitspraak op u van toepassing is: Voorbeeld
1.
…
2.
…
c c c c c z c c c z c c
Er zijn voor ons geen juiste of foute antwoorden. De latere verwerking zal pas kunnen aangeven of bepaalde opvattingen of klaspraktijken er toe doen voor de kinderen, en op welke manier. Daarom is het belangrijk dat u de vragenlijst waarheidsgetrouw invult, en niets blanco laat! Wij schatten dat het invullen van de vragenlijst ongeveer 30 minuten in beslag zal nemen.
Anonimiteit Aangezien wij ook uw naam zullen vragen, is de vragenlijst op zich niet anoniem. Uw antwoorden worden echter wel strikt vertrouwelijk door ons behandeld. Dit betekent dat ze niet individueel teruggespeeld worden naar de school of naar derden, en dat ze geheel anoniem verwerkt worden.
Hoe de vragenlijst terugsturen? Gelieve de ingevulde vragenlijst in de bijgevoegde enveloppe te sluiten en aan de directie van uw school te bezorgen tegen 30 april.
Alvast dank voor uw medewerking! -1-
DEEL I Hieronder vindt u een reeks uitspraken over uiteenlopende zaken in verband met het onderwijs (bijvoorbeeld over hoe kinderen leren, wat er in het kleuteronderwijs aan bod zou moeten komen, hoe u het beroep van kleuterleidster ervaart, enzovoort). Gelieve voor elke stelling aan te geven in welke mate u het ermee eens bent.
c c c c c c c c c c c c
1.
De kleuterleid(st)er moet vooral kansen scheppen zodat de kleuters zelf kunnen leren
2.
Ik heb me wel eens afgevraagd of het voor mij niet beter was geweest als ik een ander beroep had gekozen
3.
Kleuters bepalen in grote mate hun eigen leerproces
4.
Kinderen laten experimenteren met schrijven door te tekenen, kribbelen of een ‘eigen spelling’ uit te vinden is een goeie manier om de lees- en schrijfvaardigheden te ontwikkelen
5.
Werkblaadjes en werkschriftjes zijn een goeie manier om voorbereidende lees- en rekenvaardigheden aan te leren
c c c c c c
6.
Geen enkel beroep heeft zoveel positieve kanten als dat van kleuterleid(st)er
7.
Kleuterleid(st)ers van de derde kleuterklas moeten voorrang geven aan het aanleren van de voorbereidende taal- en rekenvaardigheden
c c c c c c c c c c c c
8.
Kleuters zouden nooit taakjes (bijv. speelwerkbladen) met betrekking tot voorbereidende lees- en rekenvaardigheden moeten meekrijgen naar huis
c c c c c c
9.
Voor de ontwikkeling van kleuters met een specifiek probleem of handicap is het beter dat ze worden opgevangen in het buitengewoon onderwijs
c c c c c c
10. Als het er op aankomt, zijn kleuters zeer hulpeloos in hun leerproces 11. Nu en dan valt mijn werk mij erg zwaar 12. De rol van de kleuterleid(st)er in het leerproces van de kleuters, is er één van begeleiden 13. De zorg voor kleuters met een specifiek probleem of handicap is wel de moeite waard, maar gaat vaak ten koste van de aandacht van de overige kinderen
c c c c c c c c c c c c
c c c c
c c c c
c c c c
c c c c
c c c c
c c c c
14. Onderwijzen is in de eerste plaats een gericht sturen van de kleuters in een bepaalde richting
c c c c c c
15. De opvang van kleuters met een specifiek probleem of handicap is in hoofdzaak de taak van externe hulpverleningsinstanties
c c c c c c
16. Intelligentie is zo typisch voor een kind dat men er weinig aan kan doen
c c c c c c c c c c c c c c c c c c
17. Wanneer ik de kans ertoe kreeg, zou ik een andere baan nemen 18. Door een kleuter een jaar te laten overzitten, kan vermeden worden dat het kind constant zou falen in het eerste leerjaar 19. Ik ben trots op mijn beroep 20. Zittenblijven labelt een kleuter voor de rest van zijn/haar schoolloopbaan 21. Het inoefenen van de telrij en herkennen van de cijfers vormen voor kleuters belangrijke vaardigheden in functie van het leren rekenen
c c c c c c c c c c c c c c c c c c
c c c c c c 23. Kleuterleid(st)ers in het gewoon onderwijs zijn voldoende opgeleid om kinderen met speciale c c c c c c 22. Als kleuterleid(st)er is het moeilijk bevrediging in het werk te vinden noden te onderwijzen
24. Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk 25. Jonge kinderen leren het best wiskundige vaardigheden door met concrete voorwerpen te exploreren 26. Kinderen verwerven de voorschoolse vaardigheden het best via oefenen en herhalen 27. Kleuters die (een jaar of meer) ouder zijn dan de rest van de klasgroep, vertonen meer gedragsproblemen 28. Kleuters moeten op school ruimte krijgen om zelf dingen uit te zoeken 29. Als kleuterleid(st)er kan je moeilijk voor elke kleuter met een probleem of handicap een handelingsplan opstellen 30. Voor mij zijn de voordelen van het beroep van kleuterleid(st)er groter dan de nadelen
-2-
c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c
31. Kleuterleid(st)er zijn schenkt -in vergelijking met de meeste andere beroepen- zeer veel bevrediging
c c c c c c
32. Kinderen die reeds in het kleuteronderwijs voorbereidende lees- en rekeninstructie krijgen, zullen later ook beter presteren in het lager onderwijs
c c c c c c
c Voor mij is er geen beter beroep dan dat van kleuterleid(st)er c Zittenblijven is nadelig voor het zelfbeeld van kleuters c Kleuters leren het best door actieve, zelf-gekozen exploratie c Als ik alles nog eens over mocht doen, zou ik beslist weer kleuterleid(st)er worden c Wanneer een kleuter het niet zo goed doet op voorbereidende taal- en rekenvaardigheden in c
33. Kleuters moeten op school vooral zichzelf kunnen zijn en zichzelf kunnen ontdekken 34. 35. 36. 37. 38.
de kleuterklas, zou er thuis elke dag wat geoefend moeten worden 39. Kleuters zouden eigenlijk nooit moeten blijven zitten op school
40. De spanningen op school werken vaak negatief door in mijn privéleven 41. Kleuters verwerven kennis, vaardigheden en waarden dankzij goed voorbereide lesjes, intentioneel onderricht en systematisch oefenen
c c c c c c
c c c c c c
c c c c c c
c c c c c c
c c c c c c
c c c c c c c c c c c c c c c c c c
42. Kleuters met een specifiek probleem of handicap doen het in het gewoon onderwijs doorgaans beter dan in het buitengewoon onderwijs
c c c c c c
43. Het is een zinvolle doelstelling om kleuters minder snel naar het buitengewoon onderwijs te verwijzen
c c c c c c
44. Terwijl een kleuterleid(st)er een bepaalde lesinhoud brengt, is het beter dat de kleuters niet onderbreken of over persoonlijke ervaringen beginnen
c c c c c c
45. Kinderen kunnen wel nieuwe dingen leren, maar de intelligentie kan niet veranderd worden
c c c c c c c c c c c c c c c c c c
46. De hele dag met kinderen werken vormt een zware belasting voor mij 47. Kleuters moeten expliciet onderwijs krijgen in voorbereidende lees- en rekenvaardigheden, zelfs als ze hiervoor weinig interesse betonen 48. Kleuters zouden enkel wanneer ze het zelf willen, expliciet onderwijs in voorbereidende leesen rekenvaardigheden moeten krijgen
c c c c c c
49. Het oefenen van letters en hoe die klinken is de beste manier om te leren lezen
c c c c c c c c c c c c
50. Het inoefenen van het alfabet is voor kleuters een belangrijke vaardigheid in functie van het leren lezen en schrijven 51. Kleuters die onvoldoende scoren op de voorbereidende taal- of rekenvaardigheden, doen best hun laatste kleuterklas over
c c c c c c
52. Aan het einde van de dag voel ik mij leeg
c c c c c c c c c c c c
53. Het is de taak van de kleuterleid(st)er te beslissen welke leerstof, vaardigheden en attitudes de kleuters moeten verwerven 54. De verantwoordelijkheid voor het leerproces ligt vooral bij de kleuterleid(st)er 55. Het is belangrijk voor kleuters om precies de activiteitenplanning van de kleuterleid(st)er te volgen 56. Zittenblijven geeft onrijpe kleuters de kans om terug aan te sluiten 57. Ik heb er wel eens spijt van dat ik kleuterleid(st)er geworden ben 58. Contact met kinderen met een specifiek probleem of handicap is verrijkend voor de andere kleuters in de klas 59. Ik zou mijn kind nooit adviseren kleuterleid(st)er te worden 60. Kinderen beschikken over een zekere mate van intelligentie en men kan weinig doen om dit te veranderen
c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c
c c c c c c 62. Als kleuterleid(st)er moet je vaak teveel energie steken in kleuters met specifieke problemen, c c c c c c 61. Ik ben met mijn beroep zeer tevreden
in verhouding tot wat je ermee kan bereiken
-3-
DEEL II Hieronder vindt u een aantal thema’s betreffende uw concrete klaspraktijk. a.
Klasinrichting en hoeken
Kruis het klasbeeld aan dat het meest gelijkenis vertoont met uw klas: 2 of 3 grote groepen tafels en stoelen staan centraal. Er is voor elk kind een zitplaats aan tafel Er zijn 2 of 3 grote groepen tafels, die echter niet centraal staan. Wel is er voor elk kind een zitplaats aan tafel Er zijn meerdere kleine groepjes van tafeltjes. Wel is er voor elk kind een zitplaats aan een tafel mogelijk
Het aantal gegroepeerde tafels en stoelen is beperkt en is verspreid over de hoeken
Ander (specifieer): ..........................................................................................................................................................
Duid aan welke van de volgende hoeken en materiaal / deelhoeken er op dit moment in uw klas voorzien zijn. Onder een ‘hoek’ verstaan we een min of meer afgebakende ruimte die gericht is op één bepaald type activiteit. Het materiaal en de meubels staan voor deze activiteit permanent ter beschikking en moeten niet herschikt worden. Dit kan ook een tafel zijn die een bepaalde bestemming heeft gekregen. HOEK
Bouwhoek en constructiehoek
Ontwikkelingsmaterialen
MATERIAAL / DEELHOEKEN
groot constructiemateriaal
Bewegingshoek
MATERIAAL / DEELHOEKEN
mat
klein constructiemateriaal
kussens
…….
kegels
patronen leggen
…
puzzels
Sensopatisch spel
watertafel
gezelschapspelen
zandtafel
speelwerkblad
….
……. Hoek voor beeldopvoeding
HOEK
Timmerhoek
boetseren tekenen
Computerhoek
schilderen knutselen
Wegkruip-, knuffel en snoezelhoek
…… Hoek voor dramatisch spel
huishoek
Ontdektafel (magneten, wekkers,…)
winkel verkleedhoek
Muziekhoek
…. Lees – en luisterhoek
boeken
Occasionele hoek rond thema’s
cassettes en cd’s …. Zithoek
…
kringgesprek vertellen
…
bewegingsactiviteit ….
-4-
b.
Activiteitenverloop
Voormiddag Geef aan uit welke opeenvolgende activiteiten een ‘gewone’ voormiddag in uw klas meestal bestaat. Zet hiervoor in de onderstaande tabel in de tweede kolom het cijfer 1 bij de eerste activiteit die meestal in de voormiddag plaatsvindt, het cijfer 2 bij de volgende activiteit, enzovoort. Overgangsmomenten, snacks en opruimen hoeft u niet te vermelden. Geef in de derde kolom bij de gekozen activiteiten ook aan hoe lang ze gemiddeld duren. De som hiervan kan uiteraard niet de totale beschikbare klastijd in de voormiddag (onderaan in te vullen, dit is de tijd tussen de ochtendbel en de middagbel, min de speeltijd) overschrijden. KEUZE-ELEMENTEN
Volgorde
Duur
kring
....
.... min.
verplichte activiteit, klassikaal of in groepen
....
.... min.
contractwerk
....
.... min.
....
.... min.
....
.... min.
ruime keuze-activiteit met onbeperkte wisseling
....
.... min.
afsluitend moment voor de voormiddag
....
.... min.
andere: (omschrijf kort) ..................................................................................................................
....
.... min.
andere: (omschrijf kort) ..................................................................................................................
....
.... min.
(kinderen kiezen uit enkele activiteiten, die tegen het einde van de week allemaal gedaan moeten zijn)
beperkte keuze-activiteit (kinderen kunnen vrij kiezen uit maximaal vijf activiteiten)
ruime keuze-activiteit met beperkte wisseling (kinderen kunnen kiezen uit zes of meer activiteiten, maar mogen niet voortdurend wisselen)
(verhaal, lied, gedicht)
....u. ....min.
TOTALE BESCHIKBARE KLASTIJD IN DE VOORMIDDAG:
Doe nu hetzelfde voor de namiddag KEUZE-ELEMENTEN
Volgorde
Duur
kring
....
.... min.
verplichte activiteit, klassikaal of in groepen
....
.... min.
contractwerk
....
.... min.
....
.... min.
....
.... min.
ruime keuze-activiteit met onbeperkte wisseling
....
.... min.
afsluitend moment voor de namiddag
....
.... min.
andere: (omschrijf kort) ....................................................................................................................
....
.... min.
andere: (omschrijf kort) ....................................................................................................................
....
.... min.
(kinderen kiezen uit enkele activiteiten, die tegen het einde van de week allemaal gedaan moeten zijn)
beperkte keuze-activiteit (kinderen kunnen vrij kiezen uit maximaal vijf activiteiten)
ruime keuze-activiteit met beperkte wisseling (kinderen kunnen kiezen uit zes of meer activiteiten, maar mogen niet voortdurend wisselen)
(verhaal, lied, gedicht)
....u. ....min.
TOTALE BESCHIKBARE KLASTIJD IN DE NAMIDDAG:
-5-
c. Gebruik van materialen en methodes
Frequentie Remediëren of begeleiden
Observeren of toetsen
Het kan hierbij gaan om lespakketten of -methodes, speelleersets of spelmateriaal, leerlingvolgsystemen of remediëringsmateriaal.
Activiteit voor groepje kinderen
Gelieve voor elk van de onderstaande domeinen aan te geven: of uzelf gebruik maakt van aangekochte materialen of methodes (geef de naam in kolom 1), op welke manier u die gebruikt (kruis één of meerdere redenen voor gebruik aan in kolom 2 tot 5), en hoe frequent u die gebruikt (noteer in de laatste kolom: dagelijks / wekelijks / maandelijks / 2 à 3 keer per jaar / jaarlijks).
Activiteit voor alle kinderen
Aard van het gebruik
Duid aan: - dagelijks - wekelijks - maandelijks - 2à3 x per jaar - jaarlijks
Voor taalvaardigheid en voorbereidende lees- en schrijfvaardigheden: 1. ..............................................................................................................
.......................
2. ..............................................................................................................
.......................
3. ..............................................................................................................
.......................
Voor voorbereidende rekenvaardigheden: 4. ..............................................................................................................
.......................
5. ..............................................................................................................
.......................
6. ..............................................................................................................
.......................
Voor het sociaal-emotionele domein: 7. ..............................................................................................................
.......................
8. ..............................................................................................................
.......................
9. ..............................................................................................................
.......................
Voor intercultureel onderwijs: 10. ............................................................................................................
.......................
11. ............................................................................................................
.......................
12. ............................................................................................................
.......................
d. Voorbereidend lezen en rekenen 1. Is er in de derde kleuterklas sprake van systematische instructie en oefening met betrekking tot voorbereidend lezen en schrijven? Nee, niet expliciet Alleen voor kinderen die daar aan toe zijn Ja, voor alle kinderen (specificeer hieronder) Frequentie zowat dagelijks 2 à 3 keer per week zowat wekelijks minder dan wekelijks Aard van de activiteiten Oefenen op rijm Hakken en plakken (auditieve analyse en synthese) Letters of woordjes leren schrijven
-6-
2. Is er in de derde kleuterklas sprake van systematische instructie en oefening met betrekking tot voorbereidend rekenen? Nee, niet expliciet Alleen voor kinderen die daar aan toe zijn Ja, voor alle kinderen (specificeer hieronder): Frequentie zowat dagelijks 2 à 3 keer per week zowat wekelijks Minder dan wekelijks Aard van de activiteiten Oefenen op seriëren (volgorde aanbrengen), classificeren (in categorieën onderbrengen) en vergelijken (overeenkomsten en verschillen zoeken) Leren tellen Getallen leren schrijven
e. Ondersteuning van de leerkracht Maakt u voor uw dagelijkse klaspraktijk tijdens dit schooljaar gebruik van extra ondersteuning? Door wie wordt die geboden, hoe intensief is ze, en op welke wijze wordt ze ingevuld? Frequentie (... u/week)
CLB
....... u/w
BuO
....... u/w
GOK
....... u/w
Ouders / vrijwilligers ....... u/w
Andere (Omschrijf) * ....... u/w
Invulling (Kruis aan) Begeleiden van individuele kinderen in de klas Begeleiden van Individuele kinderen buiten de klas Begeleiden van subgroep in de klas Begeleiden van subgroep buiten de klas / opsplitsen van de klas Met z’n tweeën samen de klas begeleiden Onderzoeken van kinderen met problemen Mij als kleuterleid(st)er begeleiden rond bepaalde kinderen of problemen Andere (Omschrijf)* Legende:
*Omschrijving andere ondersteuning:
CLB = Centrum voor LeerlingBegeleiding BuO = Buitengewoon Onderwijs (bv. GON-leerkracht) GOK = Gelijke Onderwijskansen (cf. Zorgcoördinator)
....................................................................................... ....................................................................................... *Omschrijving andere invulling: ....................................................................................... .......................................................................................
-7-
1.
Groepjes kleuters krijgen, afhankelijk van hun niveau, gemakkelijkere of moeilijkere opdrachtjes
2.
Elke kleuter krijgt, afhankelijk van zijn/haar niveau, gemakkelijkere of moeilijkere opdrachtjes
3.
Kleuters die sneller werken dan de anderen gaan door met extra opdrachtjes
4.
Ik geef extra instructie aan een groepje kinderen dat meer moeite heeft met opdrachten dan de rest van de groep
5.
Zwakke kinderen krijgen eenvoudigere opdrachten dan de rest van de groep
6.
Ik neem verschillende controletaken af bij verschillende kinderen afhankelijk van hun niveau
g.
dagelijks
Wekelijks
Maandelijks
Geef aan of en hoe frequent u de volgende vormen van differentiatie toepast:
Enkele keren per jaar
Differentiatie Nooit
f.
Aanpak van anderstalige leerlingen
1.
Hoeveel anderstalige kinderen die niet vlot Nederlands spreken, hebt u in uw klas? ..........
2.
(Enkel invullen indien er anderstalige kinderen zitten in de klas) Zijn er volwassenen beschikbaar in de klas die de thuistaal van deze kinderen in die mate beheersen dat ze met de kinderen kunnen babbelen en boekjes lezen? nee ja
wie: (kruis aan): klasleerkracht, externe leerkracht, ouder of andere vrijwilliger Voor welke talen? ............................................................................................................................................
3.
(Enkel invullen indien er anderstalige kinderen zitten in de klas) Op welke manier wordt er gewoonlijk omgegaan met de thuistaal van anderstalige kinderen? Kies uit onderstaande lijst het best passende alternatief: Er wordt alleen Nederlands gesproken, zowel met de leerkracht als tussen de kinderen onderling De thuistaal wordt niet gebruik voor instructie, maar wel (kruis 1 of meerdere aan) om de kinderen te helpen om de klasactiviteit te begrijpen om discipline te bewaren of ongepast gedrag bij te sturen laat de leerkracht toe dat de kinderen ze onderling gebruiken in de klas Voor instructie en andere doeleinden wordt een mengeling van Nederlands en een tweede taal gebruikt Een tweede taal is de belangrijkste taal die gebruikt wordt voor instructie en andere doeleinden Andere (specifieer) ......................................................................................................................................................
h.
Betrokkenheid van ouders op klasniveau
Kruis aan op welke manier ouders bij het klasgebeuren betrokken worden: Ouders brengen en halen hun kinderen aan de klas zelf Ik doe systematisch een beroep op ouders voor buitenschoolse activiteiten (zwemmen, toneel, bibliotheek, kamp) Ik doe een beroep op ouders voor activiteiten in de klas, en dit minstens zes keer per jaar of meer (bv. een ouder komt gewoon meedoen in de klas, wordt uitgenodigd om over iets te vertellen of iets te demonstreren, wordt betrokken bij taalactiviteiten voor anderstalige kinderen, ...) Voor sommige of alle kinderen leg ik huisbezoeken af Ik werk met een heen-en-weer-schriftje of met een klasdagboek naar de ouders toe Soms maak ik een aparte afspraak met ouders om iets te bespreken over hun kind Er is twee of meer keren per jaar een oudervergadering, waarop ik samen met alle ouders van mijn klas een aantal zaken bespreek Er is twee of meer keren per jaar een ouderavond, waarop ik apart met alle ouders een evaluatiegesprekje over hun kind houd Andere (omschrijf): .................................................................................................................................................
-8-
Heel goed
Redelijk goed
Eerder goed
Eerder slecht
Redelijk slecht
Doelmatigheidsbeleving
Heel slecht
i.
1. In welke mate slaagt u erin om het even welke groep kinderen te hanteren in de klas? 2. In welke mate slaagt u erin om àlle kleuters vorderingen te laten maken? 3. In welke mate kunt u alle kinderen het gevoel geven dat ze werkjes en oefeningen goed kunnen maken? 4. In welke mate slaagt u erin om storend gedrag in de klas onder controle te houden? 5. In welke mate slaagt u erin om een waaier aan leerstrategieën te gebruiken in uw klas? 6. In welke mate slaagt u erin om het niveau van uw lesjes aan te passen aan individuele kleuters? 7. In welke mate kunt u kinderen die weinig interesse tonen voor schoolwerk motiveren? 8. In welke mate slaagt u erin om de kinderen de regels te laten naleven in de klas? 9. In welke mate slaagt u erin om kinderen bij te brengen dat leren belangrijk is?
j.
Ordening van mogelijke onderwijsdoelen Hierna volgt een opsomming van een aantal elementen die relevant zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Kruis er in de eerste kolom drie aan die volgens u prioriteit moeten krijgen binnen het kleuteronderwijs. Kruis er vervolgens drie aan in de tweede kolom die volgens u niet direct centraal moeten staan binnen het kleuteronderwijs (bijv. omdat u vindt dat die aspecten eerder in de opvoeding thuis moeten opgenomen worden, of gewoon omdat ze minder belangrijk zijn dan andere):
ONTWIKKELINGSASPECTEN
Meest belangrijk
a. Sociale vaardigheden (opschieten met andere kinderen) b. Zelfstandigheid en initiatief (zelfstandig problemen oplossen) c. Basisvaardigheden (voorbereidende lees- en rekenvaardigheden) d. Meewerken (regels volgen, opschieten met volwassenen) e. Het verwerven van kennis (bijv. de kleuren, de maanden van het jaar) f. Zelfvertrouwen, positief zelfbeeld g. Creativiteit (verbeelding) h. Werkhouding (aandachtig zijn, taakjes afwerken) i. Kritisch denken / probleemoplossingsvaardigheden j. Motorische vaardigheden (sport, coördinatie)
-9-
Minst belangrijk
DEEL III Hieronder vindt u nog een aantal uitspraken over uw concrete klaspraktijk. Gelieve voor elke vraag aan te geven in hoeverre de inhoud op u van toepassing is.
1.
Als ik zelf groepen samenstel, dan let ik - naargelang van de activiteit - op een goede verdeling wat betreft socio-culturele achtergrond, positie in de klas, interesse, geslacht, ontwikkelingsniveau, vaardigheden, enz.
c c c c c c
2.
Ik doe heel wat om de kinderen te helpen met allerlei zaken, ook buiten mijn strikte rol als leerkracht om
c c c c c c
3.
Ik hanteer werkvormen waarin de persoonlijke inhoudelijke inbreng van kinderen van groot belang is (bv. filosofisch gesprek met kinderen, kringgesprek, ...)
c c c c c c
4.
Ik voel me ten aanzien van de kinderen meer een vriend dan een autoriteit
5.
Ik heb expliciet aandacht voor belevingsaspecten bij de uitwerking van thema’s (bijv. bij geboorte: betekenis van nieuw broertje of zusje voor de kleuter; bij huisdieren: verliezen van een geliefkoosd huisdier, ...)
c c c c c c c c c c c c
6.
In de globale inrichting en aankleding van de klas belicht ik verschillende leefwerelden uit de omringende wereld (buurt, schoolomgeving en verder) en toon ik allerlei gelijkenissen en verschillen tussen mensen
c c c c c c
7.
Tijdens de les vertel ik bewust over mezelf, mijn gezin, mijn persoonlijke ervaringen of eigen gewoontes. Mijn verhaal biedt de kinderen stimulerende herkenningsmogelijkheden
c c c c c c
8.
Ik gebruik lesmateriaal waarbij socio-culturele en etnische diversiteit expliciet tot uiting komt
9.
De kinderen weten bij mij zeer duidelijk wat ze wel en niet mogen
c c c c
10. Ik vertel veel over mezelf tegen de kinderen 11. Ik hou individuele gesprekjes met kinderen over hun wijze van omgaan met leeftijdgenootjes en hoe dat op de andere kinderen overkomt
c c c c
c c c c
c c c c
c c c c
c c c c
12. Ik maak gebruik van verhalen en sprookjes over thema’s die bij sommige kinderen van de klas sterk leven (bijv. echtscheiding, bang zijn), en probeer zo om hun gevoelens daarrond bespreekbaar te maken
c c c c c c
13. De overgangen tussen de activiteiten verlopen bij mij rustig en vlot
c c c c c c c c c c c c
14. Ik bespreek met de kinderen geregeld hoe de groep draait. Niet alleen conflicten en ruzies, maar ook positieve zaken komen aan bod 15. Ik haal ouders, andere leerkrachten, mensen uit de buurt... in de klas om sterker te kunnen aansluiten bij de buitenschoolse ervaringen van kinderen
c c c c c c
16. Ik hanteer in de klas expliciete non-discriminatieregels (ik verwoord dat ik geen voorkeuren of uitsluiting duld op basis van ‘anders zijn’; en/of deze regels zijn gevisualiseerd in de klas)
c c c c c c
17. Ik betrek de kinderen bij het maken en opvolgen van afspraken in de klas. Ze denken mee, ze beslissen mee
c c c c c c
c c c c c c 19. Ik hanteer werkvormen waarin veel kansen zitten tot onderlinge interactie tussen kinderen (bijv. c c c c c c 18. Ik leer samen met de kinderen ongebruikelijke of vreemde namen correct uitspreken gewoon groepswerk, contract- en hoekenwerk in groepjes, mentorsysteem)
20. Tijdens de periodes van zelfstandig werk zijn de kinderen ernstig met de opdracht bezig 21. Het duurt dikwijls lang vooraleer het rustig genoeg is om met een activiteit te beginnen 22. Ik gebruik relevante voorwerpen uit de leefwereld van kinderen tijdens lesactiviteiten (bijv. attributen uit Harry Potter, Bob de Bouwer) 23. Als een kleuter mij iets persoonlijk wil vertellen, is het wel eens moeilijk om daar een moment voor te vinden
c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c c
c c c c c c 25. Het komt voor dat er tijdens de activiteiten onnodige en storende onderbrekingen zijn c c c c c c 26. Bij mij in de klas gaat er nogal wat tijd naar allerhande nevenactiviteiten (administratie, sanc- c c c c c c 24. Ik laat de kinderen samen aan opdrachten werken waarbij ze beurtelings de leiding nemen
ties, orde houden,..)
27. Ik gebruik werkvormen waarbij kinderen elkaar moeten helpen of dingen aanleren (cfr. ‘peertutoring’)
- 10 -
c c c c c c
DEEL IV ACHTERGRONDGEGEVENS 1.
Adres van de vestigingsplaats (school) waar u lesgeeft. Straat: .................................................................................................. Nr.: ..………….. Postcode: …………… Gemeente: …………………………………………………………
2.
Uw naam en voornaam: ..................................................................................................
3.
Geboortedatum: .…..... / …...... / …......
4.
Klas: ......................................... Betreft dit een graadklas?
Nee Ja, namelijk
5.
Aantal kinderen in de klas: ........
6.
Wordt uw klasgroep soms opgesplitst?
e e 2 en 3 kleuterklas samen e e 1 , 2 en 3e kleuterklas samen
Nee Ja (specificeer): Aantal uur/week
7.
Grootte van elke groep
Soort activiteit (ev. per groep)
Opsplitsing 1
.......
.....
.....
..... .........................................................................................................
Opsplitsing 2
.......
.....
.....
..... .........................................................................................................
Opsplitsing 3
.......
.....
.....
..... .........................................................................................................
Volgde u in de afgelopen 5 jaar bijscholing (buiten de pedagogische studiedagen)? Nee Ja (specificeer): Door wie georganiseerd
Thema
.............................................................................. ................................................................................................ .............................................................................. ................................................................................................ .............................................................................. ................................................................................................ .............................................................................. ................................................................................................ .............................................................................. ................................................................................................ 8.
Hoeveel uur per week besteedt u gemiddeld aan uw werk buiten de schooluren? (vergaderingen, voorbereidingen, ...):
tot twee uur per week twee tot vier uur per week vijf tot negen uur per week tien tot veertien uur per week meer dan veertien uur per week
Hartelijk dank voor uw medewerking!
- 11 -