VRAGENLIJST PERSOONLIJKE GEGEVENS De regels voor de bescherming van persoonsgegevens op de EUROPA-website vindt u via http://ec.europa.eu/geninfo/legal_notices_nl.htm#personaldata Specifieke privacyverklaring Ontvangen bijdragen en de identiteit van de auteur ervan worden bekendgemaakt op internet, tenzij de betrokkene bezwaar maakt tegen de bekendmaking van de persoonlijke gegevens omdat bekendmaking hiervan zijn gerechtvaardigde belangen kan schaden. In dat geval kan de bijdrage in anonieme vorm worden bekendgemaakt. Anders wordt de bijdrage niet bekendgemaakt en wordt de inhoud ervan in principe niet in aanmerking genomen. Gelieve de onderstaande contactgegevens te verschaffen: Naam: Vertegenwoordigde organisatie: Locatie (land): E-mailadres:
Coördinatiecentrum Staatssteun Nederlandse overheid Nederland
[email protected]
Gelieve de voornaamste activiteiten van uw onderneming/organisatie/vereniging te omschrijven. DEEL A: BEDRIJFSTAKKEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR STEUN TEN BEHOEVE VAN INDIRECTE- EMISSIEKOSTEN EN DEZE KOSTEN NIET KUNNEN DOORBEREKENEN A1
Bedrijfstakken die in aanmerking komen voor steun ten behoeve van indirecte-emissiekosten in ETS-3
Volgens de ETS-richtlijn zijn de begunstigden die in aanmerking komen voor steun ten behoeve van indirecte emissies die bedrijfstakken waar het CO2-weglekeffect een significante risicofactor vormt als gevolg van de stijging van de elektriciteitskosten (indirecte emissies). In het aan het Europees Parlement en de Raad gerichte non-paper deelde de Commissie mee dat zij op het niveau van de EU een lijst met sectoren zou opstellen die geacht worden risico op een "koolstoflek" te lopen door indirecte emissies. De Commissie verklaarde ook dat zij de methode zou gebruiken die in het kader van de directe emissies is ontwikkeld, maar deze zou aanpassen teneinde rekening te houden met kostenstijgingen in verband met indirecte emissies. Een "CO2-weglekeffect1" zou zich kunnen voordoen wanneer bij gebreke van een bindende internationale overeenkomst de totale emissies van broeikasgassen stijgen in derde landen waar de industrie niet onder vergelijkbare CO2-beperkingen zou vallen en zou tevens economische nadelen kunnen doen ontstaan voor bepaalde energie-intensieve bedrijfstakken en deeltakken in de Gemeenschap die aan internationale concurrentie onderhevig zijn. Financiële ondersteuning zou derhalve moeten worden beperkt tot de elektriciteitsintensieve bedrijfstakken die de door CO2 ontstane stijging van 1
Zie overweging 24 van de ETS-richtlijn.
elektriciteitskosten aan hun klanten niet kunnen doorberekenen in de productprijzen zonder een aanzienlijk verlies van hun marktaandeel en die om die reden waarschijnlijk zullen verhuizen naar gebieden buiten de EU waar inzake CO2 minder strenge normen gelden. 1.
Gelieve de bedrijfstakken te specificeren (op NACE 4-niveau2) waar volgens u en de criteria van de richtlijn het CO2-weglekeffect een significante risicofactor vormt vanwege in de elektriciteitsprijzen doorberekende kosten in verband met broeikasgasemissies die het gevolg zullen zijn van ETS-3. Bent u een onderneming of brancheorganisatie of antwoordt u namens deze en bent u van mening dat u tot een bedrijfstak behoort die niet in staat is eventuele stijgingen van de elektriciteitskosten in verband met CO2 (indirecteemissiekosten) die het gevolg zijn van ETS-3, door te berekenen, dan wordt u verzocht de hierna volgende vragen voor elk van de betrokken bedrijfstakken te beantwoorden, teneinde uw standpunt te motiveren. Wanneer u antwoordt namens een overheidsinstantie of een non-gouvernementele organisatie wordt u verzocht om aan te geven welke economische sectoren naar uw mening (i) niet in staat of juist (ii) wel in staat zijn om in verband met CO2 gestegen elektriciteitskosten (indirecte-emissiekosten) door te berekenen. U wordt verzocht om ter motivering van uw standpunt de hieronder staande vragen voor elk van de betrokken bedrijfstakken te beantwoorden.
Antwoord Op grond van de analyse van de Europese Commissie in 2009 op basis van een CO2 prijs van 30€ en een GVA boven de 5% en een handelsintensiteit van boven de 10% zouden 4 sectoren last hebben van het indirecte effect: - 1430 Mining of chemical and fertilizer minerals - 2413 Manufacture of inorganic basic chemicals - 2742 Aluminium production - 2743 Lead, zink and tin production Bij deze berekening in 2009 ging de Commissie uit van een CO2 prijs van 30€. Indien de actuele CO2 prijs van ca 15/17€ zou worden gehanteerd gaan wij er van uit dat niet al deze sectoren nog over de 5% GVA drempel komen. Alleen sectoren die bij de werkelijke CO2 prijs over de gehanteerde drempel komen lopen gevaar voor carbon leakage. CE Delft heeft in juni 2010 voor het Nederlandse Ministerie van Financien en in april 2010 voor de European Climate Foundation studies verricht naar hoe de kosten van het EU ETS door bedrijven zijn doorgerekend. Daarbij is ex post onderzocht of en in welke mate de raffinage, ijzer, staal en petrochemie sector de kosten van CO2 in hun produkten kunnen doorrekenen. Uit het onderzoek blijkt dat voor bepaalde sectoren de prijzen voor een deel dan wel groot deel kunnen worden doorgerekend. (zie studies in bijlage). 2
Overeenkomstig NACE rev.1.1, beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/eurostat/ramon/nomenclatures/index.cfm?TargetUrl=LST_CLS_DLD&StrNom=NAC E_1_1&StrLanguageCode=NL&StrLayoutCode=HIERARCHIC 2
Er zijn ons geen studies bekend waar op basis van ex-ante onderzoek is onderzocht of bijvoorbeeld de aluminium of kunstmest industrie de elektriciteitsprijs hebben kunnen doorgereken in hun prijzen. In de bovengenoemde CE studie wordt op basis van exante analyse gesteld dat zij er van uitgaan dat doorrekening voor de aluminium en kunstmestsector moeilijk zal zijn gezien de sterke internationale handel. Europees onderzoek op dit terrein is wenselijk. Lastenverdeling / doeltreffendheid van ETS-3 2.
Wat is uw reactie op het standpunt dat het bieden van compensatie aan sommige economische sectoren en deze te vrijwaren van de indirecte kosten in verband met het EU ETS ten laste zou komen van andere economische sectoren in de EU, die, gezien het algemene emissieplafond in de EU, grotere inspanningen inzake emissiereductie zouden moeten leveren of met hogere kosten te maken zouden krijgen?
Antwoord Indien sommige sectoren worden gevrijwaard van de indirecte kosten in verband met het EU ETS zal dat naar verwachting leiden tot een hogere elektriciteitsvraag en als gevolg daarvan tot een hogere elektriciteitsprijs en naar verwachting ook een hogere CO2 prijs. Zowel de hogere elektriciteitsprijs als de hogere CO2 prijs hebben een negatief effect op andere sectoren van de economie. Internationale context 3.
In hoeverre worden producenten buiten de EU ook geconfronteerd met kosten voor indirecte emissies? Bent u op de hoogte van het bestaan of de op handen zijnde tenuitvoerlegging (vóór 2013) in andere delen van de wereld van regelingen voor de handel in emissierechten of mechanismen voor emissievermindering met een overeenkomstig gevolg voor de productiekosten als het EU ETS? Welke mechanismen voor emissievermindering hebben eventueel een overeenkomstig gevolg voor de productiekosten als het EU ETS?
Antwoord Andere landen zoals China (een van de belangrijkste Europese concurrenten) zijn van plan een emissiehandelssysteem op te zetten. Ook veel andere ontwikkelingslanden zijn bezig een Low carbon Development strategie op te zetten en hebben in het kader van de Cancun Agreement reductie verplichtingen op zich genomen. Het is te verwachten dat deze maatregelen leiden tot een verschuiving van grijze naar groene stroom en dus relatief hogere elektriciteitsprijzen in deze landen.
A2
Onmogelijkheid om als gevolg van ETS-3 gestegen indirecte-emissiekosten door te berekenen
Beantwoord de onderstaande vragen voor elk van de bedrijfstakken die u bij vraag 1 heeft genoemd. Maak in uw antwoord telkens een vergelijking tussen de actuele situatie (op grond van ETS-2) en de toekomstige situatie op grond van ETS-3. De informatie en gegevens betreffende bedrijfstakken dienen in beginsel te worden verstrekt op NACE-4niveau. Antwoord vragen A2 Hier heeft de Nederlandse overheid geen inzicht in. 3
Algemene kostenstructuur 4. Is de betrokken sector kapitaalintensief? Heeft de sector te maken met (niet recupereerbare) verzonken kosten en uitstapkosten? Om welke kosten gaat het dan en wat is het aandeel daarvan in de omzet en toegevoegde waarde van de bedrijfstak? Hoe hoog zijn de vaste exploitatiekosten? Welke investeringen moet een nieuwe marktdeelnemer doen en welk deel kunnen deze uitmaken van de omzet van de nieuwe marktdeelnemer? U wordt verzocht het aandeel aan te geven van de elektriciteitskosten in de algehele kosten en, indien van toepassing, het percentage van elk van de in uw bedrijfstak gebruikte elektriciteitsbronnen. Risico op CO2-weglekeffect als gevolg van indirecte emissies 5. Zet uiteen vanaf welk CO2-prijsniveau naar uw mening ondernemingen in uw sector tijdens ETS-3 te maken hebben met een reëel en significant risico op een CO2weglekeffect als gevolg van een stijging van indirecte kosten. Licht uw antwoord toe. 6. Wat zijn, in de volgorde van belangrijkheid, de voornaamste factoren die een rol spelen bij beslissingen tot vestiging elders en/of de beslissing de productie te verplaatsen naar locaties buiten de EU en leg uit wat in dit opzicht het belang is van de impact van CO2-prijzen (met name voor de rentabiliteit). Licht uw antwoord toe. 7. Wanneer (sommige) ondernemingen in de betrokken bedrijfstak zich elders zouden vestigen of hun productielocatie naar buiten de EU zouden verplaatsen, welke locaties zouden daarvoor dan waarschijnlijk in aanmerking komen? Zou het dan om landen gaan waarbij CO2-emissies een geringe rol spelen of veeleer om landen waar er geen CO2-beprijzingsmechanisme is? Licht uw antwoord toe. 8. Geef uw standpunt over de mate waarin CO2-lekkage zich reeds heeft voorgedaan als gevolg van de introductie van ETS-1 of ETS-2. Licht uw antwoord met concrete gegevens toe. Stijging van de indirecte kosten ten gevolge van ETS-3 9. Hoe groot is de stijging van de kosten waarvoor ondernemingen zich gesteld zien wanneer zij elektriciteit tijdens ETS-3 opwekken. Maak in uw antwoord onderscheid tussen de gevolgen voor de vaste kosten en de gevolgen voor de variabele kosten. Vergelijk tevens de huidige situatie (op grond van ETS-2) met de toekomstige situatie op grond van ETS-3. Winstmarge 10. Geef de winstmarge van de bedrijfstak aan. Kwantificeer met name de geraamde impact van de stijging van de CO2-kosten in verband met de elektriciteitsprijzen (vergelijk daarbij ETS-3 met ETS-2) voor uw winst (door bijvoorbeeld in ETS-3 uit te gaan van prijzen van 15 respectievelijk 30 EUR/ton CO2). Specificeer voor welke segmenten van de winsten van de bedrijfstak deze indirecte CO2-kosten gevolgen hebben en licht uw antwoord toe. Geef hetzelfde aan met betrekking tot de impact van CO2-kosten in verband met elektriciteitsprijzen voor de exploitatiekosten en –marges van de bedrijfstak. 11. Kwantificeer met betrekking tot de directe CO2-kosten het totale geaccumuleerde overschot aan kosteloze emissierechten ten opzichte van de feitelijke emissies in de periode 2008-2009 en, indien van toepassing het geraamde overschot voor de resterende fase van ETS-2. Vervoerskosten 4
12. Geef aan welke transportkosten de bedrijfstak heeft. Wat is het belang ervan ten opzichte van de omzet en de toegevoegde waarde van de bedrijfstak? Wordt een aanzienlijk deel van de productie vervoerd of worden de producten dicht bij de productielocatie verkocht? Hoeveel transportkosten zijn relevant voor het gebruik van intermediaire goederen? Licht uw antwoord toe. 13. Hoe relevant is het dat installaties fysiek dicht liggen bij de markten waar de intermediaire producten worden aangekocht en bij die waar de eindgoederen worden verkocht? 14. Zet uiteen wat de gevolgen van deze transportkosten zijn voor de mogelijkheid van vestiging elders of van verplaatsing naar productielocaties buiten de EU. Productdifferentiatie 15. Geef aan of de producten van de bedrijfstak homogeen zijn dan wel, gelet op kwaliteit, marketing en branding of inhoud, gedifferentieerd zijn. Differentiëring van diensten 16. Geef aan of diensten die door uw onderneming op lokaal niveau worden verricht van belang zijn voor uw klanten. 17. Geef het aandeel aan van uw verkopen aan klanten in dezelfde lidstaat, in andere EU-lidstaten, en in niet-EU-lidstaten. Substitueerbaarheid van eindproducten 18. Geef informatie over de onderlinge substitueerbaarheid van de goederen van de bedrijfstak vanuit het gezichtspunt van de klanten. Kunnen producten uit niet-EUbronnen als eng substitueerbaar worden beschouwd? Licht uw antwoord toe. 19. Leg studies en rapporten over die het standpunt onderbouwen dat het niveau van de EU-productie zeer - of juist niet - prijselastisch is, dat wil zeggen dat een prijsstijging bij de EU-producenten tot een aanzienlijke vermindering van de EUproductie zou leiden. Licht uw standpunt ook toe met concrete waarnemingen uit het (recente) verleden. 20. Welke niet-EU-landen zouden de grootste productietoename zien wanneer de prijs van de EU-productie zou stijgen als gevolg van ETS-3? Licht uw antwoord toe. Elasticiteit van de totale vraag 21. Geef informatie over de elasticiteit van de totale vraag in het licht van prijsstijgingen in de betrokken bedrijfstak. Marktsegmentatie en structuur van de bedrijfstak 22. Geef informatie over de kenmerken van de markt die wordt getroffen door de mogelijke toename van CO2-kosten, met inbegrip van de marktomvang (binnen en buiten de EU), het marktaandeel van de voornaamste ondernemingen op de relevante markt, de mate van agglomeratie en verticale of horizontale integratie. Groei van de vraag 23. Geef informatie over het verwachte groeipercentage van de vraag naar het betrokken product in de komende tien jaar, zowel in zijn totaliteit als per geografisch macrogebied. Volume van invoer & uitvoer 24. Geef met betrekking tot de jaren 2005-2010, zowel op (i) mondiaal niveau als op (ii) EU-niveau aan: (a) de hoogte van de volledige jaarproductie (wat omvang en wat waarde betreft), (b) de totale marktomvang, (c) de hoogte van de totale 5
jaarlijkse invoer in de EU, (d) de hoogte van de totale jaarlijkse uitvoer vanuit de EU. Geef indien mogelijk ook de verdeling per lidstaat en, voor de uitvoer en invoer, de verdeling over de tien belangrijkste landen van respectievelijk bestemming en oorsprong. 25. Heeft de betrokken bedrijfstak te maken met invoerbeperkingen, bij voorbeeld in de vorm van in- of uitvoerrechten van de EU? Intensiteit van het handelsverkeer buiten de EU 26. Geef de verhouding aan tussen de totale waarde van de EU-uitvoer naar niet-EUlanden en de waarde van invoer vanuit niet-EU-landen en de totale marktomvang voor de EU in de periode 2005-2010. Geef aan binnen welke regio's de producten van de bedrijfstak worden verhandeld. Veranderende patronen van de wereldhandel 27. Geef eventuele veranderende patronen van de wereldhandel in de bedrijfstak aan. Substitueerbaarheid van input 28. Geef aan of de bedrijfstak de energie-intensiteit van de productieprocessen kan verminderen door andere productiefactoren aan te wenden. Mate van marktpenetratie van nieuwe technologieën 29. Geef aan in hoeverre een sector zich kan aanpassen aan nieuwe CO2-arme technologieën en productieprocessen. Licht uw antwoord toe op basis van de bestaande kapitaalinfrastructuur van de bedrijfstak, de volgroeidheid van de nieuwe technologie (en de kosten daarvan) en de aard van de nieuwe technologie (stapsgewijze of sprongsgewijze veranderingen). Wat is de graad van marktpenetratie van zulke technologieën? Licht uw antwoord toe. Mondiale mechanisme voor de prijsvorming 30. Geef aan in hoeverre EU-producenten in de bedrijfstak als prijsnemers moeten worden beschouwd. Zijn de producten van de bedrijfstak grondstoffen die op de internationale beurzen worden verhandeld? Welke percentage van de bedrijfstak (in volume en waarde) wordt op de internationale beurzen verhandeld? Hoe functioneert dit mondiale prijsmechanisme? Geef aan welke toeslagen er bovenop de eventuele prijzen op de internationale beurzen komen. Licht uw antwoord toe. DEEL B: STEUNNIVEAU Volgens de ETS-richtlijn, die de overgang van ETS-2 naar ETS-3 mogelijk heeft gemaakt, is compensatie mogelijk voor de stijging van de indirecte-emissiekosten die het gevolg is van de tenuitvoerlegging van ETS-3 (vanwege de verlaging van het plafond die naar verwachting hogere CO2-prijzen tot gevolg heeft). De richtlijn bepaalt dat financiële steun een stimulans moet handhaven om het elektriciteitsverbruik te verminderen en de overstap van "grijze" op "groene" elektriciteit moet bevorderen.
Antwoord Om een stimulans te blijven geven aan het verminderen van het elektriciteitsgebruik dient de compensatie niet 100% te zijn en dient de vergoeding gebaseerd zijn op een benchmark. Door als voorwaarde te stellen dat de gelden besteed dienen te worden aan 6
investeringen in energiebesparing of productie van duurzame energie kan ook een stimulans worden gegeven om het elektriciteitsgebruik te verminderen en de overstap van grijze naar groene stroom te bevorderen. 31. Hoe moet een dergelijke stimulans worden gehandhaafd? Licht uw antwoord toe. 32. Hoe hoog moet de steunintensiteit zijn om ertoe bij te dragen dat een passende stimulans om het elektriciteitsverbruik te verminderen, wordt gehandhaafd? Licht uw antwoord toe. 33. Bent u van mening dat het vragen van een eigen bijdrage energiegebruikers een extra stimulans zou geven om nog efficiënter met energie om te gaan (naast de efficiëntiebenchmarks) en dat dit het voortbestaan van stimulansen zou waarborgen wanneer benchmarks in de loop der tijd relatief gezien minder ambitieus worden. Licht uw antwoord toe. 34. Bent u van mening dat het vragen van een eigen bijdrage elektriciteitsproducenten een indirecte stimulans zou bieden om te investeren in milieuvriendelijkere opwekkingstechnologieën? Licht uw antwoord toe. 35. Hoe zou u ervoor zorgen dat steun niet leidt tot afhankelijkheid daarvan? Zou een degressieve afname van het steunniveau bijdragen tot een voorbereiding op een geleidelijke afbouw van de steun, in overeenstemming met het tijdelijke karakter van de steun? Licht uw antwoord toe. DEEL C: BENCHMARKS De ETS-richtlijn3 bepaalt dat steunmaatregelen voor indirecte emissies gebaseerd zijn op ex ante benchmarks voor de indirecte CO2-emissie per geproduceerde eenheid. Deze ex ante benchmarks worden voor een gegeven bedrijfstak of deeltak berekend als het product van het elektriciteitsverbruik per geproduceerde eenheid overeenkomend met de meest efficiënte beschikbare technologieën en de CO2-emissies van de Europese elektriciteitsproductiemix in kwestie. In de aan het Europees Parlement en de Raad gerichte non-paper heeft de Commissie verklaard dat om het maximaal toegestane steunbedrag te berekenen, benchmarks zouden worden ingevoerd, gekoppeld aan de best presterende techniek. De Commissie zal een studie uitvoeren om de efficiencybenchmarks voor de relevante bedrijfstakken te bepalen. Antwoord Wij zijn van mening dat dit antwoord het best gegeven kan worden door de betreffende sector. 36. Welke factoren zijn naar uw mening relevant om een benchmark voor uw sector te bepalen teneinde investeringen in energie-efficiëntie door begunstigden te stimuleren? 37. Geef aan wat de het elektriciteitsverbruik per geproduceerde eenheid is dat met de meest efficiënte beschikbare technologieën voor een bepaalde bedrijfstak moet overeenkomen. Licht uw antwoord toe aan de hand van gegevens en bronnen. 38. Wat is het niveau van de elektriciteitsefficiëncy van uw onderneming? Vergelijk in uw antwoord uw onderneming met andere ondernemingen in uw bedrijfstak, met name in landen buiten de EU.
3
Artikel 10 bis, lid 6, van de ETS-richtlijn. 7
DEEL D: CO2-EMISSIEFACTOR De CO2-emissiefactor komt overeen met de CO2-emissie per MWh opgewekte elektriciteit. Het is de vraag welke CO2-factor moet worden gebruikt als grondslag voor de berekening van de compensatie. In de aan het Europees Parlement en de Raad gerichte non-paper verklaarde de Commissie dat de huidige CO2-factor in beginsel kan worden vastgesteld aan de hand van eigen productie en overeenkomsten voor elektriciteitslevering die uitdrukkelijk aangeven in hoeverre de prijs van EUAemissierechten per MWH kan worden doorberekend. Wanneer elektriciteit op het net wordt gekocht (op beurzen of op de termijnmarkt) zou de gemiddelde CO2-intensiteit binnen de totale EU-elektriciteitsproductie kunnen worden gebruikt4. Hieronder worden vier methoden gegeven. Met de eerste drie methoden wordt voorgesteld om de huidige CO2-factor op basis van eigen productie en overeenkomsten voor elektriciteitslevering te gebruiken en worden verschillende mogelijkheden gegeven voor het geval waarin elektriciteit op het net wordt gekocht. De vierde methode houdt het voorstel in om in alle gevallen een uniforme CO2-factor te gebruiken. Antwoord Wij geven voorkeur aan methode 4 gecombineerd met methode 3. Methode 4 heeft het grote voordeel van eenvoud. De eigen opgewekte energie en de ingekochte elektriciteit krijgen een vaste CO2 compensatie. Het voordeel van optie 3 is dat de CO2 factor wordt bepaald op basis van de geografische tariefzone. Dat sluit het best aan bij de huidige situatie op de elektriciteitsmarkt. Die methode voorkomt overcompensatie. Deze methode sluit aan bij de richtlijn die spreekt over de relevante European Electricity production mix. Indien voor de eigen productie en ingekochte productie beiden de relevante Co2 inhoud van de geografische tariefzone wordt gebruikt is de uitvoering simpel en blijft er stimulans voor groene elektriciteitsproductie. 39. Bent u van mening dat een van de hieronder gegeven methoden in alle gevallen zou moeten worden gebruikt, ook in geval van eigen productie en in geval van een overeenkomst tot elektriciteitslevering waarin het niveau van doorberekening expliciet wordt aangegeven? Licht uw antwoord toe. Methode 1:
Wanneer elektriciteit op het net wordt gekocht, wordt de CO2-factor gebruikt van de marginale centrale die de elektriciteitsprijs voor de betrokken installatie vaststelt.
40. Bent u van mening dat het gebruik van het gewogen jaargemiddelde van de CO2factor van de marginale stroomproductie op de relevante elektriciteitsmarkt, die aan de begunstigde levert, de juiste methode is? Licht uw antwoord toe. 41. Zijn nationale toezichthouders altijd in staat om vast te stellen wat de marginale centrale in de relevante tariefzone is? Bent u van mening dat zij wellicht vanwege kwesties van vertrouwelijkheid of een gebrek aan transparantie van de markt of van gegevens niet in staat kunnen zijn om deze vast te stellen? Licht uw antwoord toe. 42. Zouden nationale toezichthouders in staat zijn om de marginale centrale vast te stellen wanneer de tariefzones niet samenvallen met de grenzen van elke lidstaat
4
De gemiddelde CO2-intensiteit binnen de totale EU-elektriciteitsproductie wordt ook genoemd in de formule in de non-paper voor het maximale steunbedrag dat een lidstaat voor een installatie zou kunnen verlenen. 8
omdat sommige supra- en andere subnationaal zijn? Hoe zouden nationale toezichthouders moeten omgaan met de noodzaak om de tariefzones periodiek opnieuw vast te stellen naarmate de interconnectie- en opwekkingsstructuur zich ontwikkelen? 43. Bent u van mening dat deze methode over- dan wel ondercompensatie tot gevolg kan hebben? Zo ja, onder welke voorwaarden? Houdt in uw antwoord rekening met de volgende scenario's: a. De invoering van de CO2-beprijzing zal in sommige gevallen resulteren in een omkering van de meritorder, bijvoorbeeld wanneer een gascentrale de marginale centrale is wanneer CO2 niet wordt aangerekend, maar een steenkoolcentrale de marginale centrale wordt zodra met de CO2 kosten rekening wordt gehouden. b. Wanneer in tariefzones die niet samenvallen met de grenzen van een lidstaat, de CO2-factor wordt gebaseerd op de marginale centrale die zich in een andere lidstaat bevindt en niet op de tariefzone waar zich de installatie van het betrokken land bevindt, kunnen ondernemingen in de ene tariefzone te maken hebben met voorwaarden die tot overcompensatie leiden terwijl ondernemingen in een andere tariefzone juist onvoldoende compensatie krijgen. c. Een steenkool-/gasgestookte krachtcentrale wordt gebruikt als alternatieve reservecapaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie. 44. Bent u van mening dat deze methode het gebruik van grijze elektriciteit zou stimuleren? Bij gebreke van volmaakt concurrerende markten kan deze methode met name elektriciteitsproducenten ertoe aanzetten te bewerkstelligen dat de centrale die de hoogste CO2-factor heeft (en dus het meest vervuilend is) als marginale centrale wordt gekozen en derhalve compensatie op grond van kunstmatig hogere CO2-kosten rechtvaardigen. Licht uw antwoord toe. 45. Bent u van mening dat deze methode een buitensporige administratieve last met zich brengt, gelet op het feit dat nationale toezichthoudende autoriteiten de noodzakelijke gegevens moeten verstrekken? Zo ja, welk alternatief acht u dan geschikter? Methode 2: Wanneer elektriciteit op het net wordt gekocht, wordt de gemiddelde CO2emissiefactor voor de EU gebruikt 46. Bent u van mening dat het gebruik van de gemiddelde CO2-factor op EU-niveau de geëigende methode is? Licht uw antwoord toe. Geef aan of u van mening bent dat een andere, voor de hele EU geldende factor zou moeten worden gebruikt en licht toe waarom u meent dat deze geschikter zou zijn. 47. Bent u van mening dat deze methode overcompensatie in sommige lidstaten met groenere elektriciteit met zich kan brengen en ondercompensatie in lidstaten met grijze elektriciteit? Licht uw antwoord toe. 48. Bent u van mening dat deze methode het voordeel van de eenvoud heeft, in vergelijking met methode 1? Methode 3:
Wanneer elektriciteit op het net wordt gekocht, wordt de CO2emissiefactor voor de gemiddelde centrale in een betrokken geografische tariefzone gebruikt.
9
49. Bent u het ermee eens dat een methode die is gebaseerd op de gemiddelde CO2intensiteit van een centrale in de geografische tariefzone van de ondernemingen die steun ontvangen, waarbij zo mogelijk de verbruikspatronen van deze ondernemingen worden weerspiegeld (aandeel van basislast en piekverbruik) geëigend zou zijn? Zou een dergelijke methode beter rekening houden met de behoeften van de ondernemingen dan methode 2? Licht uw antwoord toe. Methode 4: De gemiddelde CO2-emissiefactor voor de EU wordt gebruikt, ongeacht de actuele voorwaarden voor de elektriciteitslevering voor de betrokken installatie. 50. Geef uw reactie op het standpunt dat een gemiddelde CO2-emissiefactor voor de EU, ongeacht de actuele voorwaarden voor de elektriciteitslevering voor de betrokken installatie, het best de stimulansen voor de kopers van elektriciteit zou handhaven om over te stappen op groene elektriciteit en gebruik te maken van de mogelijkheden die de eengemaakte EU-markt voor energie biedt. DEEL E: OVERIGE Heeft u nog aanvullende opmerkingen met betrekking tot de bovenstaande punten? U wordt verzocht om kopieën te overleggen van documenten of studies die voor de onderbouwing van uw standpunten relevant kunnen zijn. Geef aan of de diensten van de Commissie zo nodig contact met u mogen opnemen voor nadere gegevens over de verstrekte informatie. HARTELIJK DANK VOOR DE BEANTWOORDNIG VAN DEZE VRAGENLIJST.
10