Vragen naar aanleiding van het subsidieprogramma ‘Local Employment in Africa for Development’ (LEAD)1 Inleiding Hierbij vindt u de antwoorden op vragen die door geïnteresseerde organisaties zijn gesteld naar aanleiding van het op 31 juli 2015 door de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gepubliceerde beleidskader: “Local Employment in Africa for Development”. De vragen die organisaties stelden vertoonden enige overlap. Dubbele vragen zijn samengevoegd. De beantwoording van vragen dient het beleidskader en bijbehorend aanvraagstramien technisch te verduidelijken. Vragen die buiten dat doel vallen zijn niet beantwoord, bijvoorbeeld vragen over de inschatting van kansen op selectie. Tot de afronding van de beoordeling van daadwerkelijk ingediende aanvragen worden geen uitspraken gedaan over kansen op selectie. Ten grondslag aan deze beantwoording ligt het beleidskader. De gepubliceerde beleidsregels zijn leidend bij de beoordeling van de aanvragen. Daar waar wellicht toch inhoudelijke dan wel interpretatieverschillen mogelijk zouden kunnen zijn, geldt dat de beleidsregels prevaleren.
Vragen over de kwalificering van de indienende organisatie(s): V: Wat zijn de eisen om te voldoen aan de definitie van een sociale onderneming? A: De definitie van een sociale onderneming is opgenomen in de begrippenlijst behorende bij de beleidsregels. De definitie luidt: ‘Een sociale onderneming is een zelfstandige onderneming die een product of dienst levert en primair en expliciet een maatschappelijk doel nastreeft gericht op duurzame ontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden en die grenzen heeft gesteld aan het onttrekken van kapitaal aan de onderneming’. De penvoerder zal moeten aantonen dat er wordt voldaan aan de criteria. Aan de hand van de ingediende bewijsstukken, bijvoorbeeld de oprichtingsstatuten van de penvoerder, vindt de toetsing plaats. V: Aangaande D.5: in het geval van een alliantie, is het alleen noodzakelijk dat de aanvrager een geldige COCA kan leveren/ISO-9001 gecertificeerd is, of is dit ook een vereiste voor alliantie partners? A: Drempelcriterium 5 geldt alleen voor de aanvrager/penvoerder van een alliantie. V: Aangaande D.8: klopt het dat, in een geval van een alliantie, het alleen noodzakelijk is dat de aanvraag voldoet aan de richtlijnen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen, of is dit ook een vereiste voor alliantie partners? A: De richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen gelden voor alle partners binnen een alliantie.
1
An English version of the questions will be available in one or two weeks.
V: Kan een Nederlandse kleine organisatie in een consortium zitten met een grote buitenlandse organisatie die wel aan de capaciteit eisen voldoet een aanvraag indienen en kan de Nederlandse kleine organisatie op deze manier wel voldoen aan de drempelcriteria? A: Iedere penvoerder moet voldoen aan de voor de penvoerder gestelde drempelcriteria. Indien de Nederlandse kleine organisatie niet kan voldoen aan een van deze eisen, is de organisatie uitgesloten als penvoerder. V: Is it possible to be able to indicate the funds from partners for this application as the head applicant, as an organization that is relatively young? A Het criterium van de jaarlijkse inkomsten, D.6, geldt voor de gehele alliantie. De inkomsten van de alliantiepartners mogen worden meegerekend. V: Aangaande D6: begrijpen wij hieruit dat als de NL-organisatie meer dan 75% inkomsten uit subsidies (ongeacht de bron) ontvangt, zij niet mag inschrijven A: Nee, de eigen inkomsten kunnen bestaan uit andere subsidies, mits deze niet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden verleend. V: Aangaande D6: betekent dit dat als een Nederlandse organisatie minder dan 75% subsidie (van overheden) ontvangt en minder dan 25% van de inkomsten afkomstig is van BZ, zij in aanmerking kan komen? A: Een aanvrager of alliantie moet aantonen dat minimaal 25% van de inkomsten afkomstig is van andere organisaties dan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een subsidie in het kader van deze tender bedraagt maximaal 75% van de totale inkomsten van de aanvrager of alliantie. V: Aangaande D6: als de aanvrager een medefinancieringsorganisatie is, kijkt u dan naar de totale middelen of het gedeelte daarvan dat bedoeld is ter dekking van de organisatiekosten. A: Indien de aanvrager een medefinancieringsorganisatie is, wordt gekeken naar de totale middelen. V: Aangaande D6: de aangevraagde subsidie wordt dus niet meegeteld in deze berekening? A: Ja. Wel wordt gekeken naar de verhouding tussen de gevraagde subsidie (op jaarbasis) en de gemiddelde eigen inkomsten over 2012-2014. V: Aangaande D6: wat is het verschil tussen de ‘omvang van de eigen inkomsten’ en de ‘omvang van de jaarlijkse inkomsten’? A: De jaarlijkse inkomsten omvat alle ontvangen inkomsten van de aanvrager/alliantie, inclusief de subsidies die direct of indirect worden verkregen ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De eigen inkomsten zijn de inkomsten van de aanvrager/alliantie die niet direct of indirect worden verkregen ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. V: Kunnen nationale kantoren die onder hetzelfde internationale overkoepelende orgaan vallen als de indiener (internationaal Partnership) meedoen als alliantie-partner indien zij rechtspersoonlijkheid bezitten? Of vallen deze nationale kantoren automatisch onder de naam van de indiener omdat zij onder hetzelfde Partnership vallen? A: Nationale kantoren kunnen meedoen als alliantiepartner indien zij beschikken over een eigen rechtspersoonlijkheid en voldoen aan de voor alliantiepartners toepasselijke criteria.
Vragen over het Track Record V: Gelden er afwijkende eisen voor een organisatie die niet ouder is dan 3 jaar, maar wel de relevante expertise heeft en netwerken/betrokkenen met de juiste ervaring? A: In de beleidsregels is opgenomen dat de aanvrager zelfstandig of via één of meerdere alliantiepartners minimaal drie jaar ervaring moet hebben in het doelland of de regio - zoals gedefinieerd in de begrippenlijst - waarvoor subsidie wordt aangevraagd (D.3). Er zal niet van dit criterium worden afgeweken. Een nieuwe onderneming zal bijvoorbeeld niet zelfstandig aan de 3jaar eis voldoen. Indien een alliantie-partner wél aantoonbaar minimaal drie jaar ervaring in het doelland of de regio als gedefinieerd in de begrippenlijst heeft, kan aan deze eis worden voldaan. V: Does the applying institution or consortium need to show that they have 25% of the total amount being applied for? A: De individuele aanvrager of de gehele alliantie dient ten minste 25% van haar inkomsten uit andere bronnen dan bijdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te verkrijgen (D.6). Een subsidie in het kader van LEAD zal niet meer bedragen dan 75% van de jaarlijkse inkomsten van de organisatie. V: Aangaande P.10: de drie tot vijf cases die de aanvrager en evt. mede indieners moeten doen blijken “in welke mate u in staat bent geplande outcomes en outputs op het gebied van duurzame inkomensverschaffing voor jongeren te realiseren en duurzaam te verankeren.” Moeten deze cases voorbeelden zijn uit de regio of landen die in aanmerking komen voor LEAD of is dit geen vereiste? A: Zoals in P.10 is aangegeven, dient het Track Record betrekking te hebben op bewezen ervaring met het stimuleren van (jeugd)werkgelegenheid in Afrika. Dit is niet verder beperkt tot doellanden of regio’s. Voor D.3 geldt echter wel dat de aanvrager zelfstandig of via één of meerdere alliantiepartners minimaal drie jaar ervaring in het doelland of de regio moet hebben, zoals gedefinieerd in de begrippenlijst van LEAD. V: Threshold criterion 4 (D.4) mentions that a least 1 of the alliance partners should have a local network and the necessary infrastructure (like a local office). Does this mean local network and infrastructure or does it mean local network and/or necessary infrastructure? What would be the definition of “necessary infrastructure”? A: De aanvrager of één of meerdere alliantiepartners moeten inderdaad over een lokaal netwerk én noodzakelijke infrastructuur beschikken. Infrastructuur betreft lokale voorzieningen die nodig zijn voor de uitvoering van het beoogde programma. In uw aanvraag dient u aannemelijk te maken dat daar sprake van is. V: Is there a maximum number of words for each track record case that we should take into account? A: Hoewel in het beleidskader geen maximum aantal woorden wordt genoemd, wordt het op prijs gesteld wanneer het track record kort en bondig wordt toegelicht. V: Kan onder het track record van een Nederlandse indiener tevens zijn/haar internationale overkoepelende organisatie worden geschaard? Ofterwijl: geldt alléén het track record van de Nederlandse indiener (indien er slechts 1 organisatie deelneemt aan een indiening) of kan het track record van het gehele Partnership (andere nationale kantoren die onder deze zelfde internationale tak vallen) ook worden meegerekend bij een indiening door 1 Nederlandse organisatie? A: Het track record dient betrekking te hebben op de Nederlandse aanvrager en - indien van toepassing - de alliantiepartners. Alleen als de internationale overkoepelende organisatie daadwerkelijk deel uitmaakt van de alliantie die de voorgestelde interventie zal uitvoeren, kan dit ter onderbouwing van het track record worden opgenomen.
V: Naar aanleiding van het ‘Aanvraagstramien Subsidie LEAD’: wat wordt er onder ervaring in de 'regio' verstaan? Is dat geheel Afrika of alleen een deel van Afrika? A: In de begrippenlijst van de beleidsregels van de LEAD subsidieregeling is ‘regio’ als volgt gedefinieerd: “De geografische regio waartoe een doelland behoort. In dit verband worden Eritrea en Somalië gerekend tot de Hoorn van Afrika, Algerije, Egypte, Libië en Tunesië tot de Magreb regio en Mali en Nigeria tot West-Afrika”.
Vragen over de te subsidiëren activiteiten V: Kan het Ministerie toelichten hoe zij D.13 ‘niet commercieel haalbaar’ zal toetsen, bijv. aan de hand van reeds lopende projecten? A: Een project is niet-commercieel haalbaar indien aannemelijk is gemaakt dat overheidsinvestering noodzakelijk is om de activiteiten te kunnen uitvoeren. Of een interventie niet commercieel haalbaar is, kan worden onderbouwd met een standaard model voor een cashflow analyse, conform OESO richtlijnen voor ODA. V: Zou u iets meer uitleg kunnen geven over de verhouding technische assistentie tot overkoepelende interventie (d.14)? Kunnen we hieruit opmaken dat TA zoals training of onderzoek mag, indien deze gekoppeld is aan andere activiteiten die in totaliteit leiden tot de gewenste resultaten (duurzame inkomensverschaffing)? A: Ja, TA-activiteiten kunnen onderdeel zijn van de interventie, zoals training of onderzoek, indien deze bijdragen aan de doelstelling duurzame inkomensverschaffing voor jongeren via ondernemerschap of het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen. Op zichzelf staande TA-activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking (D.14). Daarnaast zal tijdens de programmatoets (P.1) de mate waarin de activiteiten bijdragen aan duurzame inkomensverschaffing voor jongeren in de doellanden via (zelfstandig) ondernemerschap of door het anderszins creëren van nieuwe arbeidsplaatsen worden getoetst. V: Onder ‘1.3. Doelstelling’ en D.14 staat het volgende opgenomen: “Technische Assistentie (TA), zoals het verzorgen van trainingen, kan onderdeel uitmaken van de interventie, maar op zichzelf staande TA-activiteiten komen niet voor subsidie in aanmerking.” Kan het ministerie van Buitenlandse Zaken verduidelijken wat zij bedoelt met ‘op zichzelf staande TA-activiteiten’ en, onder D.14 ‘losstaande technische assistentie’? Hoe onderscheiden deze activiteiten zich van de TA zoals daarboven beschreven? A: Met op zichzelf staande / losstaande TA-activiteiten worden activiteiten bedoeld die niet deel uitmaken van een groter geheel van activiteiten gericht op het direct bijdragen aan de doelstelling duurzame inkomensverschaffing voor jongeren via ondernemerschap of het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen noch ondersteunend zijn aan activiteiten die dat wel doen.
Vragen over de beoogde resultaten, monitoring en evaluatie V: To what extent can we built in flexibility in the programming design and adapt program interventions during the program? A: Het voorstel is de basis voor de uitvoering. De jaarplancyclus biedt enige flexibiliteit. Aanpassingen buiten de kaders van het oorspronkelijke voorstel zijn alleen mogelijk na goedkeuring door het ministerie van Buitenlandse Zaken, welke in principe alleen in bijzondere omstandigheden zal worden gegeven. V: Aangaande P5: Betekent de koppeling van budgeten aan output-indicatoren dat ook de uitbetaling van de subsidie afhankelijk is van het behalen van de geplande resultaten? A: Nee, niet per definitie, maar het is wel van belang om aan te geven waarom eventueel geplande resultaten niet zijn behaald en wat de aanvrager heeft gedaan aan bijsturing om de resultaten wel te behalen.
V: Is er een benchmark die het ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt als het gaat om banen per geïnvesteerde Euro? A: Nee.
Vragen over het budget en financiering V: Is het belemmerend voor een aanvraag als een lokale overheid een percentage van het project meefinanciert? A: Er is geen bezwaar op financiering door derde partijen. V: Aangaande D10: betekent dit dat de subsidie 100% van de projectkosten dekt? A: Ja, dit is een mogelijkheid, gedeeltelijke eigen dekking/dekking door andere derden van BZ van de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is ook mogelijk. V: Aangaande D10: welke kosten zijn wel of niet subsidiabel? A: De kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van de activiteiten gedurende de looptijd van de subsidie zijn subsidiabel. Kosten die worden gemaakt voor de aanvang of na afloop van het subsidietijdvak, waaronder kosten die worden gemaakt voor het schrijven en/of indienen van een aanvraag, zijn niet subsidiabel. V: Moet de aanvraag direct voor het budget over de eerste drie jaar worden ingediend of wordt dit per jaar aangevraagd en uitgekeerd? A: Het budget moet voor het geheel van activiteiten voor de gehele looptijd worden ingediend. Toekenning van de middelen na een eventuele subsidieverlening zal plaatsvinden aan de hand van voorschotten. Voor het eerste jaar geeft u een nauwkeurige uitwerking van de activiteiten en de benodigde middelen. Voor het tweede jaar zal aan het einde van het eerste jaar een nauwkeurige uitwerking van de activiteiten en benodigde middelen worden gevraagd. Hetzelfde is van toepassing voor het budget voor het derde jaar. V: Welk percentage aan administratie of management kosten (ICR) mag er maximaal gerekend worden binnen deze subsidie? A: Er is geen maximaal vastgesteld percentage. Hierbij geldt dat de richtlijnen voor fondsenverwervende instellingen RJ650 van toepassing zijn. V: Is het toegestaan binnen een programma dat valt onder de LEAD regeling sub “grants’’ te verstrekken aan derde partijen die niet onderdeel zijn van de alliantie zelf, maar specifieke taken verrichten voor de alliantie? A: Ja. V: Welk maximaal bedrag mag besteed worden aan het verstrekken van sub “grants” aan derde partijen die niet onderdeel zijn van de alliantie zelf, maar specifieke taken verrichten voor de alliantie? A: Er is geen vastgesteld maximum percentage. V: Is er een maximum dat aan één specifieke derde partij besteedt kan worden? A: Nee. V: Zijn er specifieke aanbestedingsregels en procedures van kracht en zo ja welke? A: De aanbestedingen moeten voldoen aan de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen en IFC Performance Standards en de nationale en Europese aanbestedingswet- en regelgeving.
V: Wat is de maximale financiering voor de kosten van het eerste jaar? Geldt hiervoor ook minimaal 25% eigen middelen? Mogen andere subsidies worden gebruikt om een deel van de 25% eigen middelen te financieren? A: Er is geen maximale financiering voor de kosten van het eerste jaar. Het criterium van minimaal 25% eigen middelen wordt berekend over de inkomsten van de organisatie en heeft geen betrekking op de kosten/financiering van de activiteiten. Om de aannemelijkheid van de eigen inkomsten te toetsen wordt wel gekeken naar de verhouding tussen de gevraagde subsidie (op jaarbasis) en de gemiddelde eigen inkomsten over 2012-2014. V: Is er informatie bekend over het nog beschikbare budget binnen het LEAD project? A: Het totaal budget van EUR 25 miljoen is beschikbaar.
Vragen over de landenfocus V: Wat zijn de doellanden en waarom zijn voor deze landen gekozen? A: LEAD staat open voor activiteiten in acht landen. Het betreft de top-4 Afrikaanse herkomstlanden waar in 2014 de meeste asielaanvragen in Europa vandaan kwamen (Eritrea, Mali, Nigeria en Somalië) en de vier noordelijk gelegen Afrikaanse landen waar de jeugdwerkloosheid groter is dan 20% (Algerije, Egypte, Libië, Tunesië). V: Is het binnen LEAD toegestaan een programma voor te stellen waar de activiteiten zich richten op jongeren afkomstig uit één of meerdere doellanden, in andere landen dan de 8 doellanden? A: In de beleidsregels is vastgesteld dat “de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd worden uitgevoerd in één of meerdere doellanden: Algerije, Egypte, Eritrea, Libië, Mali, Nigeria, Somalië en Tunesië” (drempelcriterium 9). Dit betekent dat programmavoorstellen met beoogde activiteiten in andere landen dan de genoemde doellanden niet aan dit drempelcriterium voldoen.
Vragen over de doelgroep V: Hoe wenst het ministerie van Buitenlandse Zaken de onderlinge verdeling (jongeren in het algemeen tegenover jonge vrouwen in het bijzonder) te zien, nu in deze landen vaak geen gelijke kansen voor jonge vrouwen bestaan? Met andere woorden, dient de nadruk te liggen op de Afrikaanse jongeren of op de gelijke kansen voor jonge vrouwen? A: De nadruk van de subsidieregeling LEAD ligt op inkomensverschaffing, ondernemerschap en/of arbeidsplaatsen van Afrikaanse jongeren in één of meerdere doellanden. Uit de genderspecifieke context- en doelgroep analyse moet blijken in welke mate de activiteiten bijdragen aan gelijke toegang voor jonge vrouwen tot de te creëren duurzame inkomensverschaffing, ondernemerschap en/of arbeidsplaatsen. Hierop wordt een aanvraag ook beoordeeld, zie P.4. Economische zelfredzaamheid van vrouwen is een van de vier subthema’s van het Nederlandse beleid voor vrouwenrechten en gendergelijkheid en de integratie van aandacht voor jonge vrouwen wordt dan ook beschouwd als belangrijk aspect van de subsidieregeling LEAD. V: Specific focus on young women is a separate program criterion (P.4). Is there a preferred ratio between young men and young women that we should work with? A: Nee, er is geen sprake van een voorkeursverhouding. De door de aanvrager voorgestelde manvrouw-verhouding moet wel zijn afgestemd op de uitkomsten van een genderspecifieke doelgroepen contextanalyse, zoals genoemd in de programmatoetscriteria van de beleidsregels. Er wordt conform criterium P.4 ook gekeken naar de integratie van aandacht voor jonge vrouwen.
Vragen over het beoordelingsproces V: Welke methode hanteert het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het rangschikken van de voor in subsidie in aanmerking komende aanvragen? Gaat dit in op het meeste aantal punten, wordt er alleen naar kwaliteit gekeken, wordt er ook op prijs gekeken of bestaat er een onderlinge verdeling)? A: Het bedrag van de aangevraagde subsidie (prijs) wordt niet meegewogen voor de bepaling van de rangschikking. De wijze van verdeling van de middelen vindt plaats via een tender, zoals verder uiteen gezet in paragraaf 3.3 van het beleidskader voor LEAD. V: In welke mate maken voorstellen die niet gericht zijn op de 4 prioriteitslanden (Libië, Mali, Eritrea en Somalië) een serieuze kans op honorering? Met andere woorden, is er een specifieke verdeling van budget over de 8 LEAD landen voorzien? A: Er is geen specifieke verdeling van het budget per land voorzien. Prioriteit aan de fragiele staten wordt gegeven door de mate waarin een land (mede) gericht is op fragiele staten (Eritrea, Libië, Mali en Somalië) te toetsen tijdens de programmatoets (P.2).
Vragen over de taal V: Maakt het ministerie de beleidsregels subsidieregeling LEAD alsmede het aanvraagstramien subsidies LEAD ook beschikbaar in het Engels, zo ja, wanneer? A: De Engelse vertaling van de beleidsregels zijn vanaf vandaag beschikbaar via de volgende link: https://www.government.nl/documents/decrees/2015/08/31/administrative-rules-lead Het aanvraagstramien zal niet in het Engels worden gepubliceerd. V: In welke taal mag het voorstel worden ingeleverd? Is dit alleen Nederlands (zoals aangegeven in het beleidskader) of ook Engels (zoals aangegeven in het aanvraagstramien)? A: De aanvraag voor een subsidie dient te worden opgesteld in de Nederlandse taal, zoals staat aangegeven in de beleidsregels.