Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
1. Wat zijn GGO’s? De term GGO staat voor Genetisch Gewijzigde Organismen. Niettegenstaande de term kan gebruikt worden voor ieder organisme (plant, dier, bacterie, …) spreken we hier enkel over genetisch gewijzigde planten. De GGO-technologie stelt de wetenschap in staat om doelgericht één of meerdere gewenste eigenschappen toe te voegen aan een bepaalde plant. Als de erfelijke informatie van een organisme een software pakket zou zijn dan kan men de GGO-techniek vergelijken met het upgraden van de software: men voegt de genetische code voor een bepaalde eigenschap toe aan de plant. Of, als men een plant zou vergelijken met een smartphone, dan staat het genetisch wijzigen gelijk aan het uploaden van een extra applicatie. De GGO-technologie is dus een technologie waarbij de genetische variatie binnen een gewas kan verhoogd worden: men voegt extra eigenschappen toe. In vergelijking met de klassieke veredelingstechnieken, is het meer precies, voorspelbaar en controleerbaar. Er is bovendien geen enkel wetenschappelijk argument om de veiligheid van deze technologie in vraag te stellen. 2. Wat zijn de voordelen in vergelijking met klassieke plantenveredeling? In vergelijking met kruisingen heeft de GGO-techniek twee grote voordelen. Ten eerste, het laat toe om één specifieke eigenschap van de ene plant over te brengen naar een andere plant zonder het risico dat minder gunstige eigenschappen mee overgeërfd worden. Met andere woorden, het vaderen moeder-DNA wordt niet ‘gemixt’ en er zijn geen terugkruisingen nodig om rasspecifieke eigenschappen terug te krijgen. Een mooi voorbeeld is de GGO-aardappel resistent voor de aardappelplaag. Wilde aardappelrassen uit de Andes bezitten van nature genetische informatie die hen ongevoelig maakt voor deze aardappelziekte. Onze veredelde rassen hebben tijdens het veredelingsproces die informatie echter verloren. De genetische informatie zou via een ingewikkeld kruisingsprogramma terug ingebouwd kunnen worden maar dit zou meer dan 40 jaar duren. Dankzij biotechnologie kan de genetische informatie voor resistentie geïdentificeerd worden en in één stap ingebouwd worden in onze commerciële rassen. Het telen van deze plaagresistente aardappel in België zou het gebruik van pesticiden drastisch kunnen verlagen. Het tweede voordeel is dat men door de GGO-technologie niet meer gebonden is aan de soortsgrenzen. De informatie die ervoor zorgt dat bv. paprika ongevoelig is voor een bepaalde ziekte kan overgebracht worden naar bv. tomaat waardoor die bestand wordt tegen de ziekte en waardoor minder bestrijdingsmiddelen moeten gebruikt worden in de tomatenteelt. Maar men kan Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 1/15
bijvoorbeeld ook een interessante eigenschap van een bacterie inbouwen in het DNA van een plant. Een voorbeeld hiervan zijn de insect-resistente gewassen. De bacterie Bacillus thuringiensis (Bt) produceert een eiwit dat schadelijk is voor bepaalde insecten. Dit product wordt al jaren in de biologische landbouw gebruikt. Echter door het te spuiten worden ook nuttige Bt-gevoelige insecten afgedood. Door het bacterieel eiwit te produceren in planten worden enkel die insecten bestreden die eten van de plant. Het is dus niet meer nodig om bestrijdingsmiddelen te gebruiken tegen deze groep van insecten: de plant heeft de informatie gekregen om zichzelf te beschermen. 3. Is de GGO-technologie beperkt tot planten? Neen, zeker niet. Het eerste product dat op de markt is gekomen met behulp van biotechnologie is insuline, nodig voor de behandeling van mensen die leiden aan diabetes. Tot voor 1982, werd insuline gewonnen uit de pancreas van geslachte varkens en koeien. De voorraad was beperkt en het insuline was niet exact gelijk aan het menselijk insuline. Vandaag krijgen patiënten injecties met insuline geproduceerd door bacteriën. Men heeft de genetische informatie voor de productie van menselijk insuline ontrafeld en binnengebracht in bacteriën. Deze genetisch gewijzigde bacteriën worden gegroeid in grote tanks en produceren een insuline dat bijna identiek is aan het menselijk insuline. Alle insulineafhankelijke diabetespatiënten wereldwijd gebruiken vandaag insuline afkomstig van deze genetisch gewijzigde bacteriën. 4. De steeds terugkerende verkeerde informatie van anti-GGO groeperingen Het publieke debat rond GGO’s wordt meer en meer gevoed met verkeerde informatie. Deze informatie wordt doelbewust verspreid door mensen die vaak omwille van ongegronde angst tegen het gebruik van GGO’s zijn of die tegen multinationals zijn. Iedereen heeft het recht om zich af te zetten tegen de globalisering en tegen de grote impact van multinationals, maar het is niet correct om met dat doel voor ogen de GGO-technologie onterecht in een negatief daglicht te plaatsen. 4.1 Er is geen verband tussen de teelt van GGO’s en de zelfmoorden in Indië De zelfmoordcijfers in India zijn hoog en in sommige provincies nemen ze toe met de jaren (lees: met het bevolkingscijfer). Als de cijfers echter op elkaar gelegd worden, is er geen enkel verband te zien tussen zelfmoorden en de introductie van insectresistente GGO-katoen (zie figuur). Tot nu toe is India er zelfs op vooruitgegaan door het telen van GGO-katoen. Wetenschappers van de Universiteit van Göttingen rapporteerden recent dat de welvaart van GGO-katoenboeren hoger ligt dan die van hun niet-GGO telende collega’s.
Bron: Gilbert N. (2013). A hard look at GM crops. Nature 497, 24-26.
We verwijzen hier ook graag naar het VIB achtergronddossier ‘Bt-katoen in India’ (beschikbaar via www.vib.be/plantenbiotech) waar in detail ingegaan wordt op dit onderwerp.
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 2/15
4.2 GGO’s produceren wel zaden en die zaden zijn bovendien niet steriel Soja, maïs, koolzaad en katoen zijn de vier belangrijkste GGO-gewassen vandaag op de markt. Bij soja, maïs en koolzaad bestaat het meest waardevolle en voedzame deel van de oogst uit de zaden (sojabonen, maïskorrels, koolzaad). Deze gewassen op de markt brengen zonder dat ze zaden produceren, zou dus niet zinvol zijn. Een andere commentaar is dat GGO’s steriele zaden zouden produceren (zaden die niet kiemen en dus ook niet kunnen gebruikt worden als zaaizaad voor het volgend seizoen). Maar ook deze informatie is niet correct. Niettegenstaande het praktisch gezien perfect mogelijk is om gewassen te ontwikkelen waarvan de zaden niet kunnen kiemen, heeft de industrie aangekondigd deze technologie niet commercieel te gebruiken.1 Er is bij ons weten geen enkel GGO-gewas op de markt of in ontwikkeling dat steriele zaden zou produceren. 4.3 De GGO’s die vandaag op de markt zijn, zijn even veilig als hun niet-GGO variant Anti-GGO groeperingen schuiven vaak het argument naar voor dat GGO’s kankerverwekkend zouden zijn of andere nadelige effecten zouden hebben op de volksgezondheid. Ze laten bovendien uitschijnen dat de wetenschap verdeeld zou zijn over de gezondheidseffecten van GGO’s. Ze zwaaien hiervoor met enkele, meestal gecontesteerde publicaties terwijl er volgens een recent overzichtsartikel2 in de afgelopen 10 jaar 1783 publicaties verschenen zijn die de veiligheid van de GGO-technologie aantonen. Daarenboven zijn er langetermijnstudies beschikbaar3 en zelfs studies over verschillende generaties heen4 die aantonen dat de gebruikte GGO-gewassen even veilig zijn als de niet-GGO varianten. Al sinds de introductie van GGO-gewassen worden berichten de wereld ingestuurd over voedingsstudies die verschillen aan het licht brengen tussen dieren gevoederd met GGO en niet-GGO voeder. Een belangrijke eigenschap van goed wetenschappelijk onderzoek is het aantonen van een mechanisme. Als de GGO-technologie of een bepaald GGO-gewas effectief schadelijk zou zijn dan moet het mogelijk zijn om op relatief korte termijn aan te tonen op welke manier het product schade berokkent. Dergelijke berichten blijven echter uit, hoogstwaarschijnlijk omdat de observaties artefacten zijn. In plaats daarvan worden weer nieuwe studies gepubliceerd die weer een ander verschil rapporteren zonder het mechanisme bloot te leggen. Deze studies hebben geen enkele wetenschappelijke waarde maar vinden vlug hun weg naar een reeks anti-GGO websites waarna ze in iedere GGO-discussie terug opgevoerd worden. Er zijn altijd buitenstaanders die een andere mening zijn toegedaan zoals er dokters waren die openlijk reclame maakten voor sigaretten en zoals recent een biofysicus verband zag tussen de opkomst van autisme en de teelt van herbiciden-tolerante gewassen.5 In een wetenschappelijk debat is het echter van belang om af te gaan op de consensus onder de wetenschappers in de bewuste discipline. Tot op vandaag luidt die dat de huidige commerciële GGO-gewassen even veilig en even gezond zijn als de vergelijkbare niet-GGO varianten. Deze conclusie wordt bovendien gesteund door 1
http://www.monsanto.com/newsviews/Pages/terminator-seeds.aspx Nicolia A. et al. (2013). An overview of the last 10 years of genetically engineered crop safety research. Critical Reviews in Biotechnology, DOI: 10.3109/07388551.2013.823595. 3 Sakamoto Y et al. (2008). A 104-week feeding study of genetically modified soybeans in F344 rats. J Food Hyg Soc Japan 49, 272-282. Translated in English by ANSES. 4 Snell C et al. (2012). Assessment of the health impact of GM plant diets in long-term and multigenerational animal feeding trials: A literature review. Food Chem Toxicol 50, 1134-1148. 5 http://people.csail.mit.edu/seneff/ en http://people.csail.mit.edu/seneff/glyphosate/glyphosate.html 2
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 3/15
tal van gezaghebbende organisaties: American Association for the Advancement of Science (AAAS), The Royal Society of Medicine, American Society of Plant Sciences, Society of Toxicology en de Wereld Gezondheidsorganisatie WHO om er enkele te noemen. Wanneer men spreekt over de veiligheid van GGO’s zijn 2 aspecten zeer belangrijk: de GGOtechnologie op zich en de toepassing, m.a.w. welke genetische informatie is toegevoegd aan het gewas. De GGO-technologie kan gebruikt worden om interessante GGO-gewassen te produceren maar kan ook verkeerd gebruikt worden. Men kan in dit verband de GGO-technologie vergelijken met de boekdrukkunst: er kunnen fantastisch mooie boeken geschreven worden maar er kunnen ook onethische pamfletten gedrukt worden. Als men bijvoorbeeld een GGO-plant zou maken waarin een allergeen eiwit van pindanoot geproduceerd wordt, dan gaan alle mensen met een pindanootallergie, allergisch reageren bij het eten van die GGO-planten. Dit heeft echter niets te zien met de GGO-technologie op zich, maar enkel met de toepassing. Omwille van de impact die een toepassing kan hebben, moeten alle GGO-planten een zeer streng regularisatiesproces doorlopen bij officiële voedselveiligheidsagentschappen, waarbij mogelijke gevaren voor mens, dier en milieu getest worden. Enkel de veilige producten kunnen gebruikt worden in de landbouw en kunnen toegelaten worden op de markt. Historisch gezien werkt dit systeem zeer goed. Sinds de introductie van GGO-gewassen in 1996 is er geen enkel voedselveiligheidsprobleem gemeld. Iets wat men niet kan zeggen over biologische landbouw.6 Tot op heden is er ook geen enkel wetenschappelijk correct uitgevoerd onderzoek dat aantoont dat de commercieel beschikbare GGO-producten op één of andere wijze gevaarlijk zouden zijn voor de volksgezondheid. Wel zijn er veel studies beschikbaar (zie eerder) die aantonen dat GGO-producten even veilig zijn als de niet-GGO producten. 4.4 De GGO’s die vandaag op de markt zijn, zijn veilig voor het milieu Wanneer GGO-gewassen geteeld worden op grote schaal in het veld is het vanzelfsprekend dat nagegaan wordt wat de impact van deze gewassen is op het milieu. Naast de strenge voedselveiligheidsprocedures wordt voor een teeltaanvraag van een GGO-gewas ook een grote milieustudie uitgevoerd. Er wordt nagegaan als het GGO-gewas in vergelijking met het niet-GGO gewas een ander effect heeft op de bodem, op het bodemleven, op insecten, op naburige planten, … en of de GGO-planten een selectief voordeel hebben ten opzichte van niet-GGO planten waardoor ze zouden kunnen gaan woekeren. Ook hier moet de analyse gebeuren op basis van de toepassing. Er kunnen geen algemene uitspraken gedaan worden over alle GGO-gewassen en afhankelijk van het kenmerk moet ieder GGO-gewas apart bestudeerd worden. Enkel wanneer het GGO-gewas even veilig is of veiliger dan de niet-GGO variant wordt een teelttoelating toegekend. De GGO-gewassen die vandaag op het veld staan zijn veilig voor het milieu. Bovendien bieden ze verschillende extra voordelen. De insect-resistente gewassen (zie verder) moeten minder behandeld worden met chemische bestrijdingsmiddelen wat een positief effect heeft op nuttige insecten en de insectbiodiversiteit in het algemeen. Herbicide-tolerante gewassen (zie verder) laten een landbouw toe waarbij veel minder of zelfs niet geploegd wordt. De bodemstructuur verbetert hierdoor en het bodemleven wordt minder gestoord. Door minder te ploegen moet er ook veel minder uitgereden worden met de tractor waardoor grote hoeveelheden brandstof bespaard worden en minder CO2 6
http://www.spiegel.de/international/germany/e-coli-outbreak-scientists-find-ehec-bacteria-at-sprout-farm-a-767935.html
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 4/15
wordt uitgestoten. Bovendien zorgt het niet-ploegen ervoor dat er minder CO2 uit de bodem wordt vrijgesteld.7 Door minder te ploegen vermindert de uitstoot van CO2 dus op twee niveaus. Begin 2013 was er veel commotie rond de bijensterfte. Een belangrijk probleem dat onze aandacht verdient. Vanuit sommige hoeken werden GGO-gewassen onterecht als mogelijke boosdoener naar voor geschoven. De insect-resistente GGO-gewassen produceren een biologisch insecticide maar dit product werkt heel specifiek tegen een kleine groep insecten (larven van motten en kevers). Bijen (net zoals mens en dier) ondervinden hier geen hinder van. Alle studies die dit effect bestudeerd hebben, tonen aan dat pollen van de huidig toegelaten GGO-gewassen niet schadelijk zijn voor bijen. We verwijzen hier graag naar het VIB achtergronddossier ‘Bt-katoen in India’ (beschikbaar via www.vib.be/plantenbiotech) waar in detail ingegaan wordt op dit onderwerp. De grote bijensterfte is waarschijnlijk te wijten aan een combinatie van verschillende factoren zoals de aanwezigheid van de varroamijt, voedseltekort, gebruik van pesticiden, ... Maar de huidige GGO-gewassen en hun pollen zijn niet schadelijk voor bijen. 5. Waarom reageert de publieke sector op anti-GGO berichten? Ook al is het arbeidsintensief om telkens te reageren, toch ziet VIB het als haar plicht om het brede publiek correct te informeren omtrent GGO’s en plantenbiotechnologie in het algemeen. Verkeerde berichtgeving die vaak inspeelt op angstgevoelens kan immers zeer intimiderend overkomen bij mensen zonder achtergrond in moleculaire biologie of bij mensen die in het verleden verkeerd geïnformeerd zijn geweest. De effecten zijn al duidelijk te merken, zowel politiek als maatschappelijk. De studie van Gilles-Eric Séralini over de tumorontwikkeling bij ratten gevoed met GGO-maïs mag dan wel door EFSA (European Food Safety Authority) en de volledige wetenschappelijke wereld als wetenschappelijk waardeloos geëvalueerd zijn,8,9 de grootschalige mediacampagne opgezet rond de publicatie heeft er toe geleid dat de Europese Commissie de 90-dagen voedingsproeven verplicht heeft voor iedere teelt- en of importaanvraag van een GGO-gewas. Voor vele aanvragen is het volstrekt zinloos om deze proeven uit te voeren. Deze visie wordt gedragen door een recente publicatie van het Nederlandse RIKILT.10 Wel zal het zorgen voor extra kosten, tijdsverlies en de opoffering van duizenden proefdieren. De regulatorische kosten voor een GGO-product lopen nu al op tot meer dan 25 miljoen euro (26% van de totaalkost), kosten die amper door kleine bedrijven of publieke sector gedragen kunnen worden. Hoe cynisch het ook klinkt: het protest tegen GGO’s door antiglobalistische organisaties duwt de ontwikkeling van GGO’s in de handen van multinationals, net wat anti-globalisten niet willen. Een heksenjacht openen tegen bedrijven die GGO-gewassen op de markt brengen, het organiseren van anti-GGO feesten en marsen omwille van verkeerde redenen of de uitspraken van publieke
7 Brookes G and Barfoot P (2013). Key environmental impacts of global genetically modified (GM) crop use 1996-2011. GM Crops and Food: Biotechnology in Agriculture and the Food Chain 4, 1-11. 8 EFSA (2012). Final review of the Séralini et al (2012) publication on a 2-year rodent feeding study with glyphosate formulations and GM maize NK603 as published online on 19 september 2012 in Food and Chemical Toxicology. Beschikbaar via http://www.efsa.europa.eu/en/search/doc/2986.pdf 9 VIB (2012). Een wetenschappelijk analyse van de rattenstudie van Gilles-Eric Séralini et al. Beschikbaar via www.vib.be/plantenbiotech of http://www.vib.be/nl/nieuws/Documents/703_RATTENSTUDIE%20NL%20for%20web.pdf 10 Kuiper HA et al. (2013). New EU legislation for risk assessment of GM food: no scientific justification for mandatory animal feeding trials. Plant Biotechnology Journal doi: 10.1111/pbi.12091
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 5/15
figuren als steun voor de beklaagden in het aardappelproces, tonen aan hoe weinig en verkeerd geïnformeerd het publiek is. Drukkingsgroepen doen er alles aan om angst en onzekerheid te zaaien om een negatief klimaat rond GGO’s te creëren en in stand te houden. Als gevolg van de negatieve teneur trekken biotech bedrijven (BASF, Bayer, Monsanto, Pioneer) weg uit Europa en stoppen ze alle innovatie voor de Europese markt. Dit kan op korte termijn gepercipieerd worden als een overwinning van het publiek maar op lange termijn betekent dit dat de Europese boeren de mogelijkheid zal ontnomen worden om de GGO-technologie in te zetten om specifieke Europese problemen (zoals de aardappelziekte) aan te pakken. Het maakt onze landbouwers minder competitief ten opzichte van de internationale concurrentie en we missen bovendien de kans om met de GGO-technologie een meer duurzame landbouw na te streven. Echter, wanneer deze rationele en onderbouwde argumenten gebruikt worden, krijgt de publieke sector het verwijt dat ze de industrie verdedigt. Er zijn inderdaad wetenschappelijke samenwerkingen tussen academici en industrie maar dit staat het onafhankelijk denken en communiceren van de publieke sector niet in de weg. 6. Hoe werden planten veredeld vóór de GGO-technologie bestond? Al sinds het ontstaan van de landbouw probeert de mens de kwaliteit en opbrengst van gewassen te verhogen. Planten met een welbepaalde eigenschap (bv. ziekte-ongevoeligheid) worden gekruist met planten die bv. een hoge opbrengst hebben, in de hoop om beide interessante kenmerken samen te brengen in de nakomelingen. De informatie van vele eigenschappen ligt immers vervat in het DNA, de drager van de erfelijke eigenschappen van elk organisme. Door planten te kruisen wordt de helft van het moeder-DNA gecombineerd met de helft van het DNA van de vader. Deze methode (ook plantenveredeling genoemd) heeft al heel veel interessante nieuwe variëteiten opgeleverd en zal dit in de toekomst blijven doen. Er zijn echter een aantal beperkingen. Men kan bijvoorbeeld niet op voorhand voorspellen welke informatie er doorgegeven wordt naar de nakomelingen. Deze vorm van plantenveredeling is wat men noemt ‘trial-and-error’. Men probeert en hoopt dat de interessante kenmerken overgedragen worden naar de nakomelingen. Bovendien kunnen er ongewild ook interessante kenmerken verloren gaan. Een tweede onzekerheid is dat bepaalde eigenschappen vaak samen doorgegeven worden. Bij een kruising kan het dus gebeuren dat met een gewenste eigenschap ook niet-gewenste eigenschappen (bv. productie van toxische stoffen zoals alkaloïden) naar het nageslacht overgedragen worden. Een derde beperking van de klassieke plantenveredeling is dat men gebonden is aan kruisingsexperimenten. Sommige planten zijn te ver van elkaar geëvolueerd om nog te kunnen kruisen met elkaar (bv. onze commerciële aardappelvariëteiten en de overgrootouder aardappelplanten uit de Andes). Bovendien kan men enkel gebruik maken van de genetische variatie binnen een bepaald gewas. Als een kenmerk, bv. rood vruchtvlees niet aanwezig is binnen de pompelmoesplanten, kan men het kenmerk niet in de commerciële variëteiten krijgen. Om aan dit laatste probleem een oplossing te bieden, brengt men sinds de jaren 1960 doelbewust veranderingen aan in het DNA van gewassen in de hoop dat er nieuwe eigenschappen ontstaan. Hiervoor worden zaden bestraald of behandeld met chemische stoffen. Op deze manier zijn er tal van nieuwe rijst-, tarwe-, banaanvariëteiten ontwikkeld (ook de roze pompelmoes is zo verkregen).
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 6/15
Dit zijn GEEN GGO-gewassen, doch is het genetisch materiaal veel meer gemodificeerd dan in GGOgewassen. 7. Planten genetisch wijzigen, hoe doe je dat? In tegenstelling tot mens en dier, hebben planten de unieke eigenschap om uit 1 enkele plantencel een nieuwe plant te laten groeien. Wanneer men dus 1 plantencel genetisch kan wijzigen dan kan men hieruit een volledig genetisch gewijzigde plant laten groeien. De best gekende manier om plantencellen genetisch te wijzigen, is op basis van een natuurlijk proces via de bodembacterie Agrobacterium. Deze bacterie infecteert in de natuur bepaalde gastheerplanten en bouwt vervolgens een stukje van zijn eigen erfelijk materiaal in in het DNA van de plant. Op dat stukje bacterieel DNA ligt de informatie voor de productie van stoffen waar de bacterie zich mee kan voeden alsook voor de productie van plantenhormonen waardoor de geïnfecteerde cellen vermenigvuldigen. Het is één van de meest intrigerende kunstjes in de evolutie: een bacterie verplicht een plant om zijn voedsel te produceren door de nodige informatie (“het menu”) in te bouwen in het DNA van de plant. Dit ingewikkeld biologisch proces werd tijdens de late jaren 1970 ontrafeld door de professoren Jef Schell en Marc Van Montagu van de Gentse Universiteit. Wanneer men nu het stukje bacterieel DNA verwisselt met de genetische informatie van een landbouwkundig interessante eigenschap, dan bouwt Agrobacterium deze informatie in het planten-DNA en hebben we een genetisch gewijzigde plant. Deze technologie wordt ook in het wetenschappelijk onderzoek gebruikt om de functie van plantengenen te onderzoeken. Ze wordt gebruikt in zowat alle plantbiologie labo’s van de wereld. 8. Waarom zouden GGO-gewassen geteeld moeten worden? In de komende decennia staat de voedselproductie voor grote uitdagingen. De wereldpopulatie neemt alsmaar toe terwijl de veranderende klimatologische omstandigheden een negatief effect zullen hebben op de watervoorraad en het bruikbaar landoppervlak. Er zal met andere woorden meer geproduceerd moeten worden op een kleiner areaal in minder zekere omstandigheden. Bovendien zijn nieuwe richtlijnen van kracht om het negatieve effect van landbouw op het milieu te beperken. Steeds meer chemische bestrijdingsmiddelen die opbrengsten verzekeren en beschermen, worden gebannen. Alle mogelijke technologieën en inzichten zullen dus moeten aangewend en gecombineerd worden om voedselzekerheid te kunnen bieden. GGO’s zijn geen mirakeloplossing maar wanneer ze ingezet worden samen met de beste conventionele landbouwtechnieken en agro-ecologische inzichten, kunnen ze oplossingen bieden voor de vermelde uitdagingen. Tot nu toe hebben de Europese boeren een zeer beperkte mogelijkheid om GGO’s te telen. In 2012 werd in Europa slechts één GGO-gewas geteeld op amper 0,13 miljoen hectare terwijl er 90 GGO’s toegelaten waren in de VS en terwijl het wereldwijde GGOareaal meer dan 170 miljoen hectare bedraagt. Ondanks de zeer beperkte teelt in Europa blijkt de insect-resistente GGO-maïs wel degelijk belangrijke voordelen te bieden voor boeren in Portugal en Spanje. Op een congres in Gent eind 2012, legde de Portugese landbouwster Maria Gabriela Cruz uit dat ze door de teelt van GGO-maïs twee insecticidebehandelingen achterwege kan laten terwijl ze een 10% hoger opbrengst bereikt. Ook in Spanje wordt de GGO-maïs steeds meer geteeld: ongeveer 30% van alle geteelde maïs is insect-resistente GGO-maïs.
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 7/15
9. GGO’s voor humanitaire doeleinden De Wereldgezondheidsorganisatie WHO schat dat er 250 miljoen kinderen leiden aan vitamine Agebrek. Dit door een eenzijdig dieet dat vooral gebaseerd is op rijst. Per jaar worden tot 500.000 van deze kinderen hierdoor blind en de helft van hen sterft binnen het jaar. Ingo Potrykus van het ETH onderzoeksinstituut in Zurich en Peter Beyer van de Universiteit van Freiburg ontwikkelden eind jaren 1990 een proVitamine A-rijke GGO-rijst (Golden Rice) die het vitamine A tekort kan verhelpen. In tegenstelling tot wat tegenstanders beweren volstaat het eten van 125 g gekookte gouden rijst per dag voor 60% van de dagelijkse behoefte van vitamine A.11 De rijst zou voor humanitaire doeleinden gratis ter beschikking gesteld worden aan de lokale landbouwers maar de teelttoelating wordt op niet-wetenschappelijke basis tegengehouden door anti-GGO groeperingen. Al jaren probeert het ‘Gouden Rijst Project’ tevergeefs om de proVitamine A-rijke rijst beschikbaar te stellen aan de Aziatische bevolking. Tegenstanders argumenteren dat gouden rijst het probleem van een eenzijdig dieet niet zal oplossen. Dit is correct, maar eetgewoonten die verankerd zijn in een cultuur kan je niet zomaar veranderen. Als kinderen sterven door een nutriëntentekort en als er een veilig GGO-gewas bestaat dat het tekort kan voorkomen dan is het zieltogend dat de teelt van het gewas om ideologische redenen tegengehouden wordt. 10. GGO’s en multinationals Het merendeel van de GGO’s vandaag op de markt werd ontwikkeld door 6 grote bedrijven: Monsanto, Pioneer-DuPont, Syngenta, Dow Agrosciences, BASF en Bayer. Multinationals hebben inderdaad vanaf dag 1 de mogelijkheden van de GGO-technologie ingezien en het klopt dat ze een grote impact hebben op de biotech- en zaadindustrie. Tijdens de laatste decennia hebben bepaalde bedrijven door middel van strategische fusies en overnames hun aanwezigheid in de agrochemische sector proberen te handhaven en/of uit te breiden. Vandaag hebben de 10 grootste zaadbedrijven 75% van de wereldwijde handel in zaaizaad in handen.12 Bedrijven zijn nodig om de ontdekkingen in het labo te vertalen naar innovatieve producten voor de samenleving, maar als wetenschappers uit de publieke sector betreuren we dat het aantal spelers op de zaadmarkt verkleint. De GGOtechnologie heeft de ‘oligopolisering’ van de zaadmarkt zeker niet afgezwakt maar kan tegelijkertijd niet als schuldige aangewezen worden. De verandering heeft eerder te maken met economische strategieën dan met een bepaalde technologie. 11. GGO’s zijn meer dan multinationals alleen Het beeld ‘GGO’s en multinationals’ is veel genuanceerder dan de publieke opinie laat uitschijnen. Ten eerste zijn landbouwers niet verplicht om GGO-zaden te gebruiken nog om bijhorende producten bij Monsanto te kopen.13 Maar steeds meer boeren kopen toch het duurdere GGO-zaad omdat het voordelen biedt: meer opbrengst, minder nood aan bestrijdingsmiddelen, een groter
11
Tang G. et al. (2012). Β-Carotene in Golden Rice is as good as β-carotene in oil at providing vitamin A to children. Am J Clin Nutr 96, 658664. 12 http://www.etcgroup.org/sites/www.etcgroup.org/files/CartelBeforeHorse11Sep2013.pdf 13
http://thefarmerslife.files.wordpress.com/2012/02/scan_doc0004.pdf
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 8/15
gemak van telen. Uiteindelijk blijft ook hier de vrije markt spelen. Als de kost groter wordt dan de opbrengst, dan stapt iedere landbouwer terug over naar conventionele gewassen. Ten tweede is de alleenheerschappij van multinationals typisch voor een nieuwe sector. Eens de octrooien verlopen zullen zijn, gaan kleine en middelgrote zaadbedrijven generische versies ontwikkelen en op de markt brengen. Dit fenomeen is al zichtbaar voor het herbicide Roundup. Het octrooi van Monsanto is sinds 2000 verlopen, waardoor glyfosaat door vele andere bedrijven op de markt wordt gebracht. In 2014 verloopt het eerste octrooi op de herbicide-tolerante GGO-gewassen. Ten derde, niet alle GGO’s worden door multinationals ontwikkeld. In de jaren 1990 werd een virusresistente genetisch gewijzigde papaja ontwikkeld in Hawaii. De University of Hawaii en Cornell University droegen de octrooirechten over aan de lokale papaja-industrie. De GGO-papaja redde de lokale papaja-industrie in Hawaii en wordt momenteel op meer dan 6000 ha geteeld in China. We verwijzen hiervoor graag naar het VIB achtergronddossier ‘Virus-resistente papaja in Hawaii’, binnenkort beschikbaar via www.vib.be/plantenbiotech. Bovendien worden meer en meer GGO’s ontwikkeld door de publieke sector. Recent ontwikkelde het Braziliaanse onderzoeksinstituut EMBRAPA virus-resistente bonen. Deze GGO-bonen zullen in de komende jaren vrij ter beschikking gesteld worden aan de lokale boeren. De Universiteit van Wageningen (NL) en het John Innes Centre (UK) ontwikkelden GGO-aardappelen die resistent zijn tegen de aardappelplaag terwijl het Rothamsted Instituut (UK) veldproeven doet met bladluiswerende GGO-tarwe. In Europa blijft het echter de vraag of de GGO-aardappel en -tarwe ooit op de markt zullen komen als publiek product. De tijdrovende en daardoor extreem dure registratieprocedures in Europa (zie eerder), zorgen ervoor dat alleen de kapitaalkrachtige bedrijven GGO’s kunnen commercialiseren. Ten vierde mag niet vergeten worden dat naast ontwikkeling er ook veel ‘know-how’ nodig is om een product te commercialiseren. Dit is vaak afwezig bij de publieke sector. De ‘gouden rijst’, een genetisch gewijzigde rijst met meer provitamine A, is hiervan een mooi voorbeeld. De GGO-rijst is ontwikkeld door de publieke sector en kan tekorten aan vitamine A bij Aziatische kinderen voorkomen. Het ‘Golden Rice Project’ zag zich genoodzaakt om een publieke-private alliantie aan te gaan met Syngenta. In hun licentie-overeenkomst gingen beide partijen akkoord dat het bedrijf Syngenta de GGO-rijst mocht vermeerderen en verkopen op voorwaarde dat de rijst gratis ter beschikking gesteld wordt in ontwikkelingslanden voor humanitaire doeleinden.14 12. GGO’s en octrooien Net zoals het onderzoek en ontwikkeling in de farmaceutische, computer- en auto-industrie is ook biotechnologisch onderzoek een werk van lange adem en van veel investeringen. Als deze inspanningen uiteindelijk leiden tot een product dan is het logisch dat het niet gratis en vrijblijvend ter beschikking gesteld kan worden. Om economisch rendabel te blijven, moeten bedrijven hun investeringskosten kunnen terugwinnen. Alle hoogtechnologische sectoren beschermen hun innovaties met behulp van de octrooiwetgeving. Bij genetisch gewijzigde gewassen is dit niet anders. De ontwikkeling en registratieprocedure van deze gewassen kosten nu eenmaal handen vol geld. Octrooien geven een bedrijf de mogelijkheid om hun ontwikkeling te beschermen. Zolang de bescherming van het octrooi loopt en enkel in de landen waar het octrooi toegekend is, kan de eigenaar andere partijen verbieden om het product te maken, te gebruiken, te verkopen, te 14
Potrykus I (2013). Unjustified regulation prevents use of GMO technology for public good. Trends in Biotechnology 31, 131-133.
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 9/15
importeren, … Door het octrooi krijgt de octrooihouder exclusiviteit en kan hij eens het product is goedgekeurd om op de markt te komen, beslissen onder welke voorwaarden (o.a. prijs) dit gebeurt. is het bedrijf verzekerd dat geen enkel ander bedrijf hetzelfde product op de markt kan brengen zonder hun goedkeuring. Dit geeft hem de mogelijkheid om gedurende deze bescherming zijn investeringskosten terug te verdienen. Zonder een dergelijke bescherming gaan bedrijven niet meer of alleszins minder investeren in innovatie. Octrooien zijn dus niet specifiek voor de plantenbiotechindustrie en GGO’s kunnen zeker niet aansprakelijk gesteld worden voor de octrooien en voor het gedrag van multinationals. In het maatschappelijk debat rond GGO’s wordt vaak opgemerkt dat octrooien de landbouwer verbieden een deel van eigen oogst te gebruiken als zaai- of pootgoed voor het volgend seizoen. Dat is correct, maar weinig mensen zijn echter op de hoogte dat dit eveneens geldt voor de meeste nietGGO landbouwgewassen. Veredelaars die met een nieuwe, niet-GGO variëteit op de markt komen, beschermen hun plant door het aanvragen van kwekersrecht. Dit staat de veredelaars toe om een extra kost te innen (de zogenaamde royalty) en verbiedt de landbouwer om zelf zaai- of pootgoed te produceren. Bij kwekersrecht bestaat wel een lijst van uitzonderingen van gewassen, zoals de aardappel waarbij dit wel mag. Echter, in dat geval moet de landbouwer het perceel dat werd aangelegd met eigen zaad- of pootgoed aangeven en nog steeds een royalty betalen aan de veredelaar. We verwijzen hiervoor graag naar een recent persbericht rond de dagvaarding van landbouwers die geen royalties betaald hadden om het pootgoed van conventionele aardappelen.15 Het innen van vergoedingen en het verbieden om eigen oogst te gebruiken als zaai- of plantgoed lijkt op winstbejag en vaak wordt geopperd dat boeren daardoor het natuurlijk vermeerderingsproces van planten niet meer mogen gebruiken. Hoe commercieel dit ook lijkt op het eerste zicht, financiële bescherming van nieuw ontwikkelde producten blijft de drijfveer voor innovatie. Bovendien wordt voor de commerciële productie van vele gewassen (hybriden zoals mais) zelden eigen geoogst zaad bijgehouden. De reden hiervoor is dat de nakomelingen veel minder presteren dan de aangekochte hybridezaden en veel minder uniform zijn. Daarnaast biedt zaaigoed van veredelingsbedrijven een betere oogstzekerheid omdat het een gegarandeerde kiemkracht heeft en vrij is van bepaalde ziekten. Het nemen van octrooien op nieuw ontwikkelde voedingsgewassen blijft een moeilijke discussie. En ook hier moet een goed evenwicht gevonden worden: bedrijven moeten gestimuleerd worden om nieuwe investeringen te doen maar het recht op voeding mag in geen enkel geval in het gedrang komen. 13. Welke GGO-gewassen en kenmerken zijn er momenteel op de markt? De GGO-gewassen die momenteel het meest geteeld worden, zijn herbicide-tolerant en/of insectresistent. Deze kenmerken waren ook de eerste om gecommercialiseerd te worden nu bijna 20 jaar geleden. Het zijn vrij eenvoudige kenmerken verkregen door het tot expressie brengen van bacteriële eiwitten in de plant. Landbouwers gebruiken ze meer en meer omdat deze gewassen gemakkelijker te telen zijn, minder pesticiden nodig hebben en ze algemeen een betere ‘return on investment’ geven.
15
http://www.vilt.be/Breeders_Trust_dagvaardt_twee_Vlaamse_landbouwers
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 10/15
Sinds enkele jaren zijn er ook GGO’s die resistent zijn tegen bepaalde plantenvirussen. Dit zijn voornamelijk groeten en fruit zoals papaja, tomaat, paprika, pompoen en courgettes. Vanaf dit jaar wordt er ook droogte-tolerante mais geteeld in de Verenigde Staten. 13.1.
Waarom herbicide-tolerantie?
Herbiciden zijn onkruidbestrijdingsmiddelen. Herbicide-tolerante planten kunnen een sproeibeurt met een bepaald herbicide overleven terwijl alle planten in hun omgeving afsterven. Iedereen die de natuur en omgeving respecteert, betreurt het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Echter, onkruiden treden in competitie met het gewas. Ze nemen water en voedsel af maar ook zonlicht waardoor het gewas minder goed groeit. Bovendien kunnen oogsten vervuild worden met onkruidzaden. Willen landbouwers hun oogst en inkomens verzekeren, dan zijn ze genoodzaakt om dergelijke onkruiden te verwijderen uit het veld. In een moestuin kan dit met de hand of met de schoffel. Bij landbouwbedrijven met een gemiddelde akkerbouwoppervlakte van 12,4 hectare in Vlaanderen, of 170 ha in de VS, is dit niet mogelijk. Er bestaan gespecialiseerde landbouwmachines die onkruid mechanisch kunnen verwijden. Deze machines zijn echter zeer duur, gebruiken veel brandstof en zijn arbeidsintensief in gebruik. Een veel efficiëntere en economisch rendabele manier is het gebruik van herbiciden. Als het onkruid (bv. gras) en het gewas (bv. aardappel) tot verschillende plantenfamilies behoren dan kunnen landbouwers selectieve herbiciden inzetten die specifiek inwerken op het onkruid, zonder het gewas te schaden. Maar als het onkruid te veel op het gewas lijkt dan leidt dit tot problemen. Het onkruid ‘rode rijst’ bijvoorbeeld lijkt fysiologisch en taxonomisch zo goed op de gewone rijst dat er geen enkel product bestaat dat rode rijst doodt maar de gewone rijst ongemoeid laat. Om de onkruidbestrijding gemakkelijker te maken, probeert men al vanaf de jaren 1970 planten te veredelen die ongevoelig (tolerant) zijn voor bepaalde herbiciden. Door te spuiten met dat herbicide sterven de onkruiden af maar het herbicide-tolerant landbouwgewas ondervindt dan geen schade meer. De eerste herbicide-tolerante planten waren er dus al vooraleer er sprake was van genetisch gewijzigde gewassen. Zo heeft men via de klassieke veredeling mais en rijst tolerant gemaakt voor imidazoline, koolzaad tolerant voor triazine en soja voor metribuzine. Herbicide-tolerantie is dus een antwoord op de noden van landbouwers. Het is geen uitvinding van de biotechsector. 13.2.
Voor- en nadelen van herbicide-tolerantie
Het bekendste voorbeeld van herbicide-tolerantie dat met biotechnologie bekomen werd, is glyfosaat-tolerantie. Glyfosaat is een breedspectrum herbicide dat zo goed als alle planten en onkruiden doodt terwijl glyfosaat-tolerante gewassen geen hinder van het product ondervinden. Het grootste voordeel van het telen van herbicide-tolerante gewassen is dus voor de landbouwer. In plaats dat hij verschillende keren moet spuiten met verschillende middelen om al het onkruid te vernietigen, is één enkele spruitbeurt met glyfosaat voldoende. De landbouwer krijgt ook meer flexibiliteit in de timing van de toediening van het herbicide. Hij kan immers na de opkomst en in principe tijdens heel de groeicyclus van het gewas glyfosaat inzetten zonder het gewas te schaden. In tegenstelling tot wat soms beweerd wordt, zijn herbicide-tolerante gewassen niet ontwikkeld om minder herbiciden te gebruiken. Wel kunnen ze een verschuiving veroorzaken in het gebruik van schadelijke naar minder schadelijke herbiciden. Glyfosaat is en blijft een chemisch bestrijdingsmiddel Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 11/15
met schadelijke effecten afhankelijk van de concentratie. Glyfosaat is echter minder schadelijk dan de meeste andere herbiciden. Het Environmental Impact Quotient (EIQ) model bepaalt voor elk pesticide een voetafdruk op het milieu en houdt rekening met de 3 belangrijkste schakels van het landbouwproductieproces: het risico voor de landbouwer, het risico voor de consument en de ecologische impact. Hoe hoger de EIQ, hoe schadelijker het product.16 De EIQ van de meest voorkomende herbiciden varieert tussen 8 en 47.17 Met een EIQ van 15,33 scoort glyfosaat beter dan het merendeel van de herbiciden. Glyfosaat-tolerante gewassen zijn met andere woorden een stap in de goede richting maar het is geen duurzame landbouwoplossing. Als men de conventionele landbouw zou vergelijken met een steenkool-gebaseerde economie, dan zou men de glyfosaattolerante gewassen kunnen vergelijken met een aardgas-gebaseerde economie. Aardgas is nog steeds schadelijk voor het milieu en een fossiele brandstof met eindige voorraad maar de schadelijke effecten zijn veel minder groot dan van steenkool. Een zeer groot indirect voordeel van herbicide-tolerante gewassen is dat ze een landbouw zonder ploegen toelaten. Door de bodem minder te verstoren, blijft er meer water in de bodem opgeslagen en is de bodem minder onderhevig aan erosie. Door minder of zelfs niet te ploegen wordt er bovendien veel brandstof uitgespaard, minder CO2 uitgestoten en wordt er minder CO2 uit de bodem vrijgesteld. De Engelse econoom Graham Brookes rekende uit dat de teelt van herbicide-tolerante gewassen in de Verenigde Staten enkel in 2010 al neerkwam op een effect vergelijkbaar met 2,25 miljoen auto’s die men een jaar niet zou laten rijden. Het grootste nadeel van glyfosaat-tolerante gewassen is dat ze het slachtoffer worden van eigen succes. In 2012 was meer dan 80% van de wereldwijde soja-productie afkomstig van glyfosaattolerante GGO-soja. In Argentinië is alle soja (100%) glyfosaat-tolerant. Op deze manier worden zeer grote arealen seizoen na seizoen enkel maar behandeld met glyfosaat. Onkruiden proberen zich hieraan aan te passen en sinds enkele jaren zijn er onkruiden die niet meer afgedood kunnen worden door glyfosaat. Dit moet zeer sterk gemonitord worden en er moeten strategieën ontwikkeld worden om deze evolutie tegen te gaan. In tegenstelling tot wat GGO-tegenstanders beweren, is het echter niet correct om de GGO-technologie als schuldige te wijzen. Het is het verkeerd gebruik dat dit uitgelokt heeft. Hetzelfde resultaat zou bekomen worden met herbicide-tolerante niet-GGO gewassen. Bovendien kon de opkomst van herbicide-tolerante onkruiden perfect voorkomen worden door het toepassen van goede landbouwpraktijken. Het mooiste bewijs is de teelt van herbicide-tolerant koolzaad in Canada. Door het gebruik van een doordacht teeltschema ziet men in Canada geen stijging in de opkomst van herbicide-tolerante onkruiden. We verwijzen hiervoor graag naar het VIB achtergronddossier ‘Herbicide-tolerante soja in Argentinië’, binnenkort beschikbaar via www.vib.be/plantenbiotech. 13.3.
Waarom insect-resistentie?
Insecten kunnen ernstige schade toebrengen aan landbouwgewassen. Ze worden in de klassieke landbouw met een arsenaal aan insecticiden te lijf gegaan. Sommige daarvan zijn schadelijk voor mens en milieu. Er bestaan echter ook meer milieuvriendelijke alternatieven, zoals de biologische bestrijdingsmiddelen aangemaakt door de bodembacterie Bacillus thuringiensis (meestal afgekort 16
Kovach J et al (1992). A method to measure the environmental impact of pesticides; New York Agricultural Experiment Station, New York’s Food and Life Sciences Bulletin 139. Cornell University: Ithaca, NY, USA (regularly updated). 17 http://nysipm.cornell.edu/publications/eiq/files/EIQ_values_2012herb.pdf
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 12/15
tot ‘Bt’). Deze Bt-eiwiten zijn alleen giftig voor sommige rupsen van motten en vlinders en/of larven van kevers en muggen. Voor andere dieren zijn ze onschadelijk, ook voor de mens. De genen die coderen voor de Bt-eiwitten werden door biotechnologen ingebracht in het DNA van landbouwgewassen zoals mais en katoen. Vandaar de benamingen Bt-mais en Bt-katoen. Door deze bescherming is Bt-mais beter bestand tegen vraat van bijvoorbeeld de rupsen van de maisboorder en Bt-katoen tegen de bolworm. Het gebruik van Bt is toegelaten als sproeimiddel in de biologische landbouw maar als Bt gesproeid wordt, worden de gevoelige insecten die de plant met rust laten ook afgedood. Door gewassen zelf Bt te laten produceren worden enkel die insecten gedood die vreten aan het gewas. De nuttige insecten worden met rust gelaten. Voor meer informatie verwijzen we graag naar het VIB achtergronddossier ‘Bt-katoen in India’ (www.vib.be/plantenbiotech). 13.4.
Voor- en nadelen van insect-resistentie
Doordat Bt-gewassen zichzelf beschermen tegen bepaalde insecten moeten de gewassen veel minder behandeld worden met insecticiden. In de Indiaanse katoenteelt heeft de introductie van Btkatoen geleid tot een zevenvoudige reductie van het insecticidengebruik. Wereldwijd wordt door de insect-resistente teelt 25% minder insecticiden gebruikt. Dit heeft twee grote voordelen: minder spuiten is positief voor het milieu en voor de gezondheid van de landbouwer en anderzijds moet de landbouwer minder insecticiden kopen en heeft hij dus minder kosten. Vooral in ontwikkelingslanden zoals India en Burkina Faso heeft dit laatste een groot positief effect op het gezinsinkomen en de lokale welvaart. Een bijkomend voordeel is dat Bt-gewassen ook de naburige niet-Bt gewassen beschermen. Doordat Bt-velden minder bespoten moeten worden, zijn er meer nuttige insecten aanwezig in het veld. Sommige van deze nuttige insecten voeden zich met andere (soms vraatzuchtige) insecten zoals bladluizen, waardoor deze schadelijke insecten op een natuurlijke manier onder controle gehouden. De nuttige insecten zwermen ook uit naar naburige niet-Bt velden waar ze dezelfde bladluizen onder controle houden waardoor de noodzaak tot spuiten in het naburige veld ook vermindert. Dit is een mooi voorbeeld dat bepaalde GGO-toepassingen de biologische landbouw kunnen ondersteunen. Het nadeel van Bt-gewassen is dat insecten zich kunnen aanpassen waardoor ze geen schade meer ondervinden van het Bt-eiwit. Om aan dit probleem een oplossing te bieden worden nu Bt-gewassen geteeld met een dubbele of drievoudige bescherming waardoor het voor de insecten veel moeilijker wordt om de resistentie te doorbreken. Maar net zoals bij herbicide-tolerante gewassen moet er voor gezorgd worden dat specifieke teeltmaatregelen door alle landbouwers uitgevoerd worden om resistentie bij de insecten te voorkomen. Voor meer informatie verwijzen we graag naar het VIB achtergronddossier ‘Bt-katoen in India’ (www.vib.be/plantenbiotech). 14. Hoe is de situatie in Europa? In 2012 is het totaal areaal van GGO-gewassen in Europa met 13% gestegen ten opzichte van 2011. Vijf landen (Spanje, Portugal, Tsjechië, Slovakije en Roemenië) plantten 129.000 hectare insectenresistente Bt-maïs (MON810). Binnen Europa is Spanje de koploper met 116.000 ha (90%), wat neerkomt op 30% van alle Spaanse maïsvelden.
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 13/15
Het aantal landen dat GGO-gewassen teelde in Europa is echter gedaald. In 2012 besliste de Poolse regering om het telen van GGO-gewassen aan banden te leggen. Tot voor 2012 groeide men daar insecten-resistente Bt-maïs. Ook in Duitsland en Zweden werden er in 2012 geen GGO-gewassen meer geteeld. Beide landen hadden een beperkte teelt van de GGO-Amflora aardappel. De aardappel was niet voor consumptie bestemd, maar werd door zijn gewijzigde zetmeelsamenstelling gebruikt voor industriële toepassingen (papierindustrie). Het Amflora-dossier voor teelttoelating in Europa werd door BASF ingediend in 1997 en moest 13 jaar wachten om goedgekeurd te worden. In 2012 besliste BASF omwille van commerciële redenen om de Amflora niet meer aan te bieden. Tabel 1. Situatie in Europa in 2011 en 2012 2011
2012
MON810 Bt-maïs
Spanje, Portugal, Tsjechië, Slovakije, Roemenië, Polen
Amflora-aardappel
Zweden, Duitsland
Spanje, Portugal, Slovakije, Roemenië
Tsjechië,
-
15. Hoe is de situatie wereldwijd? In 2012 werd er wereldwijd 170,3 miljoen hectare aan GGO-gewassen op commerciële wijze geteeld. Met 69,5 miljoen hectare, een oppervlakte vergelijkbaar met de grootte van België en Frankrijk samen, blijft de Verenigde Staten de absolute nummer 1 in het telen van GGO-gewassen. Nummer 2 is Brazilië die medeverantwoordelijk is voor de blijvende stijging van het mondiale GGO-areaal. Vergeleken met 2011, vergrootte Brazilië zijn GGO-oppervlakte met 6,3 miljoen hectare en neemt op zich 21% in van de totale 170,3 miljoen hectare aan GGO-gewassen wereldwijd. De top 6 wordt aangevuld met Argentinië dat gevolgd wordt door Canada, Indië en China. Tabel 2. Top 6 in areaal van GGO-producerende landen Land
Areaal (miljoen ha)
GGO-gewas
1
VS
69,5
2 3 4 5 6
Brazilië Argentinië Canada Indië China
36,6 23,9 11,6 10,8 4,0
Maïs, soja, katoen, koolzaad, suikerbiet, alfalfa, papaja, pompoen, courgette Soja, maïs, katoen Soja, maïs, katoen Koolzaad, maïs, soja, suikerbiet Katoen Katoen, papaja, populier, tomaat, paprika
Voor het eerst sinds de introductie van GGO-gewassen hebben de ontwikkelingslanden en opkomende economieën een groter areaal dan de geïndustrialiseerde landen. In 2012 waren er 19 ontwikkelingslanden (en opkomende industrieën) en 8 industrielanden die GGO-gewassen teelden. 2012 was het eerste jaar dat er GGO-gewassen geteeld werden in Soedan (insecten-resistente GGOkatoen) en in Cuba (insecten-resistente GGO-mais). Na Zuid-Afrika, Burkina Faso en Egypte, is Soedan het 4de Afrikaanse land dat GGO-gewassen teelt. Omwille van de beperkte middelen in ontwikkelingslanden (pesticiden, watertekort, …) is het net daar dat GGO-gewassen hun potentieel het best kunnen tonen. In Burkina Faso steeg het GGO-areaal en het aantal GGO-boeren tussen 2011 Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 14/15
en 2012 met 30%. Het gaat om kleine boeren die gemiddeld een oppervlakte van 3 ha verbouwen. De cijfers tonen dus aan dat steeds meer boeren overtuigd zijn van de voordelen die GGO-gewassen kunnen bieden. In vergelijking met niet-GGO boeren hadden de GGO-boeren in Burkina Faso in 2012 een 20% grotere opbrengst en moesten ze slechts twee keer in plaats van zes keer spuiten. Dit leverde een netto-meeropbrengst op van bijna 100 US dollar per hectare GGO-katoen..
16. BESLUIT: GGO-gewassen als onderdeel van een geïntegreerd landbouwmodel Landbouw is een complex gegeven en het zou al te simpel zijn om de GGO-technologie als enig middel te zien om de voedselkwaliteit en -kwantiteit te verhogen én om de druk van de landbouw op het leefmilieu te verkleinen. We moeten naar een geïntegreerd landbouwmodel waar het beste uit de conventionele landbouw gecombineerd wordt met het beste uit de biologische landbouw maar met de toepassing van de allernieuwste technologieën, waaronder het doelgericht genetisch aanpassen van gewassen.
Vragen en antwoorden over genetisch gewijzigde gewassen
pagina 15/15