Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam een vooronderzoek
Rento Zoutman Theo Nelissen Joost Groenendijk
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam een vooronderzoek
Amsterdam, 9 mei 2008 Rento Zoutman Theo Nelissen Joost Groenendijk
DSP – groep BV Van Diemenstraat 374 1013 CR Amsterdam T: +31 (0)20 625 75 37 F: +31 (0)20 627 47 59 E:
[email protected] W: www.dsp-groep.nl KvK: 33176766 A'dam
Inhoudsopgave
3 3 3 4
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding Opdrachtomschrijving en aanpak Leeswijzer
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Doelgroepen Trends en thema’s Afbakening Huidig en toekomstig gebruik: wat is geregistreerd? Conclusie
5 5 5 9 11
3 3.1 3.2 3.3
Benadering van de doelgroep Wijze van benadering Relevante partijen Conclusie
12 12 12 13
4 4.1 4.2 4.3
Advies voor Vraagmonitor Inleiding Afgrenzing monitor Opzet monitor
14 14 14 14
Geraadpleegde literatuur
17
Bijlagen Overzicht geïnterviewde personen Reglement CAWA Afbakening van de kunstenaarsberoepen Afbakening creatieve industrie
19 20 22 24
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4
Pagina 2
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
1 Inleiding
1.1
Aanleiding Het begrip broedplaatsen heeft de laatste jaren bekendheid verworven als benaming voor het gemeentelijk beleid om goedkope woon- en werkruimtes te realiseren voor kunstenaars en ondernemers in aanverwante creatieve bedrijvigheid (Arnoldus, 2004). De uitvoering van dit beleid is in Amsterdam in handen van Bureau Broedplaatsen (BBp); een projectorganisatie van de gemeente Amsterdam. Deze heeft tot taak meer betaalbare ateliers en (woon-) werkruimtes voor kunstenaars en alternatieve, culturele ondernemers te vinden en te ontwikkelen. Bureau Broedplaatsen geeft onder meer advies en begeleiding en verstrekt subsidies. Het Programma Broedplaatsen dat BBp uitvoert bestaat uit ongeveer 40 broedplaats locaties. Hiertoe behoren bedrijfsverzamelgebouwen van ateliers waar men gezamenlijke activiteiten ontwikkelt, locaties waar men geen gezamenlijke activiteiten ontwikkelt en woon–werkpanden. Daarnaast zijn er ook locaties die als broedplaats worden gezien maar die niet tot stand zijn gekomen via BBp. Zo is er Vrije Ruimte, waarbij gelegaliseerde kraakplekken als Ruigoord zijn aangesloten en soms nemen particuliere projectontwikkelaars een eigen initiatief om tot een broedplaats te komen. BBp heeft momenteel onvoldoende zicht op het huidige ruimtegebruik en de ruimtebehoefte van de doelgroep in Amsterdam, alsook op eventuele knelpunten die zich daarin voordoen. Daarnaast heeft het bureau behoefte aan meer zicht op trends in het veld die hun weerslag hebben op de samenstelling van de doelgroep en hun ruimtebehoefte of ruimtegebruik. Informatie hierover kan de gemeente en investeerders helpen om de komende jaren passende werkruimte te realiseren. Het helpt BBp om het gemeentebestuur van Amsterdam adequaat te adviseren over het beleid ten aanzien van de broedplaatsen. Om deze informatie structureel te verzamelen, wil Bureau Broedplaatsen een monitor opzetten: De ‘Vraagmonitor Broedplaatsen’. Voorafgaand aan de totstandkoming van deze vraagmonitor wil BBp een vooronderzoek uitvoeren om inzichtelijk te maken waaruit de doelgroep bestaat en hoe deze doelgroep het best kan worden benaderd. Voor de uitvoering van dit vooronderzoek is DSP-groep ingeschakeld. Voor u ligt de rapportage van dit vooronderzoek, waarin wordt verkend hoe de doelgroep van kunstenaars en creatieve beroepsgroepen wordt afgebakend en een aanpak wordt gekozen voor een monitor huidig ruimtegebruik en toekomstige ruimtebehoefte van kunstenaars en creatieve beroepsgroepen.
1.2
Opdrachtomschrijving en aanpak Bureau Broedplaatsen heeft behoefte aan zicht op het huidige ruimtegebruik en de toekomstige ruimtebehoefte van kunstenaars en creatieve beroepsgroepen en mogelijke ontwikkelingen daaromtrent in de toekomst. De gemeente Amsterdam wil graag ook in de toekomst bewerkstelligen dat Amsterdam een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor deze groep.
Pagina 3
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
De vooronderstelling is dat broedplaatsen een gunstige invloed hebben op de creatieve industrie. Onderzoeksvragen Om bij de uiteindelijke vraagmonitor zicht te krijgen op de vraag omtrent de huidige en toekomstige ruimtebehoefte van kunstenaars en creatieve beroepsgroepen en mogelijke ontwikkelingen daaromtrent in de toekomst, zijn binnen dit vooronderzoek de volgende vragen aan de orde. 1 Hoe bepaalt Bureau Broedplaatsen Amsterdam de juiste onderzoeksgroep, die de doelgroep representeert? 2 Op welke manier kan de doelgroep, al dan niet in segmenten, het beste benaderd worden? 3 Op welke wijze kan de voorgestane aanpak de basis vormen voor ‘de Vraagmonitor Broedplaatsen’ die periodiek kan worden uitgevoerd? Aanpak De aanpak voor dit vooronderzoek bestond uit documentatieonderzoek en interviews met sleutelfiguren. De selectie van de sleutelfiguren is in overleg met Bureau Broedplaatsen tot stand gekomen. De lijst van sleutelfiguren bestaat
uit personen die direct of indirect betrokken zijn bij broedplaatsen of personen die zicht hebben op of contact hebben met de mogelijke doelgroep. De volledige lijst met geïnterviewde personen is te vinden in bijlage 1. Om eventuele blinde vlekken in de selectie op te vangen, is aan de geïnterviewde personen gevraagd aan te geven welke instanties of personen bij de vraagmonitor betrokken moeten worden en of er eventueel gebruikers zijn die onterecht nog niet als mogelijke doelgroep worden gezien. De interviews vonden plaats tussen februari en april 2008. De onderzoekers spraken face to face met vijf personen. Daarnaast zijn telefonisch negen interviews afgenomen.
1.3
Leeswijzer De verdere opbouw van dit rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 gaat in op de doelgroep oftewel gebruikersgroep van broedplaatsen. Op basis van eerder onderzoek en de situatie in Amsterdam wordt hier bekeken hoe de gebruikersgroep het best kan worden afgebakend. Ook zullen hier enkele relevante onderwerpen met betrekking tot de afbakening van de doelgroep worden aangekaart die uit de interviews en de literatuur naar voren zijn gekomen. In hoofdstuk 3 behandelen we vervolgens de tweede onderzoeksvraag; op welke wijze de doelgroep het best kan worden benaderd. In dit hoofdstuk wordt tevens een overzicht gegeven van de relevante partijen om in de toekomst te benaderen. Het advies voor de vraagmonitor is terug te vinden in hoofdstuk 4. Paragraaf 4.3 behandelt de opzet van de monitor. We sluiten het rapport af met een aantal bijlagen, waarin aanvullende informatie is terug te vinden.
Pagina 4
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
2 Doelgroepen
Hoe kan de doelgroep van (toekomstige) broedplaatsbewoners worden afgebakend? Aan de hand van eerder verricht onderzoek en de huidige praktijk in Amsterdam wordt aandacht besteed aan deze afbakening. Daarvoor staan we in paragraaf 2.1 eerst kort stil bij enkele trends en thema’s die door meerdere sleutelfiguren naar voren werden gebracht en die interessant zijn in relatie tot de vraagmonitor.
2.1
Trends en thema’s Tijdens de interviews is gesproken over de actuele stand van zaken rondom de broedplaatsen. Zo wijzen vertegenwoordigers van opleidingen en organisaties van alumni onder meer op het belang van broedplaatsen waar nieuwe lichtingen afgestudeerden een plek kunnen vinden. Men vindt het momenteel lastig om kwalitatief goede afgestudeerden te behouden voor de stad. Verder is in bijna alle gesprekken ingegaan op de essentie van de broedplaats: • ‘Ateliers zijn een individuele aangelegenheid. Een broedplaats is daarentegen een collectief dat een extra stimulans dient op te leveren’. Broedplaatsen kenmerken zich door een sterk eigen karakter. ‘Broedplaatsen moeten zorgen voor dynamiek met de omgeving en binnen het gebouw’. • Opvallend is dat veel sleutelfiguren denken in termen van een ‘groeimodel, waarbij ruimte is voor nieuwkomers, blijvers en gevestigden’ Daaraan werd veelal direct een kwaliteitsoordeel gegeven, bijvoorbeeld door degenen die van mening zijn dat Amsterdam onvoldoende in staat is om de gevestigde namen een goede plek te bieden. • Men hecht veel waarde aan een juiste selectie van gebruikers in een broedplaats. Bepaalde groepen binnen de huidige broedplaatscollectieven vallen volgens betrokkenen nog te vaak buiten de boot. Denk daarbij aan muzikanten, dansers en vertegenwoordigers van de ‘urban culture’. • Er zijn verschillende opvattingen over de criteria voor de samenstelling van een broedplaats. Zo zijn er sleutelfiguren die vinden dat verwante bedrijven het best geclusterd kunnen worden, bijvoorbeeld via mode, gaming of design. Anderen hebben een voorkeur voor het ordenen in een keten. Een voorbeeld is die van de architect, de interieurontwerper, de modeontwerper, grafisch ontwerper en de webdesigner. Samen kunnen deze een bedrijf vanuit het niets vormgeven, van het pand tot het perceel en de huisstijl. • Op de markt van ruimte in Amsterdam is altijd meer vraag dan aanbod. Al hebben kunstenaars een ruimte, dan gaan ze vaak op zoek naar een nog betere ruimte, waarbij het centrum van de stad de geprefereerde locatie is.
2.2
Afbakening De eerste onderzoeksvraag heeft betrekking op de bepaling van de juiste onderzoeksgroep die de doelgroep van BBp representeert. Deze bepaling is het startpunt van een onderzoek naar gebruik door en behoeften van deze groep. De meeste respondenten geven aan dat de doelgroep moeilijk is af te bakenen. Er is een relatief groot grijs gebied van gebruikers en activiteiten die niet te vangen zijn in een indeling. ‘Creativiteit laat zich moeilijk vangen’.
Pagina 5
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Om toch structuur te bieden aan de afbakening, starten we met een beschrijving van de huidige praktijk. Ook geven we een indicatie van de huidige registratie van doelgroep door betrokken organisaties.
2.2.1
Huidige praktijk Voor de broedplaatsen binnen het Programma Broedplaatsen, verwijst BBp op haar website naar ‘kunstenaars en alternatieve, culturele ondernemers’. Een broedplaats is gericht op (woon-) werkruimte voor professionele kunstenaars en zogenaamde broedplaatsgroepen. Bij beide doelgroepen draait het om niet-commerciële, creatieve bedrijvigheid. Meer specifiek gaat het om groepen die bestaan uit minimaal 40% professionele kunstenaars gecombineerd met creatieve, culturele of ambachtelijke bedrijfjes (Werkplan 2007, BBp). Of een groep gerekend kan worden tot voorgaande omschrijving, wordt bepaald aan de hand van de criteria voor toetsing afkomstig van de Commissie Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam (CAWA). Zij stellen dat de doelgroep voor broedplaatsen bestaat uit een mix van kunstenaars, die voldoen aan de criteria van de CAWA, gecombineerd met creatieve, culturele of ambachtelijke bedrijfjes, al dan niet commercieel. 1 De inhoudelijke kern van de criteria is dat de broedplaatsgroep een bijdrage levert aan het culturele of creatieve klimaat van de wijk of stad, waarbij tenminste 40 procent van de betrokkenen kunstenaars dienen te zijn en het overige deel een actieve bijdrage levert aan de realisering van de doelstelling van het collectief. Om die bijdrage te kunnen leveren moet een broedplaatsgroep goed van samenstelling zijn: bedrijven en kunstenaars vullen elkaar aan in de ‘bedrijfskolom’, bepaalde disciplines zoeken elkaar op. In paragraaf 2.1 gaven wij hier een voorbeeld van. De doelgroep is met andere woorden uit te splitsen in kunstenaars enerzijds en anderzijds creatieve, culturele of ambachtelijke ondernemers die een actieve bijdrage leveren aan de realisering van de doelstelling van de huurder. Deze laatstgenoemde groep zullen we in het vervolg ‘culturele ondernemers’ of ‘creatieven’ noemen. Dit betekent overigens niet dat ook de kunstenaars veelal tot de groep culturele ondernemers kunnen worden gerekend. Er is namelijk sprake van overlap. Om enig houvast te bieden in het bepalen van de onderzoeksgroep helpt een categorisering van ‘kunstenaars’ en ‘creatieven’. In de volgende subparagrafen komen wij tot een voorstel voor een dergelijke categorisering, aansluitend bij eerder onderzoek.
2.2.2
Kunstenaars Het criterium dat BBp hanteert voor kunstenaar is: ‘diegenen die aan de hand van bewijzen van stipendia, exposities, opdrachten en dergelijke aannemelijk kunnen maken dat zij het kunstenaarsschap uitoefenen als hoofdactiviteit van hun werkend bestaan’. In 2007 heeft Kunstenaars&CO aan het Centrum voor Beleidsstatistiek (MCB) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevraagd cijfermatig inzicht te krijgen in de omvang van het aantal personen werkzaam als kunstenaar en gevraagd een beschrijving te maken van de verschillende soorten kunstenaars in Nederland.
Noot 1
Pagina 6
Zie bijlage 2 voor de criteria die CAWA hanteert of www.cawa.amsterdam.nl/broedplaatsen
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
De doelpopulatie van het CBS bestaat uit personen van 15 tot en met 64 jaar die werkzaam zijn als kunstenaar in Nederland in de periode 2004 tot en met 2006. CAWA, verantwoordelijk voor de toewijzing van kunstwerkplaatsen aan (individuele) kunstenaars en broedplaatsgroepen, heeft deze indeling van Kunstenaars&Co grotendeels overgenomen. Dit betekent dat de categorie van 40% kunstenaars die in een broedplaats dient te zitten, bestaat uit 29 beroepen (zie tabel 1 in bijlage 3), wat weer is in te delen in vijf zogenaamde clusters: • Vormgeving & bouwkunst • Beeldende kunst • Dans & theater • Muziek • Taal & overig Uit het onderzoek van het CBS komt verder naar voren dat er in Nederland bijna 96.000 personen werkzaam zijn als kunstenaar. De grootste groep kunstenaars, iets meer dan de helft, werkt in het cluster ‘vormgeving & bouwkunst’. Het merendeel van de kunstenaars is man. De meeste kunstenaars zijn werkzaam in de provincie Noord-Holland; dit komt vooral door het grote aantal kunstenaars dat in en rond Amsterdam werkt. Hier werken zowel absoluut als relatief de meeste kunstenaars. Bijna 3 procent van de werkzame personen in en rond Amsterdam is namelijk kunstenaar. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat een groot aantal van de kunstenaars als zelfstandige te boek staat; meer dan de helft van hen werkt als zodanig. Daarnaast werken zij vooral in kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers en hebben zij relatief lage inkomsten uit arbeid. Bijna 30 procent van de kunstenaars verdiende in 2005 minder dan 10.000 euro. Deze personen hebben vaak geen specifieke kunstenaarsopleiding gedaan; 40 procent heeft een kunstenaarsopleiding. Meer dan 70 procent van de personen die een kunstenaarsopleiding hebben gedaan, is niet werkzaam als kunstenaar. De beroepen waarin deze personen werken, zijn heel divers; soms zijn de beroepen gerelateerd aan de kunstenaarsberoepen (CBS, 2007). Meer informatie over het CBS onderzoek is te vinden in bijlage 3.
2.2.3
Culturele ondernemers en creatieven Met name de samenstelling van deze groep broedplaatsgebruikers is moeilijk te bepalen. De reikwijdte van het gebied waarbinnen zij opereren is niet eenduidig vastgesteld. Over de grenzen van het werkveld, waarbinnen deze gebruikers werkzaam zijn, blijkt in de interviews en literatuur geen consensus te bestaan. Er worden diverse definities en begrippen door elkaar heen gebruikt die weliswaar veel overlap vertonen, maar toch verschillend zijn. We zetten de voornaamste op een rij. Creatieve klasse De omvang van de groep culturele ondernemers of creatieven wordt door Marlet en van Woerkens (2004) onder de naam ‘creatieve klasse’ nauwer gesteld dan de door Florida (2002) gehanteerde definitie in zijn boek ‘The rise of the creative class’. Florida verwijst in zijn definitie naar 30 procent van de Amerikaans beroepsbevolking. Deze definitie omvat bijvoorbeeld ook wiskundigen en sociaal wetenschappers. In de meer nauwe definitie van Marlet en van Woerkens (2004) proberen zij voor Nederland een bevolkingscategorie samen te stellen die model staat voor creativiteit en innovatie en die een meer dan gemiddelde waarde toevoegt aan de economie. Deze
Pagina 7
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
groep bestaat in de kern uit bedenkers van creatieve ideeën, zoals wetenschappers en onderzoekers, innovatieve ICT-ers, ingenieurs, architecten, tvmakers, journalisten en ‘bohemiens’ zoals musici, vormgevers, schrijvers en kunstenaars. Daarnaast bestaat de Nederlandse creatieve klasse uit de uitvoerders van creatieve ideeën in kennisintensieve economische sectoren zoals managers, specialisten en verkopers van creatieve ideeën in de wetenschap, de geneeskunde, de hightech en ICT, financiële, organisatorische, bedrijfskundige en juridische dienstverlening en creatieve sectoren zoals design en kunst (Marlet en van Woerkens, 2004). Dit resulteert in een klasse die 19 procent van de totale beroepsbevolking uitmaakt. Naast onderzoek naar de creatieve klasse is ook informatie beschikbaar over de grootte en invloed van de creatieve industrie. Punt van aandacht hierbij is dat creatieve klasse en creatieve industrie verschillende grootheden zijn. De creatieve industrie bestaat uit diverse sectoren, terwijl de creatieve klasse grotendeels uit één sector bestaat van kunsten, vormgeving en media. Creatieve industrie Bij een onderzoek naar de aard, omvang en het belang van de creatieve industrie in regio Eindhoven, is eerder gekozen voor een indeling in clusters gebaseerd op indelingen uit eerder onderzoek van het Britse Departement for Media Culture and Sports uit 1998 en van Van Vliet uit 2000. Deze indeling van clusters bestaat uit: Ambachten, architectuur, beeldende kunst en antiek, schrijven en uitgeven, film en video en fotografie, (leisure) software, muziek, televisie en radio, podiumkunsten, reclame en als laatste vormgeving. Bij het koppelen van meer concrete activiteiten aan elk cluster is gedacht in termen van een waardeketen: ‘Alle schakels in de productieketen die direct of indirect waarde toevoegen aan een product’ (ETIN, 2003). In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de activiteiten die tot elk cluster behoren met de SBI-code van het CBS. Rutten (en anderen) stellen in enkele studies voor een drietal segmenten binnen de creatieve industrie te onderscheiden. Het betreft de kunsten, de media- en entertainmentindustrie en de creatieve zakelijke dienstverlening. De drie clusters zijn gebaseerd op 23 bedrijfstakken uit de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI), eveneens van het CBS. Volgens deze definitie bevond in 2002 5,8 procent van de banen in Amsterdam zich in de creatieve industrie (Manshanden et al., 2004). Amsterdam neemt hiermee de vierde plaats in op de ranglijst van gemeenten naar het aandeel van de creatieve industrie (LISA, 2002). Daarvoor komen Hilversum, Voorst en Aalsmeer. Voor Rutten (en anderen) (2005) ligt de ‘creatieve kern’ in creatie en productie. Reproductie en verspreiding, zoals door drukkerijen, CD-perserijen en kabelbedrijven worden uitgesloten. Bij creatie en productie gaat het om: • Uitgeverijen • Reclamediensten • Fotografie • Ontwerp (van interieur tot mode) • Filmproductie • Radio en TV • Pers • Galerieën (en daarnaast podiumkunsten en musea)
Pagina 8
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Tijdens de interviews is regelmatig aangegeven dat een afbakening van ‘creatieven’ lastig te maken is. Aan de hand van typologie van Rutten (2005) is het wel mogelijk de kern van de ‘creatieven’ te laten zien. De typologie bestaat uit de volgende vier aspecten: 1 Creativiteit als kern: hier vormt creativiteit de kern van het primair bedrijfsproces, bijvoorbeeld bij de kunsten, media, technisch ontwerp. Stedenbouw en ruimtelijke ordening. 2 Creativiteit in goederen en diensten: hier gaat het om sectoren in de maakindustrie, maar ook in de dienstverlening, waarvan de producten een hoge mate van creatieve vormgeving dienen te bezitten. Het betreft zowel fysieke goederen als ervaringen. Voorbeelden zijn mode, meubels, auto’s, winkelinrichting en verpakkingen. Hoe meer de technologie gestandaardiseerd is, hoe grote de behoefte aan een bepaalde, afwijkende ‘look and feel’. 3 Creativiteit in processen en organisaties: creativiteit in procesinnovaties, nieuwe ideeën, methoden etc. 4 Creativiteit in toepassing: werknemers in relatief basale en traditionele sectoren (onderwijs, zorg, politie, maatschappelijk werk) moeten in toenemende mate regels creatief toepassen. Op basis van informatie uit de interviews ligt de nadruk bij de afbakening van de huidige broedplaatsdoelgroepen voornamelijk in de categorieën 1 en 2, dus creativiteit als kern en creativiteit in goederen en diensten en minder in creativiteit in processen en organisaties en creativiteit in toepassing. Dit sluit echter niet uit dat er ook culturele ondernemers of creatieven in de categorieën 3 en 4 zullen zitten. Voor een definitie van de beroepsgroepen kunnen we aansluiten bij de selectie van Marlet en Van Woerkens (2004) en ETIN. Beiden hanteerden de CBS Enquête Beroepsbevolking.
2.3
Huidig en toekomstig gebruik: wat is geregistreerd? Hoe valt het gebruik van de ruimten door gebruikers van de broedplaatsen zich kenschetsen? Wat weten we van de gebruikers en hun wensen? En in hoeverre is het mogelijk door contact in contact te treden met broedplaatsen een beeld krijgen over de wijze waarop zij zelf registreren? In de eerste plaats zijn we hiervoor te rade gegaan bij de CAWA. Deze commissie verzorgt zoals gezegd de voordracht van kandidaten voor ateliers en panden. CAWA registreert van deze kandidaten de NAW gegevens, telefoonnummer, nationaliteit, kunstrichting, geboortejaar en de hoogte van het inkomen. Over het huidige gebruik van ruimten wordt niet actief geregistreerd. In de registratie van individuen beperkt CAWA zich tot de groep kunstenaars zoals beschreven in paragraaf 2.2.2. De broedplaatsen zelf registreren de huidige gebruikers en hebben over het algemeen een lijst van ruimtezoekers die zich bij hen gemeld hebben. Dit vertoont tot op heden weinig samenhang. Gebruikers van het Volkskrantgebouw hebben bijvoorbeeld in hun contract aan moeten geven met welke discipline zij zich bezighouden. Bij de invulling van het collectief in dit gebouw zijn belangstellenden geregistreerd en gekozen op basis van hun geschiktheid. Verder zijn alle broedplaatsen in Amsterdam benaderd met een vraag naar hun lijst met belangstellenden. Daarnaast zijn directeuren en docenten van kunstvakopleidingen benaderd ‘van HES tot Rietveld’, met de vraag naar interesse onder de laatstejaarsstudenten. Deze lijst met belang-
Pagina 9
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
stellenden voor Urban Resort is ook weer benut voor nieuwe locaties. Uit de interviews valt op te maken dat nagenoeg alle broedplaatsen een overzicht bijhouden van huidige huurders en geïnteresseerden. Zonder nader onderzoek kunnen we niet beoordelen of deze lijsten bruikbaar en actueel zijn. Bij de uitvoering van de vraagmonitor moet dit worden beoordeeld.
2.3.1
Aandachtspunten bij het monitoren van de vraag Tijdens de gesprekken is naast de afbakening en wijze van benadering van broedplaatsdoelgroepen ook gesproken over de doelen en ambities van broedplaatsen. Hoewel dit strikt genomen niet tot de opdracht voor DSPgroep wordt gerekend, is het wel relevant er op deze plaats melding van te maken in het kader van de op te stellen monitor. Doelen van de broedplaats Punt van aandacht volgens enkele respondenten is dat er meer aandacht moet uitgaan naar kwaliteit in plaats van kwantiteit. Voor het selecteren van kwaliteit moet ook buiten de stadsgrenzen worden gekeken. De afbakening van de gebruikers van een broedplaats is logischerwijs verbonden aan het beoogde doel van de broedplaats. Afhankelijk van het doel of het zwaartepunt van een broedplaats zullen verschillende samenstellingen van gebruikers meer of minder geschikt zijn. Dit heeft niet alleen te maken met de vraag, maar evenzeer met de ambities van de gemeente. Verschillende visies op broedplaatsen bleken ook in de interviews de afbakening van de gebruikers te beïnvloeden. Om bijvoorbeeld kunstzinnig toptalent te stimuleren is een andere invulling wenselijk dan wanneer de sector 'nieuwe media' in Amsterdam op de kaart dient te worden gezet. Monitoren van ambities en functies Omdat geen enkele broedplaats hetzelfde is of dezelfde ambities en functie heeft en toch enkele houvast te bieden aan BBp, is het raadzaam bij de oprichting van een collectief stil te staan bij verschillende perspectieven. Het gaat dan om het onderscheid tussen cultureel, sociaal en economisch. Dit geeft focus en duidelijkheid over de uiteindelijke doelen die de broedplaats als collectief wil nastreven. Afhankelijk van de doelstelling van de broedplaats zullen ook andere partijen geïnteresseerd zijn of raken in een actieve rol rondom de broedplaats. Zo zal een corporatie meer interesse hebben in de sociale functie van de broedplaats om de leefbaarheid van de wijk te vergroten dan in de stimulering van toptalent. Een dergelijke typologie ziet er als volgt uit. • Cultureel: Hier gaat het om Broedplaatsen met een duidelijk cultureel signatuur of profiel, rond een discipline als mode, vormgeving of multimedia. • Sociaal: Het collectief en de individuele drijfveren en ambities spelen hier een belangrijke rol. Denk hierbij aan vormgevers die zich bezighouden met de openbare ruimte of kunstenaars die een relatie aangaan met hun omgeving. Betrokken partijen kunnen corporaties zijn, maar ook buurtbewoners. Men focust zich duidelijk op de directe omgeving. • Economisch: De nadruk ligt hierbij op bedrijven die elkaar aanvullen in de keten van productie, distributie en marketing (consumptie).
Pagina 10
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
2.4
Conclusie De groep kunstenaars zoals omschreven in het CBS-onderzoek in opdracht van Kunstenaars&Co, lijkt toereikend te zijn onderbouwd en voldoende draagvlak te hebben. Voor de afbakening van kunstenaars lijkt ons de indeling van 29 beroepen uit het onderzoek door CBS in 2007 voldoende richtinggevend te zijn (de 5 richtingen en bijbehorende beroepen zijn te vinden in tabel 1 van bijlage 3). De groep cultureel ondernemers, de ‘creatieven’, is daarentegen minder eenduidig en scherp af te bakenen. Ten behoeve van het de uitvoering van de monitor stellen wij voor om voor de beschrijving van de groepen de ‘creatieven’ in de broedplaatsen uit te gaan van de typologie van Rutten en de selectie van Marlet en Van Woerkens uit de CBS enquête, zoals hiervoor geschetst. Voor wat betreft de huidige registratie van broedplaatsen lijkt het erop dat nagenoeg alle broedplaatsen beschikken over een overzicht van huidige huurders en geïnteresseerden. Zonder nader onderzoek kunnen we echter niet beoordelen of deze lijsten bruikbaar en actueel zijn. Verder achten we het raadzaam bij de uitvoering van de monitor broedplaatsen een plaats te geven aan de uiteenlopende invalshoeken cultureel, sociaal en economisch.
Pagina 11
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
3 Benadering van de doelgroep
3.1
Wijze van benadering De tweede vraag van dit vooronderzoek luidt: op welke manier kan de doelgroep, al dan niet in segmenten, het beste benaderd worden? De doelgroep is, zo blijkt (uit literatuur, ervaringen van de sleutelfiguren en DSP-groep) moeilijk te bewegen om aan onderzoek deel te nemen. De respons op vragenlijsten (zowel per post als per mail) is minimaal. Kunstenaars of creatieven zijn individueel het best te benaderen door middel van een combinatie van een aankondiging per mail, gevolgd door een korte telefonische enquête. In aansluiting daarop is het raadzaam groepssessies te organiseren. 2 De sleutelfiguren raden aan de doelgroep op informele wijze te benaderen. Het is volgens hen raadzaam om gebruik te maken van bestaande netwerken en sleutelfiguren die op ‘knooppunten’ in deze netwerken zitten. Verder komt uit de interviews naar voren welke organisaties er relevant zijn om zicht te krijgen op de ruimtebehoefte. Daarin moet een onderscheid gemaakt worden tussen organisaties die zicht hebben op beginnende kunstenaars en afgestudeerden, brancheorganisaties c.q. platforms en de broedplaatsgroepen zelf. Onderstaande opsomming is ongetwijfeld niet uitputtend, maar geeft aanknopingspunten om via netwerken tot een selectie van geschikte partners te komen voor de vraagmonitor.
3.2
Relevante partijen Partijen met netwerk en contact met beginnende kunstenaars en cultureel ondernemers zijn: • Picnic Network • ACX • Amsterdam Creative Crossings (Oram-leden) • Pakhuis de Zwijger • Ontwerp Platform Arnhem (OPA) • HTNK (bemiddelingsbureau in de mode branche) • Talent projecten (Studio West, Muiderpoort Theater, No Limits en ISH instituut) Verder zijn volgens de sleutelfiguren de opleidingen relevant en dan niet alleen de HBO-opleidingen, maar ook de ROC’s met creatieve opleidingen en niet alleen de opleidingen in Amsterdam, maar ook gerenommeerde opleidingen in andere steden. Genoemd zijn: • Rietveld Academie • Reinwardt Academie • Design Academie (Eindhoven) • Mode Academie (Arnhem) • Minerva (Groningen) • St. Joost (Breda)
Noot 2
Pagina 12
DSP-groep onderzoeken Haalbaarheid uitzendbureau voor kunstenaars (2001) en onderzoek naar creatieve ‘bijbanen’, de gemengde beroepspraktijk (2002).
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Als meer specifieke bron om net afgestudeerden te benaderen worden alumni netwerken van de diverse kunstopleidingen genoemd. Nadeel dat hierbij wordt genoemd is dat op deze manier niet op kwaliteit kan worden geselecteerd. Om kwaliteit in plaats van massa te bereiken zou vooral contact moeten worden op genomen met topinstituten of met personen die zicht hebben op talent, kennis van het veld en beschikken over een groot netwerk. Als mogelijke ingangen voor selectie op kwaliteit zijn de volgende instellingen genoemd: • Bond van Nederlandse Ontwerpers (BNO) • HTNK • Sandberg Instituut • Rijksacademie • De Ateliers De brancheorganisaties en gespecialiseerde instituten hebben netwerkcontact met meer gevorderde kunstenaars en cultureel ondernemers. Genoemd zijn: • Premsela Stichting • Bond van Nederlandse Ontwerpers (BNO) • NAI • Dance industrie Daaraan kunnen nog vele organisaties toegevoegd worden, van FNV/Kiem tot de Bond van Nederlandse Componisten. In de interviews worden ook nog andere sleutelfiguren genoemd die zicht hebben op de broedplaatsen, Zoals Nicis en Benthem & Crouwel architecten Ongetwijfeld zijn nog andere partijen relevant; een definitieve selectie moet samen met de opdrachtgever worden gemaakt.
3.3
Conclusie De doelgroep is kortom het best benaderen via: 1 bestaande broedplaatsen (contactpersoon/beheerder) 2 contacten bij de opleidingen en alumni organisaties 3 branche organisaties 4 overige sleutelfiguren Daarbij kan worden gekozen voor een directe individuele benadering via CAWA en adressenbestanden van de broedplaatsen maar ook via kwalitatief onderzoek. De eerste ingang levert naar verwachting het beste zicht op het huidig gebruik en de individuele wensen.
Pagina 13
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
4 Advies voor Vraagmonitor
4.1
Inleiding De onderzoeksvragen van het Bureau Broedplaatsen zijn als volgt: 1 Hoe bepalen we de juiste onderzoeksgroep, die de doelgroep representeert? 2 Op welke manier kan de doelgroep, al dan niet in segmenten, het beste benaderd worden? 3 Op welke wijze kan de voorgestane aanpak de basis vormen voor ‘de Vraagmonitor Broedplaatsen’ die periodiek kan worden uitgevoerd? In de vorige hoofdstukken is reeds ingegaan op de eerste twee vragen. De antwoorden hierop leiden tot het volgende voorstel voor de vraagmonitor. We bevelen aan deze zo veel mogelijk te baseren op kennis over de praktijk van de huidige bewoners van de broedplaatsen en op degenen die daar ruimte zoeken. Om dit adequaat te kunnen onderzoeken, is commitment vereist van de broedplaatsen en de CAWA en zijn we afhankelijk van de kwaliteit van de registratie. Daarmee is lang niet alles gezegd. De aard van de gebruikers van de broedplaatsen hangt immers niet alleen af van de behoeften van (potentiële) gebruikers, maar evenzeer van ambities en beleid van de gemeente/het Bureau Broedplaatsen. In ons voorstel voor de monitor zijn beide perspectieven opgenomen.
4.2
Afgrenzing monitor Wij stellen voor het kwantitatieve deel van de monitor te beperken tot de 42 gesubsidieerde broedplaatsen en de groep die zich heeft geregistreerd bij CAWA. Dat houdt een beperking in waarvan de gevolgen op dit moment niet geheel te overzien zijn en die wij graag met de opdrachtgever bespreken. Die beperking is dat vrijplaatsen zoals Ruigoord en door andere partijen ontwikkelde broedplaatsen niet worden meegenomen in het kwantitatieve deel van de monitor. In het kwalitatieve deel (documentanalyse, interviews, sessies) kunnen ze wel een plek krijgen, net als de opleidingen, alumni organisaties, branche organisaties en overige sleutelfiguren.
4.3
Opzet monitor De monitor kan concreet vorm krijgen door 7 stappen te doorlopen: 1 Webresearch / documentanalyse huidige broedplaatsen 2 Telefonische interviews met beheerders/contactpersonen broedplaatsen (42) en verwerving databestanden per broedplaats 3 Analyse en ‘opschonen’ databestanden broedplaatsen 4 Telefonische enquête onder representatief deel van de bewoners van de broedplaatsen en inschrijvers voor ruimte 5 Focussessies 6 Afsluitende sessie monitor met opdrachtgever en enkele sleutelfiguren 7 Schrijven definitieve monitor broedplaatsen
Pagina 14
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Wij lichten hier de stappen toe: Ad.1. Webresearch/documentanalyse huidige broedplaatsen Door beschikbare websites van de broedplaatsen te bezoeken en hier een analyse van te maken is het mogelijk een eerste oriëntatie te krijgen op hun huidige bezetting. Zo zorgt Urban Resort voor een website waar de websites van individuele huurders aan zijn gelinkt. Dit geeft een beeld van de disciplines en beroepsgroepen die in een broedplaats vertegenwoordigd zijn. In een startgesprek met Bureau Broedplaatsen, CAWA en eventueel het netwerk broedplaatsen, wordt informatie over de broedplaatsen verzameld en een eerste selectie gemaakt en worden de volgende stappen in het onderzoek voorbereid. Ad. 2. Telefonische interviews beheerders/contactpersonen broedplaatsen In interviews van maximaal een uur worden de beheerders bevraagd over de samenstelling en ontwikkeling van de broedplaats, in het bijzonder over het huidig gebruik van de ruimte en de wensen van (potentiële) gebruikers. Wij stellen voor om alle 42 contactpersonen of beheerders te interviewen, teneinde een zo representatief mogelijk beeld te krijgen. Dat lijkt ons gewenst omdat we verwachten dat de variatie tussen broedplaatsen groot zal zijn. Die diversiteit moet in de monitor ruimte krijgen. De contactpersoon wordt gevraagd om ter voorbereiding op het gesprek het bestand van huidige bewoners en de lijst met belangstellenden te zenden naar DSP-groep. In het gesprek wordt dit bestand doorgenomen. Aandachtspunten: • Op welke functie of invalshoek ligt de nadruk? Is dit cultureel, economisch of sociaal? • Welke disciplines/beroepsgroepen zijn in de broedplaats vertegenwoordigd? • Beschikt men over verschillende ruimten/faciliteiten? • Hebben huurders de ruimten naar eigen wensen aangepast? Zo ja, om welke aanpassingen gaat het? • Voldoen de ruimten aan de wensen van gebruikers? (met toelichting) • Hoe zou hij of zij de gebruikers karakteriseren in termen van starters, doorgroeiers of ‘top’ ? Ad 3. Doorlichten, invoeren en zo nodig ‘opschonen’ databestanden broedplaatsen/CAWA. De databestanden worden gecheckt op actualiteit en bruikbaarheid, ook op dubbele adressen. Uit de stappen 1 en 2 wordt duidelijk of de bestanden digitaal aangeleverd kunnen worden; wanneer dit niet het geval is dan moet DSP-groep zorgen voor de invoer in een voor onderzoek hanteerbaar databestand. Ad 4. Telefonische enquête onder de gebruikers en inschrijvers broedplaatsen. Uit de interviews blijkt dat onder kunstenaars en ‘creatieven’ een bijzonder lage respons te verwachten is op een schriftelijke enquête. De beste benadering is om via de contactpersonen van de broedplaatsen de bewoners te informeren over het onderzoek en hen te motiveren om deel te nemen. Daarna worden de te interviewen personen individueel benaderd met een email waarin hen wordt gevraagd mee te doen en waarin wordt aangekondigd dat ze gebeld gaan worden. Vervolgens worden ze telefonisch benaderd voor een korte enquête met een beknopt aantal gesloten en enkele open vragen. Pagina 15
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Nog onduidelijk is om hoeveel te interviewen personen het zal gaan, het totaal aantal bewoners van broedplaatsen is ons nog onbekend. Dit overleggen wij graag met de opdrachtgever. Ad 5. Diepte interviews met sleutelfiguren (maximaal 10) De diepte-interviews zijn bedoeld om zicht te krijgen op de trends in het ruimtegebruik. Ze worden gehouden met personen die vanwege hun plek in de stad en het netwerk zicht hebben hierop. Het gaat in deze gesprekken niet alleen om de ruimtevragers, maar ook om partijen die zich aan de ‘aanbodzijde’ bevinden, zoals woningbouwcorporaties en culturele projectontwikkelaars, alsmede bemiddelaars. Ad 6. Focus sessies Uit de interviews kwamen drie thema’s naar voren die centraal staan in een focussessie: • Zicht op en waardering van huidig en toekomstig gebruik van broedplaatsen. In deze sessie worden de resultaten van de interviews en telefonisch enquête besproken met nader te selecteren sleutelfiguren. Het gaat vooral om feitelijk gebruik van ruimten, faciliteiten etc. en om groepen/disciplines die ‘buiten de boot vallen’ omdat ze blijkbaar moeilijk aan geschikte ruimte kunnen komen. • Ruimte voor starters: in een sessie met vertegenwoordigers uit het onderwijs en organisaties, die zich bezighouden met starters/alumni, wordt besproken wat de mogelijkheden voor starters zijn in de broedplaatsen op grond van de informatie. • Ruimte voor doorgroei/kwaliteit: met vertegenwoordigers van brancheorganisaties, platforms en ‘topopleidingen’ wordt bezien of er in de broedplaatsen in Amsterdam en regio voldoende ruimte is voor doorgroei van talent en vestiging/vasthouden van kwalitatief goede kunstenaars en creatieven. Ad 7. Na het opstellen van de concept monitor wordt deze besproken met de opdrachtgever en definitief gemaakt De vraagmonitor kan zo worden opgezet dat deze te herhalen is. De vragenlijsten die worden gebruikt kunnen in een vervolgonderzoek wederom benut worden; het databestand met gegevens kan door betrokkenen worden geactualiseerd.
Pagina 16
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Geraadpleegde literatuur
Arnoldus, M. (2004). Creatieve rommelzones. Broedplaatsen in Amsterdam en Munchen. In: Agora, jaargang 20 (2004), nr.1. Boer, de L., I. de Groot & R. de Vries (2006). De invloed van het Broedplaatsenbeleid op SMART Project Space. Cultuursociologie Researchproject UvA. ETIN (2003) Het creatief DNA van Eindhoven. Tilburg/Eindhoven: ETIN adviseurs/ Stichting ALICE. Manshanden (2004). De waarde van de creatieve industrie, In: ESB Marlet, G. en C. van Woerkens (2004). Atlas voor gemeenten. Utrecht: Stichting Atlas voor gemeenten. Marlet, G. en C. van Woerkens (2004). Het economisch belang van de creatieve klasse, In: ESB Manshanden W.J.J., O. Raspe en P.Rutten, (2004). De waarde van creatieve industrie, In: ESB Rutten, P. / IJdens, Jacobs en Knol (2005). Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie. In: ESB Wendy Jenje – Heijdel en Daniëlle ter Haar (2007). Kunstenaars in Nederland Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Pagina 17
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Bijlagen
Pagina 18
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Bijlage 1 Overzicht geïnterviewde personen
Bestaande broedplaatsen • • • •
Urban Resort - Jaap Draaisma De Stichting Wonen Werken Kunstenaars - Sjaak Veenboer Netwerk Broedplaatsen Amsterdam - Arco Leusink Stichting Kinetisch Noord, NDSM-werf – Roel de Jong
Opleidingen • •
AHK – Leo Vroegindeweij en Wietske de Man Sandberg Instituut – Jos Houweling
Brancheorganisaties • •
Kunstenaars en Co – Ernst Houdkamp HTNK – Mariette Hoitink (Matthijs Boelee van de Arnhemse modeopleiding verwees ons door naar mevrouw Hoitink)
Overige sleutelfiguren • • • •
Pagina 19
Amsterdam Creativity Exchange - Peik Suyling De Cultuurfabriek - Egbert Franssen FanU – Amir van Rooijen Amsterdam Topstad - Lucas Hendricks
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Bijlage 2 Reglement CAWA
Voordracht van een (broedplaats)groep voor een (woon)werkpand. Een groep komt in aanmerking voor een nieuw (woon)werkpand of voor de vernieuwing van een huurcontract van een (woon)werkpand, als de groep tenminste voldoet aan de volgende voorwaarden: 1. De (broedplaats)groep heeft een visie op schrift gezet waarin wordt aangegeven op welke wijze de groep bijdraagt aan het culturele of creatieve klimaat van de wijk of de stad. Daarbij is sprake van de volgende kenmerken (waarbij het accent kan verschillen): Autonomie: Het pand kent zelfbeheer en zelfbestuur door de (bewoners en) gebruikers. Zelfbeheer is een keuze voor autonomie en flexibiliteit, maar evenzeer een sociaal experiment dat zich voortdurend ontwikkelt. Daarmee is het op zich al een bijdrage aan de sociaal-culturele dynamiek van de stad. Collectiviteit: Er is interne democratie. Het beheer, het onderhoud en de onderlinge interactie zijn bij uitstek een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het project als geheel. Er is een actief beleid om de sociale cohesie te bevorderen en in stand te houden. Onderlinge hulpverlening is de norm en niet de uitzondering. Het collectief is gericht op duurzaamheid én flexibiliteit van het pand, de sociale structuur en alles wat daarbinnen gebeurt. Functiemenging: Het gebruik is divers. (Wonen), werken en publieksfuncties zijn gemengd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen kunstenaars en andere ambachtelijke bedrijvigheid. Evenmin bestaat er een principieel onderscheid tussen de culturele en de sociaal-politieke dimensie, voorzover ze al niet samengaan. Er is ook diversiteit (in woonvormen,) in bedrijfsvoering en in vormen van arbeid. Bedrijvigheid is in principe kleinschalig. Solidariteit: De bewoners en gebruikers zijn erop uit om connecties aan te gaan met elkaar en met de buitenwereld. Ze zijn initiërend in het leggen van contacten en het aangaan van samenwerkingsverbanden binnen hun eigen werkveld, en daarbuiten. Het pand is belangrijk voor minderheidsgroepen in het algemeen en voor de stedelijke subcultuur in het bijzonder. Het speelt een rol in de eigen buurt, en maakt deel uit van stedelijke en landelijke netwerken. Sociale bewogenheid is een constante factor, bij de individuele bewoners en gebruikers, en bij het pand als collectief. Toegankelijkheid: De bewoners/gebruikers streven naar toegankelijkheid, zowel voor producenten als voor consumenten. Betaalbaarheid is daarbij een cruciale factor. Niet alleen als randvoorwaarde, maar ook omdat het ruimte schept voor solidariteit. En voor experimenten en vernieuwing. Openbaarheid en het streven naar openheid zijn essentieel 2. De groep heeft een rechtspersoon opgericht. 3. In de statuten is geregeld hoe de toewijzing van leegkomende ruimten plaatsvindt. In de statuten is tevens een doelstelling opgenomen die strookt met de visie. 4. Er is (in het geval van nieuwe panden) een deugdelijk financieel onderbouwd exploitatieplan. 5. Tenminste 40% van de verhuurbare vloeroppervlakte is in gebruik bij kunstenaars - in de zin van dit reglement van de CAWA - voor wie de productie van kunst en cultuur de hoofdactiviteit is in hun bestaan.
Pagina 20
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
6. Het overige deel van het gehuurde biedt in hoofdzaak werkruimte aan degenen die een actieve bijdrage leveren aan de realisering van de doelstelling van de huurder. 7. Het bestuur van de rechtspersoon ziet er actief op toe dat aan bovengenoemde voorwaarden 5. en 6. wordt voldaan. Als meerdere groepen zich aanmelden voor één (nieuw) pand en zij voldoen allen aan de bovengenoemde voorwaarden, dan kiest de commissie welke groep zij voordraagt. Zij doet dat op grond van aanvullende voorwaarden die aan alle solliciterende groepen worden kenbaar gemaakt, zodat deze groepen er in hun motivatie rekening mee kunnen houden. De voordracht van de commissie wordt met redenen omkleed en toegezonden aan alle groepen die hebben gesolliciteerd. Periodieke toetsing De Commissie toetst elke drie jaar aan de hand van een schriftelijke rapportage of een groep/rechtspersoon in een pand nog voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een woonwerkpand.
Pagina 21
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Bijlage 3 Afbakening van de kunstenaarsberoepen
Onderzoek voor Kunstenaar&Co uit 2007 door MCB/CBS Voor de afbakening van de kunstenaarsberoepen is gebruik gemaakt van de Standaard Beroepenclassificatie 1992 (SBC) van het CBS. In de SBC worden beroepen ingedeeld op basis van de volgende criteria: • het niveau van de benodigde bekwaamheden (elementair, lager, middelbaar, hoger en wetenschappelijk) • de richting van de benodigde bekwaamheden (bijvoorbeeld: grafisch, landbouwkundig, bouwkundig, taalkundig, kunstzinnig) • de werksoorten (bijvoorbeeld: schrijven, redigeren, vertalen; ontwerpen, construeren; acteren, regisseren; dansen; zingen; musiceren, dirigeren, componeren; beeldende kunst beoefenen) Uit de Standaard Beroepenclassificatie (SBC) zijn alle beroepen geselecteerd die geheel of gedeeltelijk als kunstenaarsberoep kunnen worden gekenmerkt. Daarna is in overleg met Kunstenaars&CO voor alle beroepen uit deze lijst bepaald of deze beroepen wel of niet tot de kunstenaarsberoepen horen. Een belangrijk criterium voor een kunstenaarsberoep is of de persoon autonoom artistiek te werk kan gaan in zijn beroep. Het merendeel van de kunstenaarsberoepen hebben een hoger of wetenschappelijk niveau. Bij het afnemen van de EBB worden beroepen van respondenten die niet ingedeeld kunnen worden bij één van de beroepscodes van de SBC ingedeeld in een restcategorie horend bij een bepaalde richting. Om ook personen in een nieuw kunstberoep mee te nemen in het onderzoek (die nog niet voorkomen in de classificatie) en personen met een beroep die niet goed te classificeren zijn, hebben we de restgroep bij de richting ‘754: hogere kunstzinnige beroepen’ meegenomen, evenredig aan het aantal personen met een kunstberoep in deze richting. Tabel 1
Pagina 22
Beroepen waarin kunstenaars werken per discipline Discipline Beeldende kunst
Beroep (portret)fotograaf kunstzinnig, Beeldend kunstenaar
Vormgeving & bouwkunst
Boekillustrator, sneltekenaar; decor-, reclame-, grafisch ontwerper (middelbaar) Tuin- en landschapsarchitect (hoger) Museummedewerker presentaties; mode-ontwerper; decor-, reclame-, grafisch ontwerper (hoger) Tuin- en landschapsarchitect (wetens) Stedebouwkundige; architect, bouwkundig ontwerper-constructeur (wetens) Industrieel vormgever, industrieel ontwerper
Dans & theater
Circusartiest Choreograaf Acteur, cabaretier, variété-artiest, zanger opera, operette, revue, musical Balletdanser, ballroomdanser Regisseur toneel, film
Muziek
Diskjockey Zanger (excl opera, operette, revue, musical), koordirigent Instrumentalist, componist, dirigent (excl koor), songwriter
Taal & overig
Auteur, scenarioschrijver, tolk, vertaler Filmer, cineast Overige kunstberoepen
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Tabel 2
Tabel 3
Afbakening van kunstenaarsopleidingen Discipline Kunstopleidingen
Opleiding Leraren beeldende vorming algemeen Kunst en expressie, overig Beeldende kunst algemeen Fotografie, film, video Beeldende kunst overig Grafisch ontwerpen Web en multimediadesign Modeontwerpen Theater Muziek Kunst, audiovisueel met techniek
Creative Industry opleidingen
Bouwkundige architectuur, stedenbouw Binnenhuisarchitectuur Industriële vormgeving Landschapsarchitectuur
Werkzame kunstenaars Nederland in Amsterdam en omgeving Kunstenaars
X 1000 Noord Holland 28,6 Groot Amsterdam 20,5 Nederland 95,6
Pagina 23
Werkzame personen X 1000 1384 772 7832
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
Kunstenaars Werkzame t.o.v. Nederland personen t.o.v. Nederland % % 30 18 21 10 -
Kunstenaars t.o.v. werkzame personen % 2,1 2,7 1,2
DSP - groep
Bijlage 4 Afbakening creatieve industrie
Afbakening creatieve industrie in onderzoek ETIN Tussen haakjes zijn de SBI-codes van het CBS weergegeven uit het onderzoek dat in 2003 werd uitgevoerd.
Ambachten • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Weven van textiel (172) Vervaardiging van textielwaren (174) Vervaardiging vloerkleden en tapijten (1751) Gebreide en gehaakte stoffen (176) Vervaardiging van gebreide en gehaakte artikelen (177) Vervaardiging van kleding (18) Vervaardiging van lederwaren (192) Vervaardiging van schoeisel (193) Holglas (2613) Huishoudelijk en sieraardewerk (2621) Uurwerken (335) Sierraden (362) Muziekinstrumenten (363) Meubels (3611) Bedrijfsmeubels (36122) Keukenmeubels (3613) Overige meubels (3614) Producten beton, cement, gips (2666) Natuursteenbewerking (2670) Detailhandel muziekinstrumenten (52457) Groothandel in muziekinstrumenten (51478) Detailhandel juweliersartikelen en uurwerken (52483) Groothandel in juweliersartikelen en uurwerken (51476) Organiseren van beurzen, tentoonstellingen en braderieën (74842)
Architectuur • • •
Architecten en technische ontwerp en adviesbureaus voor b&u (74201) Technisch ontwerp en advies (74202) Monumentenzorg (92523)
Beeldende kunst en antiek • • • • • • • • Pagina 24
Beoefening scheppende kunst (92313) Kunstuitleen (92512) Kunsthandel (92521) Veiling kunst en antiek (74844) Musea (92522) Steunfondsen (91332) Vriendenkringen op het gebied van cultuur en kunstbevordering (91333) Overkoepelende organen (91334)
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
• • • • •
Kunstgalerieën en –expositieruimten (92521) Detailhandel in schilderijen, lijsten, prenten, etc. (52484) VVV’s Organiseren van beurzen, tentoonstellingen en braderieën (74842) Detailhandel antiek (52501)
Aanvullingen • Groothandel antiquiteiten
Fotografie, film en video • • • • • • • • • • •
Fotografie (74811) Persfotografen (9240) Groothandel overige non-food (o.a. antiquiteiten) (51487) Ondersteunende activiteiten t.b.v. productie (video)films (92112) Acteurs en regisseurs (9231) Film en videostudio’s (92323) Vervaardiging foto- en filmapparatuur (334) Producenten van (video)films (92111) Distributie (video)films (9212) Videotheken (71401) Vertoning van films (9213)
Aanvullingen: • Impresariaten
Schrijven en uitgeven • • • • • • • • • • • • • •
Pers- en nieuwsbureau, journalisten (924) Drukkerijen boeken (22221) Drukkerijen tijdschriften (22222) Drukkerijen dagbladen (2221) Grafische afwerking (2223) Grafische reproductie en zetten (2224) Overige activiteiten verwant aan drukkerijen (2225) Uitgever boeken (2211) Uitgever tijdschriften (2212) Uitgever dagbladen (2213) Groothandel in boeken (51484) Detailhandel in boeken, tijdschriften en kranten (52471) Openbare bibliotheken (92511) Culturele uitleencentra (92513)
Aanvullingen: • Vertalers
Televisie en radio • • • • Pagina 25
Ondersteunende activiteiten t.b.v. radio en televisie (92203) Omroeporganisaties (92201) Producenten van radio- en televisieproducties (92202) Telecommunicatie (kabelbedrijven) (6420)
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Muziek • • • • • • • • • • • • • •
Beoefening van podiumkunsten (92311) Groothandel in geluids- en beelddragers (51433) Vervaardiging informatiedragers (2465) Vervaardiging muziekinstrumenten (363) Reparatie en stemmen muziekinstrumenten (5274) Uitgeverijen van geluidsopnamen (2214) Overige drukkerijen (waaronder bladmuziek) (22226) Reproductie van geluidsopnamen (2231) Detailhandel geluidsdragers (52453) Concertgebouwen (92321) Evenementenhallen (92322) Steunfondsen (91332) Vriendenkringen op het gebied van cultuur en kunstbevordering (91333) Overkoepelende organen (91334)
Aanvullingen: • Artiesten • Gezelschappen • Drukkerijen van bladmuziek • Cafés met podiumfunctie • Muziekleraren • Muziekscholen
Podiumkunsten • • • • • • • • • • •
Beoefening van podiumkunsten (92311) Overig amusement (92343) Producenten podiumkunsten (92312) Theaters, schouwburgen (92321) Evenementenhallen (92322) Dienstverlening t.b.v. kunstbeoefening (92323) Dansscholen (92341) Overige kunstzinnige vorming van amateurs (92342) Steunfondsen (91332) Vriendenkringen op het gebied van cultuur en kunstbevordering (91333) Overkoepelende organen (91334)
Aanvullingen: • Artiesten • Gezelschappen • Toneelkappers en –grimeurs • Theatervormgevers • Cafés met podiumfunctie
Reclame • • •
Pagina 26
Reclame (ontwerp) adviesbureaus (74401) Drukkerijen van reclame (22223) Overige reclamediensten (74402)
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep
Vormgeving • •
Overige technische ontwerp-, teken- en adviesbureaus (74208) Interieur en modeontwerpers (74845)
Aanvullingen: • Vormgevers • Computer aided design • Grafisch ontwerp
(Leisure)Software • • •
Systeemontwikkeling en programmeerdiensten (722) Adviesbureaus op het gebied van automatisering (72102) Overige dienstverlening op het gebied van automatisering (7260)
Aanvullingen: • Internetdiensten • Softwarehouses • Computergraphics
Pagina 27
Vraagmonitor Broedplaatsen Amsterdam
DSP - groep