Vraag 52
Eén, twee of meer?
Herhaling: het zelfstandig naamwoord
Er waren eens … drie biggetjes, zeven dwergen, twee rode schoentjes, zes zwanen, zeven geitjes, drie musketiers … Vanaf het moment dat je meer dan een van iets hebt, kun je een meervoudsvorm gebruiken. In deze les herhaal je de spelling van het meervoud van zelfstandige naamwoorden.
1 Opwarmertje 2 Hoe schrijf je het meervoud? 3 Aan de slag!
1 Opwarmertje Opdracht 1
Bekijk de cartoon en beantwoord de vragen.
Uit: DirkJan © Mark Retera / ComicHouse.nl
1
Wie zijn de zenders in deze cartoon?
DirkJan (als leraar), de directeur (of een collega van DirkJan), Frankie Sandersen (een leerling) 2
Bekijk de eerste zin uit de cartoon: Ik heb de leerlingen gefouilleerd. a Markeer het onderwerp. b Is het een zin met een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde? Een wwg Onderstreep alle delen ervan. c Welke functie vervult het zinsdeel dat overblijft? de leerlingen = lijdend voorwerp
Vraag 52 - Eén, twee of meer?
379 37
d Herschrijf de zin en verander het getal van het lijdend voorwerp.
Ik heb de leerling gefouilleerd. e Welk woord heb je aangepast? Tot welke woordsoort behoort het?
leerling = zelfstandig naamwoord f Hoe vorm je het meervoud van dat woord?
Je voegt er -en bij (Je schrijft wat je hoort). 3
Bekijk ook de tweede zin uit de cartoon. Iedereen droeg wapens. a Markeer het onderwerp. b Is het een zin met een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde? Een wwg Onderstreep alle delen ervan. c Welke functie vervult het zinsdeel dat overblijft? wapens = lijdend voorwerp d Herschrijf de zin en verander het getal van het lijdend voorwerp.
Iedereen droeg een wapen. e Welk woord heb je aangepast? Tot welke woordsoort behoort het?
wapen = zelfstandig naamwoord f Hoe vorm je het meervoud van dat woord?
Je voegt er -s bij (Je schrijft wat je hoort). 4
Zoek in het tweede plaatje de zelfstandige naamwoorden (geen eigennamen) en noteer ze hier.
voorbeeld, rest Verander ze van getal. Wat valt je op?
voorbeeld Æ voorbeelden rest Æ Dat woord kun je niet in het meervoud zetten. 5
Welke eigenschap hebben de meeste zelfstandige naamwoorden?
Je kunt ze in het meervoud zetten. 6
Ga even terug naar de zinnen uit het eerste plaatje. a Schrijf de eerste twee zinnen in het meervoud.
We hebben de leerlingen gefouilleerd. Alle leerlingen droegen wapens! b Welke zinsdelen veranderen?
onderwerp en wwg (pv)
380 0
Deel 7
2 Hoe schrijf je het meervoud? Opdracht 2 Bekijk de teksten en beantwoord de vragen.
1
Welk teksttype herken je?
Het zijn reclameadvertenties. 2
Wie is de zender van deze teksten? Wat weet je over deze organisatie?
Greenpeace – Het is een internationale milieuorganisatie die met geweldloze acties grote milieuproblemen onder de aandacht brengt bij politici en burgers. 3
Wat is het schrijfdoel van dergelijke teksten?
De mensen bewust maken van milieuproblemen en hen aansporen om hun gedrag te veranderen, dus informeren/overtuigen. 4
Tot welke tekstsoort behoren ze?
Het zijn informatieve/overtuigende teksten. 5
Noteer de zelfstandige naamwoorden uit de advertenties en zet ze in het meervoud. Zn in enk
Zn in mv
stel
stellen
woonruimte
woonruimtes
dag
dagen
stroom
stromen
klimaat
klimaten
energie
energieën
Vraag 52 - Eén, twee of meer?
381 38
6
Bekijk het algoritme over verenkelen en verdubbelen.
stellen
dagen, stromen, klimaten
woonruimtes 7
Schrijf het meervoud van de zelfstandige naamwoorden uit de advertenties op de juiste plaats.
8
Welke meervoudsvorm kun je in het schema niet kwijt? Leg uit.
Energieën: je hoort de meervoudsvorm (energie+en), maar de schrijfwijze geeft een probleem omdat het enkelvoud al eindigt op -ie. Opdracht 3 Voor sommige meervoudsvormen kun je je niet behelpen met het algoritme. Daarvoor moet je enkele 1
regeltjes kennen, die vind je in het vademecum. Beschrijf telkens wat er gebeurt in de oefeningen. Schrijf het meervoud van deze zelfstandige naamwoorden: kaas
kazen
duif
duiven
octaaf
octaven
maar paus
pausen
kers
kersen
kous
kousen
filosoof
filosofen
Meestal veranderen de eindmedeklinkers -s en -f in -z en -v, behalve in bepaalde gevallen en in woorden met Griekse delen.
Woordverklaring
382
Deel 7
een bepaalde algoritme = set regels in op te lossen em ble pro volgorde om een
2
Schrijf het meervoud van deze zelfstandige naamwoorden: zee
zeeën
orchidee
orchideeën
ree
reeën
Woorden die eindigen op -ee schrijf je in het meervoud met -eeën. Bv. tweeën.
melodie
melodieën
bacterie
bacteriën
lelie
leliën of lelies
Woorden die eindigen op een beklemtoonde -ie schrijf je in het meervoud met -ieën. Bv. categorieën. Woorden die eindigen op een niet-beklemtoonde -ie schrijf je in het meervoud met -iën of soms met -s. Bv. traliën of tralies.
3
Noteer het meervoud van deze woorden: ski
ski’s
auto
auto’s
oma
oma’s
paraplu
paraplu’s
baby
baby’s
a Waarom schrijf je het meervoud zo?
Als je de -s aan het woord schrijft, dan krijg je een verkeerde uitspraak. Bv. bij oma klinkt de eindklank lang, maar als je in het mv de -s aan het woord vast schrijft, dan moet je die klank kort uitspreken. Om de juiste uitspraak te behouden, gebruik je een apostrof. maar lente
lentes
logé
logés
bureau
bureaus
jockey
jockeys
cowboy
cowboys
Vraag 52 - Eén, twee of meer?
383 38
b Waarom is een apostrof niet nodig bij deze meervoudsvormen?
Je kunt het woord niet verkeerd uitspreken, dus is een apostrof overbodig. Je mag de -s aan het woord schrijven.
Woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y (na een medeklinker) krijgen -’s als meervoudsvorm om een verkeerde uitspraak te voorkomen. Bv. agenda’s. Als er geen verkeerde uitspraak mogelijk is, schrijf je de -s aan het woord. Bv. dictees, cadeaus, cowboys.
4
Schrijf het meervoud van deze letterwoorden: gsm
gsm’s
pc
pc’s
ufo
ufo’s
tgv
tgv’s
maar s
s’en
sms
sms’en
Leg uit waarom de meervoudsvorm van 's' en 'sms' afwijkt van de meervoudsvorm van bv. 'gsm' of 'pc.'
Letterwoorden krijgen als meervoudsvorm een -’s, behalve als ze al eindigen op een sisklank. In dat geval moet je -’en gebruiken.
Letterwoorden krijgen -’s als meervoudsvorm, behalve als ze eindigen op een s-klank.
tip p
384 4
Bij twijfel kun je het Groene Boekje raadplegen. Ook de website www.woordenlijst.org kan je helpen.
Deel 7
3 Aan de slag! Opdracht 4 Een herhalingsopdracht vind je op www.knooppunt.net.
Opdracht 5
Schrijf de onderstreepte woorden in het meervoud. Noteer enkel de meervoudsvormen. 1 Op het ritme van de exotische salsa en de Argentijnse tango danste mijn neef op die zomeravond.
ritmes, salsa’s, tango’s, neven, zomeravonden
dansten
2 In het naburige café werd druk gepraat over de razzia die de politie hield in de druk bezochte dancing.
cafés, razzia’s, dancings 3 Die dvd vind je bij het thema ‘oorlog’.
dvd’s, thema’s, oorlogen 4 De zangeres zong een Afrikaanse melodie.
zangeressen, melodieën
zongen
5 De prachtige moskee was het decor van een tragedie, toen de actrice er bezweek aan een hartaanval.
moskeeën, decors, tragedies, actrices, hartaanvallen
waren/bezweken
6 Die professor kweekt een rat, een muis en een sprinkhaan in zijn laboratorium.
professoren, ratten, muizen, sprinkhanen, laboratoria
kweken
7 In de taxi kreeg hij plotseling een geweldig idee: hij zou een boek schrijven over een pygmee.
taxi’s, ideeën, boeken, pygmeeën Onderzoek ook de persoonsvormen in de veranderende zinnen 1, 4, 5 en 6. Noteer ze rechts op de antwoordregel.
Opdracht 6 Vul het kruiswoordraadsel in met meervoudsvormen. De 'ij' schrijf je in twee vakjes. Horizontaal
Verticaal
3 amfibieën die wratten op hun huid hebben 4 toestellen waarin je spreekt zodat je stemgeluid versterkt wordt 6 toegangskaarten 9 geschreven berichten die je verstuurt met de post 10 huizen van bewaring 12 metalen staven bedoeld als afsluiting 14 misdadigers
1 2 3 5 7 8
vrouwelijke paarden werklui op een schip zaken die je kunt winnen producten van kippen luie mensen verslagen van gebeurtenissen voor radio of televisie 11 oudheidkundigen 13 wezens uit de hemel
Woordverklaring dwergvolk, pygmee = mens van een ika hoofdzakelijk uit Afr
Vraag 52 - Eén, twee of meer?
385 38
4
M
1
2
M
M
E
A
R
T
R
R
I
C
R
O
N
E
N
6
T
I
z
I
8
J
L
S
E
E
R
Z
N
E
9
B
11
V
A
N
G
E
N
I
S
S
E
R
A
D
D
E
N
C
K
E
T
S
R
5
F
P
E
I G
3
7
U
10
O
3
I
E
E
P
N
O
V
E
N
N
R
R
R
I
C
K
H
A
N
E
E
G
G
N
O
12
14
L
B
O
T
E
13
R
V
A
E
L
I
N
S
E S/N
E L
O
E
G
N
E N Opdracht 7
Je buur vertelt je wat er allemaal in zijn/haar schooltas (of brooddoos, handtas, rugzak, gymzak, etui, make-uptasje …) zit. Jij noteert alles, maar wel in het meervoud. Daarna controleer je de schrijfwijze van de meervoudsvormen, eerst individueel, daarna samen met je buur. Dan keer je de rollen om.
Wat moet je kennen?
Wat moet je kunnen?
Je kent de spellingregels voor meervoudsvorming bij zelfstandige naamwoorden.
Je kunt de spellingregels voor meervoudsvorming bij zelfstandige naamwoorden correct toepassen.
Je kent het algoritme voor verenkelen of verdubbelen.
Je kunt het algoritme voor verenkelen of verdubbelen correct gebruiken. Je kunt de zin aanpassen als het onderwerp van getal verandert.
386 6
Deel 7