Hoofdstuk 6 uit: Werken aan openheid en samenhang. Een nadere verkenning van culturele en maatschappelijke vorming. Marcel Spierts (redactie) Elsevier, 2000 ISBN: 90 3522 244 X Trefwoorden: culturele diversiteit, integratie, multiculturaliteit
VORMEN VAN MODERNITEIT: CMV EN CULTURELE OPENHEID Jos van der Lans
1.
Moderne beweeglijkheid
In zijn intrigerende roman De reis van de lege flessen (1997) vertelt Kader Abdollah het verhaal van twee mensen, de vluchteling Bolfazl en zijn homobuurman René. Ze wonen in een gewone straat ergens in een doorsnee Nederlandse stad aan een rivier en beiden zijn niet op hun plek, maar er wel wanhopig naar op zoek. Bolfazl wil in Nederland ‘aankomen’, maar wordt – naarmate hij daar beter in slaagt – meer en meer gegrepen door de verhalen uit zijn Iraans verleden. Zijn buurman René wil juist ‘vertrekken’, loskomen uit zijn ambivalenties, maar slaagt er niet in om ergens aan te komen. Uiteindelijk overleeft Bolfazl en stort René in. Abdollah geeft de lezer in zijn boek, dat uitblinkt door een bijna kinderlijk eenvoudige schrijfstijl, les in de complexiteit van de moderne tijd. Moderne levens staan niet meer vast, maar zijn voor velen een kwestie van aankomen en vertrekken geworden. Abdollah spreekt in dat opzicht consequent over ‘verplaatsingen’. Steeds vaker worden mensen in hun leven verleid om hun levensomstandigheden te ‘doordenken’, er vragen over te stellen en er keuzen in te maken. Geijkte paden zijn er niet meer. Achterover leunen is er niet bij. Twijfel ligt op de loer en uitdagingen komen elke dag weer opnieuw voorbij. De psychologie van het moderne bestaan is veeleisend en het is bepaald geen geringe opgave om daarbinnen je eigen weg te vinden en een coherente koers te varen. Met name voor migranten is de westerse werkelijkheid een harde leerschool. Hun identiteit wordt, net als die van Bolfazl, verscheurd en hun mogelijkheden om dat probleem op te lossen zijn lang niet altijd gemakkelijk. Maar daarin staan zij niet alleen. In feite is dat precies wat steeds meer autochtone Nederlanders overkomt, ook die zijn sinds het wegvallen van alle vertrouwde collectieve en ideologische betekenissystemen steeds meer door identiteitsonzekerheid en onrust aangestoken.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 1
Zie de tragische figuur van René in Abdollah’s boek, die er uiteindelijk aan ten onder gaat. Niet vast Abdollah’s Reis van de lege flessen zou voor elke CMV’er verplichte literatuur moeten zijn. Tegen het decor van een steeds complexer wordende individuele identiteitsvorming – het centrale thema uit Abdollah’s boek – krijgt de CMV’er immers te maken met een samenleving, met individuen en sociale verbanden die in de greep van de moderne tijd terecht zijn gekomen. Abdollah’s boek biedt in al zijn eenvoud een verhelderend inzicht in de tegenstrijdige psychologische en culturele uitwerking die dat op individuen kan hebben en maakt tegelijk duidelijk dat er voor de problemen die dat oplevert geen vastliggende antwoorden en remedies meer zijn. Daarmee is tevens de intentie van dit hoofdstuk omschreven. Het beoogt de CMV’er en de organisatorische verbanden waarbinnen hij opereert inzicht te bieden in hedendaagse maatschappelijke veranderingen, die steeds nadrukkelijker de werkzaamheden zullen gaan inkleuren. Met starre concepten en een statische gereedschapkist zullen CMV’ers steeds minder uit de voeten kunnen. Wat ze nodig hebben, is een dynamisch denkperspectief dat hen in staat stelt om in de beweeglijke werkelijkheid te opereren. In dit hoofdstuk wordt gepoogd om de contouren te schetsen van zo’n gedynamiseerde beroepsoriëntatie. Vertrekpunt vormen de drie doelstellingen van Culturele en Maatschappelijke Vorming, zoals ze in de handboeken terug te vinden zijn (zie bijvoorbeeld Spierts red. 1998 en De Waal 1998). CMV’ers willen, volgens deze doelstellingen, op drie niveaus iets bereiken: • individueel (‘persoonlijke ontwikkeling’), • sociaal (‘participatie’) • maatschappelijk (‘maatschappelijke waarden’). Van elk van deze drie niveaus wordt in het eerste deel van dit hoofdstuk (paragraaf 2 tot en met 4) de dynamiek geschetst. In het tweede deel (paragraaf 5 tot en met 8) wordt vervolgens geprobeerd de lijnen bij elkaar te brengen en de consequenties voor CMV op een rijtje te zetten. Vooraf passen nog twee waarschuwingen: → Het is verstandig om deze tekst niet te lezen als een weergave van beproefde kennis over CMV. Het is eerder een zoektocht om daaraan te ontsnappen. Het is een poging om recht te doen aan de totaal nieuwe culturele omstandigheden waarmee CMV te maken zal krijgen en woorden en gedachten te vinden die kunnen helpen om die nieuwe werkelijkheid inzichtelijk te maken. Zo’n poging is in veel opzichten een riskant experiment: pasklare betekenissen en begrippen zijn immers niet voorhanden. Soms ontbreken zelfs hele concrete voorbeelden en bedient het denken zich nog van abstracte formuleringen. Dat is gezien de stand van zaken in het nadenken over nieuwe vormen van moderniteit onvermijdelijk. Discussie onder CMV’ers moet deze analyse dichter bij de praktijk brengen. Dit hoofdstuk wil vooral een aanzet tot zo’n discussie zijn. → In de tekst wordt geregeld de cmv-er aangesproken. Daarbij kan het soms lijken alsof hij (of zij) in zijn eentje de hedendaagse samenleving scherp in het vizier moet zien te krijgen. In werkelijkheid werkt een cmv-er natuurlijk niet als een solist, maar maken zijn werkzaamheden deel uit van een grotere organisatie, die in veel gevallen door financieringsstromen weer ingebed is in een omvattender, vaak lokaal, vastgesteld beleid. Dat betekent dat cmv-ers niet los van hun institutioneel-organisatorische context inhoud kunnen geven aan hun werk. Zij Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 2
moeten rekening houden met prioriteiten en aandachtspunten die door derden worden aangedragen. Om in deze institutionele context een duidelijke inbreng te hebben is het goed dat cmv-professionals een helder beeld hebben van de functies die hun werkzaamheden in de moderne samenleving hebben. Dat is niet een beeld dat zij voor zichzelf moeten creëren, maar dat in hun professionele context en in discussie met hun collega's tot stand gebracht moet worden en dat door hun werkorganisatie wordt uitgedragen. De opmerkingen die in het navolgende worden gemaakt moeten daarom ook gelezen worden als handreikingen voor zo'n collegiale, institutionele discussie. 2.
Individueel: toenemende zelfreflexie
In het CMV-gedachtegoed staat ‘persoonlijke ontwikkeling’ als doelstelling hoog in het vaandel. CMV ondersteunt mensen om verder te komen in hun leven, ze moeten er in enigerlei opzicht ‘wijzer’ van worden. Dat is een nobele doelstelling, maar wat moeten we ons er in een geïndividualiseerde samenleving precies bij voorstellen? Wat zijn dat voor moderne individuen waar de CMV’er en zijn organisatie mee te maken krijgt. In elk geval zijn deze individuen steeds minder ‘groepsproducten’. In de loop van de twintigste eeuw zijn mensen steeds meer los gekomen van oude collectiviteiten als klassen, standen en sociale groepen. Ze zijn zichzelf meer en meer gaan ervaren als unieke individuen, met een eigen levensontwerp en een eigen verantwoordelijkheid die ze waar moeten maken. Zo verwacht men ook dat ze zich gedragen: als zelfbepalende, zelfreflecterende individuen. Maar dat alles is een norm, een verwachtingspatroon, een nastrevenswaardig zelfbeeld waarin moderne burgers zich graag koesteren. In werkelijkheid maken mensen niet hun omstandigheden, maar vallen zij er voor een belangrijk gedeelte mee samen en niet zelden worden ze erdoor gemaakt. Hoe mensen zich erdoorheen slaan – anders gezegd: hoe mensen voldoen aan de hedendaagse norm van het zelfverantwoordelijk individu – is in veel gevallen een onbestemd proces. Waar de een slaagt, raakt de ander in problemen, terwijl de rollen een paar jaar later omgekeerd kunnen zijn. De omgeving waarbinnen mensen invulling moeten zien te geven aan hun individualiteit heeft zich in de twintigste eeuw namelijk enorm vergroot. Standaardbiografieën bestaan eigenlijk niet meer, moderne levens spelen zich af in veelal wisselende settings, waarin mensen verschillende rollen spelen. Het gezin, de media, het onderwijs, het werk, de woonomgeving, de mobiliteit en de communicatiemogelijkheden bieden mensen zeer uiteenlopende omgevingen waartoe ze zichzelf moeten zien te verhouden en waarin ze de weg moeten weten te vinden. Burgers leggen daarbij de lat voor zichzelf steeds hoger. Vanaf de jaren vijftig zijn we op weg van een gehoorzaamheidsmaatschappij naar een initiatiefmaatschappij. Mensen willen zich kunnen ontwikkelen en zich doen gelden. Dat veronderstelt niet alleen ‘vakkennis’, maar vooral allerlei emotionele, psychologische en sociale vaardigheden die nodig zijn om als individu binnen de dynamiek van een moderne samenleving uit de voeten te kunnen. Wat steeds meer telt, is wie je bent en dan pas wordt wat je kunt interessant. Die ontwikkeling zal zich de komende eeuw doorzetten. De samenleving zal nog meer een reflexieve samenleving worden, die van mensen verwacht dat ze ‘een
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 3
verhaal’ over zichzelf hebben en dat ze als individu voortdurend kunnen schakelen tussen verschillende kennis- en levenssferen. Voor de meeste mensen is dat – zeker ten opzichte van de oude gehoorzaamheidsmaatschappij – een persoonlijke bevrijding, maar voor velen is het in de eerste plaats een opgave. De hoofdpersonen uit Abdollah’s boek zijn in dit opzicht sprekende voorbeelden. René probeert met zijn homoseksualiteit te leven en zijn oude leven achter zich te laten, zonder dat hij greep krijgt op zichzelf en zijn twijfels; Bolfazl probeert zich een nieuw leven eigen te maken, zonder dat hij los kan komen van de ervaring een migrant te zijn. Tegenwicht De CMV’er moet zijn doelstelling om bij te dragen aan ‘persoonlijke ontwikkeling’ inhoud geven tegen die achtergrond van toenemende ‘zelfreflexiviteit’. Duidelijk is daarbij dat CMV niet de plek is waar mensen met de psychologische problemen van deze ‘reflexivisering’ van het bestaan terecht kunnen, daar zijn hulpverleners voor. Maar CMV’ers kunnen wel een rol spelen in het creëren van mogelijkheden om deze vormen van ‘zelfreflexie’ te vergemakkelijken en te stimuleren. CMV moet een stimulerend tegenwicht bieden aan de neiging van mensen, zeker als ze op andere terreinen in een achterstandssituatie terecht zijn gekomen, om zich terug te trekken en af te zonderen. Het risico van de enorme groei van het aantal ervaringsmogelijkheden is namelijk dat grote groepen mensen juist in een ervaringsisolement terecht komen. Dat is waar de institutionele praktijk van CMV alert op zal moeten zijn: waar vastlopen en terugtrekken dreigt, zullen CMV-activiteiten erop gericht moeten zijn mensen in beweging te brengen, hun nieuwsgierigheid te prikkelen en hen in contact te brengen met nieuwe ervaringswerelden. 3.
Sociaal: expansie van culturele ruimte
Het individuele niveau staat uiteraard niet los van het sociale niveau, waar het volgens de CMV-literatuur gaat om het bevorderen van ‘participatie’. Mensen in beweging brengen leidt immers bijna automatisch tot de uitnodiging om in een of ander sociaal verband te participeren. Maar zoals de mogelijkheden van individuen om zich te ontplooien in de twintigste eeuw exponentieel zijn toegenomen, zo zijn ook de mogelijkheden om te participeren enorm gegroeid. Het zijn keerzijden van dezelfde medaille: de groeiende individuele behoefte om zich te doen gelden stuwt het sociale aanbod om te participeren omhoog, terwijl een toenemend aanbod aan mogelijkheden tot participatie stimulerend is voor de behoefte om te participeren. Deelname aan arbeid is nog steeds de belangrijkste vorm van participatie. Werken is met voorsprong de ‘koninklijke weg’ om erbij te horen. ‘Arbeid’, zo staat in de domeinverkenning Educatie, ‘levert niet alleen inkomen, status en contacten op, maar stelt ook eisen aan competenties en persoonlijkheidskenmerken die van grote waarde zijn in het dagelijkse leven: communicatieve vaardigheden, het vermogen tot samenwerking, eigen verantwoordelijkheid, persoonlijk initiatief, flexibiliteit en vindingrijkheid, zelfstandigheid, een kritische blik enzovoorts.’ Niet deelnemen aan de arbeidsmarkt was gedurende bijna de gehele twintigste eeuw aanleiding voor extra zorg en vaak dwingende maatregelen. Werkloosheid was de grootste plaag die een mens kon treffen en politici en beleidsmakers zetten dan ook alles in het werk om mensen aan het werk te krijgen. Voorop stond ‘werk, werk en nog eens werk’,
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 4
zoals dat aan het einde van de eeuw nadrukkelijk tot uiting kwam in het motto van het eerste kabinet-Kok. Maar werken heeft voor Nederlanders in de tweede helft van de eeuw wel een andere betekenis gekregen. Het werd van een onvermijdelijke manier om brood op de plank te krijgen – een noodzakelijk kwaad – tot een vorm van persoonlijke ontplooiing. In het werk moet je het nodige van ‘jezelf’ kwijt kunnen. Die mentale heroriëntatie heeft ermee te maken dat Nederland zich gestaag ontwikkelde van een ambachtelijk-industriële samenleving naar een postindustriële, vooral op dienstverlening en kennisproductie gerichte samenleving. Wat er aan handarbeid uit de Nederlandse economie verdween, kwam er aan hoofdarbeid bij: manufacturing werd mentofacturing. Navenant steeg het opleidingsniveau. Volgde aan het einde van de jaren vijftig nog maar een kleine tien procent van de twintigjarige mannen en 4,5 procent van de twintigjarige vrouwen voltijdonderwijs, begin jaren negentig was dat opgelopen tot respectievelijk 43 en 36 procent. De beschikbaarheid en circulatiesnelheid van kennis is door de spectaculaire groei van het onderwijspeil en de verspreiding van kennis door onder meer de media exponentieel toegenomen. Dat proces werd de laatste tien à vijftien jaar nog eens versneld door de onstuimige ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie. In dezelfde periode ging de welvaart voor het overgrote deel van de bevolking met reuzensprongen omhoog, terwijl de vrije tijd sterk toenam. In dat klimaat van kennis, technologie en materiële voorspoed krijgen tegenwoordig de culturele oriëntaties en aspiraties van mensen inhoud. De aandacht is daarbij verschoven van kwantiteit naar kwaliteit, van materialistisch naar postmaterialistisch, van collectieve volgzaamheid naar persoonlijke zingeving. Dat wordt recentelijk geïllustreerd door de opkomst van het begrip ‘flow’. Dat begrip duidt volgens de domeinverkenning Recreatie op ‘de optimale ervaring tijdens momenten waarop mensen diep geconcentreerd zijn en intens genieten’ en geeft aan dat mensen binnen de sfeer van recreatie steeds intenser op zoek zijn naar kwalitatieve ervaringen. Brede culturele ruimten Al deze veranderingen hebben het culturele klimaat, het doen en laten van mensen niet onberoerd gelaten. Mensen vatten het meedoen aan de samenleving allang niet meer alleen op als participeren op de arbeidsmarkt. Sterker: voor het functioneren in een arbeidsorganisatie zijn allang niet meer beroepsvaardigheden doorslaggevend, maar spelen vaardigheden die buiten het werk worden ontwikkeld een steeds belangrijkere rol. De toenemende verstrengeling van algemene vorming en beroepsvorming, waarop in de domeinverkenning Educatie gewezen werd, illustreert dat. Moderne burgers participeren feitelijk in brede culturele ruimten, waarvan hun werk deel uitmaakt, maar die veel meer aspecten van het bestaan beslaan. De participatie zal alleen maar breder worden voor nieuwe generaties. Die zullen arbeid steeds bewuster willen integreren met andere sferen in deze brede culturele ruimte: opvoeden, studeren, reizen, sporten, cultuur, muziek, kunstbeoefening, meditatie, vrijwilligerswerk. Mensen willen daar ruimte voor hebben, de toenemende behoefte aan deeltijdarbeid is daar een belangrijke indicatie van. Kortom: het moderne bestaan levert een honger op naar steeds nieuwe culturele ervaringen. Mensen zullen die steeds gerichter gaan opzoeken. Nederland kent nu al een zeer levendig cultureel klimaat, zeker als men dat vergelijkt met het omringende buitenland. Niet minder dan zes miljoen Nederlanders zijn actief op enig kunstzinnig terrein; twee miljoen volgen cursussen of zijn lid van een amateurvereniging. Dat zijn grote aantallen, die erop wijzen dat mensen zoeken naar culturele vormen
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 5
waarin ze zichzelf kunnen uiten, waarmee ze expressief kunnen zijn. In het leven van steeds meer burgers is dat iets wat van grote waarde wordt geacht, het hoort bij hun identiteit, bij de manier waarop ze wat van het leven willen maken. Participatie krijgt daardoor steeds meer een bijna ‘mentale’ en culturele dimensie. Mensen willen niet alleen participeren in arbeidsorganisaties, maar zoeken ook naar vormen waarin ze hun ervaringshorizon kunnen verleggen, waarin ze op een culturele en ‘zingevende’ manier inhoud kunnen geven aan hun bestaan. Participatie wordt daarmee in de ruimste zin van het woord culturele participatie, dat wil zeggen: het gaat erom een weg te vinden in de culturele veelvormigheid van een moderne samenleving. Dat betekent dat de brede invulling die CMV van oudsher geeft aan participatie – en waarin ook aandacht is voor participeren in kunst en cultuur, educatie, ontspanning en recreatie – daarmee steeds actueler aan het worden is. Nadat de werksoort lange tijd in de marge van het beleid heeft vertoefd en de politieke aandacht en waardering vaak minimaal was, wordt steeds duidelijker dat CMV een werksoort is die de expertise heeft om mensen te verleiden om zich in cultureel opzicht te manifesteren. Het lijkt erop dat dit ook in politiek opzicht steeds nadrukkelijker onderkend wordt. In de domeinverkenning kunst & cultuur wordt in dat verband bijvoorbeeld gewezen op de jongste cultuurnota’s van staatssecretaris Van der Ploeg. In Cultuur als confrontatie en Ruim baan voor culturele diversiteit wijst hij nadrukkelijk op de rol van CMV en het sociaal-cultureel werk als het gaat om het stimuleren van culturele participatie en het aanjagen van culturele eigenheid en verscheidenheid. Tien jaar geleden zou dat nog ondenkbaar zijn geweest. Cultuur was toen nog iets heel afzonderlijks, iets wat zijn eigen wetmatigheden volgde en in afzondering verkeerde van de rest van de samenleving. 4. Maatschappelijk: een wereld van verschillen Niet toevallig spelen begrippen als ‘confrontatie’ en ‘diversiteit’ een centrale rol in het door Van der Ploeg beoogde cultuurbeleid. De staatssecretaris probeert met behulp van deze begrippen hedendaagse cultuurpolitiek in overeenstemming te brengen met maatschappelijke ontwikkelingen. Dat is een exercitie die voor het derde niveau waarop CMV voor zichzelf een doelstelling ziet weggelegd – het maatschappelijke niveau – niet van belang ontbloot is. Immers, het probleem waar de staatssecretaris zich voor gesteld ziet – namelijk: cultuurpolitiek bedrijven die recht doet aan de maatschappelijke ontwikkelingen – is goed vergelijkbaar met de opgave waar CMV zich voor gesteld ziet: inhoud geven aan vormingsprocessen die passen binnen moderne ontwikkelingen. CMV speelt zich af in een samenleving die in hoge mate lijkt te verbrokkelen. De voorheen relatief homogene samenleving maakt een overgang mee naar een gedifferentieerde en multiculturele samenleving. De meest zichtbare uitdrukking daarvan is de gestage groei van het aantal allochtonen. Nu al telt Nederland ruim anderhalf miljoen leden van etnische minderheden, gedefinieerd als ‘zelf in het buitenland geboren of van wie tenminste een ouder in het buitenland geboren is’, dat wil zeggen inclusief de tweede generatie. Dat is tien procent van de bevolking. Hun aantal zal gestaag toenemen, doordat allochtone vrouwen vooralsnog gemiddeld meer kinderen krijgen dan autochtone vrouwen. In de steden zal deze verschuiving het duidelijkst zichtbaar zijn. In het stedelijke basisonderwijs zal het in de komende eeuw heel gewoon zijn dat meer dan de helft van de leerlingen van allochtone afkomst is.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 6
Overigens zijn het niet alleen de allochtonen die zorgen voor een overgang naar een gedifferentieerde multiculturele samenleving. Ook autochtonen dragen bij aan het proces van culturele diversificatie. De toegenomen welvaart heeft zich in cultureel opzicht vertaald in een toenemende verscheidenheid in levensstijlen, in deelname aan culturele uitingen, in vrijetijdsgebruiken, in consumptiepatronen, in woonvoorkeuren, enzovoort. Verscheidenheid heeft niet alleen greep gekregen op de wijze waarop groepen burgers leven maar, zoals we al eerder zagen, ook op ieders individuele identiteit. Vrouwenemancipatie bijvoorbeeld heeft een eind gemaakt aan een tamelijk uniform vrouwbeeld en standaardrolpatronen en vrouwen gebracht naar de wereld van uiteenlopende, ja zelfs concurrerende identiteiten, waarin vrouwen – overigens net als mannen – hun eigen weg moeten zien te vinden. Daardoor worden verhoudingen in gezinnen, tussen de seksen en tussen de generaties langzaam maar zeker ontdaan van oude vanzelfsprekendheden en ontstaan nieuwe omgangsvormen, die op hun beurt de culturele verscheidenheid weer aanwakkeren. Deze verscheidenheid wordt bovendien in de hand gewerkt door de vergroting van het aanbod aan cultureel ‘materiaal’, zoals beeld, geluid, kleding, drank, drugs, mobiliteit, communicatie en uitgaan. De mogelijkheden om te combineren en te experimenteren nemen voor elke nieuwe generatie weer fors toe. Het aantal opties is overweldigend, het aantal mogelijke keuzen in principe eindeloos. Ieder individu zal zich daartoe moeten verhouden. Omgaan met verschillen De overgang naar een multiculturele samenleving is geen geruisloze. Verschillen tussen groepen cultuurdragers komen pregnanter tegenover elkaar te staan. De kans dat dat tot spanningen leidt, is verre van denkbeeldig. Met een vaste regelmaat spelen zich botsingen en conflicten af. Dat proces is alleen in goede banen te leiden als zowel instituties als burgers zich gevoelig tonen voor culturele verscheidenheid en verder blijven kijken dan hun eigen cultuurkring groot is. De burger van de 21ste eeuw zal moeten leren omgaan met verschillen. Dat is een ‘maatschappelijke waarde’ die aan de kern van CMV raakt. Het betreft immers de noodzaak om voortdurend bezig te blijven met de vraag hoe we met verschillen omgaan. Daarbij gaat het om tolerantie, om het vermogen zich in te leven in het perspectief van anderen en zich te positioneren in een wereld van verscheidenheid. Ook gaat het om de vraag wat er in deze wereld van diversiteit nog gemeenschappelijk is. Discussies over moraal, over normen en waarden, over burgerzin en gemeenschapszin zullen deze culturele transformatie blijven begeleiden. In een wereld van verschillen is de wijze waarop mensen zich tot elkaar verhouden voortdurend voorwerp van discussie en reflexie. CMV’ers kunnen in deze discussies een organiserende, stimulerende en confronterende rol spelen. 5. Competenties nodig op drie niveaus Uit het voorafgaande is duidelijk geworden dat op de drie niveaus, waar CMV effect wil sorteren – individueel, sociaal en maatschappelijk – belangrijke transformaties gaande zijn. Op het individuele is er sprake van een steeds complexer wordend proces van identiteitsvorming, op het sociale niveau tekent zich een snelle expansie van de culturele participatie af en op het maatschappelijke niveau leidt de dynamiek tot een snelle toename van diversiteit.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 7
Temidden van deze veranderingsprocessen moeten moderne burgers hun weg zien te vinden. Dat kan alleen als ze daarvoor ook worden toegerust. Overeind blijven in een moderne wereld is vooral ook een kwestie van het zich toe-eigenen van adequate competenties. Deze constatering loopt als een rode draad door dit hele boek. De domeinverkenningen wijzen wat dat betreft in dezelfde richting: voor CMV’ers is juist op dit punt een belangrijke rol weggelegd. Zij werken op de drie niveaus aan het toerusten van mensen om in het moderne bestaan vooruit te komen. Die hebben daarvoor verschillende competenties nodig (Delors 1996). Om welke competenties gaat het daarbij? In de eerste plaats gaat het om competenties om te kunnen zijn. De behoefte daaraan wordt sterk aangedreven door de individualisering en de daarmee samenhangende transformatie van materiële oriëntaties naar immateriële oriëntaties. Juist in een samenleving die – althans voor een zeer groot deel van de bevolking – los lijkt te zijn gekomen van het fysiek overleven, zullen mensen tijd vinden voor vragen van culturele en existentiële aard. Deze vorm van competentietoe-eigening speelt zich het meest af op het individuele niveau en komt het dichtst in de buurt van de CMVdoelstelling ‘persoonlijke ontwikkeling’. ¤ In de tweede plaats gaat het om competenties om zich te kunnen uiten, te kunnen handelen/werken. De behoefte daaraan wordt in belangrijke mate aangedreven door wat eerder omschreven is als de economische overgang van manufacturing naar mentofacturing. Mensen moeten technologische vaardigheden beheersen, maar ook kennis hebben van arbeidsorganisaties, flexibel zijn en kunnen communiceren. Ze moeten in staat zijn om hun weg te vinden in de samenleving, op de arbeidsmarkt, maar ook daarbuiten. Mensen moeten zichzelf kunnen presenteren, zichzelf durven laten zien, zichzelf manifesteren. De ontwikkeling van deze competentie speelt zich voornamelijk af op het sociale niveau en raakt het meest aan de CMV-doelstelling ‘participatie’. ¤ In de derde plaats gaat het om competenties om te kunnen samenleven in een wereld van verschillen oftewel een multiculturele competentie. Dat is met name nodig door de heterogenisering van de samenleving, door de overgang van een relatief homogene naar een sterk multiculturele samenleving. In die omstandigheden moeten mensen met verschillen kunnen omgaan, verschillen kunnen plaatsen en er begrip voor kunnen tonen. Ze moeten er ook een eigen plaats in weten te vinden, er met anderen over kunnen communiceren, er een gevoel van veiligheid in kunnen krijgen. Deze multiculturele competentie bestaat uit verschillende ‘deelcompetenties’ (Nauta 1995), zoals het vermogen tot identificatie (je kunnen verplaatsen in de situatie van iemand die van je verschilt), het vermogen tot weerbaarheid (voor je rechten opkomen) en het vermogen tot aanspreekbaarheid (op je daden en woorden kunnen worden aangesproken). Deze competenties sluiten nauw aan bij het derde, maatschappelijke niveau waarop CMV voor zichzelf een doelstelling ziet weggelegd. Moderne burgers staan voor de opgave om op elk van de drie niveaus harmonie aan te brengen, waarbij kenmerkend is voor de complexiteit van de moderne samenleving dat de drie niveaus alleen in theorie van elkaar te onderscheiden zijn. In de praktijk van het alledaagse bestaan zijn ze geheel met elkaar verstrengeld. Het individuele, sociale en maatschappelijke niveau zijn intensief op elkaar betrokken geraakt . Juist die dynamische verknoping is ervoor verantwoordelijk dat een belans niet voor altijd vaststaat, maar in een reflexieve samenleving steeds opnieuw geijkt zal moeten worden.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 8
6. Reisleiders zonder romantiek Wat betekenen deze moderne transformaties nu voor de professionaliteit van de CMV’er? Op welk kompas moet hij – zowel alleen als in zijn organisatorischinstitutionele context – temidden van de moderne dynamiek van veranderingen varen? Wat is de basishouding, waarmee hij de werkelijkheid op zich af laat komen en zijn professionele interventies plaatst? Hoe verhoudt de CMV-praktijk zich tot de realiteit van de moderne tijd? Cruciaal is dat CMV’ers zichzelf niet in de eerste plaats definiëren als ‘vertellers’, maar als ‘culturele reisleiders’. In de wereld van verschillen, van vele ervaringsmogelijkheden, van talloze culturele opties beweegt immers niet iedereen even gemakkelijk. De meesten vinden daarin hun eigen weg, maar er zijn ook groepen die daarin verstrikt raken en vast komen te zitten, anderen trekken zich terug of worden buitengesloten. Dat zijn processen die in principe van alle tijden zijn, maar die in de toekomst minder voorspelbaar, minder groepsgebonden en meer individueel en daardoor ook steeds minder zichtbaar tot uiting zullen komen. De CMV’er moet daarom als een soort makelaar koppelingen tussen mensen en hun mogelijkheden tot stand brengen. Een CMV’er wijst mensen de weg naar wat mogelijk is; hij leidt ze rond in de verschillende culturele ruimten, in nieuwe ervaringswerelden; hij confronteert ze met andere perspectieven en bemiddelt waar dat in zijn vermogen ligt (Dieleman en Van der Lans 1999). Daarbij moet hij zich niet laten leiden door romantische voorstellingen over gemeenschappelijkheid tussen mensen. Wat mensen gemeenschappelijk doen, daar is vaak geen instantie voor nodig; dat volgt zijn eigen wegen. Instanties zijn nodig waar de verschillen tot mentale blokkades, culturele introvertie en onleefbare situaties leiden Dan moet er duidelijkheid komen hoe mensen ondanks hun verschillen op een redelijke wijze met elkaar kunnen leven. Afzijdigheid ten opzichte van verschillen, moet dan omgezet worden in confrontatie van verschillen. En juist daarin kunnen welzijnsdisciplines, en dus ook CMV, een belangrijke rol spelen. Zij organiseren de confrontatie tussen groepen mensen die niet langer uit zichzelf het initiatief tot een gesprek en confrontatie nemen. Dat kan voorlichting zijn, dat kunnen georganiseerde themagesprekken zijn, mogelijkheden tot ontmoetingen, er kunnen evenementen georganiseerd worden - de mogelijkheden zijn talrijk, maar al die initiatieven zijn erop gericht om situaties te creëren waar mensen niet om elkaar heen kunnen en hun verhalen gaan vertellen. Dat kan leiden tot bescheiden omgangsvormen, waarin partijen weet van elkaar hebben, met elkaar rekening houden om zodoende ieder voor zich weer beter hun gang te kunnen gaan. Dat is geen nieuwe gedachte. In de domeinverkenning Samenlevingsopbouw werd duidelijk dat dit op veel plaatsen ook al gebeurt: zo zijn portiekgesprekken bijvoorbeeld interventies om op microniveau te bemiddelen tussen groepen en tot nieuwe afspraken te komen waarin rekening wordt gehouden met elkaars gevoeligheden en de onderlinge verschillen. Het gaat hier om pogingen om tot vreedzame coëxistentie te komen en waarin realiteitszin de plaats in heeft genomen van romatische voorstellingen over veelkleurige buurtgemeenschappen die tezamen een frisse multiculturele smeltkroes vormen. Daarbij is het van het grootste belang dat professionals zich niet op een beperkt gebied fixeren. Dat is ook het gevaar van de grote nadruk op een gebieds- en buurtgerichte aanpak die de laatste jaren is ontstaan. Het risico is niet denkbeeldig dat zo’n gebied daardoor verwordt tot een statische werkplaats waar professionals
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 9
eindeloos met probleemgroepen aan de slag gaan. Gebiedsgerichte interventies zouden juist het tegendeel moeten beogen: in plaats van gebieden insluiten zouden ze gebieden juist moeten ontsluiten. In plaats van een statische werkplaats zouden gebieden gezien moeten worden als een dynamisch vertrekpunt. Ze zijn het verzamelpunt voor mensen om ze vandaaruit op een of andere manier naar andere ervaringswerelden te leiden, die veelal juist buiten hun woonomgeving liggen. Dat is een ander referentiekader dan dat momenteel bij beleidsmakers dominant is. Expliciet uitgaan van verschillen en confrontaties zoeken vloekt met het harmoniedenken dat spreekt uit termen als sociale samenhang en onderlinge betrokkenheid, die nog steeds doorklinken in de meeste beleidsnota’s op dit terrein. Het idee van een gemeenschap die gestimuleerd zou moeten worden is hooguit passend in homogene wijken vol welgestelden, overal elders is deze voorstelling van zaken door de werkelijkheid allang achterhaald. Veel verstandiger dan voortdurend het verlangen naar ‘sociale samenhang’ of ‘cohesie’ te herhalen is het denkperspectief te ontwikkelen waarin verscheidenheid productief gemaakt kan worden. In zo’n denkperspectief zou voor CMV’ers de functie van culturele reisleider/makelaar op het lijf geschreven zijn. 7. Culturele openheid Zo’n denkperspectief zou een duidelijk richtinggevoel moeten ontwikkelen voor professionele en institutionele CMV-activiteiten. De notie ‘culturele openheid’ lijkt daarvoor geschikt (Van der Lans 1998b). Culturele openheid is een professionele mentaliteit die past bij de diversiteit van de moderne tijd. Tegenover starheid zet ze ruimdenkendheid, tegenover het terugtrekken en afzonderen stimuleert culturele openheid nieuwsgierigheid. Daarbij biedt het voortdurend ruimte voor uiteenlopende ervaringen. Het is raadzaam iets dieper in te gaan op dat begrip ‘ervaring’. Moderne ontwikkelingen maken – zo is in het eerste deel van dit hoofdstuk duidelijk gemaakt – dat burgers steeds meer gezien kunnen worden als producenten en consumenten van een grote verscheidenheid aan ervaringen. Die ervaringen vormen een steeds belangrijkere voedingsbron voor het vormen van een moderne identiteit. Een modern leven is voor een groot deel reizen en de weg vinden in de verschillende werelden van ervaringen. Wat mensen meemaken, zien en leren kennen, tekent voor een belangrijk deel de wijze waarop ze in het leven staan. Wie iemand is, laat zich daardoor steeds minder gemakkelijk eenduidig aflezen uit zijn maatschappelijke positie. Het feit dat iemand in een achterstandsbuurt leeft, allochtoon is of alleenstaande moeder met kinderen is op zichzelf niet zonder betekenis, maar zegt nog weinig over de wijze waarop mensen in de wereld staan en wat voor verhalen ze erover vertellen. De moderne burger is steeds minder een afgeleide van sociologische kenmerken, maar steeds meer een individueel verwerkingssystem, dat voortdurend in de weer is om zijn ervaringen te verwerken en er wat mee te doen of er wat van te vinden. Ervaringen vormen de psychologische brandstof voor dat individueel verwerkingssysteem. Hoewel het aantal ervaringsmogelijkheden zich dagelijks vergroot is het echter een gegeven dat er tegelijkertijd groepen zijn die daarin niet participeren en in een ervaringsisolement terecht komen. Niet iedereen deelt in gelijke mate in dit toegenomen ervaringspotentieel. Door sociaal-economische factoren ontstaan vaak vormen van afzondering. Zo ontstaan monoculturen die mensen opsluiten in een
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 10
eigen ervaringswereld en barricades opwerpen om tot uitwisseling over te gaan. Hier dreigt het gevaar van een soort ervaringsinteelt. Het perspectief van culturele openheid beoogt juist dat te doorbreken. Een zekere culturele afzondering is functioneel voor mensen om houvast te krijgen in het bestaan en om met gelijkgestemden te verkeren, maar uitwisseling is van het grootste belang om een weg te vinden in een moderne samenleving, voor het vermogen om jezelf ten opzichte van anderen te situeren, om nieuwsgierig te blijven, verschillen te leren waarderen, voor culturele mobiliteit, voor het ontwikkelen van creativiteit, opdoen van nieuwe impulsen. Een CMV’er rammelt voortdurend aan de culturele deuren waarachter mensen geneigd zijn zichzelf terug te trekken en biedt zich aan als een reisleider, iemand die hen stimuleert om andere culturele ruimte te ontdekken. Ruimte voor verhalen Het is zinnig te kijken hoe deze individuele verwerkingssystemen te werk gaan, omdat dan ook de momenten scherper in beeld komen waar ze kunnen stagneren en waar CMV een stimulerende rol zou kunnen vervullen. Ervaringen zijn er niet zomaar, maar zijn het resultaat van wat je een elementair vormingsproces zou kunnen noemen. Het ruwe materiaal daarvan is een belevenis, een indruk, een kennisgeving... Mensen maken wat mee, zien wat, horen wat, komen ergens. Pas als er aan zo’n belevenis betekenis wordt gegeven is er sprake van ervaring. Dat proces van betekenisgeving ontstaat doordat iemand begint te verhalen om het andere, het nieuwe een plek te geven. Verhalen zijn de instrumenten voor mensen om te begrijpen en hun ervaringen tegenover elkaar af te wegen. Dat is een eerste moment waar stagnatie kan optreden en waar CMV een rol kan spelen: mensen moeten ruimte hebben om hun belevenissen betekenis te kunnen geven in hun verhaal, om zich ervaringen eigen te maken. CMV heeft de expertise in huis om die ruimte te bieden. Ze is in staat om een bijna intieme sfeer van openbaarheid te bieden, een plek tussen de grote anonieme buitenwereld en de kleine gesloten kring van subculturen, gesloten sociale groepen of familieverbanden (Boomkens 1999). Op die plek kunnen mensen ‘op verhaal komen’ en nieuwe ervaringswerelden ontsluiten. Zo kan deze vorm van ‘intieme openbaarheid’ die CMV voor mensen creëert langzaam maar zeker uitgroeien tot een leerschool om competenties tot ontwikkeling te brengen die we eerder hebben benoemd (zie § 5). Professionele CMV-interventies begeleiden mensen om hun ervaringen in hun zelfbeeld te integreren, in de manier waarop ze in de wereld staan (competentie om te zijn), CMV’ers bieden gelegenheid aan mensen om zichzelf te kunnen representeren en zich te doen gelden (competentie om te kunnen handelen) en CMV-initiatieven stimuleren mensen om uit hun eigen ervaringswereld te breken en te leren zich te verhouden tot andere ervaringswerelden (multiculturele competentie). Kompas Waar sociale cohesie zich vooral richt op wat burgers gemeenschappelijk zouden moeten hebben, betrekt het begrip culturele openheid niet alleen buurtbewoners in het denken, maar ook de omgang tussen professionals en burgers. Culturele openheid is immers niet iets wat een tijdelijk zetje in de rug nodig heeft: ze zal voortdurend en actief tot stand moeten worden gebracht. Het is een houding waarmee professionals burgers tegemoet treden en waarmee burgers en groepen zich ook tot elkaar kunnen verhouden. Het is een soort kompas waarop CMV kan varen. Wat houdt dat kompas concreet in? Een aantal aspecten:
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 11
¤ In de eerste plaats actieve aanwezigheid. Tal van oorzaken (bezuinigingen, kritiek op de overpolitisering van de jaren zeventig, de mythe van de opdringerige welzijnswerker) hebben ertoe geleid dat welzijnsdisciplines terughoudend zijn geworden. De CMV’er is dienstbaar en dienstverlenend geworden en wil zich allerminst opdringen. Zijn aanwezigheid is een afstandelijke geworden, hetgeen het gezicht van het welzijnswerk vaak kleurloos heeft gemaakt. Mensen hebben niet het gevoel dat het er voor hen is. Culturele openheid zou met die terughoudendheid radicaal moeten breken. CMV bijvoorbeeld zou niet iets moeten zijn wat bestelbaar is, maar wat zelf uitnodigt en uitlokt. Een actieve aanwezigheid zou onder burgers ook het gevoel kunnen wegnemen dat er geen belangstelling en waardering is voor wat er wel gebeurt. Actieve aanwezigheid biedt het luisterend oor, dat nu op veel plaatsen zo node wordt gemist. ¤ Het tweede uitvloeisel van ‘culturele openheid’ is het streven naar permanente interactie. Interactieve besluitvorming staat inmiddels in het vaandel van elk gemeentebestuur. Het is een poging van bestuurders om hun isolement te doorbreken en het draagvlak voor beleid te vergroten. Maar in de praktijk blijkt dat de aanpak succesvoller is naarmate ze op een kleinere schaal wordt toegepast en mensen over concreter zaken met elkaar in de slag gaan (Vlug 1999). Juist in overzichtelijke gebieden kan een permanente interactieve aanpak een podium creëren waar verschillen zichtbaar en bespreekbaar worden. Het biedt ook de mogelijkheid om ‘de kleine verhalen’ een publiek te geven, om gestolde deskundigheid in beweging te krijgen. Langzaam maar zeker is er de afgelopen jaren een rijk arsenaal ontwikkeld aan methodieken (telefonische buurtenquêtes, straatschouwen, werkateliers, klankbordgroepen, beoordelingspanels) om langs deze weg te werken. Het wordt tijd dat deze methoden uit de wijkaanpak een vaste plek krijgen in de professionele welzijnsgereedsschapskist. Ook CMV kan daarmee haar voordeel doen. ¤ Het derde aspect vloeit daaruit logisch voort: het aanwakkeren van de dialoog. Waar de communicatie tussen mensen onderling en mensen en publieke instanties niet meer vanzelfsprekend is, moet deze uitgelokt en aangezwengeld worden. Huisbezoeken, buurtgesprekken, portiekgesprekken, straatconferenties, telefonische interviews, het zijn allemaal vormen om de gesloten kringen waarin mensen zichzelf afzijdig houden te doorbreken en openheid te organiseren. Het gaat niet om het creëren van een nieuwe gemeenschap, maar om het begrijpen van verschillen. ¤ De dialoog is nodig – en daarmee komen we op een vierde uitvloeisel van ‘culturele openheid’ – om verschillen productief te maken door er steeds opnieuw onverwachte, verrassende en aantrekkelijke dwarsverbindingen in aan te brengen. Een CMV’er is erop gespitst om voortdurend verschillende ervaringswerelden aan elkaar te koppelen, zodat verrassende combinaties ontstaan. Zo organiseerden kunst- en welzijnsinstellingen in de Rotterdamse deelgemeenten Feyenoord en Delftshaven in 1999 een gemeenschappelijk project onder de naam Kidskunst. Daarin gingen zo’n 25 beeldende kunstenaars in buurthuizen met kinderen aan de slag. Het resultaat daarvan kwam naast het werk van de kunstenaars te hangen in de Rotterdamse Kunsthal en in een lokaal museum. Zo traden kinderen in contact met de hen onbekende wereld van de beeldende kunst en werden ook hun ouders en familieleden naar een museum gelokt waar ze anders nooit zouden komen (Veldhuis 1999). Er zijn meer voorbeelden van productieve dwarsverbindingen tussen ervaringswerelden. Zo is het goed mogelijk om de ervaringswereld van verschillende generaties met
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 12
elkaar kort te sluiten, zoals onlangs nog uitgebreid is beschreven in het boek van Kees Penninx De buurt voor alle leeftijden (NIZW 1999). Vergelijkbare koppelingen zijn te maken met ondernemers, met sportinstellingen, met musea enzovoort. 8. Tenslotte: loskomen van oude concepten De wereld die zich rond het bestaan van moderne burgers ontvouwt, is betrekkelijk nieuw. Iedereen moet nog wennen. In die context is culturele openheid een begrip, dat CMV’ers kan helpen zich met de nieuwe omstandigheden te verstaan. Dat is geen eenvoudige opgave, vooral niet omdat oude voorstellingen en begrippen in die nieuwe omstandigheden aan vanzelfsprekendheid inboeten (Van der Lans 1995). Wat betekent eigenlijk nog precies vrijwilligerswerk, wat kunnen we zien als vormen van zelforganisatie, hoe moeten we ons nog zoiets als de civiele maatschappij voorstellen of actief burgerschap? Betekent dat nog hetzelfde als we altijd gedacht hebben, of moeten ook deze begrippen in de nieuwe omstandigheden herrijkt worden.? Duidelijk is in ieder geval dat de pogingen om ons te verstaan met het moderne maatschappelijke leven nog maar aan het begin staan. We leven – zeker in het welzijnswerk en dus ook voor een groot deel van CMV – nog te veel in oude vormen en gedachten. Wat we daar tegenover stellen is in hoge mate nog onaf en ruw. Maar dat is nodig om in ons denken los te komen van oude concepten om zo ruimte te maken voor nieuwe begrippen en oriëntaties die ons beter in staat stellen om het werk in de dynamiek van het moderne bestaan inhoud te geven. Het is nodig dat we minder statisch over de moderne samenleving durven te spreken. Minder algemeen, minder behept met goed bedoelde voorstellingen die van Nederland een groot harmonieus dorp willen maken. We moeten minder gaan denken in problematische groepen en meer in individuele multiculturele competenties die nodig zijn om in de moderne dynamiek van de samenleving een weg te kunnen vinden. Het verhaal over migranten dat wij ons in Nederland eigen hebben gemaakt is een voorbeeld van zo’n statisch verhaal (Van der Lans 1998b). Het is gevormd door statistieken en zingt zich eindeloos rond in mediaberichten. Het is het verhaal over achterstanden, criminaliteit, discriminatie en andere problemen. Het is een verhaal dat bol staat van de goede bedoelingen, maar tegelijkertijd elke dynamiek verstatistiekt in een cijfer, elk verschil wegpoetst, alle kleine verhalen onbesproken laat. Het is een massief beeld dat mensen gevangen houdt, en waar mensen zie-jewel-redeneringen op gaan toepassen. Het is dan ook niet het verhaal waar allochtonen zelf zich in herkennen, waar ze hun identiteit op willen schragen. Integendeel, vele willen er niets mee te maken hebben. ‘Wat heb ik met al die anderen te maken’, riep de zeventienjarige Jamal wanhopig in de camera van de Amsterdamse Migranten TV tijdens een discussie over de vraag waarom Marokkaanse jongeren voor zoveel rotzooi zorgen. ‘Dat zij er een teringbende van maken is hun probleem, niet het mijne. Met mij gaat het goed, ja, ik ben egoïstisch, maar laten we eens over de dingen praten die we goed doen.’ Of neem Hassan Gnaoui die een uitgever heeft gevonden die zijn gedichtenbundel wel wilde uitgeven. ‘Weet je wat mijn uitgever zei toen hij de bundel gelezen had. Het gedicht op pagina vijf dat ontroerde me. Zoiets spreekt Nederlanders aan. Zo zou ik er wel meer gehad willen hebben.’ Het gedicht begint zo: ‘Ik ben een buitenlander, ik kan niet lezen, ik kan niet schrijven, ik was nooit op school.’
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 13
Waarschijnlijk is dat het algemene beeld dat we in de loop der jaren met behulp van beleidstaal, mediapraat en sociaal wetenschappelijk statistieken gecreëerd hebben en niet meer kunnen loslaten, het grootste vooroordeel en het moeilijkst te nemen obstakel op weg naar een multiculturele samenleving. We zullen ons er van moeten bevrijden. We zullen naar de stemmen en verhalen van mensen moeten leren luisteren, we zullen de ervaringen tot ons moeten laten doordringen. Schakelen Daar is alle reden toe. Want wat in het geval van migranten als nadeel oogt, kan op termijn een voordeel zijn. Hun levens staan immers vaak vanaf het begin in het teken van een persoonlijke bemiddeling tussen meerdere identiteiten en ervaringswerelden, tussen thuis en buiten, tussen verstarring van de oude cultuur en de toeeigening van de nieuwe. Dat ‘schakelen’ tussen verschillende rollen en situaties is een vaardigheid die in een reflexieve cultuur steeds belangrijker wordt. De leerschool is hard, maar de praktijk levert naast problemen ook ontsnappingen op van jongeren van de tweede generatie, die – zodra ze aangeraakt worden door de westerse ambitie – er heel goed in slagen om voor zichzelf een weg uit te stippelen, zonder dat ze daarbij overigens hun afkomst overboord zetten. ‘Ons moet je juist hebben vanwege de extra’s die we inbrengen’, meldt bijvoorbeeld de 25 jarige Mohammed el Achkar, civiel ingenieur, organisatieadviseur en voorzitter van TANS, Towards a New Start, een netwerk van Marokkaanse jongeren die door het land heen bijeenkomsten organiseren als tegenwicht tegen de negatieve publiciteit waarvan ze het mikpunt zijn (Jungschleger 1998). Sana el Fizazi (24) consulente bij de Sociale Dienst in Rotterdam en bestuurslid van TANS, valt El Achkar bij: ‘Wij hebben vier ogen. We moeten ons staande houden in de Marokkaanse wereld en in de Nederlandse. Je moet twee kanten in de gaten houden, dat maakt je alert en flexibel.’ Precies de eigenschappen die in de Nederlandse samenleving van de 21e eeuw meer en meer gewaardeerd worden. We moeten anders leren kijken en luisteren. Zo nu en dan lukt dat. Zo is Wim Willems erin geslaagd in het door hem samengestelde boek Het water van Nederland gedronken - stemmen van migranten. Hij laat daarin een palet zien van emoties, van dubbelzinnigheden, van misverstanden, van tragiek, van doorzettingsvermogen en van toevaltreffers die met elke vorm van verplaatsing en verhuizing te maken hebben. Het zijn allemaal kleine fragmenten, minutieuze omschrijving van een ervaring, een eerste herinnering, het is een roman zonder begin en zonder einde, die echter wel – zoals de achterflap het terecht omschrijft – een ‘bevrijdend inzicht’ in de multiculturele samenleving biedt. Het massieve beeld dat we met elkaar meetorsen en waarin de migrant speelbal is van nare en vervelende omstandigheden, is na lezing van de 126 stemmen uit elkaar gevallen. Niet verdwenen, maar verpulverd door ervaringen en verhalen. Het kan dus anders. Onze kijk op de cultuur van de samenleving is aan revisie toe. De voorstelling waar we ons heimelijk door laten leiden kenmerkt zich vaak door nostalgie. We stellen ons een gemeenschap voor die onaangeraakt is gebleven door de veranderingen en die in harmonie leeft. Daarom spreken we in het beleid ook over ‘sociale samenhang’ alsof het een geheel moet vormen, een sociaal organisme dat een eigen identiteit zou bezitten. Dat is, nogmaals, een illusie. Die eenheid is in de dynamiek zoekgeraakt en zal nooit meer terugkeren. Het is veel uitdagender en interessanter om na te denken hoe we een aanpak kunnen ontwikkelen die niet zozeer het gemeenschappelijke beklemtoont, maar juist de verscheidenheid productief maakt.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 14
Etalage van verschillen In de samenleving van de 21e eeuw staat de CMV’er een belangrijke taak te wachten. Niet als vredestichter in een wereld van verschillen of wereldverbeteraar in een wereld van ongelijkheden, maar als reisleider in een wereld van ervaringsmogelijkheden. Hij verleidt groepen burgers om uit hun monoculturele enclaves te treden. Culturele verschillen zijn er in zijn optiek niet langer om weg te werken, maar vooral om in alle openheid met elkaar te confronteren. Culturele openheid is daarbij niet alleen een waarde die richtinggevend is voor zijn professionaliteit, maar ook een maatschappelijke waarde die het nastreven meer dan waard is. Het is een wezenskenmerk van de samenleving waar wij in de komende eeuw naar toe gaan, niet iets dat vanzelf ontstaat, maar dat voortdurend actief tot stand gebracht zal moeten worden, het is een kwestie van publieke zorg en CMV’ers moeten daarbinnen hun professionele verantwoordelijkheid nemen. De moderne samenleving is geen problematische wereld waarin we samenhang en overzichtelijkheid moeten creëren, maar eerder een levende etalage van verschillen, van culturele onderscheidingen, waarin groepen en individuen hun weg moeten zien te vinden. De kunst zal zijn om de bakens zo neer te zetten dat zo weinig mogelijk mensen, allochtonen en autochtonen, de weg kwijt raken.
LITERATUUR -
-
-
Abdollah, Kader, De reis met de lege flessen. Breda (De Geus) 1997. Boomkens, René, Een drempelwereld. Moderne ervaring en stedelijke openbaarheid. Rotterdam (NAI uitgevers) 1998. Delors, J. e.a., Learning the treasure within. Commission on education for the twentyfirst-century (Unesco) 1996. Dieleman A. en J. van der Lans (red.), Heft in eigen handen. Zelfsturing en sociale betrokkenheid bij jongeren. Den Haag (VWS/Van Gorkum) 1999. Jungschleger, Ineke, ‘Tsjakka, hier hoor ik bij!’, in: de Volkskrant, 12 december 1998. Lans , Jos van der, De onzichtbare samenleving. Beschouwingen over publieke moraal. Utrecht (NIZW) 1995. Lans, Jos van der, ‘De buurt als levende etalage van verschillen - Naar een politiek van culturele openheid’, in: Tijdschrift voor de Sociale Sector, jrg. 52, nr. 12, december 1998a, pp. 28-33. Lans, Jos van der, ‘De multiculturele samenleving is geen eenpansgerecht: weg met de sociale cohesie’, in: Trouw, 31 december 1998b. Nauta, Lolle, ‘Moraal is geen individuele verantwoordelijkheid’, in: Henk Michielse en Hans Vertegaal (red.), Hoe Normloos zijn wij eigenlijk? Moraal in een geindividualiseerde samenleving. Amsterdam (NIVON) 1995. Penninx, Kees, De buurt voor alle leeftijden. Intergenerationele buurtontwikkeling in het kader van sociaal beleid. Utrecht (NIZW) 1999. SCP, Sociaal en Cultureel Rapport 1998. Den Haag 1998. Spierts, Marcel, Beroep in ontwikkeling. Een oriëntatie op culturele en maatschappelijke vorming. Maarssen (Elsevier/De Tijdstroom) 1998. Veldhuis, Jasper, `Van der Ploeg daagt welzijnswerk weer uit om culturele taken weer op te pakken’, in: Zorg + Welzijn, 6 juli 1999.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 15
-
Willems, Wim, Het water van Nederland gedronken - stemmen van migranten. Amsterdam 1998.
Domeinverkenningen CMV: Afsluitend essay, concept 16 mei 2009
pagina 16