Reglement voor betoelaging van culturele en socio-culturele verenigingen 1. Algemene bepalingen Art. 1 § 1. In uitvoering van de statuten van het gemeentelijk Cultureel Adviesorgaan adviseert het Cultureel Adviesorgaan de rechtstreekse subsidiëring van de verenigingen voor cultureel en socio-cultureel werk en andere activiteiten op dit gebied in de gemeente en dit binnen de perken van de kredieten, daartoe goedgekeurd op het gemeentebudget door de gemeenteraad. § 2. Voor alle plaatselijke organisaties, die activiteiten ontwikkelen, zoals omschreven in volgende paragraaf, is geen andere vorm dan rechtstreekse betoelaging mogelijk, tenzij deze voorzien in dit reglement of in andere wettelijke verordeningen. § 3. Dit reglement is van toepassing op de toekenning van subsidies aan plaatselijke organisaties voor cultureel en sociaal-cultureel werk, die een activiteit ontwikkelen op volgende domeinen: a. cultureel en sociaal-cultureel vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen; b. amateuristische kunstbeoefening; c. culturele vrijetijdsbesteding en liefhebberijen. § 4. Het bedrag van de voorgestelde subsidies wordt door het Cultureel Adviesorgaan bepaald volgens de normen en voorwaarden, die hierna worden vastgesteld. § 5. Alleen de erkende organisaties, die hoofdzakelijk een werking ontwikkelen ten bate van de inwoners van de gemeente, kunnen gesubsidieerd worden. Dit geldt ook indien deze organisaties hun normale activiteiten slechts kunnen uitoefenen in gebouwen of op terreinen die gelegen zijn buiten de gemeente omdat de nodige voorzieningen ter plaatse ontbreken. Art. 2 § 1. De subsidies kunnen volgende vormen aannemen: a. basissubsidies; b. werkingssubsidies; c. bijzondere subsidies. § 2. De basissubsidie wordt aan elke vereniging die voor subsidiering in aanmerking komt toegekend op forfaitaire basis. § 3. De werkingssubsidie wordt aan de vereniging toegekend in functie van de door haar in het werkingsverslag medegedeelde activiteiten van het voorgaande jaar. § 4. Een bijzondere subsidie kan uitzonderlijk worden toegekend voor activiteiten van speciale aard. Art. 3 § 1. Alleen organisaties en verenigingen, die lid zijn van het Cultureel Adviesorgaan komen in aanmerking voor subsidiëring. § 2. Organisaties, verenigingen en feitelijke verenigingen, die geen lid zijn van het Cultureel Adviesorgaan kunnen nochtans onder de voorwaarden, voorzien in artikel 17, aanspraak maken op een bijzondere subsidiëring.
1
Art. 4 Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, dienen de door het Cultureel Adviesorgaan erkende verenigingen aan volgende voorwaarden te voldoen: a. hun werking dient zich te situeren in één van de in artikel 1 §3 vermelde werkdomeinen van culturele en sociaal-culturele activiteiten; b. de activiteiten, die binnen deze organisaties worden uitgeoefend, mogen niet beroepshalve gebeuren; c. geleid worden door een bestuur, waarvan de meerderheid van de leden woonachtig is in de gemeente; d. haar zetel en activiteit hebben op het grondgebied van de gemeente, met uitzondering van het gestelde in artikel 1 §5; e. bij het indienen van de eerste vraag tot subsidiëring het bewijs leveren dat zij tijdens het vorige werkjaar activiteiten heeft uitgeoefend. 2. Basis- en werkingssubsidies A. Aanvraag Art. 5 § 1. De basissubsidie wordt aan elke vereniging die voor subsidiëring in aanmerking komt toegekend op forfaitaire basis. § 2. De werkingssubsidie wordt berekend op basis van de gegevens en activiteiten, medegedeeld in het werkingsverslag, betreffende het vorige werkjaar. Een werkjaar loopt van 1 januari tot 31 december. Art. 6 § 1. Een organisatie die een basissubsidie wil bekomen is verplicht om voor 1 maart voorafgaand aan het dienstjaar waarin de subsidie wordt verleend volgende bewijsstukken voor te leggen: - een opgave van identificatiegegevens, die worden gevraagd in een door het Cultureel Adviesorgaan ter beschikking gesteld formulier. § 2. Een organisatie die een werkingssubsidie wil bekomen is verplicht om voor 1 maart voorafgaand aan het dienstjaar waarin de subsidie wordt verleend volgende bewijsstukken voor te leggen: - een verslag van de gerealiseerde activiteiten tijdens het afgelopen werkjaar van de organisatie, volgens het ter beschikking gesteld formulier. § 3. Deze bewijsstukken worden aan het Cultureel Adviesorgaan overgemaakt door de organisaties die er lid van zijn. § 4. Met laattijdig ingediende aanvragen wordt geen rekening gehouden. Art. 7 Het College van Burgemeester en Schepenen heeft het recht om inzage te vragen van de aanvraagformulieren, bewijsstukken en nota’s die bij het Cultureel Adviesorgaan werden ingediend. B. Berekeningswijze en betaling Art. 8 Aan het Cultureel Adviesorgaan wordt jaarlijks een werkingstoelage toegekend. Dit bedrag wordt jaarlijks voorzien in het budget.
2
Art. 9 § 1. Bij het opstellen van het budget voor het volgend dienstjaar, stelt de gemeenteraad, binnen het kader van de beschikbare kredieten, het globale bedrag aan subsidies vast voor elk van de in het artikel 1 §3 vermelde werkdomeinen. § 2. Bij het vaststellen per werkdomein van het globale subsidiebedrag, wordt door de gemeenteraad jaarlijks rekening gehouden met de wijzigingen in het aantal organisaties dat deel uitmaakt van een werkdomein. Art. 10 § 1. Binnen elk werkdomein gebeurt de verdeling van de subsidies als volgt: a. basissubsidie 75 % van het globaal toegekende bedrag, wordt gelijk verdeeld onder alle organisaties van het werkdomein; b. werkingssubsidie de overige 25 % worden onder de organisaties verdeeld volgens het aantal punten dat zij hebben behaald tijdens het vorige werkjaar, in toepassing van de artikelen 14 tot 16 van dit reglement binnen het totaal voorziene subsidiebedrag. § 2. Het dagelijks bestuur of zijn afgevaardigde onderzoekt de aanvragen, berekent het aantal punten dat elke organisatie heeft bekomen gedurende het voorafgaande werkingsjaar en stelt, aan de hand van de beschikbare kredieten, vast op welke werkingssubsidie een organisatie recht heeft. § 3. De lijst met voor elke organisatie toegekende punten en de bekomen basis- en werkingssubsidie wordt in de eerstvolgende algemene vergadering aan de leden ter kennis gebracht en goedgekeurd als advies tot subsidiëring, in toepassing van artikel 1 §1 van dit reglement. § 4. Het dagelijks bestuur van het Cultureel Adviesorgaan bezorgt binnen de 14 dagen na de algemene vergadering, bedoeld in voorgaande paragraaf en ten laatste op 15 juni van het budgetjaar, waarvoor de subsidies werden goedgekeurd, aan het College van Burgemeester en Schepenen de lijst, waarvan sprake in voorgaande paragraaf. § 5. Bezwaren tegen de voorgestelde puntenverdeling en/of subsidieberekening moeten binnen de maand na de algemene vergadering worden ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het College beslist binnen de zes weken en ten definitieve titel over bezwaren, na advies van het dagelijks bestuur. Art. 11 De uitbetaling van de subsidie gebeurt overeenkomstig de reglementering betreffende de gemeentelijke comptabiliteit door overschrijving op de bankrekening van de organisatie. Art. 12 Aan organisaties die lid zijn van het Cultureel Adviesorgaan, maar die wegens bijzondere omstandigheden niet aan de vereisten voldoen m voor subsidiëring in aanmerking te komen, kan door het College uitzonderlijk en voor ten hoogstens één jaar een subsidie worden toegekend, na advies van het dagelijks bestuur.
3
Art. 13 Indien blijkt dat door een organisatie onjuiste gegevens werden verstrekt, kan het College van Burgemeester en Schepenen de op grond van dit reglement toegekende subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen van de betrokken organisaties. C. Puntentabellen Art. 14 Aan elke vorm van culturele of socio-culturele manifestatie of activiteit wordt een vast puntenaantal toegekend. Deze puntentoekenning is jaarlijks vatbaar voor herziening. a. activiteiten voor cultuurspreiding of educatie (podiumoptreden, tentoonstelling, projectie, voordracht, educatieve reis, e.d.m.): 10 pt per activiteit enkel voor leden 15 pt per activiteit ook voor niet-leden + 5 pt meerdaagse activiteiten (opeenvolgende dagen of weekends en dit vanaf de tweede dag en per dag) + 5 pt gastoptredens (optreden van een door een vereniging uitgenodigde groep of persoon en dit per gastoptredens en per groep) b. repetities: 2 pt
per repetitie, met een maximum van 50 pt per werkjaar
c. cursussen en lessenreeksen: + 2 pt vanaf de tweede dag en per dag d. kadervormingsactiviteiten: 10 pt door een vereniging zelf ingerichte of bij deelname aan regionale of nationale vormingsactiviteiten e. actie: 10 pt
lokale sociaal-maatschappelijke georiënteerde activiteiten
Art. 15 Verenigingen, die samen een activiteit organiseren, hebben elk recht op het voorziene aantal punten. Art. 16 Er wordt geen rekening gehouden met het ledenaantal van een organisatie, met de toegangsgelden die werden gevraagd voor een activiteit of met het aantal bestuursvergaderingen. 3. Bijzondere subsidies Art. 17 De gemeenteraad kan ten behoeve van één of meerdere organisaties bijzondere subsidies inschrijven in het budget voor activiteiten of manifestaties die: a. niet regelmatig voorkomen, zoals herdenkingsplechtigheden, bijzondere vieringen ed., b. wegens hun specifieke, uitzonderlijke of waardevolle aard moeten worden in stand gehouden; c. niet vermeld worden op de puntentabellen; d. moeten verricht worden in bijzondere omstandigheden (bv. in kansarme situaties).
4
Art. 18 Opdat een organisatie op een bijzondere subsidie zou kunnen aanspraak maken moet zij haar aanvraag bij het College van Burgemeester en Schepenen doen toekomen minstens drie maanden voorafgaand aan de datum van de activiteit. Bij de aanvraag moet een omstandige nota ter verantwoording worden gevoegd. Het College deelt de aanvraag en verantwoordingsnota voor advies mee aan het dagelijks bestuur. Art. 19 De plaatselijke organisatie waaraan een bijzondere subsidie werd verleend, moet ten laatste twee maanden nadat de activiteiten hebben plaatsgevonden, alle bewijsmateriaal dat betrekking heeft op de inrichting ervan, in het bijzonder de financiële verantwoording van het bedrag van de toegezegde subsidie aan het College van Burgemeester en Schepenen overmaken. 4. Slotbepalingen Art. 20 De niet-verplichte uitgaven van de gemeente, die geen betrekking hebben op organisaties die tot de socio-culturele sector behoren, zoals bepaald in artikel 1 §3, vallen buiten de toepassing van dit reglement. Art. 21 De gemeenteraad of het College van Burgemeester en Schepenen winnen, voorafgaand aan elke beslissing die zij wensen te nemen op grond van dit reglement, het advies in van het Cultureel Adviesorgaan. Art. 22 Elke betwisting of klacht in verband met de toepassing van dit reglement, moet schriftelijk worden overgemaakt aan het College van Burgemeester en Schepenen. Art. 23 Dit reglement treedt in werking met ingang van het dienstjaar 2009 op basis van de activiteiten die door de betrokken organisaties werden verricht tijdens het werkingsjaar 2008. Art. 24 Wijzigingen aan dit reglement treden onmiddellijk in werking tijdens het dienstjaar, waarin zij worden goedgekeurd. Art. 25 Dit reglement zal voor kennisgeving worden toegezonden aan de toezichthoudende overheid.
5