Verslag van de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën (commissie V), gehouden op woensdag 19 mei 2004 van 17.00 uur tot 20.20 uur in de Blauwe Zaal (C 319) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. T.J. Zanen (PvhN; voorzitter); dhr. F.C.A. Jaspers (PvdA); mw. W.J. Mansveld (PvdA); dhr. D.A. Hollenga (CDA); dhr. N.R. Werkman (CDA); dhr. M. Boumans (VVD); mw. F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66); dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. H. Hoiting (plv. lid, PvhN); dhr. C. Swagerman (SP); dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig: dhr. W.J. Moorlag (PvdA); mw. I.S. Bulk (SP); mw. T. Deinum-Bakker (D66); dhr. J.R.A. Boertjens (VVD); dhr. R.A.C. Slager (ChristenUnie). Voorts aanwezig : dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde); mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde); dhr. T.A. Musschenga (gedeputeerde); dhr. D.P. Sennema (secretaris); dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en roept de aanwezigen op om efficiënt te vergaderen daar om 19.00 uur de bijeenkomst over de Waddenzee begint. Hij deelt mee dat de heren Slager en Moorlag zich hebben afgemeld. Dhr. Boumans meldt dat ook de heer Boertjens afwezig zal zijn. 2.
Regeling van werkzaamheden: - voorstellen vreemd aan de orde van de dag;
Er zijn geen voorstellen binnengekomen. - vaststelling van de agenda. Mw. Mansveld (PvdA) stelt voor om agendapunt 12 door te schuiven naar de volgende vergadering van deze commissie om dit dan met nog andere agendapunten inzake het IPO in één keer te bespreken. De voorzitter constateert dat hiertegen geen bezwaren waren opgeworpen en dat met inbegrip van deze wijziging de agenda wordt vastgesteld. Hij meldt de ontvangst van een vertrouwelijke brief en een notitie van de ondernemingsraad. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. de geagendeerde onderwerpen)
Dhr. Sennema (secretaris) deelt mee dat de heer Arend Glas, namens Bobstart, zich heeft aangemeld om naar aanleiding van het evenementenbeleid het woord te voeren. Op dit moment is hij nog niet aanwezig. De voorzitter neemt zich voor de inspreker zo mogelijk later het woord te geven. 4.
Vaststelling verslag van de Commissie Bestuur en Financiën van 14 april 2004
Dhr. Jaspers (PvdA) stelt voor de volgende wijzigingen door te voeren:
1
pag. 1, derde regel: “Blauwe Zaal” dient vervangen te worden door Statenzaal daar in de laatste zaal is vergaderd. pag. 13, achtste regel van onderen: “…de besturen moeten worden gewaarschuwd.” moet worden vervangen door “ …de bestuurderen of bestuurders moeten worden gewaarschuwd.” pag. 13, laatste regel: “…subsidiënten die kleine bedragen geven.” moet vervangen worden door “… subsidiënten die kleine bedragen ontvangen.” pag. 14, vijfde regel: “… of dat nog in relatie staat …” moet worden vervangen door “… of dat nog in verhouding staat …”. pag. 21, tiende regel: “… dat het om een warm issue-belang zal gaan …” moet worden vervangen door “… dat het om een one issue-belang zal gaan …”. De voorzitter bedankt dhr. Jaspers voor de nauwkeurige bestudering van het verslag en concludeert dat het verslag met inbegrip voor de voorgestelde wijzigingen is vastgesteld.
5.
Toezeggingenlijst
Alle toezeggingen dienen blijven te staan, behalve toezegging 2 die geschrapt kan worden. Dhr. Werkman (CDA) vraagt naar aanleiding van toezegging 9 of de notitie over de bestuursstructuur van de Rotterdamse haven nog opgesteld moet worden. Het ging indertijd slechts om verspreiding van de nota. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat de datum aan het verslag zal worden toegevoegd wanneer de nota zal worden toegestuurd. Aanvulling verslag: de notitie zal zeer binnenkort worden aan de commissie worden gestuurd. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt naar aanleiding van toezegging 10 op dat hetzelfde punt op de agenda staat van de vergadering van het AB van het SNN. Dhr. Calon (gedeputeerde) deelt inzake de opsplitsing van energiebedrijven (toezegging 11) mee dat deze toezegging nog wel voor de zomer nagekomen kan worden. Op 29 april j.l. heeft een gesprek plaats gevonden van minister Brinkhorst met de aandeelhouders dat is afgebroken en eind juni wordt voortgezet. Daarbij gaat het om de vraag of de aandeelhouders juridische stappen gaan zetten hetgeen afhangt van de resultaten van het onderzoek dat prof. Van Damme van de Universiteit van Tilburg uitvoert. Dhr. Calon merkt op dat als het ministerie niet spoedig met meer informatie komt, de toegezegde notitie pas na de zomer kan worden toegestuurd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het de bedoeling was om op korte termijn een debat over deze kwestie te voeren. De datum van de te verschijnen notitie is iets minder relevant. Als nu op de eerste vergadering na de zomervakantie dit debat in deze commissie kan worden geagendeerd en het College daarvoor deze commissie een notitie kan doen toekomen, zou dat een goede zaak zijn. Dhr. Calon (gedeputeerde) meent dat het voor een goed debat nodig is om inzicht te hebben in de juridische posities die partijen in deze kwestie hebben. Hij verwacht dat de notit ie nog vóór de zomer kan worden toegestuurd, maar hij is zojuist geïnformeerd dat de daarvoor benodigde informatie mogelijk pas in juni beschikbaar zal komen. Hij is er dus niet zeker van of het net vóór of ná de zomer wordt. De voorzitter concludeert dat het verzoek luidt dat over dit onderwerp direct na het zomerreces wordt gesproken en als zodanig wordt afgesproken in de hoop dat de notitie dan op tafel ligt. Is dit laatste niet gerealiseerd dient tijdig de stand van zaken bekend te zijn, waarover de commissie dan wellicht een mening heeft. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) merkt naar aanleiding van toezegging 13 (chloorincident Akzo Nobel) op dat het betreffende onderzoeksrapport aanwezig is.
2
De voorzitter concludeert dat dit rapport de commissie spoedig zal worden toegestuurd en dat de toezegging blijft staan. Algemene opmerkingen. Dhr. Boumans (VVD) lijkt het veel handiger als bij de toezeggingen een planning wordt toegevoegd wanneer een toezegging wordt gerealiseerd. Als er dan afwijkingen optreden, kunnen die vervolgens aan de orde worden gesteld. Vergeleken met de huidige gang van zaken wordt op die wijze efficiënter gewerkt. Dhr. Werkman (CDA) refereert aan het werkgroepje dat zich o.a. hiermee zal bezighouden. Hij verwacht nog steeds een oproep voor de eerste bijeenkomst. De voorzitter meldt dat het secretariaat teveel zaken om handen had om dit te regelen … Dhr. Boumans (VVD) benadrukt dat achter de toezeggingen slechts data kunnen worden vermeld en dat hier geen werkgroep over hoeft te worden opgericht. De voorzitter antwoordt dat er een werkgroep is die gaat over de werkwijze. Het gevraagde vergt een extra contact tussen de commissie en GS als voorbereiding op de vergaderingen. Gekeken moet worden hoe een en ander kan worden gestroomlijnd. Dhr. Jaspers (PvdA) suggereert een andere oplossing. Van de 16 toezeggingen zijn 10 toezeggingen van de CdK afkomstig. Als hij wat minder op deze vergadering aanwezig is, zullen er minder toezeggingen worden gedaan en is er dus minder achterstand. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat vanuit GS eenvoudig aan het gevraagde van dhr. Boumans – het toevoegen van data achter de toezeggingen – kan worden voldaan. De voorzitter concludeert dat de wens duidelijk is en dat hier iets aan zal worden gedaan. 6.
Mededelingen gedeputeerde
Er zijn geen mededelingen. 7.
Rondvraag
Dhr. Boumans (VVD) heeft een vraag voor de CdK en bij diens ontstentenis stelt hij de vraag aan de loco-CdK. Eén van zijn blijvende aandachtspunten is de Bestuursacademie Noord-Nederland (BANN). Het volgende doet zich voor. De BANN gaat haar eigen pand in Groningen afstoten. Hiervoor is een intentie -overeenkomst afgesloten met de gemeente Groningen. Waarschijnlijk gaat de gemeenteraad van Groningen woensdag a.s. een besluit nemen over de aankoop van het pand. Dit roept twee vragen op. Allereerst heeft dhr. Boumans begrepen dat de BANN weliswaar haar kantoorpersoneel naar Zwolle zou brengen, maar dat hier in Groningen een fysieke leslocatie zou blijven en vraagt of dit nu is veranderd. Ten tweede heeft dhr. Boumans begrepen dat het aankoopbedrag van de gemeente Groningen hoger is dan de overdrachtsom van twee jaar geleden bij de fusie van de bestuursacademies. Dat impliceert een behoorlijke winstmarge. De VVD-fractie was indertijd geen voorstander van de fusie en zij wil nu weten of de provincie, gezien de huidige ontwikkeling, geld terug zal krijgen. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat het hebben van een kantoorpand iets anders is dan een leslocatie. Zijn informatie leert hem dat er nog steeds een leslocatie in het noorden blijft. Dhr. Boumans (VVD) informeert dat er een pand van 1600 m2 wordt overgedragen. Het is hem bekend dat medewerkers van de provincie rijkelijk zijn gehuisvest, maar hier waren er 40 mensen in dienst en die waren niet allemaal in het betreffende pand gehuisvest. Het gaat dus wel degelijk om het kantoor en de leslocatie aan de Merwedestraat. Daar kan geen misverstand over bestaan, te meer daar de gemeente Groningen het pand als basisschool gaat inzetten. De vraag is dan of de BANN ruimte
3
terug gaat kopen, zoals is toegezegd, of … gaat zij verdwijnen? Als dat laatste zo is, is er een probleem. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat als een kantoorpand wordt verkocht, dit niet inhoudt dat niet een leslocatie in Groningen of het noorden wordt gehandhaafd. Het is altijd mogelijk een leslocatie te huren. De gedeputeerde heeft vernomen dat er in het noorden inderdaad een leslocatie blijft. Dhr. Boumans (VVD) merkt op graag geïnformeerd te worden waar die locatie zich bevindt. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat het adres van die locatie aan het verslag zal worden toegevoegd als dat op dit moment reeds bekend is of wanneer dat bekend wordt. Aanvulling verslag: zie voor antwoord op 1e vraag bijlage (mail) bij het verslag Op de tweede vraag stelt dhr. Calon geen antwoord te kunnen geven omdat hem dat niet bekend is. Hij zal dit nader onderzoeken. De voorzitter concludeert dat dit is toegezegd. Dhr. Swagerman (SP) vraagt in het kader van de berichten over de stopzetting van de Langmangelden naar de mening van het College over de gevolgen van dit laatste voor de Voorjaarsnota en de meerjarenraming die daarin is opgenomen. Persoonlijk denkt hij dat het nog wat vroeg is om hierop een duidelijk antwoord te kunnen geven, maar hij verwacht dat enige herziening noodzakelijk zal blijken te zijn. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt, refererend aan het bericht dat collega-gedeputeerde Bleker en het CDA pal staan voor het Noorden, dat het onheil mogelijk niet zo groot is als gisteravond bekend is geworden. Hij zal daar nader op terugkomen als de Voorjaarsnota wordt besproken. Als het Langmangeld zou verdwijnen, is er geen directe aanleiding om de Voorjaarsnota nu te gaan wijzigen. Er is dan weliswaar geen geld meer voor cofinanc iering en dan dient de cofinanciering Kompas niet meer te worden ‘opgeplust’, maar ook kan anders worden geredeneerd. Er is een opgave te realiseren voor het noorden. Dat gebeurt deels met geld uit Brussel, voor een deel met rijksgeld en tenslotte voor een deel met regionaal geld. Dat betekent dat 1 euro uit de regio, samen met 1 euro uit Den Haag, wordt gecofinancierd met 2 euro uit Brussel. Als wordt aangenomen dat de opgave dezelfde zal blijven, dient dan niet x te worden bijgeraamd, maar 3x. Echter, er is een afspraak met het Kabinet. Het Kabinet lijkt zich nu niet aan de afspraak te willen houden. Dan zal vanuit het noorden maximale druk op de Tweede Kamer moeten worden gezet en zal worden gelobbyd in Den Haag, maar ook in Brussel, om ervoor te zorgen dat de plannen van het Kabinet worden bijgesteld. Die lobby is volgens het College niet kansloos. Als op enig moment duidelijk wordt dat een en ander toch niet goed gaat, zullen de verwachtingen moeten worden bijgesteld, maar dit dient niet op dit moment te geschieden. De voorzitter stelt voor nadere discussie over dit punt bij de behandeling van de Voorjaarsnota te voeren en concludeert dat niemand anders het woord wil voeren bij dit agendapunt. Hij constateert dat de inspreker, dhr. Arend Glas, woordvoerder van Bobstart, inmiddels is gearriveerd en geeft hem het woord. Dhr. Glas deelt enige informatie uit (zie bijlage bij het verslag) en neemt het woord. “Dames en heren, hartelijk dank voor deze mogelijkheid om kort een en ander toe te lichten met betrekking tot Bobstart Groningen. Ons is via e-mail medegedeeld dat wij dit jaar opnieuw geen subsidie gaan krijgen voor het evenement. Daar zijn wij het logischer wijze niet mee eens, zeker gezien het feit dat de gronden waarop deze beslissing wordt genomen nogal summier zijn. Wij hebben zelf de indruk dat het evenement niet echt wordt gewaardeerd op zijn palmares en dat aan veel dingen wordt voorbij gegaan. Eén van de redenen waarom dat het geval zou kunnen zijn is het feit dat verleden jaar de gevraagde subsidie is afgewezen en daar hebben wij destijds beroep tegen aangetekend. Dat beroep is door de Beroepscommissie gegrond verklaard, alleen is de definitieve afhandeling daarvan nog steeds niet rond. Wij zien ons genoodzaakt verder te gaan in de beroepsprocedure en wij hebben de indruk dat de lijn van vorig jaar is doorgetrokken en dat in verband daarmee de subsidie is afgewezen. Het evenement zelf is een Bobsleestart Evenement dat intussen aan zijn twaalfde editie toe is en ruim uitgebreid is met diverse randactiviteiten op allerlei gebieden, zoals breedtesportstimulering, kunst en cultuur. Voor u ligt een opsomming van de verschillende elementen. Eén van de zaken is dat wij de afgelopen jaren een
4
bezoekersaantal hebben getrokken van 20.000 à 25.000 toeschouwers. In de motivatie van de afwijzing van het subsidieverzoek wordt daarover laatdunkend gedaan. Het woord kijkers is tussen aanhalingstekens gezet en daaraan is de mededeling toegevoegd dat het onduidelijk is waar die mensen vandaan komen en of zij wel voor het evenement komen en dat zij waarschijnlijk wel uit de regio afkomstig zijn. Dit zijn echter allemaal aannames waar wij weinig mee aankunnen. Zelf hebben wij een paar jaar geleden onderzoek gedaan en daaruit is gebleken dat een groot deel van de mensen wel degelijk naar het evenement is toegekomen. De afgelopen twee jaar zijn deelnemers getrokken uit 18 landen met nationale teams, zowel op bobsleegebied als op het skeletongebied. Tijdens het evenement overnachten rond de 150 tot 200 uitgenodigde internationale gasten hetgeen door de organisatie wordt betaald. Daarnaast komen supporters mee die hun eigen accommodatie regelen. Eén van de gronden waarop het subsidieverzoek is afgewezen, is de promotionele waarde voor de provincie Groningen. De beroepscommissie heeft over de gronden waarop het verzoek twee jaar geleden is afgewezen, verklaard dat dit ten onrechte is geschied. Op die gronden had het verzoek juist toegewezen moeten worden. Wij hebben de afgelopen jaren met dit evenement veel aandacht van de TV en pers getrokken. Ook dit jaar is dat de verwachting. Wij hebben een afspraak gemaakt over coverage van het evenement met de Cinevideogroep uit Hilversum die ook de winterverslaggeving doet voor Eurosport. Wij zijn in gesprek met de landelijke radiopartner voor aankondigingen. Dit voor zover het de PR betreft. Verder bestaat het programma voor een groot deel uit randactiviteiten op het gebied van de breedtesport en sportstimulering. Dit jaar hebben wij voor het eerst in samenwerking met de NEVOBO de noordelijke regionale beachvolleybalfinale toegevoegd aan het evenement op de zondag. Daarvoor worden vijf voorrondes gespeeld in de provincies Drenthe en Groningen en de finalisten daarvan meten hun krachten op de Grote Markt tijdens ons evenement. Verder hebben wij twaalf uur clinics voor schoolkinderen voor de groepen zeven en acht kunnen toevoegen door landelijke toppers die daarna op zaterdag een compleet demonstratieprogramma verzorgen. Voorts is er een beachvolleybalnacht voor Groningen die juist bestemd is voor onervaren mensen en wordt een Bobstart Bedrijven Cup gehouden waar 24 bedrijven uit het hele land aan mee kunnen doen. Graag wil ik erop wijzen dat de organisatie volledig draait op vrijwilligers. Bij Bobstart is geen betaalde kracht in dienst en geen kracht wordt anderszins betaald. Al het geld gaat rechtstreeks naar het evenement. Tenslotte wil ik naar voren brengen dat de gemeente Groningen dit jaar, net als overigens het vorige jaar, het evenement wel subsidieert op dezelfde gronden waarop de provincie het heeft afgewezen en Bobstart een bedrag van € 9.500 ter beschikking heeft gesteld, ingedeeld in de categorieën topsport, economische zaken en promotie van Groningen.
De voorzitter bedankt de inspreker voor zijn betoog. Na een kort ordedebat wordt nu eerst agendapunt 10 behandeld. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming): a. Brief van GS van 16 april 2004, nr. 2004-11202/16/A.16, MT, betreffende tussentijdse evaluatie managementcontract DWK
Over dit agendapunt wenst niemand het woord te voeren. Bespreekpunten 9.
Voordracht (bijlage) betreffende de Voorjaarsnota 2004
De voorzitter stelt voor met betrekking tot de wijze van behandeling om een eerste ronde te houden, waarna GS een reactie geeft. Daarna kunnen kort nog punten worden verhelderd, waarna de tweede termijn, gezien de resterende tijd, in de vergadering van PS plaatsvindt. Hiermee kan een beperking van de spreektijd worden voorkomen.
5
Dhr. Jaspers (PvdA) stelt dat de Voorjaarsnota door de fractie van de PvdA in deze vergadering vanuit financieel-technisch en politiek perspectief zal worden besproken, terwijl de inhoudelijke politieke aspecten in de Statenvergadering naar voren zullen worden gebracht. Hij zou het op prijs stellen dat de financieel-technische aspecten hier met elkaar kunnen worden afgehandeld. Hij wenst daarvoor voldoende tijd te krijgen. De voorzitter wijst erop dat de tijd beperkt is, maar dat de zaak grondig, goed en zo snel mogelijk moet worden behandeld. Vervolgens stelt hij de behandeling van de voordracht aan de orde. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt dat zij in deze commissie een drietal opmerkingen heeft. In de Voorjaarsnota wordt voorgesteld om de reserves CESI en IIE aan elkaar te koppelen. De D66fractie ziet daar de voordelen van in, maar zij heeft een vraag ten aanzien van het voorstel over de criteria. In de Voorjaarsnota staat dat het College voorstelt om de criteria die voor beiden gelijk zijn toe te passen op de samengevoegde reserves. Er wordt een aantal criteria genoemd die voor beide reserves gelijk zijn, maar ook een rijtje met specifieke criteria. De D66-fractie acht die ook zinvol en stelt een vraagteken bij het loslaten van die criteria. Graag hoort mw. Gräper hierop een reactie van GS. Daarnaast heeft de fractie – hetgeen zij ook al naar voren heeft gebracht bij het instellen van het CESIfonds – moeite met de aard- en nagelvastheid van de investeringen, omdat er ook investeringen denkbaar zijn in multifunctionele centra voor apparatuur die een zinvolle bijdrage kunnen geven aan de sociaal-economische infrastructuur. Met de toevoeging ‘aard- en nagelvast’ zijn die investeringen onmogelijk. Wat de D66-fractie betreft dient dan ook naar een andere oplossing te worden gekeken. De opcenten. Zoals bekend is de D66-fractie geen groot voorstander van de verhoging van de opcenten. Met de voorgestelde verhoging komt Groningen boven in de lijst met provincies te staan. Daarbij moet worden bedacht dat Groningen een provincie is waar relatief veel mensen afhankelijk zijn van de auto als gevolg van het beperktere openbaar vervoer. De D66 betwijfelt of dit een goed signaal is naar de burgers toe, ook omdat zij zich afvraagt of deze lastenverzwaring wel noodzakelijk is. Daarbij komt dat niet helemaal doorgrond kan worden wat de reden is voor de keuze van 6 opcenten en niet voor 5, 4 of 3 opcenten. Duidelijk is dat er wat extra geld nodig is en D66 ziet in dat de opcenten ten opzichte van de vorige periode verhoogd moeten worden. Echter, niet duidelijk is waarom het college een verhoging van 6 opcenten voorstelt. Graag hoort mw. Gräper daarop een toelichting. Het laatste punt betreft de voorstellen voor het nieuwe beleid onder het kopje Bestuur. Gesproken wordt over ‘strategische debatten’. De D66-fractie vraagt zich af wat dat voor debatten zijn en als het gaat om strategie en lange termijn zou verwacht kunnen worden dat statenleden daarin een rol zouden moeten hebben. Graag hoort zij van het College wat daar precies mee bedoeld wordt. Dhr. Jaspers (PvdA) stelt dat in vergelijking tot recente jaren een robuuste Voorjaarsnota ter bespreking voorligt. Het beeld dat geschetst wordt betreft niet alleen de ontwikkeling van een meerjarenperspectief van een stuk algemene middelen flexibel budget. Uitvoerig is ook beschreven hoe het met de cofinancieringsfondsen gaat en de reserves, de reservekredieten en Kompas. Ook is inzicht verkregen in de rentebijschrijving en afschrijving. Er is veel werk verzet en dhr. Jaspers spreekt zijn waardering, ook gezien de kwaliteit van het werk, daarvoor uit. De Voorjaarsnota staat in het perspectief van een verslechterd meerjaren financieel en economisch vooruitzicht van de provincie. Er zijn twee zaken aan de orde. Op de eerste plaats is dit het bedrag dat resteert aan het einde van deze periode. Er staat vermeld dat conform het flexibel budget met –100 wordt geëindigd. Als in 2007 het bedrag van enige miljoenen dat vrijvalt in de beschouwing wordt betrokken en de doelstelling wordt nagestreefd dat de opvolgende statenperiode niet met een tekort wordt opgezadeld, zal het resultaat uiteindelijk positief zijn. De PvdA-fractie hecht eraan dat keuzen worden gemaakt hoe de middelen worden aangewend. Dat betekent dat de middelen die nu vrij vallen, niet automatisch op dezelfde manier zullen worden besteed vanaf 2008. Het tweede punt is wat er gaat gebeuren vanaf 2006 met de regionale structuurfondsen en de cofinanciering. Dit betreft het verhaal van de koppeling van de Voorjaarsnota aan de Nota Ruimte en in het verlengde daarvan aan ook aan de nota Gebieds Economisch Perspectief (GEP) van Economische 6
Zaken. Dhr. Jaspers denkt dat het van nadrukkelijk strategisch belang is dat de commissie daarover apart wordt geïnformeerd. Als het perspectief allemaal niet positief is, is de vraag wat dit voor deze provincie betekent. Hij denkt dat het bij de politieke beschouwing in de Staten daarover dient te gaan. Terugkijkend vanuit die twee invalshoeken hebben de twee samenstellende partijen van dit College een bestuursakkoord gesloten waar de PvdA-fractie nadrukkelijk naar voren heeft gebracht wat zij als hoofddoelstelling heeft, namelijk het wegwerken van de sociaal-economische achterstand en het vergroten van de sociale samenhang. Het tweede belangrijke toetsingsmoment is de motie die statenbreed is aangenomen bij de begrotingsbehandeling in oktober bij de behandeling van de begroting 2004, inhoudende dat gekeken moet worden naar voorfinanciering van de economie voortstuwende projecten die zouden kunnen helpen om de werkgelegenheid te vergroten. In deze Voorjaarsnota staat niet veel over investeringen in sociale samenhang en sociale infrastructuur. Dat is begrijpelijk omdat dit eerder bij de Begroting aan de orde is en dat in dat kader hierover reeds veel afspraken zijn gemaakt. Het beeld kan opkomen dat nu meer aandacht wordt besteed aan de harde infrastructuur. Ook uit de discussie over de CESI en de integratie met de IIE-fondsen die nu aan de orde is, kan het beeld worden opgeroepen dat het vooral weer over beton gaat en minder over sociale aspecten. Dhr. Jaspers meent dat dit beeld in het perspectief van de begroting gecorrigeerd kan worden. Vanuit het negatief ontwikkelingsperspectief rond de financieel-economische toestand kan worden vastgesteld dat een aantal magere jaren aanbreken. Er is van ambtelijke kring een aanvullende brief ontvangen over de ontwikkeling van het Provinciefonds en de accressen daarin. De inschatting is niet irreëel dat het nog veel slechter zou kunnen gaan in de komende periode. Er is sprake van de ene stapeling op de andere. Dat is ook wat er aan de hand is met de cofinanciering en de Langman-gelden. In dat perspectief is het risico dat gelopen wordt met het BTW-compensatiefonds heel serieus. Dhr. Jaspers denkt dat daarover ook met elkaar moet worden gesproken. Tegelijkertijd is in de Voorjaarsnota aangegeven welke budgetverruimende maatregelen kunnen worden getroffen als het perspectief minder gunstig wordt. Dat is op zich een zeer interessante paragraaf. Aan de technische kant – de behoedszaamheidsreserve – kan iets worden gedaan, aan de accressen, maar ook is politiek relevant dat wordt aangegeven waar bezuinigingen kunnen worden gevonden. Nu staat het materieel accres op nul. Het accres van de budgetten en de subsidies staan voor 2005 ook op nul. Daar gaat de vraag ook politiek spelen of niet veel gerichter over bezuinigingen moet worden gesproken en wel ook in de richting van de gesubsidieerde instellingen van de provincie. Dhr. Jaspers meent dat daarover nu al uitspraken moeten worden gedaan en wel ook in het kader van de begroting 2005. Het derde punt in dat traject is de personeelskosten. Ook bij de personeelskosten worden nu extra kosten van enige honderdduizenden euro’s opgevoerd die voortvloeien uit de CAO. Bij het Collegeprogramma zijn afspraken gemaakt en bij de Voorjaarsnota’s 2002 en 2003. Dhr. Jaspers meent dat daarbij de afweging of gerichte maatregelen moeten worden getroffen nadrukkelijk in beeld is. Die maatregelen betreffen efficiency-taakstellingen en oud voor nieuw - waarbij het niet meer over de kaasschaaf gaat, maar over het maken van keuzes en aanvullende taakstellingen – en prioriteiten in de kerntaken. Als deze maatregelen nu niet breed aan de orde komen, denkt dhr. Jaspers dat de Staten zich moeten voorbereiden dat een en ander aan de orde moet komen bij de begroting 2005. Indien de financiële beleidsruimte beperkt is, dan is het naar het oordeel van de PvdA-fractie zo dat drie punten genoemd kunnen worden waar eventueel nog enig perspectief aanwezig is en die niet als zodanig in de Voorjaarsnota zijn benoemd. Dit is ten eerste de keuze aangaande de dividenden afkomstig van Essent. In de periode 2003-2004 bedraagt dit uiteindelijk 7,5 miljoen euro. Dhr. Jaspers verklaart zich ermee akkoord dat conservatief wordt begroot en dat uitgegaan moet worden van 4,5 miljoen euro. Er zit echter ruimte in voor de cofinancieringsfondsen en de reserveringen. Het tweede punt is dat PS de keuze hebben om nieuw beleid extra ten laste van het flexibel budget te financieren. Dit betreft knelpunten en aanvullend beleid. Dat is nu afgelopen en dat moet niet meer worden gedaan en ook niet voor het hoofdstuk Bestuur en Financiën. Dat moet binnen de programma’s op programma niveau worden opgevangen en alles wat extra wordt uitgegeven bij het ene onderdeel dient gecompenseerd te worden bij een ander onderdeel. Daarmee kan veel ruimte worden gecreëerd om, indien gewenst, majeure dingen te doen. Tot slot is er perspectief in de groei van het normale accres van de opcenten.
7
Samenvattend stelt dhr. Jaspers dat voor de PvdA-fractie geldt dat over deze periode heen een positief resultaat blijft gehandhaafd en dat dit ook voor de komende twee, drie jaar uitgangspunt van beleid dient te zijn. Het tweede punt is dat men zich erop moet voorbereiden dat duidelijker keuzes gemaakt moeten worden. Vanuit dat perspectief de Voorjaarsnota van dit jaar beziend, waarin wordt voorgesteld om de opcenten fors te verhogen, stelt dhr. Jaspers dat toereikende politieke argumenten moeten worden aangegeven om dit voorstel te ondersteunen. Vanuit financieel-economisch perspectief dient dit voorstel te worden afgezet tegenover de instrumenten die zijn afgesproken over hoe met de gelden wordt omgegaan. Het eerste punt is het rekeningoverschot 2003. Daarin wordt een forse post opnieuw afgeboekt voor de afkoopsommen voor de wegen. Het gaat om een bedrag van 1,7 miljoen euro. Dit is een keuze omdat dit in de exploitatie van de gewone dienst ieder jaar 157.000 euro minder uitgaven zou betekenen. De vraag daarbij is hoe lang gaat dit effect door? Is dit de laatste tranche en is dit daarna afgelopen? Of komen er weer nieuwe taakstellingen aan? Als een andere keuze wordt gemaakt rond de afschrijving van deze laatste post – het restant van 1,7 miljoen euro – dan is er wel een bedrag van 1,7 miljoen dat overgaat naar de volgende periode en dat bedrag is niet onaanzienlijk. Het tweede punt is dat ten laste van CESI en IIE een aantal investeringen worden gebracht in het kader van de cofinanciering. Dat betreft in dit voorstel het depot voor het museum en dat is ook RTV-Noord. Gezien de doelstellingen van deze instrumenten passen deze posten daarin en zou het onlogisch zijn om dit op een andere manier te doen. Het derde punt – het betreft een bedrag van bijna 5 miljoen euro – is de cofinanciering van de waterberging (p. 46). Dit is een cofinanciering. In de toelichting daarbij gaat het over de aankoop van gronden, maar ook over flankerend en ondersteunend beleid waarbij niet financieel is aangegeven over welk bedrag dit gaat en waar het precies over gaat. De investering wordt gedaan als cofinanciering – onduidelijk is waar de rest van het geld vandaan komt – vanuit overwegingen van veiligheid voor iets dat in 2013 zou moeten worden uitgevoerd en nu naar voren is gehaald. De PvdA-fractie ondersteunt dit voorstel en tevens dat dit ten laste gaat van deze instrumenten, gezien de doelstellingen van de instrumenten. Graag wil dhr. Jaspers geïnformeerd worden over het totale bedrag en welk deel hiervan op deze wijze wordt opgelost. Het derde punt betreft het flexibel budget. Dat heeft betrekking op de exploitatiesfeer. Daarin past het belangrijkste bedrag dat daarmee in de komende periode mee gemoeid is en dat is het extra bedrag van 1,2 miljoen voor de Jeugdzorg. Het vierde punt is de cofinanciering Kompas. Het is altijd de bedoeling geweest dat dit betrekking heeft op versterkende maatregelen voor de economische structuur van de regio en de werkgelegenheid. Tegelijkertijd worden de voorfinancieringsprojecten genoemd. Dit zijn de ringwegen, de N366 en de bruggen en de landinrichting. Dit zijn projecten die daarin passen. Aangegeven wordt dat een bedrag van 10 miljoen tekort wordt gekomen. Vanuit deze benadering is het dan ook terecht dat de opbrengst van de verhoging van de opcenten helemaal en alleen daarvoor wordt bestemd, zo luidt de mening van de fractie van de PvdA. Dit staat los van de discussie over de nota Ruimte en het GEP. Daarin zijn wel twee zaken aan de orde. Dhr. Jaspers meent dat het College moet worden gevraagd om richting de begroting binnen dit kader met ideeën te komen. Als het zo blijft zoals het nu is en het Noorden zou in het verlengde van de noordelijke ontwikkelingsas de toegangspoort zijn voor Noord-Europa dan is het wel zo (zoals in de betreffende nota’s en concepten wordt aangegeven – de betreffende gelden zouden gestopt worden omdat men met name de sterke regio’s zou willen gaan stimuleren en men niet meer de regio’s die achterblijven, zou willen helpen om die achterstand in te halen) dat een discussie gevoerd moet worden over wat hier de sterke en dominante clusters zijn waarover het moet gaan. Mogelijk is ook dat geconcludeerd moet worden dat die er gewoon niet zijn. Als de betreffende stukken worden gelezen, dan is dit zowel aan de kennisinfrastructuurkant als aan de innovatiekant de cruciale discussie waarover moet worden gesproken. Als nu vanuit het Haagse kan worden vernomen dat die sterke kanten in Groningen ontbreken en dat het met name gaat om een grote spreiding over vele beleidsve lden, zoals de metaal, de chemie, het toerisme, de agro, et cetera, die in Groningen eigenlijk niets zouden voorstellen kan men zich afvragen of dit in Groningen nog wel gefinancierd zou moeten worden, heeft de
8
provincie pas echt een probleem voor haar prioritaire taakstelling. Dhr. Jaspers denkt dat dit bij de Voorjaarsnota, maar zeker ook bij de Begroting 2005 aan de orde is en de PvdA-fractie zou het daarom zeer op prijs stellen om het materiaal te ontvangen om die discussie ook politiek in deze Staten goed te kunnen voeren. Samenvattend verklaart dhr. Jaspers dat deze Voorjaarsnota goed in balans is en legitimeert om met de opcenten om te gaan zoals is voorgesteld. Het jaar 2006 zal cruciaal zijn en zeer dichtbij. Daarover moet spoedig worden gesproken. Als de bezuinigingen op het Provinciefonds doorgezet worden, zal in dat kader bekeken moet worden welke nieuwe benaderingen mogelijk zijn over hoe met het geld wordt omgegaan. Dat betekent opvang van meerkosten binnen programma’s, oud voor nieuw, de stofkamdiscussie, de interne efficiency-discussie, de kerntakendiscussie en een benadering van gerichte bezuinigingen, zowel intern, maar ook extern richting de gesubsidieerde instellingen. Voorts meent dhr. Jaspers dat nu reeds gezegd moet worden dat die discussie zeker gevoerd moet worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt naar aanleiding van de opmerkingen van dhr. Jaspers over het GEP en de innovatieproblematiek en de wijze waarop daarop als noordelijke regio gereageerd moet worden dat deze discussie onder meer in SNN-verband al regelmatig wordt gevoerd. Daarover is een evaluatie gehouden en een aantal zaken is vastgesteld. Omdat het kabinet mogelijk tot een andere afweging komt – die discussie moet nog worden gevoerd – wordt door dhr. Jaspers in feite voorgesteld dat de provincie zich nu al moet voorbereiden op het mogelijke feit dat de eigen visie niet klopt. Dhr. Van der Ploeg begrijpt dat niet, want hij neemt aan dat de PvdA-fractie zich achter de gerealiseerde evaluatie stelt en de resultaten daarvan die overigens eenduidig positief zijn. Dhr. Jaspers (PvdA) bevestigt dat die evaluatieresultaten nadrukkelijk positief zijn en dat keuzes zijn gemaakt waar de speerpunten in het noorden bij SNN liggen. Echter, als beschouwd wordt hoe die resultaten op landelijk niveau worden vertaald in de nota’s, krijgen die niet de steun die verwacht kan worden … Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat het er toch om gaat dat de provincies in het noorden met elkaar … Dhr. Jaspers (PvdA) vreest dat vele miljoenen wegvallen die tot nu toe door de provincie worden aangevuld met cofinanciering of geheel zelf gefinancierd moeten worden. De provincie zal zich opnieuw moeten afvragen hoe gehandeld dient te worden en of de effecten die worden nagestreefd, dan nog bereikt kunnen worden. Dhr. Jaspers stelt daar grote vraagtekens bij en denkt dat doordat de externe omstandigheden zeer zijn veranderd, een discussie daarover opnieuw gevoerd moeten worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) denkt dat het belangrijk is dat in dit stadium van het politieke debat op nationaal niveau de provincie staat voor haar zaak en geloof heeft in datgene waar op ingezet is en dat nu niet mee moet worden gegaan in een verschuiving in visie en een beeld dat een ander heeft. Wij staan toch sterk voor onze zaak? Dhr. Jaspers (PvdA) antwoordt dit niet te ontkennen, maar stelt dat als de uitvoering van de beleidsdoelstellingen die de provincie heeft ter discussie komt te staan en als de grond daaronder wegvalt, een nieuwe situatie is ontstaan waarnaar opnieuw gekeken moet worden omdat, als het beleid onge wijzigd zou worden voortgezet, de provincie nog meer alleen voor de consequenties met betrekking tot de kosten komt te staan dan tot nu toe het geval is, al was het alleen maar omdat de cofinanciering zou wegvallen. De voorzitter brengt naar voren dat dhr. Jaspers ook gevraagd heeft om daarover meer informatie te krijgen en daarover een apart debat te voeren. Dhr. Jaspers (PvdA) antwoordt dat dit debat bij de behandeling van de Voorjaarsnota in de Staten zal moeten beginnen. Voorts zijn er nog een paar speciale onderwerpen in de Voorjaarsnota genoemd waarover het standpunt van de Staten wordt gevraagd. Dhr. Jaspers behandelt deze in het kort: De integratie van de twee fondsen CESI en IIE. Dhr. Jaspers sluit hierbij aan bij de woorden van mw. Gräper. Het is niet echt helder waarop die keuze wordt gemaakt. Het past wel binnen het perspectief van deze nota, met name in de richting van de harde infrastructuur. Echter, ook van belang is dat er 9
wat meer gebeurt aan de softe kant. Daarover heeft de PvdA-fractie nog geen definitief standpunt ingenomen. Het BTW-compensatiefonds. Hier voltrekt zich min of meer een ramp. Daarover is al eerder gesproken en nu blijkt dat de deskundigen met de handen in het haar zitten over hoe het eigenlijk in elkaar steekt, is er eigenlijk sprake van een zooitje rondom dit fonds in zijn algemeenheid en zou het misschien wel verstandig zijn om in de Staten een motie aan te nemen die mogelijk ook voorgelegd kan worden aan alle andere Provinciale Staten om beargumenteerd aan de minister duidelijk te maken dat nagedacht moet worden over stopzetting hiervan. Voor de provincie betekent een en ander dat forse risico’s worden gelopen. Liever ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. Toekenning van incidentele subsidies op basis van de Kaderverordening. Een en ander wordt geïllustreerd middels de discussie over de middenevenementen. Er is een algemeen probleem bij de toekenning van subsidies omdat een goed referentiekader ontbreekt. Dit betreft een referentiekader voor de besluitvorming om een en ander te kunnen volgen en de PvdA-fractie stelt voor om over een referentiekader te beschikken om straks te kunnen toetsen wat er terecht is gekomen van de afspraken rondom de subsidies conform de controlefunctie van de Staten en eventueel ook de Rekenkamer. Op prijs wordt gesteld dat er vaste formats komen voor de toekenning van subsidies, zoals dat nu gebeurt voor voorstellen voor nieuw beleid en dat ook zo’n format wordt gehanteerd bij de toekenning van subsidies om na te gaan wat de maatschappelijke effecten zijn die al dan niet worden bereikt en of gemaakte keuzes verantwoord zijn geweest. Apparaatskosten personeel. Hierbij geldt een afspraak rond contractmanagement (bij de dienst Wegen en Kanalen die nu de afdeling wegbeheer heet) om met meerjarige budgetten en substitutie binnen budgetten op geldniveau te gaan acteren en dit principe breder te gaan doorvoeren naar de rest van de organisatie. Dhr. Jaspers benadrukt dat dit tot de bevoegdheden van het College behoort en adviseert haar om er toch nog eens goed over na te denken in hoeverre toegestaan gaat worden dat met budgetten geschoven kan worden over wat langere periodes en dat slechts gestuurd wordt op geld en niet meer op geld èn formatie. Dhr. Jaspers denkt dat tegelijkertijd ook weer een forse egalisatiereserve moeten worden aangelegd dat weer dood geld is en ten laste komt van de algemene middelen en het flexibel budget. Hij vraagt zich af hoe dit principe functioneert als er zich echt een calamiteit voordoet. De PvdA-fractie is hier geen voorstander van. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt dhr. Jaspers of zijn conclusie juist is dat inzake de voorliggende Voorjaarsnota de PvdA-fractie slechts één kritische inhoudelijke vraag heeft die de afkoopsommen van de wegen betreft en dat de PvdA-fractie de nota neemt zoals die is. Dhr. Jaspers (PvdA) antwoordt dat als de vraag betrekking heeft op het inhoudelijke bestedingsvoorstel hij gesproken heeft over het BTW-compensatiefonds, de apparaatskosten, et cetera, en dat hij meent dat als een ander besluit wordt genomen dan in de Voorjaarsnota wordt voorgesteld, dit grote financiële consequenties met zich meebrengt. Als het gaat over de directe besteding van de middelen dan betreft dit de afkoopsommen, de apparaatskosten – want dan zou gereserveerd moeten worden, andere egalisatiefondsen, het BTW-compensatiefonds en nog een paar onderwerpen. Op de grote hoofdlijn ondersteunt de PvdA-fractie de bestedingsrichting die het College voorstelt inclusief de opzet. Dhr. Swagerman (SP) is blij met de samenvatting en de conclusies van de Voorjaarsnota waarin wordt aangegeven dat eventuele tekorten in 2004 zullen worden opgevangen door inzet van een deel van het rekeningsresultaat 2003. Hij refereert aan een opmerking van dhr. Calon tijdens de vergadering van de Rekeningcommissie waarin wordt aangegeven dat dit het geval moet zijn. De SP-fractie kan zich vinden in die inzet en insteek. Op termijn gezien komt men dicht bij de nul uit en de SPfractie heeft hier daarom geen problemen mee. Wat de claims op het flexibele budget betreft behoren een aantal knelpunten tot aanvaard beleid en voorts wordt een knelpunt geconstateerd bij de benodigde middelen reserves CESI en IIE. Voor de benodigde middelen CESI wordt een aantal projecten naar voren geschoven waarop mogelijk een beroep wordt gedaan en een lijstje met door GS voorgestelde prioriteitstellingen. Hierover is altijd discussie mogelijk en dhr. Swagerman kaart dit hier even aan in verband met de financiële en politieke consequenties waarover tijdens de Statenzitting verder over gesproken gaat worden. Daarmee samenhangend wordt voorgesteld om de reserves CESI en IIE
10
samen te voegen. Dit kan dhr. Swagerman zich wel voorstellen, want er wordt een veel grotere pool van geld gecreëerd waardoor forse investeringen mogelijk zijn die weer samenhangen met de lijst van prioriteiten en de prioriteitstellingen die daaraan door de fracties gekoppeld worden. Aan de andere kant merkt dhr. Swagerman op dat er ooit niet voor niets is gekozen om dit op te splitsen hetgeen terug te vinden is in de punten waar staat wanneer iets wordt besteed uit de IIE-fondsen en wanneer uit de CESI-fondsen. Hij vraagt zich dan af wat de bijkomende beweegredenen kunnen zijn. Is er mogelijk een intentie voor verschuiving van investeringsgebieden naar zaken vanuit de IIE naar CESI? De vraag of dit gesteund wordt, is een politieke keuze. Als het gaat om voorfinanciering van de grote projecten, kan de SP-fractie in grote lijnen instemmen met de keuzes van GS. Wat zij wil benadrukken is dat duidelijk in de richting van de regering moet worden uitgesproken dat als het over voorfinanciering gaat, de N33/A33 één der punten is die boven aan staat. Er wordt nu een goed begin gemaakt met de wegen. De infrastructuur heeft volgens de SP topprioriteit en binnen die infrastructuur is de A33 een heel belangrijke. Wat betreft de ophoging van de opcenten is het pijnlijk dat de provincie Groningen hoog in de rij met provincies komt te staan met de hoogste opcenten. Echter, om geen gigantisch gat in de begroting te schieten dient dit wel te gebeuren en dhr. Swagerman denkt dat politiek uit te leggen valt waarom deze keuze wordt gemaakt. Er zijn niet veel andere mogelijkheden om dit geld binnen te krijgen. Als het gaat om nieuw beleid, kan de SP zich grotendeels in de opstelling van het College vinden. Zij heeft een paar vraagtekens bij de grote uitgaven. Voorts stelt zij dat de voorgestelde begroting voor de glasbouw voor de komende jaren wel erg snel vooruitloopt op een aantal zaken die nog niet helder zijn. Dhr. Swagerman begrijpt dat als een en ander niet doorgaat, de bedragen toch opgenomen moeten worden in de begroting. Evenwel zijn er een aantal zaken te bedenken waarbij dit niet is gebeurd, terwijl de SP van mening is dat dit wel had moeten gebeuren. Dit is één der posten waarvan de SP zich afvraagt of dit niet ergens anders had gekund. Hij denkt daarbij aan andere projecten in de Eemshaven die het verdienen om sneller gerealiseerd te worden. Voorts heeft de SP geen problemen met de voorstellen in het kader van Bereikbaar Groningen en Schoon en Veilig Groningen. Als het gaat om Welzijn, sociaal beleid en cultuur, zijn twee zaken opgevallen: een fors bedrag voor RTV-Noord en een depot Groninger Museum. Hierbij vraagt de SP zich af of het niet met wat minder kan. Het bedrag is door het College al omlaag gebracht, maar het bedrag blijft zeer fors. Dhr. Swagerman meent dat er zaken zijn die minder geld kosten en net zo belangrijk of belangrijker zijn. Hij noemt het jongerencentrum in Leek. Afsluitend stelt hij dat dit een zeer goed verzorgde Voorjaarsnota is en een grote vooruitgang betekent ten opzichte van het verleden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wijst dhr. Swagerman erop dat er een voorstel van het College ligt met onder meer een verhaal waarom een aantal zaken niet voorgefinancierd worden. Hij vraagt hem of de SP een alternatief voorstel heeft waar de Staten in besluitvormende zin iets mee kunnen. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat in de Voorjaarsnota een verhaal staat over de Rijksoverheid die voorinvesteringen min of meer vraagt. Eén van die voorinvesteringen kan zijn de N33 waardoor, als het Rijk wordt ingelicht, dit project naar voren kan worden gehaald. Voorts zijn er buiten de glastuinbouw andere projecten in de Eemshaven die kansrijk zijn en in aanmerking zouden kunnen komen en mogelijk versneld zouden kunnen worden door voorinvesteringen te plegen. Hij noemt Ecodock, een biodieselfabriek, et cetera. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat dhr. Swagerman met een aantal voorbeelden komt die ook in het debat in oktober 2003 zijn gevoerd. Het College is toen de opdracht gegeven om met een analyse te komen en die ligt voor. De genoemde projecten zijn er dus met redenen omkleed niet bij. Het is dan heel lastig om hier een vervolg aan te geven. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat het een kwestie van keuze is en dat het niet onmogelijk is om de keuzes die richting uit te laten gaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat indien het om voorfinanciering gaat, dit in feitelijke zin onmogelijk is.
11
Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt zich af of dhr. Swagerman bereid is het risico te nemen door voor te gaan financieren zonder dat er van rijkswege voldoende zekerheden tegenover staan. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat dit zeker te overwegen is en dat als dit zou gebeuren dit een andere besteding vraagt van andere gelden. Wat de SP betreft gaat het dividend van Essent niet in de zweeftrein, maar in de ontwikkeling van deze provincie in met name de infrastructuur, etc.. Zo zou de keuze van de SP zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) concludeert dat de SP bereid is de rol van het Rijk over te nemen en daadwerkelijk voor de N33 niet voor te financieren, maar daadwerkelijk te betalen. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat hij dit primair de taak van het Rijk acht. Er zijn echter meer zaken die primair tot de taak van het Rijk behoren die niet worden uitgevoerd. Dan is het een kwestie van prioriteiten. De voorzitter vraagt dhr.Swagerman of hij met een voorstel over dit punt komt. Dhr. Swagerman (SP) meent dat hij daarvoor een grotere deskundige nodig heeft als hijzelf op dit moment is. Hijzelf kan min of meer aangeven waar hij het geld vandaan wil halen dat vervolgens vertaald moet worden naar de projectkosten voor de verdubbeling van de A33. Dhr. Hoiting (PvhN) beperkt zich daar reeds vele zaken aan de orde zijn geweest tot de cofinanciering voor de waterberging. Er worden de komende jaren miljoenen gereserveerd om de waterberging mede te financieren. Dhr. Jaspers heeft al aangegeven dat er nog onduidelijkheid bestaat wie daar verder aan mee betaalt. De vraag is waarom de provincie waterberging nodig heeft. Dhr. Hoiting heeft begrepen dat de kans dat de inwoners natte voeten krijgen statistisch gezien redelijk klein is en dat is alleen al de vraag waard waarom het nodig is om daarvoor zoveel geld uit te trekken. Ook heeft hij begrepen dat waterberging een hot item in Den Haag is en dat het de provincie min of meer wordt opgelegd om de betreffende voorzieningen te treffen. Tegen deze achtergrond is het wrang om te zien dat de provincie daaraan voor een groot deel moet mee betalen. Het probleem is echter nog ernstiger. De noodzaak tot waterberging staat in direct verband met bodemdaling en bodemdaling is gerelateerd aan gaswinning. Het zal een ieder bekend zijn hoe de fractie van de PvhN denkt over de aanwending van de aardgasbaten. Tot op heden is de PvhN één van de weinigen die ervoor heeft gepleit dat een groter deel van de aardgasbaten ten goede komt aan onze provincie. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) acht op dit punt een correctie noodzakelijk. Er zijn al decennia lang partijen in deze Staten geweest die hetzelfde pleidooi hebben gehouden. Dat de PvhN er ook mee komt is geen probleem. Dhr. Hoiting (PvhN) concludeert dat dit kennelijk niet een erg luid pleidooi is geweest, want zoveel heeft hij daarvan niet gehoord. Het doet hem overigens deugd dat de CdK zelf heeft aangegeven dat er meer geld vanuit de aardgasbaten naar Groningen zou moeten vloeien als compensatie voor de gaswinning onder de Waddenzee, dus ook de CdK onderschrijft inmiddels dit punt. Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert met de opmerking dat het College nog steeds tegen de winning is van aardgas onder de Waddenzee. Dhr. Hoiting (PvhN) vervolgt en stelt dat de provincie een koekje van eigen deeg krijgt. Er worden kapitalen uit de Groningse bodem gehaald en de kosten daarvan zullen nu, althans voor een deel, zelf betaald moeten worden. Hij verneemt graag van de andere fracties of zij het ermee eens zijn dat het geen goede zaak is dat een koekje van eigen deeg wordt ontvangen en voorts ligt hier nu de mogelijkheid om aan het College duidelijk te maken dat dit onacceptabel is en dat deze cofinanciering geschrapt moet worden en dat maar eens opnieuw met Den Haag dan wel met de NAM in onderhandeling getreden moet worden om de kosten van de gaswinning en de bodemdaling en de noodzaak tot waterberging opnieuw aan te kaarten. Graag hoort dhr. Hoiting de mening van de andere fracties over dit punt en of zij het College deze opdracht willen meegeven. Dhr. Boumans (VVD) roept de laatste opmerking van dhr. Swagerman in de herinnering op die zei dat hij voor een eigen voorstel eigenlijk een financieel expert nodig heeft. Dhr. Boumans verklaart dat dit in dezelfde richting gaat als hoe hijzelf naar de Voorjaarsnota heeft gekeken als nieuw gebombardeerd woordvoerder namens de fractie van de VVD. Hij heeft zich afgevraagd vanuit welk perspectief hij 12
met de Voorjaarsnota moet omgaan en of hij dit allemaal wil weten en wat hij daar dan vervolgens mee gaat doen. Vooral de vraag wat er feitelijk, na lezing van het stuk, gebeurt, heeft hem bezig gehouden. Ook dhr. Van der Ploeg stelde zojuist een paar van deze vragen. Dhr. Boumans bekent hier nog niet helemaal uit te zijn… Dhr. Jaspers (PvdA) raadt dhr. Boumans aan in de leer te gaan bij dhr.Werkman, want daarvan zou hij veel kunnen opsteken. Dhr. Boumans (VVD) antwoordt dat dhr. Werkman hem al in een andere hoedanigheid bedient met allerlei fantastische stukken en dat hij in dit verband afziet van het opvolgen van deze goede raad. De vraag is in feite welk karakter in het kader van het dualisme de Voorjaarsnota heeft en welke behandeling daarvoor gepast is. Hij kan zich het aan het begin van dit debat gedane voorstel van de voorzitter goed voorstellen, alsmede de opmerking van dhr.Jaspers dat hier vooral financieel-technische zaken aan de orde zijn, waarna in de Staten de politiek-inhoudelijke discussie gevoerd zal worden. Dat laatste is terecht want de Voorjaarsnota bevat genoeg zaken waarover een politieke discussie gevoerd kan worden. Dhr. Boumans zal hier en nu een ‘schotje’ voor de boeg geven. Samenvoeging CESI en IIE. Reeds is opgemerkt dat een toereikende argumentatie voor de samenvoeging van deze fondsen ontbreekt. Dan rijst het vermoeden dat dit is bedoeld om met middelen te schuiven. Vanuit de VVD-fractie wordt dan gevreesd dat middelen die voor fysieke infrastructuur zijn bedoeld naar sociale infrastructuur gaan. Dat is niet per definitie slecht, maar dan is de VVD-fractie altijd extra op haar hoede en zij wenst daarom van het College een nadere onderbouwing, want als dit dan toch wordt gewenst dient naar de criteria te worden gekeken. Er ligt immers geen uitgewerkt voorstel om die te harmoniseren (zie pag. 20-21). De vraag is hoe daar dan straks mee wordt omgegaan. Cofinanciering Kompas. De komende jaren zal zich een tekort voordoen. Het College wil toch een aantal grote projecten aanpakken. Inhoudelijk ondersteunt de VVD-fractie het College op dit punt. Terecht is door een aantal fracties naar voren gebracht dat deze week het een en ander naar buiten is gekomen vanuit Den Haag. Als de berichten bewaarheid worden, vraagt dhr.Boumans zich af of dit reden tot vrolijkheid geeft hoe krachtig –mijnheer Van der Ploeg – deze regio ook is en hoe goed het een en ander voor elkaar is en hoe groot de eigen overtuiging ook is, daar als de financiering vanuit het Rijk wegvalt en misschien ook wel die van Europa er toch een groot probleem ontstaat. Dhr. Boumans denkt dat die discussie inderdaad moet worden gevoerd, maar hij vraagt zich alleen wel af of dat lukt op het moment dat de Voorjaarsnota in de Staten wordt besproken. Als dit niet lukt, dient dat op een later moment geschieden. De dekking van de bezuiniging en de heroriëntatie van het College. Dhr. Jaspers heeft al vrij uitvoerig aangegeven om welke zaken het gaat. De VVD-fractie vraagt zich af waarom de dekking gezocht wordt in de verhoging van de opcenten. Weliswaar is dit de enige belastingbron van de provincie en een gemakkelijke uitweg, maar de VVD-fractie is er niet op voorhand van overtuigd dat dit ook de enige uitweg is en vraagt zich af of in de sfeer van de verhoging van de efficiency of middels andere keuzen – mogelijk worden nog voorstellen gedaan - andere mogelijkheden bestaan. Graag hoort dhr. Boumans vanuit het College daarop een toelichting. De subsidierelaties. Het College neemt deze onder de loep en heeft verklaard niet door te willen gaan met de standaard accresverhoging, maar dat van jaar tot jaar subsidies worden beoordeeld. Die benadering ondersteunt de VVD-fractie van harte, inclusief het idee van dhr. Jaspers om te komen tot een vast format. Dit is overigens geen nieuw punt, want vorig jaar is hierover ook gesproken en toen heeft het College aangegeven met een dergelijk format te zullen komen. In het verlengde daarvan is door dhr. Jaspers een aantal risico’s genoemd waarover ook de VVD-fractie zich zorgen maakt. Dit betreft het BTW-compensatiefonds, de apparaatskosten die weliswaar deels door externe oorzaken zijn verhoogd. Deze provincie heeft ongeveer acht jaar geleden een forse bezuiniging ingezet en drie jaar geleden is ook uitvoerig gesproken over een reorganisatie. Dit soort zaken moeten niet gestapeld worden, want dan worden de medewerkers stapelgek. Wel moet worden bekeken hoe met deze bezetting het werk kan worden gedaan.
13
De behoedzaamheidsreserve. De vraag is of het besluit uit 2003, een nog jong besluit, toch niet teruggedraaid moet worden. De VVD-fractie waarschuwt ervoor dat het College zich niet rijk moet rekenen, want het is zo vervelend als je het niet blijkt te hebben. Het College maakt een aantal keuzes binnen de programma’s. In de andere commissies hebben vertegenwoordigers van de VVD reeds aangegeven waar zij niet content mee waren. Dit betreft o.a. RTVNoord, maar dat betreft ook de meerkosten van allerlei bestuurlijke organisaties, zoals het IPO. De VVD-fractie zal daarop bij de statenbehandeling terug komen. Dhr. Hollenga (CDA) merkt aan de hand van het betoog van dhr. Boumans op dat hij geen voorstellen heeft gehoord gericht op bezuinigingen en concludeert dat de VVD-fractie redelijk akkoord gaat met het totale pakket. Vervolgens vraagt hij aan dhr. Boumans of de VVD-fractie aan een andere financie ringsbron denkt dan de verhoging van de opcenten? Dhr. Boumans (VVD) antwoordt er niet van overtuigd te zijn of dit op deze wijze zo moet. Voorts merkt hij op aan het College gevraagd te hebben om aan te geven welke andere bronnen ter beschikking staan. Daarnaast heeft hij aangegeven dat zijn fractie niet overtuigd is van alle voorstellen. Dhr. Boumans verzekert de vergadering ervan dat de VVD-fractie met een aantal voorstellen zal komen. Dhr. Swagerman (SP) geeft de heren Boumans en Hollenga als tip mee om hun fracties in Den Haag in te schakelen die vervolgens hun regering inschakelen om daarna wat meer geld richting Groningen te sluizen. Dhr. Boumans (VVD) wijst erop dat dhr. Swagerman een fractie vertegenwoordigt die in Den Haag helaas een vrij grote omvang kent en die mogelijk ook eens contact kan opnemen. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) merkt op dat dhr. Swagerman groot gelijk heeft als hij de betreffende heren aanspreekt op hun Haagse vertegenwoordigers. Voorts heeft hij van dhr. Hollenga begrepen dat het verstandig is om van tevoren te zeggen dat het moeilijk voor je is om iets over de Voorjaarsnota te zeggen omdat het stuk zo technisch is. Het helpt wel – en dat is een compliment aan de opstellers – dat er uitvoerige toelichtingen staan bij de verschillende onderdelen. De hoofdvraag is voor de fractie van Groenlinks de kwestie van de opcenten. De vraag is wat er met die opcenten dient te gebeuren. Het voorstel in de Voorjaarsnota impliceert dat de opcenten voor een groot deel in de lopende begroting verdwijnen en voor een deel in grote projecten in de sfeer van de wegenaanleg. De fractie van GroenLinks stelt zich een andere aanwending voor. Eerder heeft iemand een opmerking gemaakt over het beperkte openbaar vervoer van de provincie en GroenLinks zou liever zien dat als de auto extra wordt belast het geld niet wordt gebruikt voor de auto, maar voor investeringen in het openbaar vervoer. Als dat nu niet onmiddellijk mogelijk is, kan dat geld voor dat doel voor de toekomst gereserveerd worden. Dat is een andere keuze. Dhr. Boumans (VVD) meent dat die keuze pas echt moeilijk is uit te leggen aan de burgers van Groningen. Hij moet dan meer betalen om in zijn auto te mogen zitten en als beloning krijgt de buurman een gratis OV-kaart. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) acht deze opmerking wat gechargeerd. Het thema duurzaamheid is voor GroenLinks van groot belang en dan mag het geen verbazing wekken dat gezocht wordt naar verschuiving uit de auto richting openbaar vervoer. Dhr. Jaspers (PvdA) merkt op dat de burger met één kroket minder per maand niet uit de auto blijft. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) antwoordt dat in dat geval het openbaar vervoer echt aantrekkelijk moet worden gemaakt en met name in de stedelijke regio’s. Als het gaat om de bestedingsvoorstellen heeft GroenLinks vragen bij de uitgaven voor RTV-Noord. Dhr. Van Zuijlen merkt op inmiddels iets meer dan één jaar statenlid te zijn en dat in die korte tijd dit de derde keer is dat wordt voorgesteld om extra geld naar RTV-Noord over te maken. Weliswaar is RTV-Noord waardevol, maar de vraag is nu of niet gedacht moet worden in termen van een lening, zeker nu in de toelichting staat dat deze extra subsidie in de sfeer van de exploitatie een groot positief effect heeft. Men kan zich dan afvragen of dan niet tot een zekere aflossing kan worden gekomen. Het gaat immers niet om geringe bedragen. Het betreffende bedrag van 1,6 miljoen vermeerderd met het
14
bedrag voor de voorfinanciering van de wegen beloopt ongeveer het bedrag van de verhoging van de opcenten. Hierbij plaatst GroenLinks vraagtekens. De samenvoeging CESI en IIE. Gemist worden de criteria rond de duurzaamheid en met name maakt GroenLinks zich zorgen daar op dit moment daardoor ruimte vrijgemaakt kan worden om in de sociale hoek meer te kunnen doen. Ook dhr. Jaspers heeft daarover een opmerking gemaakt. De vraag is hoe wordt gegarandeerd dat het betreffende geld niet massaal in de fysieke infrastructuur verdwijnt. GroenLinks wil daarop graag een garantie. Dhr. Boumans (VVD) constateert met spijt dat dhr. Van Zuijlen precies andersom redeneert dan hij zojuist deed. Hij vraagt dhr. Jaspers of hij er voorstander van is dat de samenvoeging van genoemde fondsen ertoe leidt dat meer geïnvesteerd gaat worden in de sociale infrastructuur. Dhr. Jaspers (PvdA) stelt dat bij de Voorjaarsnota in relatie tot de begroting heel veel geld gaat naar de sociale paragraaf. Nu wordt het beeld opgeroepen dat alles naar beton en de harde infrastructuur zal gaan. Dat totaal bij elkaar is onjuist. Het is begrijpelijk dat het beeld wordt opgeroepen dat de integratie van die twee fondsen een enorme impuls zal zijn voor de harde infrastructuur, waar overigens veel voor te zeggen is vanuit de werkgelegenheidsproblematiek. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vervolgt zijn betoog. De Langman-gelden. Een reactie wordt door andere fracties gevraagd of het College de opdracht moet krijgen om te bewerkstelligen dat de provincie een groter aandeel krijgt in de aardgasbaten. De GroenLinks-fractie gaat er op voorhand van uit dat er afspraken zijn en dat de eigen positie wordt uitgehold wanneer nu vooruitgelopen wordt op mogelijke lapmiddelen of alternatieven voor gelden die uit Den Haag moeten komen. Dhr. Van Zuijlen ondersteunt het pleidooi van zijn fractiegenoot dat de rijen gesloten moeten blijven en dat de contractpartner aan het contract gehouden moet worden. Dhr. Jaspers (PvdA) meent dat deze opstelling gelijk staat aan het jezelf voor de domme te houden, terwijl je weet dat er aan alle kanten ontwikkelingen gaande zijn die zeer negatief uitpakken voor deze provincie, zowel wat betreft het Provinciefonds als de cofinancieringen. Het denken hoeft niet op nul gezet te worden en ook niet in het openbaar. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt dat het College deze ochtend heel nadrukkelijk heeft aangegeven dat er heel reële kansen zijn dat het Parlement hierin nog een beslissende en belangrijke stem gaat krijgen. Zij neemt aan dat het College daar redenen voor heeft en meent – waarmee zij het eens is met dhr. Van Zuijlen - dat het College gesteund moet worden om een en ander te bewerkstelligen, dat de eigen lijnen daarvoor gebruikt moeten worden en dat de gelederen gesloten moeten blijven daar het anders voor Den Haag wel heel gemakkelijk wordt. Dhr. Jaspers (PvdA) concludeert dat dit debat wel in volle openheid met elkaar gevoerd moet worden en dat bekeken moet worden dat die punten sterker gemaakt kunnen worden uitgaande van een open mind. De voorzitter resumeert dat pleidooien zijn gehouden voor het scheppen van ruimte in de Staten voor een discussie over de ontwikkelingen in Den Haag. Voorts roept hij de vergadering op om zich nu te beperken tot de discussie over de technische kanten van de Voorjaarsnota. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vervolgt zijn betoog. Opnieuw wordt geld gereserveerd voor vertrekbevorderende maatregelen. Dat is al eerder gebeurd en de fractie van GroenLinks zou graag willen weten wat daarvan de effectiviteit is. Dhr. Werkman (CDA) kondigt aan dat hij zich met het ‘priegelwerk’ zal bezighouden en zijn fractiegenoot Hollenga met de hoofdlijnen. Allereerst stelt hij een aantal financieel-technische vragen. Op pag. 11 staat dat de materiële uitgaven zullen worden bevroren, terwijl dat op pag. 61 niet is terug te zien. Graag wil hij daar een toelichting op, want op pag. 61 worden percentages genoemd van 1%, 2% en 3% die worden toegevoegd ten behoeve van materiële uitgaven.
15
De behoedzaamheidsreserve (pag. 28). Destijds is er voor gekozen om die voor de volle 100% in te boeken. Nu blijkt dat de behoedzaamheidsreserve verre van volledig is uitbetaald. Is er nu op basis van voortschrijdend inzicht een heroverweging noodzakelijk? Op pag. 36 is sprake van incidentele kosten arbeidsmarktbeleid. Is dat nog een extra tegenvaller die niet is verwerkt op dit moment in de Voorjaarsnota? Op pag. 42 wordt voorgesteld om bepaalde meetapparatuur aan te schaffen en te bekostigen uit vrijkomende vacatureruimte tot 2006. Kan het College nu al voorzien dat er in de organisatie bepaalde vacatures zijn? Dhr. Werkman wil graag weten hoe het College aan die informatie komt. Met betrekking tot de accressen worden op pag. 48, 49 en 61 verschillende percentages toegepast. Kan het College daarop een toelichting geven? Op pag. 50 worden een aantal structurele kosten met incidenteel geld gedekt. Heeft dat een bepaalde oorzaak? Op pag. 53 wordt gesproken over knelpunten aanvaard beleid. Gaat dit over het jaarverslag? Bij de CDA-fractie leeft de vraag of dit nieuw beleid is of aanvaard beleid. Is dit echt noodzakelijk? Het jaarverslag zoals het College voor ogen staat, kost toch weer € 40.000 op jaarbasis. De kwestie of op bepaalde terreinen ook ander keuzes kunnen worden gemaakt. Dhr. Werkman is ook benieuwd naar hoe de VVD daarop reageert. De opbrengst van de aandelen Essent wordt toegevoegd aan de fondsen. Ook kan worden overwogen om een deel van die opbrengst aan te wenden ten behoeve van de exploitatie. Graag hoort hij de mening van andere fracties op dit punt. Dhr. Hollenga (CDA) stelt dat de CDA-fractie heeft vastgesteld dat hetgeen in het collegeprogramma is afgesproken, teruggevonden kan worden in deze Voorjaarsnota in die zin dat het beleid verder vorm begint te krijgen. Dat betekent zoveel mogelijk uitvoeren en investeren daar waar mogelijk en eventueel met behulp van voorfinanciering en een verdere vormgeving van het sociale beleid. De provincie heeft te kampen met een aantal tegenvallers die bij de collegevorming nog onvoldoende in beeld waren. Dat leidt tot een beeld zoals door het College geschetst is op pag. 12, waarbij is aangegeven hoe bepaalde zaken moeten worden ingevuld. Later is nog een brief ontvangen waardoor het beeld zeker niet positiever is geworden. Het College heeft een aantal keuzes gemaakt. Op de eerste plaats betreffen die de Kompas-projecten. De CDA-fractie heeft er steeds voor gepleit om het Kompas goed uit te voeren. Deze regio heeft richting Den Haag duidelijk gemaakt dat als er Europees geld ingezet kan worden deze regio daar volledig toe in staat is doordat de goede structuur aanwezig is en de cofinanciering goed is geregeld. Onderbouwd moet worden dat verder doorgegaan kan en moet worden in de volgende periode op de wijze waarop men hier gewend is geweest. In feite liggen meer projectvoorstellen voor dan gefinancierd kunnen worden hetgeen ertoe geleid heeft dat het College keuzes heeft gemaakt. Die keuzes komen erop neer dat wordt bekeken welk project het meest haalbaar is en waarvan de kans op uitvoering het groots is. Dat leidt tot een budgetnoodzaak van 10 miljoen euro en de CDA-fractie kan zich daar goed in vinden. Een aantal andere grote zaken worden gefinancierd uit CESI-IIE. Het gaat om een aantal projecten die hier vandaag al een aantal keren is genoemd. Over de wachtlijsten in de jeugdzorg is al eerder gesproken. Van meerdere kanten is gewezen op de investeringssubsidie voor RTV-Noord en het depot Groninger Museum. Ook de CDA-fractie heeft daar kritisch naar gekeken en vraagt zich af of het nu werkelijk noodzakelijk is dat een investering bij RTV-Noord van 1,6 miljoen euro voor 100% door de provincie moet worden gefinancierd. Zij denkt dat ook de keuze mogelijk is om een gedeelte van het bedrag te financieren middels een lening door RTV-Noord om op die manier ook daar de prikkel tot alertheid te handhaven. Toen het ging om de financiële problematiek bij RTVNoord is ervoor gepleit om de regionale omroep zo goed mogelijk in de benen te houden en desnoods ook met provinciaal geld. Dat is ook gerealiseerd. De huisvesting is terloops wel eens aan de orde geweest, maar gesteld werd dat de kosten voor huisvesting ook op een andere locatie nodig zouden zijn. Wat dat betreft is een nadere onderbouwing op zijn plaats. Dit geldt ook voor het depot Groninger Museum, alhoewel nog niet eens helemaal zeker is of het opgevoerde bedrag wel toereikend is, omdat er nog geen concrete afspraken zijn gemaakt over welke investeringen nodig zijn. Graag wil dhr. Hollenga weten wanneer daarover meer zekerheid bestaat.
16
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het CDA vindt dat RTV-Noord zelf moet lenen of dat de provincie leent aan RTV-Noord. Dhr. Hollenga (CDA) antwoordt dat RTV-Noord zou moeten lenen bij degene die de beste voorwaarden biedt om zo weinig mogelijk in hun exploitatie te worden aangetast. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft begrepen dat de provincie vrij goedkoop zelf weer kan lenen. Dhr. Jaspers (PvdA) stelt dat de provincie wel een leningenbeleid heeft met een sterke steun van het CDA, maar zij riep tot nu toe wat anders. Dhr. Hollenga (CDA) vervolgt zijn betoog. Ten aanzien van de samenvoeging van de fondsen zal uiteraard naar de criteria gekeken moeten worden. Dhr. Hollenga kan het College op dit punt volgen. Als in ogenschouw wordt genomen wat op het CESI afkomt, zal dit op nul komen te staan, terwijl toch ook financieringen in de sociale sfeer dienen te geschieden. Het CDA heeft geen moeite met de samenvoeging van de betreffende fondsen. Wat betreft de voorfinanciering stelt hij dat dit eerder door de Staten is bepleit. Het CDA heeft goed begrepen dat het gaat om projecten die op korte termijn kunnen beginnen en waar zekerheid bestaat over de financiering. Risico’s moeten worden vermeden. Dit waren de criteria die zijn bepleit en op die manier kan ook iets worden gedaan aan de bevordering van de werkgelegenheid. Het financieel perspectief. Het College heeft een apart hoofdstuk gewijd aan de generieke bezuinigingsmaatregel en de CDA-fractie kan zich vinden in datgene dat is opgemerkt over de vermindering van het accres en het budget exploitatiesubsidies vanaf 2006. Dhr. Hollenga denkt dat dit vanaf nu al gecommuniceerd moet worden ... Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert en verklaart dat dit al is gebeurd. Dhr. Hollenga (CDA) wijst vervolgens op de opmerking dat in de komende periode andere tekorten kunnen ontstaan. Het College heeft ervoor gekozen om op basis van alle genomen maatregelen de dekking rond te krijgen via een verhoging van de opcenten met 6 cent. Dat betreft ongeveer 2,5 miljoen die nodig zijn voor de cofinanciering Kompas. De CDA-fractie vraagt zich af of dit voldoende is. Hierover bestaan zorgen, afgezien van het feit dat zij problemen heeft met de opcentenverhoging op dit moment. Het CDA meent dat ook richting burgers wel erg gemakkelijk wordt geroepen dat het slechts om 12 euro voor een polo of kroket per maand gaat. Dat is een beeld die een overheid moet vermijden. Er zijn mensen die geen auto hebben. Verder is het zo dat de burgers geconfronteerd worden met lastenverhogingen van de gemeente waar zij wonen en het Rijk, terwijl nu ook de provincie zich in dit rijtje aansluit. Duidelijk moet worden aangegeven waarom dit nodig is. Er had ook kunnen worden voorgesteld dat de opbrengsten van de aandelen Essent ook voor de helft worden ingezet ten opzichte van de opcenten. Dat had ook een signaal kunnen zijn. Graag hoort dhr. Hollenga hierop een reactie. Wat wel zorgen baart is dat, alhoewel het CDA akkoord gaat met de voorgestelde maatregelen, er nog meer op de provincie afkomt. Er is een brief ontvangen waarin gewaarschuwd wordt voor een reductie van inkomsten, waarvoor nog geen dekking bestaat. Ergens anders wordt door het College genoemd dat als er nieuwe tekorten ontstaan, opnieuw overwogen kan worden om de opcenten te verhogen. Dhr. Hollenga benadrukt dat als wordt gekozen voor een opcentenverhoging er nu één keer voor moet worden gekozen en dat, als zich nieuwe tegenvallers voordoen gedurende deze collegeperiode, eerst gekeken moet worden naar het eigen apparaat. De CDA-fractie is voorts van mening dat daar waar het College zelf zegt dat gekeken moet worden naar ‘oud voor nieuw’ of andere bezuinigingsmaatregelen, zoals een heroverweging van het provinciale takenpakket, inzichtelijk moet worden gemaakt om het financieel perspectief na 2008 weer gezond te maken, zodat na deze collegeperiode een nieuw College niet met tekorten wordt opgezadeld. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) vraagt aan de CDA-fractie dezelfde vraag als gesteld aan de PvdAfractie, namelijk of zijn conclusie juist is dat de CDA-fractie akkoord gaat met de Voorjaarsnota. Dhr. Hollenga (CDA) antwoordt dat hij zijn betoog begon met de vaststelling dat kijkend naar het collegeprogramma dat voor een belangrijk deel het verkiezingsprogramma van het CDA bevat, voortgeborduurd wordt in de maatregelen en de voorstellen die hier voorliggen. Wat dat betreft kan het CDA zich in de voordracht vinden. 17
Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) wijst erop dat het nu 19.25 uur is en er een aantal partijen zijn waarvan de woordvoerder van het debat dat in de Statenzaal over de Waddenzee zal plaatsvinden, hier nog aanwezig zijn. Graag wil zij overleg hoe de discussie verder voortgezet wordt. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op het voorstel van dhr. Jaspers te hebben gehoord. Voorts is een aantal ambtenaren aanwezig die keihard gewerkt hebben aan de Voorjaarsnota. De agenda is tijden van tevoren bekend. Om 19.15 uur zou deze vergadering zijn afgelopen. Nu dreigt de situatie te ontstaan dat het College niet kan antwoorden en zonder die beantwoording straks begonnen wordt aan de vergadering van de Staten. Dhr. Calon benadrukt dat hij dit een buitengewoon vervelende situatie vindt. De voorzitter is het met de gedeputeerde eens dat deze commissie haar werkzaamheden nu moet voortzetten. Er is een aantal partijen met een handicap, maar het huiswerk in de commissie gaat boven de hoorzitting over de Waddenzee. De voorzitter roept de vergadering op om efficiënt te vergaderen en de vergadering voort te zetten. Dhr. Hollenga (CDA) ondersteunt de oproep van de voorzitter. Dhr. Boumans (VVD) ondersteunt ook dat de vergadering moet worden voortgezet. Hij stelt dat zijn fractie bij de hoorzitting ruim vertegenwoordigd is. Hij begrijpt dat het voor kleinere fracties moeilijker ligt, maar het is wel zo dat bewust uitnodigingen worden verstuurd die elkaar deels kruisen en daar moet dan ook de pijn van worden verdragen. De voorzitter concludeert dat de vergadering wordt voortgezet en hij geeft het woord aan dhr. Calon. Dhr. Calon (gedeputeerde) begint zijn beantwoording en gaat allereerst in op vragen die mw. Gräper heeft gesteld. Criteria reserves CESI en IIE. Het is niet zo dat geen criteria worden voorgesteld. Op pag 21 staat: “Wij stellen voor om de criteria die voor beiden gelijk zijn toe te passen op de samengevoegde reserves.” Voorts staan op deze pagina twee blokjes met specifieke criteria die voor de beide fondsen apart gelden. Mw. Gräper stelt in feite voor dat er tussen die specifieke criteria criteria staan die ook voor het samengevoegde fonds zouden moeten gelden. Dhr. Calon zegt toe dat dit goed zal worden bestudeerd, maar dat de tijd tekort is om een en ander aan te passen vóór de behandeling van de Voorjaarsnota en dat hij een en ander zou willen implementeren bij de Begroting 2005. Voorts behandelt hij de vraag waarom wordt voorgesteld om de beide fondsen samen te voegen. Hij stelt dat over de verdeling van de gelden naar de fondsen en de verhouding daartussen afspraken zijn gemaakt bij de totstandkoming van het vorige collegeprogramma, welke zijn bevestigd bij het huidige collegeprogramma. Dit is een antwoord op een vraag van dhr. Werkman. (Overigens zal ofwel dhr. Oosterling antwoord geven op de specifieke vragen - het ‘priegelwerk’ – van dhr. Werkman, ofwel wordt de beantwoording daarvan toegevoegd aan het verslag). Zie beide bijlagen bij het verslag. Die verhouding was ¼ vs. ¾. Met de claims die er nu liggen op CESI zou de reserve gedurende de gehele periode zeer worden gereduceerd. De vraag is of dat verstandig is. Er zou één reservefonds een negatief saldo te zien geven, terwijl het andere fonds (IIE) genoeg gelden bevat en voornamelijk in een latere fase wordt belast. Voorts is er gekeken naar wat aan de sociale infrastructuur is gerealiseerd en wat daaraan is weggezet. In de Voorjaarsnota staat op pag. 20, punt 2.4, tweede alinea, hier vrij vertaald, dat het College, naast de voorstellen voor de sociale infrastructuur die nu gehonoreerd worden, geen nieuwe voorstellen voor de sociale infrastructuur in deze collegeperiode uit dit infrastructuur fonds wil doen. Ook dit gegeven heeft tot het voorstel geleid om de beide fondsen samen te voegen. Dhr. Boumans (VVD) vraagt of dat betekent dat het College van mening is dat, ondanks het feit dat middels het vorige en huidige collegeprogramma deze fondsen bewust in het leven zijn geroepen en gehouden, er geen mogelijkheden zijn om de betreffende doelstellingen te realiseren, althans niet vanuit het beleid dat tot nu is gevormd, en ook niet om daar de komende drie jaar nadere invulling aan te geven. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat als wordt gekeken naar het stimuleringsfonds Zorg of het fonds voor de multifunctionele centra en alle voorstellen die al uit CESI zijn gehonoreerd, het College 18
van mening is dat voor deze collegeperiode daar in voldoende mate aan tegemoet gekomen is. Er worden daardoor geen nieuwe claims uit die hoek gehonoreerd. Ook als de fondsen ongewijzigd in stand waren gehouden, zou het resultaat zijn dat CESI op een negatief saldo zou uitkomen en dat dan een discussie zou ontstaan over herverdeling. Dhr. Boumans (VVD) begrijpt dat het College in ieder geval niet de lijn volgt die GroenLinks, mede namens de PvdA, heeft ingezet. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt ontkennend en stelt dat de PvdA die lijn overigens niet heeft ingezet. De opcenten. Dhr. Calon benadrukt dat het ambtelijk apparaat met de Voorjaarsnota buitengewoon goed werk heeft afgeleverd. Er lag een aantal opdrachten van de Staten en met name van deze commissie. Een en ander is verwerkt in deze Voorjaarsnota. Duidelijk is dat het tij is gekeerd en dat scherper aan de wind moet worden gezeild. De lijn van het collegeprogramma is gevolgd, te weten geen nieuw beleid opzetten, maar oud beleid uitvoeren en als toch nieuw beleid wordt gevolgd dan dient dit ten koste van oud beleid te gaan. Daar waar dat gaat gebeuren, dient dat terug te keren in de Programmabegroting waar binnen programma’s verschuivingen kunnen optreden. Vervolgens wordt gekeken of er bleeders, opgaven zijn die absoluut noodzakelijk zijn waarvoor de bestaande budgetten ontoereikend zijn. Dit betreffen vier clusters. Eén daarvan is reeds geaccordeerd. Dat is de Zorg. De Staten hebben bepaald dat binnen dit kader een en ander moet gebeuren. Bij de persconferentie is de verdeling gegeven. Bij de grafische voorstelling daarvan betreft dit het roze vlak. Er is een kleine cluster, namelijk: bereikbaarheid. Hierbij valt niet te ontkomen aan een herijking (van 800.000 à 900.000 euro). Het precieze bedrag is nog niet bekend, maar het ligt in die orde van grootte. Het derde cluster betreft Welzijn en Cultuur. Daarover zijn veel opmerkingen gemaakt, te weten over het depot Groninger Museum en RTV-Noord waarover later meer. Het vierde cluster – en dat is de belangrijkste en vormt hier en nu één der hoofdpunten van het debat – betreft het Kompas. Bij de collegeonderhandelingen was bekend dat er mogelijk tekorten zouden optreden bij Kompas. Net zo als bij de vorige collegeonderhandelingen werd één A4-tje afgegeven waar niet onderbouwd een mogelijk tekort van 50 miljoen euro stond aangegeven. Dit kon niet worden verwerkt daar het niet te onderbouwen was. Dit zou worden uitgezocht en alle details staan nu in een bijlage beschreven. Voor het College was het zeker dat de voortgang van het Kompas-programma niet ter discussie stond. Eén der speerpunten van het collegeprogramma wordt gevormd door Ondernemend Groningen, de werkgelegenheid. Dit is ook sociaal beleid, namelijk het ervoor zorgen dat mensen kunnen werken en hun eigen brood kunnen verdienen. Als de opgaven worden beschouwd wordt duidelijk dat bij een opgave van één euro, afkomstig van de provincie Groningen, er één euro bijkomt uit Den Haag en twee euro’s uit Brussel, dus wordt driekwart van de opgaven gefinancierd door een ander. Als het Brussels beleid weg zou vallen, zou ook het kwart uit Den Haag wegvallen en dan is de conclusie dat ofwel één kwart van die opgaven kan worden uitgevoerd omdat de provincie niet meer dan een kwart beschikbaar kan stellen, ofwel zal de provincie vier keer zoveel ter beschikking moeten stellen. Daartussen zal de werkelijkheid liggen. Het College is van mening dat vastgehouden moet worden aan de opgaven zoals geformuleerd in het Kompas-programma en dat blijkt ook uit de evaluatie. Ten tweede zou het buitengewoon onverstandig zijn om met Den Haag een gevecht over dit punt aan te gaan als de provincie zelf niet genoeg middelen voor de cofinanciering raamt, want dan zegt Den Haag dat het ook met minder kan. De conclusie is dat de cofinanciering geregeld moet worden. Er zal minimaal 10 miljoen euro bijgeraamd moeten worden voor het Kompas-programma. Het bestaat uit 23 miljoen zachte projecten en 10 miljoen harde projecten. Wanneer wordt nu het laatste project uitbetaald? Dit heeft betrekking op een vraag van mw. Gräper (in verband met de opcentenverhoging). Het College verwacht dat dit in 2007 zal zijn. Dat betekent dat in de komende drie jaar de betreffende 10 miljoen verdeeld wordt in 3,3 miljoen per jaar en dit leidt tot een verhoging van 7,3 opcenten. Dit zou ertoe leiden dat de provincie Groningen van alle provincies bovenaan komt te staan. Onbekend was dat andere provincies ook een verhoging gaan toepassen. Vervolgens is de vraag gesteld wanneer het allerlaatste project wordt betaald en aangenomen werd dat dit in 2008 geschiedt. Daarop is de redenering gevolgd dat het bedrag van 10 miljoen ook over vier jaar kan worden verdeeld en dat betekent een verhoging van 5,4 opcenten. Ook willen de Staten een extra opgave met betrekking tot het sociaal beleid en daardoor heeft het College besloten aan de veilige kant te gaan zitten en een verhoging van 6 opcenten voor te
19
stellen. Zo is dit voorstel tot stand gekomen, waarbij overigens ook de vraag is gerezen of dit een tijdelijke verhoging zou moeten zijn. Echter, niets is zo structureel als een incidentele maatregel, want daarover ontstaan oeverloze politieke debatten. Bovendien blijft de opgave staan en daarom heeft het College uiteindelijk het voorstel gedaan om de betreffende verhoging structureel in te voeren. Daarbij is overwogen hoe de 1% behoedzaamheid wordt ontgaan met het behoedzaamheidscenario. Dhr. Calon stelt dat hij zich vorig jaar heeft laten overtuigen om de behoedzaamheidsreserve uit te geven en dat nu op de blaren wordt gezeten. Het College houdt niet van zwabberbeleid. Een en ander is nu besloten. Het College vindt dat in tijden van tegenspoed iets scherper aan de wind moet worden gezeild en dus vindt zij het verantwoord dat als de 1% behoedzaamheid en het accres in de raming wordt opgenomen, niet gelijk moet worden bepaald dat de behoedzaamheidsreserve niet of slechts gedeeltelijk uitbetaald wordt. Dat besluit blijft dus onaangetast. Overigens is dhr.Calon het wel met dhr. Jaspers eens. Als straks het gevecht wordt aangegaan inzake Kompas II (2006-2010) is het niet meer dan logisch dat èn op basis van de evaluatie en op basis van de actuele situatie in de maatschappij, het bedrijfsleven èn de politieke verhoudingen in Den Haag wordt beoordeeld hoe het Kompas-programma II in elkaar moet worden gestoken. Dhr. Calon is van mening dat dit debat moet worden gevoerd. De vraag is alleen of dit bij de Voorjaarsnota moet worden gehouden of bij de Begroting of dat dit als going concern moet worden opgevat onder leiding van dhr. Gerritsen. Het is wel degelijk belangrijk om strategisch goed positie te kiezen om de kans op slagen voor de verwerving van gelden uit den Haag en Brussel zo hoog mogelijk te maken. Dat houdt niet in dat afstand wordt genomen van de uitgevoerde evaluatie. De strategische debatten. Dit staat eigenlijk verkeerd aangegeven. Dhr.Calon heeft dit hedenmiddag in de Cie. Omgevingsbeleid en Wonen ook al naar voren gebracht. Hiermee worden omgevingsdebatten aangegeven en die zijn gekoppeld aan het POP. Volgende week vindt bijvoorbeeld een debat plaats van GS, het MT met eventuele externe mensen over de commissie Toonen over toezicht. Er is een debat geweest onder leiding van dhr. Gerritsen over het economisch beleid en ook heeft een debat plaatsgevonden over de Cultuurnota. De kennis daaruit is ingebracht bij de opstelling van de Cultuurnota. Deze strategische debatten zijn ontstaan toen het College pas aantrad met de zogenaamde ‘trenddebatten’ waarvan het doel is om na te gaan of het nagestreefde beleid van deze provincie nog wel adequaat is. Daartoe zijn een viertal planbureaus uitgenodigd en daaruit is zeer veel informatie gekomen om te toetsen of het juiste spoor wordt bewandeld. Mogelijk stellen de Staten het op prijs om die informatie ook te ontvangen. De bijbehorende kosten waren niet binnen het gangbare budget op te vangen en dat geldt overigens voor meerdere items onder de ‘knelpunten aanvaard beleid’. Dhr. Werkman vroeg naar het Jaarverslag. Vorig jaar werd daarvoor ongeveer 70.000 euro geraamd en het zit niet structureel in de begroting. Zojuist is een debat over de middenevenementen gevoerd. Er was een bedrag voor vastgezet door de Staten en criteria vastgesteld. Het moest structureler worden en nu wordt gezegd dat geld vanuit de post Promotie beschikbaar moet komen, maar binnen Promotie ligt ook alles vast. Als daaruit geld wordt overgeheveld, betekent dat dat daar ook iets niet gebeurt. Een euro is maar één keer uit te geven. Dhr. Jaspers (PvdA) suggereert dat de Staten ook wel eens strategische debatten kunnen gaan houden. Dhr. Calon (gedeputeerde) beaamt dat. Als de Staten dat willen, dienen zij dat vast te stellen. Als het College van GS iets wil, dient zij dat eerst aan de Staten te vragen. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) vindt het vreemd dat een aantal van deze strategische debatten heeft plaatsgevonden en dat onderzoek is verricht, terwijl de Staten daar nu pas over worden geïnformeerd. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat de Staten de kaders vastgesteld hebben en dat het College van GS dat beleid moet uitvoeren. Het College is er daarom aan gehouden om goed mogelijk om zich heen te kijken of het beleid goed wordt uitgevoerd en of dit adequaat is. Daartoe kan zo’n strategisch debat heel waardevol zijn. Overigens bij Economie en Cultuur was het precies andersom. Straks bij Kompas zal getracht worden om van tevoren informatie in te winnen. Dhr. Jaspers (PvdA) wijst erop dat het College dit trouwens ook kan doen met betrekking tot het Waddengas.
20
Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat dit op dit moment gebeurt. Dhr. Calon is blij met de waardering die dhr. Jaspers heeft uitgesproken over het vele werk en de vorm waarin de nota is gegoten. Het College is er zelf ook heel tevreden over en met name over het proces. Het is de vijfde voorjaarsnota en over deze nota is het meest intensief nagedacht, ook qua diepgang. Knelpunten aanvaard beleid. Gezegd zou kunnen dat het College dit zelf maar moet oplossen, want daarmee kunnen grote sommen geld vrijgespeeld worden, maar dat leidt in de verschillende sectoren tot problemen. Dhr. Calon vraagt zich af of dit nagestreefd moet worden. Beton –Sociaal. Uit de grafische voorstelling kan men de indruk krijgen dat alleen maar fabrieken worden gebouwd en wat wegen en als schaamlap wordt ook nog RTV-Noord opgevoerd, het depot Groninger Museum en wordt nog wat in de Zorg gedaan. Dhr.Calon benadrukt dat als deze plaatjes voor de begroting worden gemaakt een geheel andere verhouding blijkt. Hij drukt de aanwezigen op het hart dat dit alleen betrekking heeft op zaken die extra gebeuren vanwege onontkoombare knelpunten die niet binnen de eigen budgetten opgevangen kunnen worden. Het College heeft dit niet zonder redenen gedaan. Gekeken is of de accressen verlaagd konden worden. Niet vanwege een keuze, maar vanwege een herberekeningsystematiek staan deze in 2005 al op nul. Dit geldt ook voor de interne accressen, zoals al afgesproken was bij het collegeakkoord. Met betrekking tot het personeel zijn bij het collegeakkoord ook afspraken gemaakt. Die zijn hier inzichtelijk gemaakt en dat leidt structureel tot 2 miljoen euro aan bezuiniging. Het College heeft het beeld dat de organisatie het wel gehad heeft met de generieke bezuinigingsmaatregelen. Er kan niet of nauwelijks efficiënter worden gewerkt. Dat blijkt omdat sommige opdrachten blijven liggen. Dhr. Calon sluit zich op dit punt aan bij dhr. Jaspers. Als de Staten vinden dat de opcenten niet omhoog mogen, dan vindt het College dat inderdaad een debat over de kerntaken moet worden gevoerd. De Staten kunnen het College daartoe opdracht geven. Het College heeft zelf ook overwogen of zij een discussie over kerntaken moet entameren en meent dat het op dit moment niet opportuun is, want zij is de mening toegedaan dat het geboden financieel perspectief valide is. In de richting van dhr. Hollenga stelt de gedeputeerde dat het echter niet zo is, dat dit na de tweede brief slechter geworden is. Het is voor drie jaar beter geworden en voor één jaar slechter. Voor 2004 is het beeld slechter geworden, maar voor de jaren erna is het beeld beter geworden. In 2008 zal geen tekort van 400.000 euro ontstaan, maar van 100.000 euro. Ook op dit punt verklaart dhr. Calon zich akkoord met dhr. Jaspers. Het College vindt dat een nieuw College dat aantreedt in 2007 voor al het beleid dat afloopt de vrije keuze moet hebben of zij dat beleid al dan niet wil doorzetten. Die keuze had het huidige College bij aantreding niet, maar dit College had meevallers. Als gekeken wordt naar gemiddelden – dhr. Swagerman bracht dit naar voren in de Rekeningcommissie – dan is het resultaat in 2006 en 2007 één miljoen positief, in 2005 is dit iets boven nul en in 2004 is het één miljoen negatief en in 2008 is het resultaat –100.000 euro. Bij verevening blijkt dat het gemiddelde boven nul zit. Gezien dit financieel perspectief is besloten dat niet meer ingegrepen wordt in de Voorjaarsnota met al het werk dat er heeft plaatsgevonden en alle overwegingen die zijn gemaakt. Dit jaar zal mogelijk op een tekort uitgekomen worden van 1 miljoen euro, terwijl de volgende jaren overschotten zullen ontstaan van 600.000 euro en 1 miljoen euro en dat zal dan wel worden verevend. Wel is gezegd dat binnen elk beleidsveld nagegaan moet worden of een en ander niet efficiënter kan geschieden en of bepaalde zaken kunnen worden nagelaten voor een periode met zwaar weer. Als dat niet lukt, kan het inderdaad zo zijn dat sprake is van verder versomberd financieel perspectief en dan kan in 2005 de kerntakendiscussie noodzakelijk worden. Dhr. Calon wil deze discussie niet nu bij de Voorjaarsnota voeren of bij de Begroting daar pas na de derde dinsdag in september en middels de circulaire kan worden bepaald hoe de toestand is. De gedeputeerde stelt voor dat wanneer het financiële perspectief in september of oktober zozeer verslechtert dat er een probleem ontstaat en dat het substantieel afwijkt van datgene wat nu bekend is, in de aanloop naar de Voorjaarsnota 2005 een kerntakendiscussie aan te gaan. Dan zullen gezamenlijk eerst de piketpaaltjes moeten worden geslagen om vast te stellen wat wordt weggelaten en wat niet. Het College zal niet tegen het apparaat zeggen: “We willen allemaal naar de hemel, maar we willen niet dood” en het apparaat opdracht geven om het nog efficiënter te doen en nog meer te bezuinigen. In zo’n geval zal ook moeten worden aangegeven welke activiteiten niet langer worden gedaan. In terminologie van de gedeputeerde betreft dit simpelweg ‘hakken’, waarbij eenvoudigweg wordt aangegeven wat achterwege wordt gelaten. De gedepu-
21
teerde heeft zo-even geconstateerd dat dit ten aanzien van de middenevenementen niet is gebeurd en er juist iets bijkomt. Dit is overigens een heel natuurlijk proces. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) heeft een vraag aan de gedeputeerde ten aanzien van de efficiencyslagen die niet meer mogelijk zouden zijn. Hij wenst de gedeputeerde op zijn woord te geloven, maar hij informeert of er ook rapporten zijn waaruit dit blijkt. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat in 2003 een benchmark heeft plaatsgevonden. Hierin worden de kosten die de provincie maakt per sector aangegeven. In sommige sectoren zit de provincie veel hoger. Wanneer in ogenschouw wordt genomen welke activiteiten er plaatsvinden, is dit zeer logisch. Uit de benchmark is derhalve niet te concluderen dat er sprake is van een slechte situatie. Wel blijkt – en dit is ook op te maken uit het rapport Actualisatie Weerstandsvermogen dat in feite is gekoppeld aan de Voorjaarsnota – dat de provincie wel zeer veel hooi op haar vork neemt. Het weerstandsvermogen bedraagt 23 miljoen euro. Indien het mogelijk zou zijn om een behoorlijk bedrag uit deze middelen te halen dan zou incidenteel oplossingen kunnen worden geboden. De enorme inzet van de provincie zit in grote projecten en een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Dit zet een behoorlijke spanning op de organisatie. De gedeputeerde erkent dat er best vijf à zes mensen op het Provinciehuis zouden kunnen worden ontslagen en dat het werk dan misschien niet slechter, maar beter zou kunnen gaan. Er hangen echter wachtgelden aan vast, er zijn dossiers voor nodig… Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) is de mening toegedaan dat de discussie nu de verkeerde kant opgaat. Er wordt hier niet gesuggereerd dat er mensen ontslagen zouden moeten worden. Het gaat om de fte’s. De gedeputeerde stelt dat er onderzoek naar is gedaan en dat de provincie relatief veel hooi op de vork heeft genomen. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat de accountants dit bevestigen. In het onderzoek Actualisatie Weerstandsvermogen – waar de gedeputeerde dhr. Van Zuijlen niet over hoort – staat dat de provincie er financieel relatief ten opzichte van andere provincies slechter voor is komen te staan. Dit triggerde de gedeputeerde en deed hem stellen dat dit door een aantal zaken zou kunnen komen: de andere provincies zijn slapend rijk geworden, de provincie heeft slecht financieel beheer gevoerd of de andere provincies doen simpelweg veel minder dan de provincie Groningen. De gedeputeerde vroeg de accountants hier een oordeel over te geven. Het oordeel was dat het niet komt door slecht financieel beheer, want dit is degelijk. Het komt doordat de provincie Groningen als kleine provincie met weinig geld – Drenthe, Flevoland, Groningen en Zeeland zijn de provincies waar weinig te ‘makken’ is in vergelijking tot Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland – relatief veel hooi op de vork neemt. Dit is ook wel logisch, want het betreft een relatief achtergebleven gebied met een geringe bevolkingsdichtheid en gemeenten hebben eveneens een geringe bevolkingsdichtheid met een lage draagkracht. De provincie wenst zich bovendien in te zetten. Het is derhalve geen kwestie van ‘zieligheid’, maar van de cultuur van het provinciaal bestuur, de Staten. Daarom dienen ook de consequenties van dit gegeven te worden aanvaard. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) oppert dat, het relaas van de gedeputeerde goed begrijpende, het zo kan worden geïnterpreteerd dat – en dat is meer de ruimte die de gedeputeerde zoekt dan dat dhr. Van Zuijlen deze ruimte direct wenst in te nemen – de gedeputeerde eerst kerntaken noemt. De provincie neemt relatief veel hooi op de vork. De gedeputeerde zou nog onderscheid kunnen maken tussen kerntaken en extra taken ten opzichte van andere provincies. Dhr. Calon (gedeputeerde) bevestigt dit. Men had kunnen stellen dat de ‘ellende’ met de zorg niet de taak van de provincie was. Het Rijk dient de zorg te regelen, daarom had de provincie kunnen weigeren om bij te springen. Het zijn keuzes van het College en van de Staten. De consequentie van deze keuzes is wel dat er kosten mee gemoeid zijn. Het dividend Essent. Het College wenst dit niet te gebruiken voor de exploitatie, want dit wijkt af van de afspraken die in het verleden zijn gemaakt ten aanzien van de collegeakkoorden. Het is bedoeld om duurzaam economische structuurversterking te genereren. Er was al een zekere hang naar het zo
22
flexibel mogelijk proberen te zijn met de CESI. Dit gaat nu heel ver. De gedeputeerde stelt dat het afwijkt van de afspraken en bovendien niet goed is. Overigens is het om andere redenen ook onverstandig. Er is geen zekerheid over de inkomsten. Weliswaar bieden ook het provinciefonds en motorrijtuigenbelasting ook niet deze zekerheid, maar die zijn veel zekerder te voorspellen. Met Essent heeft het College op de aandeelhoudersvergadering in 2003 getracht een minimum dividenduitkering vastgesteld te krijgen van 4,53 miljoen euro. Dit is helaas mislukt. In 2004 is er sprake van een behoorlijke uitkering, ruim 9 miljoen euro, alleen door dwars tegen de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen in middels een goede lobby samen met Brabant, Limburg, Overijssel – een meerderheid van aandeelhouders – te stellen dat welke argumenten er verder ook worden aangevoerd het naar veertig procent dient te gaan. Het was een beschamende vertoning in de aandeelhoudersvergadering. Er werd zwaar ingezet en Noord-Brabant en Groningen zorgden ervoor dat het unaniem werd aangenomen. Dit jaar is er een fiscale meevaller die tot een grote verlaging van de belastingdruk bij Essent leidt. Als in 2005 op dezelfde wijze wordt gedraaid, zal de winst bij Essent derhalve veel lager zijn. Dit terwijl er wel voor zeven miljoen euro is ingeboekt, veel meer dan de 4,53 miljoen euro. Daarna zit het op 4,53 miljoen euro. Dit is allemaal best, maar niemand heeft garantie op de dividenden. Daarom acht de gedeputeerde het riskant om het in de exploitatie te stoppen. Hij geeft echter aan dat het eerste argument het belangrijkste is. De afkoopsom wegen. Dit de bestendige gedragslijn. Er is ooit vastgesteld dat ze eerst uit het rekeningsresultaat beschikbaar komen, het schijnt in het stuk te staan. Het is bepaald bij de Voorjaarsnota 2000, te vinden op bladzijde 13. Een gedragslijn kan natuurlijk worden gewijzigd en aan de Staten worden voorgelegd dat het College tot een andere opvatting is gekomen. Het College heeft het beleid uitgevoerd zoals de Staten dit hebben vastgesteld. Dit leidt tot dit en uiteindelijk ook tot lagere lasten in de exploitatie. Los van het gegeven dat eenvoudigweg beleid wordt uitgevoerd is de vraag of het verstandig zou zijn om het te doen. De gedeputeerde kan niet zeggen of er de komende jaren sprake zal zijn nog meer van dergelijke afkoopsommen. Dhr. Jaspers (PvdA) geeft te kennen dat het eerste stuk afgesproken beleid betreft. Het stuk leest alsof het met het bedrag van 1,7 miljoen euro klaar is. In 2000 is afgesproken dat het totaalbedrag – want de provincie doet het nu voor de derde keer – volledig gedekt is. Daarom vroeg dhr. Jaspers zich af hoe lang het structurele effect doorwerkt van de verlaging. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat het voor elk jaar wordt bepaald aan de hand van de overdracht van de wegen. Soms worden wegen overgedragen aan anderen. Dhr. Jaspers (PvdA) meent dat er een afspraak bestaat over een bepaald pakket – zo leest het stuk – dat het na driemaal volledig is gedekt. Dhr. Calon (gedeputeerde) is het hier niet mee eens. Het kan nog terugkomen. Dhr. Jaspers (PvdA) concludeert dat een heroverweging zou kunnen plaatsvinden of de Staten dit zo willen blijven doen. Dhr. Calon (gedeputeerde) erkent dat dit mogelijk is. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat er twee criteria zijn: of vanuit het rekeningoverschot, of de andere keuze het daar niet uit te halen. Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert en stelt dat dit ten laste van de exploitatie is. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) stelt dat de keuze nu is gemaakt op basis van rekeningoverschot. De Staten krijgen overdracht van wegen altijd per voorstel. Daar zitten deze consequenties aan verbonden. Ten aanzien van overdracht is er een bepaald beleid welke wegen wel of niet zouden moeten worden overgedragen, bijvoorbeeld als ze binnen de gemeentegrenzen liggen, enzovoorts. Het is echter niet zo dat het ‘af’ is. Het blijft elke keer terugkomen.
23
Dhr. Calon (gedeputeerde) snijdt het onderwerp van de waterberging aan. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen datgene wat in het going concern algemene middelen betreft, wat uit de fondsen gaat en het fonds reserve cofinanciering Kompas. Het betreft feitelijk drie verschillende onderwerpen. Het is voor het eerst dat ze in samenhang in de Voorjaarsnota staan. Tot nog toe ging vaak over algemene middelen en gingen de andere twee redelijk gemakkelijk mee. Ze dienen echter in elkaars verband worden gezien. Op de vraag naar de cofinanciering dat anderen ook financieren antwoordt de gedeputeerde bevestigend: het waterschap financiert ook. De provincie betaalt 14% van de totale maatregelen die worden genomen ten behoeve van de waterberging die in 2008 al een substantiële hoeveelheid bergingscapaciteit gerealiseerd moet hebben. Dat is ook precies het punt. De Staten hadden het voorstel van het College geaccordeerd om bepaalde polders aan te wijzen als bergingsgebied. Bestemmingsplantechnisch dient dit vervolgens te worden geregeld. In 2020 dient alles klaar te zijn. Het vervelende is echter dat de waterschapbesturen en de mensen die op de machines zitten dit voor elkaar dienen te krijgen. Er dreigde een situatie te ontstaan dat men voornemens was om pas in 2018 te gaan graven om het in 2020 klaar te hebben. Het College kwam hierdoor voor de overweging te staan dit zo te laten, of er een stevig genoeg dossier lag om een aanwijzing te geven – het College kan het wel planologisch vastleggen, maar als er vervolgens tot 2019 of 2020 niets gebeurt, heeft het College geen poot om op te staan om te proberen om zaken los te wrikken, ook omdat veiligheid een belangrijk thema is in het Collegeprogramma. De gedeputeerde is van mening dat het laatste op een bijzonder goede wijze is gebeurd. De provincie investeert 13% á 14% procent mee, neemt verantwoordelijkheid voor de grondaankoop en de risico’s die daar inzitten – dit is ook in de risicoparagraaf terug te vinden, en overigens is het in de commissie waarschijnlijk dieper besproken als in deze commissie zou moeten – en het waterschap doet de rest. Hiermee wordt een groot deel naar voren gehaald. Dhr. Jaspers (PvdA) vraagt of het waterschap ook meegaat met de financiering van de rest, dat dit ook begint in 2008 in plaats van 2013…. Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert en beaamt dit. De voorstellen zijn gedaan in de Staten, maar ook in het bestuur van het waterschap. Dit betekent dat beide instanties hiervoor tekenen. Niet beginnend in 2008, maar klaar in 2008. Overigens… Dhr. Jaspers (PvdA) vraagt of de financiering en de consequenties van de financiering ook zijn afgesproken. Dhr. Calon (gedeputeerde) beaamt dit. Hij bevroedt dat men in het AB er een stevig robbertje over zal vechten. Dit is echter het probleem van het waterschap. Het dagelijks bestuur is akkoord, maar de gedeputeerde meent dat het AB zich er nog over moet buigen. De situatie is eender als met de provincie: GS maken de afspraken, maar de Staten zijn de baas. Het BTW-compensatiefonds. De gedeputeerde geeft in de richting van dhr. Jaspers aan zeer verheugd te zijn met een motie, want de Staten zouden dan nog eens bevestigen wat het College twee à drie jaar geleden uitvoerig heeft betoogd. Het College achtte het een ondoordachte actie, maar het toenmalige kabinet waar de PvdA, maar ook de VVD deel van uitmaakte, vond dat er meer marktwerking moest komen, met name de minister van EZ, mw. Jorritsma. Ook overheden moesten ‘aan de marktwerking’ en het BTW-compensatiefonds. Er moet echter gigantisch veel energie in worden gestopt. De Jaarrekening van dit jaar heeft een week langer geduurd omdat de accountant aangaf ook nog een aantal zaken te willen uitzoeken, omdat niet duidelijk was hoe de stand van zaken was. Het zijn derhalve niet louter provincies die ermee te maken hebben, maar ook accountants. Risico en het vereveningsfonds. Dit ziet de gedeputeerde niet zo. Hij is van mening dat het College deze zaken verantwoord raamt. Het vereveningsfonds is er in besloten omdat er sprake is van verschillen in inkomsten en uitgaven. De gedeputeerde stelt dat dit onnodige overbodige werkzaamheden betreft.
24
De voorinvestering in de grote projecten. De gedeputeerde is van mening dat de SP buitengewoon mild is voor de huidige Voorjaarsnota. Hij was hierdoor aangenaam getroffen. De N33 is echter een brug te ver, oppert de gedeputeerde in de richting van dhr. Swagerman. Het College heeft vooral rekening gehouden met de projecten waar de provincie in hoge mate aan deelneemt, minder met rijkswegen. De N33 is ook niet op korte termijn te realiseren. Dit was een van de criteria: het moet op redelijk korte termijn te realiseren zijn. Een ander argument was dat het College graag de zuidelijke ringweg wil voorfinancieren om deze naar voren te halen. Het had in het geheel geen zin, want de procedures – en iedereen maakt altijd gebruik van procedures – zouden er sowieso toe leiden, dat het College de zuidelijke ringweg niet voor een bepaalde datum voltooid zou kunnen hebben. Voorfinanciering heeft geen enkele zin als de procedures het project weer ‘naar achteren drukken’. Glastuinbouw staat al in het POP 2000. In het verleden is er in de Staten al veel over gesproken. Het College is er sterk voor om in het Eemsmondgebied glastuinbouw in te richten, vooral vanwege een stevige werkgelegenheidsimpuls ten aanzien van laagwaardige werkgelegenheid. Het betreft 800 tot 1000 banen. Er is een concrete ondernemer die wenst te investeren. Het College is derhalve nu bezig met het ramen van bedragen en cofinanciering Kompas om de zaak aan de gang te helpen. Een eis van het College is geweest is dat de lichtemissie zeer goed geregeld dient te zijn. Lichthinder moet worden tegengegaan. Format subsidierelaties. De gedeputeerde zegt dit toe. Het is op zich een goede suggestie, maar de provincie zal dit pas in de herfst gereed hebben. Het zal derhalve in de volgende Voorjaarsnota moeten worden geïmplementeerd en eventueel aan het einde van de herfst tussen het College en de Staten moeten worden besproken. Opcenten motorrijtuigenbelasting. Dhr. Boumans stelde dat het College een wel heel gemakkelijke weg koos. Dhr. Hollenga vroeg zich af wat mensen moeten die geen auto hebben. De gedeputeerde geeft aan dat mensen die geen auto hebben, ook geen opcenten motorrijtuigenbelasting betalen. Het College heeft derhalve heeft niet lichtvaardig de – volgens dhr. Boumans – gemakkelijke weg gekozen van belastingverhoging. Dhr. Boumans (VVD) ontkent een kwalificatie als ‘gemakkelijke weg’ te hebben gebruikt. Hij heeft dhr. Calon gevraagd of er ook andere wege n waren. Dit wenst dhr. Boumans gecorrigeerd te zien…. Dhr. Calon (gedeputeerde) interrumpeert en geeft aan dat de andere wegen ook te lezen zijn. Ze staan beschreven in de Voorjaarsnota: onderzoeken of het mogelijk is om de inkomsten uit te breiden en of het mogelijk is te bezuinigen. De gedeputeerde legt uit dat deze opties niet tot voldoende resultaat leiden om te ontkomen aan de opcenten verhoging motorrijtuigenbelasting. Dhr. Boumans (VVD) merkt op dat het een gegeven is dat in de Voorjaarsnota voor de Staten geen alternatieven zijn gepresenteerd. Het College heeft vanuit een afwegings kader keuzes gemaakt. Deze keuzes legt het College nu aan de Staten voor. De achterliggende stukken kennen de Staten niet. De Staten dienen derhalve binnen het kader van de Voorjaarsnota keuzes maken. Wanneer dhr. Boumans bijvoorbeeld de zes procent er niet bij zou willen, zou hij het College moeten aanbevelen de woonzorgcombinatie ergens in de provincie niet uit te voeren om zo tot meer bezuinigingen te komen. Binnen de kaders van de Voorjaarsnota dienen er derhalve keuzes te worden gemaakt. Dhr. Boumans acht het derhalve terecht dat hij vraagt of er buiten de kaders die hem zijn aangereikt nog andere mogelijkheden zijn. Het is op zich niet verbazingwekkend dat dit het antwoord is van het College. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat vroeger een Voorjaarsnota bestond uit vier à vijf A-viertjes waarin voorstellen stonden die absoluut moesten, dan een categorie voorstellen die eigenlijk zouden moeten, maar voor bespreking vatbaar waren, en een categorie voorstellen die waren ingediend door de Staten of ingebracht door het ambtelijk apparaat. Daaruit moest worden gekozen. Tegenwoordig is de wereld ingewikkelder. Het gaat in de provincie net zo als in de Tweede Kamer. Het College produceert een heel document op basis van datgene wat er financieel gebeurt, de zaken die in de commissie worden ingebracht, zaken die uit het ambtelijke apparaat afkomstig zijn, zaken waar het College
25
tegen aanloopt. Er wordt door het College een afweging in gemaakt, die aan de Staten wordt voorgelegd. De Staten zijn vrij om het voorstel te torpederen en er alternatieven voor aan te dragen. Dhr. Boumans (VVD) geeft te kennen te begrijpen wat de gedeputeerde aangeeft. Het is echter een gegeven, dat de Staten een afweging moeten maken ten aanzien van de Voorjaarsnota. Deze afweging wordt gemaakt op basis van datgene wat de Staten wordt aangereikt. Dhr. Boumans is van mening dat de gedeputeerde dient te begrijpen dat het ophogen van de opcenten motorrijtuigenbelasting voor de VVD een politieke afweging is, die bij voorkeur in de volle breedte wordt gemaakt. Daarom heeft dhr. Boumans aangegeven dat de VVD-fractie in elk geval hierover intern beraad zal houden. Het College kan verwachten dat de VVD-fractie met voorstellen zal komen, indien hier mogelijkheden toe worden gezien. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft dhr. Boumans hierin gelijk, maar stelt dat het College deze afweging ook heeft gemaakt. Wanneer dhr. Boumans het verslag van deze commissievergadering zal lezen, zal hij zien dat de gedeputeerde op de vragen van mw. Gräper-Van Koolwijk al een gedeeltelijke exegese heeft gegeven van de overwegingen die ten grondslag liggen aan de aanpak van het College. Dhr. Boumans (VVD) stelt dat het dan betreurenswaardig is dat de VVD niet meer in het College zit, want dan zou wellicht een andere overweging zijn gemaakt. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat hij daarom zo-even stelde dat de verhoudingen zo zijn dat het College iets voorlegt aan de Staten en de Staten bepalen of dit goed of niet goed is. Dhr. Boumans (VVD) kan hier volledig mee instemmen. De gedeputeerde dient echter goed te begrijpen dat de VVD hier een eigen afweging in maakt. Uiteraard kan het College verdedigen waarom het tot deze keuze is gekomen – en dhr. Boumans heeft op voorhand niet gesteld dat deze keuze onverstandig is – maar de fracties kunnen een andere afweging maken. Dhr. Calon (gedeputeerde) reageert op het feit dan enkele fracties ervoor pleiten om de verhoging van opcenten motorrijtuigenbelasting te koppelen aan het openbaar vervoer. De gedeputeerde wijst dit af. Dat debat is al… Dhr. Boumans (VVD) geeft te kennen dit hij dit zeker niet is geweest. Dhr. Calon (gedeputeerde) noemt dhr. Van der Ploeg en stelt dat dhr. Boumans uiting gaf aan het feit dat hij het belachelijk zou vinden wanneer de belasting omhoog zou gaan en zijn buurman een gratis OV-kaart zou krijgen. Deze relatie moet niet worden gelegd. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat het dhr. Slager was die dit zelfs nog bij de onderhandelingen naar voren heeft gebracht. Er waren toentertijd meerdere fracties die dat bij de onderhandelingen naar voren hebben gebracht. Dhr. Calon (gedeputeerde) is dit bekend. Zoals de belastingsystematiek zo in elkaar zit zoals deze nu bestaat, dan is het zo dat OZB in gemeenteland een algemene belastingheffing is die voor meerdere doelen is in te zetten. Zo is het in provincieland zo, dat de opcenten motorrijtuigenbelasting daartoe dient. Er zijn in het verleden bin nen het IPO gekeken naar andere mogelijkheden van belastingheffing en steeds wordt gesteld dat het een algemene belastingmaatregel is. De koppeling moet dus niet worden gemaakt. Het College heeft overigens wel intern onderzocht wat er binnenkomt en wat er uitgaat. De gedeputeerde kent de getallen uit zijn hoofd, maar zal ze nu nog niet zeggen want hij wenst zeker te weten dat hij er geen cent naast zit. Overigens is het niet zo dat er niets aan het openbaar vervoer gebeurt. Er klonken geluiden dat het Colle ge meer moet investeren in het openbaar vervoer. De gedeputeerde werpt tegen dat het College via de Begroting via de reservering van de Regiovisie – 2,4 miljoen euro per jaar plus 0,9 miljoen euro per jaar structureel in de Begroting voor het Regiovisiefonds – middelen inzet voor het BAG-pakket (BAG: Bereikbaarheid Assen-Groningen), kortom infrastructuur, bereikbaarheidsmaatregelen in deze regio, en daarnaast het Kolibri – vroeger het STOV
26
(Stadsgewestelijk Openbaar Vervoer). Er wordt derhalve wel degelijk een heel groot gedeelte van het provinciale geld ingezet voor het openbaar vervoer. Bij deze verhoging opcenten motorrijtuigenbelasting is echter geen koppeling. Voor de zes procent extra zijn een paar wegen aan te leggen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het ontegenzeggelijk zo is dat het openbaar vervoer ook een kerntaak van de provincie is, net als het Kompasbeleid. De link die de gedeputeerde legde was heel direct. Dhr. Calon (gedeputeerde) snijdt het punt van de vertrekbevorderende maatregelen aan. Deze vraag hoort niet in deze commissie, maar in de Rekeningcommissie thuis. Desalniettemin zal de gedeputeerde de vraag beantwoorden. Het College stelt uit het rekeningresultaat circa 400.000 euro beschikbaar voor vertrekbevorderende maatregelen. Alleen met het collegeakkoord is gekeken – en er ligt derhalve een hele onderbouwing onder – naar datgene wat er zou moeten gebeuren, wat het aan wachtgeldverplichtingen op zou leveren. Dat moest het MT ook verantwoorden aan het College, wilden zij uit het rekeningresultaat een deel pakken wat in het Collegeakkoord is afgesproken. In de Rekeningcommissie kan hier wellicht dieper op worden ingegaan. Het BOA. Dit is naar inzicht van de gedeputeerde al besproken in de commissie E&M. Het heeft te maken met de afwerking van het BOA en een aantal fte’s die daar vanuit het apparaat moeten blijven worden gefinancierd voor opvang en facilitering van de ombouw. Het jaarverslag. Dit is niet geraamd in de Begroting. De Staten kunnen besluiten om geen jaarverslag te laten maken. In dat geval zal er dit jaar een tegenvaller in de rekening zijn want er wordt reeds aan gewerkt. Volgend jaar zal er dan geen jaarverslag meer worden gemaakt. RTV-Noord en het depot van het Groninger Museum. Dit was binnen het College ook een van de moeilijkste punten. Het depot van Groninger Museum is al een paar jaar lang onderwerp van debat. Het Groninger Museum heeft al een paar jaar aangedragen bij het College dat het museum wel grote mooie tentoonstellingen binnenhaalt en zelfs in staat is om deze tentoonstellingen door te verkopen, maar dat het museum de spullen ook op fatsoenlijke wijze moet kunnen bewaren. Het huidige depot van het museum is volstrekt inadequaat, sterker nog, het Groninger Museum wordt geconfronteerd met het feit dat sommige zaken van buitenlandse musea geen doorgang kunnen vinden omdat de depotfunctie niet adequaat is ingevuld. Uit de exploitatie – en die is bij de Staten bekend, want er is wel vaker een debat over de exploitatie van het Groninger Museum en de extra middelen die nodig waren geweest – is dit niet te halen. Het museum stelt in de richting van het College dat als het College het beleid van het Groninger Museum steunt om de grote toonaangevende tentoonstellingen te organiseren en daarbij kunstwerken uit grote musea elders in de wereld naar Groningen te halen, dan zal het museum een fatsoenlijk depot moeten hebben. De bedragen – de hele situatie begon twee jaar geleden – waren destijds veel hoger dan nu wordt gevraagd. De begroting is geheel ‘uitgeknepen’. Er is samenwerking met de Stad. Gedeputeerde Gerritsen en wethouder Dekker hebben uitvoerig overleg gevoerd met museumdirecteur Van Twist om na te gaan wat het absolute minimumbedrag zou zijn waarvoor het depot gestalte zou kunnen krijgen. Het College acht dit verantwoord om te doen. Het namelijk simpelweg een feit dat het Groninger Museum het met de tentoonstellingen goed doet. Het zou doodzonde zijn als die stijgende lijn wordt bijgebogen of naar beneden gaat. Het College is de opvatting toegedaan dat er naast een culturele ook een behoorlijke economische spin-off is van het Groninger Museum. Het niet toekennen van middelen aan het Groninger Museum en RTV-Noord zou niet tot structurele bezuinigingen leidt. RTV-Noord heeft ook geleid tot een zwaar debat. RTV-Noord heeft ten aanzien van de huisvesting met de gemeente een deal gemaakt. De gedeputeerde is niet echt op de hoogte van deze deal, want het is niet zijn portefeuille. Het hield in dat de gemeente middelen naar RTV-Noord sluist voor nieuwe huisvesting, of RTV-Noord krijgt een bepaald gebouw. Op deze wijze draagt de gemeente aanzienlijk bij aan de verhuizing van RTV-Noord. Vorig jaar is in de Staten stevig gedebatteerd over RTV-Noord over de exploitatie en de wig die er in was gedreven: het oplopen van de loonkosten en de accressen, waarbij het verschil steeds groter wordt. Er is toen gesteld dat de lijnen parallel moeten gaan lopen,
27
omdat het anders een ‘puinhoop’ zou worden. De mensen die in de business zitten weten dat ze aan de landelijke CAO vastzitten, het geen voor een flink probleem zorgt. Het College is van mening dat dit nu aardig is opgelost. De verhuizing vergt investeringen. Nu is het mogelijk te stellen dat RTV-Noord het geld zelf maar moet zien te lenen. Dit zou echter de exploitatie weer belasten. De lijnen zullen uit elkaar gaan lopen. Men kan dan het debat aangaan of er moet worden geleend, maar dan loopt men tegen het Treasury-statuut aan. Daar zou men een uitzondering voor kunnen maken. Bovendien zou dan rente en aflossing moeten worden betaald, hetgeen leidt tot een grotere druk op de exploitatie. De gedeputeerde acht het derhalve een eenvoudige keuze tussen wel of niet. Het College staat op het standpunt dat het weliswaar om een fors bedrag gaat, maar dat het wel dient te gebeuren. Het is aan de Staten om hier een oordeel over uit te spreken. De voorzitter vraagt of er nog punten zijn die de commissie naar voren wenst te brengen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het voor een goede besluitvorming verstandig is dat de fracties inzage krijgen in wat daadwerkelijk in de exploitatie het verschil zou zijn in het geval dat RTV-Noord het bedrag zou lenen ten opzichte van het huidige exploitatieprobleem dat RTV-Noord heeft met bijvoorbeeld het huren van de apparatuur waar het onder meer om gaat. Dhr. Calon (gedeputeerde) zegt toe dat de Staten deze inzage zo snel mogelijk zullen ontvangen, inclusief een benchmark die RTV-Noord heeft laten opstellen ten aanzien van het personeel en de apparatuur. Dhr. Swagerman (SP) noemt het punt van de glastuinbouw. Datgene wat de mensen in de omgeving met name tegen de borst heeft gestuit was dhr. Bleker, die dapper voor een batterij tegenstanders kwam te staan en vervolgens keihard stelde: “Wat jullie ook doen, het gebeurt.” Dit zijn letterlijk de woorden van de gedeputeerde en die zo ook zijn verschenen. Dit werkt uiteraard niet mee in de beeldvorming van omwonenden en anderen. Nu komt deze post terug in de Begroting, maar er zou ook bij voorbaat kunnen worden geconcludeerd dat het een vaststaand verhaal is terwijl alle procedures nog moeten worden doorlopen. De voorzitter memoreert aan het feit dat is afgesproken dat de zaken in de verschillende beleidsinhoudelijke commissies aan de orde komen. Dhr. Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat dit onderwerp vanochtend uitgebreid aan de orde is geweest in de commissie. Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat het punt van dhr. Swagerman is dat wanneer men dit raamt, de procedures niet serieus meer zijn te nemen. Het zou ondenkbaar zijn als het College het niet raamt en de procedures leiden tot succes. De gedeputeerde zegt toe dat de procedures zorgvuldig worden afgelopen. Het College heeft gesteld dat het probleem van de lichtemissie adequaat moet worden geregeld. Dit is voor het College een eis. Dhr. Van Zuijlen (GroenLinks) heeft een opmerking ten aanzien van het verslag. Hij vraagt of het mogelijk is of het verslag binnen een week op tafel kan liggen. Dhr. Sennema (secretaris) informeert bij het Verslagbureau Groningen of dit mogelijk is en constateert dat dit het geval is. De voorzitter stelt dat hiermee de eerste ronde van het debat over de Voorjaarsnota is besloten. Het debat zal worden voortgezet in de Staten met de kanttekeningen dat er op een aantal vragen die zijn gesteld schriftelijke informatie komt en op een aantal beleidspunten ook, wellicht ook via de andere commissies.
28
Aanvulling verslag: zie voor stand van zaken gedane toezeggingen 16 t/m 22 op 19 mei bijgevoegde mail bij het verslag 10.
Brief van GS van 26 april 2004, nr. 2003-20647/17/A.17, CK, (bijlage ) betreffende verdeling budget Middenevenementen
Dhr. Hollenga (CDA) refereert aan eerdere discussies ten aanzien van het evenementenbeleid over te hanteren criteria. Hij memoreert aan een toezegging in dit verband van juni 2003 inzake een notitie daarover die nog niet is ontvangen. In de brief staat aangekondigd dat met ingang van 2005 nieuwe criteria moeten worden vastgesteld. De lange tijdspanne tussen de toezegging en de aankondiging wordt door dhr. Hollenga betreurd. Het betekent dat een beoordeling van de brief moet worden gegeven op basis van de wijze waarop dat in het verleden geschiedde. Ten aanzien van een drietal evenementen, de 4 Mijl van Groningen, het Eurovoetbaltoernooi en de Nelli Cooman Games merkt hij op dat daarover ook eerder discussie heeft plaatsgevonden. Het zijn aansprekende evenementen die zijn begonnen als middenevenement en nu boven de grenzen daarvan zijn uitgegroeid. De CDA-fractie is het eens met de voorgestelde subsidiëring. Er wordt een toezegging gedaan voor meerdere jaren en dit aantal jaren is tevens toereikend. Het College heeft ervoor gekozen om de financiering geheel ten laste te brengen van het budget Middenevenementen. Dat be tekent dat binnen dit budget minder geld beschikbaar is voor andere evenementen. Dhr. Hollenga legt aan de andere fracties de vraag voor hoe zij over het voorstel denken om een gedeelte (bijvoorbeeld de helft) van de financiering van de drie bovengenoemde evenementen ten laste te brengen van het budget Promotie. Zo ontstaat er meer ruimte voor andere middenevenementen. Vervolgens gaat hij in op een aantal concrete evenementen. Zojuist is nog aanvullende informatie gegeven over EK Bobstart 2004. Er zijn aansprekende zaken naar voren gekomen. Het aantal deelnemers en de promotionele waarde. Dr. Hollenga heeft zelf kunnen constateren dat een club met een beperkt budget een stuk uitstraling en impact heeft op grond waarvan het betreffende evenement heel goed onder de criteria past. De CDA-fractie is van mening dat EK Bobstart een paar jaar de kans moet worden gegeven om verder uit te groeien. Vandaar dat dhr. Hollenga ervoor pleit om hiervoor budget vrij te maken. Graag hoort hij de mening van de andere fracties. De ‘Omloop door Middag-Humsterland’ is een sterk regionaal evenement. De CDA-fractie vraagt zich af of dit binnen de criteria past. Dit geldt ook voor het ‘Oldambster Muziekfestival’. Mede gelet op de omvang en het aantal bezoekers past dit volgens de CDA-fractie niet binnen dit kader. Inzake de ‘Ma gie van het boek 2004-2005’ stelt dhr. Hollenga dat de uitstraling zeer beperkt is en dat, als er keuzen gemaakt moeten worden, dit evenement niet de keuze is van de CDA-fractie. Daarbij komt nog dat al gesproken wordt over een vierjarenplan. Tot slot is dhr. Hollenga het niet eens met de keuze van het College dat ‘De Neptunus Feesten’ geen subsidie wordt verleend. Zeker gezien het aantal bezoekers (125.000) is dit toch een middenevenement dat steun verdiend. Dhr. Jaspers (PvdA) vraagt dhr. Hollenga wat de impliciete criteria zijn geweest die de fractie van het CDA heeft gehanteerd om deze wijziging voor te stellen van het voorstel van het College. Dhr. Hollenga (CDA) antwoordt dat, de evenementen kennende en uitgaande van wat in het verleden wordt verstaan onder middenevenementen, keuzes zijn gemaakt en zojuist is aangegeven waarom die keuzes zijn gemaakt. Dhr. Jaspers (PvdA) concludeert dat de criteria uit het verleden voor de CDA-fractie nog steeds adequaat zijn en dat dus volgens haar geen nieuwe criteria nodig zijn. Daarenboven is de bekendheid met en het hebben bezocht van een bepaald evenement kennelijk ook een criterium. Dhr. Jaspers merkt op dat dit kan en dat daar niets mis mee is. Dhr. Hollenga (CDA) beaamt dat het bezoeken van een evenement en de kennis over een evenement van groot belang zijn voor toetsing van de criteria die aan zo’n evenement zijn gesteld.
29
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat dhr. Hollenga reeds heeft opgemerkt dat het budget Middenevenementen een terugkerend fenomeen is. De criteria zijn door de Staten vastgesteld en vervolgens is het aan het College om daarmee aan de slag te gaan en te toetsen. Als dan wordt gekeken naar alle individuele evenementen en de toetsing wordt ook zelf ondernomen, dan komt men ongetwijfeld tot een andere afweging dan die van het Colle ge. In die zin leeft dhr. Van der Ploeg mee met dhr. Jaspers namelijk dat het lastig is om zo onderling te discussiëren. Echter, het probleem speelt wel, hoe subjectief die afweging ook moge zijn. Toch zijn er een aantal criteria die wel degelijk toetsbaar zijn, zoals bijvoorbeeld het aantal bezoekers. Als dit niet is onderzocht, wordt het natuurlijk wel moeilijk. Dhr. Van der Ploeg voelt het meest voor de optie om niet elk individueel evenement apart op zijn merites te beoordelen. Er zijn wel een aantal aspecten waar zijns inziens het accent op moet worden gelegd. De fractie van GroenLinks heeft meerdere malen als algemeen beeld ingebracht dat het een goede zaak is dat de provincie met dit soort middenevenementen aan de slag gaat en dat, wat GroenLinks betreft, het budget nog wat verder kan worden opgerekt en wel zeker in relatie tot het budget voor de grote evenementen. Binnen het geheel van de evenementen komen de op sport gerichte evenementen sterk naar voren en met name als het gaat om extra budget betreft dit alleen sportevenementen, terwijl een aantal cultuurgerichte evenementen worden weggedrukt. Dit is feitelijk vast te stellen. Daarom voelt dhr. Van der Ploeg wel wat voor de optie van dhr. Hollenga. Of het extra geld nu uit het budget Promotie of het budget Sport moet komen is een kwestie die nader moet worden bekeken. Hiermee is vanuit de GroenLinks-fractie antwoord gegeven op de vraag die dhr. Hollenga stelt. Een ander punt is het volgende. Hoe dient als provincie gereageerd te worden op een evenement dat kansen heeft om door te groeien? Het beeld van GroenLinks daarbij is om de groeidiamanten te koesteren en te assisteren om daadwerkelijk te kunnen doorgroeien naar een groot evenement, want het einde ligt niet bij een subsidie van maximaal € 11.345, maar bij het effect waarnaar wordt gestreefd. De subsidieaanvraag van EK Bobstart is in de fractie niet specifiek besproken. Dhr. Glas heeft gesproken over onderzoek dat enkele jaren was verricht. Voor mij is niet geheel duidelijk wat bezoekers zijn en wat passanten en kennelijk bestaat daarover verschil van inzicht. Wat wel mogelijk is om na te gaan wat daadwerkelijk de media -aandacht is geweest. In dit verband vraagt dhr. Van der Ploeg het College om op concrete wijze de betreffende criteria uit te leggen, want hij kan zich voor stellen dat, als de organisatie hard kan maken dat zij voor haar evenement voldoende media -aandacht kan krijgen, de weging anders wordt. Dhr. Boumans (VVD) spreekt, alles overziend, steun uit voor de lijn die het College heeft gevolgd. De vraag is of sprake is van een bestendige lijn in de subsidierelaties daar van jaar tot jaar een afweging wordt gemaakt. Nu krijgt het wielrennen minder aandacht dan in voorgaande jaren. Dhr. Boumans kan zich voorstellen dat als organisatie s rekenen op een bijdrage van de provincie en niet worden bediend, dit pijnlijk voor hen is. Aan de andere kant zijn er nu nauwelijks insprekers, dus misschien is de nood niet zo hoog. Door dhr. Hollenga is al iets gezegd over de evenementen die te groot zijn voor het servet en te klein voor het tafellaken. Dit zijn de 4 Mijl van Groningen, het Eurovoetbaltoernooi en de Nelli Cooman Games. Er zou nog een nieuw voorstel komen met criteria. Het College komt met een uitwerking en een oplossing voor de langere termijn, waarbij inzake de 4 Mijl de suggestie wordt gedaan om het bedrag op te hogen naar het bedrag dat vorige jaar is toegekend. De VVD-fractie kan daarmee instemmen. Vorig jaar heeft zij samen met het CDA bevorderd dat het bedrag werd opgehoogd, maar, in weerwil van de brief van mw. Pasma, is dat dit jaar niet nodig. Een ander opvallend punt is de structurele relatie die wordt aangegaan en dit betreft niet slechts sportevenementen, maar ook culturele evenementen. Er wordt een viertal evenementen naar voren gehaald waarbij voorgesteld wordt om combinaties te leggen met andere bestedingsvormen. Mogelijk komt dit tegemoet aan de wens van GroenLinks om ook wat geld voor de cultuur vrij te maken. Dat heeft de instemming van de VVD-fractie.Vanuit het CDA kwam een soortgelijke oproep en de VVD-fractie wil ook dat voorstel ondersteunen om te bezien of voor andere evenementen mogelijk extra geld kan worden uitgetrokken. Ondanks de voorstelbare voorkeur van dhr. Van der Ploeg om geen individuele afweging te maken, dient toch het volgende in overweging te worden genomen. Als de bedragen in
30
ogenschouw worden genomen, valt op dat het ‘Lustrumfestival’, dat georganiseerd wordt door de RUG, een begroting heeft van € 748.000, terwijl de ‘Omloop door Middag-Humsterland’ nog geen begroting heeft van € 10.000. De vraag is dan wat eigenlijk een middenevenement is en waaraan dat getoetst wordt. Graag hoort dhr. Boumans van het College hoe zij op zo’n punt tot een afweging komt. Hij wil niet verklaren dat een verkeerde afweging is gemaakt, maar is benieuwd naar de motivatie en wel vooral omdat hij zich kan voorstellen dat de RUG nu niet direct geholpen is met € 5.000, terwijl een evenement als EK Bobstart, zonder over dit evenement direct een positieve uitspraak te doen, met dit bedrag wel degelijk zeer geholpen zou zijn. Graag hoort hij hierop commentaar van het College en ook op de argumenten die zojuist naar voren zijn gebracht door de inspreker. Een terecht punt is dat bij Koninginnedag ervoor gekozen is om het bobstarten op de kaart te zetten. Je zou je dan af kunnen vragen of het verstandig is dat dit evenement vervolgens niet als middenevenement wordt gekwalificeerd. Dhr. Hoiting (PvhN) acht het minder zinvol om nu uitgebreid stil te gaan staan bij criteria die mogelijk in de toekomst gaan gelden voor middenevenementen of bij de beoordeling de nu geldende criteria wel juist zijn gehanteerd. Uitgaande van de criteria die mede aan het voorstel van het College ten grondslag liggen en de aandacht die tijdens Koninginnedag uitgegaan is naar EK Bobstart verklaart dhr. Hoiting zich op voorhand voorstander om de aanvraag van EK Bobstart om het evenement dit jaar en in de toekomst te laten plaatsvinden, althans deels te honoreren. Hij is benieuwd hoe het College hier tegenaan kijkt. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat de SP -fractie toen dit punt in de vorige periode is gesproken, met name heeft gezegd dat er evenementen zijn die doorverhuizen van een kleine naar een midden en tenslotte naar een grote omvang. Dat betekent dat nooit waterdicht valt vast te leggen welk evenement in welke categorie valt, want ook de omgekeerde weg kan worden bewandeld. Dhr. Swagerman denkt dat Bobstart een voorbeeld is van het eerst genoemde proces. Voor de fractie van de SP is van belang dat het gaat om een breedtesport en dat het evenement uitstraling heeft naar alle mogelijke niveaus. Geconstateerd kan worden dat de belangstelling ervoor is vergroot en dat de activiteiten worden verbreed. Dhr. Swagerman meent dat dit een voorbeeld is van een evenement dat zijn categorie ontstijgt en dat daarvoor geld moet worden vrijgemaakt. Volgend jaar is er mogelijk een andere organisatie waar dit voor opgaat. Voorts is de SP -fractie blij met de toelichting in de brief over het ontstaan van structurele relaties met een aantal evenementen, zodat deze evenementen in komende jaren kunnen doorgroeien. Mw. Mansveld (PvdA) brengt naar voren dat de PvdA-fractie het voorstel van GS ondersteunt. Zij betreurt het dat een aantal partijen die een aanvraag hebben ingediend een half jaar hebben moeten wachten op duidelijkheid. Zij pleit ervoor dat dit sneller gebeurt en verwacht dat dit ook door het veld zal worden gewaardeerd. Gezocht wordt naar vergelijkbaarheid van toekenning, dus naar een standaardmatrix van beoordeling en toekenning waardoor vergelijking door Provinciale Staten eenvoudiger wordt. Voorts wordt voorgesteld een drietal evenementen een maximale bijdrage toe te kennen voor vier jaar. De PvdA-fractie kan daarmee leven, maar dat betekent niet dat als er groei is bij bepaalde evenementen of er zich gewijzigde omstandigheden voordoen, uitgesloten kan worden dat in de toekomst over een andere verdeling kan worden gesproken. Verder zullen er weer nieuwe criteria voor het jaar 2005 geformuleerd worden waarover de commissie binnenkort zal worden geïnformeerd. Op die manier blijft het onderwerp steeds terug komen op de agenda en de PvdA-fractie acht het in ieder geval van belang dat evenementen die voor meerdere jaren een bijdrage ontvangen door wijziging van de criteria, niet benadeeld gaan worden. Het voorstel van het CDA dat ook deels naar het budget Promotie gekeken kan worden, wordt door de PvdA-fractie ondersteund met de kanttekening dat in het komende beleidsvoorstel, dat is toegezegd, hiernaar beter en structureler gekeken zal dienen te worden. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) spreekt haar waardering uit dat nu tegemoet is gekomen aan een structurele oplossing voor een aantal stichtingen die al jaren lang iedere keer maar weer door de subsidiemolen moest. Daarin is helderheid gekomen. Ook de fractie van D66 meent dat de keus voor alleen sportevenementen wat beperkt is, mede omdat, als het gaat om groeiende en bijzondere evenementen, er bij de aanvragen evenementen behoren die zich wel degelijk hebben bewezen, zoals bij-
31
voorbeeld ‘Swinging Groningen’, een evenement dat al jarenlang een groot aantal bezoekers trekt en een duidelijk basis heeft. Als de verhouding cultuur-sport wordt beschouwd, snapt de D66-fractie niet waarom zo’n evenement niet voor langere tijd een structurelere subsidie krijgt. Mw. Gräper-Van Koolwijk denkt dat de afweging zoals die is gemaakt goed is verwoord door dhr. Boumans. Appels en peren kunnen niet worden vergeleken en er is weinig inzicht over hoe criteria zijn toegepast. Zonder een oordeel te willen vellen over de aanvraag van EK Bobstart ondersteunt zij de opmerkingen van de woordvoerder en verwacht van de gedeputeerde meer duidelijkheid op die punten. Inzake het voorstel van het CDA of op steun gerekend kan worden voor onttrekking van extra middelen uit het budget Promotie ten gunste van de middenevenementen, luidt het antwoord dat de D66fractie dit inderdaad steunt, maar dan dienen daar oplossingen voor bedacht worden met een meer structureel karakter. Dat kan betekenen dat bij de begroting een andere verdeling van budgetten wordt gecreëerd op basis van eenduidigheid. Mw. Mulder (gedeputeerde) plaatst eerst algemene opmerkingen over de motieven van GS om de voordracht op te stelle n zoals die voorligt. Gaandeweg het werken met de middenevenementen gedurende de afgelopen jaren kwamen een aantal knelpunten naar voren die inmiddels reeds zijn genoemd. Met name betreft dit evenementen die zich uitbreidden en versterkten en structureel jaarlijks terugkwamen. Eén van de evenementen is de 4 Mijl Groningen. Duidelijk was dat dit evenement het middenevenement ontgroeide en iedere keer moest gezocht worden naar een oplossing om extra middelen vrij te maken. Middenevenementen zouden evenementen moeten zijn die een breed publiek zouden kunnen bereiken en wel ook een publiek buiten de Groningse regio. Met name moeten deze een rol vervullen voor de promotie van Groningen. Dat betekent dat niet slechts in de regionale media aandacht aan het evenement moet worden besteed, maar ook in de landelijke media. Groningen dient door middel van het middenevenement op de kaart te worden gezet. Dit zijn twee criteria die nog steeds van toepassing zijn. Gaandeweg zijn er binnen de afdelingen extra budgetten gevonden doordat naast de promotie van Groningen ook een aantal andere zaken werden bereikt vanuit economische zaken of cultuur. Dan is er vaak sprake van stapeling. De regeling is hier niet goed op toegerust. Mw. Mulder zegt daarom toe dat zij in november met een nota komt en een evaluatie, voorafgaand aan de nota, om nieuw beleid neer te zetten. GS heeft de betreffende criteria steeds gehanteerd en heel belangrijk daarbij was het communicatie plan en de evaluatie en rapportage na afloop van de evenementen. Er werd gekeken naar het publieksbereik: kwam het uit de regio of kwam het elders vandaan. Dit dient uit de rapportages te blijken en uit het communicatieplan dat diende te zijn toegevoegd. Er zijn opmerkingen gemaakt over de drie evenementen die structureel voor een langere termijn subsidie krijgen. Dat zijn inderdaad sportevenementen, maar mogelijk herinnert men zich dat in 2002 er een beweging op gang is gekomen vanuit de afdeling Cultuur. Er is toen extra geld beschikbaar gekomen voor de culturele infrastructuur Stad en daaruit wordt structureel Noorderslag en Noorderzon bekostigd. De cultuur is dus met een budget teruggegaan naar de afdeling. GS heeft € 50.000 per jaar extra beschikbaar gesteld voor de middenevenementen. Wat er nu extra beschikbaar wordt gesteld betreft het bedrag van € 11.345 voor de 4 Mijl Groningen en voor de Nelli Cooman Games en Eurovoetbal zijn de bedragen gelijk gebleven. In de voordracht zijn de redenen geformuleerd waarom een aanvraag is afgewezen of toegewezen en die redenen zijn steeds gerelateerd aan de criteria. GS gaat ervan uit dat dit goed is gedaan en hanteert deze criteria en wel los van het oordeel of een evenement van grote waarde is voor de Groningse bevolking. De gedeputeerde verwacht niet dat extra geld voor dit doel beschikbaar zal worden gesteld. In feite is er al extra geld beschikbaar gesteld. Er zal geroeid moeten worden met de riemen die er zijn. Inzake Bobstart brengt zij naar voren dat deze organisatie in 2002 subsidie heeft gekregen. Aan de hand van de rapportage is men tot de conclusie gekomen dat het bereik niet zodanig is geweest als is 32
verwacht. In de beroepsprocedure is aanvullende informatie gevraagd. Tot nu toe is geconcludeerd dat het publiek uit deze regio komt en dat dit vaak voorbijgangers zijn waarvan niet goed te traceren is of dit bezoekers zijn van de Stad en die bij Bobstart langs zijn gekomen of dat het mensen zijn die specifiek naar dit evenement in het noorden zijn toegekomen. Er is een relatie met Koninginnedag gelegd. Mw. Mulder meent dat Bobstart daar op een goede manier aanwezig was, maar dat de organisatie met name in the picture kwam omdat er heel bijzonder mensen in de bob zelf zaten, waardoor veel publiciteit is ontstaan. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Glas om te reageren. Dhr. Glas stelt dat het onderzoek dat Bobstart enkele jaren geleden heeft verricht erop gericht was om na te gaan hoe lang mensen bij het evenement bleven kijken. Als toeschouwers zijn gedefinieerd de mensen die langer dan vijf minuten bij het evenement zijn komen kijken en passanten zijn dan mensen die voorbij lopen, het evenement even bezien en er verder geen aandacht aan besteden. Voorts geeft dhr. Glas aan dat de begroting voor dit evenement een bedrag van € 180.000 à € 185.000 beloopt. Hij gaat verder in op de problemen rond de subsidie voor het jaar 2003. Bij de beroepscommissie is niet naar voren gekomen dat op grond van de rapportage over het jaar 2002 geen subsidie wordt verleend. Expliciet is genoemd dat er dat jaar van het evenement te weinig promotionele waarde is uitgegaan. De promotionele waarde wordt omschreven als een langdurig bereik en aandacht in de kranten. De beroepscommissie heeft vastgesteld dat dit niet correct is en dat het bezwaar van Bobstart als terecht is beoordeeld. Er was wel voldoende promotionele waarde en het subsidieverzoek had niet afgewezen mogen worden op grond van dit criterium. Mogelijk is de samenstelling van het publiek wel voornamelijk Gronings geweest, maar aan de andere kant stonden wel alle nationale teams vanuit heel Europa aan de start. Wat een duidelijke promotionele waarde had naar zowel de Stad als de provincie was bijvoorbeeld het feit dat prins Albert van Monaco die hier in zes jaar vier keer aan de start heeft gestaan en waarschijnlijk ook dit jaar aan de start zal staan. Tweede ronde Dhr. Hollenga (CDA) stelt dat op de eerste plaats duidelijk is dat een ruime meerderheid verklaart dat voor het structureel verstrekken van subsidie aan evenementen die het middenevenement zijn ontgroeid, ruimte moet worden gevonden bij andere budgetten. Dat betekent niet dat extra geld beschikbaar moet worden gesteld, maar dat verschuivingen kunnen optreden bijvoorbeeld vanuit het budget voor promotie en eventueel het budget voor sport. Daarvoor is draagvlak op grond van het feit dat dit eigenlijk geen middenevenementen meer zijn en door zo te handelen blijft het budget voor de middenevenementen in stand. Dhr. Hollenga gaat ervan uit dat het College hier iets mee moet doen. Ten aanzien van Bobstart merkt hij op dat opgepast moet worden dat organisaties die met veel vrijwilligers werken een duur bureau moeten inhuren voor € 5.000 om onderzoek te doen en rapportages te verzorgen, waardoor hun subsidie direct is opgesoupeerd. Op een gegeven moment moet het College of de betrokken ambtenaren vanuit een fingerspitzengefühl beoordelen hoe een en ander in elkaar steekt. Vandaar dat hij ervoor pleit, ook gelet op het feit dat de Commissie Bezwaarschriften positief geoordeeld heeft, om Bobstart ook dit jaar een kans te geven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) brengt naar voren dat de algemene conclusie die dhr. Hollenga trekt ook de zijne is. Er is draagvlak om andere vormen van financiering in structurele zin te overwegen. Het lijkt het meest logische om geld te verschuiven naar het budget Middenevenementen, want dan kan daarmee worden omgegaan zoals ook nu gebeurt zonder het dringen en trekken waar nu continu tegen aan wordt gelopen. Het gaat er uiteindelijk om of de financiering in structurele zin er komt. Ten aanzien van Bobstart stelt dhr. Van der Ploeg dat kennelijk de prins van Oranje moeten worden gehaald en niet de prins van Monaco voor voldoende publiciteit. De vraag is wel wat de provinciale waarde is voor de provincie Groningen, want dat is het criterium dat is vastgelegd. Als het College een probleem heeft met een organisator van een evenement, zal het betreffende proces op zijn merites beoordeeld moeten worden, hoe spijtig het op dit moment is voor de betrokken organisatie. Dat wil niet zeggen dat de fractie van GroenLinks in de toekomst een afwijzend standpunt zal innemen, want de aangebrachte verbreding in het evenement spreekt de fractie aan. Bobben is op zich geen breedtesport, maar dankzij de aanvullende activiteiten wordt het wel een breed evenement. 33
Dhr. Boumans (VVD) stelt dat onlangs besproken is dat, alhoewel er veel tegen in is te brengen, het verstandig was dat statenleden deel uit maken van de Commissie voor Bezwaar- en Beroepschriften. In die commissie doen zij uitspraken over de aanvraag van deze stichting. Hij meent dat de gedeputeerde zich dit goed moet realiseren en hier haar voordeel mee moet doen. Gelet op de uitspraak en de informatie die nu op tafel is gekomen kan dhr. Boumans zich wel iets voorstellen bij de uitspraak die dhr. Hollenga doet. Voor de VVD-fractie is het een vergelijking van appels en peren, maar als de RUG € 5.000 wordt toegekend op een begroting van € 748.000, vraagt hij zich af of het College echt geen mogelijkheden ziet om uit een budget éénmalig € 5.000 vrij te spelen voor Bobstart die toch alleen maar met vrijwilligers werkt en een redelijk breed bereik heeft en haar uiterste best doet door een culturele verbreding te zoeken en een verbreding van de sport. Zou het College niet een toezegging kunnen doen om te kijken of hier een mogelijkheid ligt? Voorts gaat dhr. Boumans in op hetgeen dhr. Hollenga naar voren bracht over de aansluiting bij andere financieringsbronnen, bijvoorbeeld het budget Promotie. Dhr. Van der Ploeg suggereerde dat geld vanuit andere budgetten ondergebracht zou kunnen worden bij het budget Middenevenementen. Dhr. Boumans is daar niet direct voorstander van daar het zijns inziens goed is dat benadrukt wordt dat met een evenement meerdere belangen gediend zijn en dat dit tot uitdrukking komt in de financiering. Op een later moment kan daarover verder gediscussieerd worden. Het idee op zich beoordeelt hij positief. Dhr. Swagerman (SP) herhaalt dat er drie categorieën evenementen zijn. Als er een groot evenement wordt georganiseerd, dient dit niet gefinancierd te worden uit het budget Middenevenementen. Dan dient het betreffende budget aangevuld te worden waardoor de financiering wel mogelijk is. Als evenementen doorgroeien naar een andere categorie dienen er extra faciliteiten geschapen te worden en het maakt dhr.Swagerman niet zoveel uit uit welke pot dat komt. Er zal wel eens wat meer uitgegeven moeten worden dan oorspronkelijk de bedoeling was. Mw. Mansveld (PvdA) stelt dat vorig jaar dezelfde discussie is gevoerd en als oplossing daarvoor zou er een notitie komen die een nieuwe samenhang zou aangeven tussen middenevenementen en grote evenementen. Mogelijk is het handig als ook samenhang wordt aangegeven met promotie, sport en cultuur. Als de notitie er is zal die discussie achter de rug zijn. Mw. Mansveld denkt niet dat het verstandig is om het budget Middenevenementen op te hogen, maar dat wel de onderbouwingen moeten worden aangegeven waar welk geld vandaan komt. Graag wil zij weten wanneer de toegezegde notie zal worden ontvangen. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) sluit zich aan bij de laatste opmerking. Zij denkt dat als de notitie in november voorligt, de discussie beter gevoerd kan worden en dat er duidelijke richtlijnen en kaders gesteld kunnen worden. Natuurlijk zal het altijd om moeilijk vergelijkbare zaken gaan. Wat betreft Bobstart ondersteunt zij het betoog van dhr. Boumans. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat op een gegeven moment besluiten over de budgetten genomen moeten worden. Het moment waarop dat zal geschieden, zal bij de behandeling zijn van de begroting 2005 en dat moment valt vóór november 2004. Het zou dus prettig zijn als het College eerder met haar notitie kan komen. Mw. Mulder (gedeputeerde) gaat eerst in op dit laatste punt. Zij heeft toegezegd dat het stuk in november wordt voorgelegd. Het dient een gedegen en goed stuk te zijn. Voorts denkt zij dat eigenlijk niet mogelijk is om meer geld voor het evenementenbeleid ter beschikking te stellen, gezien het collegeprogramma en het meerjarenbeleidsplan voor o.a. welzijn en sport. Zij verwacht dat het College met een nota zal komen die gericht is op het budget dat nu wordt voorgesteld en waarin al een extra bedrag van € 50.000 is opgenomen. Als de Staten het daar eventueel niet mee eens zijn, zullen de Staten zelf moeten aangeven waar aanvullende fondsen kunnen worden gevonden. Voorts stelt zij dat elke aanvraag voor een evenement – en dit geldt ook voor terugkerende evenementen – steeds op zijn merites moet worden beoordeeld waarbij niet mag worden uitgegaan van de resultaten van het jaar ervoor. Ten aanzien van Bobstart loopt er een procedure en dat staat los van de aanvraag voor dit jaar. Er heeft een verbreding plaatsgevonden. Mw. Mulder zal nagaan of het stuk dat is uitgereikt ook bij de aanvraag is ingediend en of dat ook geldt voor het communicatieplan. Aan de hand van de criteria zal de
34
aanvraag nog een keer beoordeeld kunnen worden. Vooralsnog gaat zij ervan uit dat de afwijzing op goede gronden is geschied. De voorzitter stelt de vraag aan de orde hoe de notitie verder dient te worden behandeld. De notitie is ter informatie toegestuurd en voorgelegd aan deze commissie en waarbij is aangegeven dat de betrokken organisaties bezwaren kunnen maken tegen … Dhr. Boumans (VVD) wil een voorstel doen. Het College is inmiddels ruim een jaar bezig met de notitie en dat zal dus wel een zeer goede notitie worden. Hij verwacht dat de notitie er in oktober zal zijn, want als die later komt, ontstaat er een probleem. Als de nota pas na de begrotingsbehandeling verschijnt, zou dat mosterd na de maaltijd zijn. Het tweede punt is dat de kwestie met Bobstart inderdaad een bevoegdheid van het College betreft, maar de gedeputeerde heeft zojuist gezegd dat zij nog een keer het dossier wil lichten en nog een keer met de betreffende organisatie eventueel in contact wil treden. Dhr. Boumans zou het dan zeer op prijs stellen dat de commissie daarover binnen ongeveer een maand zal worden bericht. Als dit niet zou gebeuren kan hij zich voorstellen dat vanuit de VVD-fractie een voorstel komt bij bijvoorbeeld de behandeling van de Rekening. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat GS de aanvraag van Bobstart opnieuw zal bekijken. Verder wil zij benadrukken dat dit een uitvoeringskwestie is. De voorzitter concludeert dat de commissie in afwachting blijft van de nota die is toegezegd. Hij is toegezegd in november, maar er is voor gepleit dat de notitie bij de behandeling van de begroting een rol kan spelen. Afgewacht moet worden … Dhr. Boumans (VVD) verklaart dat het niet zo is dat een nieuw voorstel is gedaan aan de gedeputeerde. Het is nu medio mei en verwacht mag worden dat medio oktober de notitie klaar is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) is het gezien zijn eigen voorstel eens met deze opmerking en bovendien stelt hij voor dat deze brief wordt betrokken bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Dat is ten aanzien van het lopende jaar 2004 een praktische en logische mogelijkheid. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt voor dat zij graag zou zien dat, indien mogelijk, het bericht over de heroverweging van de aanvraag van Bobstart vóór de behandeling op 2 juni van de Voorjaarsnota in de Staten aan de leden wordt toegestuurd Mw. Mulder (gedeputeerde) zegt toe dat dit inderdaad kan en zal gebeuren vóór de behandeling in de Staten. Dhr. Calon (gedeputeerde ) vult aan dat dit bericht op zijn vroegst volgende week dinsdag de deur uit kan gaan en dat de leden dit bericht op zijn vroegst woensdag zullen ontvangen en dat donderdag ook tot de mogelijkheden behoort. Het kan wel, maar er is maar weinig tijd om hierover te delibereren. De voorzitter concludeert dat dit bericht als een toegevoegd element bij de bespreking van en de besluitvorming over de Voorjaarsnota kan worden betrokken. Vervolgens stelt hij agendapunt 11 aan de orde. 11.
Brief van GS van 15 april 2004, nr. 2004-10.577/16/A.21, ICT, betreffende tussenrapportage 2004 strategisch ICT-beleid
Dhr. Jaspers (PvdA) stelt voor dit agendapunt de volgende vergadering in behandeling te nemen. De voorzitter informeert of deze wens voortkomt uit het feit dat dhr. Jaspers veel tijd over dit punt denkt nodig te hebben. Dhr. Jaspers (PvdA) merkt op dat hij enkele vragen wenst te stellen. Het is nu echter laat en het agendapunt is niet urgent. De voorzitter constateert dat er geen bezwaren zijn om het stuk de volgende vergadering te bespreken.
35
12.
Jaarverslagen, rekening 2003 IPO en beleidsarme begroting IPO 2005 ( stukken worden toegezonden door Groninger delegatie in de Algemene Vergadering van het IPO)
Zie punt 2. 13.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 20.20 uur.
36