Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 Beschrijving van het huidige aanbod en de leerlingenstromen en aanbevelingen voor een dekkend onderwijsaanbod
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 Beschrijving van het huidige aanbod en de leerlingenstromen en aanbevelingen voor een dekkend onderwijsaanbod
Opdrachtgever: De gemeente Utrecht, SWV Sterk VO Utrecht en Stichtse Vechten het samenwerkingsverband PO 26.01 i.o (stad Utrecht) Utrecht, maart 2013 © Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
5
Inhoudsopgave Managementsamenvatting ......................................................................................................................... 7 1
Inleiding ................................................................................................................................................ 9
2
Leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 .....................................................13 2.1 Leerlingen primair onderwijs en speciaal onderwijs ....................................................................13 2.2 Leerlingen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs .............................................15
3
De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: PO/SO ......................................19 3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd ..........................................................19 3.2 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 3-indicatie .........................................20 3.3 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 4-indicatie .........................................23
4
De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: VO/VSO ....................................27 4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd ..........................................................27 4.2 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 3-indicatie ......................................28 4.3 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 4-indicatie ......................................31
5
De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: jeugdigen met meervoudige problematiek .......................................................................................................................................37 5.1 Vraag en aanbod voor jeugdigen met meervoudige problematiek ..............................................37 5.2 Vraag en aanbod voor leerlingen die momenteel thuiszitten .......................................................39
6
Naar een passend aanbod voor alle doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften ..43 6.1 Inleiding ........................................................................................................................................44 6.2 Cluster 3 ZMLK ............................................................................................................................47 6.3 Cluster 3 LZ/LG/MG .....................................................................................................................48 6.4 Cluster 4 ZMOK VO/VSO: integratie in regulier onderwijs en uitbreiding VSO-voorzieningen ...49 6.5 Cluster 4 ASS (LZK) PO/SO: Meer leerlingen van SO naar sbao en/of regulier bao .................51 6.6 Cluster 4 ASS (LZK) VO/VSO Meer leerlingen in het reguliere VO en/of uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo.............................................................................53 6.7 Leerlingen met meervoudige problematiek ..................................................................................54
7
Conclusies en aanbevelingen ..........................................................................................................55 7.1 Passend onderwijs voor leerlingen in cluster 3 ............................................................................55 7.2 Passend onderwijs in cluster 4: uitbreiding van voorzieningen voor VSO in RMC-regio 19 .......56 7.3 Passend onderwijs in cluster 4: bevorderen van deelname aan het reguliere onderwijs ............57 7.4 Op weg naar een passend onderwijsaanbod...............................................................................58
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Opdracht en opzet van het onderzoek ..................................................................................61 Lijst van geïnterviewden .........................................................................................................63 Voorzieningen voor regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 ................................65 Toezichtsarrangementen Inspectie van het Onderwijs: (V)SO-scholen cluster 3 en cluster 4 .....................................................................................77 Bijlage 5 Scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften, input voor financiële doorrekening ..........................................................................................................79 Bijlage 6 Globale analyse van de financiële consequenties van scenario’s voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoefte ......................................................................................93 Bijlage 7 Lijst van afkortingen .............................................................................................................121
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
7
Managementsamenvatting Voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften is er behoefte aan een betere match tussen deze behoeften en het aanbod binnen RMC-regio 19. Dit blijkt uit een inventarisatie van de SO- en VSOvoorzieningen in de regio en van de leerlingenstromen. Match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod De noodzaak tot een beter passend aanbod is er bij cluster 3- en bij cluster 4-leerlingen. Binnen cluster 3 is het aanbod voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) niet voldoende dekkend en gespreid. Dat leidt er toe dat jonge kinderen dagelijks ver moeten reizen. Meer integratie in het regulier onderwijs, met ondersteuning vanuit het (V)SO kan bijdragen aan een oplossing hiervoor. Het speciaal onderwijs kan zich dan nog meer richten op leerlingen met de zwaarste problematiek, zoals leerlingen met een zeer laag IQ in de PO-leeftijd of leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Voor deze groep is er op dit moment onvoldoende passend aanbod binnen de regio. Onder de cluster 4-leerlingen zijn de grootste knelpunten gesignaleerd bij leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum (ASS) in de PO- en VO-leeftijd én bij de groep zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK) in de VO-leeftijd. ASS en ZMOK leerlingen in de VO-leeftijd kunnen weer worden onderverdeeld naar niveau en naar ondersteuningsbehoefte . Dit zijn leerlingen op (1) het niveau van het praktijkonderwijs, (2) het niveau van vmbo en (3) het niveau van havo/vwo. Deze groepen leerlingen (ZMOK en ASS) zijn omvangrijk, elk 400 tot 500 leerlingen. Veel ZMOKleerlingen volgen onderwijs buiten de regio, het huidige aanbod is niet dekkend. Verder zijn voorzieningen niet goed gespreid, maar geconcentreerd in twee van de vier subregio’s. Voor sommige groepen is het aanbod ook onvoldoende passend. Zo is er beperkt VSO-aanbod voor ZMOK- en ASSleerlingen met capaciteit voor havo/vwo. Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat het streven naar meer integratie in het reguliere onderwijs voorop. Hierbij geldt de voorwaarde dat dit wat betreft niveau van de leerling en de ondersteuningsbehoefte passend is of kan worden . Dit geldt voor zowel jonge ZMLK-leerlingen als langdurig zieke, lichamelijk of meervoudig gehandicapte leerlingen (LZ/LG/MG). Daarnaast is speciale aandacht gewenst binnen het SO/VSO voor cluster 3-leerlingen met zware problematiek. Voor cluster 4-leerlingen zijn oplossingen verkend in de vorm van scenario’s. In sommige scenario’s wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke deelname van leerlingen binnen het reguliere onderwijs, dit geldt met name voor ASS-leerlingen in PO en VO. In andere scenario’s wordt voorgesteld om VSO-voorzieningen uit te breiden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorzieningen voor ZMOK- en ASS-leerlingen en tussen leerlingen met vmbo- of havo/vwo-niveau. De scenario’s voor cluster 4 leiden over het algemeen tot een beter dekkend, beter gespreid en beter passend aanbod. Doorrekening op financiële consequenties bevestigt de verwachting dat scenario’s met nieuwe voorzieningen of een uitbreiding daarvan, extra kosten met zich meebrengen, terwijl scenario’s waarbij gestreefd wordt naar een grotere deelname in het regulier onderwijs, een besparing kunnen opleveren, Bij deze laatste scenario’s geldt wel, dat ondersteuning van het reguliere onderwijs door het (V)SO gewenst is. De kosten daarvan kunnen aanzienlijk zijn en beperken de omvang van de besparing. Bij de afweging van voor- en nadelen is vooralsnog uitgegaan van ideaaltypische scenario’s. In werkelijkheid zijn tussenvarianten en combinaties mogelijk van verschillende scenario’s. Bovendien moet er bij de ontwikkeling van het totale aanbod ook aandacht zijn voor cluster 3-leerlingen en andere doelgroepen
8
Oberon
Andere doelgroepen Naast groepen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4 onderwijs, zijn er nog andere doelgroepen met een extra ondersteuningsbehoefte. Dit zijn leerlingen met meervoudige problematiek en leerlingen op het grensvlak tussen onderwijs en jeugdzorg. Ook voor deze groepen geldt dat meer of andersoortige arrangementen nodig zijn om passend onderwijs te kunnen bieden. Vervolgstappen Op basis van de analyse van de problematiek en de voorgestelde oplossingen kunnen vervolgstappen worden gezet. De scenario’s zijn hiervoor een hulpmiddel. De weging van scenario’s kan niet alleen per doelgroep worden gemaakt, hierbij dient het totale aanbod in de regio in aanmerking te worden genomen. Verkenning van de haalbaarheid is daarbij een belangrijk onderdeel. Op grond van een dergelijke verkenning kunnen scenario’s worden aangepast of gecombineerd. Vervolgens is een meer concrete uitwerking nodig en een nadere verkenning van de financiële consequenties. Aangezien passend onderwijs sterk verbonden is met met kwalitatief goed onderwijs, is het ook van belang om de kwaliteit van de betrokken scholen te betrekken bij de uitwerking. Besluitvorming over aanpassingen in het aanbod ligt bij de bestuurders van gemeenten en samenwerkingsverbanden PO en VO in de RMC-regio. De resultaten van dit onderzoek bieden een basis voor deze besluitvorming.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
1
9
Inleiding
Invoering passend onderwijs Met de invoering van de Wet Passend Onderwijs in 2013 zal er veel veranderen ten aanzien van de organisatie en inrichting van de onderwijsondersteuning aan leerlingen. Samenwerkingsverbanden worden met de Wet Passend Onderwijs verantwoordelijk voor de toewijzing van de extra ondersteuning en krijgen ook financiële verantwoordelijkheid in het toedelen van een passende plek voor iedere leerling. De schoolbesturen in het samenwerkingsverband krijgen de zorgplicht om voor iedere leerling in het samenwerkingsverband een passend onderwijsaanbod te verzorgen. Dit vraagt speciale aandacht voor groepen leerlingen die nu niet van het onderwijsaanbod gebruikmaken, zoals thuiszitters. De samenwerkingsverbanden bestaan uit scholen voor regulier onderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs binnen cluster 3 en 4. De voorzieningen voor cluster 1 en 2 maken bestuurlijk geen deel uit van de samenwerkingsverbanden, Deze instellingen zijn anders gepositioneerd binnen de Wet Passend Onderwijs; voor het onderwijs aan cluster 1- en cluster 2leerlingen geldt ook een andere bekostigingssystematiek. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is vastgelegd dat met de invoering van passend onderwijs ook praktijkonderwijs (PrO) en leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden zullen gaan vallen. Het doel hiervan is een meer efficiënte organisatie van extra onderwijsondersteuning. Er wordt een korting toegepast van 50 miljoen op het budget voor PrO en LWOO. De invoering van passend onderwijs vindt plaats binnen een bredere context van vernieuwingen binnen het onderwijs en de zorg, die van belang zijn voor het perspectief van leerlingen. Op het terrein van doorstroom en selectie binnen het voortgezet onderwijs zullen de komende tijd veranderingen optreden. Criteria voor selectie worden aangescherpt. Zo dient het schooladvies van de basisschool objectief te worden onderbouwd met toetsgegevens en wordt de drempelloze instroom in het mbo niveau 2 afgeschaft. Naast de invoering van passend onderwijs zijn er andere transities in voorbereiding. Zeer relevant is de decentralisatie van de zorg voor de jeugd naar de gemeenten. Schoolbesturen, zorginstellingen en gemeenten worden gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen onderwijsondersteuning en zorg voor kinderen en jongeren. Deze domeinen zijn rechtstreeks van invloed op elkaar. Nieuwe samenwerkingsverbanden De samenwerkingsverbanden worden met ingang van 1 november 2013 op een ander, hoger schaalniveau ingericht. Voor de samenwerkingsverbanden PO in de RMC-regio 19 betekent dit dat verschillende (per denominatie ingerichte) samenwerkingsverbanden worden samengevoegd. Vooral voor de samenwerkingsverbanden PO is sprake van schaalvergroting. Een andere belangrijke verandering is dat het onderscheid tussen cluster 3 en 4 met de invoering van passend onderwijs zal vervallen. Vanaf november 2013 functioneren de volgende samenwerkingsverbanden (SWV) 1:
1
Het SWV VO Utrecht en Vechtstreek bereidt met OCW een experimenteerstatus voor. Als dit experiment doorgaat, treedt de Wet Passend Onderwijs voor dit SWV op 1-8-2013 in werking.
10
Tabel 1.1
Oberon
Samenwerkingsverbanden RMC-regio 19
Swv PO/SO Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Swv VO/VSO Utrecht stad/Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid
(PO 2601) (PO 2603) (PO 2604) (PO 2605)
Gemeenten Utrecht Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede Woerden, Ronde Venen, Oudewater, Stichtse Vecht, Montfoort Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Lopik
(VO 2601) (VO 2603) (VO 2604) (VO 2605)
Utrecht, Stichtse Vecht Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede Woerden, Ronde Venen, Oudewater, Montfoort Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Lopik
Een regionaal dekkend aanbod Ondanks de vergroting van het schaalniveau is het nog steeds niet mogelijk om binnen ieder samenwerkingsverband een dekkend onderwijscontinuüm te realiseren. Sommige specialistische voorzieningen hebben een dusdanig specifieke doelgroep dat zij een groter voedingsgebied ‘bedienen’. Deze regionale functie is ook noodzakelijk om voldoende volume te krijgen, zodat de kwaliteit van het aanbod kan worden gegarandeerd. Daarvoor is regionale afstemming gewenst en nodig. Regionaal dient te worden afgestemd welke speciale voorzieningen er nodig zijn, wat de omvang is van de populatie en hoe in de regio de voorzieningen zo goed mogelijk kunnen worden gespreid, zodat er voldoende plaatsen beschikbaar zijn en de bereikbaarheid zo optimaal mogelijk is met behoud van kwaliteit. Onderzoek naar voorzieningen en leerlingenstromen in RMC-regio 19 De gemeente Utrecht, SWV Sterk VO Utrecht en Stichtse Vecht en het samenwerkingsverband PO 26.01 i.o. (stad Utrecht) hebben Oberon opdracht gegeven het regionale voorzieningenniveau gedetailleerd in kaart te brengen. Het gaat daarbij om de speciale onderwijsvoorzieningen in de RMCregio 19: speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (SO en VSO) en (tussen)voorzieningen (Sbao, Pro, OPDC Utrecht, Rebound, dagbesteding). Op basis van deze regionale verkenning zijn met de partners in de regio gesprekken gevoerd, met als doel zicht te krijgen op aanpassingen die nodig of gewenst zijn om een afgestemd dekkend onderwijsaanbod te realiseren. Vervolgens zijn enkele scenario’s doorgerekend op kosten voor huisvesting, leerlingenvervoer en ondersteuningsmiddelen. Aandachtspunten Een belangrijk aandachtspunt in dit onderzoek is het gegeven dat het onderwijsaanbod in het ene samenwerkingsverband van invloed is op de aangrenzende samenwerkingsverbanden. Zo kan een specifiek onderwijs- of ondersteuningsaanbod leerlingen uit andere samenwerkingsverbanden aantrekken. Iedere verandering in onderwijsaanbod heeft invloed op leerlingenstromen en daarmee consequenties voor bekostiging van onderwijsondersteuning en leerlingenvervoer. Bovendien zal er steeds meer worden gestreefd naar een flexibeler inrichting van de ondersteuningsstructuur. Samenwerking tussen regulier onderwijs en speciaal onderwijs zal leiden tot meer maatwerk in de vorm van arrangementen. Ook deze ontwikkelingen hebben invloed op de leerlingenstromen in de regio. Vanwege deze aandachtspunten is het belangrijk om ook kwalitatieve aspecten mee te nemen in een regionale verkenning van speciale voorzieningen. Het beeld achter de cijfers is nodig om deze goed te kunnen duiden en wensen tot aanpassing van de bestaande situatie te kunnen onderbouwen. Leeswijzer In de volgende hoofdstukken presenteren we de bevindingen va het onderzoek. We beginnen met een overzicht van de aantallen leerlingen in RMC-regio 19, in regulier en speciaal onderwijs (hoofdstuk 2). Vervolgens gaan we in op de match tussen ondersteuningsbehoeften en het aanbod in de regio voor leerlingen in de PO leeftijd (hoofdstuk 3), leerlingen in de VO leeftijd (hoofdstuk 4) en voor jeugdigen met meervoudige problematiek (hoofdstuk 5). Dit doen de door een
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
11
analyse te presenteren van de leerlingenstromen. Voor verschillende groepen leerlingen wordt beschreven hoeveel leerlingen binnen de RMC-regio naar school gaan en hoeveel binnen de eigen subregio naar school gaan. Ook het aantal leerlingen met LGF (rugzak) wordt vermeld. Op basis van deze analyse wordt in hoofdstuk 6 bekeken welk oplossingen er zijn voor een onvoldoende match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Voor sommige van deze oplossingen is een scenario opgesteld en financieel doorgerekend.Bij deze doorrekening heeft Oberon samengewerkt met Infinite Financieel. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 7). Bij het rapport zijn zeven bijlagen opgenomen: 1. beschrijving van de opdracht en de opzet van het onderzoek; 2. overzicht van de geïnterviewde personen; 3. overzicht van de voorzieningen (V)SO voor leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4, en van tussenvoorzieningen; 4. overzicht van Inspectie-beoordelingen van instellingen voor SO en VSO; 5. cijfermatige input voor scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften 6. doorrekening van scenario’s door Infinite Financieel; 7. lijst met afkortingen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
2
13
Leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in RMCregio 19
Leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar) In RMC-regio 19 wonen ruim 82.000 leerlingen die naar het primair onderwijs gaan. Van deze leerlingen gaan er bijna 1.800 (2,2%) naar het speciaal basisonderwijs (Sbao). Van alle leerlingen in het primair onderwijs en speciaal onderwijs hebben er ruim 1.600 (1,9%) een indicatie voor cluster 3 of cluster 4. Van deze leerlingen gaan er ruim 1.100 (1,3%) naar een school voor speciaal onderwijs (SO), ruim 500 (0,6%) gaan met LGF naar het Bao of het Sbao. Leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar) Binnen RMC-regio 19 wonen 45.000 leerlingen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan. Van deze leerlingen gaat gaan er ruim 3.400 naar het vmbo met LWOO en 900 naar het praktijkonderwijs; bij elkaar 9,6% van het totaal aantal leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs. Van de leerlingen ouder dan 12 jaar hebben er 2.050 (4,4%) een indicatie voor cluster 3 of 4. Van deze leerlingen gaan er 1.500 (3,2%) naar een school voor VSO, 500 (1,2%) gaan met LGF naar het reguliere voortgezet onderwijs. Niet alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften hebben een indicatie en zitten op een (V)SOschool of krijgen een rugzak. Er is in de regio een grote groep ‘overbelaste’ leerlingen, met meervoudige problematiek. Deze zijn onder meer te vinden in tussenvoorzieningen, zoals OPDC Utrecht, Rebound, Op de Rails en Herstart-trajecten. Daarnaast maakt een deel van deze jongeren gebruik van dagbesteding of arbeidsmarktgerichte trajecten. In totaal gaat het om ongeveer 400 jongeren. Tenslotte zijn er leerplichtige jongeren die geen onderwijs volgen en ook geen alternatief dagbestedingstraject volgen, de ‘thuiszitters’. In augustus stonden er ongeveer 150 thuiszitters in de VO-leeftijd geregistreerd (0,3%).
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de aantallen leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in de regio. We geven hiermee eerst een beeld van de totale leerlingenpopulatie, voordat we – in de volgende hoofdstukken – inzoomen op leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Op het totaal aantal leerlingen is deze groep relatief klein. De meeste leerlingen doorlopen hun schoolloopbaan zonder extra ondersteuning. We geven het totale beeld eerst voor de leerlingen in het primair onderwijs (2.1), vervolgens voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en voor de jongeren die (deels) niet op school zitten, maar voor die wel behoefte hebben aan een passende oplossing (2.2).
2.1
Leerlingen primair onderwijs en speciaal onderwijs
Leerlingen in het primair onderwijs Binnen het primair onderwijs (PO) onderscheiden we basisonderwijs (Bao) en speciaal basisonderwijs (Sbao). We geven een overzicht van de aantallen leerlingen die in RMC-regio 19 wonen. Tabel 2.1 Leerlingen primair onderwijs woonachtig in RMC-regio 19* PO totaal Bao Utrecht stad 27.370 26.952 Utrecht Zuidoost 18.555 18.152 Utrecht West 18.024 17.720 Utrecht Zuid 18.699 18.033 Totaal 82.648 80.857 * Bron: DUO, oktober 2011 (geldt voor alle tabellen in dit hoofdstuk)
Sbao 418 (1,5%) 403 (2,2%) 304 (1,7%) 666 (3,6%) 1.791 (2,2%)
14
Oberon
Ruim 80 duizend leerlingen volgen onderwijs in het primair onderwijs. Subregio Utrecht stad telt de meeste PO-leerlingen, ruim 27 duizend. De andere drie subregio’s tellen elk ongeveer 18 duizend leerlingen. Ruim 2 procent van de leerlingen in het regulier onderwijs zit op een speciale school voor basisonderwijs (Sbao). De subregio’s van de nieuwe samenwerkingsverbanden verschillen behoorlijk in het deelnamepercentage aan het speciaal basisonderwijs. In Utrecht Stad, Zuidoost en West ligt het deelnamepercentage onder het landelijk deelnamepercentage (2,7%). In Utrecht Zuid is het deelnamepercentage relatief hoog; 3,6% van de leerlingen zit op een speciale basisschool. Leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 Jeugdigen met specifieke ondersteuningsbehoeften kunnen een indicatie krijgen.2 Hieronder geven we een overzicht van de aantallen leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4 in het primair onderwijs. Voor deze leerlingen dient op het niveau van de samenwerkingsverbanden een passend aanbod te worden georganiseerd.3 In het overzicht maken we onderscheid tussen a) leerlingen die naar een speciale voorziening cluster 3 of 4 gaan (SO); b) leerlingen die met een ‘rugzak’ naar het reguliere basisonderwijs gaan (leerlingengebonden financiering; LGF). Voor deze leerlingen is er ambulante begeleiding vanuit een speciale voorziening.4 Tabel 2.2 PO/SO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4, RMC-regio 19 Cluster 3 Totaal SO LGF Totaal Utrecht stad 273 230 (84%) 43 (16%) 212 Utrecht 186 124 (67%) 62 (33%) 278 Zuidoost Utrecht West 163 108 (66%) 55 (34%) 138 Utrecht Zuid 168 113 (67%) 55 (33%) 214 Totaal 790 575 (73%) 215 (27%) 838
Cluster 4 SO 158 (75%) 201 (72%)
LGF 54 (25%) 77 (28%)
67 (49%) 118 (55%) 544 (64%)
71 (51%) 96 (45%) 298 (36%)
Van de leerlingen in de basisschoolleeftijd met een indicatie gaat de meerderheid naar een school voor speciaal onderwijs. In totaal gaan er ruim 1.100 leerlingen naar een cluster 3- of cluster 4-school. Nog eens 500 leerlingen gaan met een ‘rugzak’ naar het reguliere onderwijs. Ruim een kwart van de leerlingen met een cluster 3-indicatie (27%) heeft een rugzak, voor cluster 4geïndiceerde leerlingen is dit ruim een derde (36%). Verder zien we dat het aandeel LGF-leerlingen in de ene subregio veel groter is dan in de andere. Er is wat dit betreft een relatie met de beschikbaarheid van scholen voor speciaal onderwijs 5. De voorzieningen zijn geconcentreerd in Utrecht stad en Zuidoost. In die subregio’s zijn de percentages LGF-leerlingen dan ook veel lager dan in West en in Zuid. Verder is het percentage cluster 3-leerlingen met LGF verreweg het laagst in Utrecht stad, waar cluster 3-voorzieningen zijn geconcentreerd. Voor cluster 4-leerlingen is het LGFpercentage ongeveer even hoog in Utrecht stad en Zuidoost.
2 3 4 5
De huidige systematiek van indicering zal verdwijnen wanneer de Wet Passend Onderwijs van kracht wordt. Ook het onderscheid tussen cluster 3 en 4 vervalt dan. Cluster 1- en cluster 2-leerlingen laten we in dit onderzoek buiten beschouwing, aangezien de instellingen voor deze leerlingen bestuurlijk geen deel uitmaken van de samenwerkingsverbanden. De meeste van deze kinderen gaan naar een reguliere basisschool; een klein deel naar een speciale basisschool. In hoofdstuk 4 worden de aantallen LGF-leerlingen in Bao en Sbao weergeven per cluster. Een alternatieve verklaring voor deze verschillen is dat in Utrecht stad veel kinderen een cluster 2 indicatie krijgen waar dat anders een cluster 4 indicatie zou zijn.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
15
Tabel 2.3 Percentage PO/SO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 op totaal PO, RMC-regio 19 Totaal PO/SO (Bao, Totaal SO (cluster 3, 4 Totaal LGF Sbao, SO) excl. LGF*) Utrecht stad 27.754 388 1,4% 97 0,3% Utrecht Zuidoost 18.880 325 1,7% 139 0,7% Utrecht West 18.199 175 1,0% 126 0,7% Utrecht Zuid 18.930 231 1,2% 151 0,8% Totaal 83.763 1.119 1,3% 513 0,6% *Deze leerlingen bevinden zich of op het Bao of op het Sbao.
Per subregio ligt het aandeel SO-indicaties tussen de 1,7% (Utrecht stad en Utrecht West; zie totaal middelste en rechterkolom) en 2,5% (Zuidoost). Voor de gehele RMC-regio 19 komt het percentage SO-indicaties uit op 1,9%. In bijlage 3 geven we een overzicht van alle voorzieningen voor speciaal onderwijs in cluster 3 en cluster 4. Samenvatting In figuur 2.1 is schematisch weergegeven hoe alle leerlingen in de PO-leeftijd, die in RMC-regio 19 wonen, verdeeld zijn over het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Van alle leerlingen in de PO-leeftijd heeft 1,9% een cluster 3- of 4-indicatie. Een deel daarvan (1,3%) zit op een speciale voorziening, het overige deel (0,6%) zit met LGF in het reguliere basisonderwijs of speciaal basisonderwijs. In dit rapport richten we ons wat het PO betreft in het bijzonder op deze laatste twee groepen leerlingen. Dit zijn de leerlingen die in het kader van passend onderwijs extra aandacht behoeven. In totaal zijn dit 1.632 leerlingen. Figuur 2.1 Leerlingen PO naar soort onderwijs
BAO, excl. lgf
SBAO, excl. lgf
2,1%
SO cl3/cl4
lgf cl3/cl4
513 (0,6%)
96,0% 1,9%
2.2
1119 (1,3%)
Leerlingen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs Binnen RMC-regio 19 wonen 45.000 leerlingen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan. De subregio Utrecht/Vechtstreek telt de meeste leerlingen, daarna volgt Zuidoost.
16
Tabel 2.4 Leerlingen op VO-scholen woonachtig in RMC-regio 19* VO totaal Lwoo PrO Utrecht stad/Vechtstreek 15.362 1.151 325 Utrecht Zuidoost 12.126 693 203 Utrecht West 7.843 538 169 Utrecht Zuid 9.765 1.051 204 Totaal 45.096 3.433 901
Oberon
VO overig 13.886 11.230 7.136 8.510 40.762
Pct. Lwoo/PrO (9,6%) (7,4%) (9,0%) (12,9%) (9,6%)
* NB: Het gaat om leerlingen die schoolgaan in deze samenwerkingsverbanden; het aantal schoolgaande kinderen dat woonachtig is in de regio wijkt hier enigszins van af. Dit geldt alleen voor het regulier onderwijs, niet voor het speciaal onderwijs.
Een deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs krijgt extra ondersteuning, in de vorm van leerwegondersteunend onderwijs (Lwoo) binnen het vmbo. Lwoo–leerlingen volgen een leerweg binnen het vmbo, leerlingen in het praktijkonderwijs (PrO) worden niet opgeleid tot een diploma, maar direct voorbereid op de arbeidsmarkt. Het aandeel Lwoo- en PrO-leerlingen is het grootst in subregio Zuid (12,9%) en het kleinst in Zuidoost (7,4%). Leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 Hieronder geven we een overzicht van de aantallen leerlingen met een cluster 3- of 4-indicatie op een VSO-school en de leerlingen die met een ‘rugzak’ naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan (LGF). Voor deze leerlingen is er ambulante begeleiding vanuit een speciale voorziening. Tabel 2.5 VO/VSO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4, RMC-regio 19 Cluster 3 Cluster 4 Totaal VSO LGF Totaal VSO Utrecht stad/ 257 220 (86%) 37 (14%) 447 326 (73%) Vechtstreek Utrecht Zuidoost 195 152 (78%) 43 (22%) 447 335 (75%) Utrecht West 101 73 (72%) 28 (28%) 155 80 (52%) Utrecht Zuid 158 133 (84%) 25 (16%) 290 182 (63%) Totaal 711 578 (81%) 133 (19%) 1339 923 (69%)
LGF 121 (27%) 112 (25%) 75 (48%) 108 (37%) 416 (31%)
Het totale aantal leerlingen in de VO-leeftijd met een indicatie voor cluster 3 of 4 is met ruim 2.000 aanmerkelijk groter dan in het PO (ruim 1.600), terwijl het aantal leerlingen in het reguliere VO aanmerkelijk kleiner is dan in het reguliere PO. In het voortgezet onderwijs zijn er dus verhoudingsgewijs veel meer geïndiceerde leerlingen. Tabel 2.6 Percentage VO/VSO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 op totaal VO, RMC-regio 19 Totaal VO (VO, VSO) Totaal VSO (cluster 3, 4 Totaal LGF excl. LGF*) 3,4% 158 1,0% Utrecht stad/Vechtstreek 15.908 546 3,9% 155 1,2% Utrecht Zuidoost 12.613 487 1,9% 103 1,3% Utrecht West 7.996 153 3,1% 133 1,3% Utrecht Zuid 10.080 315 Totaal 46.597 1.501 3,2% 549 1,2% *Deze leerlingen bevinden zich of op Lwoo of op het PrO.
Van de leerlingen tot en met 12 jaar heeft 1,9% een indicatie voor cluster 3 of 4 (zie tabel 2.3); van de leerlingen ouder dan 12 jaar is dit 4,4%. De subregio Zuidoost heeft het grootste aandeel VSOindicaties (5,1%), de regio West het kleinste aandeel (3,2%). In bijlage 3 geven we een overzicht van alle voorzieningen voor voortgezet speciaal onderwijs in cluster 3 en cluster 4. Net als bij de kinderen in de basisschoolleeftijd gaat de meerderheid van de jongeren met een indicatie naar een school voor speciaal onderwijs (VSO), in totaal gaan ongeveer 1.500 leerlingen naar een cluster 3- of cluster 4-school. Ongeveer 550 leerlingen gaan naar het reguliere onderwijs en krijgen daar ambulante begeleiding. In vergelijking met het aantal leerlingen dat naar een VSO-school gaat is het percentage LGF-leerlingen
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
17
wat lager dan in het primair onderwijs. In cluster 3 heeft bijna een vijfde (19%) van de geïndiceerde leerlingen een rugzak, in cluster 4 is dit iets minder dan een derde (31%). We zien in grote lijnen dezelfde verschillen tussen de subregio’s als bij het PO. In de subregio’s met veel VSO-voorzieningen, Utrecht stad en Zuidoost, is het aandeel LGF-leerlingen lager. Van de cluster 4-leerlingen in deze beide regio’s heeft ongeveer een kwart LGF, terwijl dit in Utrecht West ongeveer het dubbele is (48%). Het percentage cluster 3-leerlingen met LGF is het laagste in Utrecht stad, met veel cluster 3-voorzieningen. Maar ook in Utrecht Zuid is dit percentage laag. Overige voorzieningen voor leerlingen vanaf 12 jaar Als leerlingen een indicatie hebben, is er zicht op de omvang van de problematiek. Daarnaast zijn er ook leerlingen die leer- en/of gedragsproblemen hebben, maar (nog) niet zijn geïndiceerd. Tot deze groep behoren ook de zogenaamde ‘overbelasten’, die worden gekenmerkt door multi-problematiek op verschillende leefgebieden zoals school, gezin en psychisch. Verder zijn er leerlingen die gedurende langere tijd geen onderwijs volgen, de ‘thuiszitters’. Deze groepen leerlingen hebben we kwantitatief minder goed in beeld, maar het is wel van belang om hier bij stil te staan in het kader van dit onderzoek, omdat er ook voor hun problemen een oplossing gevonden dient te worden. We noemen hier kort verschillende soorten voorzieningen, een meer uitgebreide beschrijving is opgenomen in bijlage 3. Tussenvoorzieningen Tussenvoorzieningen zijn bedoeld voor leerlingen die als gevolg van problemen met school of op het persoonlijke vlak tijdelijk geen onderwijs (kunnen) volgen op het reguliere voortgezet onderwijs. Voorbeelden zijn het OPDC, Rebound-voorzieningen, Op de Rails- en Herstart-trajecten. Dagbesteding Dagbesteding is bedoeld voor jongeren die niet meer in het onderwijs verblijven en vaak te maken hebben met meervoudige problematiek zoals verslaving, criminaliteit, een problematische thuissituatie. De meeste dagbestedingstrajecten begeleiden deze jongeren terug naar onderwijs of werk in de vorm van werk op een werkplaats gecombineerd met individuele begeleiding. Arbeidsgerichte leerwegen Arbeidsgerichte leerwegen leiden jongeren die merendeels tussen PrO en VSO in zitten naar werk. Vaak gebeurt dit in samenwerking met de school waar de jongere staat ingeschreven en is er een weekverdeling van 1 dag school en 4 dagen werk. Thuiszitters V(S)O in de RMC-regio 19 Het gaat hier met name om thuiszittende leerplichtige leerlingen die in een V(S)O instelling thuis horen of de overstap naar een vervolgopleiding (MBO) niet hebben gemaakt en geen startkwalificatie hebben. Volgens de verschillende samenwerkingsverbanden zijn er geen tot weinig thuiszittende leerlingen in de PO-leeftijd. Met de invoering van passend onderwijs is een van de speerpunten het voorkomen en opvangen van thuiszittende leerlingen. Iedere leerling moet in principe een passende plek worden geboden. Tabel 2.7 VO/VSO-leerlingen die (deels) niet op school zitten, RMC-regio 19 In tussenvoorzieningen In dagbesteding In arbeidsgerichte leerwegen thuiszitters Utrecht stad Zuidoost West Zuid Onbekend
Aantal jongeren* 295 47 55 151 72 27 5 37 10
* De aantallen thuiszitters zijn gebaseerd op registratie door RMC-regio Utrecht, augustus 2012.
18
Oberon
Volgens de registratie van RMC-regio Utrecht waren er in september 2012 ongeveer 150 thuiszitters (0,3% van het totaal leerlingen in het VO en VSO). Hierbij tekenen we wel aan dat de registratie een momentopname is; de aantallen thuiszitters fluctueren. Samenvatting In Figuur 2.2 staan de leerlingen in de VO-leeftijd uitgesplitst naar soort onderwijs of overige verblijfsplaats. Het aandeel jongeren van de totale groep jongeren in de VO-leeftijd woonachtig in de RMC-regio 19 waar we in dit rapport op inzoomen is groter dan voor het PO, namelijk 5,5%. Deze groep bestaat uit leerlingen op het VSO met een cluster 3 of 4 indicatie (3,2%); leerlingen in het reguliere VO met een cluster 3 of 4 indicatie (LGF, 1,2%) en leerlingen die in een traject (dagbesteding/arbeidgericht) of thuis zitten (1,2%). Deze leerlingen behoeven in het kader van passend onderwijs extra aandacht. In totaal gaat het om 2.598 jongeren. Figuur 2.2 Leerlingen VO naar soort onderwijs
VO overig, excl. lgf
PrO/Lwoo, excl. lgf
VSO cl3/cl4
lgf cl3/cl4
in traject/thuiszitters
9,0% 5,5% 85,5%
1501 (3,2%)
549 (1,2%) 548 (1,2%)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
3
19
De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: PO/SO
Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar) Cluster 3 Het overgrote deel van de leerlingen op een cluster 3 SO-school gaat naar school binnen de RMCregio. In totaal gaan 50 leerlingen naar een SO-school buiten de regio; 40 van de 369 ZMLKleerlingen (11%) en 10 van de 206 LZ/LG/MG-leerlingen (5%). SO-scholen voor ZML-leerlingen zijn er zowel in Utrecht stad als Zuidoost; SO-scholen voor LZ/LG/MG alleen in Utrecht stad. Het percentage leerlingen dat binnen de eigen subregio naar een SO-school gaat is (dan ook) groter onder de ZMLleerlingen (44%) dan onder de LZ/LG/MG-kinderen (24%). Het aandeel ZML-leerlingen dat binnen het reguliere onderwijs blijft met LGF is beperkt (15%); onder de LZ/LG/MG-kinderen ligt dit percentage veel hoger (42%). Cluster 4 ZMOK-leerlingen in het SO gaan relatief vaak naar school buiten de eigen RMC-regio (33 van de 119 leerlingen; 28%). Bij LZK-leerlingen is dat aandeel veel kleiner (14 van de 425 leerlingen; 3%). Van alle kinderen met een cluster 4-indicatie gaat 65% naar een SO-school en 35% naar het reguliere basisonderwijs, met LGF. In het vorige hoofdstuk hebben we het aantal leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften besproken. In dit hoofdstuk gaan we na of het aanbod in de RMC-regio 19 voldoende is afgestemd op de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar). In het volgende hoofdstuk doen we hetzelfde voor leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar), in hoofdstuk 5 voor jongeren met een meervoudige problematiek. Na een overzicht van de aantallen leerlingen en voorzieningen (3.1) volgt een analyse van de leerlingenstromen. We gaan daarbij na of er een tekort of een overschot aan aanbod is en waar mogelijk verbeteringen gerealiseerd kunnen worden; eerst voor leerlingen met een cluster 3-indicatie (3.2), vervolgens voor leerlingen met een cluster 4-indicatie (3.3) Bij het bepalen van de match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen is uiteraard ook de kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen van groot belang. In bijlage 4 geven we een overzicht van recente beoordelingen van de Inspectie van het Onderwijs van de SO en VSO-scholen. We combineren in dit hoofdstuk cijfermatige informatie met informatie uit gesprekken met betrokkenen: groepsgesprekken, individuele gesprekken en een expertbijeenkomst met vertegenwoordigers van gemeenten, scholen en SWV-en uit de vier subregio’s binnen RMC-regio 19.
3.1
Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd
In paragraaf 2.1 hebben we vastgesteld dat in totaal 1.632 leerlingen in de PO-leeftijd een indicatie hebben voor cluster 3 of cluster 4. Deze leerlingen behoeven extra ondersteuning in het kader van passend onderwijs. Binnen deze groep kunnen we verschillende doelgroepen onderscheiden. In onderstaande tabel geven we een overzicht van vraag en aanbod voor deze totale groep, in de volgende paragrafen werken we dit uit en proberen we vast te stellen of en waar er sprake is van lacunes en kraptes. Bij de onderstaande overzichten van aantallen leerlingen per cluster moeten we bedenken dat het onderscheid tussen cluster 3 en 4 en de daarbij behorende indicaties zal verdwijnen met de invoering van passend onderwijs.
20
Oberon
Tabel 3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd * Doelgroep Cluster 3 ZMLK
Vraag (aantal leerlingen) Aanbod SO 369 Herderscheeschool (U) Rafaëlschool (U) Pr. Wilhelminaschool (U) Meerklank (ZO) 206 Ariane de Ranitz (U) De Schans (U) 215 (66;149)
Cluster 3 LZ/LG/MG Cluster 3 LGF (ZMLK; LZ/LG/MG) Cluster 4 ZMOK Cluster 4 LZK
119 425
Cluster 4 LGF Totaal
De Pels (U) Fritz Redl (U) C.P. van Leersum (ZO) Berg en Bosch (ZO/Z) Zonnehuis (ZO)
298 1.632
Aanbod (S)Bao Vestigingen Sbao De Binnentuin (U) Het Keerpunt (U) Luc Stevensschool (U) Tobias (ZO) De Driehoek (ZO) De Stuifheuvel (ZO) De Brug (Z) De Evenaar (Z) De Wenteltrap (Z) De Wissel (Z) Het Klaverblad (W) De Keerkring (W) De Vijverhof (W) Aantal vestigingen Bao met tenminste 1 LGFleerling Utrecht stad Zuidoost West Zuid
51 65 54 57
* Bron: DUO, oktober 2011 (geldt voor alle tabellen in dit hoofdstuk)
3.2
Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 3-indicatie
ZMLK-leerlingen Voor elke subregio laten we in tabel 3.2 zien waar de leerlingen met een ZMLK-indicatie onderwijs volgen: op één van de ZMLK-scholen in Utrecht (Herderschee, Rafaëlschool of Prinses Wilhelmina) of de Meerklank in Zeist (regio Zuidoost); binnen een (speciale) basisschool, met een ‘rugzak’ (LGF). Om een compleet beeld te geven van de leerlingenstromen vermelden we ook hoeveel leerlingen van RMC-regio 19 een SO-school buiten de regio bezoeken en hoeveel leerlingen van ‘buiten’ naar een SO-school binnen RMC-regio 19 gaan. Tabel 3.2 Leerlingen cluster 3 ZMLK, PO/SO School Utrecht stad Zuidoost Buiten RMC- SO Totaal (Herd/Raf/ (Meerklank) regio PrWIlh.) Woon Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal RMC-regio Van buiten RMC-regio Totaal
LGF Bao
LGF sbao
LGF totaal
142 15
3 50
0 13
145 78
17 15
0 2
17 17
46 64 267
2 7 62
24 3 40
72 74 369
12 9 53
5 6 13
17 15 66
3
3
nvt
6
270
65
40
375
De meerderheid, namelijk 369 van de 435 leerlingen met een ZMLK-indicatie (85%) gaat naar een SO-school. De overige 66 leerlingen blijven met een ‘rugzak in het regulier onderwijs. Het aandeel
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
21
rugzakleerlingen in deze groep is vrij beperkt (15%). Blijkbaar is het niet eenvoudig om deze leerlingen op te vangen binnen het reguliere basisonderwijs. Van de leerlingen in het SO gaat ongeveer driekwart naar een school in Utrecht stad; de overige leerlingen gaan naar de Meerklank in Zeist of naar een school buiten de RMC-regio. Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − De scholen in Utrecht trekken veel leerlingen uit de andere subregio’s. De Meerklank in Zeist wordt vooral bezocht door leerlingen uit de (eigen) subregio Zuidoost. Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De ZMLK-scholen in RMC-regio 19 worden bezocht door slechts 6 leerlingen van buiten de regio. Andersom zijn er 40 leerlingen die binnen de RMC-regio wonen, maar daarbuiten naar school gaan. De meest bezochte scholen zijn: Mozarthof in Hilversum (16 leerlingen, allemaal uit Utrecht West); Koningin Emmaschool in Amersfoort (9 leerlingen, allemaal uit Zuidoost); Prisma in Alphen a/d Rijn (4 leerlingen, allemaal uit Utrecht West). Uit gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten, samenwerkingsverbanden en scholen voor SO en Sbao kwam naar voren dat men het niet wenselijk vindt dat kinderen in deze leeftijd ver reizen (G)6. Toch zijn er 40 leerlingen die buiten de regio naar school gaan en 137 die buiten de eigen subregio naar school gaan. Dat kan betekenen dat er in de praktijk dagelijks flinke afstanden worden afgelegd om de scholen te bereiken7. In de gesprekken is gesignaleerd dat binnen deze groep voor de kinderen met een zeer laag IQ (onder de 40) vaak geen geschikt aanbod is (I). Het betreft in die gevallen vaak verstandelijk gehandicapte kinderen met oppositioneel gedrag waar zorg ook een verantwoordelijkheid heeft, maar waar dat in onvoldoende afstemming en samenhang wordt ingezet. LZ/LG/MG-leerlingen Voor de indicaties langdurig ziek (somatisch), lichamelijk gehandicapt en meervoudig gehandicapt binnen cluster 3 zijn er twee SO-scholen in Utrecht stad: de Ariane de Ranitz (Mytyl: LG en MG) en de Utrechtse Buitenschool De Schans (LZ). Tabel 3.3 geeft een overzicht van de leerlingenaantallen op deze scholen en van de aantallen leerlingen met LGF. Tabel 3.3 Leerlingen cluster 3 LZ/LG/MG, PO/SO School Utrecht stad Buiten RMC(AdRanitz, de regio Woon Schans) Utrecht stad 85 0 Utrecht 44 2 Zuidoost Utrecht West 30 6 Utrecht Zuid 37 2 Totaal 196 10 RMC-regio Van buiten 55 nvt RMC-regio Totaal 251 10
Totaal
LGF bao
LGF sbao
LGF totaal
85 46
25 44
1 1
26 45
36 39 206
34 35 138
4 5 11
38 40 149
55 261
Het percentage LZ/LG/MG -leerlingen op een SO-school van het totaal aantal leerlingen met een dergelijke indicatie is lager dan bij de ZMLK-leerlingen, namelijk 206 van de 355 (58%). De overige 149 leerlingen (42%) gaan met een ‘rugzak’ naar het reguliere onderwijs.
6 7
(G) verwijst naar groepsgesprek (I) naar individueel interview en (E) naar de expertbijeenkomst. Vaak betreft het grensverkeer: leerlingen wonen dicht bij een voorziening in een andere (sub)regio. We kunnen dus niet met zekerheid zeggen of de groep van 137 leerlingen allemaal verder reizen dan ze zouden doen met een voorziening in de eigen (sub)regio.
22
Oberon
Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − Voor deze leerlingen zijn er alleen scholen in Utrecht stad. Voor zover de leerlingen binnen de RMC-regio blijven, gaan ze dus allemaal in Utrecht naar school. Deze scholen vervullen dus een functie voor de hele RMC-regio; ruim de helft van de leerlingen woont in een andere subregio dan Utrecht stad. Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De Ariane de Ranitz en De Schans worden bezocht door enkele tientallen leerlingen van buiten de RMC-regio. Slechts enkele leerlingen uit de RMC-regio bezoeken een school voor LZ/LG/MG in een aangrenzende regio. De meest bezochte scholen zijn: De Waterlelie in Haarlemmermeer (5 leerlingen, uit Zuidoost, West en Zuid); Trappenberg in Huizen (2 leerlingen, uit Zuidoost en West); Tyltylschool in Amsterdam (2 leerlingen uit West). Thuisnabijheid cluster 3 SO leerlingen Op basis van het bovenstaande kunnen we ons een beeld vormen van de ‘thuisnabijheid’ van het onderwijs voor cluster 3-leerlingen. We geven een overzicht van de leerlingaantallen en leerlingenstromen in de onderstaande figuur. Daarmee laten we zien hoe de verhoudingen zijn tussen: aantallen leerlingen in SO en PO (met LGF); SO-leerlingen die naar school gaan in: a) hun eigen subregio; b) een andere subregio binnen RMC-regio 19; c) naar een school buiten RMC-regio 19. Dit geeft een grove indicatie van de mate waarin het SO-onderwijs thuisnabij is.
Figuur 3.1 Leerlingen cluster 3 PO/SO
Cluster 3, ZMLK, SO (435 leerlingen) SO, buiten RMCregio; 40 SO, andere subregio; 137
LGF; 66
Cluster 3, LZ/LG/MG, SO (355 leerlingen) SO, binnen subregio; 85
SO, binnen subregio ; 192
LGF; 149 SO, buiten RMCregio; 10
SO, andere subregio; 111
Zowel voor de ZMLK- als de LZ/LG/MG-kinderen geldt dat het overgrote deel van de leerlingen naar school gaat binnen de RMC-regio. In totaal gaan 50 leerlingen naar een school buiten de regio; dat is 6% van de cluster 3-leerlingen in PO/SO. Het aandeel LGF-leerlingen is veel groter onder de LZ/LG/MG-kinderen (42%) dan onder de ZMLleerlingen (15%). Daarentegen is het percentage leerlingen dat binnen de eigen subregio naar een SO-school gaat groter onder de ZML-leerlingen (44%) dan onder de LZ/LG/MG-kinderen (24%).
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
3.3
23
Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 4-indicatie
ZMOK-leerlingen Voor elke subregio laten we in tabel 3.4 zien waar leerlingen met een ZMOK-indicatie in de PO-leeftijd onderwijs volgen. In tegenstelling tot de leerlingengebonden financiering bij cluster 3-indicaties, worden leerlingen met LGF en een cluster 4-indicatie niet verder uitgesplitst in de subgroepen ZMOK en LZK. Om die reden hebben we geen kolom met leerlingen met LGF aan tabel 3.4 toegevoegd. Leerlingengebonden financiering in combinatie met een cluster 4-indicatie wordt verderop apart behandeld. In de RMC-regio 19 is er slechts één voorziening voor speciaal onderwijs (SO) met een aanbod bedoeld voor ZMOK, dat is De Pels in Utrecht stad. Leerlingen die niet op De Pels terecht kunnen of zijn aangewezen op een voorziening buiten de regio. Voor het complete beeld melden we ook hoeveel leerlingen van buiten de RMC-regio 19 naar De Pels gaan. Tabel 3.4 Leerlingen cluster 4 ZMOK, PO/SO School Utrecht stad Buiten RMC(De Pels) regio Woon Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal RMC-regio Van buiten RMC-regio Totaal
Totaal
47 10
3 23
50 33
11 18 86
3 4 33
14 22 119
3
nvt
3
89
33
122
Driekwart van de ZMOK-geïndiceerde SO kinderen gaat naar de Pels, de overige 25 procent (met name vanuit Zuidoost) gaat naar een school buiten de regio (Mulock Houwer en J.H. Donner, zie tabel 3.5). Het aantal leerlingen dat van buiten de regio naar de Pels gaat is met drie leerlingen heel klein. Tabel 3.5 Leerlingen op het SO cluster 4 ZMOK buiten RMC-regio 19 overig Buiten RMCSchool M Houwer J.H. Donner regio totaal Woon Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal
2
1
0
3
15
5
3
23
0 3 20
2
1 1 3
3 4 33
10
Deze groep leerlingen kwam uit gesprekken niet naar voren als een groep die snel speciale aandacht behoeft in het kader van het passend onderwijs. Leerlingen die vanuit de subregio Zuidoost naar voorzieningen buiten de regio gaan doen dit vermoedelijk vanwege de reisafstand (G). De voorzieningen Mulock Houwer en J.H. Donner liggen beide ten oosten van de subregio Zuidwest. De Pels in Utrecht stad heeft twee locaties voor het SO-onderwijs. LZK-leerlingen Het aantal voorzieningen voor kinderen met een LZK-indicatie in de PO-leeftijd is in de RMC 19 regio substantieel groter dan voorzieningen voor ZMOK. In de subregio Utrecht stad betreft het de Fritz Redlschool, in de subregio Utrecht Zuidoost zijn dat de Berg en Boschschool, de C.P. van
24
Oberon
Leersumschool en de Zonnehuisschool en in de subregio Utrecht Zuid betreft het een locatie van de Berg en Boschschool. Tabel 3.6 Leerlingen cluster 4 LZK, PO/SO School Utrecht stad Zuidoost (Fritz Redl) (BenB, Woon CPvL, Zhuis) Utrecht stad 4 80 Utrecht 4 140 Zuidoost Utrecht West 4 36 Utrecht Zuid 7 25 Totaal 19 281 RMC-regio Van buiten 18 198 RMC-regio Totaal 37 479
Zuid (BenB)
Buiten RMC-regio
Totaal
24 12
0 12
108 168
13 62 111
0 2 14
53 96 425
11
nvt
227
122
14
652
Het aantal LZK-indicaties in het SO is groot: 425 leerlingen in de RMC-regio. Daarbij springt vooral de regio Zuidoost eruit, met 168 indicaties. Cluster 4-scholen voor LZK zijn er in de subregio’s Utrecht stad, Zuidoost en Zuid. Vrijwel alle LZKleerlingen gaan naar voorzieningen binnen de laatste twee twee subregio’s. Ook van buiten de RMC 19 regio trekt met name de regio Zuidoost veel LZK-leerlingen. Opvallend is dat desondanks ook nog 12 leerlingen van de subregio Zuidoost naar een voorziening buiten de RMC 19 regio gaan. Dit blijkt om locaties van een voorziening te gaan die ook in de subregio Utrecht Zuidoost zelf te vinden is (C.P. van Leersumschool; 8 Soesterberg8; 4 Veenendaal9, zie tabel 3.7). Tabel 3.7 Leerlingen op het SO cluster 4 LZK buiten RMC-regio 19 CPvLeersum overig Buiten RMC-regio School totaal Woon Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal
0
0
0
12
0
12
0 1 13
0 1 1
0 2 14
Alleen al vanwege de omvang van de groep en de daarmee samenhangende hoeveelheid aan leerlingenverplaatsingen kwam uit de gesprekken naar voren dat de huidige situatie niet de meest wenselijke situatie is (G, I). Het geringe aantal leerlingen dat buiten de RMC-regio 19 naar school gaat is een indicatie dat het aanbod binnen de regio voldoende is. Het aanbod is echter zeer geconcentreerd in de subregio Zuidoost en Zuid. Er bestaat zorg onder de cluster 4-vertegenwoordigers dat met het invoeren van de Wet Passend Onderwijs juist binnen deze groep het aantal thuiszitters zal toenemen (I). De leerlingengebonden financiering zoals die nu bestaat wordt afgeschaft, onzekerheid over de toekomst kan voor ouders een reden zijn om nu dit nog kan een indicatie voor het SO aan te vragen. In de gesprekken is aangegeven dat het de moeite waard is om te onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er zijn voor deze doelgroep om met alternatieve financiering in het PO te blijven (I). Ook is geopperd om meer leerlingen met een LZ- indicatie in het Sbao te plaatsen in plaats van het SO (E). Zo zijn er 8 9
Dit betreft onderwijs aan kleuters in dagbehandeling, lft 4-6. Dit betreft kleutergroepen en de groepen 3 tot en met 8 van het basisonderwijs, lft 4-12.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
25
bijvoorbeeld aan een aantal Sbao’s Leonardoklassen verbonden voor hoogbegaafde leerlingen. Voor sommige leerlingen met aan autisme gerelateerde stoornissen zou dit mogelijk ook een geschikt alternatief zijn. Leerlingen met leerlingengebonden financiering Tenslotte staan in tabel 3.8 de leerlingen met een ‘rugzak’ uitgesplitst naar basisonderwijs en speciaal basisonderwijs. Om het overzicht compleet te maken is er ook een kolom opgenomen met daarin alle cluster 4-leerlingen (ZMOK en LZK samen) die in het SO verblijven. Het is bij cluster 4-leerlingen met een leerlingengebonden financiering – in tegenstelling tot cluster 3-leerlingen – niet bekend om welke indicaties het gaat (ZMOK of LZK). Het merendeel van de cluster 4-leerlingen die met een leerlingengebonden financiering in het PO wordt begeleid zit op een reguliere basisschool. Een klein aantal leerlingen is met een rugzak op het speciaal basisonderwijs te vinden. Opvallend is dat er in de subregio Utrecht Zuid naar verhouding meer leerlingen met een rugzak op het speciaal basisonderwijs zitten dan in de overige subregio’s. Ook valt op dat er grote verschillen zijn tussen de subregio’s in het aandeel leerlingen dat van het totale aantal cluster 4-geïndiceerde leerlingen een leerlingengebonden financiering heeft. Tabel 3.8 LGF bao / sbao cluster 4 In SO LGF bao Utrecht stad
158
Utrecht Zuidoost
201
LGF sbao
Totaal LGF
53
1
54
71
6
77
Utrecht West
67
63
8
71
Utrecht Zuid
118
77
19
96
Totaal
544
264
34
298
De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 4-leerlingen in PO/SO worden samengevat in figuur 3.2. ZMOK-leerlingen gaan relatief vaker buiten de eigen RMC-regio naar het speciaal onderwijs vergeleken met LZK-leerlingen. Deze laatste groep gaat vaker naar een andere subregio voor speciaal onderwijs. Omdat cluster 4-leerlingen met een LGF in het reguliere onderwijs niet worden geïndiceerd naar ZMOK of LZK zijn deze aantallen apart in het figuur opgenomen.
26
Oberon
Figuur 3.2 Leerlingen cluster 4 PO/SO
SO, Cluster 4, LZK, SO buiten (425 leerlingen) RMCregio; 14
Cluster 4, ZMOK, SO SO, (119 leerlingen) buiten RMCregio; 33
SO, andere subregio ; 39
SO, binnen subregio ; 47
SO, andere subregio; 205
Cluster 4, LGF (zmok en lzk; 298 leerlingen) SBAO; 34
BAO; 264
SO, binnen subregio; 206
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
4
27
De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: VO/VSO
Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar) Cluster 3 In RMC-regio 19 wonen 578 leerlingen die op een Cluster 3 VSO-school zitten. Het aandeel leerlingen dat buiten de regio naar school gaat is iets groter dan in PO/SO, namelijk 52 van de 450 ZMLKleerlingen (12%) en 17 van de 128 LZ/LG/MG-leerlingen (13%). Slechts weinig jeugdigen met een ZMLK-indicatie blijven met een LGF in het reguliere onderwijs (8%). Onder de leerlingen met LZ/LG/MG-indicatie is dat aandeel veel groter; bijna de helft (43%) zit met LGF in het regulier onderwijs. Dit betreft voor het grootste deel langdurig zieke kinderen (LZ). Cluster 4 Van de 504 leerlingen op een VSO-ZMOK-school gaan er 206 (41%) naar een school buiten RMCregio 19. Van de 419 LZK-geïndiceerde leerlingen gaan 3 leerlingen (1%) buiten de RMC-regio naar school. Van alle leerlingen in de VO-leeftijd met een cluster 4-indicatie gaat 69% naar een VSO-school en 31% naar het reguliere onderwijs, met LGF In dit hoofdstuk bespreken we afstemming van het aanbod in de RMC-regio 19 op de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar). Dit hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd als het vorige hoofdstuk. Na een overzicht van de aantallen leerlingen en voorzieningen (4.1) volgt een analyse van de leerlingenstromen; eerst voor leerlingen met een cluster 3-indicatie (4.2), vervolgens voor leerlingen met een cluster 4-indicatie (4.3)
4.1
Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de match tussen ondersteuningsbehoeften van leerlingen en de voorzieningen binnen RMC-regio 19. Aan het einde van paragraaf 2.2 hebben we vastgesteld dat er 2.598 leerlingen zijn in de VO-leeftijd waarvoor passend onderwijs gevraagd wordt. Deze leerlingen bestaan uit verschillende doelgroepen waarvoor een speciaal aanbod vereist is. In onderstaande tabel geven we een versimpeld overzicht van vraag en aanbod voor deze totale groep, in de volgende paragrafen werken we dit uit en proberen we vast te stellen of en waar er sprake is van lacunes en kraptes.
28
Oberon
Tabel 4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd Doelgroep Cluster 3 ZMLK
Cluster 3 LZ/LG/MG Cluster 3 LGF (ZMLK;LZ/LG/MG) Cluster 4 ZMOK
Cluster 4 LZK
Cluster 4 LGF Tussenvoorzieningen
Vraag (aantal leerlingen) 450
128 133 (38;95) 504
419
416 295
Dagbesteding
47
Arbeidsgerichte leerweg
55
Thuiszitters Totaal
4.2
Aanbod SO
Aanbod VO (waaronder PrO)
Herderscheeschool (U) Rafaëlschool (U) Pr. Wilhelminasc hool (U) Meerklank (ZO) Ariane de Ranitz (U)
Vestigingen PrO Pouwer (U) Kranenburg (U) Dijnselburgschool (ZO) Praktijkonderwijs Zeist (ZO) De Baanbreker (Z) Praktijkschool Woerden (W)
De Pels (U) Beukenrode (ZO) De Sprong (ZO) Fritz Redl (U/ZO) Berg en Bosch (ZO/Z) Zonnehuis (ZO)
vestigingen VO met tenminste 1 LGF-leerling
Utrecht stad/ Vechtstreek Zuidoost OPDC Utrecht (U) West Rebound/Herstart/Op de Rails Zuid (U, ZO, Z, W) The Mall Timon Titan Werkartaal (bovenregionaal) De Utrechtse Rijwielfabriek (U) Werkschool (bovenregionaal) ASA-garage (U)
20 15 8 11
151 2.598
Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 3indicatie
ZMLK-leerlingen Voor elke subregio laten we in tabel 4.2 zien waar de leerlingen met een ZMLK-indicatie onderwijs volgen: op één van de ZMLK-scholen in Utrecht (Herderschee, Rafaëlschool of Prinses Wilhelmina; in het VSO samenwerkend onder de naam U3) of de Meerklank in Zeist (regio Zuidoost); binnen een school voor voortgezet onderwijs, met een ‘rugzak’ (LGF). Om een compleet beeld te geven van de leerlingenstromen vermelden we ook hoeveel leerlingen van buiten RMC-regio 19 naar een VSO-school binnen deze regio gaan.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Tabel 4.2 Leerlingen cluster 3 ZMLK, VO/VSO Utrecht/ Zuidoost Buiten RMCSchool St. Vecht (Meerklank) regio Woon (U3) Utrecht stad/ 171 5 6 Vechtstreek Utrecht 26 61 20 Zuidoost Utrecht West 28 1 23 Utrecht Zuid 92 14 3 Totaal 317 81 52 RMC-regio Van buiten 13 12 nvt RMC-regio Totaal 330 93 52
Totaal
29
LGF Pro/Lwoo
LGF overig VO
LGF totaal
182
4
0
4
107
22
0
22
52 109 450
8 4 38
0 0 0
8 4 38
25 475
Jeugdigen met een ZML-indicatie in de VO-leeftijd gaan bijna allemaal (450 leerlingen; 92%) naar een VSO-school. De meerderheid daarvan (317 leerlingen; 70%) gaat naar een school in Utrecht stad; de overige leerlingen gaan naar de Meerklank in Zeist of naar een school buiten de regio. Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − De scholen in Utrecht (U3) trekken veel leerlingen uit de andere subregio’s; bijna de helft van de leerlingen op deze scholen komt uit andere subregio’s. De Meerklank in Zeist wordt vooral bezocht door leerlingen die wonen in de (eigen) subregio Zuidoost. Grensverkeer met aangrenzende regio’s − 25 leerlingen (5%) op de ZMLK-scholen in RMC-regio 19 zijn afkomstig van buiten de regio; 52 leerlingen die binnen de RMC-regio wonen, gaan naar een school buiten de regio. De meest bezochte scholen zijn: Mozarthof in Hilversum (12 leerlingen, uit Utrecht West); De Ark in Gouda (8 leerlingen, uit Utrecht West); Koningin Emmaschool in Amersfoort (8 leerlingen, uit Zuidoost). Uit de groepsgesprekken is de doelgroep cluster 3-ZMLK niet als een zorgwekkende groep aan de orde gekomen, als het gaat om aansluiting tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Ook heeft men er vertrouwen in dat de samenwerking tussen de drie ZMLK-scholen in Utrecht stad tot een dekkend aanbod zal leiden (E). ZMOLK’ers Er is echter wel een doelgroep jeugdigen tussen de 12 en de 18 jaar die deels ZMLK- en deels ZMOK-kenmerken heeft (G, I, E). Deze zogenaamde ZMOLK-ers zitten op het grensvlak tussen cluster 3 en 4 en worden als zorgwekkend aangemerkt. Vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, (V)SO, Sbao, praktijkonderwijs en gemeenten geven unaniem aan dat de ZMOLK-ers een belangrijke doelgroep vormen om aandacht aan te besteden (G, I, E). Deze groep kan het beste worden opgevangen op een cluster 3-voorziening (E). Het gaat dan om leerlingen met een lage intelligentie en ernstige gedragsproblemen. Deze leerlingen hebben een zogenaamd disharmonisch ontwikkelingsprofiel en hebben daardoor zeer intensieve ondersteuning nodig. Voor deze groep wordt momenteel een aanbod gerealiseerd in de samenwerking tussen de drie ZMLK-scholen in Utrecht, verenigd onder de naam U3. Dit aanbod biedt plaats aan ca. 30 leerlingen.
30
Oberon
LZ/LG/MG-leerlingen Voor de andere indicaties binnen cluster 3 is er één VSO-school in Utrecht stad: de Ariane de Ranitz (Mytyl). Tabel 4.3 geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van de aantallen leerlingen met LGF. Tabel 4.3 Leerlingen cluster 3 LZ/LG/MG, VO/VSO Utrecht/ buiten RMCTotaal School St. Vecht regio Woon (AdRanitz, de Schans) 38 Utrecht stad/ 37 1 Vechtstreek 45 Utrecht 34 11 Zuidoost 21 Utrecht West 16 5 24 Utrecht Zuid 24 0 Totaal 111 17 128 RMC-regio 52 Van buiten 52 nvt RMC-regio Totaal 163 17 180
LGF Pro/Lwoo
LGF overig VO
LGF totaal
1
32
33
2
19
21
2 5 10
18 16 85
20 21 95
Het aandeel LZ/LG/MG-leerlingen in het VSO is ongeveer even groot als in het SO: 128 van de 223 leerlingen (57%). De overige 95 leerlingen (43%) gaat met een LGF naar het reguliere onderwijs. Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − Voor deze leerlingen is er alleen een school in Utrecht stad. Voor zover de leerlingen binnen de RMC-regio blijven, gaan ze dus allemaal in Utrecht naar school. Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De Ariane de Ranitz heeft een regionale functie en wordt bezocht door ruim vijftig leerlingen van buiten de RMC-regio. Het aantal leerlingen uit de RMC-regio dat een school voor LZ/LG/MG bezoekt in een aangrenzende regio is veel lager, in totaal 17. De meest bezochte scholen zijn: Mariëndael in Arnhem (7 leerlingen, uit Utrecht West) Trappenberg in Huizen (6 leerlingen, uit Zuidoost en Utrecht West) De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 3-leerlingen in VO/VSO worden samengevat in figuur 4.1. Figuur 4.1 Leerlingen cluster 3 VO/VSO
VSO, buiten RMCregio; 52
Cluster 3, ZMLK, VSO (488 leerlingen)
Cluster 3, LZ/LG/MG, VSO VSO, (223 leerlingen) binnen subregio ; 37
LGF; 38 VSO, binnen subregio ; 232
VSO, andere subregio ; 166
LGF; 95 VSO, buiten RMCregio; 17
VSO, andere subregio ; 74
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
31
Verreweg de meeste leerlingen gaan naar school binnen de eigen RMC-regio. Het aandeel leerlingen dat buiten de regio naar school gaat is iets groter dan in PO/SO, namelijk 12% voor de ZMLKleerlingen en 13% voor de LZ/LG/MG-leerlingen. Jeugdigen met een ZMLK-indicatie gaan in overgrote meerderheid naar het VSO (92%). Voor de LZ/LG/MG is dat aandeel veel kleiner (57%); bijna de helft van de geïndiceerde leerlingen zit met LGF in het regulier onderwijs (43%). Dit betreft voor het grootste deel langdurig zieke kinderen (LZ).
4.3
Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 4indicatie
ZMOK-leerlingen Voor elke subregio laten we in tabel 3.12 zien waar de leerlingen met een ZMOK-indicatie onderwijs volgen: op De Pels in Utrecht; op Beukenrode en de Sprong in de subregio Utrecht Zuidoost; buiten de RMC-regio 19. In tabel 4.4 staat aanvullend vermeld hoeveel leerlingen van buiten RMC-regio 19 naar een VSOschool binnen de regio gaan. Tabel 4.4 Leerlingen cluster 4 ZMOK, VO/VSO Utrecht/ Zuidoost Buiten RMCSchool St. Vecht (Bkrode, regio Woon (De Pels) de Sprong) Utrecht stad/ Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal RMC-regio Van buiten RMC-regio Totaal
Totaal
97
44
77
218
10
81
66
157
6 23 136
6 31 162
35 28 206
47 82 504
9
48
nvt
57
145
210
206
561
In totaal gaan er 504 VSO-leerlingen met een ZMOK-indicatie uit de RMC 19 regio naar een cluster 4voorziening; 206 daarvan (41%) gaan naar een voorziening buiten de RMC 19 regio (zie voor verdere details tabel 4.5). Van de overige 298 leerlingen gaat iets minder dan de helft naar een voorziening in Utrecht stad en iets meer dan de helft naar een voorziening in Utrecht Zuidoost. Naar verhouding veel leerlingen uit Utrecht West gaat naar een cluster 4-voorziening buiten RMC-regio 19. Dit heeft waarschijnlijk ook te maken met de nabijheid van voorzieningen. Van buiten de regio trekken vooral de ZMOK-voorzieningen in de regio Zuidoost nog een aanzienlijk aantal leerlingen.
32
Oberon
Tabel 4.5 Leerlingen op het VSO cluster 4 ZMOK, buiten RMC-regio 19 De Tinne Altra College School M Houwer Lasenberg
Overig
Buiten RMCregio totaal
Woon Utrecht stad/ Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal
29
35
26
12
3 8 66
5 13 65
7
4
2
12
5
11
7 3 29
7 1 17
13 3 29
77 66 35 28 206
Het aantal jeugdigen met een ZMOK-indicatie is groot. Dit is een groep die niet gemakkelijk in het reguliere onderwijs terecht kan, of na verloop van tijd wordt verwezen naar het VSO, vanwege gedragsproblematiek (G). De groep ZMOK-leerlingen is niet alleen groot, maar ook divers. De gemeenschappelijke factor is gedragsproblematiek (variërend van mild tot sterk), maar cognitieve capaciteiten kunnen sterk uiteen lopen. Vertegenwoordigers van het speciaal onderwijs, samenwerkingsverbanden en gemeenten onderscheiden grofweg drie groepen: ZMOK-leerlingen met laag niveau cognitieve capaciteiten (niveau praktijkonderwijs); ZMOK met gemiddelde cognitieve capaciteiten (niveau vmbo), en ZMOK met hoge cognitieve capaciteiten (niveau havo of hoger). Deze drie groepen vragen om een verschillende aanpak en aanbod. We werken ze hieronder verder uit. ZMOK niveau praktijkonderwijs ZMOK leerlingen met een laag niveau cognitieve capaciteiten kunnen wat onderwijsniveau betreft terecht op het praktijkonderwijs. Wat het ingewikkeld maakt om deze groep ZMOK een passend aanbod te bieden is dat deze leerlingen vanwege de specifieke problematiek niet makkelijk naast andere leerlingen op één school kunnen functioneren. Er zijn al samenwerkingsinitiatieven gaande tussen regulier VO (in alle gevallen praktijkonderwijs) en VSO om hier een passende oplossing voor te bieden (I). De prinses Wilhelminaschool werkt bijvoorbeeld samen met het praktijkonderwijs voor deze leerlingen en de Herderscheeschool werkt samen met de praktijkschool in Woerden door extra expertise te bieden voor de docenten (I). Ook de Baanbreker in IJsselstein heeft volgens het VSO in Zuidoost een aanbod voor deze groep ZMOK leerlingen (I).Het praktijkonderwijs wordt voor deze groep dan ook beschouwd als een mogelijkheid, mits ondersteund door VSO. Tenslotte zijn ook arbeidsgerichte leerwegen genoemd als alternatief voor deze doelgroep. In de verschillende mogelijke samenwerkingsvormen die aan de orde zijn gekomen, zien de vertegenwoordigers een belangrijke rol weggelegd voor jeugdzorg (G). Het creëren van een passend aanbod voor deze leerlingen zou niet alleen de verantwoordelijkheid van het onderwijs moeten zijn, maar van onderwijs en jeugdzorg gezamenlijk. Dat vraagt om afstemming en samenwerking. ZMOK niveau vmbo De reden dat de groep ZMOK met niveau vmbo als aparte groep wordt genoemd heeft met name te maken met de omvang (G, I). Het aantal ZMOK-leerlingen in RMC-regio 19 dat momenteel VSOonderwijs volgt op vmbo-niveau is aanzienlijk (zie tabel 4.4). Alleen al vanwege de omvang van deze groep verdient de vraag of het aanbod voldoende dekkend en gespreid is bijzondere aandacht. Daarom is voorgesteld om een nieuwe VSO-voorziening te realiseren (G).Omdat er beperkt aanbod is voor ZMOK-leerlingen op niveau havo of hoger zou de nieuwe voorziening niveau vmbo tot havo kunnen bestrijken. Een alternatief dat is genoemd is om een nieuwe voorziening voor alleen de onderbouw te verwezenlijken. Dit is ook in lijn met de plannen om meer met arrangementen te gaan werken: leer de leerlingen op de onderbouw van het VSO de benodigde vaardigheden aan om zich te handhaven op het VO, zodat zij vervolgens kunnen instromen in het reguliere onderwijs. Het aanbod op vmbo/havo niveau zou ook een uitbreiding kunnen zijn op de overige ZMOK scholen. Dit zou zich
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
33
ook kunnen uiten in individuele arrangementen waarbij de samenwerking tussen VO en VSO in de begeleiding van een leerling vanaf het allereerste begin tot stand komt (I). ZMOK niveau havo of hoger Voor ZMOK-leerlingen die niveau havo of hoger aankunnen, is er in de RMC-regio 19 zeer beperkt aanbod; alleen Beukenrode biedt onderbouw havo. Het grootste deel van deze leerlingen gaat buiten de regio naar school. Ze gaan dan bijvoorbeeld naar de Mulock Houwer in Amersfoort 10. In de regio is men van mening dat de groep te klein is om voor deze leerlingen een aparte voorziening in te richten (G). Door de vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten wordt echter ook gesignaleerd dat veel ZMOK-leerlingen op havo/vwo niveau binnen het reguliere onderwijs afstromen en uiteindelijk onder hun niveau en gedemotiveerd in het vmbo, praktijkonderwijs of het VSO terecht komen (I). Deze afstroom heeft een negatieve invloed op de motivatie van deze leerlingen (G, I). Ook komt het voor dat leerlingen bij plaatsing al op een te laag niveau terecht komen. Betrokkenen verschillen echter van mening in hoeverre dergelijke leerlingen beter af zijn op havo/vwo niveau in het reguliere onderwijs, of dat er beter eerst op een lager niveau gewerkt kan worden aan de specifieke ZMOK-problematiek om vervolgens op te stromen naar een hoger niveau (G). Als zij opstromen naar het reguliere onderwijs dan zal daar naar verwachting wel aanvullende ondersteuning geboden moeten worden. Momenteel zijn in de subregio Zuidoost de C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en Boschschool in verregaande mate van samenwerking (I). Een belangrijk doel daarbij is het gezamenlijk ontwikkelen van een breed onderwijsaanbod voor cluster 4-leerlingen. Ze onderscheiden daarbij de ZMOK-doelgroep en de groep ASS-leerlingen als twee uitersten die niet gecombineerd kunnen worden. Voor beide groepen willen deze scholen binnen de bestaande voorzieningen een havo/vwo-aanbod realiseren. LZK-leerlingen Voor leerlingen met een LZK-indicatie zijn er verschillende voorzieningen in de RMC 19 regio. In de subregio Utrecht stad betreft het de Fritz Redlschool, in de subregio Utrecht Zuidoost zijn dat de Berg en Boschschool, de Fritz Redlschool, de C.P. van Leersumschool en Zonnehuis en in de subregio Utrecht Zuid betreft het een locatie van de Berg en Boschschool. Tabel 4.6 Leerlingen cluster 4 LZK, VO/VSO Utrecht/ Zuidoost Zuid School St. Vecht (BenB, (BenB) Woon (Fritz Redl) FrRedl, CPvL, Zhuis) Utrecht stad/ 7 73 28 Vechtstreek Utrecht 5 161 10 Zuidoost Utrecht West 4 17 12 Utrecht Zuid 3 60 36 Totaal 19 311 86 RMC-regio Van buiten 6 203 30 RMC-regio Totaal 25 514 116
10
Buiten RMCregio*
Totaal
0
108
2
178
0 1 3
33 100 419
nvt
239
3
658
De Mulock Houwer is vaker als voorbeeld genoemd van een voorziening zoals men hem ook graag ziet in de RMCregio 19: het aanbod is breed, er zijn verschillende locaties en er is een prima arbeidstoeleidingscentrum (Match) waarbij wordt samengewerkt met relevante partners en waar semi-commerciële initiatieven van de grond komen.
34
Oberon
* Vanuit Zuidoost en Zuid gaan er nog respectievelijk 9 en 1 kinderen naar een gecombineerde VSO voorziening buiten de regio (zowel ZMOK als LZK). Vanuit Utrecht West en Zuid gaan er nog respectievelijk 6 en 1 kinderen naar een pedologische voorziening (SO) buiten de regio.
Net als in het SO zijn er in VSO veel LZK-indicaties, ruim 400. Subregio Zuidoost heeft verreweg het grootste aandeel met 178 geïndiceerde leerlingen. Net als in het SO geldt ook voor het VSO dat de meeste leerlingen met een LZK-indicatie uit de RMCregio 19 naar een voorziening in de subregio Utrecht Zuidoost gaan. Het aantal voorzieningen met een aanbod voor dergelijke leerlingen is daar het grootst. Bijna geen enkele LZK-leerling gaat buiten de RMC 19 regio naar school (tabel 4.7), terwijl er een substantieel deel van buiten de regio gebruik maakt van voorzieningen in Zuidoost en Zuid. Tabel 4.7 Leerlingen op het VSO cluster 4 LZK buiten RMC-regio 19 RMPI school Buiten RMC-regio School totaal Woon Utrecht stad/ Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal
0
0
2
2
0 1 3
0 1 3
Evenals bij de doelgroep ZMOK varieert ook de doelgroep LZK in cognitieve capaciteiten Als het gaat om de achterliggende problematiek bestaat het grootste deel van de groep uit leerlingen met autismespectrumstoornissen (ASS) (I). Omdat het hier expliciet cluster 4-leerlingen betreft (dus geen groep die tussen cluster 3 en cluster 4 valt, voor ASS kinderen met een IQ van 70 of lager is er de Rafaelschool (I)) zijn er vervolgens twee groepen te onderscheiden: de groep die rond het vmboniveau zit en de groep die niveau havo of hoger aan kan. In totaal gaan naar schatting 200 van deze leerlingen naar een VSO-school buiten de RMC regio.11 ASS-vmbo Het aanbod voor deze groep lijkt voldoende, de groep is echter omvangrijk en de laatste jaren hebben de voorzieningen al een flinke groei doorgemaakt (G, I). Met name de Berg en Boschschool is flink uitgebreid en heeft onlangs toestemming gekregen om nog verder uit te breiden (E). Er wordt dus rekening gehouden met een toename van deze groep leerlingen. In de regio maakt men zich zorgen om wachtlijsten voor deze groep leerlingen en de mogelijke toename van thuiszitters als de druk op de voorzieningen nog groter wordt (G). Uit een inventarisatie bij een aantal VO-locaties met veel cluster 4-LGF-leerlingen blijkt dat met name leerlingen met een LZK-indicatie op het reguliere VO verblijven. Blijkbaar is er een groep leerlingen met een vorm van ASS die met de juiste begeleiding voldoende kan meekomen in het reguliere onderwijs. Het gaat in de hele RMC-regio 19 om ruim 400 leerlingen. Door onder deze groep deelname aan het reguliere onderwijs te bevorderen, biedt dit mogelijk ruimte voor de ASS-leerlingen die niet in het reguliere onderwijs opgevangen kunnen worden (G). ASS havo/vwo Voor ASS-ers met een hoger IQ is het aanbod in de regio beperkt. Veel van deze leerlingen gaan nu naar cluster 4-onderwijs zoals de Berg en Boschschool, waar bovenbouw havo wordt aangeboden. Over de groep ASS-leerlingen is het in het voorjaar van 2012 een expertise-bijeenkomst gehouden, om vast te stellen welke oplossingen het meest wenselijk zijn. Volgens de vertegenwoordigers van de samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten is voor een deel van deze leerlingen regulier onderwijs met ondersteuning het meest wenselijk (G), als dat op grond van de onderwijs- en 11
Gemeente Utrecht: Concept notitie bundelen ASS-expertise.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
35
ondersteuningsbehoefte ook haalbaar wordt geacht. Daarnaast is er specifieke expertise en zijn er aparte voorzieningen nodig voor leerlingen die niet of nog niet regulier onderwijs kunnen volgen. Wat dit betreft is de eerder genoemde samenwerking relevant tussen de C.P. van Leersumschool, de Berg en Boschschool en Beukenrode. Ook voor de ASS-doelgroep willen deze scholen een breed onderwijsaanbod ontwikkelen met aan de ene kant arbeidsgerichte uitstroomprofielen en aan de andere kant een havo/vwo niveau (I). Leerlingen met leerlingengebonden financiering Tenslotte staan in tabel 4.8 de leerlingen met een ‘rugzak’ uitgesplitst naar praktijkonderwijs of leerwegondersteuning en overig VO. Om het overzicht compleet te maken is er ook een kolom opgenomen met daarin alle cluster 4-leerlingen (ZMOK en LZK samen) die in het VSO verblijven. Het is bij cluster 4-leerlingen met een leerlingengebonden financiering – in tegenstelling tot cluster 3leerlingen – niet bekend om welke indicaties het gaat (ZMOK of LZK). De meeste cluster 4-leerlingen met een rugzak zitten op het VO, een klein aantal op VMBO/ Lwoo of praktijkonderwijs. Vooral leerlingen uit Utrecht West en Utrecht Zuid hebben naar verhouding veel leerlingen met een rugzak in VMBO/ Lwoo of praktijkonderwijs. Tabel 4.8 LGF Vo/PrO/LWOO cluster 4 In VSO LGF School overig VO
LGF Pro/Lwoo Totaal
Woon Utrecht stad/ Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid Totaal
326 335 80 182 923
113
8
121
99
13
112
61 78 351
14 30 65
75 108 416
Omdat er geen zicht is op de omvang van de verschillende doelgroepen binnen de cluster 4indicaties, die met leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs verblijven, zijn we bij verschillende VO-locaties met veel LGF-leerlingen nagegaan welke doelgroep ze hoofdzakelijk in huis hebben. Zowel vmbo als havo/vwo scholen gaven daarbij aan dat het met name leerlingen met internaliserend gedrag zijn die ze binnen de school met LGF begeleiden. Leerlingen met gedragsproblemen zijn volgens de scholen moeilijker te handhaven en vallen op den duur uit. Scholen geven ook aan dat een concentratie van ASS-leerlingen in één klas niet wenselijk is. In de onderbouw kan een groot aantal LGF-leerlingen in het algemeen nog goed worden ondersteund. In de bovenbouw wordt dat moeilijker. Dan hebben leerlingen hun vakkenpakket gekozen en is de samenstelling van klassen niet gemakkelijk meer te beïnvloeden. Dat leidt bij veel rugzakleerlingen tot moeilijkheden voor zowel de leerling zelf als voor de school. Daarnaast blijkt dat rugzakleerlingen niet evenredig verdeeld zijn over de VO-locaties in de regio. Kleine scholen en scholen die klassikaal les geven hebben vaak de voorkeur. Een risico is dat zij op den duur onevenredig zwaar worden belast. De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 4-leerlingen in VO/VSO worden samengevat in figuur 4.2. Naar verhouding veel ZMOK-leerlingen gaan naar onderwijsinstellingen buiten de eigen (sub)regio. Dit betreft meer dan de helft van alle geïndiceerde leerlingen. LZK-geïndiceerde leerlingen gaan voor een groot deel binnen de eigen (sub)regio naar school.
36
Oberon
Figuur 4.2 Leerlingen cluster 4 VO/VSO
Cluster 4, ZMOK, VSO (504 leerlingen) VSO, buiten RMCregio; 206
VSO, binnen subregio; 178 VSO, andere subregio; 120
VSO, buiten RMCregio; 3
Cluster 4, LZK, VSO (419 leerlingen)
VSO, andere subregio; 212
Cluster 4, LGF (zmok en lzk; 416 leerlingen) PrO/ Lwoo; 65
VO overig; 351
VSO, binnen subregio; 204
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
5
37
De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: jeugdigen met meervoudige problematiek
Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Jeugdigen met meervoudige problematiek Niet alleen leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of 4 hebben extra ondersteuningsbehoeften. Ongeveer 400 overbelaste jongeren maken gebruik van een tussenvoorziening (ca. 300), dagbesteding (ca.50) of een arbeidsmarktgericht traject (ca.50). Daarnaast is er een groep leerplichtige jongeren die helemaal niet naar school gaat, de zogenaamde thuiszitters. Voor deze jongeren is onduidelijk welke ondersteuningsbehoeften ze precies hebben. In augustus 2012 telde de RMC-regio ongeveer 150 thuiszitters. Dit aantal schommelt. Ongeveer de helft van de thuiszitters woont in de regio Utrecht stad/Vechtstreek. De redenen voor het thuiszitten zijn zeer divers en komen voor een deel voort uit een complexe ondersteuningsbehoefte. In de RMC-regio 19 is er een grote groep jeugdigen in de VO-leeftijd met complexe problematiek op meerdere vlakken: gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek en/of studieproblematiek, die niet vallen binnen een cluster 3- of 4-indicatie. Deze leerlingen worden ook wel aangeduid als ‘overbelasten’. Voor hen is er een gedifferentieerd aanbod aan tussenvoorzieningen en dagbestedingstrajecten in de regio, een belangrijke daarvan is OPDC Utrecht.12 In dit hoofdstuk beschrijven we de groep ‘overbelaste’ jongeren en het aanbod aan voorzieningen dat er voor hen is (5.1). Vervolgens kijken we naar de thuiszitters: leerplichtige jongeren die (tijdelijk) niet naar school gaan (5.2).
5.1 Vraag en aanbod voor jeugdigen met meervoudige problematiek De omvang van de doelgroep is niet eenvoudig vast te stellen. Als de totale groep jongeren op het OPDC Utrecht, Rebound, Op de Rails en in dagbestedingstrajecten wordt opgeteld (dit zijn vaak ook schattingen omdat bijvoorbeeld de eigenlijke doelgroep breder is dan de groep 12-18 jarigen) dan zijn het er ongeveer 341. Daarbij zijn jongeren in arbeidsgerichte leerwegen zoals Werkartaal en de Utrechtse Rijwielfabriek niet meegerekend. Deze arbeidsgerichte leerwegen richten zich meer op de doelgroep tussen PrO en VSO cluster 3. De totale groep overbelaste leerlingen is waarschijnlijk groter. Op basis van onderzoek van KBA en Oberon schatten we de dat ruim 10 procent van de leerlingen in voortgezet onderwijs overbelast is, ofwel te maken heeft met meervoudige problematiek. In de RMC-regio 19 gaat het dan om in totaal 4.660 leerlingen. Echter, verondersteld mag worden dat het merendeel van deze jongeren zich ondanks verschillende problemen weet te handhaven in het reguliere onderwijs. In de volgende tabel laten we zien waar jeugdigen met meervoudige problematiek verblijven. De aantallen zijn schattingen, gebaseerd op de beschikbare gegevens.
12
Zie ook: Monitoring Utrechtse School: de Deelnemers, Roelofs e.a., KBA, 2010.
38
Tabel 5.1
Oberon
Jeugdigen met meervoudige problematiek (schatting)
Voorziening Tussenvoorziening
OPDC Utrecht Rebound Utrecht stad Rebound Zuidoost Rebound Zuid Rebound West Dagbesteding The Mall Titan Timon Arbeidsmarktgerichte trajecten Werkataal DURF Werkschool ASA-garage Thuiszitters Totaal
aantal 192 41 20 16 26 15 16 15 26 13 6 10 31 427
cumulatief
295
341
396 427 427
Tussenvoorzieningen Het grootste deel van de ‘overbelaste’ leerlingen die uitvallen in het regulier onderwijs gaan naar OPDC Utrecht; ongeveer 200 leerlingen. Al deze leerlingen vallen onder de definitie van overbelasten; gemiddeld hebben zij met 5 à 6 verschillende probleemgebieden te maken. Vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten zijn over het algemeen tevreden over het functioneren van OPDC Utrecht. Deze voorziening heeft recentelijk de OPDC-status gekregen (Orthopedagogischdidactisch Centrum). Een beperking is dat OPDC Utrecht geen structureel aanbod heeft voor havo/vwo. Dagbesteding Sommige dagbestedingsvoorzieningen richten zich op een subwijk van Utrecht (The Mall), anderen zijn actief op landelijk niveau (Titan). In totaal gaat het in de RMC-regio 19 om ongeveer 40 leerlingen die gebruik maken van een dagbestedingsaanbod. We gaan ervan uit dat al deze leerlingen te maken hebben met meervoudige problematiek. De middelen vanuit Jeugd en Veiligheid voor dagbestedingsarrangementen stoppen per 1 januari 2013, dan zal Titan als voorziening ophouden te bestaan. Ook alle trajecten van The Mall en Timon zullen stoppen. Vanuit de gemeente (Werk en Inkomen) wordt aandacht besteed aan een nieuwe invulling van dagbestedingstrajecten. Arbeidsmarktgerichte trajecten Het merendeel van de arbeidsmarktgerichte trajecten en -leerwegen richt zich op een leeftijdsgroep vanaf 16 jaar. De arbeidsgerichte leerwegen zijn met name bedoeld voor jongeren met een niveau tussen PrO en VSO. Het aanbod is erg versnipperd. De arbeidsgerichte leerwegen vragen (op termijn) een bijdrage van de toeleverende school. Sommige van deze voorzieningen hebben moeite om aan voldoende deelnemers te komen. Dat roept vragen op met betrekking tot de passendheid van het aanbod voor deze doelgroep. Werkartaal en de Werkschool zijn landelijk opererende initiatieven. De Werkschool heeft voor de regio Utrecht 500 plaatsen beschikbaar, maar er zijn er momenteel slechts 6 van gevuld. Medewerkers van de Werkschool geven aan dat mogelijk de financiële bijdrage die vanuit de school wordt verlangd een drempel is. Verder was het UWV volgens scholen nogal terughoudend om gebruik te maken van het aanbod van de Werkschool.13 Werkartaal bedient een brede leeftijdsgroep (16 tot 28 jaar), slechts een deel daarvan valt onder de doelgroep zoals hier gedefinieerd. 13
De Werkschool is inmiddels gestopt.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
39
In één van de gesprekken met het VSO veld is aangegeven dat ook de bijdrage die door De Utrechtse Rijwielfabriek van de school wordt gevraagd hoog is en dat dit meespeelt in de afweging om een leerling daar te plaatsen. Vanuit de organisatie TRES (onderdeel van Reinaerde) bezint men zich momenteel op de gevraagde financiële bijdrage. Ook is de doelgroep waarop DURF zich richt verbreed. De leerwerkgarage van ROC ASA (ASA-garage) ten slotte is een leerwerktraject in autotechniek van het MBO Utrecht die op assistentenniveau (MBO1) een traject aanbiedt. Het assistentenniveau kwalificeert niet tot een startkwalificatie. Het MBO werkt samen met het praktijkonderwijs in Utrecht, maar tot nu toe zijn slechts een paar leerlingen direct vanuit het PrO naar ASA-garage verwezen. Thuiszitters Van alle thuiszitters in de regio heeft naar schatting een vijfde te maken met meervoudige problematiek, terwijl zij geen indicatie voor cluster 3 of -4 onderwijs hebben. Dat zijn ongeveer 30 thuiszitters. In de volgende paragraaf wordt hier verder op ingegaan.
5.2 Vraag en aanbod voor leerlingen die momenteel thuiszitten14 De vier samenwerkingsverbanden in de RMC-regio Utrecht hebben gezamenlijk het ‘protocol thuiszitters V(S)O’ opgesteld, dat zich enerzijds richt op thuiszittende leerlingen en anderzijds op het signaleren van trends in problematiek in de RMC-regio Utrecht. Het protocol richt zich op thuiszittende leerplichtige leerlingen die in een V(S)O instelling thuis horen of de overstap naar een vervolgopleiding (MBO) (nog) niet hebben gemaakt en geen startkwalificatie hebben. Registratie en volledigheid van de gegevens De gemeente Utrecht heeft begin juli 2012 de meest actuele stand van zaken aangaande het aantal thuiszitters in de RMC-regio in kaart gebracht. De inventarisatie liet echter zien dat het lastig is om een overzicht van redenen van thuiszitten te geven, omdat er vaak sprake is van meerdere probleemgebieden en mede daardoor meerdere, diffuse redenen van thuiszitten. Daarbij heeft het feit dat een leerling thuis zit soms ook te maken met moeilijkheden in de procesgang. De gemeente Utrecht heeft het initiatief genomen om, samen met de betrokken partners, tot een beter werkbaar meldingsformulier te komen. Wat we wel weten Ondanks de beperkte informatie over de situatie van de thuiszitters kunnen we wel een aantal voorzichtige uitspraken doen. Achtergrondkenmerken thuiszitters Aantal thuiszitters: stand per medio augustus 2012 is 151 gemelde thuiszitters woonachtig in de RMC-regio Utrecht. Hierbij tekenen we aan dat de registratie een momentopname is; de aantallen thuiszitters fluctueren; Het betreft ongeveer voor de helft meisjes en voor de helft jongens; Op een enkele jongere na zijn alle thuiszitters tussen 1994 en 1999 geboren (tussen de 13 en 18 jaar oud), en hebben dus de VO/MBO-leeftijd; 72 jongeren zijn woonachtig in subregio Utrecht stad/Vechtstreek, 5 in Utrecht West, 27 in Zuidoost en 37 in Zuid. Dit zijn in totaal 141 jongeren. Van 10 jongeren is het onbekend in welke subregio zij wonen; 14
Onderstaande tekst is ontleend aan het conceptstuk ‘Protocol thuiszitters V(S)O RMC-regio Utrecht’ (4 mei 2012). Voor de cijfers hebben we gebruik gemaakt van het thuiszittersbestand dat de gemeente Utrecht aan Oberon ter beschikking heeft gesteld, met het uitdrukkelijke verzoek dit te vernietigen na afloop van de analyses.
40
Oberon
Laatst bezochte school: - 85 jongeren vallen uit in het reguliere voortgezet onderwijs of MBO; - Bijna 30 jongeren vallen uit in speciale onderwijsvoorzieningen (met name cluster 3 of 4); - Van 27 jongeren is niet bekend welke school zij bezochten;; - De overige 10 jongeren komen vanuit tussenvoorzieningen, en dan met name OPDC Utrecht. Het thuiszitten 27 jongeren zijn in 2012 thuis komen te zitten, 52 in 2011 en 12 in 2010. Van de overige ongeveer 50 jongeren is niet geregistreerd wanneer zij thuis kwamen te zitten; De redenen om thuis te komen zitten zijn zeer divers. Vaak genoemd zijn niet meewerken van de jongere zelf of zijn/haar ouder(s)/verzorgers aan een speciale voorziening of dat een passende school ontbreekt. Dit zegt in feite nog niets over de achterliggende problematiek, zoals bijvoorbeeld ernstig ziek, (zeer) moeilijk opvoedbaar of lichamelijke/psychische/psychiatrische stoornissen. De problematiek Voor de meeste jongeren (94%, 142 jongeren) is input voor een plan beschikbaar (dus bijna iedere jongere is in beeld), wat op casusniveau informatie oplevert over de stand van zaken: Dan blijkt dat er bij een (flink) aantal jongeren onderzoeken lopen naar wat er met de betreffende jongeren aan de hand is (bijvoorbeeld welke psychische/psychiatrische problematiek) en dat pas hierna kan worden besloten waar hij/zij het beste thuishoort (speciale onderwijsinstelling, tussenvoorziening, open/gesloten GGZ-jeugdinstelling). Diverse instanties voeren dergelijke onderzoeken uit, zoals Bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, Altrecht; Daarnaast hebben de ouder(s)/verzorgers van een tiental jongeren wegens absoluut verzuim een proces verbaal gekregen. Verdere informatie en het vervolg hieromtrent is niet bekend. De trage rechtsgang belemmert andere oplossingen. Verder zien we dat er kleine groepjes jongeren zijn die: Vanwege psychische/psychiatrische problematiek in behandeling zijn, bijvoorbeeld bij het UMC; In een traject voor indicatiestelling cluster 4 zitten. Zij komen hierna of op een wachtlijst voor de betreffende voorziening of kunnen direct instromen; Aan het werk zijn en bijvoorbeeld een gedoogbeschikking/vrijstelling hebben; Vanwege psychische problematiek (angststoornissen) thuis onderwijs volgen via bijvoorbeeld de Wereldschool; Zwanger zijn en hierdoor niet naar school gaan; Proberen (m.b.v. derden) op een school geplaatst te worden maar dat dit steeds mislukt (jongere wil uiteindelijk niet, jongere voldoet niet aan toelatingscriteria van de school etc.); Uit huis zijn geplaatst en elders verblijven; Vanwege verslavingsproblematiek thuis zitten (of in ieder geval niet naar school kunnen); Inmiddels geplaatst zijn op een tussenvoorziening, zoals bijvoorbeeld OPDC Utrecht. Door het combineren van informatie over de laatst bezochte school en casusomschrijvingen van de problematiek hebben we gepoogd een indeling te maken van de thuiszitters in verschillende doelgroepen. In tabel 5.2 staan schattingen van het aantal thuiszitters met dezelfde doelgroepkenmerken opgenomen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
41
Tabel 5.2 Aantallen thuiszitters in beeld per doelgroep Doelgroep ZMOLK ZMOK havo/vwo ASS Overbelasten onbekend Totaal
schatting 20 8 4 31 88 151
Overall beeld Gezien bovenstaande komt er een beeld naar voren dat ‘de thuiszitter’ moeilijk te vangen is in enkele categorieën. Psychische en/of gedragsproblemen zijn er vaak de oorzaak van dat een jongere niet naar school gaat. Maar per jongere verschilt de achtergrond of thuissituatie, waardoor het bij de ene jongere wel lukt om (met extra begeleiding) weer terug te keren naar een vorm van onderwijs en bij andere jongeren niet. Lichamelijke gebreken of langdurige ziekte lijken doorgaans geen reden te zijn om geen onderwijs te volgen. Onduidelijk blijft of onderwijsinstellingen in de regio alle thuiszitters doorgeven aan de betreffende instanties. Door verschillende samenwerkingsverbanden is verder aangegeven dat het aantal thuiszittende leerlingen in de PO leeftijd (4-12) te verwaarlozen is.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
6
43
Naar een passend aanbod voor alle doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften
In dit onderzoeksrapport is voor verschillende groepen leerlingen met speciale ondersteuningsbehoefte een probleemanalyse gemaakt. Deze groepen worden in dit kader kort omschreven. Daar waar de match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod onvoldoende is, worden mogelijke oplossingsrichtingen besproken. Een deel van deze oplossingen is als scenario uitgewerkt. Deze scenario’s zijn een hulpmiddel. Verkenning van de haalbaarheid is belangrijk. Scenario’s kunnen worden aangepast of gecombineerd en concreter worden uitgewerkt, waarna uiteindelijk door bestuurders van gemeenten en samenwerkingsverbanden in de regio een besluit kan worden genomen. Cluster 3 ZMLK PO/SO – Het is wenselijk dat meer ZMLK-leerlingen deelnemen aan het regulier onderwijs als dat op grond van de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar wordt geacht. Integratie in de onderbouw is het meest kansrijk. Het SO kan zich dan meer concentreren op zwaardere problematiek, zoals leerlingen met een zeer laag IQ. VO/ VSO – Speciale aandacht is gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, die naast een lage intelligentie ernstige gedragsproblemen hebben. Voor deze groep biedt een cluster 3-voorziening het meest passende aanbod. Cluster 3 LZ/LG/MG Mogelijk valt er voor deze groep leerlingen binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of een andere vorm van financiering en arrangementen binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is. Te denken valt bijvoorbeeld aan speciale ‘ziekenhuiskamers’ of ‘video-conferencing’. Cluster 4 ZMOK VO/VSO Het aanbod voor deze leerlingen is onvoldoende dekkend, met name in het VSO. Bij het zoeken naar oplossingen zal moeten worden gekeken naar: mogelijkheden om meer leerlingen die dat op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte aankunnen, op te vangen in het reguliere onderwijs, waaronder ook het praktijkonderwijs uitbreiding van VSO-voorzieningen die beter passen bij de ondersteuningsbehoeften van de ZMOK-leerlingen. Hierbij werken we twee scenario’s uit: één voor een VSO-ZMOK-voorziening met aanbod havo/vwo (scenario 1a), één voor nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw vmbo/havo/vwo (scenario 1b). Cluster 4 ASS PO/SO Het aanbod voor ASS-leerlingen is goed dekkend, maar niet goed gespreid. De helft van de leerlingen gaat naar een school buiten de eigen subregio. Voor deze jonge kinderen is thuisnabij onderwijs extra belangrijk. Hiertoe zijn twee scenario’s ontworpen: Opvang van ASS-leerlingen in het Sbao (en deels in het Bao) (scenario 2a); Opvang van ASS-leerlingen in het reguliere Bao (scenario 2b).
44
Oberon
Cluster 4 ASS VO/VSO Net als in het SO is in het VSO het aanbod voor ASS-leerlingen binnen RMC-regio 19 goed dekkend maar niet goed gespreid. Voor de groep ASS-leerlingen met capaciteit havo of hoger is er binnen het VSO in RMC-regio 19 een zeer beperkt aanbod. Mogelijke oplossingen zijn: Bevorderen van deelname van ASS-leerlingen aan het regulier onderwijs. Dit gebeurt nu al, maar het aantal leerlingen zou kunnen worden uitgebreid als dit op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt en er maatwerk geboden kan worden (scenario 3a). Voor de leerlingen waarvoor deze oplossing niet passend is: uitbreiding van het VSO met havo/vwo (scenario 3b). Leerlingen met meervoudige problematiek Het aanbod voor deze jongeren gedifferentieerd, maar te gefragmenteerd. Stroomlijning is gewenst. Dit geldt voor de Rebound, voor dagbestedingstrajecten en voor arbeidsmarktgerichte trajecten.
6.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk is een beeld geschetst van de match tussen het aanbod in de RMC-regio 19 en de ondersteuningsbehoeften van leerlingen, op basis van kwantitatieve analyses, groepsgesprekken per subregio, aanvullende interviews en een expertbijeenkomst met vertegenwoordigers uit de vier subregio’s. Daaruit komt een beeld naar voren van de doelgroepen die binnen het passend onderwijs extra aandacht behoeven. In dit hoofdstuk verkennen we mogelijke oplossingen, daar waar de match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod onvoldoende is. We hanteren daarbij vier uitgangspunten, die kenmerkend zijn voor passend onderwijs: 1. Beter dekkend – Voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moet er een aanbod zijn. In de huidige situatie maakt een deel van de leerlingen gebruik van voorzieningen buiten de regio. Dit geldt met name voor Cluster 4-leerlingen, met een indicatie voor VSO-ZMOK. 2. Gunstiger gespreid – De huidige voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht stad/Vechtstreek en Utrecht Zuidoost. De beide andere subregio’s hebben veel minder voorzieningen. Leerlingen uit elk van de vier subregio’s zijn er bij gebaat dat voorzieningen goed bereikbaar zijn (thuisnabij). 3. Beter passend – Het aanbod moet niet alleen in kwantitatieve zin voldoende zijn, maar ook voldoende kwaliteit bieden voor alle leerlingen en afgestemd zijn op hun specifieke behoeften. Alleen dan kan verwacht worden dat leerlingen gebruik maken van voorzieningen in de regio in plaats van daarbuiten. 4. Betaalbaar – De scenario’s zijn bij voorkeur budgettair-neutraal; ze geven zicht op noodzakelijke investeringen en mogelijke kostenbesparingen. De eerste drie uitgangspunten zijn richtinggevend geweest voor het bepalen van de match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. In de twee onderstaande schema’s zetten we de bevindingen uit het vorige hoofdstuk af tegen de uitgangspunten voor passend onderwijs. Voor verschillende categorieën leerlingen wordt een beoordeling gegeven van de mate waarin het aanbod dekkend, gunstig gespreid en passend is: ‘ja’, ‘deels’ of ‘nee’. In sommige gevallen hebben we hierbij eenduidige criteria gehanteerd. Bijvoorbeeld: het aanbod is dekkend (‘ja’) als ten hoogste 10% naar een school buiten de regio gaat, ‘deels’ dekkend als 10-20% naar een school buiten de regio gaat en niet dekkend (‘nee’) als meer dan 20% naar een school buiten de regio gaat. Bij andere criteria is de beoordeling meer subjectief.
Schema 6.1 Match tussen aanbod en ondersteuningsbehoefte cluster 3- en cluster 4-leerlingen, PO/SO Dekkend Gunstig gespreid Passend: verschillen Passend: verschillen gebruik Uitwerken tot scenario leerlingenstromen tussen LGF tussen subregio’s subregio’s Cluster 3: Deels Nee Deels Deels Nee ZMLK 11% buiten de alleen in Utrecht-stad leerlingen Zuidoost gaan deels naar Laag pct. LGF-leerlingen, vooral in Wel advies; meer gebruik LGF, (369 SO-lln) regio en Zuidoost eigen scholen, deels naar andere Utrecht-stad (met SO-voorziening) onderscheid tussen laag en zeer 37% leerlingen naar andere (sub)regio laag IQ relevant subregio Cluster 3: Ja Nee Ja Deels Nee alleen in Utrecht-stad alle leerlingen naar Utrecht-stad Veel gebruik LGF, maar in Utrecht- Wel advies: wat is met alternatieve LZ/LG/MG 5% buiten de regio 54% leerlingen naar andere stad (met SO) relatief weinig vormen van LGF mogelijk? (206 SO-lln) subregio Cluster 4 ZMOK (119 SO-lln)
Nee 28% buiten de regio
Cluster 4: Ja LZK 3% buiten de regio (425 SO-lln)
Nee alleen in Utrecht-stad 33% leerlingen naar andere subregio
Deels Nee leerlingen van drie subregio’s gaan Verschillen in aanwenden van LGF naar Utrecht-stad; veel leerlingen tussen subregio’s zijn groot. Utrecht Zuidoost gaan naar school buiten West en Zuid maken hier naar RMC-regio verhouding meer gebruik van dan Nee Ja de andere twee subregio’s. vooral in Zuidoost Veel leerlingen uit alle subregio’s (1 vestiging in Utrecht-stad; naar Zuidoost 1 in Zuid) 48% leerlingen naar andere subregio
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Nee
Ja Vanwege omvang doelgroep; daarmee veel verplaatsingen tussen subregio’s. (paragraaf
45
Schema 6.2 Match tussen aanbod en ondersteuningsbehoefte cluster 3- en cluster 4-leerlingen en jeugdigen met meervoudige problematiek, VO/VSO Dekkend Gunstig gespreid Passend: leerlingenstromen Passend: LGF Uitwerken tot scenario tussen subregio’s Cluster 3: Deels Nee Deels Deels Nee ZMLK 12% buiten de alleen Utrecht/Vechtstreek en leerlingen Zuidoost gaan deels naar Laag pct. LGF-leerlingen, vooral in Advies: doelgroep ZMOLK vraagt om (450 VSO-lln) regio Zuidoost eigen scholen, deels naar andere Utrecht/Vechtstreek (met VSObijzondere aandcht 37% leerlingen naar andere (sub)regio voorziening) subregio Cluster 3: Deels Nee Ja Deels Nee 13% buiten de alleen Utrecht/Vechtstreek Alle leerlingen naar Utrecht/SV Veel gebruik LGF, maar in Advies: wat is met alternatieve LZ/LG/MG regio 58% leerlingen naar andere Zuidoost relatief weinig vormen van LGF mogelijk? (128 VSO-lln) subregio Cluster 4 Nee Nee Deels Nee Ja ZMOK 41% buiten de alleen Utrecht/Vechtstreek en Veel leerlingen naar voorziening in Verschillen in aanwenden van LGF Apart voor ZMOK vmbo en ZMOK (504 VSO-lln) regio Zuidoost eigen subregio; daarnaast enige tussen subregio’s zijn groot. havo/vwo 24% leerlingen naar andere ‘uitruil’ tussen subregio’s Utrecht West maakt hier naar subregio verhouding meer gebruik van dan Cluster 4: Ja Nee Ja Ja Utrecht stad en Zuidoost. Zuid LZK 1% buiten de vooral in Zuidoost (plus 1 vestiging Veel leerlingen uit alle subregio’s neemt een middenpositie in. Voor groep als geheel en voor de (419 VSO-lln) regio in Utrecht/Vechtstreek en 1 in Zuid) naar Zuidoost subgroep havo/vwo 51% leerlingen naar andere subregio Meervoudige Ja Nee Onbekend Niet van toepassing Nee problematiek Voor zover in Vooral geconcentreerd in Utrecht/ Het is onbekend waar de leerlingen Advies over versnipperdheid beeld gaat 0% Vechtstreek. Rebound wel goed die geteld zijn wonen. voorzieningen en beëindigen buiten de regio. gespreid. gemeentelijke subsidies
46
Oberon
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
47
Voor de doelgroepen die in het schema genoemd staan wordt in dit hoofdstuk een korte omschrijving en een probleemanalyse gepresenteerd op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse die is gepresenteerd in de voorgaande hoofdstukken. Per doelgroep worden mogelijke oplossingsrichtingen besproken. Een deel van deze oplossingen is als scenario uitgewerkt. In een expertbijeenkomst is bepaald welke scenario’s de moeite waard lijken om financieel door te rekenen (zie laatste kolom schema 6.1 en 6.2).15 Daarbij wordt het vierde punt relevant: betaalbaarheid. Dit is het belangrijkste uitgangspunt voor de financiële doorrekening. Van de doorgerekende scenario’s worden de financiële consequenties gepresenteerd. N.B. Bij deze doorrekening is uitgegaan van een ideaaltypisch scenario, om de consequenties duidelijk te maken. In de praktijk zullen scenario’s doorgaans niet op deze ideaaltypische manier worden gerealiseerd. Vaak is het verstandiger te kiezen voor een combinatie van maatregelen, in plaats van één scenario. De details van de berekeningen worden in dit hoofdstuk niet gepresenteerd. Daarvoor verwijzen we naar bijlage 5: de rapportage van Infinite Financieel. Financiële consequenties worden in dit hoofdstuk beschreven voor RMC-regio 19 als geheel. De afweging van kosten en baten van een bepaald scenario zijn echter niet gelijk voor de vier subregio’s. Daarom is tevens berekend wat de consequenties zijn voor de ondersteuningsbekostiging per subregio. Ook deze berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5.
6.2
Cluster 3 ZMLK
PO/SO Een dekkend aanbod is van groot belang, vooral voor jonge kinderen. Het is niet wenselijk dat kinderen in de basisschoolleeftijd dagelijks ver moeten reizen. Er zijn 40 ZMLK-leerlingen in deze leeftijd die buiten de regio naar school gaan. Ook de spreiding van SO-voorzieningen is niet gunstig, deze liggen voornamelijk in Utrecht stad; daardoor gaan 137 leerlingen buiten de eigen subregio naar school. Het aandeel rugzakleerlingen in deze groep is vrij beperkt. Het blijkt niet eenvoudig om deze leerlingen op te vangen binnen het reguliere basisonderwijs. Wel zien we dat er wat dit betreft verschillen zijn tussen de subregio’s. In Utrecht stad – met drie scholen voor ZMLK – heeft slechts 10% van de ZMLK-leerlingen een LGF, in de andere subregio’s is dat meer, ca. 18%. Wellicht kan het aantal ZMLK-leerlingen binnen het regulier onderwijs dus nog iets toenemen. Vanuit cluster 3 wordt er op gewezen dat het niet veel zin heeft om een apart ZMLK-klasje bij een basisschool te plaatsen. In zo’n klasje integreren de ZMLK-leerlingen niet. Het gaat in feite om ‘verkapt’ speciaal onderwijs. Het streven zou erop gericht moeten zijn om de leerlingen in een reguliere klas les te geven, zo nodig met ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs. Voor deze groep leerlingen is namelijk wel specifieke expertise vereist. Integratie in de onderbouw van het basisonderwijs is het meest kansrijk. De ervaring van de betrokkenen leert dat als ZMLK-leerlingen starten in de onderbouw van een reguliere school, dit aanvankelijk vaak goed gaat. Doorgaans blijft dit echter niet zo gedurende de gehele basisschoolperiode. Na verloop van tijd, ongeveer vanaf groep 4, ontstaat vaak een kloof tussen reguliere leerlingen en leerlingen met een beperking. Ouders kiezen daarna in de regel voor speciaal onderwijs.
15
Aan deze expertbijeenkomst namen vertegenwoordigers van alle subregio’s deel. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de deelnemers.
48
Oberon
Wanneer meer kinderen kunnen worden opgevangen in het reguliere onderwijs, is het voor het SO mogelijk om zich meer te concentreren op leerlingen met ernstige problematiek, zoals leerlingen met een zeer laag IQ (onder de 40). Het betreft in die gevallen vaak verstandelijk gehandicapte kinderen met oppositioneel gedrag. Een andere mogelijkheid is om één van de drie SO-voorzieningen in de stad Utrecht te verplaatsen. Nu zitten er op Kanaleneiland twee voorzieningen; één van de twee zou verplaatst kunnen worden richting Utrecht West. Deze scholen trekken nu, door hun geografische ligging, al veel leerlingen uit dit gebied aan. VO/VSO Ook voor de ZMLK-leerlingen in de VO-leeftijd is het huidige aanbod niet voldoende dekkend; 52 leerlingen gaan naar een VSO-school buiten de RMC-regio. Ook de spreiding is niet gunstig: 166 ZMLK-leerlingen gaan naar school in een andere subregio. Het percentage LGF-leerlingen is nog kleiner dan in de PO-leeftijd; 8% van de leerlingen met een ZMLK-indicatie gaat naar het regulier onderwijs. Het is de vraag of het streven naar meer integratie in het regulier onderwijs kansrijk is. ZMOLK-leerlingen Er is een doelgroep jeugdigen tussen de 12 en de 18 jaar die deels ZMLK- en deels ZMOKkenmerken heeft. Deze zogenaamde ZMOLK-ers vallen tussen cluster 3 en 4 in en worden wel als zorgwekkend aangemerkt. Vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, (V)SO, Sbao, praktijkonderwijs en gemeenten geven unaniem aan dat de groep ZMOLK-ers een belangrijke doelgroep is om aandacht aan te besteden. Een deel van deze groep dient opgevangen te worden op een cluster 3-voorziening. Het gaat dan om leerlingen met een lage intelligentie en ernstige gedragsproblemen. Deze leerlingen hebben een zogenaamd disharmonisch ontwikkelingsprofiel en hebben daardoor zeer intensieve ondersteuning nodig. Voor deze groep wordt momenteel een aanbod gerealiseerd in de samenwerking tussen de drie ZMLK-scholen in Utrecht, verenigd onder de naam U3. Voor deze ZMOLK-ers worden in de nabije toekomst 28 leerplaatsen ingericht.
6.3
Cluster 3 LZ/LG/MG
Het aanbod voor LZ/LG/MG-leerlingen is in het SO behoorlijk dekkend; slechts 5% gaat naar een school buiten de regio. In het VSO is het aanbod redelijk dekkend: 13% gaat naar een school buiten de regio. Voorzieningen zijn er alleen in Utrecht stad; het aanbod is dus niet gunstig gespreid. Het gevolg is dat er door veel leerlingen met een fysieke beperking over relatief grote afstanden wordt gereisd. Uit groepsgesprekken en individuele gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten, samenwerkingsverbanden en het onderwijs van RMC-regio 19 kwam niet direct naar voren dat deze groep extra aandacht behoeft. Mogelijk valt er binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of een andere vorm van financiering binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is. Voor de leerlingen in de basisschoolleeftijd zien we een groot verschil tussen de subregio’s. Met name in Utrecht stad is het aandeel LGF-leerlingen klein (23%); in de andere subregio’s is dit ongeveer vijftig procent. Onder leerlingen in de VO-leeftijd is het aandeel LGF juist klein in de subregio Zuidoost. Er is volgens gesprekspartners relatief veel mogelijk met LGF, daar valt extra resultaat te behalen in die zin dat leerlingen binnen het reguliere onderwijs behouden blijven. Te denken valt dan aan
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
49
speciale ‘ziekenhuiskamers’ binnen een schoolgebouw of onderwijs door middel van ‘videoconferencing’. Er is immers nog steeds een behoorlijk grote groep leerlingen die vanuit de bestaande situatie op een behoorlijke reisafstand van het onderwijs zit.
6.4
Cluster 4 ZMOK VO/VSO: integratie in regulier onderwijs en uitbreiding VSO-voorzieningen
De omvang van de groep ZMOK-leerlingen neemt aanzienlijk toe met de leeftijd van de leerlingen. In de PO-leeftijd zijn er 199 leerlingen op ZMOK-scholen, in de VO-leeftijd 504 leerlingen. Veel van deze leerlingen vertonen sterk externaliserend oppositioneel gedrag. Het aanbod in RMC-regio 19 is voor deze groep leerlingen onvoldoende dekkend. Van de leerlingen op een SO-school gaan er 33 (28%) naar een school buiten de regio, van de leerlingen op het VSO zelfs 206 (41%)! Alleen al vanwege de omvang van deze groep is het van groot belang om te zoeken naar alternatieve oplossingen. Bij het zoeken naar mogelijke oplossingen zal moeten worden gekeken naar: 1) mogelijkheden om de deelname van deze leerlingen aan het reguliere onderwijs te bevorderen als dit op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt; 2) uitbreiding van VSO-voorzieningen die beter passen bij de ondersteuningsbehoeften van de ZMOK-leerlingen. Hierbij werken we twee scenario’s uit: één voor een VSO-ZMOK-voorziening met aanbod havo/vwo (1a), één voor een nieuwe voorziening VSO-ZMOK onderbouw vmbo/havo/vwo (1b). Door het uitwerken van oplossingen te concentreren op het voortgezet onderwijs, willen we niet de indruk wekken dat daar pas de problemen beginnen. De scenario’s passen binnen de context van het streven naar een passend aanbod voor alle ZMOK-leerlingen, vanaf het PO/SO. Een effectieve aanpak kan al beginnen op de kleuterleeftijd. Een voorbeeld is ondersteuning gericht op het gezin, bij de aanpak van problematisch gedrag van kinderen. Samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg is hierbij essentieel. Hiertoe zijn bijvoorbeeld programma’s ontwikkeld door Trajectum. Dergelijke programma’s zijn er zowel voor kinderen op het reguliere onderwijs als voor SO-leerlingen. 1) Integratie in het reguliere onderwijs In de subregio’s met cluster 4-voorzieningen wordt minder gebruik gemaakt van LGF dan in de andere subregio’s. Dat wijst er op dat het wellicht mogelijk is om meer leerlingen regulier onderwijs te bieden met een arrangement.16 Dit zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van trajectklassen17. 2) VSO-voorzieningen voor ZMOK-leerlingen Niet voor alle ZMOK-leerlingen is het haalbaar om tot aan het examen in het regulier onderwijs te blijven. Voor deze leerlingen is er behoefte aan een goede VSO-voorziening binnen de RMC-regio. Er gaan ten minste 46 ZMOK-leerlingen naar een VSO-voorziening buiten de regio met een aanbod havo/vwo (De Tinne en Altra College). Daarnaast biedt Beukenrode in Doorn (regio Zuidoost) havo tot en met het derde leerjaar. Verder is het onduidelijk waar ZMOK-leerlingen met een capaciteit op het 16
17
Anders dan bij de categorieën cluster 3-leerlingen (ZMLK en LZ/LG/MG) kan niet exact worden vastgesteld hoe het huidige gebruik van LGF is binnen de verschillende subregio’s. ZMOK is namelijk geen aparte indicatie. We weten daardoor niet hoe groot de verschillen zijn tussen subregio’s. Een trajectklas is een verbrede voorziening binnen het regulier voortgezet onderwijs. De trajectklas is een integraal onderdeel van het voortgezet onderwijs. De leerlingen volgen de reguliere lessen, maar op bepaalde momenten, zoals het begin van de dag en de pauzes, zijn ze als trajectklas bij elkaar. Binnen de trajectklas wordt expertise vanuit het VSO benut. Een VSO-docent participeert mee in reguliere lessen, waar leerlingen van de trajectklas aan deelnemen. Hij helpt de docent van het VO met de begeleiding van de leerling(en). Gezamenlijk bespreken de VSOen de VO-docenten de voortgang van de leerlingen. Hier kunnen ook andere professionals bij betrokken worden, zoals een psycholoog of maatschappelijk werker.
50
Oberon
niveau havo of hoger zich bevinden. Dagbestedingstrajecten richten zich meer op niveau vmbo PrO, maar mogelijk zitten daar ook kinderen met ZMOK-kenmerken die havo of hoger aan zouden kunnen. Afstromers maken hier naar verwachting ook gebruik van, evenals op OPDC Utrecht en in Rebound of Op de Rails trajecten. Ook zal een deel van de groep mogelijk thuis zitten. De totale omvang van de doelgroep ZMOK havo/vwo schatten we op 117 leerlingen. De groep ZMOK vmbo-leerlingen is aanmerkelijk groter. We schatten deze op 385. Een verantwoording van deze schatting is opgenomen in bijlage 5. Mogelijke scenario’s voor uitbreiding/nieuwe VSO-ZMOK-voorzieningen Momenteel bestaat er binnen de VSO cluster 4-voorzieningen in de RMC-regio 19 een zeer beperkt onderwijsaanbod op het niveau havo/vwo. Alleen Beukenrode in Doorn biedt havo-onderwijs aan in de eerste drie leerjaren. In de regio Zuidoost bezint men zich op dit moment op een uitbreiding van het onderwijsaanbod naar de hogere niveaus. De C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en Boschschool zijn in verregaande samenwerking en hebben deze lacune in het onderwijsaanbod geagendeerd. We beschrijven hier twee alternatieve oplossingsrichtingen waarbij de ZMOK-doelgroep met een havo/vwo niveau binnen het speciaal onderwijs bediend wordt. Scenario 1a: Een eerste alternatief vloeit voort uit de samenwerking die in Zuidoost al gaande is en behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van één van de cluster 4-voorzieningen. Het is van belang dat daarbij ook expertise vanuit het regulier onderwijs wordt betrokken van docenten die werkzaam zijn op havo en vwo. Een breder alternatief is om alle andere VSO/ZMOK scholen uit te breiden met een vmbo/havo aanbod in de onderbouw. Scenario 1b: Een tweede alternatief is het verwezenlijken van een nieuwe voorziening voor speciaal onderwijs met een aanbod voor onderbouw havo/vmbo. Een argument voor dit scenario is dat dit aanbod de grootste groep VSO-leerlingen betreft. Bovendien kan onderwijs in de onderbouw er deels op gericht zijn om vaardigheden aan te leren die succesvolle doorstroom in de reguliere bovenbouw bevordert. Consequenties voor de (sub)regio(s): Gunstiger gespreid: Het is afhankelijk van de locatie van de voorziening welke leerlingen hier het meeste voordeel van hebben. Dit zijn de leerlingen uit Zuidoost als het een uitbreiding van een bestaande voorziening betreft vanuit de samenwerking tussen drie bestaande voorzieningen. Het zijn leerlingen uit Utrecht West of Zuid als daar een nieuwe locatie wordt gevestigd; Beter dekkend: leerlingen die nu naar een voorziening buiten de regio gaan, kunnen binnen de regio terecht; Beter passend: voor leerlingen die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief.; Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad (en in mindere mate voor Zuidoost) betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau. Financiële consequenties scenario 1a: uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo18 Het aantal leerlingen in het VSO binnen de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een bestaande voorziening moet deze worden uitgebreid. De huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 2 miljoen. Als meer VO leerlingen in het VSO worden opgevangen kan er voor een enkeling aanspraak op leerlingenvervoer ontstaan, namelijk als hij/zij niet zelfstandig kan reizen (handicap). In principe vervalt
18
De financiële consequenties zijn gebaseerd op de berekeningen in bijlage 5.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
51
echter onder Passend Onderwijs de aanspraak op leerlingenvervoer voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. Deze regeling zal voor gemeenten leiden tot verschuivingen in vervoerskosten. Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 63 leerlingen betreft dat een bedrag van ongeveer € 570.000. De overige 46 zijn en blijven in het VSO, alleen op een iets thuisnabijere school, dit beïnvloedt de kosten voor de SWV gezamenlijk niet. Financiële consequenties scenario 1b: nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw vmbo/havo/vwo Het aantal leerlingen in het VSO in de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een nieuw te bouwen voorziening kost dit ongeveer € 2,8 miljoen. Onder de nieuwe regeling vervoerskosten beperkt de aanspraak op tegemoetkoming zich tot enkele gehandicapte VSO leerlingen die niet zelfstandig kunnen reizen. Zij vallen wel direct in de dure categorie van aangepast vervoer (ca. € 2.500 per leerling per jaar). Per saldo besparen de gemeenten vervoerskosten, maar dit staat los van het gekozen scenario. Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV meebetaalt aan leerlingen in het VSO, nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Dit betreft de 31 leerlingen die van regulier VO verhuizen naar de nieuwe VSO ZMOK voorziening (zie voor onderbouwing bijlage 5). Hiermee is een bedrag van ongeveer € 280.000 gemoeid.
6.5
Cluster 4 ASS (LZK) PO/SO: Meer leerlingen van SO naar sbao en/of regulier bao
Het aanbod voor ASS-leerlingen, die veelal naar scholen voor LZK gaan, is binnen RMC-regio 19 goed dekkend. Er gaan vrijwel geen leerlingen naar LZK-scholen buiten de regio. Het aanbod is echter niet goed gespreid. Ongeveer de helft van de leerlingen (48%) gaat naar een school buiten de eigen subregio. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen is dit niet wenselijk. Bovendien gaat het om een grote groep leerlingen. Er gaan 425 leerlingen in de RMC-regio 19 met een cluster 4-indicatie naar het SO voor LZK. Daarom dient gezocht te worden naar mogelijkheden voor meer thuisnabij onderwijs. Naast de leerlingen die op een cluster 4-school voor LZK zitten, verblijven er 298 leerlingen met een cluster 4-indicatie met LGF in het reguliere primair onderwijs, vooral in de subregio’s Utrecht West en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen ASS-leerlingen met internaliserend gedrag zijn. We schatten dit aantal op 233. 19 Dit betekent dat de totale doelgroep ASS-leerlingen in het PO bestaat uit naar schatting 658 leerlingen. Mogelijke scenario’s voor de integratie van ASS-leerlingen in het primair onderwijs Van de totale doelgroep ASS met internaliserend gedrag zit vermoedelijk al een groot aantal leerlingen in het regulier onderwijs. De vraag is dan of dit een passende plek is of dat het beter kan. Voor deze groep leerlingen is het belangrijk dat ze in een klassikale, niet al te prikkelende omgeving les krijgen. Ook is het van belang dat ze een duidelijke structuur krijgen aangeboden. De ene school voor primair onderwijs heeft hier momenteel betere middelen voor of is hier beter op ingericht dan de andere school. Belangrijke overwegingen zijn of iedere school de mogelijkheid moet bieden om ASSleerlingen te onderwijzen of dat een aantal scholen zich hier (nog beter) op toelegt. In de expertbijeenkomst is aangegeven dat deze leerlingen beter over verschillende klassen verspreid kunnen worden dan dat je ze in een groep samen zet in een aangepast lokaal (zogenaamde ‘autiklasjes’). 19
Voor de onderbouwing van deze schatting, zie bijlage 5.
52
Oberon
Scenario 2a: Een bepaalde groep ASS-leerlingen die zich momenteel in het SO bevindt kan in het Sbao worden opgevangen. Het betreft dan onder andere de groep leerlingen met een hoog IQ. Een combinatie met de huidige Leonardo-klassen is hier een optie. Scenario 2b: Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in gebruik van LGF voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied. Consequenties voor de (sub)regio(s): Gunstiger gespreid: afhankelijk van de richting die wordt gekozen, kan het zijn dat een aantal POscholen zich meer gaat toeleggen op de groep ASS dan nu het geval is. Dit heeft als mogelijke consequentie dat de ASS-leerlingen, die nu met een rugzak verspreid over alle PO-scholen zijn, zich meer gaan concentreren op een paar scholen in de regio. De spreiding van voorzieningen wordt dan minder gunstig; Beter passend: door specialisering van een aantal PO-scholen, zal het onderwijs voor deze doelgroep beter passend zijn dan dat nu het geval is; Cluster 4-leerlingen met een rugzak zijn scheef verdeeld over de verschillende subregio’s. Met name Utrecht stad en Zuidoost maken relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om leerlingen met een rugzak in het reguliere onderwijs te behouden. Een specialisatie van enkele PO-scholen op dit gebied kan betekenen dat meer leerlingen van (V)SO-instellingen uit deze twee subregio’s overgaan naar het reguliere primair onderwijs. Financiële consequenties scenario 2a: meer ASS-leerlingen naar het Sbao (en Bao) Er gaan 122 leerlingen minder naar het SO. Zij gaan naar SBao (45) en Bao (77). Het aantal SBaO leerlingen stijgt met 45. Hierdoor is op vier SBaO scholen uitbreiding van huisvesting noodzakelijk. De kosten worden geraamd op ongeveer € 743.000. Voor de huisvesting van 77 extra basisschoolleerlingen zijn vijf uitbreidingen noodzakelijk, namelijk 2 in subregio Utrecht en 3 in subregio Zuidoost. Dit vergt ruim € 896.000 aan investeringen in huisvesting. Voor 122 leerlingen uit SO verdwijnt de aanspraak op tegemoetkoming leerlingenvervoer. Voor maximaal 45 SBaO leerlingen extra ontstaat die aanspraak, maar tegen een lager tarief. Per saldo levert dat de gemeenten een jaarlijks voordeel van bijna € 90.000 op; dat is na 15 jaar ongeveer € 1,3 miljoen. Voor de 77 leerlingen die naar het basisonderwijs gaan vervalt de aanspraak op leerlingenvervoer. De SWV bespaart ruim € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging. Afhankelijk van de huidige situatie en het deelnamepercentage aan het SBaO moet het SWV mee gaan betalen aan de leerlingen op het SBaO. De maximale kosten hiervan lijken ongeveer € 80.000 te bedragen, omdat in Utrecht stad het deelnamepercentage thans onder de 2% ligt. Financiële consequenties scenario 2b: meer ASS-leerlingen naar het Bao Het aantal basisschoolleerlingen stijgt met 114 verspreid over vele basisscholen. Het effect hiervan op de ruimtebehoefte is dermate gering dat dit niet gekwantificeerd is. De kosten voor het leerlingenvervoer dalen, omdat het vervoer van leerlingen naar basisscholen niet bekostigd wordt en voorheen naar het SO wel. Het kostenvoordeel voor de gemeenten bedraagt op jaarbasis ongeveer € 114.000, gerekend over een periode van 15 jaar is dat een besparing van € 1,7 miljoen. Het SWV bespaart bijna € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging. Aangenomen mag worden dat hier extra bekostiging van basisscholen tegenover staat, omdat het leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven. In welke mate dat aan de orde zal zijn is thans niet te beoordelen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
6.6
53
Cluster 4 ASS (LZK) VO/VSO Meer leerlingen in het reguliere VO en/of uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo
Net als in het SO is in het VSO het aanbod voor ASS-leerlingen binnen RMC-regio 19 goed dekkend. Dat wil zeggen: er gaan slechts enkele leerlingen naar LZK-scholen buiten de regio. De VSOinstellingen binnen de regio bieden echter niet of nauwelijks de mogelijkheid om een havo- of vwodiploma te behalen. Verder is het aanbod is echter niet goed gespreid. De helft van de leerlingen (51%) gaat naar een school buiten de eigen subregio. Net als in het PO gaat het om een grote groep, namelijk 419 leerlingen. Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4-indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (416), vooral in de subregio’s Utrecht West en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen met een LGF ASS-leerlingen met internaliserend gedrag zijn; dit baseren we op interviews met reguliere VO-scholen met veel LGFleerlingen. Omschrijving doelgroep De ASS-leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie verkeren in een vergelijkbare positie als ZMOK-leerlingen met voldoende capaciteiten voor havo/vwo (zie paragraaf 4.4). Veel van deze leerlingen zitten nu op het regulier voortgezet onderwijs met LGF, naar schatting zijn dit 260 leerlingen. We schatten het totale aantal ASS-leerlingen met capaciteiten voor havo/vwo op 294. 20 Voor deze leerlingen zoeken we – als dat op grond van onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt – een oplossing binnen het regulier onderwijs. Voor de leerlingen voor wie dit niet haalbaar is, kan worden gedacht aan een VSO-voorziening met havo/vwo. Mogelijke scenario’s voor een passend aanbod voor ASS-leerlingen in de VO-leeftijd Scenario 3a: Een grote groep leerlingen volgt momenteel met leerlingengebonden financiering al onderwijs in het reguliere voortgezet onderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in gebruik van LGF voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied. Scenario 3b: Ook als een groot deel van deze leerlingen met ondersteuning regulier onderwijs volgt, zal er altijd een groep leerlingen met een stoornis op het autismespectrum blijven bestaan voor wie reguliere onderwijs met ondersteuning niet passend is.. Zij kunnen voor onderwijs op het niveau van havo alleen terecht op de Berg en Boschschool en voor vwo kunnen zij niet binnen de RMC-regio 19 terecht. Voor deze groep is een vergelijkbare oplossing mogelijk als ook voor de ZMOK havo/vwo leerlingen is voorgesteld. Deze vloeit voort uit de samenwerking tussen de Berg en Boschschool, de C.P. van Leersumschool en Beukenrode en behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van de Berg en Boschschool. Consequenties voor de (sub)regio(s): Gunstiger gespreid: Scenario 3b betreft een uitbreiding van één voorziening. Deze is per definitie niet te spreiden. De leerlingen uit Zuidoost of Zuid hebben het meeste voordeel van een uitbreiding van Berg en Bosch. Scenario 3a voorziet in een gunstigere spreiding van het aanbod waarvan LZK-leerlingen gebruik kunnen maken; Beter passend: voor ASS-havo/vwo leerlingen in scenario 4b die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Door specialisering van een aantal VOscholen in scenario 3a, zal het onderwijs voor de totale doelgroep ASS beter passend zijn dan dat nu het geval is;
20
Voor de onderbouwing van deze schatting, zie bijlage 5.
54
Oberon
Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau of naar het reguliere voortgezet onderwijs. Financiële consequenties scenario 3a: meer ASS-leerlingen naar regulier VO 137 leerlingen die nu het VSO bezoeken gaan in dit scenario in het vervolg naar het regulier voortgezet onderwijs. Indien dit op vier scholen gebeurt, neemt de ruimtebehoefte toe. De kosten hiervan bedragen dan ongeveer € 1,65 miljoen. Het scenario heeft geen effect op de kosten voor leerlingenvervoer. Gemeenten gaan kosten besparen omdat onder de nieuwe regelgeving voor VO en VSO leerlingen geen aanspraak bestaat als zij zelfstandig kunnen reizen. Omdat leerlingen in het VSO gedeeltelijk door het SWV bekostigd worden, dalen de kosten voor het SWV voor wat betreft VSO lesplaatsen. Uitgaande van ongeveer 136 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen mee gemoeid. Er zal echter wel aanvullende ondersteuning nodig zijn, wat ook aanvullende kosten met zich meebrengt. Financiële consequenties scenario 3b: uitbreiding VSO havo/vwo Het aantal leerlingen in het VSO neemt met 53 toe. Dit gebeurt in een bestaande voorziening. De extra huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 1 miljoen. Door de nieuwe regeling vervoerskosten ontstaan geen nieuwe aanspraken voor deze 53 leerlingen. Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 53 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 0,5 miljoen mee gemoeid.
6.7
Leerlingen met meervoudige problematiek
Voor jongeren met meervoudige problematiek (‘overbelaste jongeren’) is er een gedifferentieerd aanbod: tussenvoorzieningen en dagbestedingstrajecten in de regio, waaronder OPDC Utrecht. Het probleem is niet zozeer dat er onvoldoende aanbod is; de leerlingen blijven vrijwel allemaal binnen de regio. Vraag is eerder of het aanbod niet te gefragmenteerd is. Zo verschilt de inrichting van de Rebound-voorzieningen tussen de subregio’s. In Utrecht is deze verbonden aan het OPDC, in Utrecht West aan de drie VO-locaties, in Zuidoost aan twee VSOlocaties en in Zuid staat deze op zichzelf. In Zuidoost stromen er meer leerlingen vanuit de Rebound door naar het VSO dan in de overige regio’s; men vermoedt dat dit komt door de lokale plaatsing van de Reboundvoorziening. Waar de Rebound is gehuisvest in een reguliere VO-school, stromen er ook meer leerlingen terug naar het VO. Te overwegen valt daarom om Rebound en VSO van elkaar los te koppelen. Een andere suggestie die is gedaan is om de verschillende Rebounds in de regio terug te brengen tot één Rebound in Utrecht stad. Hoe de dagbestedingstrajecten in de toekomst vorm zullen krijgen is nog onzeker. De huidige voorzieningen zullen niet meer worden gesubsidieerd. Bij een nieuwe invulling is stroomlijning van het aanbod een belangrijk aandachtspunt. Daarbij is het wenselijk dat de trajecten onder een gemeenschappelijke regie vallen. Stroomlijning is ook wenselijk voor arbeidsmarktgerichte trajecten. Daarvan zijn er nu verschillende en sommige van deze voorzieningen hebben niet voldoende volume. Ook hier is dus bundeling van het aanbod en regie gewenst.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
7
55
Conclusies en aanbevelingen
In het vorige hoofdstuk hebben we een aantal oplossingsrichtingen beschreven voor groepen leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte, waarbij enkele scenario’s zijn uitgewerkt en financieel doorgerekend. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten van passend onderwijs gehanteerd: het aanbod voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften moet dekkend zijn, voldoende gespreid, passend bij de behoeften van leerlingen en betaalbaar. In dit slothoofdstuk trekken we conclusies over passend onderwijs voor leerlingen binnen cluster 3 (paragraaf 7.1) en leerlingen binnen cluster 4 (paragraaf 7.2 en 7.3). Ten slotte formuleren we aanbevelingen voor de toekomst van passend onderwijs in RMC-regio 19 (paragraaf 7.4). Voor een deel hebben deze aanbevelingen betrekking op de keuze voor scenario’s, voor een deel op de verdere verkenning van de mogelijkheden.
7.1
Passend onderwijs voor leerlingen in cluster 3
ZMLK Vooral voor kinderen in de basisschoolleeftijd is het niet wenselijk dat ze dagelijks ver moeten reizen. Dat geldt nu wel voor een aanzienlijk aantal leerlingen met een cluster 3 ZMLK indicatie: 40 gaan buiten de RMC-regio naar school; 137 buiten de eigen subregio. Het streven zou erop gericht moeten zijn om meer leerlingen in het regulier onderwijs op te vangen, en dan liever geïntegreerd dan in een aparte ZMLK-klas. Daarbij is ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs wenselijk. Voor deze groep leerlingen is namelijk specifieke expertise vereist. Integratie in de onderbouw van het basisonderwijs wordt het meest kansrijk geacht. Vanaf groep 4 biedt het SO doorgaans het meest passende onderwijs. Het SO kan zich dan meer concentreren op leerlingen met zwaardere problematiek, zoals leerlingen met een zeer laag IQ. Ook voor de ZMLK-leerlingen in de VO-leeftijd is het huidige aanbod niet voldoende dekkend; 52 leerlingen gaan naar een VSO-school buiten de RMC-regio; 166 ZMLK-leerlingen gaan naar een school in een andere subregio. Het is de vraag of het streven naar meer integratie in het regulier onderwijs kansrijk is. Speciale aandacht is gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, de zogenaamde ZMOLK groep, die naast een lage intelligentie ernstige gedragsproblemen hebben. Voor deze groep biedt een cluster 3-voorziening het meest passende aanbod. LZ/LG/MG Het aanbod voor LZ/LG/MG-leerlingen is in het SO goed dekkend op het niveau van de totale RMCregio, maar daarbinnen niet gespreid: voorzieningen zijn er alleen in Utrecht stad. Daardoor moet er door veel leerlingen met een fysieke beperking veel worden gereisd. Mogelijk valt er binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of een andere vorm van financiering binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is. Te denken valt dan aan speciale ‘ziekenhuiskamers’ binnen een schoolgebouw of onderwijs door middel van ‘video-conferencing’.
56
7.2
Oberon
Passend onderwijs in cluster 4: uitbreiding van voorzieningen voor VSO in RMC-regio 19
Enkele van de beschreven scenario’s voor cluster 4-leerlingen zijn erop gericht het huidige aanbod aan voorzieningen binnen de RMC-regio uit te breiden. Daarbij kan het zowel gaan om nieuwe voorzieningen als om uitbreiding van bestaande voorzieningen. Dit geldt voor de volgende scenario’s: 1a) Cluster 4-ZMOK: Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo voor ZMOK-leerlingen; 1b) Cluster 4-ZMOK: Een nieuwe voorziening VSO ZMOK met aanbod onderbouw vmbo/havo; 3b) Cluster 4-ASS (LZK) VO: Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo voor ASS-leerlingen. We bespreken deze scenario’s aan de hand van de uitgangspunten van passend onderwijs. Beter dekkend De winst van deze scenario’s is dat ze een duidelijk oplossing bieden voor lacunes in het huidige aanbod. Het aanbod binnen de regio wordt hierdoor beter dekkend. Bij de scenario’s 1a en 1b zou een aanbod gecreëerd worden voor ongeveer 100 leerlingen, bij scenario 3b voor ongeveer 50 leerlingen. Bij de scenario’s 1a en 1b is de uitbreiding van het aanbod grotendeels bedoeld voor leerlingen die nu naar een school gaan buiten de RMC-regio, in totaal ongeveer 200 leerlingen. Dat deze leerlingen aangewezen zijn op scholen buiten de regio wordt beschouwd als een onwenselijke situatie. Binnen de RMC-regio zou er voldoende aanbod moeten zijn voor alle ondersteuningsbehoeften. Overigens is een beter dekkend aanbod niet altijd hetzelfde als een meer thuisnabij aanbod. Bijvoorbeeld: voor leerlingen die in Zeist wonen is Amersfoort (buiten de regio) ongeveer net zo dichtbij als Utrecht (binnen de regio). Gunstiger gespreid Voor de spreiding van het aanbod bieden sommige van deze scenario’s een oplossing, andere niet. Waar de voorzieningen beter gespreid zijn, is het onderwijs over het algemeen ook thuisnabijer. Bij scenario 1a komt er uitbreiding van het havo/vwo-aanbod voor ZMOK-leerlingen. Dat is winst omdat een dergelijke voorziening tot nu toe ontbreekt binnen de regio, maar één voorziening is per definitie niet goed gespreid over de regio. Daarvoor is het nodig dat er meerdere voorzieningen zijn. Hetzelfde geldt voor scenario 3b, uitbreiding van VSO-voorziening met havo/vwo-afdeling voor ASSleerlingen. Scenario 1b levert wel een bijdrage aan de spreiding van het aanbod. Aan de VSO-cluster 4-scholen binnen de RMC-regio wordt er één toegevoegd in een subregio zonder een dergelijk aanbod. Het betreft een school voor een specifieke doelgroep, namelijk externaliserende ZMOK-leerlingen. Van deze school zal naar verwachting ook gebruik gemaakt worden door leerlingen vanuit andere subregio’s. Beter passend In principe dragen alle scenario’s bij aan een passend aanbod. Leerlingen gaan naar een gespecialiseerde VSO-school, waar voldoende expertise beschikbaar is om hen de juiste ondersteuning te bieden. Daarbij dient wel de vraag gesteld te worden of het voor de leerlingen wenselijker is dat ze naar een speciale voorziening gaan dan naar een reguliere school. Uit interviews in het kader van dit onderzoek zijn gehouden, blijkt dat reguliere VO-scholen aparte voorzieningen wenselijk vinden, vooral voor ZMOK-leerlingen. Voor ASS-leerlingen kan regulier onderwijs ook passend zijn.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
57
In het algemeen geldt, dat de passendheid van een scenario niet eenvoudig op voorhand te beoordelen is. Of er in de praktijk een kwalitatief goed aanbod wordt gerealiseerd, is van tal van factoren afhankelijk, die niet allemaal in de beschrijving van het scenario zijn opgenomen. Daarom moeten we terughoudendheid zijn met stellige uitspraken over hoe passend het aanbod binnen een scenario is. Betaalbaar Als het gaat om betaalbaarheid zijn de genoemde scenario’s geen verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Elk van deze scenario’s leidt tot een verhoging van de kosten. Er moet ruimte worden gecreëerd voor een groot aantal leerlingen; dit betekent nieuwbouw of uitbreiding van bestaande voorzieningen. De kosten voor leerlingenvervoer zullen hoogstwaarschijnlijk dalen. Dit is geen consequentie van het scenario, maar van de nieuwe regeling vervoerskosten. De grootste kostenpost wordt gevormd door de personele kosten, doordat in deze scenario’s meer gebruik gemaakt wordt van leraren speciaal onderwijs dan in de huidige situatie, met name op de hogere niveaus.
7.3
Passend onderwijs in cluster 4: bevorderen van deelname aan het reguliere onderwijs
De overige scenario’s voor cluster 4-leerlingen zijn erop gericht om leerlingen met een indicatie zoveel mogelijk te laten deelnemen aan het reguliere onderwijs. Dit geldt voor de volgende scenario’s: 2a) Cluster 4 ASS (LZK) PO: meer leerlingen van so naar bao en sbao; 2b) Cluster 4 ASS (LZK) PO: meer leerlingen in regulier bao; 3a) Cluster 4 ASS (LZK) VO: meer leerlingen in regulier vo. Ook deze scenario’s bespreken we aan de hand van de uitgangspunten van passend onderwijs. Beter dekkend Deze drie scenario’s zijn gericht op ASS-leerlingen die al binnen de regio naar school gaan. Zij zitten nu op een school voor (V)SO, cluster 4, en krijgen een plaats in het regulier onderwijs. Aan het dekkend maken van het aanbod leveren deze scenario’s dus geen bijdrage. Gunstiger gespreid Elk scenario dat bedoeld is om meer leerlingen in het regulier onderwijs te onderwijzen, draagt bij aan een betere spreiding van voorzieningen voor leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften. (Tenminste wanneer bij spreiding van voorzieningen niet uitsluitend wordt gedacht aan scholen voor (V)SO.) Het streven is om leerlingen op te vangen binnen hun eigen subregio. Beter passend Voor een specifieke groep ASS-leerlingen geldt dat onderwijs in een aparte voorziening niet als ideaal wordt gezien. Voor hen is het vaak ook goed mogelijk om les te krijgen binnen een reguliere setting. Een combinatie met andere cluster 4-leerlingen op een (V)SO-school is volgens velen onwenselijk. Voorwaarde daarbij is dat het aantal ASS-leerlingen op een reguliere school per klas niet te groot mag zijn, anders komt volgens de reguliere scholen de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar. Op grond hiervan kunnen we stellen dat deze scenario’s voor ASS-leerlingen beter passend zijn dan de huidige situatie. We maken bij deze uitspraak hetzelfde voorbehoud als in de vorige paragraaf. Of een scenario passend is, hangt af van allerlei factoren. Een cruciale factor bij deze scenario’s is de kwaliteit van de ondersteuning die vanuit (V)SO-scholen wordt geboden aan het reguliere onderwijs.
58
Oberon
Betaalbaar Scenario’s waarbij meer leerlingen naar het regulier onderwijs gaan, lijken de de voorkeur te verdienen vanuit het oogpunt van betaalbaarheid. Bij scenario 2b voor het primair onderwijs zijn er bovendien weinig/geen extra kosten voor huisvesting, aangezien het aantal leerlingen per reguliere school beperkt blijft. Bij scenario 2a, waar leerlingen naar Sbao-scholen gaan, zijn er wel extra kosten voor huisvesting. Ook het VO-scenario (3a) brengt aanzienlijke kosten met zich mee op het gebied van huisvesting. Wat betreft de personele kosten: bij al deze scenario’s is het samenwerkingsverband voordeliger uit. Voor elke leerling die naar het regulier onderwijs gaat in plaats van het (V)SO, hoeft het samenwerkingsverband geen ondersteuningsbekostiging te betalen. Dit levert grote besparingen op, jaarlijks ca. € 1 miljoen. Er moet echter wel worden geïnvesteerd in extra ondersteuning van het reguliere onderwijs. Deze kosten zullen naar verwachting minder hoog zijn dan wanneer een speciale lesplaats wordt gefinancierd, maar kunnen niettemin aanzienlijk zijn. Hier moet terdege rekening mee worden gehouden.
7.4
Op weg naar een passend onderwijsaanbod
Om te komen tot een betere match tussen vraag en aanbod zal voor verschillende groepen leerlingen een alternatief voor de bestaande situatie worden bepaald. In de vorige hoofdstukken hebben we de mogelijkheden op hoofdlijnen verkend. Op basis daarvan kan een koers worden uitgezet, maar verdere onderbouwing van de te maken keuzes is van belang. We bespreken drie stappen die ondersteunend zijn aan het proces van besluitvorming. 1. Bespreken van oplossingsrichtingen: investeren in (V)SO-voorzieningen en/of meer opvang in regulier onderwijs Cluster 3 Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat het streven naar meer integratie voorop. Integratie van jonge ZMLK-leerlingen in het reguliere onderwijs (onderbouw basisonderwijs) en voor LZ/LG/MG-leerlingen bijvoorbeeld door middel van ‘ziekenhuiskamers’ of ‘video-conferencing’. Daarnaast is speciale aandacht gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel binnen het SO. Voor cluster 3 is wel voorgesteld om te investeren in arrangementen voor ondersteuning binnen het regulier onderwijs, maar niet om te investeren in nieuwe voorzieningen. Er is dus geen sprake van een afweging tussen verschillende oplossingsrichtingen: meer integratie in regulier onderwijs versus meer SO/VSO-lesplaatsen. Cluster 4 Bij de oplossingen voor cluster 4-leerlingen is dat wel een belangrijke afweging. In de vorige paragraaf concludeerden we dat over het algemeen de scenario’s, waarbij (V)SO-voorzieningen worden uitgebreid of gecreëerd, het meest kostbaar zijn. Daar staan echter andere voordelen tegenover, die deze scenario’s toch wenselijk maken. De keuze voor scenario’s zal niet alleen per doelgroep gemaakt moeten worden, er dient gekeken te worden naar het totale onderwijsaanbod, naar de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van leerlingen en naar het ondersteuningsaanbod . Gezien het kostenaspect lijkt het praktisch namelijk niet haalbaar om voor meer dan één groep leerlingen een scenario te realiseren waarbij (V)SOvoorzieningen worden uitgebreid of gebouwd. Verder geldt dat bij de doorrekening is uitgegaan van ideaaltypische scenario’s. In werkelijkheid zijn tussenvarianten en combinaties mogelijk van verschillende scenario’s.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
59
Ten slotte is het van belang rekening te houden met andere groepen leerlingen, die in de scenario’s niet zijn genoemd. We noemen hieronder enkele overwegingen per groep leerlingen. ZMOK-leerlingen Over het algemeen wordt vooral voor ZMOK-leerlingen de noodzaak van aparte voorzieningen gevoeld. Het wordt wenselijk gevonden om leerlingen zoveel mogelijk een plaats te geven binnen het reguliere onderwijs, maar men ziet weinig mogelijkheden om meer van deze leerlingen daar onderwijs te bieden. Een uitzondering is het praktijkonderwijs, waar al vormen van samenwerking tussen PrO en VSO gaande zijn. Dit betekent voor de overige ZMOK groepen (vmbo –havo/vwo) dat vooral de scenario’s 1a en 1b serieus overwogen dienen te worden. We adviseren om samen met de betrokken partners de voor- en nadelen van beide scenario’s af te wegen en verder te verkennen wat de mogelijkheden zijn. Een combinatie van beide scenario’s of een uitbreiding van een bestaande VSO als dependance in één van de subregio’s kunnen in deze verkenning worden meegenomen ASS-leerlingen Voor de ASS-leerlingen in het primair onderwijs zijn twee scenario’s uitgewerkt. Beide bieden voornamelijk voordelen ten opzichte van de huidige situatie. Het aanbod wordt beter dekkend, gunstiger gespreid en beter betaalbaar. Argumenten met betrekking tot de passendheid van het aanbod kunnen hier doorslaggevend zijn. Voor een deel van de ASS-leerlingen in het voortgezet onderwijs is regulier onderwijs met ondersteuning haalbaar. Dit past bij het streven van passend onderwijs en lijkt in financieel opzicht gunstiger, hoewel de kosten van extra ondersteuning ook aanzienlijk kunnen zijn. De vraag is: voor welke leerlingen is dit mogelijk en welke leerlingen zijn beter thuis op een VSO-voorziening? Voor de laatste groep geldt het alternatieve scenario: uitbreiding van het huidige VSO met een havo/vwoafdeling. Het verdient aanbeveling om te streven naar een combinatie van ondersteuning van leerlingen in het regulier onderwijs met een aanbod op hoger niveau in het VSO voor leerlingen voor wie het regulier onderwijs niet haalbaar is. Een dergelijke combinatie scoort hoog op passendheid van het aanbod. Overige leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften Niet voor alle groepen leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte zijn oplossingsrichtingen benoemd of scenario’s ontworpen, omdat dit de reikwijdte van het onderzoek zou overstijgen. Dit wil niet zeggen dat voor de overige groepen niet naar verbetering van het aanbod dient te worden gestreefd. Dit zijn leerlingen met meervoudige problematiek en leerlingen op het grensvlak tussen onderwijs en jeugdzorg. Ook voor deze groepen geldt dat meer of andersoortige arrangementen nodig zijn om passend onderwijs te kunnen bieden. Een groot deel van deze jongeren gaat naar OPDC Utrecht. Het OPDC functioneert naar tevredenheid, maar heeft als beperking dat er geen aanbod is voor havo/vwo. Andere jongeren zijn aangewezen op dagbestedingstrajecten. Vanuit de gemeente (Werk en Inkomen) wordt aandacht besteed aan een nieuwe invulling van dagbestedingstrajecten. Arbeidsmarktgerichte trajecten zijn met name bedoeld voor jongeren tussen PrO en VSO. Het aanbod is versnipperd en de toekomst van sommige trajecten onzeker. Ten slotte zijn er nog leerplichtige jongeren die tijdelijk niet naar school gaan en ook nog geen alternatief traject volgen, de thuiszitters. Voor deze jongeren moet zo snel mogelijk een plan worden gemaakt dat aansluit bij hun ondersteuningsbehoeften . De redenen voor het thuiszitten zijn zeer divers en komen voor een deel voort uit een complexe ondersteuningsbehoefte. Ook de oplossingen voor deze groepen leerlingen dienen een plaats te krijgen binnen het totale aanbod binnen de regio.
60
Oberon
2. Verkenning haalbaarheid Bij de beschrijving van de oplossingsrichtingen en scenario’s is al opgemerkt dat deze vragen om een verdere praktische uitwerking. Daarvoor is in de eerste plaats een verkenning gewenst van het draagvlak voor scenario’s waar de voorkeur naar uitgaat. Een voorbeeld. Bij de scenario’s 2a en 2b worden meer ASS-leerlingen opgevangen in het reguliere primair onderwijs (Bao en Sbao). In de praktijk zal blijken dat (speciale) basisscholen verschillen in hun ondersteuningsprofiel en in de mogelijkheden die ze hebben om geïndiceerde leerlingen onderwijs te geven. De visie van de betreffende samenwerkingsverbanden is hierbij van belang. Hetzelfde geldt voor integratie van cluster 3-leerlingen in het basisonderwijs. De mogelijkheden daartoe zullen moeten onderzocht. Onderzoek naar de haalbaarheid kan ertoe leiden dat een oplossingsrichting of scenario wordt aangepast. Als een scenario haalbaar is bij sommige scholen of binnen een deel van de RMC-regio, kan ervoor gekozen worden om het in eerste instantie gedeeltelijk in te voeren. Ook een gedeeltelijke invoering kan leiden tot een betere match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Tegelijkertijd kan een succesvolle voorbeeldrol andere voorzieningen over de streep trekken. 3. Uitwerking aangepaste oplossingsrichtingen Op basis van de verkenning van de haalbaarheid kunnen de oplossingen verder worden uitgewerkt. Zo concreet mogelijk met specificering van: De te bereiken groep leerlingen: omschrijving van de doelgroep, te verwachten omvang, scholen waar deze leerlingen nu naar toegaan. De eisen aan scholen/voorzieningen die de doelgroep in de toekomst zal opvangen. Om welke scholen gaat het, hoeveel leerlingen kunnen zij opvangen; welk arrangement is daar eventueel voor nodig en welke extra ondersteuning? Gegevens over de kwaliteit van de scholen zijn bij deze afweging zeer relevant, aangezien passend onderwijs staat of valt met kwalitatief goed onderwijs. Gevolgen voor scholen die in de toekomst minder of andere leerlingen hebben met ondersteuningsbehoeften; dit geldt met name voor (V)SO-scholen, zowel binnen als buiten de RMC-regio. 4. Nadere verkenning financiële consequenties Op basis van de uitwerking van de aangepaste oplossingen kan een meer gedetailleerde uitwerking plaatsvinden van de financiële consequenties. De financiële doorrekening in deze rapportage was op hoofdlijnen, en dan alleen voor de cluster 4-scenario’s. Wanneer besloten wordt om met een bepaalde oplossing of scenario verder te gaan, is de volgende stap om de consequenties daarvan meer gedetailleerd door te rekenen. Dit geldt zowel voor de oplossingen binnen cluster 3 als cluster 4. Daarbij wordt aandacht besteed aan consequenties op zowel de korte als de langere termijn. Het resultaat van deze nadere verkenning is een raming van de kosten per jaar over een periode van tenminste 15 jaar. Daarbij worden de kosten per subregio gespecificeerd.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Bijlage 1
61
Opdracht en opzet van het onderzoek
De opdracht De opdrachtgever heeft een uitvoerige beschrijving van de opdracht opgesteld; we geven deze hieronder puntsgewijs weer. Het regionale onderzoek naar speciale onderwijsvoorzieningen bestaat uit de volgende onderdelen: Kwantitatief beeld van het onderwijsaanbod − Op grond van de actuele kengetallen over leerlingenaantallen en leerlingenstromen wordt een regionale kaart opgesteld van het aanbod aan SO, VSO en tussenvoorzieningen in de RMC-regio (en de subregio’s van de samenwerkingsverbanden daarbinnen). Kwalitatieve analyse van het onderwijsaanbod − Inventarisatie van lacunes, krapte en overaanbod; hierbij wordt het aanbod betrokken voor een aantal specifieke groepen leerlingen (leerlingen die in aanraking dreigen te komen met criminele milieus, met gedragsproblematiek in combinatie met laag IQ (zmolk-ers), leerlingen met hoge cognitieve ontwikkeling in combinatie met psychiatrische problematiek, waaronder autisme). Verbetering aanbod − Inventarisatie van mogelijkheden voor een beter dekkend, gunstiger gespreid en beter passend aanbod in de regio; zowel budgettair neutrale opties, met thuisnabijheid als één van de uitgangspunten, als opties waarbij extra dient te worden geïnvesteerd. Inventarisatie van noodzakelijke investeringen. Scenario’s − Uitwerken van scenario’s voor oplossingen, op basis van de inventarisatie; aanbrengen van een rangorde hierin. Financiële analyse − Doorrekenen van scenario’s op consequenties voor huisvesting en leerlingenvervoer. Stappenplan − Aanbevelingen voor een stappenplan om een dekkend aanbod in de RMC-regio te realiseren. Opzet van het onderzoek Het onderzoek bestaat uit een inventariserend deel, op basis van de huidige praktijk en een analyse gericht op de toekomst. Daartussen is er een belangrijk beslismoment: de keuze van enkele toekomstscenario’s. Het onderzoekstraject bestaat uit zes stappen: Stap 1: Opstellen regionale kaart en kwantitatieve beschrijving huidige aanbod – In de eerste fase van het onderzoek wordt geïnventariseerd wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot het onderwijsaanbod. Stap 2: Kwalitatieve analyses van het huidige aanbod – Naast een beschrijvend onderzoek bestaat de eerste fase ook uit een analyse van de situatie en een verkenning van mogelijkheden tot verbetering. Stap 3: Uitwerken van scenario’s – Op basis van de eerste twee stappen, de kwantitatieve beschrijving en kwalitatieve analyse, worden enkele scenario’s vastgesteld, die in de tweede fase van het onderzoek worden uitgewerkt. Stap 4: Keuze scenario’s voor financiële doorrekening – Een groep van experts beoordeelt en ordent de scenario’s en selecteert de meest wenselijke en haalbare. Stap 5: Financiële doorrekening – De geselecteerde scenario’s worden doorgerekend op financiële consequenties, voor onder andere leerlingenvervoer en huisvesting. Stap 6: Rapportage – Van het hele onderzoek, van inventarisatie tot financiële doorrekening, wordt verslag gedaan in een integrale rapportage, inclusief adviezen voor het realiseren van de voorgestelde verbeteringen.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Bijlage 2 Lijst van geïnterviewden Deelnemers groepsgesprekken Utrecht stad Klaas Hiemstra Harriët Smit Corine Bont Hannie Ter Braak Marlies Middeldorp Ronald van Leeuwen Rijk Vlaanderen Kees Brouwer Ed van der Hooft
Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Gemeente Utrecht De Pels (cluster 4) PCOU (bestuur) Auris College (cluster 2) Pouwer (praktijkschool) OPDC Utrecht Luc Stevensschool (Sbao)
Utrecht Zuidoost Hans de Bruin Frans Jordaan Kees de Bruin Willemijn Kop
Samenwerkingsverband Zuidoost PO2603 Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Beukenrode (cluster 4) Meerklank (cluster 3)
Utrecht West Jasper Puttenstein Tjeerd Talsma Alide de Leeuw Marnix Wiersma Astrid Lotte Pien van Gendt Henriette Dijkstra
Samenwerkingsverband West PO2604 Samenwerkingsverband West VO2604 Samenwerkingsverband West VO2604 Fritz Redlschool (cluster 4) Rafaelschool (cluster 3) Rafaelschool (cluster 3) Kleine Prins / Reactys (cluster 3)
Utrecht Zuid Gonnie Boerma Loetie de Vries Paul Reusch Jos de Jong Niek Mertens Jenneke van der Wal Jaap Kant
Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Samenwerkingsverband Zuid VO2605 De Pels (cluster 4) Prinses Wilhelminaschool (cluster 3) Prinses Wilhelminaschool (cluster 3)
Individueel geïnterviewden Carlo Hover Marten Schaafsma Pim Spijker Brandt Brandsema Kees Brouwer Tessa Quakernaat
Samenwerkingsverband Zuidoost PO2603 en VO2603 Regionaal Expertise Centrum ' t Gooi Utrecht West Veluwe Herderscheeschool (cluster 3) CP v. Leersum / Berg en Boschschool (cluster 3) OPDC Utrecht OPDC Utrecht
Telefonische interviews zorgcoördinatoren LGF Kitty de Nijs Dianne Spruijt Corine Lancel
Scholengemeenschap Maarsbergen Wellantcollege loc. Houten St. Bonifatiuscollege
63
64
Oberon
Deelnemers Expertbijeenkomst Klaas Hiemstra Ank Jeurissen Harriët Smit Janneke Pronk Jan Ravenhorst Joep Holtackers Nico Rosenbaum Harry Emmerzaal Loetie de Vries Jos de Jong
Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Samenwerkingsverband Utrecht rk/ab WSNS Samenwerkingsverband West PO2604 Samenwerkingsverband West PO2604 Samenwerkingsverband West VO2604 Samenwerkingsverband Zuidoost VO2603 Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Samenwerkingsverband Zuid VO2605
Hella Kuipers Corine Bont Christian de Jongh Priscilla Dijkhuizen
gemeente Utrecht gemeente Utrecht gemeente Woerden gemeente Nieuwegein
Astrid Lotte Corine Lancel Ed van der Hooft Rijk Vlaanderen (ovb)
Rafaëlschool (cluster 3) St. Bonifatiuscollege (VO) Luc Stevensschool (Sbao) Pouwer (PrO)
Begeleidingscommissie Klaas Hiemstra Janneke Pronk Harriët Smit Jan Ravenhorst Jos de Jong Corine Bont
Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Samenwerkingsverband Utrecht rk/ab WSNS Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Samenwerkingsverband West PO2604 Samenwerkingsverband Zuid VO2605 gemeente Utrecht
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
65
Bijlage 3 Voorzieningen voor regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 In deze bijlage geven we eerst een overzicht van de voorzieningen (V)SO voor leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4. Vervolgens geven we een overzicht van overige (tussen)voorzieningen waar leerlingen terecht kunnen die niet voor cluster 3- of cluster 4-onderwijs geïndiceerd zijn, maar die niet meekomen in het reguliere onderwijs. Binnen cluster 3- en cluster 4-leerlingen zijn verschillende doelgroepen te onderscheiden. Voor deze doelgroepen zijn er verschillende scholen, voor: Cluster 3: Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) Langdurig zieke kinderen/somatisch (LZ) Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG) Meervoudig gehandicapte kinderen (MG) Cluster 4 Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK) Langdurig zieke kinderen/psychiatrisch (LZK) Kinderen in pedologische instituten (PI) Kinderen in gesloten jeugdinrichtingen (Justitie en Jeugdzorg) Zowel cluster 3- als cluster 4-voorzieningen zijn vertegenwoordigd in RMC-regio 19, met daarbinnen weer een aanbod voor verschillende doelgroepen. De voorzieningen zijn niet evenredig verdeeld over de vier subregio’s. De voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht stad en Zuidoost. In Utrecht zijn er voorzieningen voor zowel cluster 3 als cluster 4. In de subregio Zuidoost zijn er veel cluster 4-voorzieningen te vinden, die van oudsher in bos of parkachtig gebied staan. De subregio Zuid (Nieuwegein e.o.) kent één voorziening cluster 4. De regio Utrecht West (Woerden e.o.) heeft geen voorzieningen voor cluster 3 of cluster 4. Wanneer er verder in detail wordt ingegaan op de doelgroepen zijn er nog meer uitsplitsingen te maken. Zo is een belangrijk onderscheid bijvoorbeeld of een jeugdige internaliserend of externaliserend gedrag vertoont, een stoornis heeft op het autisme spectrum (ASS) en welk IQ de jeugdige heeft. De meeste voorzieningen hebben een aanbod voor een combinatie van doelgroepen binnen een specifiek cluster. In dit hoofdstuk geven we een typering van de voorzieningen voor cluster 3 en cluster 4 en beschrijven we voor welke doelgroepen deze in het bijzonder een aanbod hebben. Vervolgens geven we een overzicht van tussenvoorzieningen en arrangementen.
Voorzieningen Cluster 3 Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) Rafaëlschool, Prinses Wilhelminaschool en Herderscheeschool (Utrecht stad) De Rafaëlschool (r.k.), de Prinses Wilhelminaschool (p.c.) en de Herderscheeschool (openbaar) bieden SO- en VSO-onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke beperking (IQ lager dan 70). Naast deze verstandelijke beperking kunnen leerlingen van deze scholen een stoornis in het autistisch
66
Oberon
spectrum hebben of andere stoornissen of syndromen zoals het downsyndroom, epilepsie, ADHD, een hechtingsstoornis, MCDD, ODD of andere internaliserende of externaliserende gedragsproblemen. In het VSO gaan de drie Utrechtse ZML-scholen samenwerken onder de naam U3. Daarvoor wordt een nieuwe locatie geopend in de wijk Kanaleneiland (Utrecht zuid-west). Doel van de samenwerking is onder meer: beter aansluiten op de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte en arbeidsmogelijkheden van elke individuele leerling, meer mogelijkheden bieden om passend onderwijs vorm te geven, ruime variatie bieden in het onderwijsaanbod. Meerklank (Utrecht Zuidoost) De Meerklank is een openbare school voor ZMLK/MG, met vestigingen voor SO en VSO in Zeist en Bosch en Duin. Ook De Meerklank heeft een regionale functie. Meerklank profileert zich als ‘ondernemende school’. Binnen- en buitenschools leren worden met elkaar verbonden.
Langdurig ziek-somatisch (LZ), lichamelijk gehandicapt (LG), meervoudig gehandicapt (MG) In Utrecht zijn er twee scholen binnen Stichting De Kleine Prins, die onderwijs verzorgen voor cluster 3-leerlingen LZ/LG/MG: de Ariane de Ranitz en Utrechtse Buitenschool De Schans. Ariane de Ranitz (Utrecht stad) Mytylschool Ariane de Ranitz is voor leerlingen met een lichamelijke en/of een meervoudige handicap of langdurig zieke leerlingen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar (LG/MG). Kinderen tot ongeveer 13 jaar bezoeken de SO-afdeling. Leerlingen van 12 tot ongeveer 20 jaar bezoeken de VSO-afdeling. Utrechtse buitenschool De Schans (Utrecht stad) De Utrechtse Buitenschool De Schans is een regionale SO-school voor speciaal onderwijs aan langdurig zieke kinderen (LZ). Hieronder volgt een overzicht van de leerlingenaantallen op de cluster 3-scholen. Tabel 2.1 Cluster 3-voorzieningen in RMC-regio 19, aantallen leerlingen* SO-leerlingen VSO-leerlingen Cluster 3-voorzieningen
Totaal
ZMLK Herderschee (U3) 56 82 138 Rafaël (U3) 115 116 231 Pr. Wilhelmina (U3) 99 132 231 Meerklank 65 93 158 Totaal ZMLK 335 423 758 LZ/LG/MG Ariane de Ranitz (LG/MG) 175 165 340 Utr. Buitenschool 76 76 De Schans (LZ) Totaal LZ/LG/MG 251 165 416 Totaal 586 588 1.174 * Bron: DUO, oktober 2011; Alle leerlingen op deze instellingen, zowel binnen RMC-regio 19 als daarbuiten.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
67
Op de voorzieningen voor cluster 3-leerlingen zitten in totaal bijna 1200 leerlingen, evenveel SO- als VSO-leerlingen. De scholen voor ZMLK tellen meer VSO- dan SO-leerlingen; bij de scholen voor lichamelijk gehandicapte kinderen is dat andersom 21. In onderstaand figuur is op de kaart van de RMC-regio 19 aangegeven waar de verschillende locaties van cluster 3-voorzieningen zich bevinden. Het valt direct op dat het overgrote deel in Utrecht stad gelokaliseerd is. Slechts één cluster 3-voorziening ZMLK staat in Utrecht Zuidoost en er is geen enkele voorziening voor cluster 3-geïndiceerde kinderen ZMLK of LG/MG/LZ in Utrecht Zuid of Utrecht West. Dit betekent dat kinderen die vanuit de laatste twee subregio’s gebruik maken van een cluster 3-voorziening altijd te maken hebben met een reisafstand.
21
De Schans voor langdurig zieke kinderen (LZ) heeft geen VSO afdeling, dit drukt automatisch het totaal aantal LZ leerlingen in het VSO.
Figuur 3.1 Cluster 3 voorzieningen in de RMC-regio 19 ( ZMLK; ● LZ/LG/MG)
68
Oberon
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
69
Voorzieningen Cluster 4 Binnen cluster 4-leerlingen wordt onderscheid gemaakt tussen ZMOK-leerlingen en LZK-leerlingen. Een ander veel gemaakt onderscheid is leerlingen met externaliserend of internaliserend gedrag. Dit onderscheid is relevant omdat deze twee typen leerlingen om een verschillend aanbod vragen en over het algemeen niet goed bij elkaar passen binnen één onderwijssetting. Voor externaliserend of internaliserend gedrag zijn er geen aparte indicaties; op leerlingenniveau is daarom niet uit de gegevens van DUO te herleiden tot welke categorie een leerling behoort. Op schoolniveau is wel iets bekend: sommige scholen richten zich op leerlingen met externaliserend gedrag, andere op leerlingen met internaliserend gedrag; bij weer andere scholen bestaat de leerlingenpopulatie uit een mix van beide.
Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK) De Pels (Utrecht stad) De Pels is een ZMOK-school met drie locaties voor SO (waaronder één voor kleuters van 4-7 jaar), twee VSO-locaties en een dienst ambulante begeleiding (AB). De Pels biedt onderwijs en begeleiding aan kleuters met een Bureau Jeugdzorg-indicatie en kinderen met een Cluster 4-indicatie. Daaronder vallen kinderen met verschillende gedrags- en aandachtsproblemen: ADHD, ODD, ASS-problematiek, hechtingsproblematiek, sociaal-emotionele problemen en leerproblemen. Gemeenschappelijk is dat de leerlingen externaliserend gedrag vertonen. De Pels biedt in het VSO onderwijs op het niveau vmbo-bb tot en met vmbo-tl. Beukenrode (Utrecht Zuidoost) Beukenrode-Onderwijs (r.k.) is een VSO-school voor cluster 4-leerlingen (ZMOK) in Doorn. Het streven van Beukenrode is leerlingen een diploma te laten behalen of op z’n minst via een praktische arbeidsmarktgerichte opleiding een plek te laten verwerven in de maatschappij. Beukenrode biedt vmbo-bb en vmbo-tl onderwijs en havo tot en met het derde leerjaar. SSVO school De Sprong (Utrecht Zuidoost) De Sprong is een openbare VSO-school voor ZMOK met locaties in Zeist en Maarsbergen. Eén van de locaties is speciaal bedoeld voor meisjes die behandeld worden door een gespecialiseerde gesloten jeugdzorgplus-instelling. Ook verzorgt De Sprong het onderwijs aan jongeren in de JJI De Heuvelrug en JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst. De Sprong richt zich op leerlingen met externaliserend gedrag. Het aanbod van De Sprong omvat vmbo-bb,-kb en -tl en mbo niveau 1.
Langdurig zieke kinderen met psychiatrische problemen (LZK) Professor Fritz Redlschool (Utrecht/Zuidoost) De Fritz Redlschool heeft zes locaties voor zowel SO als VSO. In de regio Utrecht stad is een SO/VSO en een VSO-locatie. In de regio Utrecht Zuidoost zijn er twee VSO-locaties (Zeist en Den Dolder) en één SO/VSO-locatie (Zeist) en er is nog een SO locatie buiten de regio RMC 19 (Soest). De Fritz Redlschool is verbonden aan het UMC en Altrecht GGZ en biedt onderwijs aan jeugdigen met zowel internaliserend als externaliserend gedrag. Doelgroepen zijn onder meer jeugdigen met ASS, met eetstoornissen, jeugdigen uit multi-problemgezinnen, met een psychiatrische stoornis en jeugdigen in forensische jeugdpsychiatrie. Het VSO aanbod op de Fritz Redlschool reikt van vmbo tot vwo, afhankelijk van het niveau van de aanleverende school van het kind.
70
Oberon
Berg en Boschschool (Zuidoost en Zuid) De Berg en Boschschool heeft een locatie in de subregio Utrecht Zuidoost (Bilthoven) en in de subregio Zuid (Houten) en heeft een SO en VSO afdeling. De Berg en Boschschool richt zich op autistische leerlingen (ASS) met internaliserend gedrag. De locatie in Houten bestaat pas sinds kort (geopend augustus 2011). De Berg en Boschschool biedt zijn leerlingen onderwijs op het niveau van vmbo-bb,-kb en-tl en heeft daarnaast een kleine bovenbouw havo (vanaf leerjaar 3). Dr. C.P. van Leersumschool (Utrecht Zuidoost) De C.P. van Leersumschool is een SO-school, gespecialiseerd in onderwijs aan ASS-leerlingen. De school heeft vestigingen in Zeist, Veenendaal en Soesterberg. Daarnaast bezoeken ook leerlingen met andere jeugdpsychiatrische problematiek de school. Binnen het onderwijs staat het werken aan sociale competenties centraal. Zonnehuisschool (Utrecht Zuidoost) De Zonnehuisschool is een cluster 4-school, met een SO- en een VSO-afdeling. De leerlingen kenmerken zich door zwakbegaafdheid (65
Totaal
ZMOK De Pels 89 145 234 Beukenrode 122 122 De Sprong 88 88 Totaal ZMOK 89 355 444 LZK Fritz Redl Utrecht stad 37 25 62 Fritz Redl Zeist/Den Dolder 40 40 Berg en Bosch de Bilt 142 222 364 Berg en Bosch Houten 122 116 238 CP v Leersum 180 180 Zonnehuis 156 252 408 Totaal LZK 637 655 1.292 Totaal 726 1.010 1.736 * Bron: DUO, oktober 2011; Alle leerlingen op deze instellingen, zowel binnen RMC-regio 19 als daarbuiten.
Op de cluster 4-scholen zitten ruim 1700 kinderen; de meeste daarvan zitten op het VSO. Het zijn met name de ZMOK-scholen die veel meer VSO-leerlingen hebben dan SO-leerlingen. De verhouding is ongeveer 1:4. Beukenrode en De Sprong hebben alleen een VSO-afdeling. Bij de LZK-scholen is het totale aantal SO- en VSO-leerlingen ongeveer even groot. Op onderstaande regionale kaart staan de verschillende locaties van de cluster 4-voorzieningen aangegeven. Het merendeel van deze voorzieningen concentreert zich in Utrecht Zuidoost. In Utrecht stad en Utrecht Zuid staan er één of twee en in Utrecht West ontbreekt het aan voorzieningen (V)SO voor cluster 4
Figuur3. 2
Cluster 4 voorzieningen in de RMC-regio 19 ( ZMOK; ● LZK)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage
71
72
Oberon
Overige voorzieningen Naast de scholen voor (V)SO in cluster 3 en cluster 4 zijn er in de RMC-regio 19 aanvullende voorzieningen voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. We onderscheiden tussenvoorzieningen (OPDC Utrecht, Rebound, Herstart en Op de Rails), dagbestedingstrajecten en arbeidsgerichte trajecten.
Tussenvoorzieningen OPDC Utrecht OPDC Utrecht is een orthopedagogisch-didactisch centrum voor jongeren, die als gevolg van hun problemen met school en/of op het persoonlijke vlak tijdelijk geen onderwijs volgen op een reguliere VO-school. De leerlingenpopulatie behoort tot de zwaarste categorie binnen de zorg- en uitvalproblematiek; de meeste leerlingen hebben te maken met één of meer vormen van hulpverlening (remedial teaching, schoolmaatschappelijk werk, jeugdzorg). De leeftijd van de leerlingen loopt uiteen van 12 tot 18 jaar. OPDC Utrecht heeft drie afdelingen: Start it: deze leerlingen volgen het eerste of tweede leerjaar vmbo en komen veelal rechtstreeks uit het primair onderwijs; Link it: deze leerlingen zijn vastgelopen in het voortgezet onderwijs en volgen bij OPDC Utrecht het derde leerjaar vmbo (kaderberoepsgerichte of theoretische leerweg); Do it: de problematiek van deze leerlingen is divers; zij volgen een AKA-opleiding (Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent). Het grootste deel van de leerlingen die uitstromen, keert terug naar het regulier VO, MBO of werk (81%). De overige leerlingen zijn naar een VSO-school vertrokken of hebben voortijdig het onderwijs verlaten (Utrechtse School, 201122). Rebound (waaronder Op de Rails) Het doel van Rebound-voorzieningen is tijdelijke opvang van leerlingen uit het voortgezet onderwijs met probleemgedrag, met als doel terugkeer naar de eigen school. Reboundvoorzieningen verzorgen vaak ook ‘Op de Rails’ trajecten. Deze zijn bedoeld voor leerlingen waarbij de problematiek groter en complexer is dan de problematiek van de Reboundleerling. Vrijwel alle samenwerkingsverbanden voor VO/VSO in Nederland hebben één of meer reboundvoorzieningen. Het is de bedoeling dat leerlingen maximaal 13 weken in een rebound-voorziening verblijven. Utrecht stad/Vechtstreek − In de regio Utrecht stad/Vechtstreek is er binnen OPDC Utrecht een ‘schakelprogramma’ voor leerlingen die (tijdelijk) niet op de juiste plek in het onderwijs zitten. De Rebound maakt daar deel van uit. Jaarlijks worden enkele tientallen leerlingen begeleid, waarvan de meesten na gemiddeld 12 weken terugkeren naar de school van herkomst. Utrecht Zuidoost – In de regio Zuidoost zijn er twee reboundvoorzieningen, beide zijn geïntegreerd in een VSO cluster 4 school, te weten Beukenrode en De Sprong. De capaciteit van beide locaties is maximaal 10 leerlingen met als streven een verblijf voor maximaal 13 weken. De meerderheid van de leerlingen keert niet terug naar het regulier onderwijs, maar wordt verwezen naar een cluster 4 VSOschool. Utrecht West − In Utrecht West hebben de drie VO-scholen een eigen rebound-voorziening. Deze is in principe bedoeld voor leerlingen van de eigen school, maar uitruil is mogelijk. Ongeveer tweederde van de leerlingen op de Rebound in Utrecht West keert terug naar de eigen school.
22
Verantwoording opbrengsten Utrechtse school, schooljaar 2010-2011. (De Utrechtse school heet inmiddels OPDC Utrecht.)
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
73
Utrecht Zuid − ‘Doorstart’ is de Rebound-voorziening van het Samenwerkingsverband VO in ZuidUtrecht. Bij Doorstart wordt samengewerkt met het REC 4-4 te Amersfoort en VSO-school “de Sprong”. De aanpak is gericht op het werken aan probleemgedrag, onderzoek naar de oorzaken van dit gedrag en het zelfstandig werken aan de leerstof van de school van herkomst.
Dagbesteding The Mall
The Mall is een initiatief van Youth for Christ en biedt laagdrempelige activiteiten in de Utrechtse wijk Zuilen zoals koken, techniek, voetbal, huiswerkbegeleiding en meidenclubs. Daarnaast loopt er een project ‘coach’ dat zich richt op voortijdige schoolverlaters in Ondiep, een subwijk van Zuilen. Het biedt dagbesteding in de vorm van werken in een keuken of een fietsenmakerij. Binnen het project wordt samengewerkt met o.a. onderwijs, GG&GD, leerplicht, MEE Utrecht, welzijn en politie. Dit aanbod van Youth for Christ wordt bekostigd vanuit Jeugd en veiligheid, maar wordt met ingang van 2012 afgebouwd. Timon Timon is een organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg, o.a. werkzaam in de provincie Utrecht. De missie van Timon is om jongeren, (jong)volwassenen en ouders te helpen bij problemen met opvoeden en opgroeien. De hulpverlening is geïnspireerd vanuit een christelijke levensovertuiging. De hulp kan variëren van licht of kortdurend tot langdurige, intensieve vormen van ondersteuning, begeleiding, training en behandeling. Daarbij wordt ook het gezin, de familie en het sociale netwerk van de jongere ingeschakeld. Hulp kan zowel gericht zijn op het voorkomen van problemen als op het bieden van nazorg om het effect van de behandeling te vergroten en te bestendigen. Het aanbod in de regio Utrecht bestaat onder andere uit zorgprogramma’s voor jongeren met meervoudige problemen en het gezin. Deze zijn gericht op drie subdoelgroepen: a) Jongeren met problematisch middelengebruik en spijbelgedrag (jongeren die zich bewegen richting de straatcultuur c.q. meer en meer op straat leven); b) Schoolweigeraars (jongeren die met medeweten van ouders thuis op de bank zitten); c) First offenders (jongeren die weinig weerbaar zijn en beïnvloedbaar, “meelopers”, “afglijders”). Het programma Timon Focus biedt dagbesteding en werkt structureel samen met VSO Beukenrode en met Centrum Maliebaan GGZ en Altrecht GGZ. Focus werkt outreachend naar het onderwijs en met name naar Zorgadviesteams (ZAT) en Rebound voorzieningen. Titan Titan is een landelijke organisatie. De afdeling Utrecht opende in november 2005 haar deuren. Utrechtse jongeren van 17 t/m 27 jaar krijgen hier intensieve training, begeleiding en coaching om ze naar passende dagbesteding zoals werk of onderwijs toe te leiden. Jongeren melden zich zelf bij Titan of zij worden doorverwezen via justitie, sociale zaken, maatschappelijke opvang of onderwijs. Ze worden ondersteund op alle leefgebieden, zoals werk, leefsituatie, financiën en vrije tijd. Doel van de aanpak is dat de jongeren na maximaal een jaar weer een baan vinden, vrijwilligerswerk doen of bezig zijn met een opleiding. De kans op (verder) afglijden naar criminaliteit wordt hiermee kleiner. Er worden bij Titan individuele en groepsactiviteiten aangeboden, gericht op werk. Dit zijn activiteiten in bijvoorbeeld de hout- of metaalwerkplaats, de botenbouw, de beeld- en geluidwerkplaats of op een zorgboerderij. Op deze manier kunnen zij binnen een veilige en eigen omgeving ontdekken waar ze goed in zijn en welke talenten, kwaliteiten en interesses ze hebben. Maar ook komen zij er achter waar ze (nog) niet goed in zijn. De gemeente Utrecht financiert Titan. De resultaten tot nu toe (Titan 201123): 23
Titan jaarverslag 2011
74
Oberon
Van de 230 jongeren die tot nu toe door Titan zijn ondersteund, heeft 68% minimaal een half jaar werk of volgt een opleiding. Dat is voor deze doelgroep een heel hoog percentage; Slechts 6% van deze groep doet, al dan niet tijdelijk, weer een beroep op een uitkering; Een kwart van het totaal aantal jongeren heeft meer hulpverlening nodig en 8 % van de jongeren heeft de ondersteuning door Titan afgebroken.
Arbeidsgerichte leerwegen/dagarrangementen In de regio zijn er enkele arbeidsgerichte leerwegen/dagarrangementen om te zorgen dat er minder leerlingen thuis komen te zitten. De verwachting is dat in de toekomst de behoefte aan dergelijke arrangementen zal toenemen. Voor het VO zijn er op dit moment een viertal initiatieven: Werkartaal, De Utrechtse Rijwielfabriek (DURF), Werkschool en de ASA-garage. Werkartaal De bedrijfsschool van Stichting Werkartaal biedt sinds 1989 praktijkgerichte maatwerktrajecten aan in de richting metaal-, elektro-, installatie-, hout, fietstechniek en keukenmontage. De deelnemers van Werkartaal zijn werkloos, werkzoekenden en (dreigende) schooluitvallers. De kracht van de methodiek van Werkartaal ligt in de ambachtelijke wijze van leren. De deelnemer doet na wat de praktijkopleider heeft voorgedaan. Kijken en (na)doen zijn essentieel bij het leren van een technisch vak. De theorie volgt hierbij de praktijk. Werkartaal bemiddelt de deelnemers naar technische bedrijven in de regio Midden-Nederland. In 2010 volgden 106 deelnemers in de leeftijd van 16 tot 28 jaar een traject bij Werkartaal. De Utrechtse Rijwielfabriek De Utrechtse Rijwielfabriek (DURF) biedt jongeren uit het VSO- en praktijkscholen de mogelijkheid om in een bedrijfsmatig omgeving werknemersvaardigheden en vakbekwaamheid op te doen. De jongeren stromen daarna door naar reguliere bedrijven met een diploma of certificaat en uitgerust met praktijkervaring en vaardigheden. Werkschool De werkschool is een initiatief vanuit OCW en bestaat momenteel nog in de vorm van een pilot in Utrecht. De Werkschool is bedoeld voor jongeren die via praktijkervaring en zorgvuldige begeleiding aan de slag kunnen in een betaalde baan en heeft onder andere tot doel om Wajong te voorkomen. Het betreft jongeren tussen de 16 – 21 jaar die als leerling staan ingeschreven bij het praktijkonderwijs en het VSO. Het gaat om banen waarvoor in de praktijk aangeleerde (gecertificeerde) taken meer tellen dan een diploma. Begeleiding vanuit de Werkschool wordt deels betaald vanuit het budget van de school waar de leerling staat ingeschreven. ASA-garage Het ROC-ASA biedt een praktijkopleiding op mbo niveau 1 tot automonteur/garagemedewerker voor jongeren die dreigen voortijdig hun school te verlaten. Daartoe heeft het ROC afspraken gemaakt met vmbo scholen in de omgeving.
Onderwijstrajecten in residentiële voorzieningen en JJI’s en in jeugdpsychiatrie De Heuvelrug De Heuvelrug is een justitiële jeugdinrichting met momenteel één locatie: locatie Eikenstein aan de rand van Zeist. Locatie Overberg op de Utrechtse Heuvelrug is per 1 januari 2012 buiten gebruik gesteld.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
75
Locatie Eikenstein is een behandelinrichting voor strafrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot 24 jaar met ernstige gedragsproblemen en/of delinquent gedrag (48 plaatsen). De jongeren worden hier geplaatst door de kinderrechter. Zij worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit of zijn hiervoor veroordeeld. Het verblijf in Eikenstein is nodig om gerechtelijk vooronderzoek te kunnen doen of om een opgelegde straf of maatregel uit te voeren. De jongeren van Eikenstein gaan van maandag tot en met vrijdag naar school. De school voor voortgezet speciaal onderwijs – een afdeling van VSO De Sprong – bevindt zich in het gebouw van Eikenstein. Bij VSO De Sprong komen theorie en praktijk samen. Er zijn verschillende soorten leerlijnen zoals algemeen vormend onderwijs (basisschool inclusief NT2, VMBO-tl, HAVO, VWO) en beroepsopleidingen op VMBO niveau en MBO niveau 1-4 in alle sectoren. De Lindenhorst De Lindenhorst is een gespecialiseerde JeugdzorgPlus-instelling en biedt gesloten opvoeding en behandeling aan ca. 50 meisjes, in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De problematiek van de meisjes is ernstig, complex, langdurig en veelal gezinsgerelateerd, zodanig dat de rechter op advies van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg optimale (= gesloten) bescherming en veiligheid nodig acht. De Lindenhorst biedt bescherming en stabilisatie in een crisissituatie. Er worden individuele trajecten uitgezet, waarbij ernaar gestreefd wordt dat de meisjes zich stapsgewijs zich ‘buiten de hekken’ te begeven naar school, stages en vrijetijdsbesteding. In De Lindenhorst zijn 6 leefgroepen van elk 9 meisjes. Er zijn leefgroepen waarin het behandelprogramma is aangepast aan het tempo en niveau van meisjes met een verstandelijke beperking. Het onderwijs in De Lindenhorst wordt gegeven door De Sprong, school voor voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Er is nauwe samenwerking en afstemming tussen behandeling en onderwijs in De Lindenhorst. Door een gevarieerd stage aanbod in de omgeving van- en in De Lindenhorst zelf kunnen meisjes de nodige werkervaring opdoen. Almata Almata is ook JeugdzorgPlus-instelling heeft als missie om jongeren met ernstige gedragsproblemen te behandelen. Doel van de behandeling is het verminderen van probleemgedrag, het vergroten van competenties en het creëren van een realistisch toekomstperspectief. Sinds 1 februari 2009 biedt Almata gesloten jeugdzorg. Op de locatie in Den Dolder kunnen 120 jongens tussen de 12 en 18 jaar worden behandeld. Het betreft zowel licht verstandelijk beperkte als normaal begaafde jongeren. De locatie Ossendrecht heeft in totaal 82 behandelplaatsen. Voorheen was de locatie Den Dolder de justitiële jeugdinrichting Den Engh. De gesloten jeugdzorg wordt aangeboden op twee locaties, namelijk Den Dolder en Ossendrecht. De Lindenhorst en Almata zijn in 2013 gefuseerd. De Rading De Rading biedt jeugdzorg in de provincie Utrecht. Cliënten zijn kinderen, jongeren én hun ouders. Samen met hen wordt gezocht naar oplossingen voor de problemen die er zijn. Er wordt gekeken naar waar het mis is gegaan en cliënten wordt geleerd problemen op een andere manier aan te pakken. De Rading biedt ook consultatie, advies en ondersteuning aan bijvoorbeeld leerlingen van OPDC Utrecht.
Bijlage 4 Toezichtsarrangementen Inspectie van het Onderwijs: (V)SO-scholen cluster 3 en cluster 4 SO cluster 3 Basistoezicht vanaf
Herderscheê
Rafaël
Wilhelmina
9-2-2009
27-10-2008
12-3-2009
Meerklank
Ariana de Ranitz
De Schans
15-6-2009
15-6-2009
23-3-2011
Zwak vanaf Zeer zwak vanaf De Pels – de optimist
Fritz Redl
7-7-2010
15-6-2012
Herderscheê
Rafaël
Wilhelmina
Meerklank
Ariana de Ranitz
9-2-2009
27-10-2008
12-3-2009
10-2-2009
15-6-2009
VSO cluster 4
De Pels
Beukenrode
Fritz Redl
Fritz Redl LZK
Basistoezicht vanaf
9-7-2012
22-10-2008
SO cluster 4
De Pels
Basistoezicht vanaf
9-7-2012
Zwak vanaf
Van Leersum 24 (Zeist) 4-11-2008
Berg en Bosch 25 (incl MKD) 14-3-2011
26
Zonnehuis
7-6-2011
Zeer zwak vanaf VSO cluster 3 Basistoezicht vanaf Zwak vanaf Zeer zwak vanaf 27
De Sprong
Zeer zwak vanaf
25 26 27 28 29
29
Zonnehuis
24-9-2012
Zwak vanaf
24
28
Berg en Bosch
15-6-2012
14-3-2011
7-6-2011
15-6-2012
De locaties Soesterberg en Veenendaal hebben een aangepast arrangement en zijn als zwak beoordeeld. Deze locaties vallen echter niet binnen de RMC-regio 19. Het betreft beide locaties (Bilthoven en Houten) Inclusief behandelcentra Geldt voor de locaties Eikenstein en Lindenhorst Idem voetnoot 20 Idem voetnoot 21
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
77
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
79
Bijlage 5 Scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften, input voor financiële doorrekening Doelgroepen Op basis van de kwantitatieve analyse, vier groepsgesprekken ingedeeld naar subregio en aanvullende interviews komt er een duidelijk beeld naar voren van de doelgroepen die binnen het Passend Onderwijs extra aandacht behoeven. Per doelgroep is een korte omschrijving gegeven en is een probleemanalyse gemaakt op basis van de kwalitatieve analyse (informatie uit de gesprekken) en de kwantitatieve analyse (analyse van leerlingenstromen). Vervolgens zijn er scenario’s beschreven waarbinnen oplossingsrichtingen die in gesprekken aan de orde zijn gekomen zijn opgenomen. Tenslotte is in een expertbijeenkomst bepaald welke scenario’s de moeite waard lijken om financieel door te rekenen. De volgende scenario’s worden doorgerekend: 1. Cluster 4 ZMOK niveau havo of hoger (leeftijd 12-18) a) Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo b) Een nieuwe voorziening vso zmok in bijvoorbeeld Nieuwegein met aanbod onderbouw vmbo/havo 2. Cluster 4 ASS (LZK) primair onderwijs a) Meer leerlingen van so naar sbao b) Meer leerlingen in regulier bao 3. Cluster 4 ASS (LZK) voortgezet onderwijs a) Meer leerlingen in regulier vo b) Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo
Scenario’s De scenario’s moeten leiden tot een verbetering van de match tussen aanbod en onderwijsbehoeften van leerlingen. Bij het beschrijven van de scenario’s en bij het beoordelen ervan gelden de volgende uitgangspunten: 5. Beter dekkend – Voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moet er een aanbod zijn. In de huidige situatie maakt een deel van de leerlingen gebruik van voorzieningen buiten de regio. Dit geldt met name voor Cluster 4-leerlingen met een indicatie voor VSO-ZMOK. 6. Gunstiger gespreid – De huidige voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht stad/Stichtse Vecht en Utrecht Zuidoost. De beide andere subregio’s hebben veel minder voorzieningen. De thuisnabijheid van het onderzoek is er bij gebaat dat er voorzieningen goed bereikbaar zijn voor leerlingen uit elk van de vier subregio’s. 7. Beter passend – Het aanbod moet niet alleen in kwantitatieve zin voldoende zijn, maar ook voldoende kwaliteit bieden voor alle leerlingen en afgestemd zijn op hun specifieke behoeften. 8. Betaalbaar – De scenario’s zijn bij voorkeur budgettair-neutraal; ze geven zicht op noodzakelijke investeringen en mogelijke kostenbesparingen.
80
Oberon
Input voor scenario’s De leerlingenaantallen in de tabellen zijn gedeeltelijk gebaseerd op onderbouwde schattingen, die telkens in een bijbehorende toelichting worden beschreven. Dit betekent dat het doorrekenen ook op basis van deze inschattingen van aantallen leerlingen zullen plaatsvinden.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
1
81
ZMOK VO Scenario 1a: Uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo Scenario 1b: Een nieuwe voorziening VSO ZMOK met aanbod onderbouw vmbo/havo/vwo
Omschrijving doelgroep Het betreft zeer moeilijk opvoedbare kinderen met sterk externaliserend oppositioneel gedrag, waaronder leerlingen met de capaciteit havo of hoger.
Hoe groot is de zmok groep havo/vwo en waar bevinden ze zich? Er gaan ten minste 46 ZMOK leerlingen naar een VSO voorziening buiten de regio met een aanbod havo/vwo (De Tinne en Altra College). Daarnaast biedt Beukenrode havo tot en met het derde leerjaar. Verder is het onduidelijk waar ZMOK leerlingen met een capaciteit op het niveau havo of hoger zich bevinden. Dagbestedingstrajecten richten zich meer op niveau vmbo PrO, maar mogelijk zitten daar ook kinderen met ZMOK kenmerken die havo of hoger aan zouden kunnen. Met name van de groep afstromers kan je verwachten dat ze hier terecht komen, evenals op het OPDC Utrecht en in Rebound of Op de Rails trajecten. Ook zal een deel van de groep thuis zitten. We hebben op de volgende manier een schatting van het aantal ZMOK havo/vwo leerlingen gemaakt: Het percentage leerlingen dat buiten de regio op een voorziening zit waar een havo/vwo niveau wordt aangeboden is ongeveer 9% van het totaal aantal leerlingen buiten de regio (46 van de 504 ZMOK cluster 4 leerlingen). Van de leerlingen op Beukenrode zitten er momenteel 8 in de eerste drie leerjaren van de havo. Deze hebben we aan de groep ZMOK havo/vwo toegekend. We weten dat er momenteel leerlingen in het regulier onderwijs verblijven die vanwege gedragsproblemen dreigen af te stromen naar een lager niveau. Als een voorzichtige schatting hebben we de helft van de 48 leerlingen genomen die na onderzoek in februari – mei 2012 van het Schakelloket een negatief advies hebben gekregen over afstroom. Een negatief advies werd gegeven als er andere dan cognitieve redenen zijn voor een aanvraag voor afstroom. We hebben daarbij verondersteld dat ongeveer de helft te maken heeft met psycho-sociale problemen of thuisgerelateerde problematiek en de andere helft met gedragsproblemen. Het is niet duidelijk of de onderzoeksgroep de totale populatie mogelijke afstromers betreft. Van het OPDC Utrecht hebben we de 29 leerlingen in het Link It programma als uitgangspunt genomen. Dit zijn leerlingen die een hoger niveau vmbo aankunnen, maar vanwege (gedrags)problemen op school tijdelijk op het OPDC zijn geplaatst. Ongeveer de helft van deze groep (15) hebben we toegekend aan de groep ZMOK (gedragsproblematiek versus psycho-sociale problematiek) en daar weer de helft van aan het niveau havo/vwo (7). Van de leerlingen die in een Rebound traject zitten, hebben we vanuit dezelfde redenering de helft tot de groep zmok gerekend en vervolgens 40% aan de havo/vwo doelgroep toegekend (23). Dat is ongeveer het aandeel dat landelijk gezien op havo of vwo verblijft. Uit de groep in een dagbestedingstraject hebben we slechts één leerlingen toegekend aan de ZMOK havo/vwo doelgroep. Tenslotte hebben we 8 thuiszitters na analyse van de totale lijst thuiszitters toegekend aan de doelgroep ZMOK havo/vwo.
82
Oberon
Schatting van de omvang zmok havo/vwo Vindplaats VSO
VSO buiten de regio
VO
Beukenrode Regulier vo
Dagbesteding Thuiszitters
Aantal vanuit Waarvan mogelijk RMC19 ZMOK havo/vwo 206 46 98 45.096
8 24
OPDC Utrecht, Link It Rebound/ Op de Rails
29 115
7 23
Dagbesteding Thuizitters
40 151
1 8
Totaal
117
Hoe groot is de groep zmok vmbo en waar bevinden ze zich? Er gaan veel zmok leerlingen buiten de RMC-regio 19 naar school. Een deel daarvan is havo/vwo niveau en een deel heeft het niveau PrO of lager. Van de overige 95 leerlingen nemen we aan dat ze op vmbo niveau zitten. Vervolgens schrijven we alle leerlingen van de Pels en de Sprong en het merendeel van de leerlingen van Beukenrode toe aan de doelgroep met niveau vmbo. Schatting van de omvang zmok vmbo Vindplaats VSO
VSO buiten de regio Beukenrode De Sprong De Pels Totaal
Aantal vanuit Waarvan ZMOK RMC19 vmbo 206 95 98 64
90 64
136
136 385
Omschrijving scenario 1a en 1b Momenteel bestaat er binnen de VSO cluster 4 voorzieningen in de RMC-regio 19 een beperkt onderwijsaanbod op het niveau havo/vwo. Alleen Beukenrode biedt havo-onderwijs in de eerste drie leerjaren aan. In de regio Zuidoost bezint men zich op dit moment op een uitbreiding van het onderwijsaanbod naar de hogere niveaus. De C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en Boschschool zijn in verregaande samenwerking en hebben deze lacune in het onderwijsaanbod geagendeerd. Er zijn twee alternatieve oplossingsrichtingen benoemd waarbij de ZMOK -doelgroep met een havo/vwo niveau binnen het speciaal onderwijs bediend wordt. 1a) Een eerste alternatief vloeit voort uit de samenwerking die al gaande is en behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van één van de cluster 4 voorzieningen. Dit betekent dat in de regio Zuidoost een breder onderwijsaanbod verwezenlijkt gaat worden. 1b) Een tweede alternatief is het verwezenlijken van een nieuwe voorziening voor speciaal onderwijs met een aanbod voor onderbouw havo/vmbo.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
83
Consequenties voor de (sub)regio(s) Gunstiger gespreid: Het is afhankelijk van de locatie van de voorziening welke leerlingen hier het meeste voordeel van hebben. Dit zijn de leerlingen uit Zuidoost als het een uitbreiding van een bestaande voorziening betreft vanuit de samenwerking tussen drie bestaande voorzieningen. Het zijn leerlingen uit het Westelijk Weidegebied of Zuid als daar een nieuwe locatie wordt gevestigd. Beter dekkend: leerlingen die nu naar een voorziening buiten de regio gaan, kunnen binnen de regio terecht. Beter passend: voor leerlingen die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad (en in mindere mate voor Zuidoost) betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau.
Input voor financiële doorrekening Huidige situatie (totaal aantal ZMOKleerlingen, vmbo, havo, vwo Aantal leerlingen ZMOK VSO buiten de regio VSO havo/vwo binnen de regio (Zuidoost) VSO vmbo binnen de regio (Zuidoost) VSO vmbo binnen de regio (Utrecht) VSO vmbo/havo binnen de regio (Zuid) Leerlingen van elders binnen de regio Expertise
Huisvesting
Leerlingenvervoer
Scenario 1a uitbreiding havo/vwo
Scenario 1b nieuwe vestiging onderbouw vmbo/havo
206 -46 -70,5 Beukenrode 8 +109 0 154 0 -15 136 0 -12 30 0 0 +129 31 63 -63 -31,5 In beide scenario’s is het van belang om gebruik te maken van eerstegraads docenten uit regulier onderwijs. In scenario 1a neemt het aantal leerlingen van een bestaande VSO voorziening met 109 toe (dit zijn alleen toegevoegde leerlingen uit RMC19). Een toename van 109 leerlingen verdeeld over 6 leerjaren vergt aanpassingen aan de huisvesting. In scenario 1b betreft het een nieuw gebouw voor 98 tot 129 leerlingen uit RMC19 Met name scenario 2b heeft consequenties voor het leerlingenvervoer.
Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers In scenario 1a zijn we van de 206 leerlingen die nu buiten de regio onderwijs volgen nagegaan of zij dit op havo/vwo niveau doen. Dit zijn er ongeveer 46 (naar De Tinne en Altra College). Deze 46 leerlingen zijn met de 63 leerlingen elders binnen de regio toegekend aan een bestaande VSO voorziening. Van deze 63 leerlingen wordt verondersteld dat ze het havo/vwo niveau aankunnen, maar vanwege moeilijk opvoedbaar gedrag voor cluster 4 onderwijs in aanmerking komen.
30 31
46/2=23 havo/vwo buiten de regio + 95/2=47,5 vmbo buiten de regio + n leerlingen/2 uit Zuid die nu naar overige subregio’s gaan (54/2=27)=subtotaal 98 + n leerlingen/2 van elders (31,5) = totaal 129. Deze schatting is een optelling van VO, dagbesteding en thuiszitters en betreft alleen zmok havo/vwo.
84
Oberon
In scenario 1b hebben we ‘onderbouw’ gedefinieerd als de helft van het aantal leerlingen van het totaal. Dus van de 46 leerlingen die buiten de regio havo/vwo onderwijs volgen, hebben we er 23 toegekend aan de nieuwe vestiging voor onderbouw havo/vwo. Vervolgens zijn er nog 95 leerlingen die buiten de regio vmbo onderwijs volgens (we hebben Lasenberg, De Tinne en Altra College hier buiten beschouwing gelaten). Ook daarvan hebben we de helft toegekend aan de nieuwe vestiging. Vervolgens zijn we er vanuit gegaan dat leerlingen die nu vanuit de regio Zuid in een andere subregio onderbouw vmbo onderwijs volgen, dit in de toekomst in de eigen subregio gaan doen als daar de nieuwe voorziening wordt verwezenlijkt. Dit zijn 27 leerlingen. Tenslotte is de helft van het aantal leerlingen waarvan we veronderstellen dat ze havo/vwo potentie hebben, maar niet op een VSO voorziening zitten, toegekend aan de nieuwe vestiging (32 leerlingen). We gaan er voorlopig van uit dat Beukenrode zijn havo onderbouw aanbod handhaaft en daar ook in de toekomst plaats blijft houden voor ongeveer 8 leerlingen32.
32
NB Bij dit soort toekomstscenario’s gaat het om mogelijke aantallen en niet om daadwerkelijke leerlingen. M.a.w. de 8 leerlingen die nu op Beukenrode havo onderwijs volgens zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde leerlingen waarvan we in het scenario veronderstellen dat ze op Beukenrode havo onderwijs volgen. De aanname is dat als er momenteel plaats is voor 8 leerlingen, dat in de toekomst ook ongeveer zo zal zijn.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
2
85
ASS PO Scenario 2a: Meer leerlingen naar Sbao (en Bao) Scenario 2b: Meer leerlingen naar regulier Bao
Omschrijving doelgroep Kinderen met een cluster 4 LZK indicatie (IQ vanaf 85) met een stoornis op het autistisch spectrum. De groep is zeer divers en groot.
Hoe groot is de groep en waar bevinden ze zich? Er zijn 425 leerlingen in de RMC-regio 19 die met een cluster 4 LZK indicatie naar het SO gaan. Bijna alle leerlingen gaan naar een voorziening binnen de RMC-regio 19, en met name naar voorzieningen in de subregio Zuidoost. Er komen daarnaast ook veel leerlingen van buiten de RMC-regio 19 naar voorzieningen in de regio (227 leerlingen). Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4 indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (298), vooral in de subregio’s Westelijk Weidegebied en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen met een lgf ASS leerlingen met internaliserend gedrag zijn. We hebben alle leerlingen met een cluster 4 LZK indicatie uit de RMC-regio 19 tot de groep ASS internaliserend gerekend. Dit is waarschijnlijk een overschatting, maar het deel dat externaliserend gedrag vertoont of dat niet aan ASS kenmerken voldoet is vermoedelijk relatief klein. Van de leerlingen met een ‘cluster 4 rugzak’ op het po (waaronder het sbo) hebben we dat deel aan de doelgroep toegekend, dat overeenkomt met het aandeel ASS LZK kinderen op het so (ongeveer 4/5). De aanname is dat in het po ook kinderen met ZMOK kenmerken nog kunnen meekomen in het onderwijs. In totaal betreft het een groep van 658 kinderen. Schatting van de omvang Vindplaats SO
PO
SO buiten de regio SO binnen de subregio Utrecht stad
Aantal
Waarvan mogelijk ASS intern. 14 19
14 19
SO binnen de subregio Zuidoost SO binnen de subregio Zuid
281 111
281 111
Regulier po (inclusief sbo) Totaal
298
233 658
Omschrijving scenario 2a en 2b Van de totale doelgroep ASS met internaliserend gedrag zit vermoedelijk al een groot aantal leerlingen in het regulier onderwijs. De vraag is dan of dit een passende plek is, of dat het beter kan. Voor deze groep leerlingen is het belangrijk dat ze in een klassikale, niet al te prikkelende omgeving les krijgen. Ook is het van belang dat ze een duidelijke structuur krijgen aangeboden. De ene school voor primair onderwijs heeft hier momenteel betere middelen voor, of is hier beter op ingericht dan de andere school. Belangrijke overwegingen zijn of iedere school de mogelijkheid moet bieden om ASS leerlingen te onderwijzen, of dat een aantal scholen zich hier (nog beter) op toelegt. In de expertbijeenkomst is aangegeven dat deze leerlingen beter over verschillende klassen verspreid
86
Oberon
kunnen worden dan dat je ze in een groep samen zet in een aangepast lokaal (zogenaamde ‘autiklasjes’). Scenario 2a: Een bepaalde groep ASS leerlingen dat zich momenteel in het so bevindt kan in het sbao worden opgevangen. Het betreft dan onder andere de groep leerlingen met een hoog IQ. Een combinatie met de huidige Leonardo klassen is hier een optie. Ongeveer 3% van alle leerlingen is hoogbegaafd. Scenario 2b: Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in gebruik van lgf voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied. Consequenties voor de (sub)regio(s) Gunstiger gespreid: afhankelijk van de richting die wordt gekozen, kan het zijn dat een aantal po scholen zich meer gaat toeleggen op de groep ASS dan nu het geval is. Dit heeft als mogelijke consequentie dat de ASS leerlingen die nu met een rugzak verspreid over alle po scholen zijn, zich meer gaan concentreren op een paar scholen in de regio. De spreiding van voorzieningen wordt dan minder gunstig. Beter passend: door specialisering van een aantal po scholen, zal het onderwijs voor deze doelgroep beter passend zijn dan dat nu het geval is. Cluster 4 leerlingen met een rugzak zijn scheef verdeeld over de verschillende subregio’s. Met name Utrecht stad en Zuidoost maken relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om leerlingen met een rugzak in het reguliere onderwijs te behouden. Een specialisatie van enkele po scholen op dit gebied kan betekenen dat meer leerlingen van SO instellingen uit deze twee subregio’s overgaan naar het reguliere primair onderwijs.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
87
Input voor financiële doorrekening Huidige situatie
Scenario 2a meer bao en meer sbao
Scenario 2b meer bao
Aantal leerlingen ASS 14
-4
-4
SO binnen de subregio Utrecht stad SO binnen de subregio Zuidoost
19 281
-3 -96
-3 -91
SO binnen de subregio Zuid BAO binnen de regio (Utrecht)
111 41
-19 +34
-16 +52
BAO binnen de regio (Zuidoost) BAO binnen de regio (Zuid)
55 60
+43 0
+62 0
SO buiten de regio
BAO binnen de regio (Westelijk Weidegebied) 49 0 33 SBAO Utrecht 1 +24 SBAO Zuidoost 5 +19 SBAO Zuid 15 0 34 SBAO Westelijk Weidegebied 6 +2 Expertise De verschuivingen zijn dusdanig dat expertise al aanwezig is. Huisvesting De benodigde huisvesting is ook afhankelijk van specialisatie enkele scholen of alle scholen. Leerlingenvervoer Met name voor de subregio’s Utrecht en Zuidoost zijn de consequenties voor het leerlingenvervoer groot.
0 0 0 0 0
Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers Eerst hebben we een schatting gemaakt voor scenario 2b. Deze is als input gebruikt voor een verdere schatting van scenario 2a. Voor scenario 2b hebben we de voor het po meest gunstige verhouding lgf-so gehanteerd. Daarmee bedoelen we dat we alle subregio’s de verhouding hebben opgelegd die de meeste leerlingen binnen het reguliere onderwijs behoudt. Dit is de verhouding lgf-so die het Westelijk Weigebied en Zuid momenteel hebben. Dit betekent dat we leerlingen van de subregio’s Utrecht en Zuidoost van het so naar het po hebben verschoven tot dezelfde verhouding is bereikt (50-50). Zo gaan er bijvoorbeeld 80 leerlingen van Utrecht stad naar een SO voorziening in Zuidoost. We hebben een deel daarvan toegekend aan het po in Utrecht stad. Op deze manier zijn alle leerlingenstromen nagelopen. Voor scenario 2a zijn de geschatte cijfers van 2b als uitgangspunt genomen. Opnieuw hebben we een bestaande verhouding in een subregio toegepast op alle overige subregio’s. Dit keer hebben we de verhouding lgf po – sbo uit de regio Zuid (80-20) toegepast op alle overige subregio’s. Dit heeft tot gevolg dat er vergeleken met de huidige situatie er én leerlingen uit het SO naar het PO gaan én dat er leerlingen uit het SO naar het SBAO gaan. Tenslotte hebben we in scenario 2a nog enkele leerlingen uit het so die volgens het 3% criterium hoogbegaafd zijn toegekend aan Leonardoklassen in het SBAO.
33 34
In Utrecht Stad zijn er twee BAO scholen met Leonardoklassen: De Achtbaan in Leidsche Rijn en De Spits in Lunetten. In Woerden is er één BAO school met een Leonardoklas: De Andersenschool
88
Oberon
3
ASS VO Scenario 3a: Meer leerlingen naar het reguliere VO Scenario 3b: Uitbreiding van een bestaande VSOvoorziening met aanbod havo/vwo
Omschrijving doelgroep Het betreft de groep leerlingen in de VO leeftijd met indicatie LZK cluster 4 met een stoornis op het autistisch spectrum (ASS). Een belangrijke subgroep hiervan zijn de leerlingen met capaciteit havo of hoger.
Hoe groot is de groep lzk havo/vwo en waar bevinden ze zich? Op basis van de DUO cijfers van cluster 4 LZK geïndiceerde kinderen in VSO voorzieningen is niet te bepalen hoe groot de groep is. Bijna al deze kinderen gaan in de RMC-regio 19 naar VSO of met een leerlingengebonden financiering naar het VO. De groep cluster 4 leerlingen die in de regio binnen het reguliere onderwijs verblijft – ook op de hogere niveaus – is bijzonder groot en het vermoeden bestaat dat het hoofdzakelijk LZK leerlingen betreft35. Tenslotte zal een aantal ASS leerlingen met potentie havo of hoger momenteel thuis zitten: Een aantal staat op een wachtlijst, een aantal is in onderzoek voor indicatiestelling, een aantal volgt thuis onderwijs via de wereldschool en een aantal vindt geen geschikte school. Het is echter onbekend van deze groep thuiszitters welk deel de capaciteit voor niveau havo of hoger heeft. Om de groep ASS havo/vwo te schatten hebben we de verschillende vindplaatsen op een rijtje gezet. Er gaan slechts enkele cluster 4 LZK ASS leerlingen naar een voorziening voor speciaal onderwijs buiten de regio (3 naar RMPI Yulius). Binnen de regio volgt een kleine groep leerlingen de havo bovenbouw op de Berg en Boschschool in Bilthoven (31). Deze hebben we allemaal gerekend tot de doelgroep. Het vermoeden bestaat dat er zeer veel ASS leerlingen op het niveau havo/vwo met rugzak gelden in het reguliere onderwijs verblijven. We hebben als basis alle leerlingen met een cluster 4 indicatie en een rugzak op de scholen voor voortgezet onderwijs in de regio genomen. Daarvan hebben we het deel dat op het havo/vwo zit geschat 36 en toegekend tot de doelgroep ASS havo/vwo. Dit is een behoorlijk groot aantal (260). Tenslotte hebben we op basis van inhoudelijke analyse van de lijst thuiszitters een inschatting gemaakt van het aantal dat tot de ASS havo/vwo doelgroep behoort (3). Schatting van de omvang Vindplaats VSO VO
Berg en Boschschool Regulier vo
Thuiszitters
Thuizitters Totaal
35 36 37
Aantal
Waarvan mogelijk ASS havo/vwo 338 448
37
31 260
151
3 294
Het reguliere onderwijs heeft vaak nog niet de juiste structuur om ZMOK leerlingen op te vangen. Als het rugzakjes op een havo/vwo school of hoger betrof, hebben we ze allemaal geteld. Bij een school met een vmbo-tl/havo/vwo aanbod hebben we twee derde toegekend aan de havo/vwo groep. Inclusief leerlingen van buiten de regio.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
89
Hoe groot is de totale groep lzk van 12 tot 18 jaar oud en waar bevinden ze zich? Er zijn 419 leerlingen in de RMC-regio 19 die met een cluster 4 LZK indicatie naar het VSO gaan. Bijna alle leerlingen gaan naar een voorziening binnen de RMC-regio 19, en met name naar voorzieningen in de subregio Zuidoost. Er komen daarnaast ook veel leerlingen van buiten de RMCregio 19 naar voorzieningen in de regio (239 leerlingen). Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4 indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (448), vooral in de subregio’s Westelijk Weidegebied en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen met een lgf ASS leerlingen met internaliserend gedrag zijn. We hebben alle leerlingen met een cluster 4 LZK indicatie uit de RMC-regio 19 tot de groep ASS internaliserend gerekend. Dit is waarschijnlijk een overschatting, maar het deel dat externaliserend gedrag vertoont of dat niet aan ASS kenmerken voldoet is vermoedelijk relatief klein. Vervolgens hebben we alle leerlingen op het reguliere vo met een cluster 4 indicatie en een rugzak tot de groep ASS internaliserend gerekend38. Vervolgens hebben we van de leerlingen in een dagbestedingstraject, zoals Titan, Timon of the Mall een klein deel toegekend tot deze doelgroep. Dat zullen vooral jongeren zijn die door Titan worden begeleid. Na een analyse van de thuiszitterlijst hebben we ten slotte nog 4 leerlingen tot de doelgroep ASS gerekend. In totaal betreft het een groep van 881 jongeren. Schatting van de omvang Vindplaats VSO
VSO buiten de regio
Aantal
Waarvan mogelijk ASS intern. 3 3
VSO binnen de subregio Utrecht stad VSO binnen de subregio Zuidoost
19 311
19 311
VO
VSO binnen de subregio Zuid Regulier vo met lgf
86 448
86 448
Dagbesteding Thuiszitters
Dagbesteding Thuizitters
40 151
10 4
Totaal
881
Omschrijving scenario 3a en 3b Ook in het extreme geval dat het reguliere voortgezet onderwijs zich volledig aanpast aan de behoefte van een ASS leerling met havo/vwo potentie, zal er altijd een groep leerlingen met een stoornis op het autisme spectrum blijven bestaan dat zich niet weet te handhaven in het reguliere onderwijs. Zij kunnen voor speciaal onderwijs op het niveau van havo alleen terecht op de Berg en Boschschool en voor vwo kunnen zij niet binnen de RMC-regio 19 terecht. Voor deze groep is een vergelijkbare oplossing mogelijk als ook voor de ZMOK havo/vwo leerlingen is voorgesteld. Deze vloeit voort uit de samenwerking tussen de Berg en Boschschool, de C.P. van Leersumschool en Beukenrode en behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod (Scenario 3b). Dit betekent dat in de regio Zuidoost een breder onderwijsaanbod verwezenlijkt gaat worden. Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al opgevangen in het reguliere voortgezet onderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in gebruik van lgf voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied (Scenario 3a). 38
NB uit groepsgesprekken werd duidelijk dat ASS internaliserend vaak ook als cluster 2 werd geïndiceerd. Deze zijn hier buiten beschouwing gelaten.
90
Oberon
Consequenties voor de (sub)regio(s) Gunstiger gespreid: Scenario 3b betreft een uitbreiding van één voorziening. Deze is per definitie niet te spreiden. De leerlingen uit Zuidoost hebben het meeste voordeel van een uitbreiding van een bestaande voorziening. Scenario 3a voorziet in een gunstigere spreiding van het aanbod waarvan lzk leerlingen gebruik kunnen maken. Beter passend: voor ASS havo/vwo leerlingen in scenario 3b die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Door specialisering van een aantal vo scholen in scenario 3a, zal het onderwijs voor de totale doelgroep ASS beter passend zijn dan dat nu het geval is. Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau of naar het reguliere voortgezet onderwijs.
Input voor financiële doorrekening Huidige situatie
Aantal leerlingen ASS VSO buiten de regio VSO binnen de subregio Utrecht VSO binnen de subregio Zuidoost waarvan havo/vwo VSO binnen de subregio Zuid VO binnen de subregio Utrecht waarvan havo/vwo VO binnen de subregio Zuidoost waarvan havo/vwo VO binnen de subregio Zuid waarvan havo/vwo VO binnen de subregio Westelijk Weidegebied waarvan havo/vwo Leerlingen van elders binnen de regio Expertise
Huisvesting
Leerlingenvervoer
39 40
Scenario 3a meer naar regulier VO
Scenario 3b uitbreiding VSO havo/vwo
3 -1 0 19 -4 0 311 -114 +53 40 39 +53 (31) 86 -18 0 121 +54 0 (101) 0 0 112 +89 0 (59) 0 0 140 0 -31 -31 (62) 0 75 0 -19 -19 (38) 0 -3 14 -4 Het is in scenario 3b van belang om gebruik te maken van eerstegraads docenten uit regulier onderwijs. In scenario 3b gaat Berg en Bosch (VSO) van 338 (dit is inclusief leerlingen van buiten RMC19) naar ten minste 391 leerlingen (dit zijn alleen toegevoegde leerlingen uit RMC19). Een toename van 53 leerlingen verdeeld over 6 leerjaren vergt aanpassingen aan de huisvesting. Berg en Bosch heeft inmiddels toestemming voor uitbreiding. In scenario 3b neemt leerlingenvervoer toe
We weten niet of deze 31 leerlingen allemaal van RMC-regio 19 afkomstig zijn. Uitgangspunt hierbij is dat twee subregio’s 25% rugzak ASS heeft en twee subregio’s 50%. Alle subregio’s zijn in het scenario op ongeveer 25% gezet. Daardoor zijn er geen consequenties voor Utrecht en Zuidoost.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
91
Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers Er gaan bijna geen ASS leerlingen vanuit de RMC-regio 19 naar VSO buiten de regio. De uitbreiding van VSO havo/vwo zal dus gevuld worden met leerlingen die nu ook al in de eigen regio naar school gaan of op een plek wachten. We hebben voor een inschatting van het te verwachten aantal leerlingen gekeken naar de verhouding lgf versus vso in de verschillende subregio’s. In twee subregio’s is deze verhouding 50-50, in de overige twee subregio’s is deze verhouding 25-75. We hebben deze laatste verhouding op alle subregio’s toegepast. Dat betekent dat er leerlingen vanuit het Westelijk Weidegebied en vanuit Zuid toegekend worden aan de uitbreiding van het VSO in de regio Zuidoost. De 3 thuiszitters met havo/vwo potentie zijn ook toegekend aan de uitbreiding in Zuidoost. In scenario 3a hebben we de zelfde redenering toegepast, maar dan omgekeerd. Westelijk Weidegebied en Zuid zijn in staat gebleken meer leerlingen met leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs te behouden dan Utrecht stad en Zuidoost. We hebben de verhoudingen lgfvso van het Westelijk Weidegebied en Zuid opgelegd aan Utrecht stad en Zuidoost. Dit betekent dat er VSO leerlingaantallen van deze twee subregio’s uit de verschillende voorzieningen worden weggehaald en aan het reguliere vo in deze subregio’s worden toegekend. Er gaan momenteel bijvoorbeeld 73 leerlingen vanuit Utrecht stad naar het VSO in Zuidoost. Van deze 73 leerlingen wordt verondersteld dat de helft in het reguliere onderwijs terecht kan. Er worden zo 36 leerlingen weggehaald uit VSO Zuidoost en toegekend aan VO Utrecht stad. Op deze wijze zijn alle leerlingenstromen nagelopen. De 4 thuiszitters zijn verdeeld over de VO voorzieningen (2 Zuidoost, 1 Zuid, 1 Utrecht).
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Bijlage 6
Globale analyse van de financiële consequenties scenario’s voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften
Infinite Financieel Utrecht Jan Looise, Piet de Vries, Rick de Wit 4-2-2013 versie 3.1
93
94
Oberon
Algemeen Deze notitie beschrijft de globale financiële consequenties van vijf (sub)scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften. De financiële consequenties worden besproken op de terreinen huisvesting, leerlingenvervoer en personele bekostiging. Allereerst gaat deze notitie op verzoek van opdrachtgever kort in op de beleidswijzigingen die onlangs bekend zijn geworden en per augustus 2015 worden ingevoerd. Deze zijn van invloed op bepaalde scenario’s die LWOO en PRO leerlingen en scholen/afdelingen betreffen. Het Regeerakkoord Rutte II vermeldt met betrekking tot LWOO/PRO in één zin: “maximering en onder stelsel passend onderwijs brengen (vanaf 2015-2016)”. Een nadere uitwerking moet volgen, maar de consequenties kunnen zijn: - niet langer het schoolbestuur, maar het SWV VO ontvangt in de toekomst de middelen voor LWOO/PRO, deze worden verevend over alle samenwerkingsverbanden voor VO in het land, - het SWV VO bepaalt de wijze van inzet van deze middelen, - het SWV VO gaat leerlingen indiceren voor deze onderwijssoorten (nu taak RvC), - landelijk wordt er 10% op deze middelen bezuinigd. De deelname aan LWOO/PRO in de regio Utrecht en Vechtstreek (SWV VO 26-01) is thans:
Omdat de huidige deelname van LWOO en PRO leerlingen in het SWV VO Utrecht lager is dan het gemiddelde percentage in het land, zou kunnen worden aangenomen dat de eventuele verevening van LWOO/PRO middelen voor SWV VO Utrecht (vrijwel) geen negatieve financiële invloed zal hebben; de bezuiniging op het macro-budget wordt voor deze de regio gecompenseerd door het thans ondergemiddelde deelnamepercentage. Indien echter besloten wordt de verevende middelen toe te kennen op basis van het aantal VMBO 3 en 4 leerlingen, kan er een fors financieel probleem ontstaan, omdat het percentage VMBO 3 en 4 leerlingen landelijk 21% is en in de regio slechts 16%.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
95
Analyse scenario’s Algemene toelichting De doorrekeningen zijn – zo is met opdrachtgever overeengekomen – globaal van aard. Daar waar nodig zijn aannames gedaan.
Aannames huisvesting In de huisvestingsscenario’s zijn leegstand-effecten die kunnen ontstaan buiten beschouwing gelaten. Tevens is steeds aangenomen, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is verder aangenomen dat er momenteel geen sprake is van overcapaciteit of ruimtetekort. De huidige feitelijke huisvestingssituatie kan afwijken van deze aannames. Tenslotte is aangenomen dat de ingeschatte leerlingenaantallen en leerlingenstromen binnen de gekozen scenario’s zich langer dan vijftien jaren zullen voordoen. Alleen dan komen de schoolgebouwen in aanmerking voor een uitbreiding van permanente bouwaard.
Aannames aanspraak leerlingenvervoer Huidige situatie Aanspraak op leerlingenvervoer is geregeld in de gemeentelijke verordening Leerlingenvervoer; dit in het verlengde van artikel 4 in zowel WPO, WEC als WVO. 41 Alle gemeenten in de regio RMC 19 onderscheiden in hun regeling drie soorten leerlingenvervoer. Te weten: a. openbaar vervoer met of zonder begeleider (afgekort in de tabellen als OV mb of zb), b. aangepast vervoer (‘busje’ of taxi) (AV), c. eigen vervoer met of zonder begeleider (EV mb of zb). In de berekeningen is aangenomen dat leerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar met begeleiding reizen en jongeren van 12-20 jaar zonder begeleiding. Dus wij nemen bij de berekeningen aan dat alle VSO leerlingen reizen zonder begeleiding. Deze berekeningen (zie tabellen) zijn gemaakt op basis van de huidige regelgeving. De verordeningen stellen dat aanspraak alleen mogelijk is voor geïndiceerde leerlingen in SBaO, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Dus er bestaat geen aanspraak op tegemoetkoming voor een leerling uit het reguliere primair of voortgezet onderwijs, dus ook niet voor leerlingen die Praktijkonderwijs volgen. Wel bestaat aanspraak op leerlingenvervoer voor gehandicapte leerlingen in het regulier onderwijs voor zover zij door een (aantoonbare) lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking niet, of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Situatie Wet passend onderwijs Onder de nieuwe situatie van Passend Onderwijs verandert artikel 4 in de WPO, WEC en WVO. Een belangrijke specifieke wijziging betreft leerlingen uit het VSO. Art 4. lid 1 WEC luidt nu: “De regeling voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is.” En gaat luiden: “De (gemeentelijke) regeling (vervoerskosten) houdt rekening met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet en voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is, met dien verstande dat voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen geldt dat zij slechts aanspraak op bekostiging van vervoerskosten kunnen maken indien zij wegens hun
41
Art 4. Lid1. Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekken burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
96
Oberon
handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.” In de Memorie van Toelichting valt te lezen: “in het vervolg komen alleen VSO-leerlingen in aanmerking voor leerlingenvervoer, indien zij gezien hun handicap niet in staat zijn om zelfstandig naar school te komen. Plaatsing in het VSO geeft dus niet langer zonder meer recht op leerlingenvervoer. Per leerling zal de gemeente de afweging maken of leerlingenvervoer noodzakelijk is.” Deze wetswijziging biedt de gemeenten ruimte om te bezuinigen op de kosten van leerlingenvervoer. De aanspraak van leerlingen/ouders lijkt beperkt te worden tot de categorie “aangepast vervoer” en eigen dan wel openbaar vervoer met begeleiding. Zelfstandig reizen wordt bevorderd voor VSO leerlingen en het declareren van eigen vervoer of openbaar vervoer vervalt voor deze categorie leerlingen. Een en ander wel afhankelijk van de definitie van ‘handicap’. Voor de SO leerlingen en de leerlingen in het reguliere basis- en voortgezet onderwijs veranderen de criteria voor aanspraak op leerlingenvervoer niet. Aanvullende criteria Aanvullende criteria die gemeenten thans hanteren voor toekenning van een tegemoetkoming zijn een afstandscriterium van minimaal 2, 4 of 6 km tussen huis en de (speciale) school en een reistijdcriterium voor aangepast vervoer (busje of taxi) als reizen per OV langer dan 1,5 uur duurt of reistijd met 50 % kan worden teruggebracht. Aangenomen is dat gemeenten deze criteria niet wijzigen. Wel is het gemiddelde bedrag in de berekeningen verlaagd als de schoolnabijheid van de voorziening aantoonbaar verbetert in het scenario. Voor bekostiging van het eigen vervoer verwijzen de gemeenten naar de Rijksregeling Reizen Binnenland, waaronder men € 0,37 per km vergoedt. Toepassing van de wetswijziging in dit rapport De wijziging van artikel 4 (m.n. WEC) per 1 augustus 2014 is als volgt in dit rapport verwerkt. Steeds hebben we de scenario’s doorgerekend onder het regime van de huidige wetgeving. Dit leidt tot positieve, negatieve of neutrale financiële consequenties. Vervolgens hebben we in een toelichtende tekst aangegeven of de consequenties als gevolg van de wijzigende wetgeving zullen veranderen. Aannames bedragen leerlingenvervoer De gemeentelijke verordeningen geven geen inzicht in de omvang van de bijdragen die ouders ontvangen voor de verschillende vormen van vervoer van hun kind naar het (voortgezet) speciaal onderwijs. Navraag bij de gemeente Utrecht en gemeente Nieuwegein geeft wel enig inzicht in de geldbedragen die omgaan in deze regelingen. Onderstaande tabel 1 biedt een overzicht (prijspeil 2011).
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
97
Vervoer naar school bijdrage per leerling Nieuwegein
Utrecht (met begeleiding)
Utrecht (geen begeleiding)
(V)SO eigen vervoer
€ 717
€ 953
n.v.t.
(V)SO openbaar vervoer met of zonder begeleiding
€ 702
€ 805
€ 352
SBaO openbaar vervoer met of zonder begeleiding
€ 362
gg
gg
gg
€ 2.716
n.v.t.
aangepast vervoer bron: gemeente Utrecht, Nieuwegein, gg= geen gegevens
Van stad Utrecht zijn ook aanvullende kerncijfers bekend. Daar maakt structureel 3,7 % van de leerlingen gebruik van de regeling tegemoetkoming leerlingenvervoer; dat zijn in totaal 1437 leerlingen. Daarvan gaat 65 % met aangepast vervoer en bijna 25 % met (al dan niet begeleid) openbaar vervoer; de rest met eigen vervoer. In totaal gaat het voor stad Utrecht om bijna € 3 miljoen per jaar; dat is ongeveer € 2.000 per gebruiker. Vanzelfsprekend variëren de kosten met het soort vervoer, waarbij de kosten van aangepast vervoer (busje of taxi) het hoogst zijn. Leerlingenvervoer gebruikers stad Utrecht naar schoolsoort abs
%
Speciaal basisonderwijs
287
20%
Speciaal onderwijs
594
41%
Voortgezet speciaal onderwijs
377
26%
Gehandicapte leerling regulier po of vo
15
1%
Geloofsovertuiging
49
3%
115
8%
1437
100%
Overig (Taalschool en Leonardoschool) bron: Gemeente Utrecht
Aannames LGF en grensverkeer SBaO Niet meegenomen in de vergelijkende analyses is de aanwezigheid van LGF-bekostiging op de scholen. We illustreren dit met een voorbeeld aan de hand van een waarin leerlingen die nu regulier VO bezoeken in de toekomst VSO gaan bezoeken. Het is denkbaar dat deze leerlingen in het regulier VO nu een rugzak hebben. De inhoud van deze rugzak is niet meegenomen in de vergelijking van de huidige en toekomstige personele bekostiging. Grensverkeer SBaO is op geen enkele wijze verdisconteerd in de doorrekeningen. Uitwerking naar subregio’s Diverse scenario’s hebben wij in meer of mindere mate naar subregio’s vertaald. Een subregio is een nieuw te vormen samenwerkingsverband passend onderwijs PO of VO. Er ontstaan vier PO en vier VO samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de regio. In deze uitwerking naar subregio’s hebben we m.b.t. het (V)SO in enkele scenario’s aangenomen dat de aantallen schoolgaande en woonachtige leerlingen in een bepaalde subregio’s gelijk aan elkaar zijn. Dit zal in de praktijk niet altijd het geval zijn. Daarom is het belangrijk deze uitwerkingen naar subregio’s met de nodige voorzichtigheid te interpreteren. Samenwerkingsverbanden PO RMC regio 19 omvat vier nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs PO. Onderstaande
98
Oberon
tabel laat per SWV het aandeel zien in: totaal aantal leerlingen en de deelname aan SBaO, SO en LGF.
26-01 Utrecht stad 26-03 Utrecht Zuidoost 26-04 Utrecht West 26-05 Utrecht Zuid totaal RMC-regio 19
leerlingen totaal 27.370 18.555 18.024 18.699 82.648
% 33% 22% 22% 23% 100%
sbao 418 403 304 666 1.791
% 23% 23% 17% 37% 100%
SO 388 325 181 232 1.126
% 34% 29% 16% 21% 100%
LGF 97 139 126 151 513
% 19% 27% 25% 29% 100%
SWV Utrecht omvat dus 33% van alle leerlingen in RMC regio 19, 23% van het aantal schoolgaande SBaO-leerlingen, 34% van het aantal woonachtige SO-leerlingen en 19% van het aantal schoolgaande LGF-leerlingen uit RMC regio 19. Ook voor de drie andere nieuwe SWV zijn deze gegevens vermeld. Alle leerlingaantallen zijn per 1-10-2011. In de navolgende tabellen worden bovenstaande verhoudingspercentages nogmaals gepresenteerd, nu in combinatie met enkele kengetallen per nieuw SWV PO. Naam SWV: Utrecht stad Nummer OCW: PO 26-01 Totaal aantal leerlingen: Aantal leerlingen percentueel t.o.v. 27.370 totale RMC regio 19: 33% Aantal leerlingen SBaO en percentueel: Aantal SBaO leerlingen percentueel 418 - 1,53% t.o.v. totale RMC regio 19: 23% Aantal leerlingen SO en percentueel: Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. 388 - 1,42% totale RMC regio 19: 34% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: Aantal Rugzakleerlingen leerlingen 97 - 0,35% percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 19% Naam SWV: Utrecht Zuidoost Totaal aantal leerlingen: 18.555 Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 403 - 2,17% Aantal leerlingen SO en percentueel: 325 - 1,75% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 139 - 0,75%
Nummer OCW: PO 26-03 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22% Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 27%
Naam SWV: Utrecht West Totaal aantal leerlingen: 18.024 Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 304 – 1,69% Aantal leerlingen SO en percentueel: 181 – 1,00% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 126 – 0,7%
Nummer OCW: PO 26-04 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22% Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 17% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 16% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 25%
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Naam SWV: Utrecht Zuid Totaal aantal leerlingen: 18.699 Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 666 – 3,56% Aantal leerlingen SO en percentueel: 232 -1,24% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 151 – 0,81%
99
Nummer OCW: PO 26-05 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23% Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 37% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 21% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%
Samenwerkingsverbanden VO RMC regio 19 omvat vier nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs VO. Onderstaande tabel laat per SWV het aandeel zien in: totaal aantal leerlingen en de deelname aan VSO en LGF.
26-01
Utrecht stad/Vechtstreek
26-03 Utrecht Zuidoost 26-04 Utrecht West 26-05 Utrecht Zuid totaal RMC-regio 19
leerlingen totaal 15.362
% 34%
VSO 546
% 36%
LGF 158
% 29%
12.126 7.843 9.765 45.096
27% 17% 22% 100%
491 157 318 1.512
32% 10% 21% 100%
155 103 134 550
28% 19% 24% 100%
SWV Utrecht omvat dus 34% van alle leerlingen in RMC regio 19, 36% van het aantal woonachtig VSO-leerlingen en 29% van het aantal schoolgaande LGF-leerlingen uit RMC regio 19. Ook voor de drie andere nieuwe SWV zijn deze gegevens vermeld. Alle leerlingaantallen zijn per 1-10-2011. In de navolgende tabellen worden bovenstaande verhoudingspercentages nogmaals gepresenteerd, nu in combinatie met enkele kengetallen per nieuw SWV VO. Naam SWV: Utrecht stad/Vechtstreek Totaal aantal leerlingen: 15.362 Aantal leerlingen VSO en percentueel: 546 – 3,55% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 158 – 1,03%
Nummer OCW: VO 26-01 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 34% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 36% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%
Naam SWV: Utrecht Zuidoost Totaal aantal leerlingen: 12.126 Aantal leerlingen VSO en percentueel: 491 – 4,05% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 155 – 1,28%
Nummer OCW: VO 26-03 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 27% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 32% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 28%
100
Oberon
Naam SWV: Utrecht West Totaal aantal leerlingen: 7.843 Aantal leerlingen VSO en percentueel: 157 - 2% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 103 – 1,31%
Nummer OCW: VO 26-04 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 17% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 10% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 19%
Naam SWV: Utrecht Zuid Totaal aantal leerlingen: 9,765 Aantal leerlingen VSO en percentueel: 318 – 3,26% Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 134 – 1,37%
Nummer OCW: VO 26-05 Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22% Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 21% Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 24%
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
101
Scenario 1a. uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo Leerlingenaantallen In dit scenario is sprake van uitbreiding van een bestaande VSO voorziening in Utrecht Zuidoost (Doorn) met aanbod van havo/vwo onderwijs voor ZMOK leerlingen. Er zijn in dit scenario 109 leerlingen meer op deze school. Leerlingen die nu naar het VSO buiten de regio gaan (46) of regulier VO in de regio bezoeken (63). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
VSO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie 122
Situatie scenario 1a 231
Toe-/afname 109
Huisvesting Huisvestingsbehoefte Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de ruimtebehoefte voor VSO-ZMOK het volgende: Vaste voet : 370 m2 Per leerling : 12,2 m2 per leerling
VSO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie * 1.858 m2
Situatie scenario 1a 3.188 m2
Omvang uitbreiding ** 1.330 m2
*
Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort. De werkelijke situatie kan afwijken.
**
Aanname is, dat de binnen scenario 1a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding in permanente bouwaard.
Voor uitbreiding benodigde financiën Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten. Basisgegevens: Voor de eerste 677 m2 : € 1.124.496,34 Elke volgende m2 : € 1.284,62 Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
VSO-school in Utrecht ZO
Omvang uitbreiding 1.330 m2
Omvang budget € 1.963.353
102
Oberon
Leerlingenvervoer De 46 leerlingen die nu naar VSO buiten de regio gaan (Amsterdam en Amersfoort) blijven straks ook ver reizen, namelijk naar een VSO-school in Doorn. De 63 leerlingen staan nu ingeschreven op VO instellingen in de regio en gaan straks reizen zonder begeleiding; voor hen ontstaat in de huidige regeling aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten. Aangenomen is dat deze leerlingen zelfstandig reizen en dat per saldo de afstand niet zodanig wijzigt dat er een hoger tarief ontstaat.
Scenario 1a ZMOK HAVO/VWO Utrecht Zuidoost Nu Beweging
VSO buiten regio
Beweging
regulier VO in regio
Straks VSO binnen regio VSO binnen regio
Aanspraak
Ja /Nee
Ja/Ja
Vervoer
EV, OV zb
EV, OV zb
Reisafstand
Hoog/Laag
Hoog/Hoger
46
109
Vergoeding
€ 350 - € 950
€ 350 - € 950
Berekening
46 x € 600
109 x € 600
€ 27.600
€ 65.400
Aantal lln.
Kosten gemeente/jr Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
-/- € 567.000
Door de extra aanspraak zou een financieel nadeel voor de gemeenten van ruim 5,5 ton ontstaan onder de huidige regeling. Echter, onder de nieuwe wetgeving vervalt de aanspraak voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. Alleen voor VSO leerlingen die vanwege hun handicap niet zelfstandig kunnen reizen ontstaat aanspraak. Aangenomen dat dit niet voorkomt bij deze categorie (havo/vwo) leerlingen kent dit scenario onder de nieuwe regeling geen financieel nadeel voor de gemeenten. Sterker nog voor 46 leerlingen vervalt de aanspraak. Personele bekostiging Minder leerlingen regulier VO betekent: Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven. Meer leerlingen in het VSO betekent: Scholen VSO zien inkomsten stijgen: * basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier VO zat), * ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV voor leerlingen in regulier VO. De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling die van regulier VO naar VSO “verhuist”. 63 x € 9.054 = € 570.402.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
103
Samenvattende conclusies Het aantal leerlingen in het VSO binnen de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een bestaande voorziening moet deze worden uitgebreid. De huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 2 miljoen. Als meer VO leerlingen in het VSO worden opgevangen kan er voor een enkeling aanspraak op leerlingenvervoer ontstaan, namelijk als hij/zij niet zelfstandig kan reizen (handicap). In principe vervalt echter onder Passend Onderwijs de aanspraak op leerlingenvervoer voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. De gemeenten zullen voor de vervoerskosten amper financieel nadeel ondervinden van dit scenario. Door de nieuwe regeling besparen ze per saldo fors op de vervoerskosten van VSO leerlingen. Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 63 leerlingen betreft dat een bedrag van ongeveer € 570.000. De overige 46 zijn en blijven in het VSO, alleen op een iets thuisnabijere school, dit beïnvloedt de kosten voor de SWV gezamenlijk niet. Consequenties voor subregio’s In dit scenario gaan er 63 leerlingen meer naar het VSO, ze zijn afkomstig uit het VO, vormen van dagbesteding of zijn thuiszitter. We nemen aan dat deze stijging zich naar rato van het totaal aantal leerlingen voordoet in de vier subregio’s (zie pagina 7). Voor de vier SWV betekent dit dan de volgende toename in VSO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging: scenario 1a 26-01 26-03 26-04 26-05 totaal
Utrecht stad/Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid
naar VSO 21 17 11 14 63
€ 194.308 € 153.377 € 99.203 € 123.514 € 570.402
104
Oberon
Scenario 1b. nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw vmbo/havo/vwo Leerlingaantallen In dit scenario wordt een nieuwe voorziening gecreëerd voor ZMOK leerlingen die de onderbouw vmbo/havo/vwo bezoeken. Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
Nieuwe VSO-ZMOK voorziening
Leerlingenaantal 98 tot 129
Huisvesting Huisvestingsbehoefte Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de ruimtebehoefte voor VSO-ZMOK het volgende: Vaste voet : 370 m2 Per leerling : 12,2 m2 per leerling
Nieuwe VSO-ZMOK voorziening *
Bij 98 leerlingen * 1.566 m2
Bij 129 leerlingen * 1.944 m2
Aanname is, dat de binnen scenario 1b ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien jaren zullen handhaven. Daarmee komt het schoolgebouw in aanmerking voor realisering in permanente bouwaard.
Voor nieuwbouw benodigde financiën Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten. Basisgegevens: Voor de eerste 677 m2 : € 1.124.496,34 Elke volgende m2 : € 1.284,62 Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Nieuwe VSO-ZMOK voorziening Utrecht Zuid
Omvang nieuwbouw 1.566 m2
Omvang budget € 2.266.524
Omvang nieuwbouw 1.944 m2
Omvang budget € 2.752.110
Leerlingenvervoer Voor 31 leerlingen die nu bij een VO instelling staan ingeschreven ontstaat aanspraak op een tegemoetkoming vervoer met begeleiding. Voor de andere leerlingen die straks naar de nieuwe voorziening gaan, geldt dat ze al aanspraak hebben en aangenomen wordt dat de andere factoren per saldo niet wijzigen. Aangenomen is dat door de bank genomen de reisafstand en dus het tarief voor hen niet wijzigt.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Scenario 1b
105
ZMOK VMBO/HAVO onderbouw Utrecht Zuid Nu
Straks
Beweging
VSO buiten regio
VSO binnen regio
Beweging
VSO binnen regio
VSO binnen regio
Beweging
regulier VO in regio
VSO binnen regio
Aanspraak
Ja /Ja/Nee
Ja/Ja/Ja
Vervoer
EV, OV met b
EV, OV met b
Reisafstand
Hoog/Laag/Nvt
Lager/Laag/Hoger
Aantal lln. Vergoeding Berekening Kosten gemeente/jr Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
31 meer € 700 - € 950
€ 700 - € 950 31 x € 875 € 27.125 extra -/- € 406.875
In dit scenario ontstaat – gegeven de huidige regeling – een financieel nadeel voor de gemeenten op vervoerskosten van ruim 4 ton. Onder de nieuwe regeling vervalt aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten echter voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. Per saldo zullen de gemeenten dus fors besparen op de vervoerskosten. Alleen enkele leerlingen die vanwege hun handicap aantoonbaar niet zelfstandig kunnen reizen komen nog in aanmerking. Personele bekostiging Minder leerlingen regulier VO betekent: Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven. Meer leerlingen in het VSO betekent: Scholen VSO zien inkomsten stijgen: * basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier VO zat), * ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV. De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling.
106
Oberon
Samenvattende conclusies Het aantal leerlingen in het VSO in de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een nieuw te bouwen voorziening kost dit ongeveer € 2,8 miljoen. Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV meebetaalt aan leerlingen in het VSO, nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Dit betreft de 31 leerlingen die van regulier VO verhuizen naar de nieuwe VSO ZMOK voorziening. Hiermee is een bedrag van ongeveer € 280.000 gemoeid. Onder de nieuwe regeling vervoerskosten beperkt de aanspraak op tegemoetkoming zich tot enkele gehandicapte VSO leerlingen die niet zelfstandig kunnen reizen. Zij vallen wel direct in de dure categorie van aangepast vervoer (ca. € 2.500 per leerling per jaar). Per saldo besparen de gemeenten vervoerskosten, maar dit staat los van het gekozen scenario. Consequenties voor subregio’s In dit scenario gaan er 31 leerlingen meer naar het VSO. We nemen aan dat deze stijging zich naar rato van het totaal aantal leerlingen voordoet in de vier subregio’s (zie pagina 7). Voor de vier SWV betekent dit dan de volgende toename in VSO deelname en dus in af te dragen ondersteuningsbekostiging: scenario 1b 26-01 26-03 26-04 26-05 totaal
Utrecht stad/Vechtstreek Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid
naar VSO 11 8 5 7 31
€ 95.612 € 75.471 € 48.814 € 60.777 € 280.674
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
107
Scenario 2a. meer ASS-leerlingen naar het Sbao (en Bao) Leerlingaantallen In dit scenario gaan er 122 leerlingen (ASS intern.) minder naar een SO school. 4 van deze leerlingen zijn afkomstig van SO buiten de regio, 3 uit de subregio Utrecht stad, 96 uit de subregio Zuidoost en 19 uit de subregio Zuid. In plaats daarvan gaan er 45 leerlingen naar een SBaO-school en 77 naar een basisschool. De SBaO leerlingen gaan naar: - twee SBaO scholen in de subregio Utrecht stad(24 leerlingen) - twee SBaO scholen in de subregio Utrecht Zuidoost (19 leerlingen) 42 - een SBaO school in de subregio Utrecht West (2 leerlingen ) De basisschoolleerlingen gaan naar: - twee basisscholen in de subregio Utrecht stad (34 leerlingen) - drie basisscholen in de subregio Utrecht Zuidoost (43 leerlingen). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
SBaO-school in Utrecht stad SBaO-school in Utrecht stad SBaO-school in Utrecht ZO SBaO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie 210 135 282 54
Situatie scenario 2a 222 147 292 63
Toe-/afname 12 12 10 9
BaOschool in Utrecht stad BaO-school in Utrecht stad BaO-school in Utrecht ZO BaO-school in Utrecht ZO BaO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie 850 709 712 533 526
Situatie scenario 2a 867 726 727 548 539
Toe-/afname 17 17 15 15 13
Huisvesting Huisvestingsbehoefte Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de ruimtebehoefte voor SBaO het volgende: Vaste voet : 250 m2 Per leerling : 7,35 m2 per leerling
SBaO-school in Utrecht stad SBaO-school in Utrecht stad SBaO-school in Utrecht ZO SBaO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie * 1.794 m2
Situatie scenario 2a 1.882 m2
Omvang uitbreiding ** 88 m2
1.242 m2
1.331 m2
89 m2
2.323 m2
2.396 m2
73 m2
647 m2
713 m2
66 m2
Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de ruimtebehoefte voor BaO het volgende: Vaste voet : 200 m2 Per leerling : 5,03 m2 per leerling 42
Is verwaarloosbaar. Daarom werken we dit niet gedetailleerd uit in dit hoofdstuk.
108
Oberon
BaOschool in Utrecht stad BaO-school in Utrecht stad BaO-school in Utrecht ZO BaO-school in Utrecht ZO BaO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie * 4.476 m2 3.766 m2 3.781 m2 2.881 m2 2.846 m2
Situatie scenario 2a 4.561 m2 3.852 m2 3.857 m2 2.956 m2 2.911 m2
Omvang uitbreiding ** 85 m2 86 m2 76 m2 75 m2 65 m2
*
Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort. De werkelijke situatie kan afwijken.
**
Aanname is, dat de binnen scenario 2a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding in permanente bouwaard.
Voor uitbreiding benodigde financiën Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten. Basisgegevens voor wat betreft SBaO-scholen: Startbedrag > 105 m2 : € 108.602,88 Startbedrag van 50 tot 105 m2 : € 72.401,93 Per m2 : € 1.434,84 Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
SBaO-school in Utrecht stad SBaO-school in Utrecht stad SBaO-school in Utrecht ZO SBaO-school in Utrecht ZO
Omvang uitbreiding 88 m2
Omvang budget € 198.668
89 m2
€ 200.103
73 m2
€ 177.145
66 m2
€ 167.101
Basisgegevens voor wat betreft BaO-scholen: Startbedrag van 50 tot 115 m2 : € 70.404,94 Per m2 : € 1.406,80 Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
BaOschool in Utrecht stad BaO-school in Utrecht stad BaO-school in Utrecht ZO BaO-school in Utrecht ZO BaO-school in Utrecht ZO
Omvang uitbreiding 85 m2 86 m2 76 m2 75 m2 65 m2
109
Omvang budget € 189.983 € 191.390 € 177.322 € 175.915 € 161.847
Leerlingenvervoer Aangenomen is dat het vergoedingstarief voor SO leerling € 250 hoger is dan voor een SBaO leerling. In dit scenario gaan 122 leerlingen minder aanspraak maken op SO vergoeding, maar 45 meer op SBaO vergoeding van reiskosten. Dit kan nog lager uitvallen omdat in sommige verordeningen het kilometer criterium voor SBaO hoger is dan voor SO. Per saldo gaan 77 leerlingen naar BaO en verliezen daarmee aanspraak op vergoeding van reiskosten of aangepast vervoer. Scenario 2a
Meer leerlingen van SO naar (S)BaO Nu
Straks
Beweging
van SO
SBaO
Beweging
van BaO
SBaO
Beweging
van SBaO
SBaO
Aanspraak
Ja/Nee/Ja
Ja/Ja/Ja
Vervoersvorm
OV MB AV
EV OV MB AV
Varieert
Neemt af Min 122 SO, plus 45 SBaO
Afstand Aantal leerlingen
Vergoeding Kosten gemeente/jr Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
€ 700 € 2.700 Min 122 x € 1.000
€ 350 - € 2.000 Plus 45 x € 750 Per saldo € 1.323.750
Per saldo levert deze leerlingenverschuiving van SO naar BaO en SBaO een jaarlijks voordeel van € 88.250 op voor de gemeenten. Dat loopt in 15 jaar op tot ruim € 1,3 miljoen. Personele bekostiging Minder leerlingen in het SO betekent: Scholen SO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging) * SWV bespaart € 9.111/ € 8.385 per leerling (de aan SO te betalen ondersteuningsbekostiging) 122 x gemiddeld € 8.748 = € 1.067.256. * OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling SO. Wat meer leerlingen in het SBaO precies betekent voor het SBaO en voor het SWV hangt af van wat exact de huidige situatie is. OCW bekostigt SBaO-scholen namelijk rechtstreeks voor 2%. Indien er een hoger deelnamepercentage, moet het SWV deze leerlingen bekostigen. Het deelnamepercentage SBaO in de stad Utrecht is 1,5%. Er lijkt hier dus nog ruimte in de SBaO’s om, zonder meerkosten voor het SWV, 0,5% leerlingen extra op te vangen.
110
Oberon
Het deelnamepercentage SBaO in Zuidoost is 2,17%. Meer SBaO leerlingen betekent dus meerkosten voor het SWV, € 4.200 per leerling. Bij 19 leerlingen bedragen de extra kosten voor dit SWV € 79.800. Meer leerlingen in het regulier BaO betekent: Scholen BaO zien inkomsten stijgen, ze krijgen van OCW ongeveer € 4.000 per leerling (exclusief eventuele “weging”).
Samenvattende conclusies Er gaan 122 leerlingen minder naar het SO. Zij gaan naar SBao (45) en Bao (77). Het aantal SBaO leerlingen stijgt met 45. Hierdoor is op vier SBaO scholen uitbreiding van huisvesting noodzakelijk. De kosten worden geraamd op ongeveer € 743.000. Voor de huisvesting van 77 extra basisschoolleerlingen zijn vijf uitbreidingen noodzakelijk, namelijk 2 in subregio Utrecht en 3 in subregio Zuidoost. Dit vergt ruim € 896.000 aan investeringen in huisvesting. Voor 122 leerlingen uit SO verdwijnt de aanspraak op tegemoetkoming leerlingenvervoer. Voor maximaal 45 SBaO leerlingen extra ontstaat die aanspraak, maar tegen een lager tarief. Per saldo levert dat de gemeenten een jaarlijks voordeel van bijna € 90.000 op; dat is na 15 jaar ongeveer € 1,3 miljoen. Voor de 77 leerlingen die naar het basisonderwijs gaan vervalt de aanspraak op leerlingenvervoer. De SWV bespaart ruim € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging. Afhankelijk van de huidige situatie en het deelnamepercentage aan het SBaO moet het SWV mee gaan betalen aan de leerlingen op het SBaO. De maximale kosten hiervan lijken ongeveer € 80.000 te bedragen, omdat in Utrecht stad het deelnamepercentage thans onder de 2% ligt. Consequenties voor subregio’s In dit scenario gaan er 122 leerlingen minder naar het SO. Aangenomen is dat de herkomst van deze leerlingen is: - SO buiten de regio: 4 leerlingen - SO binnen de subregio Utrecht: 3 leerlingen - SO binnen de subregio Zuidoost: 96 leerlingen - SO binnen de subregio Zuid: 19 leerlingen Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging: scenario 2a uit SO buiten de regio 26-01 26-03 26-04 26-05 totaal
Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid
4 3 96 0 19 122
€ 34.992 € 26.244 € 839.808 €0 € 166.212 € 1.067.256
Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor regulier onderwijs gaan. Het scenario voorziet anderzijds in een verplaatsing van de leerlingen naar SBaO (45) en Bao (77). Deze verplaatsing is als volgt over de SWV gedacht:
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
111
scenario 2a naar sbao 26-01 26-03 26-04 26-05 totaal
Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid
24 19 0 2 45
naar bao 34 43 0 0 77
meerkosten sbao nihil, deelname <2% € 79.800 €0 € 8.400 122 € 88.200
meerkosten bao ? ? ? ? ?
Deze verplaatsing zal voor het betreffende SWV leiden tot meerkosten. Deze meerkosten bestaan uit: a. € 4.200 per SBaO leerling (indien het deelnamepercentage onder de 2% ligt, dan is er mogelijk nog financiële ruimte bij het SBaO, dit lijkt in Utrecht aan de orde) b. Een nader te bepalen bedrag per BaO leerling (dit is afhankelijk van de tussen het SWV en de betreffende scholen te maken afspraken). De meerkosten van het nieuwe scenario kunnen dus minder concreet berekend worden dan de minderkosten t.o.v. de huidige situatie.
112
Oberon
Scenario 2b. Meer ASS-leerlingen naar regulier BaO Leerlingaantallen In dit scenario gaan 114 leerlingen minder naar het speciaal onderwijs. Zij gaan naar een basisschool in stad Utrecht of Zeist (subregio Zuidoost). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen. Huisvesting Voor dit scenario is geen huisvestingsberekening gemaakt, omdat de 114 leerlingen over veel verschillende basisscholen verdeeld zullen worden. Door deze verdunning zal er weinig of geen effect op de huisvestingsbehoefte ontstaan. Leerlingenvervoer In de huidige situatie hebben leerlingen uit SO en SBaO aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten met begeleiding of maken ze gebruik van aangepast vervoer. In de nieuwe situatie gaat voor 114 leerlingen die aanspraak vervallen omdat ze in het regulier basisonderwijs terecht komen. De huidige vergoeding per leerling is – tamelijk arbitrair – gesteld op € 1.000. Scenario 2b
Meer leerlingen van SO naar BaO Nu
Straks
Beweging
van SO
naar BaO
Beweging
van BaO
naar BaO
Beweging
van SBaO
naar BaO
Aanspraak
Ja/Nee/Ja
Nee/Nee/Nee
Vervoer
OV MB & AV
Geen
Afstand
Groter
Kleiner
114
114
€ 700 - € 2.700
Nihil
114 x € 1000
Nihil
Aantal lln. Vergoeding Kosten gemeente/jr Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
€ 1.710.000
Uitgaande van € 138.000 aan huidige vervoerskosten voor de gemeenten, levert dit scenario over een periode van 15 jaar € 1,7 miljoen besparing voor de gemeenten op. Personele bekostiging Minder leerlingen in het SO betekent: Scholen SO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging) * SWV bespaart € 9.111/ € 8.385 per leerling (de aan SO te betalen ondersteuningsbekostiging), 114 x gemiddeld € 8.748 = € 997.272 * OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling SO. Meer leerlingen in het regulier BAO betekent: Scholen BAO zien inkomsten stijgen, ze krijgen van OCW ongeveer € 4.000 per leerling, (exclusief eventuele “weging”). Daarnaast een eventuele bijdrage van het SWV omdat het leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
113
Samenvattende conclusies Het aantal basisschoolleerlingen stijgt met 114 verspreid over vele basisscholen. Het effect hiervan op de ruimtebehoefte is dermate gering dat dit niet gekwantificeerd is. De kosten voor het leerlingenvervoer dalen, omdat het vervoer van leerlingen naar basisscholen niet bekostigd wordt en voorheen naar het SO wel. Het kostenvoordeel voor de gemeenten bedraagt op jaarbasis ongeveer € 114.000, gerekend over een periode van 15 jaar is dat een besparing van € 1,7 miljoen. Het SWV bespaart bijna € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging. Aangenomen mag worden dat hier extra bekostiging van basisscholen tegenover staat, omdat het leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven. In welke mate dat aan de orde zal zijn is thans niet te beoordelen. Consequenties voor subregio’s In dit scenario gaan er 114 leerlingen minder naar het SO. Deze daling doet zich, volgens het opgegeven scenario, conform onderstaande tabel verspreid over de subregio’s voor. Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging: scenario 2b uit SO buiten de regio 26-01 26-03 26-04 26-05 totaal
Utrecht stad Utrecht Zuidoost Utrecht West Utrecht Zuid
4 3 91 0 16 114
€ 34.992 € 26.244 € 796.068 €0 € 139.968 € 997.272
Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor regulier onderwijs gaan. Het scenario stelt dat deze 114 leerlingen naar basisscholen in Utrecht (52 leerlingen) en Zeist (62 leerlingen) gaan. Voor subregio Zuidoost betekent het scenario enerzijds een aanzienlijk besparing op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging. Anderzijds ontvangen de basisscholen 61 leerlingen waarvan verwacht mag worden dat zij een vorm van extra ondersteuning nodig hebben. Voor de subregio Utrecht betekent het scenario een kleine besparing op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging. Anderzijds ontvangen de basisscholen 52 leerlingen waarvan verwacht mag worden dat zij een vorm van extra ondersteuning nodig hebben. Voor subregio Zuid betekent dit scenario louter een besparing (zie voorgaande tabel).
114
Oberon
Scenario 3a. Meer ASS-leerlingen naar regulier VO Leerlingaantallen Aanname is dat er 143 leerlingen extra naar het VO gaan en wel naar de twee grootste VO-scholen in de Utrecht stad (totaal 54 leerlingen) en de twee grootste VO-scholen in subregio Zuidoost (Zeist) (totaal 89 leerlingen). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
VO-school in Utrecht stad VO-school in Utrecht stad VO-school in Utrecht Zuidoost VO-school in Utrecht Zuidoost
Huidige situatie 1.470 1.186 1.528 1.313
Situatie scenario 3a 1.497 1.213 1.572 1.358
Toe-/afname 27 27 44 45
Huisvesting Huisvestingsbehoefte Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de ruimtebehoefte voor VO het volgende: Vaste voet : 980 m2 Per leerling onderbouw : 6,18 m2 per leerling Per leerling bovenbouw : 5,85 m2 per leerling
VO-school in Utrecht stad VO-school in Utrecht stad VO-school in Utrecht Zuidoost VO-school in Utrecht Zuidoost *
**
Huidige situatie* 9.774 m2 8.075 m2 10.120 m2 8.834 m2
Situatie scenario 3a 9.935 m2 8.236 m2 10.384 m2 9.104 m2
Omvang uitbreiding** 161 m2 161 m2 264 m2 270 m2
Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort. De werkelijke situatie kan afwijken. Aanname is, dat de binnen scenario 3a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding in permanente bouwaard.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
115
Voor uitbreiding benodigde financiën Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten. Vaste normkosten zijn: Ruimte-afhankelijke kosten bij projecten van < 460 m2 : € 1.930,78 per m2 bij projecten van 460 < 2.500 m2 : € 1.145,86 per m2 Sectie-afhankelijke kosten bij projecten van 460 < 2.500 m2: Vaste voet algemeen : € 121.828 Vaste voet algemene sectie : € 239.139 Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet beschikbaar) en aanvullende normkosten voor eventueel benodigde paalfundering. Omvang uitbreiding VO-school in Utrecht stad VO-school in Utrecht stad VO-school in Utrecht Zuidoost VO-school in Utrecht Zuidoost
Omvang budget € 310.856 € 310.856 € 509.726 € 521.311
161 m2 161 m2 264 m2 270 m2
Leerlingenvervoer In dit scenario verdwijnt voor 143 VSO leerlingen de aanspraak op tegemoetkoming, omdat zij naar regulier VO gaan. Scenario 3a
Meer regulier VO Nu
Straks
Beweging
VSO
VO
Aanspraak
Ja
Nee
EV/OV zb
n.v.t.
143
minus 143 VSO
Vervoer Aantal lln. Afstand
Minder
Vergoeding
€ 350 - € 950
Berekening
143 x € 750
Kosten gemeente/jr Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
€ 107.250
Nihil Nihil € 1.608.750
Het voordeel voor de gemeenten – onder de huidige regelgeving – bedraagt ruim een ton op jaarbasis en € 1,6 miljoen over de periode van 15 jaar. Het scenario is budgettair neutraal onder de nieuwe regeling vervoerskosten. Of leerlingen nu in VSO of VO verblijven, de aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten vervalt voor de meesten, met uitzondering van VSO leerlingen met aantoonbare handicap die zelfstandig reizen moeilijk maakt. Personele bekostiging Minder leerlingen in het VSO betekent: Scholen VSO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging, ongeveer € 15.000 per leerling).
116
Oberon
SWV bespaart € 9.054 per leerling, 136 maal € 9.054 is € 1.231.344. OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling (ongeveer € 6.000). Meer leerlingen in het regulier VO betekent: Scholen zien inkomsten stijgen. Samenvattende conclusies 137 leerlingen die nu het VSO bezoeken gaan in dit scenario in het vervolg naar het regulier voortgezet onderwijs. Indien dit op vier scholen gebeurt, neemt de ruimtebehoefte toe. De kosten hiervan bedragen dan ongeveer € 1,65 miljoen. Het scenario heeft geen effect op de kosten voor leerlingenvervoer. Gemeenten gaan kost besparen omdat onder de nieuwe regelgeving voor VO en VSO leerlingen geen aanspraak bestaat als zij zelfstandig kunnen reizen. Omdat leerlingen in het VSO gedeeltelijk door het SWV bekostigd worden, dalen de kosten voor het SWV. Uitgaande van ongeveer 136 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen mee gemoeid.
Consequenties voor subregio’s In dit scenario gaan er 136 leerlingen uit de regio minder naar het VSO. Zijn gaan naar het VO. Dit geldt ook voor vier leerlingen die nu niet schoolgaand zijn. Deze daling doet zich, volgens het opgegeven scenario, conform onderstaande tabel verspreid over de subregio’s voor. Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging: scenario 3a van VSO elders van elders binnen regio (niet VSO) 26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 26-03 Utrecht Zuidoost 26-04 Utrecht West 26-05 Utrecht Zuid totaal
uit VSO 1 4 4 114 0 18 141
€ 9.054 €0 € 36.216 € 1.032.156 €0 € 162.972 € 1.231.344
Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor regulier onderwijs gaan.
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
117
Scenario 3b. Uitbreiding VSO HAVO/VWO Leerlingaantallen In dit scenario wordt een VSO voorziening in Utrecht Zuidoost uitgebreid met een HAVO/VWO afdeling, waar 53 leerlingen naar toe gaan uit het reguliere VO. Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.
VSO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie 338
Situatie scenario 3b 391
Toe-/afname 53
Huisvesting Huisvestingsbehoefte Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de ruimtebehoefte voor VSO-LZK het volgende: Vaste voet : 370 m2 Per leerling : 12,2 m2 per leerling
VSO-school in Utrecht ZO
Huidige situatie * 4.494 m2
Situatie scenario 3b 5.140 m2
Omvang uitbreiding ** 646 m2
*
Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort. De werkelijke situatie kan afwijken.
**
Aanname is, dat de binnen scenario 3b ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding in permanente bouwaard.
Voor uitbreiding benodigde financiën Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten. Basisgegevens: Bedrag voor uitbreiding > 96 m2 : € 98.362 Bedrag per m2 : € 1.437,68 Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.
VSO-school in Utrecht ZO
Omvang uitbreiding 646 m2
Omvang budget € 1.027.103
Leerlingenvervoer In dit scenario ontstaat onder de huidige regelgeving aanspraak op tegemoetkoming van vervoer zonder begeleiding voor 53 VO leerlingen. De grote afstand vanuit de regio rechtvaardigt een relatief hoog tarief van € 750.
118
Scenario 3b
Oberon
ASS LZK HAVO/VWO Bilthoven Nu
Straks
Beweging
VO HAVO/VWO
VSO Bilthoven
Beweging
VO thuiszitters
VSO Bilthoven
Aanspraak
Nee/Nee
Ja/Ja
Vervoer
EV, OV zb
EV, OV zb
Afstand
Gering
Verder
Aantal lln.
53
Vergoeding
€ 350 - 950
Berekening
53 x € 750
Kosten gemeente/jr Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar
€ 39.750 -€ 596.250
De gemeenten zouden onder de huidige regeling ca. € 40.000 per jaar gaan betalen aan leerlingenvervoer, waar zij eerder geen kosten hadden. Over 15 jaar telt dat op naar bijna € 6 ton extra kosten. Echter, onder de nieuwe regeling vervalt de aanspraak voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. Het hierboven berekende nadeel zal niet optreden als dit scenario werkelijkheid wordt. Het is qua leerlingenvervoer dan budgettair neutraal. Personele bekostiging Minder leerlingen in het regulier VO betekent: Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven. Meer leerlingen naar het VSO betekent: Scholen VSO zien inkomsten stijgen: * basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier VO zat), * ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV. De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling (53 x € 9.054 is € 479.862).
Samenvattende conclusies Het aantal leerlingen in het VSO neemt met 53 toe. Dit gebeurt in een bestaande voorziening. De extra huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 1 miljoen. Door de nieuwe regeling vervoerskosten ontstaan geen nieuwe aanspraken voor deze 53 leerlingen. Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 53 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 0,5 miljoen mee gemoeid.
Consequenties voor subregio’s In dit scenario gaan er 53 leerlingen meer naar het VSO. Deze verschuiving komt, volgens het opgegeven scenario, vrijwel volledig voor rekening van twee subregio’s: Utrecht West en Utrecht Zuid. Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging: scenario 3b Van elders binnen de regio 26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 26-03 Utrecht Zuidoost 26-04 Utrecht West 26-05 Utrecht Zuid totaal
naar VSO 3 0 0 19 31 53
€ 27.162 €0 €0 € 172.026 € 280.674 € 452.700
119
Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage
Bijlage 7 Lijst van afkortingen ASS = Bao = LG = LGF = LZ = LZK = LWOO = MG = PI = PO = PrO = RMC = Sbao = VO = VSO = ZMLK = ZMOK =
Autisme Spectrum Stoornis Basisonderwijs Lichamelijk gehandicapt (cluster 3) Leerlingengebonden financiering (‘rugzak’) Langdurig zieke kinderen/somatisch (cluster 3) Langdurig zieke kinderen/psychiatrisch (cluster 4) Leerwegondersteunend onderwijs Meervoudig gehandicapt (cluster 3) Pedologisch Instituut (cluster 4) Primair onderwijs Praktijkonderwijs Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Speciaal Basisonderwijs Voortgezet Onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Zeer moeilijk lerende kinderen (cluster 3) Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (cluster 4)
121