Voorwoord Dit rapport vormt de afsluiting van mijn studie Management, Economie en Recht aan de Avans Hogeschool te Breda. Aan het eind van mijn afstudeerperiode kijk ik terug op een geweldige en leerzame ervaring. Aangezien ik graag een juridische studie wil volgen na mijn opleiding Management, Economie en Recht, besloot ik een juridische afstudeeropdracht te zoeken. Via mijn afstudeercoördinator, Cees Kazus, kwam ik terecht bij het bureau Wsnp. Hier kreeg ik de gelegenheid een juridische opdracht uit te voeren. Het Bureau Wsnp zei mij in het begin niet veel, ik wist alleen dat de Wsnp een onderdeel was van de Faillissementswet en dat het hoorde bij de Raad van Rechtsbijstand. Na op internet gezocht te hebben, werd mijn interesse alleen maar groter. Gedurende mijn hele afstudeerperiode is gebleken dat mijn keuze om hier af te studeren een verstandige en vooral leerzame keuze is geweest. Tijdens mijn afstudeerperiode is mijn oog vaak gevallen op krantenkoppen waarin beschreven werd dat er meer schuldsaneringen en faillissementen uitgesproken worden. Het viel mij op dat het onderwerp ‘schulden’ in Nederland een belangrijk begrip is. Ik ben blij dat ik een steentje heb mogen bijdragen aan dit probleemgebied en dat mijn onderzoek kan leiden tot een verheldering omtrent het gebied ‘scheiden tijdens de Wsnp’. Hierbij wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken die mij geholpen hebben bij het tot stand brengen van dit rapport. Allereerst wil ik Cees Kazus bedanken die mij geholpen heeft aan deze opdracht. Zonder hem was ik nooit bij het Bureau Wsnp gekomen en had ik deze kans nooit gehad. Vervolgens wil ik graag mijn begeleiders danken binnen de Raad, Han von den Hoff en Linda van de Grint. Zij hebben mij de kans gegeven zelfstandig te werken en boden mij alle hulp die ik nodig had. De ondersteunende woorden, inzicht en expertise hebben mij geholpen met het realiseren van het resultaat. Tevens wil ik alle andere medewerkers binnen de Raad bedanken, voor de plezierige tijd die ik heb gehad. Mijn dank gaat verder uit naar mijn eerste coach, Monique Vermijs. Haar inzicht en ondersteunende houding hebben mij geholpen op de goede weg te blijven werken. Ook mijn tweede coach, Ingeborg Hoefeijzers wil ik hierbij danken, voor het op afstand begeleiden van het afstudeerproces. Als laatste wil ik ook alle bewindvoerders, rechters en advocaten bedanken voor hun medewerking aan mijn onderzoek.
’s Hertogenbosch, juni 2005 Annemieke Matthijssen
1
Samenvatting Scheiden is in Nederland een bekend begrip. Helaas strandt gemiddeld 1 op de 3 huwelijken in een ontbinding. Als een echtpaar, gehuwd in gemeenschap van goederen, in de Wsnp zit en tevens besluit te scheiden, zijn de problemen groter. Niet alleen voor de schuldenaar zelf, maar ook voor de bewindvoerder, die nu belast wordt met extra werk. Het rapport zal ingaan op de eventuele problemen die te noemen zijn bij een scheiding tijdens de Wsnp en de mogelijke extra werkzaamheden voor bewindvoerders. Het onderwerp ‘scheiden tijdens de Wsnp’ is een ruim begrip. Voordat het onderzoek begon, was enige verduidelijking van het onderwerp noodzakelijk. De nodige randvoorwaarden werden opgesteld, zodat een duidelijke opdrachtformulering opgesteld kon worden. Na afronding van de oriëntatiefase werd voor de volgende opdrachtformulering gekozen: Het Bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen te ’s-Hertogenbosch verwacht aan het eind van de afstudeerperiode (17 juni 2005) een adviesrapport met betrekking tot scheidingen binnen de Wsnp. Subdoelstellingen: 1. Welke mogelijke gevolgen kan een scheiding voor schuldenaren hebben binnen de Wsnp? (met name de mogelijke gevolgen van een schone lei voor de schuldenaren) 2. Met betrekking tot scheiding binnen de Wsnp zal ook onderzoek verricht worden naar de subsidiestructuur van bewindvoerders, waarbij gekeken wordt naar het eventuele extra werk door een scheiding. 3. Er zal een kwantitatief onderzoek verricht worden. Ik ga onderzoeken hoe vaak een scheiding plaatsvindt binnen de Wsnp door middel van een enquête. Aan de hand van de onderzoeksresultaten verwachten het Bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen en de Raad voor Rechtsbijstand een voorstel tot implementatie van een oplossing op het mogelijke probleem. Dit rapport is opgebouwd volgens het tien stappen model van P.M. Kempen en J.A.Keizer. Gedurende de eerste fase, de oriëntatiefase, is het probleem geanalyseerd en beschreven. Tijdens de tweede fase werd het daadwerkelijke onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft tot een bepaald resultaat geleid. Vervolgens werd in de laatste fase, de invoeringsfase, het oplossingsplan en implementatieplan geschreven. Het rapport zal beginnen met een theoretisch kader, waar het vermogensrecht en het conceptueel kader uiteengezet wordt. Hoofdstuk 2 geeft vervolgens een situatiebeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoeveel schuldsaneringen er voltrokken worden in Nederland. Daarnaast is te lezen hoeveel schuldsaneringen naar provincie en gemeenten zijn uitgesproken. Tevens is beschreven op welke wijze schuldsaneringen zijn beëindigd. Vervolgens is in hoofdstuk 3 het probleem en de opdrachtomschrijving te lezen. In dit hoofdstuk vindt u de definitieve opdrachtformulering. In hoofdstuk 4 vindt u de respondenten die tijdens mijn onderzoek gebruikt zijn. Hierin is onderscheid gemaakt tussen respondenten enquête en de respondenten interview. 2
Hoofdstuk 5 geeft de resultaten van mijn onderzoek weer. Zowel de resultaten uit de enquêtes als uit de interviews zijn uiteengezet. In dit hoofdstuk wordt het kwantitatieve gedeelte van mijn onderzoek beschreven. Hoofdstuk 6 bevat op basis van mijn bevindingen een aantal conclusies en aanbevelingen. Tevens wordt een oplossingsplan gepresenteerd. Het oplossingsplan geldt voor: scholing bewindvoerders, registratie scheiding tijdens Wsnp, aanpassen subsidiestructuur en een richtlijn voor bewindvoerders. Tenslotte wordt hoofdstuk 7 een implementatieplan gepresenteerd. Dit implementatieplan is gericht op het implementeren van organisatieveranderingen. Tevens wordt een conceptversie van een richtlijn voor bewindvoerders uitgewerkt. Deze richtlijn zal niet uitputtend zijn, maar een beginpunt vormen voor het invoeren van de richtlijn.
3
Inhoudsopgave
Inleiding
Pag. 5
1. Theoretisch kader 1.1. Het vermogensrecht 1.2. Conceptueel kader
6 6 9
2. Situatiebeschrijving
12
3. Probleem en opdrachtomschrijving 3.1. Probleembeschrijving 3.2. Probleemstelling 3.3. De opdrachtformulering
14 14 15 15
4. Respondenten 4.1. Respondenten enquête 4.2. Respondenten interview
17 17 17
5. Resultaten onderzoek 5.1. Resultaten enquête 5.1.1. Aantal scheidingen tijdens de Wsnp 5.1.2. Extra werk voor bewindvoerders 5.2. Resultaten interviews 5.2.1. Gevolgen van een scheiding 5.2.2. Extra werk voor bewindvoerders
18 18 18 19 20 20 22
6. Conclusies en aanbevelingen 6.1. Conclusies 6.1.1. Kwantiteit 6.1.2. Gevolgen van een scheiding 6.1.3. Extra werk voor bewindvoerders 6.2. Aanbevelingen 6.2.1. Gevolgen van een scheiding 6.2.2. Extra werk voor bewindvoerders
23 23 23 23 24 24 25 27
7. Implementatieplan 7.1. Implementatieplan scholing 7.2. Implementatieplan registratie scheiding 7.3. Implementatieplan aanpassen subsidiestructuur 7.4. Implementatieplan richtlijn 7.5. Richtlijn ‘wat te doen bij een scheiding’
31 33 33 34 35 36
Literatuurlijst
38
4
Inleiding Een groot aantal huishoudens in Nederland heeft schulden. Schulden vormen geen probleem zolang men erin slaagt aan zijn aflossingsverplichting te voldoen. De laatste jaren blijkt echter dat het aantal huishoudens dat in een problematische schuldsituatie komt, is toegenomen. Een deel van de huishoudens met problematische schulden doet een beroep op de schuldhulpverlening voor het treffen van een schuldregeling (sanering of bemiddeling). Dit beroep op de schuldhulpverlening is de laatste jaren toegenomen. Op 1 december 1998 is de Wet schuldsanering natuurlijke personen in werking getreden. Deze wet beoogt natuurlijke personen die in financiële problemen zijn geraakt, een uitweg te bieden door hen de mogelijkheid te geven na een periode van (meestal) drie jaar in één keer van al hun schulden af te komen. Is de schuldenaar gehuwd in gemeenschap van goederen, dan is de medewerking van zijn/haar echtgenoot noodzakelijk. Het huwelijk 1 leidt automatisch tot een aantal rechten en plichten voor de echtgenoten. Deze rechten en plichten liggen voor een groot deel vast in wetgeving. In een huwelijk zijn in beginsel alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk. Wie dit niet wil, moet daarvoor een andere regeling treffen, die we kennen als huwelijkse voorwaarden. In het rapport wordt steeds een huwelijk met gemeenschap van goederen en geregistreerd partnerschap bedoeld. Aan het huwelijk komt een einde doordat de rechter de scheiding uitspreekt en de echtscheidingsbeschikking ingeschreven wordt in het huwelijksregister van de plaats waar het huwelijk heeft plaatsgevonden. Dit rapport heeft tot doel: 1. Het verkrijgen van een verheldering van de mogelijk te verwachten problemen bij scheiding binnen de Wsnp. 2. Hierbij werd tevens gekeken naar de extra werkzaamheden voor bewindvoerders. Dit heeft geleid tot een aanbeveling omtrent de subsidiestructuur en een richtlijn ‘hoe te handelen bij een scheiding’. In dit rapport kunt u lezen wat de Raad voor Rechtsbijstand te ‘s-Hertogenbosch en het Bureau Wsnp zijn, hoe het onderzoek is uitgevoerd, welke bevindingen het onderzoek heeft opgeleverd en de hieruit volgende conclusies en aanbevelingen. Het onderzoek is zowel kwantitatief als kwalitatief uitgevoerd. Naast een enquête zijn interviews afgenomen om het probleem helder in kaart te brengen.
1
Waar hierna huwelijk staat, wordt steeds mede bedoeld het geregistreerd partnerschap
5
1.Theoretisch kader 1.1
Vermogensrecht & huwelijksvermogensrecht
Het vermogensrecht Het vermogensrecht heeft betrekking op het vermogen van een persoon, zowel de actieve vermogensbestanddelen (eigendom van zaken, vorderingen op anderen) als de passieve vermogensbestanddelen (schulden aan anderen). Het vermogensrecht valt uiteen in drie delen: 1. een algemeen deel (Boek 3,BW) 2. het goederenrecht en (deels Boek 3 en deels Boek 5 BW) 3. Het verbintenissenrecht, waartoe ook het overeenkomstenrecht behoort. (Boek 7 en 7, 7A en 8 BW) Het goederenrecht ziet op de verhouding tussen een persoon en een goed. Het regelt wat eigendom is, hoe men eigendom verkrijgt en verliest en welke andere verhoudingen ten opzichte van goederen mogelijk zijn, zoals hypotheek en erfpacht. Het verbintenissenrecht ziet op de verhouding tussen personen onderling, te weten tussen schuldeiser en schuldenaar. De verbintenis bestaat uit een vorderingsrecht (van de schuldeiser op de schuldenaar) en een daarmee corresponderende schuld (van de schuldenaar aan de schuldeiser). Vorderingsrechten en schulden worden ook wel gewoon rechten en plichten genoemd. Huwelijksvermogensrecht Huwelijk en geregistreerd partnerschap Als ten aanzien van een schuldenaar die in gemeenschap is getrouwd (of wiens partnerschap is geregistreerd) de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard, geldt de regeling ten aanzien van die gemeenschap van goederen (art. 63 Fw). Deze geldt ongeacht welke (huwelijks)goederengemeenschap er bestaat. Dus zowel voor de algehele gemeenschap van goederen als een beperkte gemeenschap van goederen (bijvoorbeeld van vruchten en inkomsten). De boedel bestaat dan uit gemeenschapsgoederen, de privégoederen van de schuldenaar en alle goederen waarvan de echtgenoot (partner) van de schuldenaar niet kan aantonen dat deze hem/haar toebehoren en niet in de gemeenschap vallen (art 61 Fw). Het antwoord op de vraag of een goed in de aanwezige gemeenschap valt is afhankelijk van het soort gemeenschap. De meest voorkomende gemeenschapsvorm is de algehele gemeenschap van goederen. Daarin vallen (eenvoudig gezegd) alle tegenwoordige en toekomstige goederen en alle schulden van de echtgenoten (partners) (art. 1:94 lid 1 en lid 2BW en art. 1:80b BW De kwalificatie gemeenschapsschuld of privé-schuld zegt iets over de draagplicht en niet over de aansprakelijkheid voor schulden. Iedere schuld dient ten laste van de goederen der gemeenschap te worden gebracht, zodat deze door iedere echtgenoot voor de helft wordt gedragen. Dit onverschillig of de schuld dateert van voor of tijdens het huwelijk (na het eindigen van het huwelijk ontstane schulden zijn echter privé) en eveneens onverschillig door wie der beide echtgenoten de schuld is aangegaan. De echtgenoot die in enige (huwelijks)gemeenschap gehuwd is geweest, blijft na de ontbinding van die gemeenschap aansprakelijk voor de helft van gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien niet aansprakelijk was (art. 1:102 lid 2 BW): Voor gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien geheel aansprakelijk was en voor privéschulden blijft de echtgenoot voor het geheel aansprakelijk. 6
De wettelijke gemeenschap van goederen Het aangaan van een huwelijk heeft vermogensrechtelijke gevolgen. Deze betreffen de onderlinge verhouding van de echtgenoten alsmede hun relatie tot derden. De wettelijke regels zijn deels dwingend van aard, deels vatbaar voor contractuele wijzigingen. Overeenkomsten betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk noemen we de huwelijkse voorwaarden (1: 93 BW). Het huwelijks- en echtscheidingsvermogensrecht is tevens van toepassing op personen die zijn verbonden in een geregistreerd partnerschap. Ruim 70% van alle huwelijken wordt niet vooraf gegaan door een bezoek aan een notaris voor het maken van huwelijkse voorwaarden. Van de contractsvrijheid wordt een beperkt gebruik gemaakt. Bepaalde goederen vallen buiten de gemeenschap, ook al wordt het wettelijk stelsel van huwelijksvermogensrecht hardnekkig ‘algehele gemeenschap van goederen’ genoemd. Deze goederen zijn: a. Op grond van clausering door een derde, te weten een erflater of schenker (art. 94 lid 1 BW) b. Als gevolg van de bijzondere aard van de betrokken goederen in hun relatie tot één der echtgenoten (bijzonder ‘verknochte’ goederen; art 94 lid 3 BW) Voorts vallen niet in de gemeenschap: c. het vruchtgebruik dat gevestigd kan worden op grond van het bepaalde in art 4:29 en 30 BW ( andere wettelijke rechten) d. Pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is (art. 94 lid 4 BW) en het bijbehorende nabestaandenpensioen. Voor het overige omvat de gemeenschap alle ‘tegenwoordige en toekomstige’ goederen der echtgenoten. Aansprakelijkheid en verhaalbaarheid Dat echtgenoten in enigerlei gemeenschap van goederen zijn gehuwd, betekent niet dat zij beiden schuldenaar zijn ten aanzien van ‘in de gemeenschap vallende’ schulden. Het bestaan van een huwelijksgemeenschap brengt als zodanig geen enkele wijziging in de gewone regels van aansprakelijkheid zoals we die kennen in het verbintenissenrecht. Dat ieder der echtgenoten voor het geheel aansprakelijk is voor de ten behoeve van de gewone gang der huishouding aangegane verbintenissen (art. 85 lid 1, 7:266 lid 2 BW) staat los van iedere gedachte aan een huwelijksvermogensregime. Het bestaan van een huwelijksgemeenschap wordt daarentegen van het grootste belang indien we ons richten op de verhaalbaarheid van schulden van een echtgenoot. Onderscheiden wordt: schulden die in de gemeenschap vallen, zogenaamde gemeenschapsschulden, en schulden welke niet in de gemeenschap vallen, zogenaamde eigen schulden. Voor de gemeenschapsschulden kunnen zowel de goederen der gemeenschap als de eigen goederen van de schuldenaar worden uitgewonnen; derhalve niet de eigen goederen van de echtgenoot van de schuldenaar (art. 95 lid 1 BW) Voor eigen schulden kunnen zowel de eigen goederen van de schuldenaar als de goederen der gemeenschap worden uitgewonnen; Derhalve niet de eigen goederen van de echtgenoot van de schuldenaar (art. 96 lid 1 BW) De wetgever heeft hiermee op tweeërlei wijze oog voor de echtgenoot die niet de schuldenaar is. Op de eerste plaats heeft laatstbedoelde echtgenoot indien het een eigen schuld betreft de bevoegdheid de verhaalzoekende crediteur te verwijzen naar de eigen goederen van de debiteur, voorzover deze voldoende verhaal bieden (art. 96 lid 1 BW) Op de tweede plaats kennen art. 95 en 96 BW in hun tweede lid een vergoedingsregeling. Voldoet een echtgenoot een gemeenschapsschuld uit eigen goederen dan verwerft hij daarmee ‘recht op vergoeding uit de goederen der gemeenschap’. Onverschillig is wie der
7
echtgenoten de schuld uit eigen goederen voldeed (art. 6:30 BW) Het vergoedingsrecht als hier bedoeld, noemt men ook wel ‘reprise’. Indien een schuld wordt voldaan uit goederen der gemeenschap, dan ontstaat daarvoor voor de echtgenoot-schuldenaar een plicht tot vergoeding aan de gemeenschap, een zogenaamde ‘récompense’ De vergoedingsrechten zijn normale vorderingsrechten en derhalve in beginsel concurreren met die van externe schuldeisers. Huwelijkse voorwaarden Het aangaan van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden verlangt een zorgvuldige afweging van belangen. Het is belangrijk bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden, onderscheid te maken tussen de externe en de interne aspecten van de problematiek. In extern opzicht draait het vooral om de verhaalbaarheid van schulden. Gelet op de interne kant van de zaak wordt de aandacht gevangen door de onderlinge verhouding der echtelieden. Onderscheid kan worden gemaakt tussen een materieel en een formeel begrip huwelijkse voorwaarden. In formele zin is iedere overeenkomst waarop de wetgever de vereisten aangaande bevoegdheid, vorm en publiciteit van art 115 e.v. van toepassing verklaart een regeling van huwelijkse voorwaarden. De inhoud van de overeenkomst doet daarbij niet ter zake. Dat is wel het geval indien we een materieel begrip huwelijkse voorwaarden op het oog hebben. Alsdan is de inhoud van de overeenkomst bepalend met als gevolg dat de vormvereisten en dergelijke zich (in beginsel) doen gelden. De volgende omschrijving van het begrip huwelijkse voorwaarden kan worden gegeven: een overeenkomst tussen (aanstaande) echtgenoten waarbij wordt afgeweken van de vermogensrechtelijke regels die krachtens de wet voor hen (zouden) gelden of waarbij een overeengekomen afwijking ongedaan gemaakt wordt. Het echtscheidingsconvenant regelt gevolgen van de huwelijksontbinding door echtscheiding. Een echtscheidingsconvenant houdt veelal een (overeenkomst tot) verdeling in. Evenals het verblijvingsbeding 2 heeft de in een echtscheidingsconvenant neergelegde verdeling een voorwaardelijk karakter. In beide gevallen wordt de verdeling van de (ontbonden) huwelijksgemeenschap geregeld. Wettelijke keuzestelsels Naast de wettelijke gemeenschap van goederen biedt de wet van oudsher stelsel van ‘gemeenschap van vruchten en inkomsten’ en ‘gemeenschap van winst en verlies’ als keuzestelsel. 1. Gemeenschap van vruchten en inkomsten (art. 123 e.v. BW) Dit stelsel kent een gemeenschappelijk vermogen, dat in beginsel beheerd wordt door dezelfde rechtsregels als de wettelijke gemeenschap (art. 122 BW). Daarnaast bestaan de eigen vermogens van de echtgenoten. Ook hier geldt in beginsel dat alle schulden gemeenschapsschulden zijn (art. 125 BW). De uitzonderingen zijn de volgende: a. De schulden welke een echtgenoot bij de aanvang der gemeenschap had (art. 125 BW) Overeengekomen kan worden dat gemeenschappelijke goederen (bijv. huis en inboedel) bij overlijden van een van de echtgenoten voor het geheel, zonder vergoeding, toevallen aan de langstlevende. Over deze verkrijging is dan geen successierecht verschuldigd. Men noemt een dergelijke regeling een 'verblijvingsbeding'.
2
8
b. De schulden welke ‘drukken’ op de verkrijging door erfopvolging, making of gift (art. 125 BW) c. De schulden welke ‘slechts de persoon of eigen goederen van één der echtgenoten betreffen en niet gedeeltelijk uit inkomsten betaald plegen te worden’. (art 125 BW) d. De schulden die door een echtgenoot met medeweten van de schuldeiser zijn aangegaan in verband met de verwerving van een eigen goed ( art. 125 BW) e. De schulden welke ‘behoren tot’ een door één der echtgenoten uitgeoefend bedrijf of vrij beroep (art. 126 lid 1 BW) f. Vergoedingsplichten als bedoeld in art. 126 lid 2 BW g. De bijzondere verknochte schulden als bedoeld in art. 94 lid 3 BW. Dit stelsel met een beperkte gemeenschap van goederen is vooral gericht op het eindresultaat. Bij de gemeenschap van vruchten en inkomsten wordt een positief saldo (in beginsel) bij helfte gedeeld (art. 99 lid 2, 100 en 101). Voert de vereffening van de gemeenschap tot de conclusie dat een negatief saldo overblijft, dan komt dat voor rekening van degene die het heeft doen ontstaan. 2. Gemeenschap van winst en verlies (art. 128 BW) De gemeenschap van winst en verlies moet worden gezien als een modus van het stelsel van vruchten en inkomsten. Ook dit stelsel is in zijn betekenis gericht op het eindresultaat. Na ontbinding van het stelsel wordt de gemeenschap vereffend waarna met toepassing van art. 100 en 101 BW de resterende activa worden verdeeld. Indien een negatief saldo overblijft, worden de daarmede corresponderende schulden door de (gewezen) echtgenoten in beginsel gedragen. In dit laatste aspect van de regeling is het kenmerkende verschil gelegen met het stelsel van vruchten en inkomsten: een verschil in (uiteindelijke) draagplicht. 1.2
Conceptueel kader
Opheffing van de gemeenschap van goederen Blijkens artikel 93 van Boek 1 BW bestaat van het ogenblik der voltrekking van het huwelijk tussen de echtgenoten van rechtswege algehele gemeenschap van goederen, voor zover daarvan bij huwelijksvoorwaarden niet is afgeweken. Blijkens artikel 90 BW omvat de gemeenschap voor wat haar lasten betreft alle schulden van iedere echtgenoot. Goederenschulden, die aan der echtgenoten op bijzondere wijze verknocht zijn vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Volgens artikel 95 BW kunnen voor een schuld van de echtgenoot die in de gemeenschap is gevallen de goederen de gemeenschap alsook de eigen goederen worden uitgewonnen. Blijkens artikel 99 BW wordt de gemeenschap van rechtswege ontbonden: door het einde van het huwelijk; door scheiding van tafel en bed; door een vonnis dat de gemeenschap opheft; door opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden.
9
Boedelschulden De boedelschuld wordt bij de schuldsaneringsregeling beschreven in art. 311 lid 3 Fw en art. 320 lid 7 Fw: schuld van de boedel. Het begrip ‘boedelschuld’ wordt in de wet, de rechtspraak en de literatuur gebruikt, hoewel beter gesproken kan worden van een boedelvordering. In het faillissement, de surseance en de schuldsaneringsregeling vervult een boedelschuld in beginsel steeds eenzelfde functie. Het systeem van de schuldsanering brengt met zich mee dat gedurende de regeling ten laste van de boedel geen boedelschulden kunnen ontstaan. Binnen de schuldsanering werkt het systeem van boedelschulden in beginsel op gelijke wijze als in Faillissementswet. De schulden zijn geen schulden van de saniet, en de boedelschuldeisers nemen een bijzondere verhaalspositie in. Zij behoeven hun vorderingen niet ter verificatie in te dienen, maar hebben een onmiddellijke aanspraak op de boedel. Het oplopen van boedelschulden zou afbreuk doen aan de belangen van de schuldeisers van die vorderingen Schone lei Aan het eind van de termijn van de regeling doet de rechtbank bij vonnis (artikel 254 Fw) uitspraak of de schuldenaar in de nakoming van zijn uit de regeling voortvloeiende verplichtingen (toerekenbaar) tekort is geschoten. Indien de rechtbank een voor de schuldenaar positief vonnis wijst, dan gaat de bewindvoerder over tot het opmaken van een slotuitdelingslijst. Door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst is de schuldsaneringsregeling van rechtswege beëindigd. Door deze beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn de (gedeeltelijk) onbetaald gebleven vorderingen ten aanzien waarvan de regeling werkt, niet langer afdwingbaar, onverschillig of de schuldeisers al dan niet in de schuldsanering is opgekomen en onverschillig of de vordering al dan niet is geverifieerd (artikel 358 FW). De schuldenaar heeft zo de schone lei verkregen. Regres Als een ex-echtgenoot voor het uitspreken van de Wsnp voor zijn of haar ex-echtgenoot al heeft afgelost, is de vraag of hij of zij een vordering op deze ex-echtgenoot heeft omdat zij beide hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schuld. Volgens artikel 1:102 BW zou het antwoord ‘ja’ kunnen zijn, beide partners zijn immers hoofdelijk aansprakelijk voor gemeenschapsschulden. Onderling zijn zij voor de helft aansprakelijk. De Wsnp geeft echter aan dat (de schuld valt immers onder de werking van de schuldsanering) voor dit soort schulden na de looptijd een schone lei wordt afgegeven. Als er alleen gekeken wordt naar het BW, dan kan de ex-echtgenoot die teveel afgelost heeft, het bedrag wat hij of zij teveel afgelost heeft ter verificatie indienen in de schuldsanering. De helft wat deze ex-echtgenoot aflost tijdens de Wsnp, kan hij of zij na de schuldsanering weer op de ex-echtgenoot verhalen. Op deze onderlinge ‘schuld’ is namelijk geen schone lei van toepassing (artikel 298 Fw), de vordering ontstaat na het van toepassing verklaren van de Wsnp op de ex-echtgenoot. Deze denkt na de Wsnp schuldenvrij te zijn, maar kan toch geconfronteerd worden met een vordering. Dit wordt regresrecht genoemd. Als gekeken wordt naar titel drie van de Faillissementswet, dan zou voor dit soort schulden toch een schone lei gelden. Als er vanuit gegaan wordt dat de vordering al bestond op het moment dat de Wsnp van toepassing wordt verklaard, dan geldt artikel 295 Fw. Voor deze 10
schuld kan na de looptijd van de schuldsanering een schone lei worden afgegeven. Volgens deze aanpak ontstaat er geen regresrecht op de ex-echtgenoot.
11
2. Situatiebeschrijving In 2004 zijn ruim 14 000 wettelijke schuldsaneringsregelingen uitgesproken. Dit is een derde meer dan in 2003. In 2004 betrof het in één op de zes gevallen een particulier met een eenmanszaak. Definitief uitgesproken schuldsaneringen
Sterke stijging in Noord-Holland In 2004 werden gemiddeld 86 schuldsaneringsregelingen per 100 duizend inwoners uitgesproken. In Flevoland werden relatief de meeste schuldsaneringen uitgesproken: 178 per 100 duizend inwoners. In Friesland lag het gemiddelde aantal schuldsaneringen laag met 43 per 100 duizend inwoners. De sterkste stijging ten opzichte van 2003 deed zich voor in Noord-Holland, van 58 in 2003 naar 94 schuldsaneringen per 100 duizend inwoners in 2004. Definitief uitgesproken schuldsaneringen naar provincie, 2004
12
Het aantal schuldsaneringen per honderdduizend inwoners stijgt naarmate een gemeente meer inwoners heeft. In kleine gemeenten - gemeenten met minder dan vijfduizend inwoners - komen gemiddeld 39 schuldsaneringen voor. In gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners ligt dit aantal bijna driemaal hoger. Definitieve schuldsaneringen naar gemeentegrootte, 2004
Meer ouderen in de schuldsanering In alle leeftijdsklassen zijn in 2004 ten opzichte van een jaar eerder meer schuldsaneringen uitgesproken. Bij ouderen was de toename relatief sterker dan bij jongeren. In de leeftijdsklasse 55- plus was zelfs sprake van een stijging van ruim 60 procent. Beëindigde schuldsaneringen Van de ruim zevenduizend in 2004 beëindigde schuldsaneringen werd ruim tweederde beëindigd met een schone lei. In 20 procent van de beëindigingen werd alsnog een faillissement uitgesproken. Bij de schuldsaneringsregelingen die in een faillissement werden omgezet, betrof het in bijna één op de zeven schuldsaneringen een particulier met een eenmanszaak. Beëindigde schuldsaneringen naar wijze van beëindiging, 2004
Bij het Centraal Bureau voor Statistiek is niet bekend hoe vaak een scheiding plaats vindt binnen de Wsnp. Ook binnen het bureau Wsnp zelf is niet bekend hoe vaak een huwelijk ontbonden wordt gedurende de Wsnp.
13
3. Probleem en opdrachtomschrijving 3.1
Probleembeschrijving
Binnen het grote aantal schuldsaneringen zijn er echtparen die besluiten te scheiden tijdens de schuldsanering. In de uitvoeringspraktijk van de Wsnp heerst onduidelijkheid omtrent de gevolgen van scheidingen binnen de Wsnp. De wettelijke schuldsaneringsregeling houdt in dat een schuldenaar al het inkomen dat de beslagvrije voet (95 procent van de bijstandsnorm voor mensen met een uitkering en 100 procent voor schuldenaren met werk) te boven gaat, gedurende drie jaar afdraagt aan zijn schuldeisers. Indien de vorderingen - ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt - zijn voldaan, krijgt de schuldenaar een schone lei. Dat wil zeggen dat, wanneer de schuldenaar zich op de juiste wijze aan de regeling heeft gehouden, de eventuele restschuld na deze periode niet meer opeisbaar is. Indien de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen voldoet, wordt de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd en kan alsnog een faillissement worden uitgesproken. Ook is het mogelijk dat de schuldeisers en de schuldenaar tussentijds tot een vergelijk komen en dat er een akkoord wordt bereikt. Vragen die binnen het bureau Wsnp rezen naar aanleiding van een scheiding zijn o.a.: 3. Hoe moeten schulden worden verdeeld over de echtelieden? 4. wat gebeurt er met de schone lei? 5. Wat zijn de extra werkzaamheden voor bewindvoerders? Later in dit rapport leest u de daadwerkelijke probleemstelling en de daarbij horende randvoorwaarden en de projectkaders. Tevens dient advies uitgebracht te worden over de mogelijke gevolgen inzake echtscheidingen voor de subsidiestructuur aan bewindvoerders binnen de Wsnp. De bewindvoerder ontvangt per schuldsanering een vast subsidiebedrag van het ministerie van justitie. Er zijn per categorie schuldsanering (particulier, ex-ondernemer, enkel/dubbel) verschillende tarieven. Daarnaast ontvangt de bewindvoerder maandelijks een bedrag uit de boedel. Naar aanleiding van een uitgesproken vonnis stelt de Raad vast wat voor zaaksoort het is en welke subsidie hierbij hoort. Dit is de startsituatie en die blijft gehandhaafd gedurende de duur van de schuldsaneringsregeling, tenzij later blijkt dat het bij aanvang een andere zaaksoort was. Als een echtpaar besluit te scheiden kan dit voor de bewindvoerder meer werk betekenen. Het salaris wordt bij een scheiding wel verdubbeld (richtlijn ReCoFa). En wat gebeurt er met de subsidie als echtparen na een scheiding ieder een eigen bewindvoerder door de rechter aangewezen krijgen (dit gebeurt slechts sporadisch)? De vraag is of deze subsidieregeling aangepast of gehandhaafd moet blijven? Het probleem bestaat uit een inhoudelijk gedeelte betreffende de gevolgen van een scheiding, en uit de vraag omtrent het extra werk voor bewindvoerders. Het geschetste probleem wordt voornamelijk erkend door de bewindvoerders en de medewerkers van het bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen. Bij de rechtbanken en advocaten wordt het probleem niet als groot beschouwd. Wel worden er diverse oplossingen gehanteerd bij verschillende rechtbanken, wat kan leiden tot rechtsongelijkheid. Het is voor de handhaving van de wet belangrijk dat er eenduidig gehandeld wordt. 14
3.2
Probleemstelling
Onderzoek wordt voornamelijk geïnitieerd vanuit de vraag naar informatie. Deze informatie kan alleen nuttig gebruikt worden als deze vraag goed geformuleerd en geanalyseerd is. Verkeerde vragen leveren niet de gewenste informatie op en dienen dus niet het gewenste doel. In mijn onderzoek moet daarom de probleemstelling centraal staan. De probleemstelling valt uiteen in de doelstelling en de vraagstelling. De doelstelling geeft richting aan het onderzoek: wat wil ik met het onderzoek bereiken? De vraagstelling daarentegen geeft aan waar het onderzoek inhoudelijk over gaat, dat is welke informatie nodig is om de doelstelling te bereiken. Het doel van mijn afstudeerproject is een verheldering van de mogelijk te verwachten problemen bij scheidingen binnen de Wsnp door een inventarisatie te maken van de problemen die zich kunnen voordoen, en het doen van aanbevelingen door het geven van een overzicht van mogelijke oplossingen en hieruit een weloverwogen keuze maken. 3.3
De opdrachtformulering
De opdrachtformulering dient als uitgangspunt voor het eindresultaat van de adviesopdracht. Na het intakegesprek met dhr. Von den Hoff, opdrachtgever en hoofd van het Bureau Wsnp, en aan de hand van de oriënterende interviews, heb ik de volgende opdrachtformulering geformuleerd: Het Bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen te ’s-Hertogenbosch verwacht aan het eind van de afstudeerperiode (17 juni 2005) een adviesrapport met betrekking tot scheidingen binnen de Wsnp. Subdoelstellingen: 1. Welke mogelijke gevolgen kan een scheiding voor schuldenaren hebben binnen de Wsnp? (met name de mogelijke gevolgen van een schone lei voor de schuldenaren) 2. Met betrekking tot scheiding binnen de Wsnp zal ook onderzoek verricht worden naar de subsidiestructuur van bewindvoerders, waarbij gekeken wordt naar het eventuele extra werk door een scheiding. 3. Er zal een kwantitatief onderzoek verricht worden. Ik ga onderzoeken hoe vaak een scheiding plaatsvindt binnen de Wsnp door middel van een enquête. Aan de hand van de onderzoeksresultaten verwacht het Bureau Wet schuldsanering natuurlijke personen en de Raad voor Rechtsbijstand te ‘s-Hertogenbosch een voorstel tot implementatie van een oplossing op het mogelijke probleem. Buiten deze opdracht valt: Positie van buitenlanders bij een scheiding tijdens de Wsnp. Als een echtpaar in het buitenland gehuwd is, kan dit andere huwelijkse voorwaarden met zich meebrengen. Mocht dit echtpaar besluiten te scheiden tijdens de Wsnp, dient er gekeken te worden naar de voorwaarden die gelden uit dat land. Dit zal tijdens mijn afstudeeropdracht niet nader onderzocht worden. Ontbinding van het huwelijk vindt plaats voor de Wsnp
15
Deze opdrachtformulering zorgt voor een heldere opdracht. Het resultaat en het tijdspad zijn duidelijk geformuleerd. De opdracht heeft een redelijk open karakter, dat betekent dat de invulling van het eindresultaat nog meerdere kanten op kan. De opdracht is specifiek geformuleerd, aangezien het eindresultaat voldoende afgebakend is. Hierdoor is de opdracht ook meetbaar, pas als er een eindresultaat geleverd wordt is de opdracht voltooid. De opdracht en het doel is acceptabel voor zowel de opdrachtgever als voor de student. Aan de hand van een strakke afbakening, mede door de randvoorwaarden en een vooraf opgestelde Gantt-chart en het ‘tien stappen plan’, wordt het realistische gedeelte gewaarborgd. Door de duur van de afstudeerperiode (einde periode: 17 juni 2005) wordt het tijdsgebonden aspect gerealiseerd. De genoemde criteria geven aan dat de opdracht SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden) geformuleerd is.
16
4. respondenten 4.1.
Respondenten enquête
Om enigszins te kwantificeren hoe vaak een scheiding tijdens de Wsnp voorkomt, is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Samen met de afdeling automatisering is een lijst samengesteld van bewindvoerders die tussen de 20 en 60 dubbele zaken (echtpaar) hebben gehad. In totaal ging het om 1912 dubbele zaken. De vragenlijst is aan 59 bewindvoerders voorgelegd. Op de vragenlijst moesten de bewindvoerders aangeven hoeveel echtparen zijn gescheiden. De enquête is schriftelijk, via de e-mail, afgenomen wat het nadeel van non-respons met zich meebracht (weigering tot deelname aan mijn enquête). Zoals vermeld zijn 59 bewindvoerders geënquêteerd. Doordat de enquête per e-mail is verstuurd, heeft een aantal bewindvoerders de enquêtes nooit gehad, aangezien het emailadres niet meer klopte. Na twee weken zijn alle bewindvoerders die niet gereageerd hadden nogmaals benaderd door ze een reminder te sturen. Ook hierop is weinig respons gekomen, slechts twee bewindvoerders hadden alsnog de enquête ingevuld. Uiteindelijk is een respons van 13 bewindvoerders ontvangen. Ook heeft een aantal bewindvoerders gereageerd niet aan het onderzoek mee te willen werken. Dit betekent concreet dat 18% gereageerd heeft. Als de bewindvoerders met de verkeerde emailadressen van het totaal gehaald worden(dit waren 4 adressen), betekent dit dat de respons 19% was. Respons bewindvoerders
19%
81%
4.2
respondenten interview
In de oriënterende fase zijn zes interviews afgenomen. Bewust is gekozen voor interviews met diverse doelgroepen. Zo hebben er twee interviews met interne werknemers plaatsgevonden, twee interviews met bewindvoerders en twee interviews met werknemers bij de Rechtbank in Zutphen. Deze interviews waren slechts bedoeld ter oriëntatie. Derhalve hoefden er niet meer respondenten ondervraagd te worden. In de onderzoeks- en oplossingsfase zijn meerdere respondenten ondervraagd. De ondervraagden waren voornamelijk bewindvoerders. Daarnaast is gesproken met een rechter-commissaris, twee advocaten waarvan er tevens één werkzaam is bij de opleiding voor bewindvoerders. De bewindvoerders konden mij de meeste informatie verschaffen. Deze interviews hebben mij inhoudelijk meer kennis verschaft en mij geholpen met het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
17
5. Resultaten onderzoek 5.1 Resultaten enquête In het vorige hoofdstuk staat beschreven wat de respons is geweest van mijn enquête. Dit was beduidend lager dan verwacht en gehoopt. Gehoopt was op een respons van 25%, en helaas is de 20% niet eens gehaald. Door deze lage respons kan geen statistische uitspraak gedaan worden, de uitspraken gelden alleen voor de geïnterviewde groep, maar de uitkomsten geven wel een indicatie. Nadat de enquêteformulieren waren ontvangen, kon begonnen worden aan het verwerken van de gegevens. Aangezien de enquête van beperkte omvang was, zijn de gegevens met de hand verwerkt. Mijn enquête bestaat uit een kwantitatieve variabele, het aantal scheidingen tijdens de Wsnp, en een kwalitatieve variabele, het extra werk voor bewindvoerders. 5.1.1. Aantal scheidingen tijdens de Wsnp Het aantal waarnemingen behorende bij de vraag “hoe vaak gaat een echtpaar scheiden tijdens de Wsnp” wordt de frequentie genoemd. Verondersteld werd aan het begin van mijn onderzoek dat het aantal scheidingen tijdens de Wsnp tussen de 20 en 30% ligt. Deze schatting is ontleend aan gegevens van het CBS. Het aantal scheidingen in 2003 was namelijk 33,3%. Deze oorspronkelijke schatting wordt een a-priori kans genoemd en is subjectief. Wanneer de informatie uit de enquêtes erbij betrokken worden, kan gekomen worden tot een herziene kans, die een a posteriori kans wordt genoemd. Deze stappen worden beschreven in de stelling van Bayes en de volgende stappen worden vervolgens toegepast: A priori kansen
Nieuwe informatie
Toepassen van de stelling van Bayes
A posteriori kansen
Uit mijn onderzoek kwam een frequentie van 37 scheidingen. Dit aantal komt uit 420 dubbele zaken, wat betekent dat 8% van de echtparen in de Wsnp gescheiden is. Gesteld kan worden dat dit beduidend lager is dan het landelijke gemiddelde van 33,3% in 2003(ontleed aan gegevens CBS). scheiding tijdens de Wsnp
8%
92%
Een reden waarom er minder scheidingen plaatsvinden tijdens de Wsnp is niet concreet te noemen. Dit blijft slechts een hypothese. Gedacht wordt dat echtparen hun scheiding uitstellen tot na de Wsnp in verband met de extra moeilijkheden. Daarnaast kan het zo
18
zijn dat echtparen vaak besluiten te gaan scheiden gedurende de Wsnp, maar de definitieve uitspraak ligt na de Wsnp. Tevens wordt vermoed dat echtparen denken dat het niet mogelijk is te scheiden tijdens de Wsnp (in verband met gezamenlijke schulden). Hierdoor stellen zij de scheiding uit tot na de schuldsanering. Zoals eerder beschreven werd, dit zijn slechts waarnemingen en die kunnen niet als werkelijk beschouwd worden. 5.1.2. Extra werk voor bewindvoerders bij een scheiding Het antwoord op de vraag “wat is het extra werk voor bewindvoerders bij een scheiding tijdens de Wsnp” is een kwalitatieve variabele. Voor aanvang van het onderzoek kon alleen geschat worden dat bewindvoerders extra werk verrichten bij een scheiding. Het betrof een kwalitatief onderzoek, bedoeld om inzicht te krijgen in de mogelijke oorzaken en de aard van de verbanden. De centrale vraag was: wat zijn de gevolgen van een scheiding tijdens de Wsnp voor de werkzaamheden van een bewindvoerder? De respondenten gaven allen aan dat er wel extra werk verricht dient te worden bij een scheiding. Daarbij dient opgemerkt te worden dat bewindvoerders verschillend denken over de werkzaamheden die horen bij een scheiding. Hieronder kunt u aflezen hoe vaak een handeling is genoemd als extra werk door bewindvoerders. Handelingen 8 7 6 5 Extra werkzaamheden 4 3 2 1 0
Handelingen
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Extra werkzaamheden
1Æ 2Æ 3Æ 4Æ 5Æ 5Æ 7Æ 8Æ 9Æ 10Æ 11Æ 12Æ 13Æ 14Æ
adreswijziging rechtbank Boedelafdrachten verdelen Boedelrekening splitsen Contact met advocaat Contact sanieten Correctie publicatie adreswijziging Correspondentie huurschuld Crediteurenlijst maken Dossier scheiden Draagkrachtberekening maken Extra aandacht voor nieuwe schulden Extra handelingen post Meer correspondentie Nieuwe vorderingslijst maken 19
15Æ 16Æ 17Æ 18Æ 19Æ
Rapporteren en vastleggen rechtbank Schuldeisers aanschrijven Schuldenlijst splitsen Wijziging in inkomstenbronnen bijhouden Woonbemiddeling
De handelingen; boedelrekening splitsen, dossiers scheiden, nieuwe draagkrachtberekening maken en extra handelingen met de post zijn het vaakst genoemd. De werkzaamheden die verricht dienen te worden, zijn geen nieuwe handelingen. Het blijven dezelfde werkzaamheden, alleen nu niet voor één zaak maar voor twee. Ook is het verschillend hoe bewindvoerders met deze werkzaamheden omgaan. De één werkt alles heel zakelijk af en doet zo min mogelijk extra. De ander is erg nauwkeurig en doet er veel handelingen bij (zoals het bemiddelen bij een woonruimte) 5.2
Resultaten interviews
Uit de interviews kwam een aantal belangrijke aandachtspunten. Bewindvoerders geven een eigen invulling aan hun werkwijze bij een scheiding tijdens de Wsnp en handelen verschillend. 5.2.1. Gevolgen van een scheiding Alle ondervraagde bewindvoerders gaven aan dat een scheiding praktische problemen oplevert bij een huwelijk met gemeenschap van goederen tijdens de Wsnp. De voornaamste problemen die genoemd zijn, zijn onder andere: uitzoeken van wie welke schuld is, uitzoeken wie welke is schuld aangegaan, extra werkzaamheden zoals postblokkade, dossiers splitsen en dubbel rapporteren. Definitieve scheiding Vooral de vraag wanneer een scheiding definitief is, is van groot belang voor de verdere afhandeling van een scheiding. Als uitgegaan wordt van een splitsing vanaf het moment dat schuldenaren besluiten apart te gaan wonen, dient er direct een fysieke splitsing plaats te vinden. Een andere bewindvoerdervisie is, dat de datum van inschrijving bepalend is voor de fysieke splitsing en de daadwerkelijke scheiding. Splitsing boedelsaldo Vervolgens werd de vraag gesteld of het boedelsaldo gesplitst dient te worden. Opmerkelijk was dat bewindvoerders hier verschillend over denken. De één is van mening dat alles wel uitgesplitst dient te worden naar wie feitelijk de boedelbijdrage heeft betaald. De ander is van mening dat het boedelsaldo gewoon in tweeën gesplitst kan worden en dat dit niet specifiek uitgezocht hoeft te worden. Ook over de vraag of de gemeenschappelijke boedel in stand gelaten kan worden, werd verschillend gedacht. Sommige bewindvoerders gaven aan dat dit wel verstandig is, aangezien uiteindelijk alle schuldeisers uit deze boedel betaald worden. Bij een positief scenario, als beide echtgenoten een schone lei verdienen, is dit een goede oplossing. Bij een negatief scenario, waarbij één van de echtgenoten geen schone lei verkrijgt is dit geen goede oplossing. Een bewindvoerder gaf aan dat binnen de eigen administratie wel bijgehouden kan worden wat ieder afdraagt, maar uiteindelijk alles wel op één boedelrekening wordt gestort. Een andere bewindvoerder gaf aan dat het laten staan van
20
de gemeenschappelijke boedel geen overzicht geeft en dat dit bij de uitdeling erg onhandig is. Draagkracht Wat betreft de draagkracht zijn alle bewindvoerders het met elkaar eens dat de inspanningsverplichting van kracht blijft. Beide schuldenaren zijn verplicht volgens hun draagkracht en aflossingscapaciteit af te lossen. Als een schuldenaar inkomsten verzwijgt , wordt dit doorgegeven aan de rechtbank en kan dit leiden tot beëindiging van de schuldsanering. Nieuwe vordering Als één van de echtgenoten meer afgedragen heeft dan de andere echtgenoot, ontstaat er een nieuwe vordering door de ene echtgenoot op de echtgenoot die minder afgedragen heeft. Deze vordering vindt buiten de Wsnp plaats, aangezien de echtgenoot die minder heeft betaald, wel de verplichting van de Wsnp is nagekomen. Hij of zij heeft afgedragen naar draagkracht en hiermee de schone lei verdiend. Deze nieuwe schuld ontstaat gedurende de Wsnp en betreft schulden die al bestonden. Hierdoor staat deze nieuwe vordering de schone lei niet in de weg, er bestaat binnen de Wsnp geen recht voor partners om te vereffenen. Na de Wsnp, via een civiele vordering, zou de partner die meer betaald heeft aan de schuldeisers, de vordering kunnen verhalen op zijn ex-echtgenoot. Dit heeft te maken met de externe en de interne draagplicht. Extern gaat het slechts om het verkrijgen van geld voor de schuldenaren, hierbij maakt het niet uit wie van de echtgenoten het meest betaalt (de hoofdelijkheid bepaald dit). Intern gaat het om de eigen verdeling binnen het huwelijk, dit heeft niets te maken met een regresvordering. Regres kan alleen verhaald worden na afloop van de Wsnp. (Verwezen wordt naar bijlage 5: conceptueel kader) Boedelrekening Als een echtpaar gescheiden is, rijst de vraag of er een nieuwe boedelrekening gemaakt dient te worden. Sommige bewindvoerders zijn van mening dat er geen nieuwe boedelrekening meer gemaakt hoeft te worden. Andere bewindvoerders zijn van mening dat er wel een nieuwe boedelrekening gemaakt dient te worden. Hierbij moet gekeken worden naar schulden die aangegaan zijn ten behoeve van de huishouding of naar kosten die gemaakt zijn in de gewone gang van de huishouding. De rechter-commissaris antwoordde dat de boedelrekening, zoals die aan het begin van de schuldsanering is opgesteld, in stand gehouden dient te worden, mits er geen boedelsplitsing hoeft plaats te vinden (door uitzetting bijvoorbeeld) Opheffing gemeenschap In het gesprek met een bewindvoerder kwam het onderwerp ‘afstand laten doen van de gemeenschap naar voren’. De bewindvoerder pleitte voor het afstand nemen van de gemeenschap en daardoor opheffing van de gemeenschap vorderen. Faillissement Als een echtgenoot zich niet aan de verplichtingen houdt, komt die van rechtswege in een faillissement. Als er één echtgenoot failliet verklaard wordt heeft dit geen gevolgen voor de andere echtgenoot die in de schuldsanering zit. Als bijvoorbeeld de man failliet verklaard wordt, blijft de Wsnp voor de vrouw van kracht en moet zij blijven voldoen aan de voorwaarden.
21
Faillissement gaat altijd voor de Wsnp, maar voor de partner in de Wsnp geldt gewoon de draagkracht en de inspanningsverplichting. De partner in de Wsnp kan gewoon een schone lei ontvangen, zowel voor haar eigen als voor de gemeenschapsschulden. 5.2.2. Extra werk voor bewindvoerders Praktische problemen zullen altijd blijven bestaan. Een richtlijn of stappenplan werd door de ondervraagde bewindvoerders als nuttig gezien. Opgemerkt werd: het fixatiebeginsel en het daarbij horende subsidiebesluit. Als de Wsnp van start gaat, wordt een bepaalde subsidiehoogte vastgesteld. Als een echtpaar besluit te scheiden verandert deze subsidie niet, terwijl er nu wel twee zaken afgehandeld dienen te worden. De vraag werd gesteld, hoe gaat de Wsnp om met een scheiding en de vastlegging voor de subsidie? Bij de bewindvoerders wordt het niet als een probleem gezien dat één van de schuldenaren na een scheiding niet met een schone lei kan eindigen. De sanieten zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. Het levert wel meer werk op, aangezien er bij een tussentijdse beëindiging meerdere rapportages opgesteld dienen te worden. Het verkrijgen van de schone lei heeft niets te maken met scheiden, de saniet dient zijn/haar plicht te volbrengen en verantwoording te dragen volgens de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Communicatie en administratie Het is gebleken dat de communicatie en de administratie na een scheiding hetzelfde verlopen als voor de scheiding. Een echtpaar werkt goed mee, of niet, dit verandert niet door een scheiding. Wel dient opgemerkt te worden dat door een scheiding meer administratie verricht moet worden, zoals wijziging postblokkade, dubbele verslaglegging en een fysieke splitsing. Het is zaak van de bewindvoerder deze administratie goed bij te houden. Een algemene bevinding is dat gemeenten wel eens aanspraak op het inkomen van een exechtgenoot doen, als de andere ex-echtgenoot bijstand geniet. Hierdoor wordt het inkomen van deze saniet lager en kan hij of zij minder afdragen aan de schuldeisers.
22
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1
Conclusies 6.1.1. Kwantiteit scheiding
Uit mijn onderzoek kwam een frequentie van 37 scheidingen. Dit aantal komt uit 420 dubbele zaken, wat betekent dat 8% van de echtparen in de Wsnp gescheiden is. Gesteld kan worden dat dit beduidend lager is dan het landelijke gemiddelde van 33,3% in 2003(ontleed aan gegevens CBS). De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat minder huwelijken ontbonden worden tijdens de Wsnp als buiten de Wsnp. 6.1.2.Gevolgen van een scheiding Definitieve scheiding Het moment waarop een splitsing definitief wordt, is de datum waarop de gemeenschap van rechtswege wordt ontbonden. Dit gebeurt door (art. 99 BW 1): door het einde van het huwelijk door scheiding van tafel en bed door een vonnis dat de gemeenschap opheft door opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden Vanaf dit moment moet er een fysieke splitsing plaatsvinden.Geconcludeerd is dat veel bewindvoerders al vanaf het moment dat echtgenoten aangegeven hebben te gaan scheiden, alles al om praktische redenen splitsen. Zodra echtgenoten ieder een eigen woonruimte hebben, en beiden huur dienen te betalen, wordt er een aparte Vrij Te Laten Bedrag berekend. Echter, de definitieve splitsing dient te geschieden op het moment dat de gemeenschap van rechtswege is ontbonden. Splitsing Bewindvoerders gaan anders om met de splitsing na een scheiding. Enkele bewindvoerders splitsen de gehele boedelrekening en gaan verder met twee aparte entiteiten. Opgemerkt werd dat een gehele splitsing een psychisch effect heeft. Als een echtpaar besloten heeft te gaan scheiden, dient ieder een eigen Wsnp te doorlopen. Het is geen goede zaak als exechtparen toch verbonden blijven. Andere bewindvoerders houden de boedel in stand. Zij gaan uit van de externe werking voor de schuldeisers en zijn van mening dat hiervoor geen boedelsplitsing hoeft plaats te vinden. Zij berekenen de aflossingscapaciteit van iedere saniet, tellen dit bij elkaar op en dragen hiervan af aan de boedelrekening die hetzelfde is gebleven als op het startmoment (het ijkpunt, fixatiebeginsel). Crediteurenlijst Hierop voortbouwend zijn ook verschillen op te merken hoe bewindvoerders omgaan met de crediteurenlijst. Enkele bewindvoerders gaven tijdens het interview aan een aparte crediteurenlijst te maken voor iedere saniet, waarbij gekeken wordt welke schulden bij welke saniet horen. Juridisch gezien is dit niet correct. Beide sanieten en ex-echtgenoten zijn nog steeds voor de totale schuld aansprakelijk en de crediteurenlijst verandert niet. Deze crediteurenlijst is aan het begin van de sanering vastgesteld en verandert gedurende de regeling niet.
23
Opheffing gemeenschap Door afstand te doen van de onderneming heeft de ex-echtgenoot geen schulden. Volgens artikel 109 van BW 1 kan een echtgenoot opheffing der gemeenschap vorderen, wanneer de andere echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, de goederen der gemeenschap verspilt, handelingen verricht, die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over goederen der gemeenschap, of weigert de nodige inlichtingen te geven omtrent de stand van de goederen der gemeenschap en van de daarop verhaalbare schulden en over die goederen gevoerde bestuur. De eis tot opheffing van de gemeenschap moet openlijk worden bekend gemaakt en in het huwelijksgoederenregister worden ingeschreven, aangewezen in artikel 116 BW 1. Het vonnis, waarbij de eis tot opheffing van de gemeenschap is toegewezen werkt terug tot de dag, waarop het eerste lid van artikel 109 BW 1 is voldaan, vanaf welke dag de echtgenoten worden geacht te zijn gehuwd met uitsluiting van gemeenschap van goederen onder al zodanige bedingen als het vonnis zou hebben vastgesteld. Regres Geconcludeerd wordt dat een regres onder de schone lei valt (art 299 FW en art 10 boek 6 BW). Als gekeken wordt naar titel drie van de Faillissementswet, dan zou toch een schone lei gelden. Als er vanuit gegaan wordt dat de vordering al bestond op het moment dat de Wsnp van toepassing wordt verklaard, dan geldt artikel 295 Fw. Voor deze schuld kan na de looptijd van de schuldsanering een schone lei worden afgegeven. Volgens deze aanpak ontstaat er geen regresrecht op de ex-echtgenoot. De vordering op de ex-echtgenoot heeft alleen een interne werking. Extern is het alleen van belang dat de schuldeisers betaald worden. In het gewoonterecht wordt bepaald dat de Bijzondere wet voor een algemene wet gaat. Hierdoor wordt bepaald dat de Faillissementswet voor het Burgerlijk Wetboek geldt. 6.1.3. Extra werk bewindvoerders Bewindvoerders geven nooit aan het Bureau Wsnp door dat een echtpaar gescheiden is. Hierdoor is er geen helder beeld hoe vaak het voorkomt dat een echtpaar gaat scheiden tijdens de Wsnp. Veel praktische handelingen dienen bij een scheiding verricht te worden, wat een bewindvoerder veel extra werk kost. Alle ondervraagde bewindvoerders zijn van mening dat de subsidiestructuur aangepast dient te worden. Uit de gesprekken kon geconcludeerd worden dat de scholing betreffende huwelijksvermogensrecht voor bewindvoerders minimaal is. Vooral bewindvoerders zonder juridische achtergrond weten vaak niet genoeg van het huwelijksvermogensrecht. Tevens is geconcludeerd dat gemeenten wel eens aanspraak op het inkomen van een exechtgenoot doen, als de andere ex-echtgenoot bijstand geniet. Hierdoor wordt het inkomen van deze saniet lager en kan hij of zij minder afdragen aan de schuldeisers. 6.2
Aanbevelingen
De volgende aanbevelingen zijn aan de hand van de onderzoeks – en oplossingsfase naar voren gekomen:
24
6.2.1. gevolgen van een scheiding 1. Alle bewindvoerders dienen de datum waarop de gemeenschap van rechtswege wordt ontbonden aan te houden als definitieve datum voor de splitsing. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat bewindvoerders niet goed weten welke datum zij voor de splitsing dienen te hanteren. Dit is meer een gevoelskwestie dan een juridisch onderbouwde. In artikel 99 BW 1 is te lezen wanneer een huwelijk wordt ontbonden. Bewindvoerders kunnen voor deze definitieve datum alles wel om praktische redenen scheiden, zoals het Vrij Te Laten Bedrag, maar niets is juridisch rechtsgeldig. Deze praktische scheiding heeft alleen zin om op papier alvast een duidelijk overzicht te hebben. 2. De gemeenschappelijke boedel moet in stand gelaten worden en niet gesplitst worden. De gemeenschappelijke boedel wordt vastgesteld aan het begin van de Wsnp. Dit is het ijkmoment en geldt als startpunt voor de rest van de schuldsanering. Bij deze vaststelling zijn de echtparen nog gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. Als een echtpaar gescheiden is, blijft de boedel nog staan, deze is immers vastgesteld op het moment dat de echtelieden nog samen waren. Verstandig is het om alle aflossingen apart bij te houden, maar uiteindelijk toch te storten op een gemeenschappelijke rekening. Van deze rekening kunnen alle bewindvoerders betaald worden. Mocht één van de ex-echtgenoten uit de Wsnp gezet worden, zijn de aflossingen al reeds apart bijgehouden en kan de splitsing gemakkelijk afgehandeld worden. De splitsing zou er als volgt uit komen te zien: Gezamenlijk inkomen man en vrouw voor scheiding Gezamenlijk inkomen
2360 2340 2320 Inkomen 2300 2280 2260 april
mei
juni
Maand
Inkomensverdeling na scheiding:
25
juli
Inkomen na scheiding
Inkomen vrouw
2500 2000 1500 Inkomen 1000 500 0
Inkomen man
april
mei
juni
juli
Maand
Gezamenlijk inkomen
Op deze wijze is de splitsing duidelijk, mocht bijvoorbeeld één van de schuldenaren uit de sanering gezet worden. Verder blijft de gezamenlijke boedel in stand, beide echtgenoten zijn ten slotte hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. 3. De crediteurenlijst die aan het begin van de schuldsanering is opgesteld dient onveranderd te blijven. Zoals aangegeven gaven enkele bewindvoerders aan een aparte crediteurenlijst te maken voor iedere saniet. Juridisch gezien is dit niet correct. Beide sanieten en ex-echtgenoten zijn nog steeds voor de totale schuld aansprakelijk en de crediteurenlijst blijft onveranderd. De crediteurenlijst wordt net zoals de gemeenschappelijke boedel aan het begin van de schuldsanering vastgesteld en deze blijft hetzelfde tot het einde van de schuldsanering. Bewindvoerders hoeven niets met de crediteurenlijst te doen. Als een echtgenoot gedurende de schuldsanering schulden erft, komen deze wel op een aparte lijst voor deze echtgenoot. In dit specifieke geval dient de bewindvoerder wel een aparte crediteurenlijst te maken waarin deze aparte schuld staat. 4. Een ex-echtgenoot moet vaker afstand doen van de gemeenschap. De afstand van de gemeenschap was oorspronkelijk bedoeld als middel voor de vrouw als de man geen goed bestuur uitoefende over de gemeenschap van goederen, waarover hij de exclusieve macht kon uitoefenen. Tegenwoordig komt de bevoegdheid tot afstand van de gemeenschap aan beide echtgenoten gelijkelijk toe. Dit afstand laten doen van de gemeenschap wordt door meerdere bewindvoerders aangemerkt als een goede oplossing om de partner niet te belasten met schulden die door de andere echtgenoot gemaakt zijn. Zoals artikel 102 boek 1 BW aangeeft is na ontbinding van de gemeenschap ieder der echtgenoten voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Voor andere schulden van de gemeenschap is hij voor de helft aansprakelijk; voor dat gedeelte der schuld is hij hoofdelijk met de andere echtgenoot verbonden. De echtgenoot die afstand doet, wordt niet voor de helft aansprakelijk voor gemeenschapsschulden die hij niet zelf is aangegaan. Daarnaast kan als reden aangedragen worden, dat de bewindvoerder na ontbinding van de gemeenschap beide partijen moet bedienen en mag hij niemand bevoordelen. Door één van de echtgenoten afstand te laten doen, benadeelt hij geen van tweeën.
26
6.2.2. extra werk voor bewindvoerders 5. Bewindvoerders dienen voortaan aan het bureau Wsnp door te geven als een echtpaar gescheiden is (zodra de gemeenschap ontbonden is en de scheiding staat ingeschreven) Mijn advies is dat voortaan doorgegeven moet worden aan het bureau Wsnp dat een echtpaar gescheiden is. Hierdoor kan bijgehouden worden hoe vaak een huwelijk ontbonden wordt tijdens de Wsnp. Dit is niet alleen belangrijk voor het zicht in omvang van het aantal scheidingen, maar ook voor de aanpassing van de subsidie (later te lezen in dit rapport). Hierbij moet opgemerkt worden dat het Bureau Wsnp hierdoor een extra taak krijgt: het registreren van de scheidingen. Ook ten behoeve van de CIR (Centrale Insolventie Register) dient de informatie opgeslagen te worden en dienen de adressen mee gestuurd te worden naar de CIR. Input van informatie Voor input van deze informatie kan gekozen worden uit twee alternatieven. Alternatief 1: input van rechtbank (minimale variant). Bij deze variant geldt dat de rechtbank waar de sanering onder valt, de echtscheiding doorgeeft. De rechtbank verkrijgt de informatie van de bewindvoerder, en het moment van inschrijving is van belang voor het moment van doorgeven. Deze variant geniet niet mijn voorkeur, aangezien rechtbanken niet met dit soort zaken belast dienen te worden. De rechtbank is slechts belast met de uiteindelijke uitspraak, verdeling van de schulden en het uitspreken van de schone lei. Alternatief 2: input van bewindvoerders (optimale variant). Alternatief twee houdt in dat de bewindvoerders de input verschaffen. Zij dienen zelf aan te geven aan het Bureau Wsnp wanneer een echtpaar gaat scheiden en vanaf wanneer de zaak verandert van een dubbele zaak naar twee aparte zaken. Het tijdstip van scheiden moet de datum zijn waarop de scheiding definitief is ingeschreven. Naar dit alternatief gaat mijn voorkeur uit, aangezien de bewindvoerders belast zijn met het vestrekken van informatie. Bewindvoerders hebben als enige baat bij deze registratie, aangezien door vastlegging de subsidie verhoogd kan worden. Ontvangst informatie Ook over de ontvangst van de informatie zijn twee denkbeeldige alternatieven te noemen. Alternatief 1: middels een brief (minimale variant). De bewindvoerder schrijft een (standaard)brief naar het bureau Wsnp waarin alle informatie staat. Deze brief dient in handen te komen bij de productieafdeling die dit vervolgens registreert in een nieuw aangemaakt document. Deze optie zou ik niet willen aandragen als favoriet, aangezien post te omslachtig is. Tegenwoordig is alles digitaal veel makkelijker aan te dragen en te verwerken. Daarom pleit ik voor alternatief 2. Alternatief 2: middels een button op Wsnp-site (optimale variant). Via een bottom op de Wsnp-site, waarop direct kan worden geklikt, kunnen de bewindvoerders alle informatie over een scheiding doorgeven. De Raad dient steekproefsgewijs te controleren of de scheidingen wel zijn ingeschreven.
27
Vervolgens is nagedacht over de vraag hoe vaak bekeken dient te worden hoeveel huwelijken ontbonden worden gedurende de Wsnp. Mijns inziens zijn deze gegevens alleen belangrijk voor de registratie en voor de aanpassing van de subsidie. Jaarlijks vindt al een monitor plaats, daarin zou tevens geïnventariseerd kunnen worden hoeveel huwelijken tijdens de Wsnp ontbonden zijn. 6. De subsidiestructuur moet aangepast worden. De bewindvoerder ontvangt van de minister van justitie door tussenkomst van de Raad voor Rechtsbijstand in Den Bosch per schuldsanering een eenmalig subsidiebedrag en daarnaast een maandelijks salaris uit de schuldsaneringboedel. Het bedrag varieert afhankelijk van de toepassing op een particulier of een (ex-)ondernemer en op een enkele of dubbele zaak. De rechtbank heeft de bevoegdheid een hoger bedrag aan salaris uit de boedel vast te stellen (artikel 320 FW) indien de omvang of ingewikkeldheid van de werkzaamheden dat rechtvaardigt (artikel 3 Besluit salaris bewindvoerder). Een scheiding wordt door de rechtbank wel gekenmerkt als een omvangrijk of ingewikkelde handeling (richtlijn ReCoFa). Tevens ontvangt een bewindvoerder na een scheiding tweemaal een salaris. Uit mijn enquête bleek dat bewindvoerders extra werk dienen te verrichten bij een scheiding tijdens de Wsnp, maar dat dit niet als ingewikkeld gezien kan worden. Bij aanvang van de schuldsanering wordt de subsidie vastgesteld volgens het fixatiebeginsel (art 4 lid 1 subsidiebesluit) Hiervan wordt niet afgeweken gedurende de sanering. Als blijkt dat een echtpaar gescheiden is, heeft een bewindvoerder echter twee zaken in plaats van één. In het volgende overzicht kunt u lezen wat de Wsnp-subsidie is die uitgekeerd wordt aan bewindvoerders (1 juli 2004 – 1 juli 2005)(bedragen zijn in euro’s en incl. BTW). Zaaksoort Enkele particulier Dubbele particulier Enkele ondernemer Dubbele ondernemer
Voorschot (50%) 633 752 1.177 1.405
2e Betaling (25%) 224 268 496 594
Eindbetaling (25%) 224 268 496 594
Indien een scheiding in een vroeg stadium wordt ingeschreven (voor de 2e betaling) en wordt doorgegeven aan het bureau Wsnp, kan de subsidie uitkering al veranderd worden in een dubbele zaak in plaats van een enkele zaak. Mocht het huwelijk ontbonden worden voor de eindbetaling, dient de subsidie bij die uitbetaling te gelden voor een dubbele zaak in plaats van een enkele zaak. Rekening is gehouden met het feit dat een bewindvoerder bij een scheiding wel twee salarissen krijgt. Mijns inziens compenseert dit niet volledig en dient de subsidie ook verhoogd te worden. Door deze verandering wordt afgeweken van het fixatiebeginsel. Dit beginsel houdt in dat de startsituatie (zaaksoort) gehandhaafd blijft tot het einde van de sanering. 7. Aan bewindvoerders moet een betere scholing geboden worden omtrent het huwelijksvermogensrecht. Tijdens de opleiding bewindvoerders Wet schuldsanering natuurlijke personen wordt aandacht besteed aan de competenties van een bewindvoerder. Het doel van de functie 28
bewindvoerder is: het scheppen van de randvoorwaarden voor een schuldenvrije toekomst voor burgers met financiële problemen middels een goede begeleiding van het schuldsaneringsproces. De hoofdtaken van de functie kunnen worden weergegeven aan de hand van de belangrijkste stappen in het bewindvoeringsproces: Onderzoek regelen primaire voorzieningen (o.a. postblokadde, de boedelrekening, aanmaken dossier) afleggen huisbezoek uitbrengen 1e voortgangverslag beheer toezien op het nakomen van de verplichtingen door de schuldenaar zorgdragen voor een ordelijke administratie en goede organisatie van het werk uitbrengen 2e t/m 5e voortgangsverslag vereffening verificatievergadering uitvoeren saneringsplan uitbrengen eindverslag uitbetalen aan schuldeisers rekening en verantwoording archivering Gedurende de opleiding krijgt de bewindvoerder specifieke kennis aangeboden. Deze kennis dient een bewindvoerder te beheersen om zijn functie goed te kunnen vervullen. De kennisgebieden zijn: Juridische kennis: gedegen inhoudelijke kennis van de Faillissementswet, inclusief fiscale wet- en regelgeving. Financieel: Enige boekhoudkundige kennis en financieel inzicht. Praktijk: kennis van het beleid en de werkwijze van de rechtbank ter plaatse. Goede computervaardigheden en kennis van de relevante algemene en specifieke applicaties. Uit deze kennisgebieden kan geconcludeerd worden dat nergens het huwelijksvermogen genoemd wordt als benodigde kennis. Kennelijk wordt dit kennisgebied in de opleiding van bewindvoerders niet als erg relevant beschouwd. Tijdens de opleiding komt het huwelijksvermogensrecht maar kort aan bod. Uitgelegd wordt: wat de gemeenschap omvat, aansprakelijkheid van de schulden, verhaalbaarheid en de draagplicht. In de bijscholing Wsnp voor bewindvoerders is het huwelijksvermogensrecht eenmalig uitgebreider aan bod gekomen, maar elk jaar wordt een ander programma aangeboden. Daarom adviseer ik gedurende de gehele bewindvoerderopleiding meer aandacht te schenken aan het huwelijksvermogensrecht. Uit mijn onderzoek is ook gebleken dat bewindvoerders vaak niet beschikken over de juiste juridische kennis omtrent het huwelijksvermogensrecht. Door middel van het bieden van extra cursussen, kan dit probleem weggewerkt worden. Het Bureau Wsnp kan de aandacht van bewindvoerders op bestaande opleidingen aanscherpen. In de toekomst gaat er wellicht gewerkt worden met een puntensysteem. Op basis van een lijst met opleidingen, kunnen bewindvoerders jaarlijks opleidingen volgen en hier punten mee verdienen. Bewindvoerders moeten jaarlijks een minimaal aantal opleidingen volgen en hier punten mee behalen.
29
Commerciële instellingen kunnen deze cursussen verzorgen. Mijn advies is dat het Bureau Wsnp alle bewindvoerders informeert wanneer een cursus gegeven wordt. Bewindvoerders kunnen zich vervolgens zelf inschrijven. 8. Een richtlijn die bewindvoerders kunnen hanteren bij een scheiding gedurende de sanering moet opgesteld worden. Uit het onderzoek is gebleken dat niet iedere bewindvoerder dezelfde handelingen verricht. Ook weten sommige bewindvoerders niet goed of de handelingen die zij verrichten wel juist zijn. Gebleken is dat zij een richtlijn wel handig en nuttig achten. Twee opties zijn te noemen. Alternatief 1: richtlijn te kennen geven tijdens opleiding. Een richtlijn aan bewindvoerders kan aangeboden worden tijdens de bewindvoerderopleiding. Hier kan tevens over de richtlijn gepraat en gediscussieerd worden. Voor alle bewindvoerders is het op deze manier duidelijk hoe zij dienen te handelen bij een scheiding. Nadeel hierbij is, dat het ontbinden van een huwelijk niet uitgebreid besproken wordt tijdens de opleiding, en hiervoor zou nu extra tijd ingelast dienen te worden. Alternatief 2: richtlijn op site Wsnp plaatsen. Als tweede optie kan genoemd worden dat de richtlijn op de site geplaatst wordt. Op deze manier kan de bewindvoerder zelf kijken hoe hij of zij dient te handelen bij een scheiding. De richtlijn kan gebruikt worden maar hoeft niet. Ook kan de bewindvoerder de richtlijn op deze manier gebruiken en zelf aanvullen met werkzaamheden die hij of zij nog nodig acht. Geadviseerd wordt om beide alternatieven te hanteren. De richtlijn dient besproken te worden tijdens de opleiding en dient tevens op de site geplaatst te worden. Gedurende de opleiding kan de richtlijn besproken worden en vervolgens kan de bewindvoerder deze richtlijn altijd terugvinden. 9. Aan de bewindvoerders wordt aanbevolen geen werk te verrichten dat niet nodig is. Bewindvoerders werken niet allemaal even gedetailleerd. Daarom zou een richtlijn aan moeten geven wat een bewindvoerder moet doen. Extra werkzaamheden zoals het bemiddelen voor een woonruimte hoeft de bewindvoerder niet te doen. De bewindvoerder kan wel de saniet verwijzen, maar daar houdt zijn taak op. Algemene aanbevelingen (waar de Raad voor Rechtsbijstand geen invloed op heeft): 10. De schuldenaren mogen niet door de gemeente belast worden. Opgemerkt dient te worden dat als één van de echtgenoten bijstand nodig heeft, terwijl de ander hoge inkomsten heeft, de gemeente deze bijstand niet mag verhalen op de persoon met de hoge inkomsten. In de bijstandswet dient vastgesteld te worden dat de gemeente tijdens de Wsnp geen verhaalsrecht heeft op deze persoon (in de Wsnp). Ook wat betreft alimentatie dient het inkomen vrijgesteld worden, zodat de draagkracht niet belast wordt.
30
7. Implementatieplan Inleiding Het implementatieplan is gericht op het implementeren van organisatieveranderingen. Sommige bedrijven gaan na een half woord meteen tot invoering over, maar er zijn ook bedrijven die intensieve begeleiding nodig hebben om de beoogde organisatieverandering op gang te brengen. Voor organisaties wordt het steeds duidelijker dat zij grip op de markt moeten behouden door zich aan te sluiten op de complexiteit van de maatschappij, de individualisering van de cultuur, de oplopende druk en de schaarse tijd. Mensen worden steeds zelfbewuster en kritischer en de klant gaat steeds meer eisen stellen. Ditzelfde geldt voor de medewerkers van een organisatie. Het begrip ‘organisatieverandering’ roept in de praktijk heel verschillende beelden op. In ieder geval moeten veranderingen, zowel kleinschalig als grootschalig, goed worden voorbereid omdat ze gemakkelijk weerstanden kunnen opwekken en zelfs kunnen mislukken. Dit wordt pas ingezien, wanneer de invoering zelf ter hand genomen wordt. 3 De meeste mensen hebben een hekel aan organisatieverandering. Ze zijn bang voor verandering en verzetten zich van nature hiertegen, omdat deze hun gevestigde ideeën en opvattingen aantasten. Dit gaat gepaard met weerstand tegen verandering. Weerstand tegen verandering blijkt vooral in het begin veelal groot te zijn omdat bepaalde mensen in de organisatie verandering vaak als een bedreiging beschouwen, mede vanwege de hieraan gerelateerde onduidelijkheden en onzekerheden. Er ontstaan hierdoor conflicten, waarbij vaker verwezen wordt naar de oude vertrouwde situatie. Al deze weerstandreacties kunnen het veranderingstraject volledig frustreren, wanneer niet adequaat hierop wordt gereageerd. Succesvolle organisatieverandering vereist over het algemeen omslag van de organisatiecultuur. Dit omvat het gezamenlijk gedrag van alle medewerkers in een organisatie ten aanzien van het werk, de organisatie en de relatie met onder meer klanten, leveranciers en collega's. Cultuurverandering is nodig wanneer het gedrag van de mensen in de organisatie niet aansluit bij de eisen die de omgeving stelt. De keuze voor de oplossingen is gemaakt, de daadwerkelijke invoering kan vervolgens uiteengezet worden. In dit implementatieplan worden de volgende zaken weergegeven: De punten waarop het bureau Wsnp dient te veranderen om de gekozen oplossing in te voeren De inhoud van de verandering De betrokkenen bij de verandering De start- en einddatum van het verandertraject
3
http://www.vanveenenpartners.nl/organisatie/index.php
31
7.1
Scholing
Wat?
Wie?
Wanneer?
Inventariseren informatie
Door: Bureau Wsnp
Begin aug 2005
Verzamelen van de informatie
Door: Bureau Wsnp
Begin aug 2005
Naar: Commerciële opleidingsinstituten Aanpassen van de opleiding
Door: Commerciële opleidingsinstituten Begin okt 2005
Aanbieden van cursussen
Door: Bureau Wsnp
Begin nov 2005
Door: Commerciële opleidingsinstituten Monitoren van de scholing
Door: Commerciële opleidingsinstituten Begin jan 2006
Evalueren van de scholing
Door: Bureau Wsnp
Eventueel opnieuw aanpassen
Door: Commerciële opleidingsinstituten Begin mei 2006
Begin maart 2006
van de scholing 7.2
Registratie scheiding
Wat?
Wie?
Wanneer?
Bewindvoerders informeren over
Door: Bureau Wsnp
Eind sept 2005
Versturen van informatie
Door: Bewindvoerders
Begin okt 2005
Verzamelen van de informatie
Door: Bureau Wsnp
Begin okt 2005
Button op site
Door: Afdeling automatisering
Half sept 2005
Verwerken van informatie
Door: Afdeling productie
Begin jan 2006
Evalueren van informatie
Door: Bureau Wsnp
Begin maart 2006
registratie
7.3
Aanpassen subsidiestructuur
Wat?
Wie?
Wanneer?
Doorgeven scheiding
Door: Bewindvoerder
Begin aug 2005
Aan: Bureau Wsnp Registratie scheiding
Door: Automatische registratie
Begin nov 2005
Veranderen van subsidiehoogte
Door: Bureau Wsnp
Vanaf nov 2005
7.4
implementatieplan richtlijn
Wat?
Wie?
Wanneer?
Richtlijn opstellen
Door: Afstudeerder MER,
Eind juni 2005
Kennisgeving van richtlijn
Door: Bureau Wsnp
Begin aug 2005
Richtlijn in de opleiding opnemen
Door: OSR Juridische Opleidingen
Begin aug 2005
Richtlijn opnemen in Richtlijn ReCoFa Door: ReCoFa
Begin aug 2005
Richtlijn op site plaatsen
Door: Bureau Wsnp
Begin aug 2005
Richtlijn up-to-date houden
Door: Bureau Wsnp
Vanaf okt 2005
Monitoren richtlijn
Door: Bureau Wsnp
Begin okt 2005
Evalueren richtlijn
Door: Bureau Wsnp
Begin dec 2005
Eventueel aanpassen van richtlijn
Door: Bureau Wsnp
Eind jan 2006
32
7.1
Toelichting implementatieplan scholing:
1. Inventariseren Als eerste dient gekeken te worden welke informatie aanwezig is en welke informatie gemist wordt. Het kennisgebied huwelijksvermogensrecht wordt al behandeld tijdens de bewindvoerdercursus, maar schijnbaar is dit niet volledig. Tevens dient geïnventariseerd te worden welke kennis tijdens de cursus aangeboden dient te worden. 2. Verzamelen Het Bureau Wsnp dient de competentie te benoemen en door te geven aan de OSR. 3. Aanpassen van de opleiding Door de aangegeven informatie, dient het opleidingsinstituut de opleiding van de bewindvoerders aan te passen. Tevens dienen zij de reader aan te passen. 4. Aanbieden van cursussen De opleidingsinstituten moeten de bewindvoerder de gelegenheid geven zich in te schrijven voor een bijscholingscursus huwelijksvermogensrecht. Deze inschrijving zou op vrijwillige basis dienen te geschieden. 5. Monitoren van de scholing De scholing is in gebruik, nu dient de voortgang bewaakt te worden. Gekeken dient te worden of de opleiding voldoende is en of de cursus toereikend is inclusief het animo voor de cursus. Kortom, de gehele scholing moet in de gaten gehouden worden door de opleidingsinstituten. 6. Evalueren Als de opleiding en de cursus een tijdje in gebruik zijn, dient het Bureau Wsnp dit te evalueren. Er dient een enquête opgesteld te worden, die verspreid wordt onder de bewindvoerders die de opleiding of de cursus gevolgd hebben. Hieruit moet blijken of de scholing voldoende is en kunnen bewindvoerders verbeterideeën aandragen. Het Bureau Wsnp maakt een evaluatierapport en toont deze aan de opleidingsinstituten. 7. Aanpassen Aan de hand van het evaluatierapport dient de scholing eventueel aangepast te worden. Deze laatste drie stappen dienen continu herhaald te worden. Dit ter bevordering van de opleiding en de scholing voor bewindvoerders. 7.2
Toelichting implementatieplan registratie scheiding:
1. Informeren Bewindvoerders dienen geïnformeerd te worden over de registratie van een scheiding. Het Bureau Wsnp is belast met deze informatievoorziening. Bewindvoerders ontvangen al bij inschrijving een documentatiemap (Vergoedingen en Faciliteiten). Het Bureau Wsnp dient een stuk te schrijven in de Update, het nieuwsblad van het Bureau Wsnp. Daarnaast moet een artikel over de nieuwe gang van zaken op de internetsite komen en dienen alle bewindvoerders middels een brief aangeschreven te worden.
33
2. Versturen De bewindvoerders dienen zelf de informatie met betrekking tot een scheiding aan te geven aan het Bureau Wsnp. Zoals in het oplossingsplan is beschreven, is het raadzaam dat de bewindvoerders zelf deze informatie verstrekken in plaats van de rechtbanken. 3. Verzamelen De bewindvoerders versturen de informatie naar het Bureau Wsnp. Zij verzamelen de informatie. 4. Button op Wsnp-site Geadviseerd wordt om een button op de Wsnp-site te plaatsen, waarop bewindvoerders kunnen klikken om de informatie door te geven. De afdeling automatisering dient CDS aan te passen zodat de informatie automatisch verwerkt kan worden. Steekproefsgewijs dient geverifieerd te worden bij de rechtbank of de scheiding daadwerkelijk is ingeschreven. 5. Verwerken De informatie moet via de button direct in een bestand opgeslagen worden. Dit bestand dient aangemaakt te worden door de afdeling automatisering. 6. Evalueren Het Bureau Wsnp en voornamelijk de manager Wsnp, dient de verwerkte informatie te evalueren. Dit hoeft niet wekelijks of maandelijks te geschieden, maar het is van belang om tweemaal per jaar te inventariseren hoeveel huwelijken ontbonden zijn gedurende de Wsnp. Deze evaluatie dient opgenomen te worden in de jaarlijkse monitor. 7.3
Toelichting implementatieplan aanpassen subsidiestructuur:
Over de datum van de aanpassing van de subsidiestructuur is nagedacht en de aanpassing treedt niet met terugwerkende kracht in werking. Dan zouden alle afgehandelde zaken vanaf 1998 opnieuw bekeken moeten worden. Geadviseerd wordt om de nieuwe subsidiestructuur toe te passen zoals in onderstaand schema vermeld wordt. Voor het aanpassen van de subsidiestructuur moet toestemming verkregen worden van het ministerie. Dit dient in het subsidiebesluit opgenomen te worden (als uitzondering op artikel 4 van het subsidiebesluit). De Raad voor Rechtsbijstand mag de subsidiestructuur en het uitbetalen hiervan niet zelf aanpassen. Tevens dient vermeld te worden dat het sporadisch voorkomt dat twee aparte bewindvoerders benoemd worden voor de gescheiden sanieten. Hiervoor geldt de regeling dat vanaf dat moment aan deze bewindvoerders een subsidie uitbetaald wordt volgens twee enkele zaken. Dit geschiedt door een aanpassing in de subsidiehoogte door een medewerker van het Bureau Wsnp. 1. Doorgeven De bewindvoerders dienen allereerst aan het Bureau Wsnp door te geven dat een echtpaar besluit te scheiden. Dit is de eerste stap om de subsidieverhoging te realiseren. Dit gebeurt door het doorgeven van de informatie via de button op de Wsnp-site. 2. Registratie Doormiddel van een automatische registratie via CDS, worden de scheidingen bijgehouden.
34
3. Veranderen subsidiehoogte Het Bureau Wsnp kan vervolgens de subsidiehoogte aanpassen in het systeem en uitbetalen. Geadviseerd wordt, als de scheiding voor de achttiende maand plaats vindt (na postblokkade), de subsidie bij de tweede uitbetaling al te verhogen. Als de scheiding na de achttiende maand plaatsvindt, dient de subsidie verhoogd te worden bij de derde uitbetaling 7.4
Toelichting implementatieplan richtlijn:
1. Richtlijn opstellen Gedurende het onderzoek naar de werkzaamheden van bewindvoerders bij een scheiding, zijn een aantal werkzaamheden naar voren gekomen die iedere bewindvoerder dient te verrichten. Deze werkzaamheden zijn gerangschikt en vastgelegd in een richtlijn. 2. Kennisgeving Alle bewindvoerders dienen op de hoogte te zijn van de opgestelde richtlijn. Dit kan door middel van een artikel in de Update, of een artikel op de site. 3. Richtlijn opnemen in opleiding OSR Juridische opleidingen dient de richtlijn op te nemen tijdens de opleiding. Dit zou passen tijdens de studiedag ‘huwelijksvermogensrecht’, aangezien hier ook de ontbinding van een huwelijk aan bod komt. De richtlijn dient besproken te worden en er kan tevens over gediscussieerd worden. 4. Richtlijn opnemen in Richtlijn ReCoFa Tevens dient de richtlijn opgenomen te worden door de ReCoFa (Rechter Commissaris Faillissementen). 5. Richtlijn op site plaatsen Naast de kennisgeving op de site, dient de gehele richtlijn ook op de site geplaatst te worden. Op deze manier kunnen alle bewindvoerders te allen tijde de richtlijn nalezen als zij deze nodig hebben. 6. Up-to-date houden Het Bureau Wsnp dient de richtlijn up-to-date te houden indien dit noodzakelijk is. De ReCoFa moet in dat geval de reader aanpassen. Jaarlijks kan bijvoorbeeld geëvalueerd worden of de richtlijn nog voldoet aan de werkzaamheden van bewindvoerders. 7. Monitoren Nu de richtlijn in gebruik is,dient gekeken te worden of de richtlijn voldoende is. Het Bureau Wsnp moet in de gaten houden of de richtlijn hanteerbaar is en of het animo voor deze richtlijn voldoende is. 8. Evalueren Als de richtlijn enige tijd in gebruik is, dient het Bureau Wsnp te evalueren of de richtlijn op een juiste wijze gehanteerd wordt. Ook dient bekeken te worden of de richtlijn opgenomen moet blijven in de opleiding.
35
9. Eventueel aanpassen Als na de evaluatie blijkt dat de richtlijn aangepast dient te worden, moet het Bureau Wsnp deze aanpassing doorvoeren. Vervolgens moet de nieuwe richtlijn opgenomen worden in de opleiding en op de site geplaatst worden. 7.5
Richtlijn ‘wat te doen bij een scheiding’: 1. Als een echtpaar aangeeft te gaan scheiden, dient de bewindvoerder een gesprek aan te gaan met de partners. Tijdens dit gesprek moet bekeken worden wat de huidige situatie is, welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is (indien dit nog niet bekend is) en naar de duur van de schuldsanering. De bewindvoerder dient niet te beginnen met het splitsen van de dossiers, maar nog even af te wachten op nader bericht. Dit gesprek behoort tot het takenpakket van de bewindvoerder (net zoals een huisbezoek) en derhalve hoeft hier geen extra vergoeding voor te gelden. 2. Zodra het voor de bewindvoerder echt duidelijk is dat de partners niet meer verder gaan met elkaar, en de partners hebben een scheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank, kan begonnen worden met het scheiden van de zaak. Het splitsen van de dossiers dient pas fysiek in gang gezet te worden, nadat beschikking in register is ingeschreven, want vaak komt het in de tussentijd “weer goed”. Dit is puur een praktische handeling, juridisch gezien heeft de scheiding nog niet plaatsgevonden. Als de partners beide op een ander adres wonen, dient, indien deze nog niet opgeheven is, de postblokkade gewijzigd te worden. Het is daarom zeer raadzaam dat de bewindvoerder zijn cliënt het belang van het doorgeven van de woning aangeeft. 3. De inkomens moeten apart geregistreerd worden, zodat ook twee nieuwe draagkrachtberekeningen gemaakt kunnen worden. 4. Zodra de scheiding definitief is ingeschreven vindt de daadwerkelijke splitsing plaats. De boedelrekening dient in stand gehouden te worden, het gaat ten slotte om schulden die voor de scheiding al bestonden. Als één van de partners uit de sanering gezet wordt, dan moet de boedelrekening wel gesplitst worden. 5. Beide echtgenoten dragen naar draagkracht af. Beide zijn 100% aansprakelijk en het maakt voor de externe aflossing aan de schuldenaren niet uit wie welk percentage betaald heeft. De Faillissementswet gaat voor het Burgerlijk wetboek en hierin wordt bepaald dat onderlinge vorderingen onder de schuldsanering vallen. Hierdoor kan er ook geen regres ontstaan. Als de echtgenoten naar draagkracht afgelost hebben, verdienen deze de schone lei. (Hoofdelijkheid art. 136 BW) 6. Bij een definitieve scheiding dient de bewindvoerder dit door te geven aan het Bureau Wsnp. Hierdoor kan voortaan geregisterd worden hoeveel scheidingen er plaats vinden. Ook kan zo gekeken worden naar een eventuele aanpassing van de subsidie. Bij een splitsing van de zaak door een scheiding heeft een bewindvoerder twee zaken in plaats van een. Het zou rechtvaardig zijn als de subsidie hierop aangepast wordt en niet aangehouden wordt aan het fixatiebeginsel. Vanaf het moment van scheiden, zou bij de tweede of derde uitbetaling de subsidie verhoogd kunnen worden.
36
7. Er hoeft geen aparte crediteurenlijst gemaakt te worden per saniet. De crediteurenlijst aan het begin van de schuldsanering blijft van kracht. Indien een echtgenoot een schuld erft is dit niet het geval. De bewindvoerder moet nu wel een aparte crediteurenlijst maken inclusief de specifieke schuld voor deze echtgenoot. 8. De bewindvoerder hoeft niet te bemiddelen bij het zoeken naar een nieuwe woonruimte. De bewindvoerder kan de saniet wel hierop verwijzen, maar daar houdt zijn taak op. 9. De bewindvoerder blijft de rechter-commissaris goed informeren en tijdig van relevante informatie voorzien.
37
Literatuurlijst Boeken N. Jungmann, E. Niemeijer, M.J. Ter Voert. Van schuld naar schone lei, Evaluatie Wet schuldsanering natuurlijke personen. 2001 WODC Mr. F.L. Martens, Mr. H.D.L.M. Schruer, Dr. J.L.J.L. Tijdink. Schuld of geen schuld, Over schuldhulpverlening inclusief de Wsnp. 1999 Elsevier bedrijfsinformatie BV, ’s-Gravenhage N. Huls, V. Schellekens. Je ziet de gaten in hun handen. 2001 Uitgeverij LEMMA BV Utrecht. Dr.H.G. van Andel, Drs. J.J. den Heeten, Drs. Y.B. Bommeljé. Geld voor armoede, onderzoek naar gemeentelijke uitgaven in het kader van het armoedebeleid. 1997 VUGA Uitgeverij BV ‘‘s-Gravenhage Drs. A. Kersten, Drs. G. Jehoel-Gijsbers, Drs. A. van Heertum. Schuldregeling en beslag, Een onderzoek naar de gevolgen van schuldregeling en beslag voor recidive en voor arbeidsparticipatie. 1997 VUGA Uitgeverij BV s’Gravenhage Mr. J.J. Knol, Mr. A. van der Schee, Mr. M. Bouma. Faillissementsgids. 2002 KluwerDeventer Prof. Mr. m.j.a. van Mourik. Huwelijksvermogensrecht. 2002 Kluwer-Deventer M. Bouman, G. Tekelenburg. Samenwonen, trouwen, scheiden; samenlevingsvormen juridisch, fiscaal en sociaalrechtelijk bekeken. 1999 KluwerDeventer Slotboom. Statistiek in woorden, de meest voorkomende termen en technieken. 1996 Wolters-Noordhoff Drs. A. Buijs. Statistiek om mee te werken. 1994 Stenfert Kroese Ir. B.A.G. Bossink, drs. J.F.B. Gieskes, prof. Dr.ir. O.A.M. Fisscher Kwaliteitsmanagement in beeld. 1993 Kluwer- Deventer Prof. Ir. F.A. Mulder, ing. H.J. Tepper. Kwaliteitsmanagement en Resultaatgerichte Bedrijfsvoering/ RGB. 1994/1995 Kluwer- Deventer Wetteksten Burgerlijk Wetboek Faillissementswet Internetsites: http://www.Wsnp.rvr.org www.justitit.nl www.rvr.org www.google.nl www.cbs.nl www.euronorm.net www.recht.nl www.kvk.nl http://www.vanveenenpartners.nl/organisatie/index.php Overig Reader opleiding bewindvoerders Wet schuldsanering natuurlijke personen Wijziging Faillissementswet Invoeringswet: staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
38