Voorwoord
Met trots presenteert het Advies- en steunpunt huiselijk geweld Groningen, onderdeel van Stichting Toevluchtsoord, de methodische handleiding “Wanneer huiselijk geweld ouderen treft”. Deze handleiding is een van de producten voortgekomen uit het project “Aanpak Ouderenmishandeling” dat in 2009 – 2010 werd uitgevoerd. Ouderenmishandeling is een vorm van huiselijk geweld die veel voorkomt, maar waar niet gemakkelijk over gesproken wordt door betrokkenen zelf. Ouderenmishandeling komt immers vaak voor in een relatie waarbij de oudere (zorg)afhankelijk is van diegene die het geweld pleegt of de oudere uitbuit. Juist daarom is het des te belangrijker om professionals goed uit te rusten om dit geweld te kunnen signaleren en de goede hulp te bieden. Daarvoor is deze handleiding bedoeld. Als auteur is Gerda de Groot ingehuurd. Zij heeft eerder meegewerkt aan de totstandkoming van het ‘tiendagenmodel’, een methodiek voor de uitvoering van het huisverbod. Uitvoerende professionals van diverse provinciale organisaties deskundig op het gebied van huiselijk geweld gaven feedback. Afgaande op hun inbreng en eindoordeel ligt voor u een methodische handleiding die voor hen als professionals zeer bruikbaar is. Inmiddels hebben ook de eerste trainingen aan de betrokken professionals met als basis de handleiding plaatsgevonden. Wij willen van deze gelegenheid gebruik maken om allen die meewerkten aan de ontwikkeling van deze methodische handleiding danken voor hun deskundige inzet en bijdrage. Wij denken dat deze handleiding bijdraagt aan het terugdringen van ouderenmishandeling. Uiteraard staan wij open voor suggesties, op- en aanmerkingen en andere reacties op de inhoud.
Els Dafallah – van der Weele Manager ASHG Riekje Kok Directeur Stichting Toevluchtsoord
Noot 2014: Sinds 1-1-2013 is het SHG Groningen door fusie onderdeel geworden van stichting Het Kopland: www.hetkopland.nl
Wanneer huiselijk geweld ouderen treft… Een methodische handleiding in de aanpak van ouderenmishandeling
Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Groningen, april 2010
Inleiding
Waarom deze handleiding? Omdat mishandeling altijd mensonterend is… Omdat mishandeling vaak ingrijpen van buitenaf nodig heeft…en dat zo vroeg mogelijk… Omdat professionals zorgvuldig en doelgericht willen handelen… Omdat iedereen een waardige benadering verdient, ook ouderen… Omdat de positie van een oudere soms specifiek is… Omdat ontspoorde zorg door mantelzorgers niet gebagatelliseerd mag worden en een professionele aanpak vraagt… Omdat mishandeling ingaat tegen universele waarden en rechten… Topje van de ijsberg Ouderenmishandeling wordt als een taboe gezien: uit onderzoek (Comijs 1999 en Pot 1996)) is bekend dat minstens 1 op de 20 ouderen te maken heeft met een vorm van ouderenmishandeling. In vele publicaties worden deze aantallen gezien als een topje van de ijsberg; lang niet alles is bekend, er wordt gezwegen over wat zich in de omgeving van veel ouderen afspeelt; er is veel verborgen leed. Uit de factsheet Ouderenmishandeling maart 2005:
Ouderenmishandeling is een maatschappelijke misstand, die maar heel langzaam de weg naar de openbaarheid vindt. Ongeloof en ontkenning dragen daar zeker aan bij, maar evenzo belangrijk is dat het meeste geweld tegen ouderen onzichtbaar is. Het geweld vindt achter de voordeur plaats en wordt veelal gepleegd door mensen die heel nabij staan: partners, kinderen, buren, kennissen of hulpverleners. En zij doen hun mond niet open. Ruim honderd duizend ouderen in Nederland krijgen jaarlijks op de een of andere manier te maken met mishandeling. Ze worden onder druk gezet om hun testament te wijzigen, hun bankboekje wordt geplunderd, ze worden geknepen en geslagen, ze krijgen te weinig eten en drinken of te eenzijdig voedsel, ze mogen geen contact buitenshuis hebben, ze worden uitgescholden, bedreigd en beledigd en soms ook worden ze verkracht of op andere wijze seksueel misbruikt. Het onderzoek van Pot toont ook aan dat circa een derde deel van de mantelzorgers van demente ouderen de belasting niet aan kan en over gaat tot een vorm van ouderenmishandeling. Hoe is het mogelijk dat er slechts zo weinig bekend is? Er zijn toch… …tientallen consultatiebureaus voor ouderen …honderden regionale Meldpunten ouderenmishandeling …vele advies- en meldpunten huiselijk geweld …ouderenadviseurs en vele vrijwilligers …thuiszorg …huisartsen …OGGZ …mantelzorgorganisaties Zien we het niet? Of zijn de vraagstukken (te) complex?
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 1
De praktijk Uit de praktijk blijkt dat we heel veel wel zien maar er niet altijd mishandeling aan koppelen. Of wel zien maar niet weten hoe er mee om te gaan. Of wel zien en bespreken maar geconfronteerd worden met vragen en dilemma’s. Die vragen en dilemma’s bevinden zich op meerdere niveaus: Op inhoud -
‘Ja, ik heb vaak genoeg een gevoel alsof het niet pluis is, er hangt dan een spanning tussen mensen of in huis die niet goed voelt…Ik vermoed dat er wel eens escalaties zijn maar daar zijn wij nooit bij…’
-
‘Bij ouderenmishandeling denk ik aan daadwerkelijk mishandeling: lichamelijk. Nu ik me realiseer dat ook verwaarlozing of financiële uitbuiting tot de definitie hoort, realiseer ik me ineens meer situaties waarin dan eigenlijk sprake was van mishandeling. Ik had echter achteraf niet goed geweten hoe ik daar dan mee om had kunnen gaan…’
-
‘Ik ben bang de familie te kwetsten, ze zijn al overbelast en bedoelen het niet verkeerd…ik ben bang dat ik het alleen maar moeilijker voor hen maak…’
-
‘Ik ben bang dat ik het vertrouwen kwijt raak wanneer ik ga ingrijpen…’
Op melden -
‘Ik weet niet zeker of er sprake is van mishandeling, ik vind de situatie wel zorgelijk maar is dat mishandeling…? ik wil het liever zeker weten dus wacht nog even af…’
-
‘Ze willen de politie er niet bij dus ik meld niet…’
-
Waar moeten ze naar toe? Als ik meld dan valt alles uit elkaar…’
Op infrastructuur -
‘We werken niet goed samen…’
-
‘Het uitwisselen van gegevens met bijvoorbeeld huisartsen of BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) geregistreerden gaat erg moeizaam…’
-
‘De mantelzorger laat me er niet in…wat nu?’
-
‘De specialisatie van zorgtaken leidt tot een batterij aan professionals die bij een oudere over de vloer komen maar waardoor er een afname is aan contactmomenten en ieder zich alleen richt op de eigen zorgtaken’.
Deze vragen en dilemma’s zijn voor iedereen herkenbaar en laten tevens zien dat de situatie van veel ouderen inderdaad specifieke vraagstukken met zich meebrengt; met name ouderen die afhankelijk zijn van anderen hebben immers al een bijzondere positie. Demografische en maatschappelijke ontwikkelingen Ouderenmishandeling is een maatschappelijk vraagstuk. Demografische en maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden de positie en leefwereld van ouderen en daarmee samenhangend het vóórkomen van ouderenmishandeling. Het eindrapport van Kriek (2003) beschrijft enkele van die ontwikkelingen: -
vergrijzing: door de absolute toename van het aantal ouderen in Nederland zal er een feitelijke toename te verwachten zijn van ouderenmishandeling bij een gelijkblijvende slachtofferkans. Nederland vergrijst overigens niet alleen, maar ontgroent ook;
-
ouderen worden steeds ouder. Het relatieve aandeel 75-plussers neemt de komende decennia toe. Juist deze groep heeft een grote(re) zorgbehoefte, komt in een afhankelijkheidsrelatie en loopt daarmee een groter risico op mishandeling, aangezien mishandeling vaak voorkomt uit een (gefrustreerde) zorgrelatie;
-
het aantal alleenstaande ouderen in Nederland neemt toe van 700.000 in 2003 tot 1.300.000 in 2030;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 2
-
steeds meer ouderen blijven langer zelfstandig wonen. Het overheidsbeleid is expliciet gericht op het bevorderen van zelfstandig wonen door ouderen. Echter, het langer zelfstandig wonen vergroot de last op de jongere generaties (mantelzorgers en de professionele hulpverlening);
-
door een toename van het aandeel ouderen (met een zorgbehoefte) en verhoudingsgewijs een daling van het aantal (potentiële) verzorgenden (ontgroening), stijgt in principe de druk op vooral de mantel- en in wellicht mindere mate de professionele zorg en ontstaat daarmee een grotere kans dat de zorg ontspoort, waardoor de kans op ouderenmishandeling toeneemt;
-
uiteenlopende maatschappelijke ontwikkelingen doen de kans op slachtofferschap van ouderen toenemen. Genoemd worden wel: veranderingen in waarden en normenpatronen (nadruk op jeugdig, snelheid, schoonheid, consumptie, et cetera); individualisering (afhankelijkheid is zwakte, zelfstandigheid de norm); lossere familiebanden; grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt (vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de mantelzorgen en door een grotere participatie in het betaalde werkcircuit hebben zij minder tijd over voor zorgtaken); het markt- en efficiency denken leidt nogal eens tot bezuinigingen, waardoor de druk op de zorg toeneemt.
Professionalisering Vanuit het veld waar diverse professionals en mantelzorgers een rol spelen in het leven van ouderen is er vanuit de ervaren dilemma’s behoefte aan verdieping op de vraagstukken die samenhangen met het signaleren en omgaan met vormen van ouderenmishandeling. Er is ook behoefte aan toegankelijke interventiemogelijkheden; kortom er is vraag naar verdergaande professionalisering met betrekking tot dit thema. Deze methodische handleiding wil op die behoefte aansluiten. Het is tevens onderdeel van het project ‘Aanpak ouderenmishandeling Groningen’ dat een vervolg is op het provinciale project ‘Signaal op rood’ door het Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) in Groningen. Dit project is in 2008 afgerond en richtte zich op: -
het ontwikkelen van een aanpak voor ouderenmishandeling, met als doel het ontwikkelen van een provinciaal dekkend netwerk voor hulpverlening en melding;
-
het opheffen van onbekendheid bij het brede publiek en professionals van het thema Ouderenmishandeling;
-
het zorg dragen voor de implementatie van het project.
In de ‘aanpak ouderenmishandeling Groningen’ staan de volgende items centraal: -
het zichtbaar maken van de daadwerkelijke omvang van het probleem;
-
een methodische en organisatorische aanpak;
-
het op de kaart krijgen/houden van het onderwerp ouderenmishandeling bij publiek en hulpverleners.
Deze handleiding is allereerst bedoeld voor de professionals in de eerste lijn; de professionals die voor de oudere het meest toegankelijk zijn, die binnen hun functie en positie binnen netwerken zicht hebben op de mantelzorg en die tegelijkertijd de eerst aangewezenen zijn om in te grijpen wanneer geweld dreigt. Daarbij is uitgangspunt dat waar zinvol, mogelijk en passend aangesloten wordt bij bestaande interventies in de reguliere hulp, zoals het Tijdelijk Huisverbod (www.huisverbod.nl ) en het meersporenprogramma 1e Hulp bij Huiselijk Geweld (www.huiselijkgeweld.nl )
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 3
Inhoudsopgave Inleiding ...................................................................................................................................... 1 Samenvatting en schema’s ........................................................................................................... 9 Leeswijzer ................................................................................................................................... 17
Deel 1 1
2
De oudere mens
19
21
1.1.
Wie is die oudere eigenlijk?
1.2.
Visie op ouderdom
Ouderenmishandeling
23
2.1.
Ouderenmishandeling: een vorm van geweld in afhankelijkheidsrelaties
2.2.
Essentie en definitie ouderenmishandeling 2.2.1.
Afhankelijkheid
2.2.2.
Overbelasting / ontspoorde zorg
2.2.3.
(generatie)Overdrachtpatronen
2.2.4.
Isolement
2.2.5.
Psychische klachten
2.2.6.
Somatische klachten
2.2.7.
Verslaving
2.2.8.
Financiële problematiek
2.2.9.
Definitie ouderenmishandeling
2.3.
Visie op mishandeling
2.4.
De oudere en de pleger
2.5.
Betekenis van ouderenmishandeling
2.6.
Vormen van ouderenmishandeling
2.7.
Signalen
2.8.
Tenslotte
Deel 2 3
De oudere en ouderenmishandeling
De kaders
33
Het preventieve kader
35
3.1
Preventie algemeen
3.2.
Specifieke preventieve interventies 3.2.1.
Contact
3.2.2.
Voorlichting en psycho-educatie
3.2.3.
Empowerment van de oudere en zelfmanagement
3.2.4.
Netwerkontdekking en –versterking
3.2.5.
Empowerment van de mantelzorger
3.2.6.
Deskundigheidsbevordering
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 5
4
5
Het kader van hulpverlenen 4.1.
Visie
4.2.
Uitgangspunten, voorwaarden, professionele houding
4.3.
Methodisch werken 4.3.1.
Wat is methodisch werken
4.3.2.
Methodisch werken is motiverend
4.3.3.
Methodisch werken naar specifieke doelgroepen
4.3.4.
Methodisch in proces
Het juridisch kader 5.1.
Juridische aspecten 5.1.1.
Aangifte
5.1.2.
Beroepsgeheim (zwijgplicht)
5.1.3.
Wils(on)bekwaamheid
5.1.4.
Bewind, curatele, mentorschap
Politietaak en rol van het Openbaar Ministerie (OM)
5.3.
De combinatie van kaders 5.3.1.
6
7
51
5.2.
Deel 3
41
Wet Tijdelijk Huisverbod
Wanneer er (vermoedelijk) mishandeld wordt
Signaleren, bespreekbaar maken en melden; de stappen Stap
Het ontstaan van een vermoeden en het in kaart brengen van signalen
Stap 2
Overleg
Stap 3
Nader onderzoek: in gesprek
Stap 4
Weeg de aard en de ernst van de mogelijke ouderenmishandeling
Stap 5
Beslissen: Hulp op gang brengen of melden
Stap 6
Evaluatie
Stap 7
Nazorg
Lichamelijke mishandeling
57
59
67
Aandachtspunten in de hulp Specifieke aandachtspunten in het signaleren De praktijk
8
Seksueel misbruik
76
Aandachtspunten in de hulp Specifieke aandachtspunten in het signaleren De praktijk
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 6
9
Psychische mishandeling / psychische verwaarlozing
79
Aandachtspunten in de hulp Specifieke aandachtspunten in het signaleren De praktijk
10
Verwaarlozing
83
Aandachtspunten in de hulp Specifieke aandachtspunten in het signaleren De praktijk
11
Financiële uitbuiting
87
Aandachtspunten in de hulp Specifieke aandachtspunten in het signaleren De praktijk
12
Schending van rechten
94
Aandachtspunten in de hulp Specifieke aandachtspunten in het signaleren De praktijk
Deel 4
Bijlagen
97
Bijlage informatie ......................................................................................................................................... 99 Bijlage Signalen ........................................................................................................................... 104 Bijlage Veiligheid ......................................................................................................................... 105 Bijlage Balansmodel ..................................................................................................................... 109 Bijlage Interventies ...................................................................................................................... 110 1
Interventies gericht op Psycho-educatie
2
Interventies gericht op motivatie en eigen oplossingen
3
Interventies gericht op empowerment en zelfmanagement van de oudere
4
Interventies gericht op empowerment van de mantelzorger
5
Interventies gericht op communicatie en conflicthantering
6
Interventies gericht op netwerkontdekking en –versterking
7
Interventies gericht op ervaringsgericht en probleemoplossend leren
Bijlage Geheimhouding ................................................................................................................ 119 Bijlage Strafbare feiten ................................................................................................................. 120
Literatuur
121
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 7
Samenvatting en schema’s
Definitie Onder ouderenmishandeling van een oudere persoon (iemand van 65 jaar of ouder) wordt verstaan al het handelen of nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor deze (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk lijden zal en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of gehele afhankelijkheid. -
Mevrouw K. wordt mishandeld door haar kleinzoon. De signalen zijn duidelijk maar is dat voldoende? Mevrouw O. en haar dochter zijn Turks en niet gewend aan te kloppen bij de reguliere hulpverlening. Wat nu, nu mevrouw O. dementerend wordt? Bij meneer en mevrouw P. speelt mishandeling al heel lang, nooit hulp en nu toch in therapie? Had er ingegrepen kunnen worden in de situatie van Lydia die vermoedelijk misbruikt werd door haar zoon? Of in de situatie van de oude dame die verkracht was? Meneer L. wordt niet goed behandeld door zijn dochter. Is dat mishandeling? Dochter R. maakt zich zorgen om haar ouders, ze vreest zorgonthouding wanneer haar moeder vanuit het verpleeghuis weer naar huis gaat. Zijn er mogelijkheden om haar zorg te verlichten? Mevrouw J. en haar dochter weigeren hulp terwijl er verwaarlozing speelt. Hoe ga je te werk? Meneer S. kan de zorg voor zijn dementerende vrouw eigenlijk niet aan… Mevrouw van der Z. zou niet zo lang financieel uitgebuit zijn geweest als de hulp vanaf het begin de bonnetjes voor de boodschappen had moeten overhandigen. Meneer P. wordt uitgebuit door zijn zoons. Naast het doorbreken van die situatie heeft meneer P. meer nodig; hij heeft verdriet. Mag een bewindvoerder zomaar besluiten nemen voor meneer H.? De vader van Kees wordt bijna uit huis gezet omdat zijn zoon dealt. Wie grijpt in? De situatie van mevrouw A. laat zien dat niet iedereen op de hoogte is van de mogelijkheden van hulp. Meneer B. was ongelukkig bij zijn dochter, gelukkig zette de verpleegkundige door.
Al deze ouderen hebben te maken gehad met een vorm van ouderenmishandeling. In deel 3 beschrijven we bij ieder van hen de aandachtspunten voor en de kern van het plan van aanpak. Dat plan van aanpak ontstaat niet zomaar; ouderenmishandeling is vaak complex waardoor handelen gebaseerd is op visie op deze vorm van mishandeling, op aandacht voor preventie en op heldere hulpen juridische kaders. Dán heeft een plan kracht! Visie op ouderenmishandeling en de aanpak -
Ouderenmishandeling is een vorm van geweld in afhankelijkheidsrelaties en strafbaar (Zie Bijlage strafbare feiten). Geweld tast de persoonlijke integriteit aan. De destructieve interacties veroorzaken geweldspatronen waarin betrokkenen gaan overleven. Ingrijpen van buitenaf is daarom vaak nodig, ouderenmishandeling vraagt in dat verband een proactieve professionele houding en samenwerking binnen een helder hulp- en juridisch kader.
-
Ouderenmishandeling staat niet op zichzelf maar heeft een relationele / generationele context waarin de dynamiek van interacties een systeemgerichte benadering vraagt.
-
Geweld in afhankelijkheidsrelaties brengt veiligheid in het geding; veiligheid is daarom de basis voor een plan van aanpak.
-
Motivatie is nodig om de patronen van ouderenmishandeling te doorbreken; een plan van aanpak is daarom nooit standaard maar aansluitend bij leefwereld, mogelijkheden en belemmeringen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 9
De methodische aanpak De kern van deze handleiding is het willen voorkomen van en/of doorbreken van patronen van geweld en het bieden van passende hulp. Daartoe werk je methodisch, stap voor stap, wetend waarom je wat doet, samen met de oudere en zijn omgeving. Methodisch werken staat dus nooit op zichzelf maar wordt gevoed en gekleurd door de werkrelatie die je opbouwt. De basis: hoofdstuk 1 en 2 De basis van de aanpak ligt daarom in het aansluiten bij de leefwereld van de oudere en zijn context: -
wie is de oudere?
-
wat speelt er, en vooral, waarom?
Specifiek voor veel situaties van ouderenmishandeling is namelijk de (zorg)afhankelijkheid. We onderscheiden emotionele, relationele, sociale, financiële en zorgafhankelijkheid. Om zicht te krijgen op de situatie van de oudere stel je je de vraag: -
is er sprake van afhankelijkheid en zo ja, op welke wijze?
-
Is er (nog) sprake van balans of wordt er over grenzen gegaan?
Je zorgt dat je de informatie krijgt die nodig is (bijlage Informatie) . Spreek daarbij openlijk over wat je ziet en/of vermoedt, zie schema 2. De kaders: hoofdstuk 3,4,5 In de aanpak van ouderenmishandeling is het van belang die aanpak te kaderen zodat er zorgvuldig kan worden gehandeld. Ter voorkoming van mishandeling is een preventief kader van belang; wanneer mishandeling al speelt gaat het juist om een verbinding van het preventieve, hulp- en juridisch kader. Preventie (H 3) Preventief is het belangrijk te investeren in het empowerment en zelfmanagement zodat de oudere zo veel mogelijk eigen keuzes kan maken; zijn eigen leven kan sturen. Daarvoor leg je eerst de basis in het contact: in huisbezoek, in activiteiten voor ouderen. Hierbij gelden de volgende preventieve aandachtspunten: -
Welke informatie / psycho-educatie is in de situatie van de oudere en binnen zijn contact van belang? o
publicaties aansluiten bij de leefwereld, dus regionaal;
o
voorlichtingen over mishandeling inbedden in algemene voorlichtingsprogramma’s; mensen zullen niet komen voor het thema geweld maar willen wel laagdrempelige informatie over thema’s die te maken hebben met ouder worden, welzijn, wonen, zorg en afhankelijkheid. Dat geldt voor alle betrokkenen. Zie ook de Bijlage Interventies
-
Waarin is de oudere te motiveren? Wat wil hij in zijn leven, met zijn omgeving, waar krijgt hij energie van? o
je behandelt hem daar waar mogelijk als expert in zijn eigen situatie: eigen oplossingen zijn waardevol!
-
Door middel van een leefplan en met behulp van het Balansmodel (zie Bijlage Balansmodel) onderzoek je tot in hoeverre de oudere in staat is tot zelfmanagement: o
wat is voor de oudere van waarde op de verschillende leefgebieden;
o
welke contacten zijn voor hem belangrijk, breng dit in kaart (Bijlage Interventies)
o
wat wil en kan hij zelf/eigen regie;
o
waar heeft hij ondersteuning en/of hulp bij nodig wat doet de familie/mantelzorg/omgeving; wat doet de professionele zorg;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 10
Wanneer er sprake is van mantelzorg maak je een mantelplan: o
hoe ervaart hij de verhouding draagkracht/draaglast;
o
op welke wijze wil, kan en gaat de mantelzorger zijn draagkracht versterken en zijn draaglast verkleinen zodat er (weer) energie zit in de zorg;
o
waar kan (meer) professionele zorg worden ingezet;
o
waar kan vrijwillige zorg / respijtzorg worden ingezet;
o
op welke wijze gaat de mantelzorger zijn balans bewaken. Schema 1: Preventie Contact, waarbinnen voorlichting en psycho-educatie Inventariseren van de situatie Krachten en belemmeringen van de oudere Krachten en belemmeringen van de mantelzorger
investeer in deskundigheid
Leefplan en mantelplan waarbinnen netwerkversterking Vergroten van mogelijkheden van de oudere en de mantelzorger Een zo groot mogelijke mate van zelfbeschikking van de oudere
Het hulp- en juridisch kader (H4 en H5) De visie op ouderenmishandeling, de systeemgerichte aanpak worden ondersteund door uitgangspunten en voorwaarden; deze worden inspirerend binnen een professionele houding van nabijheid en duidelijkheid.
Uitgangspunten: -
iedere betrokkene is uniek;
-
er wordt vraaggericht gewerkt;
-
ieder is op eigen niveau ergens toe gemotiveerd;
-
ieder is op eigen niveau aan te spreken op wat bij hem hoort of kan zich daarin laten vertegenwoordigen;
-
er wordt waar mogelijk gewerkt naar eigen oplossingen;
-
binnen het kader van veiligheid ligt de focus op wat mensen eigenlijk willen in plaatst van wat zij moeten;
-
waar zinvol en nodig wordt hulp verleend binnen een juridisch kader zoals: o
het doen van aangifte / ambtshalve vervolging;
o
mentorschap, bewindvoering, curatele;
o
wet tijdelijk huisverbod;
o
daderhulpverlening / systeemhulpverlening binnen een juridisch kader.
Voorwaarden: -
veiligheid voorop;
-
focus op eigen kracht, empowerment;
-
aandacht voor cultuurspecifieke aspecten;
-
investering in netwerkversterking;
-
systeemgericht werken, meervoudige partijdigheid;
-
outreachende, actieve, flexibele en structurele aanwezigheid;
-
de aanpak is breed van inhoud, gericht op verschilleden levensgebieden;
-
multidisciplinaire en integrale samenwerking, planmatige coördinatie;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 11
-
de aanpak is doel- en resultaatgericht.
Het combineren van het hulp- en juridisch kader is veelal effectief: daarmee wordt én gevolg gegeven aan de waarden- en normstelling én er worden (hulp)mogelijkheden geboden om destructief gedrag om te zetten in constructief gedrag zodat geweld niet meer nodig is om problemen op te lossen. De praktijk: hoofdstuk 4.3, 5, 6, 7 tot en met 12 inclusief Bijlagen Vanuit de basis en de kaders wordt de praktijk werkbaar. Dat gebeurt methodisch, zie hiervoor schema 3. Signaleren en bespreekbaar maken Binnen de werkrelatie en de kaders wordt (vermoedelijke) mishandeling vanaf het begin gesignaleerd en besproken. Vanuit je houding van nabijheid én duidelijkheid zijn signalen stap voor stap bespreekbaar te maken en kan je in contact met de oudere en zijn omgeving komen tot de juiste interventies om het geweld te helpen voorkomen en stoppen. Voor de stappen in het signaleren en bespreekbaar maken hebben we gebruik gemaakt van het basismodel meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling van het Ministerie van VWS. Het stappen plan is onderdeel van het volledige proces naar een plan van aanpak, schema 3. Schema 2: Stappenplan signaleren en bespreekbaar maken Stap 1
Het ontstaan van een vermoeden en het in kaart brengen van signalen Kijk en luister naar de oudere, naar de interacties en naar de feiten en beschrijf je waarnemingen objectief Leg je waarnemingen zo mogelijk voor aan de oudere / de betrokkenen
Stap 2
Overleg Bespreek het vermoeden met collega’s Win advies in bij het ASHG Stel een voorlopig plan van aanpak op m.b.t. het omgaan met de vermoedens
Stap 3
Nader onderzoek: in gesprek Ga in gesprek met de oudere Ga in gesprek met de (vermoedelijke) pleger / omgeving Onderzoek de oudere of laat hem/haar onderzoeken
Stap 4
Weeg de aard en de ernst van de mogelijke ouderenmishandeling
Stap 5
Beslissen: Hulp op gang brengen of melden Hulp Inventariseer de hulpmogelijkheden Bespreek met de oudere en met de betrokkenen de situatie en de mogelijkheden voor hulp Schakel waar wenselijk en zo nodig anderen in en ga op weg naar een plan Melding Bespreek je melding vooraf met de oudere Alsnog motivatie voor bewaken veiligheid en mogelijkheden van hulp? Volg de stappen bij Hulp Alsnog melding nodig? Doe een melding van de situatie bij het ASHG Overleg met het ASHG over wat ieder doet, ASHG coördineert
Stap 6
Evaluatie
Stap 7
Nazorg
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 12
Aansluiten Het aansluiten bij de oudere, de pleger en hun leefwereld betekent niet alleen kiezen voor de juiste interventies maar deze ook op toegankelijke wijze brengen. Voor sommige ouderen, plegers betekent dit dat je ‘van buiten naar binnen ‘ werkt; een werkwijze waarin geleidelijk gewerkt wordt naar verdieping: -
van laagdrempelig contact naar verdieping;
-
van psycho-educatie naar bewustwording;
-
van algemeen (werk met voorbeelden) naar persoonlijk;
-
van gedrag naar gevoel;
-
van collectief naar individu.
Plan van aanpak Binnen dit gehele kader is een plan van aanpak gericht op het creëren van veiligheid en het aanwenden van die interventies die de mogelijkheden van de oudere en de pleger verruimen en hun relatie en ieders balans in draagkracht en draaglast herstelt. Daartoe stel je, in samenwerking1, enkele essentiële vragen: -
op welke wijze kom ik in contact met de oudere en zijn omgeving;
-
is er sprake van (dreigende) ouderenmishandeling / signalen;
-
is de veiligheid van de oudere in gevaar of niet;
-
melden?
-
is de oudere wilsbekwaam of (deels) wilsonbekwaam;
-
wordt de (dreigende) mishandeling erkend of ontkend;
-
wie worden betrokken bij een plan van aanpak en wie heeft de regie.
Interventies Interventies kunnen direct (bijvoorbeeld het huisverbod) en indirect ( bijvoorbeeld melden) zijn en gericht op structuur (bijvoorbeeld huisbezoek) en op inhoud: -
Veiligheidsplannen
-
Time-out
-
Psycho-educatie
-
Motivatie en eigen oplossingen
-
Empowerment en zelfmanagement o
Draagkrachtversterking
o
leefplannen
-
Communicatie en conflicthantering
-
Netwerkontdekking en –versterking o
Mogelijkheden: genogram, familieschema, relatienetwerk
o
Ervaringsgericht en/of probleemoplossend leren
Zie voor de uitwerking deel 4, de Bijlagen. Voor het volledige methodische proces naar en van een plan van aanpak; zie schema 3.
1
Het ASHG heeft in dit geheel een centrale en coördinerende positie. Het ASHG is de plek waar gemeld wordt en/of
waar lokale meldingen naar worden doorgestuurd en zij stemt in de regio af met de lokalen netwerken, zoals de aandachtsfunctionarissen voor ouderen, de meldpunten ouderenmishandeling, de OGGZ-netwerken, de 1e lijnnetwerken. Binnen iedere regio zijn de afspraken hierover verschillend. Vraag naar de afspraken binnen uw regio.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 13
Schema 3: Volledig proces met betrekking tot het plan van aanpak Zie ook paragraaf 4.3.4.
Fase 1:
Contact
Start signaleren en bespreekbaar maken (stap 1, 2, 3 schema 2) Is er sprake van (dreigende) ouderenmishandeling (stap 4 schema 2)
Ja
Nee: zijn er andere vragen / problemen: aansluitend plan van aanpak
Kom tot informatie over de situatie op hoofdlijnen -
relatie oudere – pleger, systeem
-
vorm(en) van mishandeling
-
veiligheid / gevaar
-
leefsituatie oudere m.b.t.: zelfmanagement, empowerment,gezondheid, welzijn, netwerk
-
leefsituatie pleger
-
motivatie tot doorbreken van de situatie
Overleg en/of melding ASHG (stap 5 schema 2) Conclusie
Veiligheid is (nog) niet in gevaar
Veiligheid is in gevaar
Op weg naar een plan van aanpak
Overleg met het ASHG en/of politie en maak gezamenlijk een plan op het creëren van veiligheid. Mogelijkheden: -
Huisverbod
-
Ambtshalve vervolgen
-
Juridische maatregelen als mentorschap, bewindvoering, onder curatele stelling waardoor noodzakelijke zorg / opname van de oudere kan worden georganiseerd.
-
Kort Durende Opname voor de oudere
-
1e hulp bij huiselijk geweld
-
Maatregelen vallend onder het strafrecht Plan van aanpak in ketensamenwerking Daderhulpverlening Slachtofferhulpverlening
systeem
Wie heeft de regie: afspraken
Fase 2:
Verdiepen van contact, plan van aanpak
Nu meer gedetailleerde informatie verzamelen, rechtstreeks of via derden
+ Wie is de oudere, informatie over de leefgebieden, wat speelt er allemaal, waardoor ontstaat de mishandeling -> essentie van het vraagstuk Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 14
Is de oudere wilsbekwaam of wilsonbekwaam
Wilsbekwaam
Wilsonbekwaam -
In overleg met de omgeving: treffen van maatregelen waarin de oudere binnen een juridisch kader wordt ondersteund op de gebieden waar hij niet meer wilsbekwaam is;
-
Eventueel organiseren hulp / ondersteuning / opname voor de oudere;
-
Mogelijkheden begeleiding / behandeling pleger:
Daderhulpverlening Eventueel gekoppeld aan specifieke hulpverlening, bijvoorbeeld door de verslavingszorg / GGZ bij ontspoorde zorg zijn interventies gericht op:
Veiligheid bewaken, bijlage veiligheid
Psycho-educatie
Herstel balans draagkrachtdraaglast, bijvoorbeeld door respijtzorg
Versterking netwerk
Wordt de mishandeling erkend of ontkend
Erkenning
Ontkenning, bagatelliseren -
Investeren in contacten, vertrouwen opbouwen en blijven signaleren
-
Zorgoverleg wanneer nodig met betrokken professionals, meldpunt ouderenmishandeling /ASHG en politie Actuele situatie Wie blijft het contact zoeken, welke organisatie, welke professional, wie heeft de regie
-
Situatie blijven volgen, in de netwerken of anders
-
Zodanig dossier opbouwen van bewijzen en getuigenverklaringen dat kan worden overgegaan tot ambtshalve vervolgen en/of vordering mentorschap / bewindvoering
-
Wanneer de situatie dan doorbroken is, in contact blijven en waar gewenst en zinvol begeleiding aanbieden
Op weg naar plan van aanpak -
Contact verder verdiepen, vertrouwen opbouwen
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 15
en blijven signaleren -
Wil de oudere de situatie doorbreken / hulp
-
Contact met pleger
-
Waar mogelijk systeemgerichte contacten
-
Inventarisatie van
+
Geschiedenis oudere / pleger Beschermende en risicofactoren Verhouding draagkracht – draaglast Familie- en netwerkrelaties, verschillende dynamieken -
Organiseren zorgoverleg en komen tot een plan van aanpak op grond van de contacten met de oudere / pleger / omgeving en de inventarisatie Welke hulp is nodig, welke organisatie, welke professional, wie heeft de coördinatie
Diagnostiek en behandeling?
Systeemgerichte aanpak
Aansluiten bij leefwereld, wensen en (on)mogelijkheden
Verbinding aan eigen oplossingen en ervaringen van oudere / pleger
Interventies in structuur
Interventies in inhoud, zie Bijlage Interventies
Uitvoering hulp, methodisch werken met begeleiding/ behandelingsplan
Doel- en resultaatgericht -
Korte termijn, lange termijn
Geplande overleg- en evaluatiemomenten, zorgvuldige dossiervorming
Fase 3:
-
Afronding
Samenvatting en evaluatie (stap 6 schema 2)
-
Afspraken met betrekking tot het blijvend handhaven van veiligheid / nazorg (stap 7 schema 2)
-
Afronding
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 16
Leeswijzer
In onderstaand schema vind je de methodische opzet samengevat met een verwijzing naar de betreffende hoofdstukken en bijlagen. In deel 3 vind je de casuïstiek uitgewerkt. Fase 1:
Contactopbouw
-> H1 en H2
Preventie, signaleren
-> H3, H 6 t/m 12, Bijlage Signalen
en bespreekbaar maken / melden
->H 6, Bijlage Signalen, Bijlage Geheimhouding
Motiveren tot hulp
-> H 3, Bijlage Interventies
Verdiepen van contact
-> H1, H2, H3, H4
Verdere informatie verzamelen
-> Bijlage Informatie
en aansluiten bij wensen en mogelijkheden
-> H 3, Bijlage Interventies (leefplan en empowerment), Bijlage Balansmodel
Fase 2: verdiepen van contact, plan van aanpak -op maat en methodisch
-> H 1, H 2, H4 methodisch werken
-veiligheid voorop
-> H 4, Bijlage Veiligheid
-vrijwillig of binnen een juridisch kader
-> H 4, H 5
-motiveren waar mogelijk
-> H 3, Bijlage Interventies
-interventies in structuur en inhoud
-> Bijlage Interventies
-binnen een multidisciplinaire samenwerking
-> H 4
-en systeemdynamische benadering
-> H 4
-binnen een kader van visie, voorwaarden en uitgangspunten zoals beschreven
-> H 4
-proces en inhoud steeds evalueren
-> H 4 methodisch werken, Bijlage Balansmodel
Fase 3: Afronding samenvatting, evaluatie, afspraken nazorg
-> H 4 methodisch werken
Leesbaarheid De voorbeelden in deze handleiding zijn vertaald vanuit de praktijk en herschreven. Elke gelijkenis met bestaande personen is daarom onbedoeld en uitsluitend berustend op toeval. We hanteren in deze handleiding de mannelijke spreekvorm omdat het in onze Nederlandse taal helaas ontbreekt aan een ongekunsteld woord dat zowel de mannelijke als de vrouwelijke spreekvorm omvat. Waar we ‘hij’ schrijven bedoelen we dus hij/zij. Verder gebruiken we het woord ‘oudere’ voor de oudere mens die te maken heeft met (dreigende) mishandeling. Voor het onderscheid gebruiken we daarnaast het woord ‘pleger’. Binnen deze handleiding wordt duidelijk dat we uitgaan van een systeemgerichte benadering waarin de interactiedynamiek van groot belang is. De oudere en de pleger zijn met elkaar in interactie en niet altijd is even duidelijk wie nu de pleger is. Dat kan natuurlijk eveneens een oudere zijn maar van belang is het uitgangspunt dat deze vormen van mishandeling altijd binnen een relatie plaatsvinden. Er is lang niet altijd sprake van een statisch slachtoffer-pleger perspectief maar veelal van een interactieve dynamiek. De leesbaarheid verslechtert echter wanneer we dat steeds expliciet benoemen; daarom oudere en pleger. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 17
Deel 1
De oudere en ouderenmishandeling
Over wie hebben we ‘t eigenlijk wanneer we over de oudere spreken? Elke professional geeft hier een eigen invulling aan. Bewustzijn hiervan is van belang voor de wijze waarop je de oudere benadert. In die benadering zijn kwaliteit van leven, waardigheid én kwetsbaarheid aspecten die de aandacht vragen als het gaat om visie op ouderdom. Ouderenmishandeling is een vorm van geweld in een afhankelijkheidsrelatie. Echter, in deze levensfase is de (zorg)afhankelijkheid van de ander voor veel ouderen een gegeven; een (zorg)afhankelijkheid die in de loop der jaren voor velen van hen eerder meer dan minder wordt. Mishandeling van ouderen vraagt daarom een specifieke benadering. Ontspoorde zorg kan het gevolg zijn van overbelasting van de verzorger, zodanig dat de oudere die het betreft te kort komt; we spreken ook dan van een vorm van ouderenmishandeling. Naast overbelasting kunnen ook andere factoren een rol spelen in deze levensfase: -
geweld wordt in sommige families overgedragen als de manier om conflicten en problemen op te lossen. Juist wanneer een oudere (zorg)afhankelijk wordt kan dit leiden tot nieuwe geweldsescalaties;
-
het isolement dat voor sommige ouderen en/of voor sommige mantelzorgers steeds nijpender wordt kan een factor zijn die mishandeling in de hand werkt of versterkt;
-
psychische en/of somatische klachten kunnen zowel voor de oudere als voor de pleger de relatie beïnvloeden en de verhouding draagkracht-draaglast uit balans brengen;
-
hetzelfde geldt voor verslavingen en/of financiële problemen.
De dynamiek in de relatie tussen oudere en pleger is een belangrijk aandachtspunt in de visie op deze vorm van mishandeling. De vormen waarin ouderenmishandeling voordoet en de betekenis die het voor de oudere in deze levensfase heeft, worden gekleurd door die dynamiek.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 19
1
De oudere mens
1.1.
Wie is die oudere eigenlijk?
De babyboomer die zelfbewust en kritisch geniet van verworven pensioen, zekerheden en ‘rust’? Of de oudere die oud en zorgbehoeftig afhankelijk is? Basis van deze methodische handleiding is de visie dat elk mens, en dus elke oudere, uniek is. Dé oudere bestaat niet; iedere oudere heeft een naam, een geschiedenis, een eigen verhaal, een eigen situatie met eigen wensen, beleving en (on)mogelijkheden. Gemeenschappelijk hebben al deze unieke oudere mensen dat zij met elkaar een grote groep in onze samenleving vormen. En aangezien de levensverwachting stijgt, wordt de groep steeds groter. Zij bevinden zich in een specifieke levensfase; enerzijds de fase waarin vaak niet meer actief binnen een arbeidsproces gewerkt wordt (we spreken over mensen van 65 jaar en ouder), waarin activiteiten een andere inhoud en karakter krijgen, waarin de kinderen veelal de deur uit zijn, waarin vele mogelijkheden zijn en mensen zich wijs, krachtig en goed voelen, waarin levenservaring geldt en de toekomst dichtbij is. Anderzijds is het ook de levensfase waarin geliefden en vrienden sterven waardoor het sociale netwerk kleiner wordt, waarin de actieradius kleiner kan worden door het afnemen van vitaliteit, mobiliteit en veerkracht, waarin mensen toenemend afhankelijk kunnen worden van de zorg en activiteiten van anderen. Kwaliteit van leven De leeftijdsfase vanaf ongeveer 65 jaar is daarom een bijzondere: van (nog) actief en volop deelnemend, naar steeds minder actief binnen een kleiner wordende wereld. Het (levens)perspectief verandert eveneens met het ouder worden; dus een conclusie dat ouder worden per definitie belemmerend, niet leuk, met gebreken is, is niet juist. Ouderdom is een periode in het leven die inderdaad gepaard kan gaan met gebreken maar die daarnaast ook eigen waarden heeft. Werken met ouderen doet daarom een beroep op je persoonlijke en professionele perspectief: hoe kijk jij eigenlijk naar de oudere mens?
1.2.
Visie op ouderdom
Wat voor beeld heb jij als professional bij ouderdom? En bij de mantelzorger waar je vaak mee te maken hebt? Zie je de mens met levenservaring en met eigen wensen en mogelijkheden? Of zie je de druk, de last, de onmogelijkheden? Je beeldvorming bepaalt voor een belangrijk deel je (professionele) gedrag. Simone de Beauvoir (1970): ‘Als bejaarden blijk geven van dezelfde verlangens, gevoelens en
eisen als jongeren, dan wekken zij ergernis; bij hen lijkt liefde en jaloezie ergerlijk of belachelijk, seksualiteit weerzinwekkend en geweld bespottelijk. Wij blijven hardnekkig weigeren het beeld te accepteren dat bejaarden ons van onze toekomst voorhouden; ongerijmd fluistert een stem in ons dat ons dat niet zal overkomen, dat wij onszelf niet meer zijn als dat gebeurt. Voordat ouderdom ons overvalt is het iets dat alleen geldt voor anderen. Zo wordt begrijpelijk dat de maatschappij ons kan weerhouden in bejaarden onze gelijken te zien.’e Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 21
Deze handleiding ziet de oudere als gelijkwaardig; de mens die een waardige benadering verdient. En de professional die proactief dat behoud van waardigheid voor ogen heeft. Kwetsbaarheid Veel ouderen worden tot zichzelf bepaald wanneer geliefden sterven, werk stopt, lichaamskracht afneemt. Een aantal ouderen wordt kwetsbaar. Zij kunnen bijvoorbeeld niet goed omgaan met de betekenis van het ouder worden, krijgen problemen binnen hun relaties, beschikken niet over een stevig sociaal netwerk, hebben geen goed pensioen kunnen opbouwen en/of krijgen problemen met hun gezondheid. Sommige ouderen hebben een zwakke positie binnen de samenleving, bijvoorbeeld ouderen met een chronische ziekte, sommige oudere migranten, sommige ouderen met een laag inkomen, eenzame ouderen die zich niet goed alleen kunnen redden, ouderen die gaan dementeren. Zij zijn vaak afhankelijk van voorzieningen en hulpmiddelen, van mantelzorg, vrijwilligerswerk en van zorg en dienstverlening. Niet altijd zijn ouderen en hun omgeving op de hoogte van de mogelijkheden waardoor zij zorg missen, daarnaast zijn er ouderen die om wat voor reden dan ook zorg of ondersteuning mijden of weigeren. Hoe de kwetsbaarheid zich ook uit: dé uitdaging aan iedere professional die in contact wil of is met een oudere is die dienstverlening op een zodanige wijze vorm te geven dat deze waardig, motiverend en toegankelijk is. Geen standaardpakketten maar unieke zorg, gericht op kwaliteit van leven. Heb als professional niet de illusie dat je zin kunt geven aan het leven van een oudere; dat bepaalt hij gelukkig zelf. Je kunt wél de vraag stellen naar zin: ‘Is dit zinvol voor u? Vindt u dit waardevol?’ Vanuit die houding zullen wij in deze methodische handleiding de oudere een stem geven.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 22
2
Ouderenmishandeling
2.1.
Oudermishandeling: een vorm van geweld in afhankelijkheidsrelaties
Geweld in afhankelijkheidsrelaties is de meest voorkomende vorm van geweld in Nederland en veroorzaakt meer dodelijke slachtoffers dan het criminele circuit (Nieuwenhuis en Ferwerda, 2010). Het betreft geweld tussen mensen die op wat voor wijze dan ook een relatie met elkaar hebben. Geweld in afhankelijkheidsrelaties is dus breder dan partner geweld; het gaat om de brede huiselijke kring. Voor de definitie baseren we ons op de richtlijn FHG, 20092: Het betreft geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Dat is iemand die een duurzame relatie onderhoudt met het slachtoffer of met iemand uit haar/zijn onmiddellijke omgeving op basis van verwantschap, vriendschap of een bepaalde functie (bijv. oppas, verzorgende) en die het slachtoffer in de huiselijke sfeer pleegt te ontmoeten (vrij naar Van Dijk et al., 1997). De relatie wordt geregeld gekenmerkt door een duidelijk machtsverschil; dat is echter lang niet altijd het geval. Vaak ontstaat geweld uit frustratie, escalatie en het uit de hand lopen van conflicten. Zeer ernstig geweld en doodslag komen voor. Plegers en slachtoffers komen uit dezelfde ‘huiselijke kring’: het gaat om (ex)partners, ouders, kinderen, grootouders en overgrootouders, stiefouders, geliefden, huisvrienden, oppassen, tantes, ooms et cetera, die allen in principe pleger of slachtoffer kunnen zijn. Ook huisdieren kunnen tot deze kring gerekend worden; ook zij kunnen slachtoffer van geweld zijn; -
onder geweld verstaan we ‘aantasting van de persoonlijke integriteit’ (Van Dijk et al., 1997). Men onderscheidt fysiek, psychisch en/of seksueel geweld. Het vindt plaats tussen volwassenen, volwassenen en kinderen (waarbij beiden pleger kunnen zijn) of kinderen onderling. Geweld tussen volwassenen en kinderen is kindermishandeling.
Uit deze definitie blijkt de verbinding en interactie die de betrokkenen met elkaar hebben; een verbinding die zorgt dat het geweld ingrijpend is en soms generaties lang kan worden doorgegeven.
2.2.
Essentie en definitie ouderenmishandeling3
Naast maatschappelijke en demografische aspecten is er een aantal veelvoorkomende oorzakelijke factoren, zowel van de oudere als van de pleger. 2.2.1.
Afhankelijkheid
Afhankelijkheid speelt in de meeste relaties een rol; deze afhankelijkheid is vaak wederzijds vanuit de verbinding die men met elkaar heeft. In een constructieve relatie zie je de dynamiek in de interacties en is er in het algemeen sprake van balans in afhankelijkheid / onafhankelijkheid. In situaties van mishandeling is die dynamiek destructief door de patronen van geweld. Bij ouderen die worden mishandeld is er vaak sprake van gehele of gedeeltelijke afhankelijkheid waardoor in de relatie de balans verstoord kan raken. Afhankelijkheid kan zich verschillend voordoen: -
emotionele afhankelijkheid: het gevolg van een lange en intensieve band tussen de oudere en de ander ( vaak zijn dit gezins- en familieleden);
2
Richtlijn Familiair Huiselijk Geweld bij kinderen en volwassenen. Utrecht, NVVP, 2009
3
Zie voor de praktijkvoorbeelden de hoofdstukken 7 tot en met 12
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 23
-
relationele afhankelijkheid: soms blijkt dat in een relatie bij een ouder paar al jarenlang, soms al generaties lang, geweld plaatsvindt. Die destructieve patronen kunnen zich verdiepen wanneer de ouderdom zorgt voor meer afhankelijkheid, en dus voor verstoring van de balans;
-
sociale afhankelijkheid: de oudere is afhankelijk van het contact dat de ander biedt;
-
zorgafhankelijkheid: de oudere is voor zijn lichamelijke verzorging aangewezen op iemand anders;
-
financiële afhankelijkheid: de oudere moet óf zijn financiële zaken aan een ander overlaten óf leeft bijvoorbeeld op kosten van degene die geweld pleegt.
Afhankelijkheid uit zich meestal niet in één bepaalde vorm maar laat zich in combinaties van bovenstaande vormen zien. Specifiek bij veel ouderen is dat de ontstane afhankelijkheid voor een belangrijk deel onomkeerbaar is en gekoppeld is aan de levensfase waarin zij zich bevinden. Dat doet een groot appèl op die anderen om zorgvuldig met deze afhankelijkheid om te gaan; de relatie verandert. Sommige ouderen zijn minder dan voorheen in staat om zich tegen ongewenst gedrag te verzetten. Vanuit de afhankelijkheid zullen zij geneigd zijn zich aan te passen; een proces dat verergert door bijvoorbeeld de angst voor geweld maar ook door loyaliteit of de angst uit huis te moeten wanneer de zorg wegvalt. Andere ouderen zien juist niet dát zij afhankelijk worden, bijvoorbeeld wanneer dementie begint, en verzetten zich (soms gewelddadig) tegen de betrokkenheid van anderen in hun omgeving. Er is vaak sprake van wederzijdse afhankelijkheid: beiden zijn afhankelijk van elkaar, de oudere is afhankelijk van de geboden zorg, degene die geweld pleegt is afhankelijk van de oudere, bijvoorbeeld met betrekking tot sociale contacten, huisvesting of inkomen. De afhankelijkheidsrelaties laten vaak twee slachtoffers zien waarbij onmacht soms kan leiden tot een destructieve uiting: geweld. Door de toenemende afhankelijkheid van de oudere veranderen verhoudingen; de verhouding ouderkind krijgt bijvoorbeeld een geheel andere invulling wanneer de oudere afhankelijk wordt van de zorg van een kind. Niet iedereen kan goed omgaan met deze verhoudingsverandering en rolwisseling. 2.2.2.
Overbelasting / ontspoorde zorg
Zelfstandig wonende ouderen met een zorgvraag zijn vaak afhankelijk van de mantelzorg. De zorglast van degene die verzorgt (mantelzorger of professional) kan de draagkracht overschrijden. Daarvoor zijn allerlei oorzaken, het gevolg is dat de zorg ontspoort4. Ontspoorde zorg kan lang doorgaan, bijvoorbeeld door wederzijdse loyaliteit- en (zorg)plichtgevoelens. Het proces waarin de zorg belastend wordt is bovendien vaak sluipend, langzamerhand wordt het te veel of langzamerhand ervaart de mantelzorger vooral de plicht en niet meer de keuze om voor de oudere te zorgen. De belasting van de mantelzorger neemt ook toe met de ernst van de aandoening of de situatie van degene die verzorgd wordt. Een oudere die bijvoorbeeld meer verward wordt, zich in zichzelf terugtrekt of steeds meer hulp nodig heeft, kan een mantelzorger een machteloos gevoel bezorgen. De gerichtheid op de ander wordt dan groter, de relatie steeds belangrijker. Een gevolg hiervan kan zijn dat de sociale contacten van de mantelzorger afnemen en dat er een isolement ontstaat met alle gevolgen van dien. Een andere situatie ontstaat wanneer meerdere familieleden de zorg van een oudere op zich nemen en er tussen hen spanningen ontstaan. Dit kan voor extra stress zorgen bij degene die de meeste zorg verleent.
4
Ontspoorde zorg is mantelzorg die door overbelasting van de mantelzorger uit de hand is gelopen, wat zich kan
uiten in verwaarlozing, verschillende vormen van mishandeling en foutieve behandeling (www.kenniscentrumouderen.nl). Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 24
De draagkracht van de mantelzorger neemt dan af, terwijl - zeker wanneer er bij de oudere een toenemende vraag om hulp is - de draaglast groter wordt. Er wordt dan veel van de mantelzorger gevraagd en het is voor hem dan vaak verdrietig, pijnlijk en zwaar om de grenzen van zijn mogelijkheden te bereiken. Iemand die langdurig mantelzorg geeft zal niet snel laten blijken dat hij het niet meer aankan. Heel vaak willen mensen immers voor hun geliefden, familie of vrienden zorgen…alleen zorgen ze vaak niet meer goed voor zichzelf… Spanningen, angsten, vermoeidheid en ziekte kunnen zowel bij de mantelzorger als bij de oudere leiden tot wrijving en nog meer spanning. Een mantelzorger kan dan uitgeput raken waardoor er ‘compassiemoeheid’ ontstaat en de kans op ontspoorde zorg toeneemt (K. de Ridder, 2002) Een niet onbelangrijke reden waardoor de ontspoorde zorg soms lang door kan gaan is dat we de ontsporing van de zorg niet snel bespreken. Mantelzorgers geven niet altijd gemakkelijk aan of toe dat de zorg hen te veel wordt; zij doen intens hun best. Professionals, anderen in hun omgeving ervaren regelmatig moeite met het bespreekbaar maken van wat ze zien aan ontspoorde zorg. Ook wanneer er sprake is van vormen van mishandeling is er die moeite vanuit het gevoel de mantelzorger te kwetsen wanneer het bespreekbaar wordt gemaakt, die doet immers zijn best… Het gevolg is dat de oudere die zorg nodig heeft, steeds minder van die zorg krijgt. Voorbeelden zijn het steeds minder krijgen van aandacht, niet op tijd naar het toilet worden gebracht, vastgebonden worden, onvoldoende gezonde voeding krijgen. Maar ook schreeuwen en dreigen door de mantelzorger zijn vormen van ontspoorde zorg. De meeste meldpunten geven aan dat ze vooral meldingen krijgen over mishandeling door mantelzorgers, soms opzettelijk, soms ontspoorde zorg (Kriek, 2003). Ook in instellingen kan sprake zijn van ontspoorde zorg! We spreken dan wel van beschermende vrijheidsbeperkende maatregelen maar die komen soms voort uit de (over)belasting van de professional. Toenemende werkdruk met afgepaste tijden voor zorghandelingen, het steeds korter wordende verblijf in ziekenhuizen bij ziekte, dus een langer en zwaarder herstel thuis, doet een beroep op de draagkracht van professionals. Er komt nog weinig naar buiten over mishandeling van ouderen door professionals. Op basis van de geringe percentages kan verondersteld worden dat er hier sprake is van onderrapportage. In deze methodische handleiding richten we ons niet op deze groep en verwijzen naar de betreffende instellingsprotocollen. Vanzelfsprekend wordt de oudere wel begeleid in zijn ervaringen met de professional. 2.2.3.
(generatie)Overdrachtpatronen
Niet altijd is er sprake van overbelaste mantelzorg: bij de politie en de meldpunten komen ook meldingen binnen van zware mishandeling door de partner en/of (aangetrouwde) kinderen. Vaak blijkt er dan al jarenlang sprake van forse problematiek binnen het gezin. Wanneer kinderen als kind worden mishandeld door (een van) hun ouders of geconfronteerd worden met andere vormen van geweld binnen het gezin, dan is de kans groot dat zij, wanneer die patronen niet zijn doorbroken, geweld zien als middel om problemen en conflicten op te lossen of om hun frustraties af te reageren. Het gewelddadige ouderlijke gedrag heeft een voorbeeldfunctie: het vergroot het risico dat kinderen zich later op dezelfde wijze gedragen in de omgang met hun afhankelijk geworden ouders (Groen en van Lawick, 2008). 2.2.4.
Isolement
Een isolement van de oudere, soms specifiek voor de levensfase waarin geliefden en vrienden zijn overleden, kan de situatie van mishandeling in de hand werken of versterken. Er is dan bijvoorbeeld Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 25
minder sprake van sociale controle door de omgeving waardoor de kans op ontdekking vermindert en de situatie kan voortduren. Daarnaast kan door het wegvallen van het sociale netwerk de afhankelijkheid van de oudere ten opzichte van een verzorger groter worden. Ook die verzorger kan weinig contacten hebben (wederzijdse afhankelijkheid), bijvoorbeeld wanneer de verzorger geen plaats/ momenten heeft waar hij zijn verhaal kwijt kan en feedback krijgt op zijn wijze van dienstverlenen. 2.2.5
Psychische klachten
Zowel bij de oudere als bij de pleger kan er sprake zijn van psychische klachten. Voorbeelden hiervan zijn verwardheid, depressie, (beginnende) dementie, agressie, apathie, psychiatrische problematiek. Deze klachten zijn op zich geen reden voor het plegen van geweld; zij kunnen echter de verhouding draagkracht-draaglast beïnvloeden waardoor destructieve patronen ontstaan in de relatie die zich in geweld kunnen gaan uiten. 2.2.6.
Somatische klachten
Ook lichamelijke ziekten en klachten kunnen de balans in relaties verstoren en/of overbelasting van de verzorger veroorzaken. Opnieuw geen reden tot geweld; geweld kan wel een (destructieve) uiting zijn van onmacht, oververmoeidheid, pijn. 2.2.7.
Verslaving
Een verslaving zoals aan alcohol, drugs, voeding, gokken, medicijnen en seks verstoort een persoonlijke balans en als gevolg daarvan veelal een balans in de relatie. Wanneer er sprake is van psychische problematiek en/of verslaving bij de pleger dan ontstaat er vaak een wederzijdse afhankelijkheid die soms zware mishandeling tot gevolg kan hebben. De mishandeling is dan ook meestal doelgerichter dan de mishandeling door de mantelzorg die vaak uit onmacht voortkomt. Uit de praktijk blijkt regelmatig dat juist (klein)kinderen hun (groot)ouder op bepaalde wijze mishandelen om aan geld te komen voor hun verslaving; reden ook voor een systeemgerichte aanpak… 2.2.8.
Financiële problematiek
Zowel financiële problemen van de oudere als van de pleger kunnen een rol spelen in het ontstaan van patronen van geweld. Echter, veelal liggen aan het omgaan met die financiële problemen relationele problemen ten grondslag.
2.2.9.
Definitie Ouderenmishandeling
Bovenstaande factoren zijn niet altijd de enige en staan niet op zichzelf; meerdere factoren kunnen tegelijkertijd aan de orde zijn. Overeenkomstig is dat alle factoren gevoelens van onmacht kunnen laten zien die op hun beurt weer kunnen leiden tot diverse vormen van ouderenmishandeling. Concluderend zien we dan de definitie van ouderenmishandeling: Onder ouderenmishandeling van een oudere persoon (iemand van 65 jaar of ouder) wordt verstaan al het handelen of nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor deze (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk lijden zal en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of gehele afhankelijkheid. Centraal staat het patroon van geweld dat ontstaat in deze specifieke levensfase waarin afhankelijkheid een kernbegrip is. Dit patroon wordt gekenmerkt door een destructieve interactiedynamiek die uit Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 26
zichzelf moeilijk te doorbreken is. Deze interactiedynamiek vindt plaats binnen een relatie tussen de oudere en de pleger. Mishandeling door een vreemde of zelfverwaarlozing vallen niet onder de definitie van ouderenmishandeling. De definitie maakt daarnaast duidelijk dat er sprake kan zijn van actief (plegen van handelingen) en passief gedrag (nalaten van handelingen, zoals onthouden van zorg, verwaarlozing).
2.3.
Visie op mishandeling
Geweld tast de persoonlijke integriteit aan. Geweld raakt het eigen bestaan; wanneer je door iemand uit je eigen leefwereld mishandeld wordt raak je onzeker en ga je overleven in plaats van leven. Frustraties worden soms ook wederzijds door vormen van geweld geuit. Verhoudingen raken uit balans, er ontstaat een (wederzijdse) afhankelijkheid en ongelijkwaardigheid. Wanneer een oudere al afhankelijk is van zorg en/of wanneer er sprake is van (psycho)pathologie, dan kan die onbalans daardoor worden versterkt. We treffen ook ouderen die in hun partnerrelatie al heel lang gewelddadig met elkaar omgaan; nu ze ouder worden en hun draagkracht vermindert ontstaat er weer een nieuwe onbalans. Hoe dan ook, het is een vorm van geweld in een afhankelijkheidsrelatie die niet toelaatbaar is en strafbaar. Veiligheid in de relatie, veiligheid thuis staan daarom voorop. Om patronen werkelijk te doorbreken is het van belang niet alleen te focussen op korte termijn oplossingen maar eveneens op zoek te gaan naar de oorzaken van geweld, juist om werkelijk verandering in gang te kunnen zetten (de Groot, 2005). Visie op mishandeling is daarbij essentieel en van invloed op de wijze waarop je als professional handelt, zie hoofdstuk 3. 2.4.
De oudere en de pleger
Conform de definitie is er is sprake van ouderenmishandeling wanneer de mishandeling gepleegd wordt door iemand uit de nabije omgeving van de oudere met wie hij een structurele relatie heeft. Meldingen De cijfers van meldingen ouderenmishandeling van Movisie (www.movisie.nl ) in 2008 laten het volgende zien: De plegers van ouderenmishandeling zijn volgens de meldingen vooral te vinden in het directe familieverband: (ex)partner (39%) en (klein)kinderen (42%), dat is samen 81%. De overige plegers zijn kennis/buur (11%), familie (5%) en beroepskrachten (3%)). Vanzelfsprekend is niet iedereen die aan die kenmerken voldoet een potentiële pleger van ouderenmishandeling. Niemand is dan ook gebaat bij stereotypering. Het vraagt zorgvuldigheid om met bovenstaande kenmerken om te gaan. Van groot belang is ook de aandacht voor de interactiedynamiek.
Intentie Bij de registratie van meldingen wordt onderscheid gemaakt tussen opzettelijke mishandeling en ontspoorde zorg. Bij opzettelijke mishandeling weten de plegers wat ze doen. Plegers handelen uit financieel gewin, desinteresse of uit wraak. Daarnaast kan de mishandeling ook het gevolg zijn van ontspoorde zorg. Uit de registratie van het Landelijk Platform Ouderenmishandeling ( LPBO) 2005 blijkt dat bij driekwart van de gevallen ouderenmishandeling sprake is van opzettelijke mishandeling en bij een kwart sprake is van ontspoorde zorg. Deze cijfers komen overeen met de meldingregistratie van Movisie in 2008. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 27
Ontspoorde zorg is echter een vorm van geweld in de relatie en is het belangrijk dat zowel de oudere als de pleger zich er van bewust worden dat wat er tussen hen gebeurt niet klopt. Het risico in het benoemen van ontspoorde zorg als niet intentioneel handelen is namelijk dat het vergoelijkt wordt waardoor het lijkt alsof er niet hoeft te worden ingegrepen. Ook bij ontspoorde zorg wordt er mishandeld, wordt er gekwetst, is er pijn en vraagt dat om ingrijpen. In de benadering en hulpverlening is het daarentegen van belang te onderzoeken vanuit welke motieven en/of intentie het geweld plaatsvindt - zorg op maat -: bij ontspoorde zorg richt je je bijvoorbeeld in eerste instantie naast veiligheid op psycho-educatie en verlichting van de zorg, bij opzettelijke mishandeling op handhaving van veiligheid. Uit de praktijk en de literatuur blijkt eveneens dat voor zowel de oudere als de pleger geldt dat ‘Hoe groter de afhankelijkheid van de oudere in relatie tot familie, bekenden of de hulpverlening,hoe groter het risico van mishandeling. Afhankelijkheid waar niet goed mee wordt omgegaan, blijft dus de kern van ouderenmishandeling. Welke oudere wordt mishandeld? Oudermishandeling komt in alle lagen van de bevolking voor. Sommige groepen zijn echter extra kwetsbaar.
Leeftijd Hoe ouder de persoon is, hoe groter de kwetsbaarheid en daardoor afhankelijkheid en daardoor de kans op mishandeling. Uit dezelfde cijfers van het LPBO in 2005 blijkt de gemiddelde leeftijd van de slachtoffers van ouderenmishandeling rond de tachtig jaar te liggen. De meeste meldingen vallen in de leeftijdscategorie van 80 tot 89 jaar. De oudste slachtoffers zijn 96. Ruim 10% van alle slachtoffers van ouderenmishandeling is 90 jaar of ouder.
Sekse In wat tot nu toe bekend is, is de oudere meestal een vrouw en vaak ook alleenwonend. Redenen die genoemd worden waarom er vaker oudere vrouwen dan mannen worden mishandeld zijn (Strümpel, 2009): -
de langere levensverwachting waardoor er meer oudere vrouwen dan oudere mannen zijn;
-
het rollenpatroon en de machtsverhouding tussen man en vrouw gedurende hun leven, kunnen zich destructief ontwikkelen tot geweldspatronen wanneer de relatieproblemen zich verergeren.
Enkele specifieke doelgroepen Naast ouderen in het algemeen willen we een paar doelgroepen benoemen die bijzondere aandacht vragen:
Demente ouderen / ouderen met een hersenbeschadiging Een groep ouderen die extra kwetsbaar is en daardoor meer risico loopt mishandeld te worden, is de groep dementerende ouderen of ouderen met een niet aangeboren hersenafwijking. Vanwege het ziekteverloop (van vreemd tot agressief gedrag) kan de druk op hun mantelzorgers onhoudbaar worden. Daarnaast kunnen ouderen in de onmacht van de dementie zelf agressief gedrag vertonen.
Ouderen met een allochtone achtergrond Er is weinig bekend van ouderenmishandeling bij allochtone ouderen; het waarom daarvan verdient nader onderzoek. Er zijn wel enkele veronderstellingen:
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 28
-
veel allochtone ouderen zijn afkomstig uit familieculturen waarin het van grote waarde en gebruikelijk is om vanuit respect voor ouderen hen binnen de eigen familie te helpen. Ouderen worden in principe door hun kinderen verzorgd en begeleid en eenzaamheid van een oudere komt eigenlijk weinig voor;
-
onbekendheid van allochtone ouderen met het Nederlands verzorgingssysteem;
-
het Nederlands verzorgingssysteem is bovendien erg westers van inhoud waardoor allochtonen zich er niet toe aangesproken voelen.
Dit neemt niet weg dat ook allochtonen op oudere leeftijd met vraagstukken en problemen worden geconfronteerd. Juist op oudere leeftijd is bijvoorbeeld het verlangen naar het land van herkomst aanwezig en/of is het ingrijpend niet letterlijk nabij zieke oude familieleden in het land van herkomst te kunnen zijn. Daarnaast kunnen er problemen optreden tussen ouders en hun kinderen wanneer er conflicten ontstaan over wat wel en niet getolereerd wordt aan gedrag in de Nederlandse westerse cultuur en/of doordat kinderen minder dan gewenst tijd hebben om hun ouders te verzorgen. Huiselijk geweld is voor veel allochtonen een gevoelig onderwerp. Sommige cultuur- en seksespecifieke factoren kunnen een rol spelen in het (voort)bestaan van het taboe op huiselijk geweld (Serkei, 2005). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de invloed van culturele aspecten als familie-eer en schande, gedwongen uithuwelijking en partnerkeuze. Die kunnen juist op latere leeftijd een probleem zijn, net als traditionele rolopvattingen, ongelijke man-vrouwverhoudingen, opvattingen over mishandeling als straf, taalproblemen, economische situatie, mate van integratie, en migratieproblematiek. Veel allochtonen leven binnen een familiecultuur, het familiebelang is daarbij belangrijker dan het eigen belang. Bespreken van huiselijk geweld vraagt dan een eigen benaderingswijze, zie paragraaf 4.3.3. en De Groot en Şimşek (2008).
2.5.
Betekenis van ouderenmishandeling
Mishandeling is ingrijpend, voor wie dan ook. De afhankelijkheid waar de oudere vaak mee te maken heeft is belangrijk voor de betekenis die de mishandeling voor hem heeft: -
voor veel ouderen geldt dat zij niet snel het initiatief zullen nemen om over hun situatie of de mishandeling te praten. Het is überhaupt al moeilijk om over dergelijke situaties te praten;
-
uit de interactiepatronen van geweld (Groen en van Lawick, 2008) wordt duidelijk dat degene die mishandeld wordt zichzelf verantwoordelijk maakt voor de escalaties en deze probeert te voorkomen. Dat lukt vrijwel nooit omdat de onderliggende reden meestal niet aan de orde komt. Hierdoor worden gevoelens van schuld steeds manifester. Ook bij ouderen is dit het geval; schuld- en schaamtegevoelens weerhouden hen er van te praten over hun ervaringen. Mishandeling veroorzaakt bovendien een toenemend isolement waarin gezwegen en toegedekt wordt;
-
angst voor nieuw geweld doet ook veel ouderen zwijgen;
-
ouderen nemen vanuit loyaliteit hun verzorgers (familieleden en professionals) in bescherming;
-
veel ouderen schamen zich voor wat er thuis gebeurt; schaamte belemmert een open gesprek;
-
ouderen kunnen bang zijn voor represailles van de verzorgenden wanneer zij de mishandeling aanmelden. Daarnaast kunnen zelfstandig wonende ouderen bang zijn dat de zorg gaat stoppen wanneer de situatie en mishandeling bekend worden en dat ze vervolgens zullen worden opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis;
-
sommige ouderen zijn te ziek of te zwak om zich te verzetten tegen de mishandelingen of om er over te praten;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 29
-
voor ouderen met een heel klein netwerk hebben is het soms moeilijk om buitenstaanders / hulpverlening te bereiken. Binnen dat isolement weet een aantal ouderen ook niet waar ze terecht kunnen.
Taboe Op ouderenmishandeling rust (nog) een taboe. Geweld in afhankelijkheidsrelaties is een gevoelig onderwerp en over ouderen die door iemand uit de nabije omgeving structureel worden mishandeld wordt pas de laatste tijd meer gesproken. Het onderwerp blijft ook in de taboesfeer door het isolement waarin veel ouderen verkeren. Daarnaast is het nog niet echt beleidsonderwerp bij ouderenbonden. Uit onderzoek (Kriek, 2003) blijkt het nog niet zo gebruikelijk te zijn dat lokale seniorenraden of lokale ouderenbonden ouderenmishandeling aankaarten bij de lokale meldpunten of hulpverlening. Er is dan ook sprake van onderrapportage ondanks de vele advies, steun en meldpunten. Zie hiervoor ook Banga (2007). De situatie van mishandeling wordt dus door de oudere zelf nog niet gemakkelijk besproken. Dit betekent dat hun gedrag kenmerken kan gaan vertonen van ontkenning, berusting, verwardheid of zelfs depressie (van der Veen, 1996). Daarnaast wordt het door professionals lang niet altijd gesignaleerd omdat er gebrek is aan deskundigheid en professionele vaardigheden in het signaleren en bespreekbaar maken van grensoverschrijdingen. Wanneer professionals niet goed weten wat ouderenmishandeling inhoudt worden de vraagstukken en problemen van ouderen in verband gebracht met problemen die samenhangen met het ouder worden, in plaats van met geweld en machtsmisbruik in een afhankelijkheidsrelatie van de oudere.
2.6.
Vormen van ouderenmishandeling
We onderscheiden zes vormen van ouderenmishandeling: Lichamelijke mishandeling Elke vorm van interactie van fysieke aard, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend in de vorm van fysiek letsel. Blauwe plekken, schrammen, zwellingen, fracturen, brandplekken: deze symptomen kunnen het gevolg zijn van lichamelijke mishandeling. Soms worden ouderen vastgebonden aan een stoel of bed. Ze vertonen dan striemen aan polsen of enkels. Ook het geven van onvoldoende voedsel of drinken, of van te weinig of juist te veel medicijnen (bijvoorbeeld slaapmiddelen) is een vorm van lichamelijke mishandeling, evenals het onvoldoende zorgen voor persoonlijke en huiselijke hygiëne. Voor een specifieke uitwerking verwijzen we naar hoofdstuk 7. Seksueel misbruik Hiervan is sprake wanneer er seksuele handelingen worden verricht met of in het bijzijn van de oudere, die hij zelf niet wil. Hieronder vallen exhibitionisme, betasten van het lichaam, kussen, verkrachting en gedwongen meekijken naar pornofilms. Voor een specifieke uitwerking verwijzen we naar hoofdstuk 8. Psychische mishandeling Elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van psychische aard in de privésituatie, waardoor schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend in de vorm van psychisch letsel.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 30
Bij psychische mishandeling is er sprake van treiteren en sarren, negeren, het zelfbeeld ondermijnen, onvoldoende aandacht geven, vrijheid beperken, beperken van zelfbeschikking, beperking van privacy, dreigementen, valse beschuldigingen, vernedering, beledigingen of bevelen. Voor een specifieke uitwerking verwijzen we naar hoofdstuk 9. Verwaarlozing Lichamelijke verwaarlozing kan blijken uit ondervoeding, uitdroging, slechte hygiëne of wonden als gevolg van doorliggen. Wanneer de geestelijke behoeften van ouderen worden genegeerd, zoals de behoefte aan aandacht, liefde en ondersteuning, spreken we van psychische verwaarlozing. Voor een specifieke uitwerking verwijzen we naar hoofdstuk 10. Financiële uitbuiting Bij deze vorm van ouderenmishandeling gaat het om het wegnemen of profiteren van bezittingen van de oudere. Te denken valt aan diefstal van geld, juwelen en andere waardevolle spullen, aan verkoop of gebruik van eigendommen zonder toestemming van de oudere, aan gedwongen testamentverandering, aan onverklaarbaar geldtekort, schulden,/ huurachterstand, onverklaarbare geldopnames bij de bank. Ook iemand financieel kort houden is een vorm van uitbuiting. Voor een specifieke uitwerking verwijzen we naar hoofdstuk 11. Schending van rechten Hiervan is sprake wanneer de rechten van ouderen, zoals het recht op vrijheid, privacy en zelfbeschikking, worden ingeperkt. Bijvoorbeeld door post achter te houden, bezoekers weg te sturen en de oudere te verhinderen het huis te verlaten, door het verhinderen van privacy bij bezoek, door het belemmeren van zelfbeschikking bij dagbesteding. Voor een specifieke uitwerking verwijzen we naar hoofdstuk 12. De risicofactoren zijn inmiddels benoemd: -
Toegenomen afhankelijkheid;
-
Sociaal isolement;
-
Rolverandering;
-
Overbelasting;
-
Loyaliteitsgevoelens voor de pleger/dader;
-
Een geschiedenis van geweld;
-
Persoonlijke problemen van de pleger/dader ;
-
Relationele voorgeschiedenis met mishandeling.
Zie hiervoor ook de Bijlage informatie. Uit de LPBO-registratie 2005 blijkt dat 41% van de slachtoffers lichamelijk wordt mishandeld, 46% psychisch geweld ondervindt, 37% financieel wordt uitgebuit, 18% wordt verwaarloosd, bij 12% elementaire rechten worden geschonden en 3% seksueel wordt misbruikt. Omdat regelmatig verschillende soorten van ouderenmishandeling naast elkaar voorkomen, overschrijden de gezamenlijke percentages de honderd procent.
2.7.
Signaleren
Naast de omgeving van de oudere zijn het vooral huisarts, ouderenadviseurs, vrijwilligers, de Thuiszorg die voor het eerst in aanraking komen met (vermoedelijke) gevallen van ouderenmishandeling. Essentieel voor het herkennen van signalen is dat je als professional een open Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 31
houding hebt naar het vraagstuk: je wilt het niet ontkennen maar signalen op hun waarde schatten. De oudere spreekt immers meestal niet over zijn ervaringen, goed het (vermoedelijk) geweld willen zien en werkelijk luisteren en kijken zijn dus van groot belang. Signalen zijn altijd aspecifiek. Dat betekent dat er altijd meerdere signalen zijn die kunnen wijzen op ouderenmishandeling maar een of enkele van die signalen hoeven echt niet altijd mishandeling in te houden. Veelal gaat het om een combinatie van verschillende signalen én om je professionele intuïtie. Deze intuïtie, een niet-pluis gevoel is van groot belang om te onderzoeken en er professioneel naar te handelen. Dit betekent onder andere dat vermoedens zorgvuldig besproken worden en dat je overlegt met leidinggevenden, collega’s, anderen. Zie voor een stappenplan in signaleren en bespreekbaar maken hoofdstuk 6, voor een korte impressie van signalen de Bijlage Signalen en voor specifieke signalen de hoofdstukken 7 tot en met 12. Complexiteit Bij het signaleren van ouderenmishandeling is het van belang de complexiteit van het vraagstuk goed te doorgronden: -
afhankelijkheid is vaak een gegeven in de zorg aan de oudere; wanneer de verzorger mishandelt zal de oudere geneigd zijn tot bagatelliseren: hij heeft de zorg immers nodig;
-
vlak na een escalatie zijn mensen het meest bereid tot het doorbreken van de patronen en tot verandering; daarna sluit het systeem zich vaak al weer snel en wordt de mishandeling ontkend, gebagatelliseerd;
-
ouderenmishandeling kan leiden tot toenemend isolement door gevoelens van schuld en schaamte;
-
ook de oudere is deel van de dynamiek; soms betekent dat dat hij in enigerlei mate verantwoordelijkheid (geen schuld) draagt voor het doorbreken van de destructieve situatie; in andere situaties (bijvoorbeeld wanneer de oudere dementerend is) kan hij geen verantwoordelijkheid dragen voor zijn deel aan de interactie;
-
ouderenmishandeling hangt vaak samen met een te grote draaglast van de verzorger; ouderenmishandeling komt ook in de professionele zorg en georganiseerde vrijwilligerszorg voor;
-
in sommige partnerrelaties speelt geweld soms al generaties een rol in interacties en conflicthantering.
2.8.
Resumerend
Geweld raakt eigen waarden, raakt het eigen bestaan. Er ontstaat een uitzichtloze situatie waarin macht en onmacht domineren, angst bepaalt, isolement zich verdiept. Ouderenmishandeling is een vorm van geweld in een afhankelijkheidsrelatie; specifiek omdat een zekere mate van afhankelijkheid op oudere leeftijd vaak een gegeven is. Ouderenmishandeling vraagt dus naar maatschappelijke betrokkenheid én naar professionaliteit, naar het doorbreken van de situatie met behulp van constructieve professionele interventies. Naar perspectief, naar ruimte voor autonomie, eigenheid van de oudere en van zijn omgeving! Ook wanneer er sprake is van structurele afhankelijkheid kan vanuit het oogpunt van autonomie waardig met een oudere en de situatie worden omgegaan.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 32
Deel 2
De kaders
Deel 1 laat het ingrijpende van geweld zien; het preventieve contact met ouderen die kwetsbaar zijn of worden is daarom van groot belang. In dit tweede deel werken we daartoe in hoofdstuk 3 enkele specifieke preventieve interventies uit: -
opbouwen van contact waardoor de stap niet groot is om te praten over mogelijke mishandeling;
-
voorlichting en psycho-educatie waardoor er bewustwording kan ontstaan ten aanzien van patronen van geweld;
-
empowerment en zelfmanagement van de oudere waardoor afhankelijkheid kan worden uitgesteld of verkleind;
-
netwerkontdekking waardoor het risico op isolement kan worden verkleind;
-
empowerment van de mantelzorg waardoor het risico van ontspoorde zorg kan worden voorkomen of verkleind;
-
deskundigheidsbevordering om het thema in alle beroepsgroepen op de agenda te houden en er steeds verdergaande kwaliteit in te ontwikkelen.
In hoofdstuk 4 worden de kaders van de hulpverlening beschreven, de visie, de uitgangspunten, voorwaarden en de bijbehorende professionele houding. Dit geheel maakt duidelijk hoe de oudere benaderd wordt; waardig, zo veel mogelijk zelf beschikkend in eigen leven, en binnen het systeem. Veiligheid maken we expliciet tot voorwaarde, duidelijk en concreet. Methodisch werken is het bewuste handelen, weten wat je doet. Omdat het werken met vraagstukken van ouderenmishandeling vaak complex is, is methodisch, systeemgericht planmatig werken daarom erg belangrijk. Bewust handelen betekent dan ook voortdurend stil staan bij wat mensen beweegt, bij wat ze eigenlijk willen, bij veiligheid als basis. Methodisch handelen is dan juist motiverend, je werkt toe naar een perspectief, aansluitend bij de oudere en zijn omgeving en bij de specifieke situatie. Omdat geweld strafbaar is, is er eveneens een juridisch kader aan ouderenmishandeling verbonden; we beschrijven de belangrijkste aspecten daarvan in hoofdstuk 5: -
het doen van aangifte;
-
omgaan met beroepsgeheim/zwijgplicht en op welke wijze je als professional om kunt gaan met een zogenaamd conflict van plichten;
-
wilsbekwaamheid of juist wilsonbekwaamheid;
-
curatele, bewind en mentorschap.
Daarnaast gaan we in op de politietaak en de rol van het Openbaar Ministerie. Uitgebreide, op de praktijk gerichte, informatie met betrekking tot een aantal thema’s in deze kaders staan beschreven in de Bijlagen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 33
3
Het preventieve kader
3.1.
Preventie algemeen
Voorkomen is beter dan genezen…preventie is daarom van groot belang! Preventie heeft in het algemeen tot doel te zorgen dat mensen gezond blijven door enerzijds de gezondheid te bevorderen en anderzijds de gezondheid te beschermen. Ook heeft preventie als doel te voorkomen dat mensen ziek worden en/of dat de situatie, ziekte verergert. In het kader van ouderenmishandeling betekent dit dat preventie zich richt op verschillende niveaus, primair, secundair, tertiair (www.huiselijkgeweld.nl ): -
primaire preventie: het wegnemen van de factoren die kunnen leiden tot geweld in relaties in het algemeen. Dit gebeurt door voorlichting en preventieprogramma’s die zich richten op de hele bevolking. Het bekend maken van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld is hiervan een onderdeel. Postbus 51, spotjes en publicaties van de Ministeries van Justitie, VWS, Jeugd en Gezin hebben aal tot doel bewustwording tot stand te brengen;
-
secundaire preventie: voorlichting en preventieprogramma’s gericht op specifieke doelgroepen waar geweld in relaties voorkomt. In het kader van ouderenmishandeling gaat het dan om het verminderen van de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van ouderen om daarmee te voorkomen dat zij het slachtoffer of pleger worden van ouderenmishandeling. Het gaat dan bijvoorbeeld om maatregelen vanuit het gemeentelijk welzijn – en gezondheidsbeleid, de deskundigheidsbevordering van ouderenadviseurs, thuiszorgmedewerkers en mantelzorgondersteuners. Het doel is de eerste tekenen van mogelijke ouderenmishandeling te signaleren en te onderkennen zodat er ingegrepen kan worden. En niet onbelangrijk; ook het ontlasten en voorkomen van overbelasting van mantelzorgers is een vorm van secundaire preventie. Zorgverzekeraars bieden hier eveneens mogelijkheden toe;
-
tertiaire preventie: het verminderen van de negatieve gevolgen of het voorkomen van recidive van (huiselijk) geweld. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om gerichte hulpverlening en aansluitende nazorg.
Preventie vraagt altijd om een proactieve houding waarin je als professional vooruit wilt lopen, ziet en bespreekt.
3.2.
Specifieke preventieve interventies
In het benoemen van enkele specifieke preventieve interventies richten we ons met name op de secundaire preventie. De primaire preventie richt zich op huiselijk geweld in het algemeen en valt buiten de directe bedoeling van deze handleiding. De tertiaire preventie nemen we mee in de volgende hoofdstukken waarin we ingaan op specifieke interventies wanneer ouderenmishandeling wordt vermoed of aan de orde is. We gaan in dit hoofdstuk in op een aantal preventieve aspecten met die voorwaarde dat ze worden toegepast aansluitend bij de leefwereld van iedere oudere. 1
Contact
2
Voorlichting en psycho-educatie
3
Empowerment en zelfmanagement
4
Netwerkontdekking
5
Empowerment mantelzorg
6
Deskundigheidsbevordering
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 35
3.2.1.
Contact
Preventieve activiteiten beginnen altijd met het maken van contact; zorg er voor dat je binnenkomt in de leefwereld van de oudere. Binnen dat contact ontstaan mogelijkheden om in gesprek te gaan over wat er bij en rondom de oudere plaatsvindt. Vanuit het contact ontstaat de werkrelatie. Contact met en tussen (professionele) netwerken rondom de oudere is eveneens zinvol om ouderenmishandeling te voorkomen of om in te grijpen wanneer ouderenmishandeling dreigt. Dat betekent bijvoorbeeld dat een huisarts signaleert en bespreekbaar maakt dat een oudere meer behoefte heeft aan zorg, dat binnen de netwerken de juiste zorg wordt geïndiceerd. Mogelijkheden en belasting van alle betrokkenen zijn aandachtspunten. Samenwerking is in preventief kader al van groot belang. Preventieve contactinterventies zijn bijvoorbeeld gericht op: -
activerend huisbezoek bij kwetsbare ouderen zodat de oudere met zijn wensen en grenzen, zijn mogelijkheden en beperkingen in beeld is. Dat geldt eveneens voor het beeld dat verkregen wordt van de omgeving / mantelzorg. Ouderenadviseurs, de OGGZ en andere laagdrempelige instellingen zijn hierin van groot belang, net als vrijwilligersorganisaties, kerken buurtwerk;
-
ontwikkelen van mogelijkheden voor gezamenlijke activiteiten voor ouderen. Dat hoeven geen ingrijpende en ingewikkelde activiteiten te zijn, gezamenlijk eens in de week eten is bijvoorbeeld een activiteit die veel ouderen plezierig vinden;
-
kenbaar maken wat de mogelijkheden van vrijwilligers, ouderenwerkers, hulp- en zorginstellingen zijn.
3.2.2.
Voorlichting en psycho-educatie
Voorlichting en psycho-educatie zijn preventief van grote waarde en in de contacten een belangrijk aandachtspunt. Methodisch gezien zijn het toegankelijke werkvormen. De inhoud is algemeen en voor velen bedoeld. Mensen kunnen in wezen achterover leunen, ze hoeven geen persoonlijke details te vertellen wanneer ze dat niet willen. Toch krijgen ze de informatie waar ze iets aan hebben. Het is de kunst voor jou als professional om binnen samenwerkingsverbanden in het contact met de oudere, de pleger en zijn omgeving dieper in te gaan op de informatie. Je werkt dan van buiten naar binnen (zie paragraaf 4.3.3.).
Aandachtpunten met betrekking tot de inhoud -
laat publicaties aansluiten bij de belevingswereld van betrokkenen. Maak verhalen waarmee mensen zich kunnen identificeren en waarin ze zich herkennen. Maak gebruik van lokale media (regionale radio en tv), dagblad, kerkblad en buurtkrant. En betuttel niet!
-
een voorlichtingsprogramma / psycho-educatie aan ouderen en/of mantelzorgers over ouderenmishandeling slaat niet aan wanneer dit onderwerp als enige wordt behandeld en het woord ‘mishandeling’ centraal staat. Immers, wanneer er nog geen sprake is van mishandeling zullen mensen met weerzin en weerstand, ontkenning en bagatelliserend op dit onderwerp reageren;
-
informatie over escalaties in contacten, uit de hand lopende ruzies kan daarom beter ingebed worden in algemene voorlichting over ouder worden, welzijn, wonen, zorg en afhankelijkheid; dat geldt voor alle betrokkenen. Mantelzorgers praten gemakkelijker over hun eigen (over)belasting met lotgenoten. Zorg er voor dat voorlichtingsprogramma’s laagdrempelig zijn en niet te zwaar.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 36
Aandachtspunten met betrekking tot specifieke doelgroepen -
Demente ouderen/ ouderen met een hersenbeschadiging o
Voorlichting en psycho-educatie zijn vooral gericht op de betekenis en beleving, kenmerken en het verloop van dementie voor de oudere en voor zijn omgeving. Preventieve activiteiten zijn én gericht op het zorgvuldig omgaan met (beginnende) dementie en de naaste omgeving én op het voorkomen van (over)belasting met risico op mishandeling. In dat kader kan mishandeling expliciet benoemd worden als uiting van onmacht en/of van overbelaste zorg.
-
Ouderen met een allochtone achtergrond o
Vanuit het perspectief van de allochtone oudere is er veelal een grote afstand tot de westerse zorg- en hulpverlening. Voorlichting en psycho-educatie dienen daarom outreachend te zijn en georganiseerd worden op plekken waar oudere allochtonen samen komen. Ook hier geldt dat zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande thema’s. Houd rekening met andere waarden en normen in een cultuur waarin huiselijk geweld geen vanzelfsprekend thema is. Het is daarbij van belang gebruik te maken van sleutelfiguren en voorlichters die migranten in hun eigen taal en op hun eigen wijze willen en kunnen benaderen.
Het voorlichtingsprogramma ‘Ouder worden in Nederland in de 21e eeuw beslaat 8 bijeenkomsent met allerlei werkvormen over allerlei thema’s voor oudere allochtonen. In aangepaste vorm kan het ook dienst doen voor oudere autochtonen. Het programma is te downloaden via de webwinkel van Vilans, www.vilans.nl en is ook in een werkmap met DVD verkrijgbaar (Loog en Overbeek, 2006) Uiteindelijk zijn voorlichting en psycho-educatie gericht op zelfmanagement van de oudere; het zoveel mogelijk zelf houden van de regie in het eigen leven waardoor eigen keuzes kunnen worden gemaakt. 3.2.3.
Empowerment van de oudere en zelfmanagement
De kern van empowerment zit in ‘het de moeite waard zijn’ en van daaruit het leven leven zoals je dat zelf graag wilt. Daarnaast is empowerment het bij ‘bij machte en wilsbekwaam zijn’; zoveel als mogelijk je eigen beslissingen willen en kunnen nemen. Als professional heb je de houding dat een oudere zoveel als mogelijk in staat is tot eigen keuzes en beslissingen; je richt je werkzaamheden daarop in en creëert preventief de voorwaarden. Niet alle ouderen zijn gewend gevoelens en beleving te bespreken. Dat betekent, vanuit preventief oogpunt: -
dat je vraagt naar en je richt op wat voor de oudere zin heeft en van waarde is;
-
dat je benoemt wat je ziet aan signalen ten aanzien van lichamelijk, geestelijk en emotioneel (on)welbevinden.
Door de focus op de eigenheid en het welbevinden van de oudere te richten probeer je samen met hem en zijn omgeving de afhankelijkheid van zorg uit te stellen dan wel te verkleinen.
Zelfmanagement Zelfmanagement zijn het vermogen en de vaardigheden van iemand om ook op oudere leeftijd een zekere mate van balans en welbevinden te ervaren ondanks aan leeftijd gerelateerde verliezen. Het doel van zelfmanagement is het behouden of bereiken van een zo optimaal mogelijke kwaliteit van bestaan door: -
het vinden van compensatie van verlies op bepaalde levensterreinen (zoals (intieme) relaties, betaalde arbeid, mobiliteit) en waarbij eveneens aandacht is voor de relatie tussen de verschillende levensterreinen (het één heeft vaak met het ander te maken);
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 37
-
het in stand houden van het zelfsturend vermogen;
-
het aanboren van nieuwe hulpbronnen waar zinvol en nodig (Loog en van Overbeek, 2007).
We gaan er hier bij van uit dat ieder mens zelf weet wat bij hem hoort en goed voor hem is. Van daaruit richt je je leven in en maak je keuzes. Sommige ouderen hebben in hun dagelijks leven hulp nodig, dat wil echter niet zeggen dat zij niet meer weten wat bij hen hoort en wat ze willen. Juist wanneer afhankelijkheid haar intrede doet is het zo belangrijk bewust stil te staan bij wie de ander is en bij wat hij (eigenlijk) wil. Wanneer de oudere niet meer (volledig) in staat is tot zelfmanagement, dan zijn interventies er op gericht hulp zo te bieden dat respect voor wie de oudere in wezen is altijd uitgangspunt is. Voor gerichte interventies naar empowerment en zelfmanagement, zie de Bijlage interventies. 3.2.4.
Netwerkontdekking en -versterking
In preventieve contacten met kwetsbare ouderen werken we systeemgericht met: -
de oudere;
-
de directe omgeving (partner, gezin, familie, significant others, vrienden);
-
de indirecte omgeving (kennissen, buurt, kerk, vereniging, etc.).
Wanneer we voortaan spreken over netwerk of omgeving dan bedoelen we daar zowel de directe omgeving als de indirecte omgeving mee. Vanuit preventief oogpunt is het van belang het netwerk in kaart te brengen, zodat je de mogelijkheden van dat netwerk ontdekt. Mogelijkheden waar de oudere (en mogelijk zijn directe omgeving) misschien nog meer gebruik van kan maken. Bovendien ontdek je door het in kaart brengen van het netwerk eveneens de kansen op eenzaamheid en isolatie. Tenslotte, maar eigenlijk het meest belangrijk, leer je door het in kaart brengen van het netwerk, de oudere kennen en hoor je zijn geschiedenis. Vanuit die kennis kan je met hem in gesprek gaan over zijn eigen mogelijkheden en belemmeringen. In het ontdekken van de netwerken wordt ook duidelijk of en waar er meer gebruik kan worden gemaakt van steun en hulp: versterken van de steunstructuren, mantelzorg. Door het in kaart brengen van het netwerk ontdekt de oudere soms weer nieuwe mogelijkheden van contact. Het versterken van het netwerk staat centraal. Voor de mogelijkheden om het netwerk in kaart te brengen, zie de Bijlage Interventies. 3.2.5.
Empowerment van de mantelzorger
Het is van belang voor het welzijn van zowel de oudere als van de mantelzorger, dat er al in een vroeg stadium wordt onderzocht of de mantelzorg aansluit en niet te veel vraagt van de mantelzorger én van de oudere. Ook het contact naar de mantelzorger vraagt een nabije, proactieve en vastberaden professionele houding. Voor de mantelzorger geldt eveneens dat empowerment gericht is op zelfbeschikking en zelfmanagement. Wanneer er sprake is van mantelzorg is het preventief van belang om, binnen het contact dat met de oudere wordt gelegd, zicht te krijgen op die zorg en op mogelijke risico’s van overbelasting zoals: -
ontbreken van zin, inspiratie. Wat inspireert de mantelzorger? Met andere woorden, waarom zorgt de mantelzorger/ en wat beleeft hij daaraan? Voor veel mantelzorgers is de zorg voor hun geliefde of naaste zwaar maar ervaren zij zin in wat ze doen waardoor er ondanks de vele of zware zorg toch balans is in draagkracht en draaglast. Veel mantelzorgers die hun zorg zijn begonnen uit liefde voor degene die ze verzorgen vinden het erg moeilijk om te erkennen dat de zorg hen te zwaar wordt en zij het moeilijk kunnen opbrengen, zich belast voelen. Wanneer
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 38
de mantelzorger geen inspiratie meer ervaart is de balans snel uit zicht en wordt de zorg (te) veel. Mantelzorgers die veel, vaak en lang zorg bieden spreken van een gevoel van een ‘ point of no
return’: het gevoel dat de situatie niet meer teruggedraaid kan worden. De zorg is vaak verweven met hun privéleven, waardoor het moeilijk is om ‘nee’ te zeggen als er een beroep op hen gedaan wordt. Het omgaan met een dierbaar iemand die zieker wordt, aftakelt, geeft stress…zeker wanneer de gegeven zorg niet het gewenste resultaat geeft (de Ridder, 2002). De drempel om professionele hulp in te schakelen kan echter hoog zijn; -
andere mantelzorgers voelen zich min of meer verplicht te zorgen; de oudere is afhankelijk en er móet iets gebeuren. Het gaat dan veelal niet om willen maar om moeten, niet om zin of keuze maar om plicht, niet om verbinding/committment tussen de oudere en de mantelzorger maar om een noodzakelijke verhouding. Dat betekent dat de zorg extra energie kost van de mantelzorger, de oudere dar mogelijk op reageert en er een dynamiek kan ontstaan die spanning en stress oproept;
-
lang niet alle mantelzorgers zijn op de hoogte van de mogelijkheid van hulp- en zorgmiddelen en instellingen en/of zijn alleen aan het zorgen zonder gebruik te maken van steunstructuren, respijtzorg5.
Voor de mogelijkheden om het empowerment van de mantelzorger te versterken, zie de Bijlage interventies. 3.2.6.
Deskundigheidsbevordering
Er is grote behoefte aan deskundigheidsbevordering. De dilemma’s, beschreven in de inleiding, geven aan dat ouderenmishandeling lang niet altijd gesignaleerd wordt en dat er moeite is met het bespreekbaar maken van de diverse vormen van mishandeling. Daarbij spelen essentiële factoren, bijvoorbeeld het feit dat mishandeling niet altijd duidelijk zichtbaar is en/of soms al jarenlang speelt, of de sympathie en loyaliteit voor de mantelzorg. Op mesoniveau is het van belang dat professionals deskundig zijn in het signaleren van en omgaan met overbelaste mantelzorgers. Deskundigheidsbevordering dient daarom, vanuit een preventief kader, structureel aangeboden te worden aan: -
mantelzorgers en vrijwilligers;
-
professionals 1e lijn;
-
professionals 2e lijn in het kader van vermoeden, signaleren en bespreekbaar maken, afstemming in het omgaan met vermoedens en signalen;
-
professionals en organisaties die te maken hebben met beleid ten aanzien van ouderen, zorgtoewijzing, zorgfinanciering, zoals gemeenten, CIZ, zorgverzekeraars.
5
Respijtzorg is zorg aan een zorgbehoevende, met als doel om diens mantelzorger(s) te ontlasten en vrijaf te
geven. Het is een verzamelbegrip voor voorzieningen, die tijdelijk, beroepsmatig of vrijwillig de mantelzorg overnemen, en dus respijt verlenen. De thuiszorg, gehandicaptenzorg, verpleeg- en verzorgingshuizen en vrijwilligersorganisaties bieden allerlei vormen van respijtzorg. De tijdelijke aflossing kan thuis of buitenshuis worden geboden. Zo kan een oudere bijvoorbeeld een periode overdag naar een dagactiviteitencentrum gaan of kan er een vrijwilliger thuis komen die oppast zodat de mantelzorger eigen activiteiten kan doen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 39
4
Het kader van hulpverlenen
4.1.
Visie
In de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden vanuit welk perspectief de oudere waar het om gaat én zijn omgeving worden gezien en wat preventief van belang is. De visie op ouderenmishandeling is eveneens duidelijk; we zetten kort op een rij: Geweld is niet geoorloofd -
Ouderenmishandeling is een vorm van geweld in afhankelijkheidsrelaties en strafbaar.
-
Angst, onmacht, controle en macht veroorzaken patronen waarin interacties destructief zijn en mensen gaan overleven6. Niet meer waardig.
-
Er ontstaat een negatieve spiraal, een spiraal van geweld. Escalaties van geweld zullen blijven en vaak zelfs toenemen wanneer de patronen niet worden doorbroken.
-
Ingrijpen van buitenaf is nodig om die spiraal en destructieve patronen te doorbreken, om interacties weer van waarde te laten zijn.
-
Ouderen die mishandeld worden zijn vrijwel altijd afhankelijk van de pleger. Dat maakt de aanpak lastig en soms complex.
Systeemdynamisch perspectief -
Ouderenmishandeling speelt zich binnen de dynamiek van de relatie tussen de oudere en de pleger af. Die relatie is weer onderdeel van allerlei sociale en culturele systemen, die gezamenlijk de maatschappij vormen. Daarnaast is elke oudere uniek en datzelfde geldt voor de plegers. Hun gedrag wordt bepaald door allerlei omstandigheden en psychisch, lichamelijk welzijn, die elkaar onderling beïnvloeden en die voor ieder ontwikkeld zijn in de eigen bestaansgeschiedenis.
-
Er is sprake van interactie tussen oudere en pleger. Ze beïnvloeden elkaar. Door de interactie ontstaan er veranderingen in hun (sub)systeem, die weer effect hebben op andere delen van het systeem. (Vink, Van Bavel, 2007).
-
De relatie is soms al langdurig en kent haar eigen patronen; soms zijn die patronen al generaties lang overgedragen. Om adequate hulp te kunnen bieden is het nodig om het geweld steeds vanuit die context te bekijken. Pas dan wordt er recht gedaan aan de oudere, én aan de pleger, én aan de omgeving én aan de complexiteit van de interacties en de situatie7. De systeemgeoriënteerde visie, ook wel het biopsychosociaal model’ genoemd, biedt daarvoor een kader8. Dit betekent dat elke individuele situatie van ‘een’ oudere steeds vanuit het systeem waarin hij leeft én vanuit de verschillende dynamieken en interacties benaderd wordt. Dat systeem kan groter zijn dan je op het eerste gezicht ziet. Bijvoorbeeld in de hulp aan de oma die door haar kleinzoon financieel wordt misbruikt. Daarin is het van belang eens contact te zoeken met de ouders van de kleinzoon, de kinderen van oma. Wat is er gebeurd in deze familie, hoe zijn de verhoudingen, wie kan op wie rekenen of juist niet en vooral, waarom?
6
Zie voor informatie over geweldspatronen ook de Richtlijn, www.ggzrichtlijnen.nl
7
We zien als basistheorie de Contextuele hulpverlening (Boszormenyi-Nagy) en de Gehechtsheidstheorie (Bowlby)
8
Zie de Richtlijn Familiaal huiselijk geweld bij kinderen en volwassenen
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 41
Van belang in de hulp is daarom verder te kijken dan je op het eerste gezicht ziet en de verschillende relaties, de dynamieken, de redenen waarom mensen wel en niet met elkaar omgaan en wat ze met elkaar willen, te onderzoeken. Dat kan met behulp van het maken van bijvoorbeeld een genogram (zie Bijlage Interventies) en kan in het begeleidende contact plaatsvinden: wanneer betrokkenheid en belangstelling gevoeld worden willen mensen immers graag vertellen! Vanuit dat inzicht kunnen patronen doorbroken,relaties hersteld of interacties constructief ingevuld worden.
4.2.
Uitgangspunten, voorwaarden en professionele houding
Uitgangspunten -
De ouderen, partners, mantelzorgers, plegers, de omgeving van de oudere: ieder van hen is uniek. Ieder heeft eigen waarden en normen, eigen (on)mogelijkheden. Die eigenheid zien betekent in elke situatie een open blik, oog en oor voor wat er werkelijk speelt. We werken in die zin nooit met standaardpakketten maar zijn gericht op zorg op maat. Zowel de oudere (indien mogelijk) als de direct betrokkenen moeten zich herkennen in een plan van aanpak dat aansluit bij wie ze zijn.
-
De vraag van de oudere en van zijn omgeving staan centraal.
-
Ieder mens is, op eigen niveau, ergens toe gemotiveerd.
-
Ieder mens is op eigen niveau aan te spreken op gedrag.
-
Ieder mens is, op eigen niveau, aan te spreken op wat bij hem hoort en wat goed voor hem en zijn omgeving is en/of kan zich laten vertegenwoordigen zodat zijn stem kan worden vertaald en gehoord. Dit geldt ook voor ouderen; we gaan uit van zelfbeschikking zoveel als mogelijk. Interventies zijn daarom gericht op zo veel mogelijk zelfbeschikking van de oudere, op het vinden van perspectief en mogelijkheden in de situatie van de oudere die afhankelijk is van zorg.
-
Elke oudere wordt daarbij waar mogelijk gezien als expert in de eigen situatie waardoor groot belang gehecht wordt aan eigen oplossingen (zie Bijlage Interventies).
-
Zinvolle benadering en interventies doen (afgezien van het bewerkstelligen van veiligheid rondom de oudere) niet een beroep op wat mensen moeten maar op wat zij willen. Slechts weinig mensen willen echt geweld plegen, veelal willen zij iets anders. In de benadering van alle betrokkenen is de focus gericht op dat wat zij ‘eigenlijk willen’. Daar waar geweld moedwillig wordt gepleegd wordt resoluut ingegrepen, op weg naar een juridisch, strafrechtelijk kader.
Voorwaarden -
Veiligheid voorop Veiligheid is de basis waar vanuit verandering kan plaatsvinden. Veiligheid is echt de start en vaak ook het begin van motivatie tot verandering. In het doorbreken van patronen gaat het niet om het verbreken van relaties, een angst van veel ouderen. Het gaat om het creëren van veiligheid met, als het maar enigszins kan, behoud van eigen leefwereld. Lang niet altijd zijn de oudere en degene met wie hij een geweldsrelatie heeft bereid tot intensieve hulp. Dat hoeft ook niet altijd; ieder heeft het recht op eigen leven en om hulpverlening daarin te weigeren. Veiligheid moet daarentegen wél gewaarborgd zijn en daarop is goed te motiveren. Bovendien: wanneer hulp aansluit bij leefwereld, wanneer er erkenning is voor ieders perspectief, dan is die hulp van waarde en raken mensen veelal ook gemotiveerd. Duidelijk blijft: wanneer de situatie niet veilig is wordt er ingegrepen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 42
Zie voor aandachtpunten in veiligheid de Bijlage Veiligheid. -
Focus op eigen kracht, empowerment Zie hiervoor paragraaf 3.2.3. Door iemand de moeite waard te laten zijn, er in te willen investeren bied je de gelegenheid dat iemand zichzelf de moeite waard gaat vinden en zich bewust gaat worden van eigen wil, wens en grens. Dat geldt voor de oudere en voor de pleger en de omgeving. Vanuit dat uitgangspunt voelen mensen zich gezien en ontstaat motivatie voor verandering. Is een oudere hier niet meer toe in staat dan is het van belang hem daarin te (laten) vertegenwoordigen.
-
Aandacht voor cultuurspecifieke aspecten Vanuit het unieke van iedere mens is er aandacht voor cultuurspecifieke aspecten; of dat nu bijvoorbeeld Oost-Gronings, Indonesisch of Marokkaans is. Families zijn ook te onderscheiden naar cultuur, bijvoorbeeld de mate waarin men met elkaar verbonden is en de wijze waarop besluiten worden genomen, individueel of binnen de familie. Het gaat dus om het aansluiten bij de leefwereld die voor ieder anders is. Het betekent niet dat je alles moet weten van culturen, het betekent wel dat je alles wilt weten van de oudere, van zijn systeem en van zijn leefwereld. Daarbij geldt dat je ieders perspectief wilt horen en geen oordeel hebt over de wijze waarop mensen hun leven invullen. Geweld in welke vorm dan ook wordt echter niet getolereerd.
-
Investering in netwerkversterking Om geweldspatronen te doorbreken is het netwerk van grote waarde, niet alleen om te voorkomen dat de oudere zich isoleert en patronen zich daardoor verergeren (sociale controle) maar ook om te ondersteunen en de leefwereld te vergroten, zie ook paragraaf 3.2.4.
-
Systeemgericht werken, meervoudige partijdigheid Binnen de systeemgerichte benadering is aandacht voor de verwachtingen, (ideaal)beelden, overdrachten in de geschiedenis van ieder lid van het systeem die mogelijk (mee) hebben geleid tot de situatie van (dreigende) mishandeling van de oudere. Duidelijk wordt dan welke invloed de constructieve en destructieve patronen in het systeem hebben, hoe de verhouding draagkracht/draaglast binnen het systeem is en wat is het effect daarvan is op deze oudere (zie Bijlage Balansmodel).
-
Binnen de afhankelijkheid is het voor veel ouderen niet gemakkelijk eigen wensen en grenzen aan te geven; loyaliteit en ook angst voor de gevolgen spelen immers, naast de angst voor mishandeling, een grote rol. Juist bij ouderenmishandeling is de situatie complex omdat het doorbreken van patronen grote gevolgen kan hebben. Juist dan is het van belang (preventief) te investeren in contact met de oudere en met zijn omgeving. In dat contact gaat het om nabijheid waarbinnen geluisterd en gekeken wordt naar wat er echt speelt. Signalen, patronen worden dan duidelijk en kunnen vanuit het contact besproken worden. Dat contact is gericht op creëren van die situatie dat de oudere stem heeft; of wel zelf stem geeft aan eigen wensen en grenzen, ofwel zich laat vertegenwoordigen door iemand die dat zelfde streven heeft. De oudere is hoe dan ook betrokken bij de invulling van plannen. Vanuit het systeemgerichte perspectief is het contact er natuurlijk ook op gericht stem te geven aan de directe omgeving van de oudere; de omgeving/het systeem waarbinnen de mishandeling plaatsvindt én de omgeving die van waarde is in het doorbreken van de patronen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 43
Binnen de contacten met de oudere is er daarom altijd aandacht voor de verschillende perspectieven: dat van de oudere, van de mantelzorger/ pleger of andere direct betrokkenen. Iedereen in het systeem wordt daardoor recht gedaan. Er is dan sprake van meervoudige partijdigheid, waarin ieders perspectief serieus genomen wordt…binnen een kader waarin mishandeling niet wordt getolereerd. -
Outreachende, actieve, flexibele en structurele aanwezigheid Hulpverlening bij geweld vraagt om een actieve en flexibele inzet, niet afwachten. Daarnaast om veel aanwezig te zijn zodat je bekend bent voor de oudere én voor de pleger. Ze kunnen in de goede zin van het woord niet om je heen en je bent daarom benaderbaar wanneer ze dat nodig hebben. Het gaat er om dat je in beeld bent en dat ook de oudere het gevoel heeft dat hij in beeld is. Om de patronen, de interacties te doorzien betekent dat soms dat je buiten kantoortijden aanwezig bent; ook dan gaat het om aanwezigheid op cruciale momenten. Dat vraagt creativiteit, lef en het buiten kaders denken/handelen.
-
Brede aanpak Uit ervaring blijkt dat hulpverlening in complexe situaties vooral effect heeft als vraagstukken en problemen op meerdere niveaus worden aangepakt. Dit betekent bijvoorbeeld dat de focus niet alleen gericht is op het doorbreken van geweldspatronen maar bijvoorbeeld ook op het voorkomen van isolement door dagbesteding en vergroten van weerbaarheid, door aandacht voor ziekte en lichaamsverzorging. Je onderzoekt als professional welke factoren op elkaar inwerken, elkaar versterken en welke factoren een positieve invloed hebben op het doorbreken van de situatie.
-
Multidisciplinaire en integrale samenwerking, planmatige coördinatie Juist vanwege de afhankelijkheid van de oudere zijn er vaak veel mensen betrokken bij de zorg: naaste omgeving, professionals, vrijwilligers. Effectieve hulpverlening en zorg op maat bij ouderenmishandeling beperken zich niet tot een standaard ketensamenwerking. De oudere heeft recht op hulp die bij hem en zijn situatie past, de vraag/behoefte van hem is leidend. Daarbij past een aansluitende adequate samenwerking, professioneel en met ketens, netwerken en sleutelfiguren rondom de oudere: o
het duurt soms lang voordat alle professionals die met de oudere en/of met de pleger werken met elkaar om de tafel zitten. Er zijn wel diverse netwerken maar niet altijd zijn er verbindingen tussen de netwerken. Hierdoor kan een situatie ontstaan waarin iedereen hard maar langs elkaar heen werkt. Een regelmatig zorgoverleg (vergeet de politie niet, zie hoofdstuk 5), en afstemming met mantelzorg en omgeving zorgen voor eenduidigheid en korte lijnen;
o
regie is essentieel. Binnen de methodische aanpak is afgesproken coördinatie noodzakelijk; iemand die de regie heeft, die met iedereen in contact is en ieders perspectief kan zien en kan vertalen naar een succesvolle aanpak.
o
door een regelmatig zorgoverleg kan de aanpak steeds worden bijgesteld naar de huidige situatie. Een plan van aanpak is altijd ten eerste gericht op het creëren van veiligheid. Vervolgens doet het recht aan een zo groot mogelijke mate van zelfbeschikking van de oudere en schept het voorwaarden voor een optimale zorg. Dat herstel van belangrijke relaties daar een grote rol in speelt, spreekt inmiddels voor zich. Centraal staat daarom, naast het creëren van een veilige situatie voor de oudere, de verbinding die de oudere en zijn omgeving met elkaar hebben en willen. Waar willen en
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 44
kunnen mensen met elkaar en voor elkaar van waarde zijn, dáár zit de beweging naar de gewenste verandering. -
Resultaatgericht In het streven ouderenmishandeling een halt toe te roepen spelen vele dilemma’s en knelpunten. Dit betekent soms dat een situatie lang kan voortduren, sterker nog: kan verergeren zonder dat er echt daadwerkelijk ingegrepen wordt. Bij (vermoedelijke) mishandeling past een daadkrachtige houding zoals we al schreven, maar eveneens een resultaatgerichte houding, nl. dat er ingegrepen wordt wanneer ouderenmishandeling speelt, dat vermoedens bespreekbaar worden gemaakt, dat veiligheid bereikt wordt en dat eigen wensen waar mogelijk uitgewerkt worden naar reële doelen. Ook al is de oudere afhankelijk, zijn inbreng blijft hoe dan ook belangrijk.
Professionele houding Hierbij gaat het er niet specifiek om of je nu bijvoorbeeld ouderenadviseur, maatschappelijk werker, OGGZ-werker of op een andere wijze professioneel met ouderen werkt; het gaat om een professionele basishouding. Die houding is essentieel in het contact en het contact is weer essentieel in de gewenste veranderingen: meerdere onderzoeken,( o.a. De Vries, 2007) hebben aangetoond dat bejegening de belangrijkste succesfactor is binnen de hulpverlening. Enkele belangrijke aandachtspunten binnen die houding wanneer het gaat om ouderenmishandeling: -
je bent toekomstgericht, daarbij gaat het niet alleen om de risico’s maar zeker ook om (het zien en creëren van) de beschermende krachten, de sterke kanten en mogelijkheden van de oudere en zijn omgeving;
-
je bent creatief in het zien van die mogelijkheden: je zoekt bijvoorbeeld creatief naar de mogelijkheden om een oudere alleen te spreken;
-
je bent nabij en in contact, sluit aan bij de leefwereld, wilt weten wat er speelt, oprecht en professioneel nieuwsgierig en betrokken. Je bent zo nabij dat je nog steeds de juiste afstand behoudt om te kunnen zien wat er echt speelt, het gaat dus om een nabije werkrelatie;
-
je bent betrouwbaar en transparant in wat je ziet en doet. Betrouwbaarheid uit zich ook in dat je duidelijk bent over wat wel en niet kan, je staat voor de veiligheid en hebt daarin geen dubbele agenda;
-
je bent systeemgericht en meervoudig partijdig, wilt ieders perspectief zien;
-
je bent doortastend, proactief en outreachend; je wacht niet af, je bent waar het zinvol is, bemoedigt, bekrachtigt en grijpt in waar nodig, hebt pit en lef;
-
je bent gericht op zelfmanagement van de oudere waar mogelijk en vervanging daarvan waar nodig; hetzelfde geldt voor mantelzorg;
-
je bent je bewust van persoonlijke en professionele waarden, normen en aannames en kunt hierop reflecteren.
4.3.
Methodisch werken
4.3.1.
Wat is methodisch werken
Methodisch werken zien we als een bewuste en gekozen manier van werken: weten waarom je wat wanneer doet. Binnen de hulpverlening zijn er genoeg begeleidingsmethoden beschreven, daar ontbreekt het vaak niet aan. De waan van de dag is echter sterk; de praktijk is weerbarstig en anders dan de mooie theorieën. Het gevolg is dat er veel energie gaat zitten in het omgaan met die waan van de dag en dat de effectiviteit daarvan niet altijd duidelijk wordt. Dat is jammer want juist het evalueren van wat je doet Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 45
en het ontdekken van sterke en verbeterpunten maken dat je én gerichter gaat werken én inzicht krijgt in wat nu inhoudelijk wel en niet werkt. Door methodisch te werken weet je waar je naar toe werkt, evalueer je en kan je regelmatig bijstellen. Methodisch werken doe je altijd vanuit visie en vanuit je professionele houding. Je weet wat je doet, stap voor stap. Binnen methodisch werken past dan niet de waan van de dag die jouw handelen bepaalt. Wel kun je doordacht omgaan met die hectische situatie: keuzes maken, weten waarom je iets wel of niet doet. Daardoor bied je structuur en veiligheid, een kader waarin verandering kan plaatsvinden. Methodisch werken betekent dan: -
doordacht handelen: je weet als professional waarom (wat is de kern, waar gaat het in de situatie van de oudere om) je wat doet (doelgericht en planmatig); je werkt daarin samen met de oudere en zijn omgeving en met collega’s/organisaties;
-
procesmatig en systematisch handelen: elk proces van hulpverlenen kent fasen: opbouw van het contact, verdieping, afronding. Alle fasen sluiten op elkaar aan waarbij je flexibel omgaat met wat zich voordoet. De ene fase heeft dus invloed op de volgende fase. Het methodisch werken betekent dat alle fasen op elkaar aansluiten in het volledige proces;
-
binnen het methodisch proces ga je op zoek naar wat er allemaal speelt in de situatie van de oudere, dat koppel je aan wensen en bereikbare doelen en je creëert daarbij de mogelijkheden voor het opdoen van succeservaringen;
-
je werkt daartoe met een plan. Daarin staan de achtergronden van de oudere en zijn omgeving, de situatie van dat moment en de belangrijke factoren, het plan van aanpak met interventies en de bereikbare doelen en de momenten waarop je evalueert en bijstelt. Misschien heb je al contact met een oudere vanuit andere vraagstukken; het vraagstuk geweld neem je dan mee in je plan, de specifieke aandachtspunten komen aan de orde in deel 3;
-
de gewenste doelen in het plan van aanpak zijn concreet omschreven, in termen van de oudere en van zijn omgeving; dat wil zeggen dat het zijn/hun doelen zijn, niét die van jou als professional!
-
het doel wordt bereikt via effectieve interventies; binnen de werkrelatie kijk je steeds (en/of in overleg met collega’s) wat wel en wat niet effectief is binnen de situatie;
-
doordat er steeds overzicht is, is kwaliteit steeds goed te benaderen: Wat wil deze oudere en wat is zinvol en van waarde in zijn situatie? Dezelfde vragen kunnen voor de pleger / omgeving gesteld worden: waar heeft iedereen behoefte aan, hoe kunnen we dat bereiken en veiligheid waarborgen? Hoe effectief en efficiënt wordt er gewerkt? Binnen welke tijd?
Methodisch werken is een energiek gebeuren, je weet wat je doet (bewust van je waarden en normen), je stelt voordurend bij zodat niet de situatie maar jij leidend bent. Je hebt dan regie, zet de lijnen uit waarin de vraag en waardigheid van de oudere én veiligheid systeemgericht worden benaderd. Daar binnen neem je mensen mee en dát werkt motiverend. 4.3.2.
Methodisch werken is motiverend
Doordat je steeds vooruit denkt kan je je richten op belangrijke motiverende onderdelen in de hulp: -
het gaat vooral om wat van waarde is, zowel voor de oudere als voor zijn omgeving: waar worden mensen in geraakt, wat zet hen in beweging? Veiligheid staat dan niet op zichzelf maar past binnen die waarden;
-
het gaat om wat zij wél (met elkaar) willen en om de constructieve invulling daarvan; wanneer je daarbij stilstaat komen eigen oplossingen veel gemakkelijker dan wanneer je het accent legt op moeten en regels;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 46
-
je gaat niet eindeloos door, wanneer mensen niet in staat zijn hun eigen veiligheid te bewaken grijp je in en legt uit waarom. Dan nog blijf je oplossingsgericht zoeken naar wat wél mogelijk is en past binnen de wensen en leefwijze van de oudere;
-
doordat je planmatig en systematisch werkt ben je zo lang als zinvol en zo intensief als nodig is aanwezig; je werkt daardoor effectief en efficiënt, gericht op resultaat. Dat resultaat is verbonden met wat de oudere wil en kan. Is hij daartoe niet (meer) in staat dan is er binnen de bewuste, dus methodische werkwijze, ruimte om in overleg te zoeken naar de wijze waarop de oudere zich goed kan laten vertegenwoordigen;
4.3.3.
binnen het gehele resultaatgerichte werken is het creëren van veiligheid resultaat nummer één! Methodisch werken naar specifieke doelgroepen
Ouderen waarbij mishandeling speelt of dreigt zijn per definitie kwetsbaar en vragen een doordachte en specifieke benadering. Die benadering sluit altijd aan bij de unieke mens en kent een aantal aspecten dat typerend is. Typerend voor: -
de oudere mens die angstig kan zijn in de situatie, nog geen zicht heeft op perspectief;
-
de oudere mens die niet zo gewend is om stil te staan bij gevoelens;
-
de oudere mens die (beginnend) dementerend is en niet (meer) goed kan reflecteren;
-
de oudere mens met een allochtone achtergrond die meer aanspreekbaar is op gedrag dan op gevoel;
-
de oudere mens die geen behoefte heeft aan vergaande zorg, liever die zorg mijdt…
In het contact met deze oudere werken we methodisch van buiten naar binnen, dat wil zeggen: -
de basis wordt gelegd in het contact. Dat contact is zoals beschreven nabij, aansluitend. De relatie is soms belangrijker dan de inhoud; het gaat om ‘er zijn’;
-
van gedrag naar gevoel: veel ouderen vinden het vaak makkelijker stil te staan bij wat zichtbaar is in gedrag dan bij gevoel; bovendien zijn signalen duidelijker waanneer je zegt wat je ziet dan wat je interpreteert;
-
van algemeen naar persoonlijk: directe vragen gericht op de persoon zijn soms te confronterend, werk daarom met voorbeelden van mensen in vergelijkbare situaties, dan komt de verbinding met de eigen situatie vaak gemakkelijker. Juist deze doelgroep is gevoelig voor voorbeelden van mensen zoals zij…; Hetzelfde geldt voor gesprekken met mantelzorgers die mogelijk het gevoel hebben dat ze van alles fout hebben gedaan of die geen zicht hebben op verandering van de situatie en daarom zwijgen…wanneer je komt met voorbeelden van andere mantelzorgers, hen vertelt over de mogelijkheden die er zijn…dan is er kans dat zij hun zorgen gaan bespreken. ook de pleger die doordacht handelt, bijvoorbeeld in financiële uitbuiting, die zal ontkennen of bagatelliseren is vaak gevoelig voor de voorbeelden van anderen waarin de situatie werd doorbroken en werd ingegrepen…;
-
Van informatie /psycho-educatie naar bewustwording, beleving en betekenisgeving, dus van algemeen naar specifiek: soms is het nodig eerst uitleg te geven over vraagstukken zodat er bewustwording ontstaat. Heel belangrijk is het bijvoorbeeld om al in een vroeg stadium te spreken over de ontwikkeling van dementie. Maar ook wanneer mensen al lang destructief met elkaar omgaan kan de uitleg over huiselijk geweld ineens tot bewustwording en herkenning leiden. En dat is dan weer een aanknopingspunt om op door te gaan en te verbinden aan wensen en doelen (zie ook paragraaf 3.2.2.);
-
wanneer je te maken hebt met een oudere uit een familiecultuur, een collectieve cultuur, dan werk je ook van collectief naar individu. Dat kan gaan om een allochtone oudere, maar ook bijvoorbeeld een van oorsprong Groningse oudere met een hecht familie of dorps kader is soms beter benaderbaar vanuit het collectief. Je betrekt dan altijd de collectieve waarden en normen, de familiebelangen in je contacten en gesprekken. Je neemt de invloed van de familie
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 47
en de omgeving mee in de interventies en als het enigszins kan neem je contact op met de familie/omgeving en betrekt hen bij wat er gebeurt. Je werkt dan van systeem naar individu. 4.3.4.
Methodisch in proces (zie ook schema 3 in de Samenvatting)
Eerste fase: (preventief) opbouwen van contact -
Signaleren, inventariseren van wat er speelt / gespeeld heeft o
wat zie je, wat hoor je;
o
wat is de kern van de vragen en problemen die spelen, waar gaat het om (de vraag achter de vraag);
o
wie is de oudere, wie is de pleger, hoe ziet het systeem er uit, hoe verlopen interacties, wat beleven ze.
-
Bespreekbaar maken van vermoedens en signalen, zo nodig melden, zie hoofdstuk 6;
-
Motiveren en aansluiten bij wensen, krachten en (on)mogelijkheden, zie Bijlage Interventies.
Tweede fase: Verdiepen van contact, plan van aanpak -
Werken met het plan van aanpak, waarbinnen een veiligheidsplan (Bijlage Veiligheid) in een samenwerking van het netwerk van hulp- en zorgverleners rond de oudere;
-
Zorgen dat je voldoende informatie hebt van en over de ouder, de pleger en zijn omgeving: o
achtergrondinformatie: (familie / cultuur)geschiedenis, geweldsgeschiedenis
o
medisch, psychisch (wils(on)bekwaam), psychiatrisch (is diagnostiek gepleegd / nodig)
o
sociaal: netwerk, sleutelfiguren
o
financieel
o
verhouding draagkracht / draaglast
Zie ook de Bijlage Informatie -
Het plan van aanpak sluit aan bij de oudere (behoud van autonomie) en zijn situatie en is daarom op maat: o
de oudere wil hulp en is wilsbekwaam: samenwerking binnen het netwerk en binnen de coördinatie;
o
de oudere wil geen hulp en is wilsbekwaam: binnen een zorgoverleg in het netwerk wordt vanuit de vraagstukken die spelen besproken welke hulp eventueel toch geboden kan worden door voor de oudere de meest toegankelijke zinvolle organisatie. Veiligheid is het belangrijke aandachtspunt: op welke wijze kan de oudere, en eventueel zijn omgeving, zijn veiligheid waarborgen, waar is het netwerk verantwoordelijk (bijvoorbeeld de politie waar veiligheid in het geding komt), kunnen we samen met de oudere een veiligheidsplan opstellen, etc. Daarnaast vooral aansluiten bij wat de oudere wél wil, mogelijk wil hij wel hulp maar op andere wijze. Zorg dat er laagdrempelig contact blijft met de oudere;
o
de oudere wil wel / geen hulp en is wilsonbekwaam: er wordt contact opgenomen met de zaakwaarnemer, bewindvoerder, curator en onderzocht welke (juridische) maatregelen genomen kunnen worden.
-
Interventies zijn te onderscheiden in de structuur en in de inhoud: o
voorbeelden in de structuur: bezoek aan huis door ouderenwerk, participatie in bijeenkomsten waar informatie en advies wordt gegeven, dagbesteding, vrijwilligerszorg als ondersteuning, mantelzorg of juist respijtzorg, (tijdelijke) opname, huisverbod, juridische maatregelen;
o
voorbeelden in de inhoud richten zich op empowerment, zelfmanagement waar mogelijk of vervanging waar nodig, psycho-educatie, gebruik maken van situaties,
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 48
opdoen van succeservaringen gekoppeld aan bereikbare doelen, communicatie en conflicthantering, netwerkversterking, zie de Bijlage Interventies. -
In de samenwerking is er regelmatig een zorgoverleg waarin afgestemd wordt op het plan van aanpak en het plan wordt ook steeds afgestemd op de situatie en de (on)mogelijkheden van de oudere, de pleger en de omgeving. Dit geheel is steeds evaluerend in beweging; evaluerend naar proces en naar inhoud: Plan van aanpak o
wat is de essentie van wat er nu speelt (de kern van het vraagstuk / problematiek), vraagt het nader onderzoek om de kern goed in kaart te brengen;
o
wat wil de oudere, wat wil de pleger, wat is de positie van de omgeving, waarop is ieder van hen en zijn zij als systeem te motiveren: op welke waarden zijn zij aanspreekbaar;
o
welke zijn hun (on)mogelijkheden ten aanzien van het creëren van veiligheid
o
welke organisaties nemen deel, wie is coördinator; welke organisaties zouden verder betrokken kunnen worden;
o
welke interventies zijn van waarde;
o
welke doelen zijn haalbaar op de korte en lange termijn, leveren de doelen in het proces er naar toe succeservaringen op, m.a.w. herkennen de betrokkenen zich in deze doelen zijn, zijn zij gemotiveerd;
o
welke aandachtspunten zijn voor deze mensen in deze situatie van belang;
o
wanneer zijn de evaluatiemomenten, inhoudelijk:
wat gaat goed, waarom;
wat gaat niet goed, waarom;
(on)mogelijkheden tot bijstellen van het plan, wie doet wat;
afspraak nieuw evaluatiemoment.
Laatste fase, afronding -
samenvatting en evaluatie;
-
afspraken met betrekking tot het blijvend handhaven van veiligheid/ nazorg: o
aandachtspunten voor de nazorg, maak ook hiervan een plan waarin opgenomen: wat te doen wanneer de mishandeling zich herhaalt;
o
wie onderhoudt hoe vaak het contact, vanuit visie op veiligheid en zorg voor deze oudere / pleger / omgeving;
o
wie heeft de regie;
o
wanneer wordt de situatie in wel overleg besproken;
o
wanneer wordt het afgerond
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 49
5
Het juridisch kader
Ouderenmishandeling valt in haar definiëring en betekenis in de wet onder huiselijk geweld: een strafbaar feit; er is sprake van een ontoelaatbare grensoverschrijding. Voor de meeste mensen is het moeilijk om voor het doorbreken van de patronen gebruik te maken van de juridische kaders en dat geldt ook voor ouderen. Voor hen kan de situatie complex zijn, met name wanneer zij voor hun zorg afhankelijk zijn van de pleger. Die oudere zal bijvoorbeeld niet zomaar aangifte doen. Het juridisch kader komt daarom soms pas in beeld wanneer er sprake is van: -
ernstig en structureel geweld;
-
daadwerkelijk gevaar voor de oudere;
-
een pleger die niet bereid is tot verandering.
Het is daarom van groot belang dat je je als professional realiseert dat: -
ouderenmishandeling in principe een strafbaar feit is;
-
het juridisch kader zich niet beperkt tot alleen het wel of niet doen van aangifte, er zijn meer mogelijkheden, ook al in een eerder stadium;
-
het betrekken van bijvoorbeeld de buurtagent voor de betrokkenen van grote waarde kan zijn in de bewustwording van wat er eigenlijk gebeurt; een vorm van mishandeling.
We beschrijven daarom enkele belangrijke juridisch aspecten en we staan stil bij de politietaak en bij het Openbaar Ministerie (OM).
5.1.
Juridische aspecten
5.1.1.
Aangifte
Ouderenmishandeling is een strafbaar feit waardoor het doen van aangifte gelegitimeerd is. Betrokkenen en professionals kunnen eveneens signalen melden bij de politie die dossier op maakt en op grond van (meerdere) meldingen onderzoek kan doen en ambtshalve kan vervolgen. 5.1.2.
Beroepsgeheim (zwijgplicht)/ conflict van plichten
Wanneer je als professional signaleert of constateert dat een oudere op enigerlei wijze mishandeld wordt of dreigt te worden dan is het belangrijk dat je dat bespreekbaar maakt (zie hoofdstuk 6). De kans is echter reëel dat de oudere zijn ervaring geheim wil houden. In principe heb je een beroepsgeheim, dat wil zeggen dat je de plicht hebt om te zwijgen over vertrouwelijke gegevens volgens de regels van je eigen beroepscode. Dit wordt van groot maatschappelijk belang geacht en betekent dat je, in dit geval, geen gegevens uitwisselt zonder toestemming van de oudere. Dat geldt ook voor de pleger. Zo kan iedereen gebruik maken van noodzakelijke hulp en zich daarin vrij uiten zonder angst voor strafvervolging. Het beroepsgeheim is echter niet absoluut. Soms ben je verplicht of gerechtigd te spreken: -
wanneer de wet verplicht tot mededeling van vertrouwelijke gegevens;
-
wanneer de betreffende persoon daarvoor toestemming geeft;
-
wanneer een ander belang zwaarder weegt (overmacht).
Wanneer een oudere geen toestemming geeft om gegevens uit te wisselen kan je een beroep doen op het zogenaamde ‘conflict-van-plichten’ of overmacht. Dit betekent dat het belang van zwijgen niet opweegt tegen het belang van spreken. Dit kan zich voordoen in situaties van ernstige dreiging of van gevaar voor de oudere. Zorgvuldig handelen blijft aan de orde: Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 51
-
overleg altijd met collega’s/ manager;
-
stel jezelf /team de volgende vragen: o
welk gerechtvaardigd doel wil ik bereiken met het geven van informatie?
o
kan dit doel ook worden bereikt zonder dat ik die informatie aan een ander verstrek?
o
is het mogelijk en verantwoord om toestemming van de oudere te verkrijgen voor de gegevensverstrekking?
o
zo nee, heb ik echt alles gedaan om toestemming te krijgen?
o
is het nadeel dat ik voor de oudere wil afwenden zo zwaar dat dit opweegt tegen het belang dat de oudere heeft bij geheimhouding?
-
gegevens worden altijd doorgegeven uit naam van de instelling en niet uit naam van een individuele professional. Overleg dus wie de gegevens doorgeeft;
-
werk transparant en bespreek zo mogelijk met de oudere (en eventueel zijn omgeving) waarom het noodzakelijk is gegevens door te geven.
Zie hiervoor de Bijlage Geheimhouding. 5.1.3.
Wils(on)bekwaamheid
Als er sprake is van ouderenmishandeling of een vermoeden daarvan, wordt samen met de oudere gekeken naar een wenselijke vorm van hulpverlening of begeleiding. Wanneer onderzoek of behandeling nodig is, dan is daarvoor de toestemming van de oudere vereist. De oudere heeft dan de juiste informatie nodig om een goede beslissing over onderzoek of behandeling te kunnen nemen. Wilsonbekwaamheid is een duiding voor een bepaalde toestand van iemand: ‘niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake’ (Van der Veen, 1996). Wils(on)bekwaamheid wordt altijd door een professional beoordeeld; onbekwaamheid betekent dat de oudere zijn rechten (op informatie en toestemmingsvereiste) niet kan uitoefenen. Die bevoegdheid komt dan in handen van een vertegenwoordiger van de oudere. Het vaststellen van wilsonbekwaamheid is lastig: het lastig om een grens te stellen tussen wanneer iemand nog wel en niet meer wilsbekwaam is. Vaak ontstaat immers sluipend een toename van onbekwaamheid en is er een periode waarin iemand op het ene gebied wel en op het andere gebied niet meer wilsbekwaam is, zoals bijvoorbeeld met dementie. Van groot belang zijn dan de bejegening en de uitgangspunten zoals we die in deze handleiding hanteren: uitgaan van wie de oudere in wezen is en van zijn waardigheid. Dr. Dorothea Touwen, docent en onderzoeker Medische Ethiek van het Leids Universitair Medisch Centrum op een lezing aan het Centrum voor Consultatie en Expertise, oktober 2009: “Het onderscheid
is moeilijk te maken. Dementie is een proces van achteruitgang. Vaak zijn mensen op bepaalde vlakken wilsbekwaam, maar op andere vlakken weer niet. Mensen met dementie kunnen bijvoorbeeld nog best aangeven wat ze wel of niet willen eten en wat ze fijn vinden. Het wordt ingewikkeld als iemand duidelijke ideeën of wensen heeft, maar niet meer overziet wat de gevolgen van het naleven van die wensen zijn. Denk dan bijvoorbeeld aan een oudere vrouw die per se zelfstandig wil blijven wonen, maar zichzelf eigenlijk niet meer kan verzorgen. Het is belangrijk om te kijken naar het welbevinden van de persoon zelf. Dat is dus erg subjectief, het gaat om het eigen bevinden van de persoon en niet om onze normen en waarden. Natuurlijk zijn daar wel grenzen aan te stellen. Soms vertonen ouderen seksueel ontremd gedrag. Dat gaat voorbij de waardigheid van de persoon zelf en daarnaast heeft de omgeving van de persoon daar last van. Eigen keuzen worden immers begrensd door de belangen van anderen. Wat ik verzorgers en familie vooral mee wil geven is dat er niet te snel beslissingen gemaakt moeten worden voor de ouderen, maar dat er goed gekeken wordt naar waar de oudere zelf in de situatie waar hij of zij nu inzit waarde aan hecht. Wilsonbekwaam betekent immers niet per definitie willoos." Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 52
In het algemeen treedt als vertegenwoordiger van de oudere de partner of een van de kinderen van de oudere op, tenzij er een curator of mentor is. Wanneer er sprake is van ouderenmishandeling dan is vertegenwoordiging echter soms problematisch omdat dat juist de pleger van de mishandelingen kan zijn. Als professional heb je altijd je eigen verantwoordelijkheid en hoef je niet mee te gaan in de wensen van de vertegenwoordiger. Bij een blijvend meningsverschil tussen de vertegenwoordiger en de professional kan het geschil aan de rechter worden voorgelegd. 5.1.4.
Mentorschap , bewindvoering, curatele
Afhankelijkheid maakt een oudere kwetsbaar en kan leiden tot ouderenmishandeling. Wanneer het niet lukt om bijvoorbeeld met behulp van professionele begeleiding relaties te herstellen en de situatie van de oudere te verbeteren, kan er gebruik gemaakt worden van juridische mogelijkheden om de oudere beter te beschermen tegen grensoverschrijdingen door anderen. Deze juridische mogelijkheden kunnen eveneens aangewend worden wanneer de oudere niet of niet meer volledig wilsbekwaam is. -
Mentorschap: bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam hun persoonlijke belangen niet meer kunnen behartigen. Deze maatregel kan dus alleen bij problemen van immateriële aard ingesteld worden zoals bij problemen rond de hulpen zorgverlening van de oudere. De oudere blijft wel handelingsbekwaam en kan in principe de eigen financiële zaken behartigen.
-
Bewind: bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn hun financiële belangen te behartigen. Het gaat hierbij dus alleen om problemen van materiële aard. De goederen van de oudere worden onder bewind gesteld en de rechter benoemd een bewindvoerder. De bewindvoerder moet controle en verantwoording afleggen aan de oudere of aan de kantonrechter.
-
Curatele: bedoeld voor mensen die zowel hun persoonlijke als financiële belangen niet meer kunnen behartigen. Een oudere die onder curatele is gesteld, wordt volledig handelingsonbekwaam en mag daardoor zelf geen rechtshandelingen meer verrichten. De rechter oefent toezicht uit op de taakuitoefening van de curator.
Het streven blijft echter naar een minder ingrijpende oplossing; ook zonder maatregel kunnen geld en goed door familieleden of betrokkenen worden beheerd wanneer er constructieve afspraken zijn! Als iemand bewindvoerder is moet hij/zij zich ieder jaar verantwoorden bij de kantonrechter. Als er gerede twijfels zijn kan dit worden aangekaart en in het uiterste geval kan de kantonrechter een andere bewindvoerder aanstellen Voor uitgebreide informatie over juridische aspecten van huiselijk geweld verwijzen we naar de brochure van het Ministerie van Justitie (De Boer, 2009) of van postbus 51, www.postbus51.nl . Daarnaast vind je informatie over juridische stappen in Vink en Van Bavel,
5.2.
Politietaak en rol van het Openbaar Ministerie (OM)
Politie De politie heeft volgens de Aanwijzing Huiselijk Geweld (laatste versie 2009) een belangrijke taak wanneer huiselijk geweld, dus ook ouderenmishandeling, aan de orde is (Evers, 2009). De politie heeft
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 53
de duidelijke visie dat het bij huiselijk geweld gaat om een geweldsdelict en dat ingrijpen dus vanzelfsprekend is. We noemen de belangrijkste : -
vanuit de waarde van veiligheid stelt de politie de norm dat geweld niet getolereerd is;
-
door haar bejegening wil de politie alle betrokkenen altijd het gevoel geven dat zij aanspreekbaar en bereikbaar is voor ondersteuning;
-
de politie is actief in het opvangen van signalen;
-
de politie kan, wanneer er nog niet strafrechtelijk vervolgd kan worden, een motiveringsgesprek voeren met de betrokkenen en hen motiveren tot het zoeken van hulp; de politie motiveert eventueel tot vrijwillige daderhulpverlening;
-
de politie is überhaupt activerend en motiverend naar daderhulpverlening;
-
de politie motiveert tot het doen van aangifte;
-
de politie maakt dossier op van binnengekomen meldingen;
-
de meeste huiselijk gewelddelicten kunnen ambtshalve vervolgd worden, alleen belaging (art. 285b) en o.a. een aantal vermogensdelicten in de relatiesfeer zijn klachtdelicten. Daarbij moet het slachtoffer dus in de vorm van een klacht expliciet de wens tot vervolging uitspreken. Zonder klacht kan het OM deze feiten niet vervolgen;
-
de politie verricht aanhouding waar mogelijk;
-
de politie werkt intensief samen met het OM en met de reclassering;
-
politiecontact kan mensen er ineens bewust van maken dat er strafbare feiten worden gepleegd, inzet van de politie is daarom ook in een heel vroeg stadium zinvol;
-
de politie is een belangrijk partner in samenwerkingsverbanden en casuïstiekoverleggen.
OM Elk arrondissementsparket heeft een contactfunctionaris voor huiselijk geweld. Deze Officier van Justitie speelt namens het OM een belangrijke rol in de totstandkoming en handhaving van de samenwerkingsafspraken die er zijn gemaakt over de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld. Het OM zal conform de Aanwijzing zoveel mogelijk aansturen op snelle integratie van (verplichte) daderhulpverlening in het strafrechtelijk traject. Daarom is het van belang om het OM bij huiselijk geweldzaken tijdig in kennis te stellen en te overleggen over de te volgen route. Afhankelijk van de ernst van de zaak kan dit overleg ook plaatsvinden met de parketsecretaris, die eveneens tot taak heeft binnen de gekozen strafrechtelijke afhandeling daderhulpverlening in gang te zetten. Dat gebeurt veelal door bij de Reclassering een voorlichtingsrapportage en een verzoek om een intake voor daderhulp aan te vragen. Bij in verzekering gestelde verdachten benadert de Reclassering in veel regio’s in de vroeghulp de verdachte al, om zo snel mogelijk een inschatting te maken van de mogelijkheden voor daderhulpverlening en daarover te rapporteren aan het OM. Als de voorlopige hechtenis van de verdachte na voorgeleiding aan de rechter-commissaris wordt geschorst, bevordert het OM zoveel mogelijk dat daarbij schorsende voorwaarden worden opgenomen, zoals deelname aan een hulpverleningstraject en/of een straat- of contactverbod. Het OM zorgt er tevens voor dat het slachtoffer tijdig in kennis gesteld wordt van een schorsing en de bijbehorende voorwaarden of van de eventuele invrijheidstelling van de verdachte. Het is in deze periode heel belangrijk dat de wijk/buurtagent of betrokken rechercheur regelmatig contact houdt met het betreffende gezin/slachtoffers. Ook bij elk ressortsparket is een advocaat-generaal aangewezen als contactfunctionaris huiselijk geweld (uit: Evers, 2009).
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 54
5.3.
De combinatie van kaders
Er zijn dus twee kaders wanneer ouderenmishandeling aan de orde zijn: het kader van de hulpverlening en het juridisch kader. Samengevat: -
Het kader van de hulpverlening waarin het systeem begeleid / behandeld wordt;
-
Het juridisch kader waarvan soms al eerder gebruik kan worden gemaakt dan wanneer er sprake is van ernstige mishandeling en/of gevaar;
-
Hulpverlening kan ook binnen een juridisch kader worden opgelegd (zie ook De Boer, 2009).
Het combineren van het hulp- en juridisch kader is veelal effectief: daarmee wordt én gevolg gegeven aan de waarden- en normstelling én er worden mogelijkheden geboden om destructief gedrag om te zetten in constructief gedrag zodat geweld niet meer nodig is om problemen op te lossen. Een voorbeeld daarvan is het protocol 1e hulp bij huiselijk geweld waar justitie en hulpverlening systeemgericht samenwerken (www.huiselijkgeweld.nl, www.ashg-groningen.nl ). 5.3.1.
Wet Tijdelijk Huisverbod
Het huisverbod is eveneens bedoeld om huiselijk geweld verder terug te dringen. Het huisverbod houdt in dat een pleger van huiselijk geweld in beginsel tien dagen zijn of haar woning niet meer in mag en in die periode ook geen contact mag opnemen met de partner of de kinderen. Dit huisverbod kan ook gelden voor de woning van de oudere wanneer de pleger er zo vaak komt dat hij zich gedraagt als bewoner, bijvoorbeeld wanneer de pleger de oudere verzorgt, of wanneer de pleger een nauwe relatie met de oudere heeft. De maatregel biedt de mogelijkheid om in een noodsituatie te voorzien in een afkoelingsperiode waarbinnen de nodige hulpverlening op gang kan worden gebracht en escalatie kan worden voorkomen (De Groot en Van Eijkern, 2008). Het huisverbod wordt in de vorm van een beschikking uitgereikt door de burgemeester of door de politie indien zij daartoe wordt gemandateerd. De burgemeester kan afhankelijk van de situatie het huisverbod verlengen tot maximaal vier weken. Een uithuisgeplaatste die zich niet aan het huisverbod houdt, kan maximaal twee jaar gevangenisstraf krijgen of een taakstraf. De uithuisgeplaatste heeft de mogelijkheid om tegen het huisverbod in beroep te gaan bij de bestuursrechter. Het huisverbod is een bijzondere maatregel, namelijk vanuit het bestuursrecht en niet vanuit het strafrecht. De bevoegdheid van de burgemeester om een huisverbod op te leggen, is dan ook een geheel nieuwe op zichzelf staande bevoegdheid. Om die reden worden in een aparte wet regels gesteld ten aanzien van deze bevoegdheid. De bestuurlijke maatregel kan ook worden ingezet wanneer zich (nog) geen strafbare feiten hebben voorgedaan, maar er situaties zijn ontstaan waarbij er acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen. Een huisverbod kan dus preventief worden ingezet. De maatregel ligt natuurlijk wel op het grensvlak met het strafrecht; immers huiselijk geweld, waaronder ouderenmishandeling, is een strafbaar feit. Wanneer bij huiselijk geweld strafrechtelijk optreden mogelijk is, dan zal dat ook gebeuren, juist om de ernst van het geweld duidelijk te maken. Op het moment dat de politie een melding van daadwerkelijk huiselijk geweld ontvangt, vallen de problemen die zich achter de voordeur afspelen, voor zover het gaat om ingrijpen op strafrechtelijk niveau, onder de publieke verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Het huisverbod is hierdoor een maatregel, een interventie waarin de combinatie van hulp en veelal een juridisch kader effectief is, de effecten zijn veelbelovend. (zie www.huisverbod.nl) Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 55
Deel 3
Wanneer er (vermoedelijk) mishandeld wordt…
In deel 1 en deel 2 zijn achtergronden en kaders duidelijk geworden; nu de praktijk! Die praktijk is niet altijd gemakkelijk, veel ouderen zijn immers geneigd tot zwijgen of bagatelliseren van hun situatie waarin er mishandeld wordt door iemand die dicht bij hen staat en die ze vaak lief hebben. Signaleren en bespreekbaar maken zijn daarom noodzakelijk; echter uit de vele dilemma’s en knelpunten die professionals en omgeving ervaren blijkt wel dat ook dat niet zo gemakkelijk is. Hoofdstuk 6 biedt daarom een stappenplan in het omgaan met signalen en het aangaan van het gesprek met de oudere en de pleger. Dit stappenplan is gebaseerd op het Basismodel Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling en neemt je mee om nabij en duidelijk te zijn in wat je ziet en hoort bij de oudere, bij de pleger en in hun interactie. In de samenvatting aan het begin van deze handleiding vind je in schema 3 de weg naar een plan van aanpak uitgewerkt. In de hoofdstukken 7 tot en met 12 gaan we in op de diverse vormen van ouderenmishandeling: -
lichamelijke mishandeling
-
seksueel misbruik
-
psychische mishandeling / psychische verwaarlozing
-
verwaarlozing
-
financiële uitbuiting
-
schending van rechten
In elk hoofdstuk worden aandachtspunten in de hulp en aandachtspunten in het signaleren verbonden aan casuïstiek. In de casuïstiek hebben we eveneens situaties uitgewerkt waarbij niet vanzelfsprekend direct kon worden overgegaan tot al regulier ontwikkelde hulp. De hoofdstukken staan niet op zichzelf; net zoals de verschillende vormen van ouderenmishandeling zich tegelijkertijd kunnen voordoen. Zo dienen de aandachtspunten en de verschillende manieren waarop een plan van aanpak kan worden ingevuld als geheel om te komen tot een waardige en systeemgerichte benadering van de oudere, de pleger en de omgeving. De waarde veiligheid staat voorop; vanuit die waarde wordt gesignaleerd, besproken en gehandeld. Dat daarbij een juiste bejegening van groot belang is, spreekt vanzelf: vanuit die bejegening wordt werkelijke professioneel bezorgdheid door de oudere ook zo ervaren. Ook al reageert hij niet direct; hij heeft de bezorgdheid gehoord. De, in principe, systeemgerichte hulp is op maat. Deze kan dus variëren van laagdrempelig contact tot intensieve traumabehandeling. De interventies die daarbij van belang zijn, zijn naast het creëren van veiligheid vrijwel altijd gericht op het versterken van de verhouding draagkracht-draaglast, het herstel van relaties, het versterken van het (familie)netwerk, het aanleren van constructief gedrag en het zoeken en vinden van aansluitende vervolghulp en voorzieningen wanneer deze nodig zijn. Dat geheel binnen de kaders zoals in deel 2 beschreven.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 57
6
Signaleren, bespreken en melden; de stappen
Het signaleren van ouderenmishandeling levert soms vragen en dilemma’s op. Enkele daarvan hebben we aan het begin van de handleiding benoemd. Begrijpelijk, het omgaan met vermoedens en signalen doet enerzijds een beroep op je professionaliteit (op je visie op mishandeling, op het woorden geven aan wat je vermoedt of ziet, op de verantwoordelijkheid die je wel/niet wilt en kunt nemen) en anderzijds laat geweld zich niet altijd zien en is het vaak verstopt als geheim en gehuld in gevoelens van schaamte en schuld. Het basismodel Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling geeft de mogelijkheden aan waarin je als professional en als organisatie stapsgewijs kunt handelen. De Meldcode is onderdeel van het voorgenomen wetsbesluit waarin in het kader van kwaliteitszorg, de plicht wordt opgelegd de Meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling9. De Meldcode in de vorm van het stappenplan, is bedoeld om jou en je organisatie te ondersteunen om op die manier een bijdrage te kunnen leveren aan een zinvolle en effectieve aanpak van huiselijk geweld. Immers, door zorgvuldig om te gaan met signalen, door het gesprek met betrokkenen aan te gaan en/of door een melding wordt er actief ingezet op het doorbreken van de patronen van geweld. In onderstaand stappenplan (zie ook schema 2 in de samenvatting) laten de opeenvolgende stappen je zien wat er van je verwacht wordt wanneer je ouderenmishandeling vermoedt of signaleert en hoe je, rekening houdend met je beroepsgeheim, op een verantwoorde wijze kunt komen tot een zorgvuldig besluit over het wel of niet doen van een melding. We hebben daartoe het basismodel van de Meldcode aangepast aan de praktijk waarin ouderenmishandeling zich kan voordoen. De volgorde van de stappen is niet dwingend. Zo kan het logisch zijn direct met de oudere en ook met de omgeving te spreken over wat je ziet; in andere gevallen overleg je eerst met collega’s of met het Advies- en Steunpunt Huiselijk geweld (ASHG). Sommige stappen zet je misschien meerdere keren; het gaat er uiteindelijk om dat je alle stappen doorloopt die nodig zijn om een zorgvuldig besluit ten aanzien van wel of niet melding te doen.
Stap 1
Het ontstaan van een vermoeden en het in kaart brengen van signalen
Wanneer je een vermoeden hebt ga je op zoek naar duidelijkheid. Je zoekt naar feiten en probeert interpretatie zoveel mogelijk te voorkomen.
-
Stap 1a :
Kijk en luister naar de oudere, naar de interacties en naar de feiten en beschrijf
je waarnemingen objectief Het gaat hierbij om het nader in kaart brengen van het gedrag van de oudere, van de interactie tussen de oudere en de betrokkenen (partner, mantelzorg, professionele zorg), en van de feitelijke situatie.
9
Dit geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de (jeugd)gezondheidszorg, het onderwijs, de
kinderopvang, de jeugdzorg en de maatschappelijke ondersteuning en eveneens voor politie en justitie. Het betreft huiselijk geweld en kindermishandeling waaronder seksueel geweld, vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 59
Leg je waarnemingen en wat je gaat doen op grond van je signalen schriftelijk vast. Eventueel, wanneer de situatie dreigend lijkt, overleg je al met het ASHG / politie. Dat kan altijd anoniem. o
Beschrijf je signalen zo feitelijk mogelijk.
o
Heb je hypothesen of veronderstellingen, vermeld dan dat het om een hypothese of veronderstelling gaat.
o
Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht.
o
Vermeld duidelijk de bron als je informatie van derden betrekt bij je vermoeden of signaal.
o
-
Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een bevoegde professional.
Stap 1b :
Leg je waarnemingen zo mogelijk voor aan de oudere / de betrokkenen
Signalen als blauwe plekken, angst, agressie, nervositeit, kunnen verschillende oorzaken hebben. Het is zinvol deze waarnemingen zo concreet mogelijk aan de oudere / betrokkenen voor te leggen, dus feitelijk. Op dit moment is het nog niet wijs je vermoedens van mishandeling te bespreken; het gaat er eerst om te bespreken wat je ziet. Dat doe je in het ‘gewone’ en nabije contact, bijvoorbeeld: ‘Goh, ik zie dat u blauwe plekken hebt, vorige week was dat ook zo en ik zie nu een nieuwe plek, wat is er gebeurd?’ ‘Ik vind u de laatste tijd wat zenuwachtig…(omschrijf wat je ziet), is er iets dat u bezig houdt / hebt u zorgen? ‘ Ik zie dat uw kristallen vaasjes hier niet meer staan…’ Door in het ‘gewone’ contact de signalen te benoemen op een toegankelijke wijze maak je het voor de oudere mogelijk in datzelfde contact zorgen te delen; bovendien laat je merken dat je de oudere heel serieus neemt en hem werkelijk ziet en hoort. Er zijn nu enkele mogelijkheden: o
je vermoeden van mishandeling blijkt niet te kloppen omdat er een heel duidelijke andere reden is voor je waarnemingen;
o
de oudere en/of betrokkenen vertellen zelf over momenten van uit de hand gelopen ruzies of andere situaties die met ouderenmishandeling te maken kunnen hebben;
o
er worden oorzaken aangegeven die je vermoeden niet wegnemen; je neemt volgende stappen.
Stap 2
Overleg
In deze fase staat het overleg met anderen centraal. Dat dient om je vermoedens te toetsen aan de visie en ervaringen van anderen, en tevens om ruimte te geven aan je eigen mogelijkheden, gevoelens, en belemmeringen.
-
Stap 2a :
Bespreek het vermoeden met collega’s
Vermoedens ontstaan op grond van signalen die niet altijd eenduidig zijn. Daarom is er altijd een risico dat je de situatie verkeerd inschat. Soms is het moeilijk duidelijkheid te krijgen in de situatie, waardoor er kans is dat je de situatie bagatelliseert en er niet meer zo veel aandacht aan geeft. Het kan ook zijn dat je je vastbijt in je vermoeden en alleen nog maar ziet en zoekt naar wat je vermoeden bevestigt. Het is daarom altijd belangrijk je vermoedens met een collega te bespreken. Dat is een vorm van intercollegiale toetsing: je vraagt of je collega /aandachtsfunctionaris bij dit signaal ook zou denken aan een mogelijke vorm van ouderenmishandeling. Als je collega je mening deelt, dan kun je verder gaan en bijvoorbeeld contact opnemen met andere collega’s die ook bij de oudere komen en nagaan of zij mogelijk ook over aanwijzingen beschikken. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 60
Wanneer je vermoedt dat eer een rol speelt, overleg dan zeker met de politie, zij kan weer advies inwinnen bij het Landelijk Expertise Centrum eergerelateerd geweld (LEC), deel van politie Haaglanden waardoor risico’s op veiligheid goed getaxeerd kunnen worden. -
Stap 2b :
Win advies in bij het ASHG
Dit overleg is altijd van belang. Het ASHG biedt ondersteuning in het interpreteren van de signalen en bij het nadenken over vervolgstappen, bijvoorbeeld het inschakelen van het OGGZ netwerk, Algemeen Maatschappelijk Werk. -
Stap 2c :
Stel een voorlopig plan van aanpak op m.b.t. het omgaan met de vermoedens
Als er een vermoeden blijft bestaan na de vorige stappen is het van belang goed stil te staan bij het vervolg. Wat is vanuit visie en vanuit de oudere en zijn omgeving zinvol binnen deze situatie. Maak daarom een plan van aanpak in hoe je wilt en kunt omgaan met die vermoedens van ouderenmishandeling. Maak daarbij gebruik van de adviezen en de samenwerkingsmogelijkheden met verschillende professionals / organisaties.
Stap 3
Nader onderzoek: in gesprek
Het plan van aanpak in het omgaan met de vermoedens wordt uitgevoerd; dat kan met behulp van de volgende stappen:
-
Stap 3a :
Ga in gesprek met de oudere
Een gesprek met de oudere kan nu meer duidelijkheid bieden. Opnieuw maak je bespreekbaar wat je ziet en je betrekt daarbij ook wat je aan gedrag ziet. Bijvoorbeeld stil gedrag, angst wanneer bepaalde mensen in de buurt zijn, zorg die niet altijd goed gebeurt, etc. Anders dan in fase 1 ben je nu wél expliciet duidelijk over de relatie met mogelijke mishandeling. Dat doe je op toegankelijke wijze: o
je benoemt wat je ziet aan feitelijkheden en aan gedrag;
o
je spreekt je zorg uit, je bent heel duidelijk over het feit dat je vindt dat het niet goed gaat met mevrouw of meneer en ook daarin benoem je waarom je dat vindt;
o
je geeft alle ruimte voor reactie hierop, bent nabij.
Aandachtspunten: o
je spreekt niet over ‘geweld’, want dat zullen mensen altijd ontkennen;
o
je vraagt daarom hoe ruzies/conflicten met ….(degene waarvan je vermoedt dat hij/zij geweld pleegt) verlopen. Je benoemt dat het vaker voorkomt dat ruzies/conflicten uit de hand lopen en je zegt dat je vermoedt dat dat hier ook het geval is -> je werkt van buiten naar binnen;
o
wanneer er sprake is van psychisch geweld, financiële uitbuiting, bewuste verwaarlozing /onthouden van zorg, dan benoem je wat je ziet, je vraagt door op de relatie en de mate waarin de oudere zeggenschap heeft. Ook hier ben je duidelijk over je zorg en vermoedens;
o
je kunt in alle gevallen daarbij bespreken dat je weet dat het niet gemakkelijk is om hier over te praten, maar dat het nu nodig is omdat het niet goed gaat én omdat er iets aan te doen is;
o
juist dat laatste punt kan mensen motiveren om zich te uiten, ze ervaren dat er over gesproken kan worden, dat er niet gelijk een oordeel is, dat mishandeling moet stoppen en dat dat ook kan.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 61
-
Je maakt je vermoedens niet bespreekbaar wanneer je vermoedt dat de veiligheid van de oudere daardoor in gevaar zou kunnen komen; je maakt dan eerst concrete plannen met betrokken professionals, ASHG, politie en/of overweegt melding.
-
In het Basismodel Meldcode wordt aangegeven dat je mogelijk afziet van een gesprek met de oudere wanneer je goede redenen hebt aan te nemen dat de oudere dan het contact met je zal verbreken met als gevolg dat hij uit zicht raakt. In deze handleiding zijn we daar aarzelend in; immers vanuit angst voor de gevolgen zal de oudere geneigd kunnen zijn de situatie te bagatelliseren en van daaruit het contact met je willen verbreken. Ons inziens is het in veel situaties beter te spreken over vermoedens dan te zwijgen; zwijgen houdt vaak de situatie in stand en hoe betrouwbaar ben je dan als professional? Spreken vraagt echter wel de garantie dat je veel en zorgvuldig contact met de oudere onderhoudt met uitleg over waarom je wat wanneer gaat doen, zodat je juist betrouwbaar en bereikbaar bent. Deze situatie vraagt in elk geval een eenduidige afstemming met collega’s en betrokken organisaties!
-
Stap 3b :
Ga in gesprek met de (vermoedelijke) pleger / omgeving
Vanuit de systeemgerichte benadering ga je in gesprek met de pleger / omgeving. Ook dit doe je op toegankelijke wijze: nabij, open en duidelijk. Je benoemt: o
wat je hebt gezien;
o
welke zorg je hebt t.a.v. de oudere;
Neem de tijd voor reacties en bespreek afhankelijk van wie degene is (pleger of betrokkene): o
bijvoorbeeld bij de pleger: dat het vaker voorkomt dat ruzies / conflicten uit de hand lopen;
o
bijvoorbeeld bij ontspoorde zorg: dat het vaak voorkomt dat de zorg te veel vraagt;
o
bijvoorbeeld bij familie, andere betrokkenen: dat je je zorgen maakt om de oudere omdat…en dan geef je de feiten en vermoedens weer. Je vraagt of zij je zorg delen of juist niet.
Je nodigt uit tot vertellen. Daarbij ben je duidelijk over je vermoedens. Wanneer je weet dat er sprake is van een vorm van ouderenmishandeling, dan benoem je dat ook als een vorm van huiselijk geweld; dat maakt het heel duidelijk. Een vermoedelijke pleger heeft, wanneer er werkelijk sprake is van een vorm van mishandeling, baat bij je duidelijkheid over het feit dat mishandeling niet kan maar dat je hem als persoon niet veroordeelt. Hij kan bovendien ervaren dat het goed is om er over te praten omdat er dan gezamenlijk gekeken kan worden waarom en hoe deze situatie is ontstaan en hoe deze doorbroken kan worden. Betrokkenen zullen door je open houding hun eigen zorgen kwijt kunnen wanneer ze die hebben. Herkennen ze je zorg niet dan kan je met hen afspreken dat je in contact blijft en hen zult betrekken in je handelen. -
Je spreekt niet met een pleger wanneer je vermoedt dat de veiligheid van de oudere daardoor in gevaar komt; dit geldt met name in situaties van lichamelijk, seksueel en eergerelateerd geweld. Dan maak je eerste concrete plannen met betrokken professionals, ASHG, politie en/of overweegt melding.
-
Stap 3c :
Onderzoek de oudere of laat hem/haar onderzoeken
Het kan nodig zijn de oudere te laten onderzoeken, bijvoorbeeld door een arts, psycholoog/psychiater. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 62
Geweld heeft in het algemeen indringende gevolgen; de ervaringen kunnen traumatisch zijn en bijvoorbeeld leiden tot allerlei psychische klachten, zoals een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Ook wanneer een oudere psychische klachten heeft (denk bijvoorbeeld aan een depressie) kunnen geweldservaringen daaraan ten grondslag liggen.
Stap 4
Weeg de aard en de ernst van de mogelijke ouderenmishandeling
Je hebt nu redelijk veel informatie: -
de beschrijving van de signalen;
-
de uitkomsten van het gesprek met de oudere en waar mogelijk en zinvol met de pleger en/of de omgeving;
-
de visie en adviezen van de deskundigen.
Je kunt nu, in overleg met collega’s en andere professionals tot een weging van alle informatie en op grond daarvan tot een redelijke inschatting van het risico op ouderenmishandeling, evenals de aard en de ernst van de mogelijke mishandelingen. Wanneer aanwezig kan je hiervoor, eventueel in overleg met de politie, gebruik maken van risicotaxatie-instrumenten10.
Stap 5
Beslissen: Hulp op gang brengen of melden (zie ook schema 3)
Het onderzoek kan tot verschillende conclusies leiden: -
het kan duidelijk zijn dat er werkelijk sprake is van mishandeling; dan is een plan van aanpak, gericht op het doorbreken van patronen en het creëren van goede zorg en constructieve interacties, nodig. Het gaat dan om de beslissing of je, binnen je organisatie en de mogelijkheden in de praktijk én de motivatie van de oudere en de pleger, in staat bent effectieve hulp te bieden of te organiseren. In alle gevallen waarin je de mogelijkheden niet of maar gedeeltelijk ziet, doe je een melding bij het ASHG.
-
het kan ook zijn dat er geen duidelijkheid komt maar dat vermoedens blijven bestaan. Opnieuw overleg m.b.t. de situatie en mogelijk te nemen stappen is dan zinvol;
-
tenslotte kan het zijn dat de vorige fase duidelijk maakt dat er geen sprake ie van mishandeling maar dat er wel andere vraagstukken en problemen spelen in de situatie van de oudere en waar hulp nodig is om die situatie te doorbreken.
Hulp wanneer gewenst en mogelijk: -
Stap 5a :
Inventariseer de hulpmogelijkheden
Creëer binnen overleg inzicht in de situatie, duidelijkheid over waarom er hulp nodig is en wat de (on)mogelijkheden hiertoe zijn in de situatie en regio van de oudere. Het gaat om zorg op maat én het gaat om een snelle en effectieve werkwijze. Maak waar zinvol gebruik van reguliere programma’s die al ontwikkeld zijn voor hulp bij geweld.
-
Stap 5b :
Bespreek met de oudere, de pleger en met de betrokkenen de situatie en de
mogelijkheden voor hulp
10
Er zijn diverse risicotaxatie-instrumenten, bijvoorbeeld in het kader van huiselijk geweld, van eergerelateerd
geweld of bij het opleggen van een huisverbod. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 63
Het is hierbij van essentieel belang dat je aansluit bij alle betrokkenen zodat zij gemotiveerd zijn de situatie te willen veranderen. Het gaat er daarbij dus om dat iedereen een duidelijk beeld voor ogen heeft waar naar toe wordt gewerkt en dat iedereen ook zodanig gemotiveerd is dat er verantwoordelijkheid voor wordt opgenomen. Enkele aandachtspunten: o
wees zelf vooral veilig en betrouwbaar door duidelijk te zijn en te blijven in het feit dat geweld ( noem altijd feitelijk wat er speelt) gestopt moet worden en dat daarvoor allerlei oplossingen mogelijk zijn;
o
wanneer de pleger mantelzorger is dan wil hij meestal dat het goed gaat met de oudere maar is niet in staat de situatie te doorbreken. Hij wil vaak wel hulp en ondersteuning om ook zelf ontlast te worden. hij is vaak gemotiveerd wanneer er erkenning is voor zijn moeite en wanneer hij serieus genomen wordt in het zoeken naar mogelijke oplossingen;
o
in het algemeen kan voor plegers gebruik gemaakt worden van passende hulpverlening, in een systeemgericht kader;
o
zoek oplossingen dichtbij: sta stil bij wat mensen eigenlijk zouden willen, vaak hebben zij zelf wel oplossingen;
o
vraag bijvoorbeeld hoe zij de situatie over 1 jaar zouden willen zien en wat hun eigen stappen daarin kunnen zijn en hoe jij daaraan kan bijdragen;
o
maak iedereen tot serieus gesprekspartner; iedereen met goede bedoelingen heeft hier iets aan bij te dragen;
o
werk systeemgericht; kijk goed welke systemen voor de oudere van belang zijn en welke dynamieken (constructief en destructief) daarin aan de orde zijn; je kunt er mogelijk gebruik van maken.
-
Stap 5c :
Schakel waar wenselijk en zo nodig anderen in
Wanneer het nodig is schakel je, in overleg, andere professionals en organisaties in. Vergeet echter de omgeving van de oudere niet; ook het netwerk kan worden ingeschakeld om de juiste zorg aan de oudere te geven, om mishandelingen en verder isolement te voorkomen. In het samenwerken met diverse professionals en organisaties gaat het om gezamenlijkheid en eenduidigheid. Daartoe is het van belang goed af te spreken wie waarom wat wanneer doet en wie in het geheel de regie heeft: casemanagement! Melding Wanneer er sprake is van een vorm van ouderenmishandeling en effectieve hulp, gericht op in elk geval veiligheid, is niet mogelijk (bijvoorbeeld omdat de oudere, betrokkenen blijven ontkennen terwijl je vermoeden stand houdt) dan zijn er opnieuw stappen te zetten. Overleg een melding eerst altijd in je team en met de leidinggevende: -
Stap a: Bespreek je melding vooraf met de oudere o
Leg uit waarom je een melding wilt gaan doen en wat de bedoeling er van is.
o
Nodig uit tot reactie; begrijpt hij het waarom en de bedoeling, wat betekent dit voor hem of wat zal dit mogelijk voor hem gaan betekenen.
o
Wanneer hij bezwaren heeft, op welke wijze zou je hem tegemoet kunnen komen, wat zou hij willen.
o
Kun je niet tegemoet komen aan de bezwaren, leg dan ook duidelijk uit waarom dat is. Weeg steeds af waar het om gaat: veiligheid!
o
Doe een melding wanneer veiligheid in het geding is.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 64
o
Je gaat niet in gesprek met de oudere over je voorgenomen besluit tot melding wanneer je denkt dat juist daardoor de veiligheid in het geding komt.
o
Overleg dan met het ASHG op welke wijze je het contact met de oudere in stand kunt blijven houden.
-
Stap b: Alsnog motivatie voor bewaken veiligheid en mogelijkheden van hulp? Volg de stappen 5a, 5b, 5c. Alsnog melding nodig? Doe een melding van de situatie bij het ASHG11 o
Je meldt de feiten en gebeurtenissen die je hebt waargenomen.
o
Wanneer je feiten en gebeurtenissen gebruikt die anderen hebben gezien en/of gehoord, maak deze bron dan duidelijk.
De signalen die je hebt worden nu nader onderzocht en er worden acties in gang gezet die de oudere, en waar nodig zijn omgeving, kunnen beschermen. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn dat de politie wordt betrokken. o
Na een melding zal het ASHG binnen een plan van aanpak contact (laten) opnemen met de oudere om te beoordelen welke hulp voor hem en de pleger nodig is en hen daarvoor natuurlijk te motiveren. Je blijft daarbij betrokken en wordt op de hoogte gehouden.
-
Stap c: Overleg met het ASHG Bespreek daarin wat je zelf binnen de mogelijkheden en grenzen van je werkzaamheden kunt doen om de oudere te beschermen tegen mishandeling. Na een melding houdt je bemoeienis dus niet op.
Stap 6
Evaluatie
Evalueer, wanneer het plan van aanpak in werking is, regelmatig en stel eventueel afspraken bij.
Stap 7
Nazorg
Het blijft van belang alert te zijn op het welzijn van de oudere. Wanneer patronen al lang zijn ingesleten kost het ook tijd om deze te doorbreken. Blijf daarom contact houden, ben nabij en vooral transparant in je contact. Blijf dus zeggen wat je ziet en ervaart in jouw interactie met de oudere, in de interacties van de oudere met de betrokkenen en in de situatie van de oudere. In je interventies blijf je gericht op zelfmanagement en empowerment. Wanneer je zorgen toenemen en/of er opnieuw vermoedens ontstaan, dan beleg je opnieuw een overleg. Ook daarover ben je dan naar de oudere en de betrokkenen transparant zodat zij goed weten wat er gebeurt en, nog veel belangrijker, zich daardoor uitgenodigd voelen zich te uiten.
11
Over het omgaan met beroepsgeheim, zie de Bijlage Geheimhouding
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 65
7
Lichamelijke mishandeling
Aandachtspunten -
Investeer in het opbouwen van een (vertrouwens)relatie met de oudere waarin hij zich uitgenodigd voelt te spreken.
-
Hetzelfde geldt voor een mantelzorger.
-
Kijk naar de oudere, niet controlerend of vooroordelend maar met een professionele betrokken blik; hoe is ’t echt met hem…
-
Hetzelfde geldt voor de mantelzorger.
-
Wees in je houding en werkwijze duidelijk over het feit dat wat er gebeurt valt onder mishandeling en een strafbaar feit is. Dat is confronterend enerzijds maar openend en uitnodigend anderzijds naar waar het echt om gaat. Bovendien ben je daardoor zeer betrouwbaar: je hebt geen geheimen, er kan over gesproken worden en je vervolgstappen, bijvoorbeeld het inschakelen van politie, zijn gelegitimeerd.
-
Ontspoorde zorg is en blijft een vorm van huiselijk geweld. De benadering kan anders zijn: gericht op bewustwording en het doorbreken van de zorgbelasting.
-
Onderzoek altijd of je preventieve interventies kunt plegen waardoor de mishandeling kan worden besproken en/of de destructieve interactiepatronen doorbroken.
-
Wanneer veiligheid in het geding is ga je altijd over tot actie en legt uit waarom. Realiseer je dat betrouwbaarheid zich ook uit in ingrijpen waar het echt nodig is. Bovendien zijn mensen in het algemeen wel te motiveren op het waarborgen van veiligheid, niet altijd op lange hulpverlening. Begin dan met die veiligheid en maak gebruik van waar men zelf wél toe in staat is (zie Bijlage Veiligheid).
-
Organiseer al in een vroeg stadium een zorgoverleg zodat vanuit verschillende disciplines tot een gezamenlijke aanpak kan worden overgegaan. Het is van belang hierbij altijd de buurtagent te betrekken; deze beschikt over de nodige juridische informatie en is binnen het juridisch kader van belang in het contact met de oudere en de pleger.
-
Spreek daarbij ook direct af wie casemanager dan wel coördinator is.
-
Handel vanuit dat plan, dus in overleg.
-
Handel binnen het kader van hulpverlenen, hoofdstuk 4.
-
Sluit waar dat kan aan bij bestaande mogelijkheden in het hulpaanbod, zoals (onderdelen uit) 1e hulp bij huiselijk geweld, het huisverbod, maar maak dat niet tot vaststaand uitgangspunt. Het gaat er om dat alle betrokkenen gemotiveerd zijn tot verandering, in elk geval om de veiligheid in de interactie te bewaken; sluit andere vormen van begeleiding daarom niet uit.
-
Een zorgoverleg dient er voor ideeën die aansluiten bij de oudere en de pleger uit te wisselen en vorm te geven. De oudere en de pleger kunnen daar waar mogelijk en zinvol steeds bij betrokken worden.
-
Neem elke situatie serieus en schat in of er nader onderzoek moet plaatsvinden, ervaringen met geweld kunnen traumatisch zijn.
-
Rapporteer zorgvuldig en objectief, cliënten hebben recht op inzage in hun dossier;
-
Evalueer regelmatig, neem de momenten op in het plan van aanpak.
-
Spreek af wie de regie heeft en rapporteer zorgvuldig.
Specifieke aandachtspunten in het signaleren Het is erg belangrijk dat je signalen steeds in hun context ziet; de aandachtspunten kunnen je hierin helpen. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 67
Lichamelijke signalen zoals beschreven in paragraaf 2.5. zijn heel duidelijk maar kunnen ook uit andere oorzaken voortkomen. Oudere mensen hebben bijvoorbeeld soms een kwetsbare huid waardoor er snel verwondingen kunnen ontstaan. Wanneer mensen bloedverdunners gebruiken ontstaat er bij het minste of geringste een bloeduitstorting op plaatsen waar mensen zich gemakkelijk stoten. Ouderen zijn soms niet meer zo mobiel waardoor zij verwondingen kunnen oplopen. Aan de andere kant: lichamelijke verwondingen zijn soms niet zichtbaar omdat zij zich onder de kleding bevinden. Stel dus je vragen en ben alert, bijvoorbeeld wanneer: -
je specifieke verwondingen ziet: o
sporen van klappen: grote blauwe plekken of verschillende blauwe plekken naast elkaar;
o
drukwonden doordat de oudere stevig is vastgepakt (afdruk van vingers);
o
afdrukken die mogelijk wijzen op vastbinden: striemen op armen of benen;
o
brandwonden of blaren op ongewone plaatsen, bijvoorbeeld op een schouder, of van een ongewoon type, bijvoorbeeld lijkend op een sigarettenafdruk;
o
breuken van de onderste ledematen, deze zijn vaak moeilijk op te merken als de oudere niet mobiel is;
o
uitwendige hoofdletsels, trekken aan het haar zie je door een bloeding van de hoofdhuid;
o
sporen van vergiftiging: oriëntatiestoornissen, misselijkheid, buikkrampen, wondjes of blauwe plekken op minder zichtbare plaatsen (voetzolen, binnenkant benen);
-
de verwondingen zich bevinden op plaatsen waar iemand zich ‘normaal’ gesproken niet stoot.
-
de verwonding niet kan kloppen met de verklaring die ervoor gegeven wordt of je ziet een verwonding waar de oudere juist geen directe verklaring voor kan geven en mogelijk nerveus van wordt.
-
er meerdere verwondingen zijn van verschillende ouderdom.
-
de oudere met zijn verwonding niet zomaar naar de huisarts wil.
-
de oudere schrikachtig is bij aanrakingen of onverwachte bewegingen.
-
de oudere plotseling weigert zich te laten wassen of wonden van dicht bij te laten zien.
-
de oudere veel bedekkende kleding draagt, anders dan hij gewoonlijk gekleed gaat.
De praktijk Mevrouw K. Jan is 24 jaar en woont bij zijn oma, mevrouw K. van 76 jaar. Jan zou studeren, dat duurde echter niet lang, hij vond er niets aan en zocht al snel een baan. Hij heeft diverse banen gehad, zijn contracten werden veelal niet verlengd omdat Jan vaak te laat komt, of soms niet eens op zijn werk verschijnt. Jan is drugsverslaafd. Inmiddels maakt hij zijn oma geld afhandig en hij doet dat toenemend met dreigementen. De buren hebben al een paar keer de politie gebeld omdat ze veel lawaai hoorden in het huis van hun buurvrouw. Als de politie dan arriveerde vertelden zowel mevrouw K. als Jan dat er niets aan de hand was. De Thuiszorgmedewerker ziet steeds meer wanorde in huis, mevrouw K. komt steeds depressiever en onverzorgder over. Jan heeft tegen de Thuiszorgmedewerker gezegd dat ze niet meer hoeft te komen, hij zorgt zelf wel voor zijn oma. De medewerker negeert zijn verzoek, benoemt wat ze ziet bij mevrouw K. en probeert toch binnen te komen en contact met haar te maken. Dat lukt redelijk, Jan is vaak afwezig. Wanneer deze medewerker ook blauwe plekken en onbestemde verwondingen bij mevrouw K. aantreft gaat ze de situatie op meerdere niveaus bespreken en in kaart brengen. Ze spreekt in overeenstemming met afspraken binnen het team met mevrouw K. over haar vermoedens van lichamelijke mishandeling en financiële uitbuiting. Mevrouw K. ontkent deels maar kan haar Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 68
verwondingen niet anders verklaren dan door ruzie met Jan. Ze komt echter voor haar kleinzoon op die het moeilijk heeft en het allemaal zo niet bedoelt. Ze wil in elk geval geen aangifte doen; contact met de ouders van Jan heeft ze al een tijd niet meer omdat deze niets met Jan te maken willen hebben zolang hij verslaafd is. Er wordt niet met Jan gesproken; deze is vaak afwezig als de Thuiszorg er is en wanneer aanwezig is hij onder invloed en gaat al snel de deur weer uit. De Thuiszorgmedewerker brengt de situatie anoniem in in een overleg met zowel de Verslavingszorg als de politie. Op grond van de adviezen doet zij een melding bij een Meldpunt Ouderenmishandeling; ze brengt mevrouw K. daarvan op de hoogte. De ouderenadviseur gaat op onverwachte momenten bij mevrouw K. langs en ziet zo hoe de kleinzoon misbruik maakt van de situatie van zijn oma. Mevrouw K. wil echter geen aangifte doen. Er wordt een zorgoverleg georganiseerd: het ASHG, de Thuiszorg, het Algemeen Maatschappelijk Werk, , de politie. De Verslavingszorg is (nog) niet aanwezig omdat Jan geen cliënt is, maar wordt wel geconsulteerd. De huisarts van mevrouw K. is ook niet aanwezig maar wordt betrokken door de Thuiszorg.
Gezamenlijk plan van aanpak -
Maatschappelijk werk en Thuiszorg ondersteunen mevrouw K. en activeren haar tevens tot deelname aan activiteiten in het dorp zodat haar netwerk iets vergroot wordt. Het ouderenwerk nodigt haar persoonlijk uit.
-
Het maatschappelijk werkt richt zich op mevrouw K. in de contacten met haar gezin, op de balans in draagkracht en draaglast en op empowerment zodat mevrouw K. zich zelf bewust wordt van wat ze wel en niet wil met Jan.
-
De Thuiszorg schakelt, wanneer mevrouw K. dat zelf niet doet, de huisarts in in verband met de depressieve klachten; er vindt een diagnostisch onderzoek plaats.
-
Het Algemeen Maatschappelijk Werk neemt contact op met de ouders van Jan, vanuit zorg voor mevrouw K. Natuurlijk is dat eerst met mevrouw K. besproken die hiermee instemt.
-
De buren worden betrokken bij het doorbreken van de patronen, mevrouw K. vindt het toch wel fijn wanneer de buren even langskomen wanneer ze lawaai in huis horen.
-
De buurtagent houdt de situatie in de gaten; de politie grijpt in waar veiligheid ook maar iets in het geding komt.
Uiteindelijk wordt er ingegrepen wanneer er weer geweld plaatsvindt: Jan smijt met huisraad op zoek naar geld; de buren bellen de politie. Er wordt een huisverbod voor Jan uitgesproken. Hij houdt zich daar echter niet aan en wordt tijdens de tien dagen gezien bij mevrouw K door de buurtagent die alert is. Hij wordt hiervoor bestraft en valt dan onder toezicht van de Reclassering, bovendien moet hij verplicht in behandeling. Binnen een zorgoverleg waar nu wel de Verslavingszorg aanwezig is, worden afspraken gemaakt zodat er eenduidig samen gewerkt wordt. De behandeling van Jan gaat goed, hij kickt af. Ondertussen zijn de contacten met zijn ouders opgestart, mevrouw K. gaf te kennen dat ze zich verantwoordelijk voor Jan maakt, hij heeft al jarenlang voor problemen gezorgd en zijn ouders hebben zich teruggetrokken. De ouders van Jan willen wel in gesprek, ook zij hebben hun verhaal over de familiegeschiedenis. Er worden enkele systeembijeenkomsten georganiseerd (Maatschappelijk Werk en Verslavingszorg) waarbij mevrouw K. de ouders van Jan, Jan en zijn twee broers aanwezig zijn. Oude conflicten worden duidelijk en doorgewerkt. Zowel de Thuiszorg als het Algemeen Maatschappelijk Werk blijven in contact met mevrouw K., interventies zijn gericht op empowerment, en systeem en netwerkversterking.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 69
Kern -
Er is sprake van huiselijk geweld: lichamelijk, financieel en geestelijk. Strafbare feiten.
-
Alert en transparant zowel naar mevrouw K. als naar Jan over wat er gezien en ervaren wordt.
-
Mevrouw K. bagatelliseert maar is wel te motiveren; belangrijk om met haar in contact te blijven en nabij, proactief en doortastend in gesprek te blijven. Ze realiseert zich dat de situatie alleen maar erger kan worden en dat hulp nodig is. Ze is vooral gemotiveerd wanneer ze hoort dat er ook hulp voor Jan is. Toch wil ze geen aangifte doen en is een escalatie de reden waarom er van buitenaf wordt ingegrepen.
-
Systeembenadering, ook als mevrouw K. er geen contact mee heeft vanuit de vraagstelling: wat willen mensen nog wel met elkaar en op welke wijze kunnen ze elkaar van dienst zijn in deze situatie -> de ouders van Jan zijn belangrijk in dit geheel.
-
Daarnaast is een netwerk zinvol om de wereld van mevrouw K. iets te vergroten en haar afhankelijkheid te verkleinen.
-
Breed overleg in team en met aansluitende organisaties. Huisarts altijd betrekken.
-
Een gezamenlijk plan van aanpak, samenwerking hulpverlening en politie.
-
Interventies aanpassen aan de situatie; op maat: o
Huisbezoeken mevrouw K. door de Thuiszorg, ouderenwerk, maatschappelijk werk;
o
Huisverbod;
o
Systeemgericht werken;
o
Inzicht in de geschiedenis en relaties inde familie door het maken van een genogram;
o
Vergroten van draagkracht en empowerment;
o
Gebruik maken van alledaagse situaties om bewustzijn van eigen wil en keuzes te creëren.
De familie O. Er komt er een melding bij het Meldpunt Ouderenmishandeling over mevr. O. van 76. Ze woont samen met haar dochter, mevrouw F. en drie kleinkinderen. Mevr. O. komt nauwelijks meer buiten, de buurvrouw hoort geschreeuw en soms huilen, ze weet niet wat ze ermee aan moet, durft zich er ook niet mee te bemoeien en wil graag anoniem blijven.
Plan van aanpak -
De ouderenadviseur gaat eerst inventariseren wie van het 1e lijns netwerk mevr. O. kent en gaat de melding bespreken. Het onderzoek van de ouderenadviseur levert de volgende informatie: De dochter van mevrouw O. zorgt voor haar. Haar man, meneer F. werkt in het buitenland en is eens in de twee weken een weekend thuis. Mevrouw F. werkt drie dagen in de week. Moeder O. zorgde dan voorheen voor de kleinkinderen. Inmiddels gaan die alle drie naar school. Mevrouw O. kan niet meer goed voor hen zorgen, ze is dementerend, maar heeft geen gezinszorg of ander hulpverlening. Het is wel aangeboden maar geweigerd. In de familie O. en F. is het niet gebruikelijk hulp van buitenaf binnen te halen, ze zorgen als familie voor elkaar. Ook de huisarts heeft sporadisch contact.
-
De ouderenadviseur gaat op bezoek bij mevr. O. Ze vertelt over activiteiten die voor ouderen worden georganiseerd en dat ze eens wil horen of mevrouw O. daar belangstelling voor heeft. Voorheen was mevrouw O. actief binnen de Turkse gemeenschap, vertelt ze, maar dat lukt niet meer goed. Tijdens dit gesprek is er verder niemand thuis en mevrouw O. vind het gezellig dat er iemand bij haar komt. Ze spreekt redelijk Nederlands. De ouderenadviseur ziet striemen op de polsen van mevrouw O. en blauwe plekken op haar armen. Ze vraagt er naar: ‘Ik zie dat u blauwe plekken heeft…Mevrouw O. zegt dat ze is gevallen. De ouderenadviseur vraagt door op die val, mevrouw O. wordt wat verward en zegt dat ze ’t niet meer weet. De ouderenwerker laat
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 70
het bewust even rusten, ze maakt een praatje over de kleinkinderen en mevrouw O. ontspant weer. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt, binnen een week. -
De ouderenadviseur maakt tijdens het 2e bezoek eerst weer een praatje. Ze spreekt ook met mevrouw O. over haar dementie die haar meer hulpbehoevend maakt. Mevrouw O. vertelt dat haar dochter voor haar zorgt, maar ja…ze moet ook werken en dan lukt het soms niet goed…De ouderenadviseur is voorzichtig maar wel duidelijk; ze vertelt via voorbeelden dat het wel vaker voorkomt dat de situatie dan in een gezin moeilijk wordt en dat er wel eens ruzies ontstaan. Ze vraagt of dat bij mevrouw O. ook wel eens is. Dan vertelt mevrouw O. dat er inderdaad veel ruzie is. De ouderenadviseur vraagt of de blauwe plekken daar mee te maken hebben. Mevrouw O. is aarzelend.
-
Tijdens het 3e contact, weer binnen een week, zegt de ouderenadviseur dat ze zich zorgen maakt, vermoedt dat de verwondingen met ruzies te maken hebben en dat ze graag met mevrouw O’s dochter wil praten. Ze benadrukt dat er mogelijkheden zijn waardoor de dochter het wat gemakkelijker krijgt en mevrouw O. ook. Mevrouw O. gaat aarzelend akkoord. (De ouderenadviseur zou, wanneer mevrouw O. niet akkoord was gegaan een melding hebben gedaan bij de politie en ze zou dat mevrouw O. hebben uitgelegd. De politie kan op grond van meldingen op enig moment ambtshalve vervolgen).
-
Enkele dagen later (zo snel mogelijk na het akkoord van mevrouw O. zodat ze niet terug komt op haar besluit maar wel de tijd heeft om haar dochter in te lichten) vindt er een gesprek plaats met mevrouw O. en haar dochter. De ouderenadviseur vertelt over haar zorg, over de geconstateerde verwondingen en over het feit dat er geen hulp in huis is terwijl mevrouw F. werkt en er kinderen in huis zijn. De ouderenadviseur vertelt de voorbeelden van andere gezinnen waarin dergelijke zorgen en problemen ook spelen, en staat stil bij de drukte die mevrouw F. heeft: haar moeder, de kinderen, weinig steun van haar man, haar werk. Met veel geduld nodigt ze mevrouw F. uit haar verhaal te doen, niet oordelend, geïnteresseerd. Mevrouw F. vertelt dan dat de zorg voor haar moeder zwaar is, ze werkt ’s ochtends helemaal niet mee. Hulp hebben ze nooit gewild, dat zijn ze niet gewend; dochters zorgen voor hun ouders. De ouderenadviseur toont begrip voor de waarden en normen binnen de familie maar is tegelijkertijd duidelijk over het feit dat dit nu wel geleid heeft tot een situatie die niet goed is, mevrouw O. krijgt niet de zorg die ze nodig heeft. Sterker nog, de situatie is uit de hand gelopen, er zijn verwondingen; een vorm van mishandeling. Ze legt uit dat dit zo niet meer kan en dat ze graag met hen wil praten over hun wensen maar binnen de grenzen dat mishandeling niet kan. Ze legt het proces van dementie aan hen beide uit en vertelt dat ook al is de dementie in een beginnend stadium, dit betekent dat mevrouw O. niet meer de snelheid heeft van voorheen en niet meer kan organiseren wat ze eerder met gemak kon. Ze legt eveneens uit welke mogelijkheden er zijn om de situatie te doorbreken. De dochter is aarzelend. De ouderenadviseur zegt dat ze deze situatie niet kan laten voortbestaan, als de dochter niet wil dat er iets gebeurt in deze situatie dan gaat er een melding naar de politie. De ouderenadviseur legt uit dat dat is omdat de veiligheid van mevrouw O. in het geding is; ook al zijn er zoveel goede bedoelingen van mevrouw F. en mevrouw O. om het samen voor elkaar te krijgen. Ze stelt de dochter voor er een week over na te denken. Dochter gaat daarmee akkoord.
-
Een week later vertelt de dochter dat ze op zich wel hulp wil maar dat dat ook niet gebruikelijk is, ze schaamt zich voor de omgeving. Samen met de ouderenadviseur zetten ze wat mogelijkheden op een rij en de beste is dat mevrouw O. vier dagen in de week naar de dagbehandeling gaat. Zowel mevrouw O. als mevrouw F. kunnen dat naar hun omgeving heel
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 71
goed verantwoorden. Mevrouw F. gaat zelf naar het Algemeen Maatschappelijk Werk, nu het dan open is heeft ze eigenlijk wel behoefte aan een periode van ondersteuning, voor zichzelf en ook in de opvoeding van haar kinderen; haar oudste zoon heeft problemen op school. -
Het Algemeen Maatschappelijk werk gaat met mevrouw F. in gesprek over wat ze wil en nodig heeft; mevrouw F is al een tijd uit balans door de situatie thuis. Ze heeft individuele gesprekken over zichzelf, over de zorg voor haar moeder, over de toekomst en haar eigen wensen als mens, als vrouw, moeder en als dochter. Daarnaast gaat ze in gesprek met mentor van haar zoon. Ook haar zoon heeft last van de situatie thuis, zijn oma die dementerend is, zijn moeder die vaak boos is en zijn vader die afwezig is. Samen met zijn moeder heeft ook hij een paar gesprekken bij het Algemeen Maatschappelijk Werk, er zijn tevens twee bijeenkomsten waarbij ook de mentor aanwezig is.
-
Er vindt na drie maanden een evaluatiemoment plaats op initiatief van de ouderenadviseur tussen de dagbehandeling, het Algemeen Maatschappelijk Werk, de ouderenadviseur, moeder en dochter met als thema de geboden zorg en ondersteuning, en samen te bespreken hoe het gaat en of de afspreken bijgesteld moeten worden. Moeder en dochter zijn tevreden, de hulp aan moeder wordt voortgezet, de afspraken met het maatschappelijk werk worden iets verminderd. Er worden tevens afspraken gemaakt over wat te doen wanneer de situatie weer gespannen wordt. In huis worden aanpassingen verricht en hulpmiddelen aangeschaft zodat de zorg voor mevrouw O. verlicht wordt.
Kern -
Er is sprake van huiselijk geweld, lichamelijk, geestelijk; strafbare feiten.
-
De ouderenadviseur bouwt vertrouwen op door methodisch van buiten naar binnen te werken: met voorbeelden en met psycho-educatie.
-
In begrip en nabijheid benoemt ze direct wat ze ziet, in een later stadium ook wat ze vermoedt; ze is transparant en betrouwbaar, geen dubbele agenda.
-
Ze is tevens binnen die nabijheid duidelijk over dat de mishandeling niet wordt getolereerd. Ze biedt de mogelijkheden daarvoor aan.
-
Ruimte voor de eigen waarden en normen maar met begrenzing wanneer dat mishandeling betekent. Dit gezin is van Turkse afkomst en niet gewend gebruik te maken van Nederlandse hulp die overigens ook vaak erg westers en individueel gericht is en dan niet aansluit bij mensen uit collectieve culturen. In sommige delen van het land ontstaan initiatieven om de allochtone mantelzorg te ondersteunen (Bergen, A. van 2007). Waar deze initiatieven niet zijn is het zaak creatief te kijken naar de verbinding in wens en noodzakelijkheid van zorg.
-
Het plan van aanpak ontstaat hier eerst vanuit het Meldpunt; de eerste aandacht is voor het opbouwen van contact en de adviseur kan motiveren tot het willen doorbreken van de situatie. Wanneer ook het Algemeen Maatschappelijk Werk en de dagbehandeling betrokken worden, wordt er gezamenlijk overlegd, in deze situatie kan dat ook heel goed met de betrokken cliënten. De ouderenadviseur blijft coördinerend tot de hulp en ondersteuning goed loopt.
-
Interventies aanpassen aan de situatie; op maat: o
signalen serieus nemen en aansluitend bespreken;
o
psycho-educatie bieden;
o
huisbezoeken door de ouderenadviseur, aansluitend bij motivatie en situatie;
o
niet wachten met afspraken maar zo snel als mogelijk, anders sluit het systeem zich weer snel;
o
meerdere mogelijkheden op een rij zetten, dan de beste kiezen (probleemoplossend leren, gebruik maken van de Beslismatrix, zie Bijlage Interventies);
o
altijd keuzes voorleggen, tenzij veiligheid in het geding is, zodat het een eigen beslissing wordt;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 72
o
de gewenste hulp juist (nog) niet thuis zodat de hulp ook naar de omgeving kan worden gelegitimeerd;
o
systeemgericht werken, alle generaties betrekken;
o
voor alle betrokkenen is de hulp gericht op het vergroten van draagkracht, empowerment en versterking van het netwerk, zie Bijlage Interventies.
Meneer en mevrouw P. Meneer en mevrouw P. zijn al bijna vijftig jaar getrouwd. Ze hebben vier kinderen met wie ze eigenlijk nauwelijks contact hebben. Ze wonen zelfstandig en maken gebruik van de Thuiszorg voor de huishouding. De familie is bekend bij (jeugd)hulpverlening en politie, er zijn vroeger met de kinderen veel problemen geweest, er werd in het gezin veel alcohol gebruikt waardoor ruzies regelmatig met veel lawaai gepaard gingen met klachten van buren tot gevolg. Het is al jaren rustig, in die zin dat de politie geen meldingen van lawaai krijgt. Nu beide partners wat meer zorg nodig hebben en de Thuiszorg regelmatig aanwezig is, worden echter de patronen in de relatie duidelijk. Er is veel getreiter, meneer P. zet bijvoorbeeld de rollator van zijn vrouw zo ver weg dat ze er net niet bij kan; mevrouw P. negeert hem regelmatig wanneer haar man haar iets vraagt en ze slaat hem soms met haar stok. De Thuiszorg maakt wat ze ziet wel bespreekbaar maar beide partners bagatelliseren wat er gebeurt. Tot het moment dat mevrouw P. valt; ze was duizelig toen ze opstond en verloor haar evenwicht. Ze wordt voor onderzoek opgenomen in het ziekenhuis. Daar blijkt dat ze verwondingen op haar lichaam heeft die lijken op afdrukken van klappen en vingers. Een verpleegkundige benoemt de plekken en vraagt naar de wijze waarop ruzies verlopen en of daar wel eens klappen bij vallen. Mevrouw P. erkent dat dat wel eens zo is en dat haar verwondingen daar inderdaad mee te maken hebben. Meneer P. wordt betrokken, de verwondingen, de zorgen worden aan hem voorgelegd door de verantwoordelijk arts en de verpleegkundige. Ook meneer P. erkent dat ruzies in de relatie soms met klappen gepaard gaan. ‘Dat is altijd zo geweest, vertelt hij, niet dagelijks, maar zo nu en dan knalt ‘t. Ook met de kinderen zijn er die ruzies geweest en die komen niet meer.’ De arts en verpleegkundige bespreken dat, ook al gebeurt het niet vaak, dit een vorm van huiselijk geweld is die niet getolereerd wordt. Ze leggen het echtpaar voor dat ze de situatie voorleggen aan het ASHG en dat het echtpaar hulp nodig heeft om hun eigen veiligheid te bewaken, ook nu ze meer afhankelijk van elkaar worden in de dagelijkse gang van zaken. Het ASHG adviseert hulp vanuit het Algemeen Maatschappelijk Werk; eerst inventariserend en motiverend. Mevrouw P. kan na de onderzoeken weer naar huis, ze krijgt medicatie voor de duizeligheid. Het algemeen maatschappelijk werk komt al snel langs.
Plan van aanpak -
Het Algemeen Maatschappelijk Werk onderzoekt eerst of er genoeg veiligheid is om met beide partners in gesprek te gaan, hij ziet hen daarom eerst apart en vraagt door op de relatie op dit moment. Duidelijk wordt dat er regelmatig ruzie is, soms gepaard met geweld, maar dat beide elkaar niet willen missen, ze hebben ook goede momenten. Hij maakt tevens afspraken met betrekking tot veiligheid, hij neemt de tijd om met beide partners de Time-out (bijlage Veiligheid) door te werken en met betrekking tot veiligheid daar hele concrete afspraken over te maken.
-
Beide kunnen hier goed mee omgaan en vinden ’t een prettige manier, ze hebben geen behoefte aan diepe gesprekken maar willen wel beter met elkaar omgaan.
-
Vervolgens kan de maatschappelijk werker zich richten op de dynamiek in de relatie waarbij de dagelijkse gang van zaken gebruikt wordt om te bespreken waar ze tevreden over zijn en waarin ze veranderingen zouden willen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 73
-
Vanuit de werkrelatie die ontstaat wordt duidelijk dat er meer problemen spelen die soms aanleiding zijn tot de ruzies: beide hebben er last van dat ze de kinderen weinig zien, en er zijn financiële problemen omdat er lang schulden zijn geweest waardoor ze geen reserves hebben opgebouwd en nog steeds de eindjes aan elkaar knopen.
-
Ondanks het feit dat het echtpaar eerst aangaf dat ze geen behoefte hebben aan diepe gesprekken willen ze nu toch wel dat er ook contact met hun kinderen wordt opgenomen; de maatschappelijk werker spreekt met ieder kind (ieder is daar redelijk toegankelijk in) en inventariseert de relaties en de betekenis ervan. Hij overlegt dat in zijn team. Duidelijk is dat er nog veel onbesproken is in het gezin, dat er veel onderling verwijt is en dat geweld in dit gezin soms gebruikt wordt om ruzies te beslechten. Binnen het overleg in zijn team wordt duidelijk dat er meer nodig is dan het Algemeen Maatschappelijk Werk biedt; systeemtherapie lijkt zinvol.
-
De maatschappelijk werker bespreekt dit met alle gezinsleden. Meneer en mevrouw P. hebben aanvankelijk aarzeling, ze schamen zich en zien niet direct wat de zin van therapie is, net als twee van hun kinderen. De maatschappelijk werker investeert in het motiveren van hen, daarbij vooral aansluitend bij wat iedereen eigenlijk van elkaar zou willen. Dat werkt, men wil wel met elkaar in gesprek. De maatschappelijk werker draagt het geheel over aan een systeemtherapeut van de GGZ, de huisarts van meneer en mevrouw P. wordt er daarom in betrokken.
-
Er volgt een periode van systeemtherapie waarbij de nadruk ligt op het stilstaan bij gebeurtenissen in het verleden, op wat men nu nog van elkaar wil, op welke wijze er met elkaar gecommuniceerd kan worden en hoe men geweld tijdens ruzies kan voorkomen. Deze gesprekken hebben effect op de kinderen waarvan sommige al hulp hadden in hun eigen gezin; er worden verbindingen gelegd tussen de diverse hulpverleners waardoor er eenduidig gewerkt wordt met accent op veiligheid, communicatie en conflicthantering.
-
De maatschappelijk werker houdt contact met meneer en mevrouw P. met betrekking tot dagelijkse situaties, vergroten van draagkracht, het organiseren van meer ondersteuning, netwerkuitbreiding, financiële problematiek en stemt af met de systeemtherapeut.
Kern -
Er is sprake van (wederzijds) huiselijk geweld, lichamelijk, geestelijk; strafbare feiten.
-
Patronen van geweld slijten in, accuraat bespreekbaar maken is soms nodig om bewustwording van de ernst van de situatie te veroorzaken;.
-
De maatschappelijk werker sluit aan, niet te diep, verbindend aan wat men wél wil waardoor vertrouwen wordt opgebouwd.
-
Hij is daarbinnen onderzoekend naar wat er allemaal speelt waardoor men zich serieus genomen voelt.
-
Het plan van aanpak ontstaat vanuit het ziekenhuis in contact met het ASHG naar het Algemeen Maatschappelijk Werk naar systeemtherapie. Steeds vanuit de vraag naar de essentie van wat er speelt, naar wat er nodig en hoe betrokkenen daarin te motiveren zijn. Veiligheid is de start, het levert voor betrokken vaak al snel en goed resultaat op en dat motiveert verder.
-
Samenwerking tussen verschillende disciplines is vaak aan de orde wanneer huiselijk geweld speelt; op deze wijze worden begeleiding en behandeling verbonden, evenals verleden, heden en toekomst.
-
Diagnostiek en behandeling zijn altijd in overweging; ervaringen met geweld kunnen traumatisch zijn;
-
Interventies zijn aansluitend, zoals: o
signalen serieus nemen en duidelijk bespreken;
o
aansluiten bij de leefwereld, dan is er concreet en duidelijk en daardoor motiverend;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 74
o
advies vragen bij het ASHG;
o
aansluiten bij dagelijkse situaties (ervarend en probleemoplossend leren);
o
psycho-educatie met betrekking to geweldspatronen, overdrachten in generaties;
o
basisprincipes in communicatie en conflicthantering;
o
Time-out;
o
Veiligheidsplannen;
o
Familie in kaart brengen en de betekenis van de onderlinge relaties (genogram);
o
Voor alle betrokkenen is ook hier de hulp gericht op het vergroten van draagkracht, empowerment en versterking van het netwerk, zie Bijlage Interventies.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 75
8
Seksueel misbruik
Aandachtspunten -
Seksueel misbruik is vaak een vorm van lichamelijk geweld, de aandachtspunten in hoofdstuk 7 gelden daarom eveneens. Seksueel misbruik wordt dan door betrokkenen vaak niet als zondanig herkend; er is bij slachtoffers lang niet altijd een bewustzijn of het seksueel contact dat ze hebben nu vanuit vrije wil is of niet.
-
Seksueel misbruik is echter specifiek en niet altijd gekoppeld aan lichamelijk contact! Het betreft ernstig grensoverschrijdend gedrag waarbij geweld of dwang wordt gebruikt; handelingen waarbij het slachtoffer fysiek betrokken is (zoals ongewenste intimiteiten, aanranding, verkrachting) en seksuele handelingen die het slachtoffer moet plegen op zichzelf of iemand anders (zich uitkleden, masturberen). Daarnaast kan het gaan om handelingen of gedrag waarbij geen lichamelijk contact is zoals de confrontatie met exhibitionisme, het ongewenst confronteren met pornografie, seksuele belaging. Het kan dus zowel gaan om feiten mét als feiten zonder lichamelijk contact.
-
Een brede professionele blik voor deze vorm van geweld is daarom belangrijk.
-
Het investeren in een vertrouwensband met de oudere is eveneens van groot belang wanneer er sprake is van seksueel misbruik; pas binnen dat vertrouwen zal de oudere (veelal pas in een later stadium) vertellen over zijn ervaringen.
-
Regelmatig contact waardoor dat vertrouwen ontstaat is daarom voorwaarde.
-
Een systeemgericht benadering is bijzonder zinvol; ook seksueel geweld staat niet op zichzelf en heeft in de meeste gevallen een onderliggende reden, heb dus ook oog voor de pleger en voor de dynamiek van de relatie.
-
Seksualiteit is soms voor professionals een moeilijk onderwerp om over te spreken, dat vraagt dus reflectie op eigen waarden, normen en dilemma’s. Daarnaast kan er aarzeling zijn om seksualiteit met de oudere te bespreken vanuit de (voor)onderstelling dat het ook voor ouderen een moeilijk te bespreken onderwerp is. Mogelijk is dat zo voor sommige ouderen maar lang niet voor alle! Net als bij alle cliënten is het van belang aan te sluiten bij de leefwereld en taalgebruik, daarnaast kan binnen een nabije, werkelijk betrokken houding alles gevraagd en besproken worden, de oudere merkt die betrokkenheid en zal zich gezien en uitgenodigd voelen.
-
Soms ook is er de (voor)onderstelling dat seksualiteit en ouderen niet bij elkaar horen…waardoor deze ouderen het risico lopen niet serieus genomen te worden.
-
Spreek af wie de regie heeft wanneer er meerdere organisaties betrokken zijn en rapporteer zorgvuldig.
Specifieke aandachtspunten in het signaleren Ervaringen met seksueel misbruik gaan veelal gepaard met schaamte; de oudere zal het niet gemakkelijk laten zien. Soms zijn er lichamelijke signalen, bijvoorbeeld: -
wonden of jeuk in genitale zone;
-
(vage) buikpijn;
-
onverklaarbare vaginale of anale bloedingen;
-
signalen die lijken op de uitingen van een Seksueel Overdraagbare Aandoening (SOA);
-
herhaaldelijke genitale infecties of kneuzing rond de borsten of rond de genitale zone
-
venerische ziekte;
-
ongewone geur.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 76
Toch is voorzichtigheid geboden want deze signalen kunnen ook andere oorzaken hebben, zoals infecties of allergieën. Het is daarom altijd van belang er met de oudere over in gesprek te gaan, zeggen wat je ziet en de huisarts te betrekken. Een vragende en alerte houding is altijd van belang, bijvoorbeeld wanneer: -
de oudere een voor de leefwereld afwijkend toegankelijk gedrag vertoont, zoals het zich ongevraagd uitkleden in het bijzijn van vreemden / hulpverleners (let wel, dat kan ook gebeuren bij ouderen die bijvoorbeeld binnen een dementie last hebben van decorumverlies);
-
je ziet dat de oudere gescheurde, bloederige of besmeurde onderkleding heeft;
-
je ziet dat de oudere pijn heeft bij het gaan zitten;
-
de oudere weigert zich uit te kleden of zich te laten wassen;
-
de oudere schrikachtig is bij aanrakingen;
-
de oudere een te intiem contact heeft met de vermoedelijk pleger;
-
er veel over seks gesproken wordt of wanneer er veel wordt geseksualiseerd;
-
er onverklaarbare veranderingen in het gedrag van de oudere te bemerken zijn, zoals agressie, angst, onrust, depressie, zich terugtrekken of zelfverwonding;
-
er (inwonende) familieleden, kennissen, verzorgers zijn die zich seksueel ontremd gedragen in bijvoorbeeld houding of taal.
De praktijk Lydia Een mevrouw van 72, Lydia, liep laat in de avond of 's nachts dikwijls (geagiteerd) op straat rond en wilde niet vertellen waarom zij dit deed. Buren dachten dat zij begon te dementeren en lichtten de arts in. Zij vertoonde volgens de arts geen tekenen van dementie. Zij kon haar gedrag echter niet verklaren. Na opname in het ziekenhuis voor een lichamelijke aandoening ontdekte de verpleegster verwondingen aan de binnenkant van de dijen, waarvoor Lydia een verklaring gaf die volgens de verpleegster niet kon kloppen. In het ziekenhuis begon men iets te vermoeden, bevroeg men de arts en de buren. Uiteindelijk vermoedde de verpleegster dat Lydia herhaaldelijk seksueel lastig werd gevallen door haar inwonende zoon met psychiatrische problemen en dat zij 's nachts over straat doolde en pas naar huis ging als ze dacht dat haar zoon sliep. Lydia heeft dit echter nooit willen bevestigen en het is gebleven bij vermoedens (van strafbare feiten). uit: Steunpunt Antwerpen, 2007 Wat zou er gebeurd zijn wanneer: -
er was begrepen dat Lydia niet snel haar zoon zal aanklagen en dat er, vanuit het serieus nemen van de signalen en het gedrag van Lydia, dus geïnvesteerd moet worden in het ontdekken van wat er speelt tussen Lydia en haar zoon?
-
de verpleegkundige de signalen en vermoedens had besproken met de huisarts van Lydia en haar zoon?
-
de huisarts en/of de behandelaar van de zoon laagdrempelig (met voorbeelden werken, psycho-educatie) met de zoon hadden gesproken over seksualiteit, grensoverschrijdingen en over de relatie met zijn moeder?
-
er in een zorgoverleg afspraken waren gemaakt met betrekking tot het regelmatig bezoeken van Lydia op onregelmatige momenten zodat er én een vertrouwensband had kunnen worden opgebouwd én inzicht was ontstaan in de relatie tussen moeder en zoon én mogelijk het misbruik zou kunnen worden geconstateerd?
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 77
Oud en vergeetachtig, dus…. Een bejaarde dame schertste tegen een politieagent dat hij in huis kwam om haar 'eens te pakken'. Later vertelde ze ook dat zij bang was verkracht te worden, 'want dat was onlangs nog gebeurd'. Omdat de dame oud en vergeetachtig was, werden haar verhalen weggelachen 'alsof iemand geïnteresseerd zou zijn zo een oudje te verkrachten'. Haar klacht is nooit verder onderzocht. Uit: Steunpunt Antwerpen, 2007. Wat zou er gebeurd zijn wanneer: -
Professionals deze dame serieus hadden genomen en niet hadden (voor)ondersteld dat ouderen en seksualiteit niet samengaan?
Anja en haar moeder Anja is op jonge leeftijd misbruikt door haar vader, de man van haar moeder. Haar moeder heeft daar nooit iets tegen ondernomen, hoewel Anja er zeker van is dat haar moeder het altijd geweten heeft. Nu haar moeder oud is en voor een groot deel afhankelijk is van de zorg van haar dochter, neemt Anja ‘wraak’ Anja bezoekt haar moeder dagelijks. Ze zorgt voor het huishouden en houdt haar moeder gezelschap. Een paar keer per week neemt Anja een pornofilm mee. Ze dwingt haar moeder daarnaar te kijken. Daarbij maakt ze opmerkingen die haar moeder goed laten voelen hoe erg Anja heeft geleden onder het misbruik. Anja’s moeder vindt het vreselijk om gedwongen te worden naar deze ‘vuiligheid’ te kijken. De opmerkingen van Anja maken het allemaal nog veel erger. De bezoekjes van Anja zijn inmiddels een kwelling voor haar geworden (www.ashg-groningen.nl). Er is (nog) geen hulp. Duidelijk is dat de destructieve patronen zich verdiepen; het wordt steeds erger voor Anja’s moeder. Ze ervaart het als een kwelling en wanneer ze er niet over praat, met Anja, met iemand uit haar omgeving en/of een hulpverlener, dan zal ze er misschien op den duur ziek van worden.De kans is groot dat ze dan in een neerwaartse spiraal belandt; niet spreken, steeds minder draagkracht, een toenemend isolement… En Anja? Ook voor haar zal het mogelijk steeds erger worden: waarschijnlijk vertelt ze niet in haar omgeving wat voor wraak ze op haar moeder neemt en de pijn en de eenzaamheid van vroeger worden er niet door opgelost…
Wat is er mogelijk? -
Anja’s moeder kan de situatie gaan bespreken in haar netwerk of met haar huisarts; de vraag is af ze dat zal doen…de kans is groter dat ze zwijgt vanuit schuldgevoel…
-
Anja’s moeder is echter zorgafhankelijk en zal zo nu en dan in contact zijn met een professional. Het kan niet anders dan dat ze signalen uitzendt dat ze niet gelukkig is Stilstaan bij hoe haar leven verloopt, bij de zorg die ze van haar dochter krijgt , biedt mogelijkheden om door te vragen op de relatie met haar dochter;
-
Wanneer een oudere veel mantelzorg krijgt zou het zinvol zijn met die mantelzorger af te stemmen en tegelijkertijd de balans draagkracht-draaglast te onderzoeken; de huisarts kan daar een belangrijke rol in vervullen;
Het gaat in deze casus dus vooral om het zien van de oudere, de mantelzorger, hun onderlinge relatie en wat daarin goed en niet goed gaat. Een professionele houding van nabijheid, willen weten, uitnodiging, doorvragen op uitstraling van Anja’s moeder, op het contact tussen hen beiden, op de wijze waarop de zorg wordt verleend…is essentieel om hen te laten vertellen wat er in hen zelf en in hun relatie plaatsvindt. Daarna kan er motiverend hulp op gang gebracht worden waarin aandacht is voor verleden en verwerking: behandeling en begeleiding. En informeer eens bij de politie, er is namelijk sprake van bedreiging, ook een strafbaar feit. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 78
9
Psychische mishandeling / psychische verwaarlozing
Aandachtpunten -
Lichamelijk geweld gaat heel vaak gepaard met psychisch geweld: dreiging, manipulatie, ondermijning van het zelfbeeld. Wanneer je vermoedt dat er sprake is van psychische mishandeling, kijk dan ook of er meer speelt. Mogelijk zijn er strafbare feiten waardoor er, wanneer de situatie niet verandert, ingegrepen kan worden.
-
Psychische mishandeling is op zichzelf moeilijk aan te tonen en te bewijzen: wanneer is het mishandeling en wanneer niet? Psychische mishandeling staat vrijwel nooit op zichzelf, er is een onderliggende reden, een waarom
-
Psychische mishandeling is veelal verbonden aan psychische verwaarlozing en soms aan schending van rechten; de oudere wordt te kort gedaan in wie hij is (dat geldt overigens voor alle vormen van geweld en is kenmerkend voor huiselijk geweld).
-
Natuurlijk is het zo dat er in elke relatie wel eens een kwetsend woord wordt gezegd. Echter, in de afhankelijkheid die veelal speelt wanneer er sprake is van ouderenmishandeling zijn ouderen in die afhankelijke positie kwetsbaar voor dreiging, vernedering. Een aantal ouderen geeft aan de bejegening maar voor lief te nemen omdat ze bang zijn anders geen hulp te hebben met alle gevolgen van dien.
-
Dit geheel betekent dat je altijd oren en ogen goed open houdt naar de interacties van de oudere, niet uitgaand van mishandeling, wel wetend dat mishandeling onderliggend kan zijn bij klachten en gevoelens en vooral vanuit een professionele interesse in de oudere.
-
Om psychische mishandeling duidelijk te krijgen is het werken met voorbeelden zinvol; niet direct confronterend, wel laten zien dat het meer voor komt en gestopt kan worden. Je vertelt wanneer je vermoedens hebt het verhaal van een ‘andere oudere’ in een gelijkwaardige situatie. Je vertelt bijvoorbeeld wat er zichtbaar, merkbaar, hoorbaar was, de zorgen die er waren, de wijze waarop er kon worden ingegrepen met aandacht voor alle betrokkenen en hoe dit de situatie heeft veranderd. Een oudere die niet durft te spreken kan hierdoor de moed krijgen toch te vertellen over zijn situatie; een pleger kan horen dat er ook zorg en aandacht is voor de pleger en zich daardoor uitgenodigd voelen te gaan praten.
-
Zo is ook de praktijk van alledag de situatie waarin én signalen worden gezien én geoefend kan worden met een andere bejegening.
-
Spreek af wie de regie heeft wanneer er meerdere organisaties betrokken zijn en rapporteer zorgvuldig.
Specifieke aandachtspunten in het signaleren Zoals gezegd is psychische mishandeling moeilijk aan te tonen en blijkt meestal uit de interactie van de oudere en de pleger of door reacties van anderen. We geven enkele voorbeelden van die interacties: -
er wordt gescholden, gekwetst, verweten zonder in gesprek te zijn;
-
de oudere wordt als persoon afgewezen en verantwoordelijk gemaakt: ‘Je bent dom, dik, …’Als jij niet zo…was, dan was ’t allemaal anders’;
-
de oudere wordt gekleineerd, bijvoorbeeld wanneer hij wat eten laat vallen op zijn schone kleding, urine verliest, niet adequaat antwoord geeft;
-
de oudere wordt niet meer als volwaardig benaderd; bijvoorbeeld met de voornaam en als niet meer in staat eigen beslissingen te nemen;
-
de oudere wordt emotioneel gechanteerd: ‘Dan kom ik niet meer en de kleinkinderen ook niet…’ of: Meneer D. is elk jaar weer verdrietig op de verjaardag van zijn vrouw die tien jaar
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 79
geleden stierf. Zijn zoon wordt ieder jaar weer heel boos: ‘Je gaat toch niet weer huilen hè!, dan ga ik direct weer weg.’ Of ; ‘Je gaat of naar een verpleeghuis of je ziet mij nooit meer…’ -
er wordt wraak genomen: ‘Je hebt mij een ellendig leven bezorgd, nu zal jij een voelen hoe dat is…’;
-
pleziertjes / bezoek wordt voorkomen, verboden: ‘Dat is lastig, kost geld, wil ik niet…’;
-
de oudere wordt genegeerd wanneer familie / bekenden aanwezig zijn;
-
er wordt gepest en getreiterd.
Psychische mishandeling is ook moeilijk te ontdekken omdat de signalen, als die er al zijn, overeenkomstig kunnen zijn met bijvoorbeeld een depressie. Wees dus alert op signalen, zij laten in elk geval zien dat de oudere niet in balans is en doe onderzoek; én in gesprek én eventueel met behulp van diagnostiek. Enkele mogelijke signalen die kunnen wijzen op psychische mishandeling / psychische verwaarlozing: -
onrustig gedrag van de oudere wanneer hij verzorgd wordt;
-
weinig gevoel voor zelfwaardering van de oudere;
-
gevoelens van hulpeloosheid en hopeloosheid;
-
overmatig angstig of teruggetrokken, passief;
-
schaamtevol, zich kleinmakend;
-
overdreven ‘respect’ voor of aanpassing aan de verzorger in antwoorden op gewone vragen;
-
verlies van interesse in dagelijkse activiteiten, uitzichtloosheid, wanhoop, desoriëntatie;
-
depressieve gevoelens, zich niet van betekenis voelen;
-
ontkenning van spanningen terwijl die duidelijk voelbaar zijn;
-
agitatie;
-
hulpeloosheid, onmogelijkheid om keuzes te maken zonder te verwijzen naar de verzorger;
-
verwarring, tegenstrijdige uitspraken of andere tegenstrijdigheden als resultaat van verwarring;
-
weerstand om vrijuit te spreken, angst;
-
vermijden van oogcontact of enig ander verbaal of lichamelijk contact ;
-
bezoekers worden nooit alleen gelaten met de oudere.
Deze signalen kunnen eveneens uitingen zijn van ervaringen met lichamelijk geweld. Van belang is het dus om altijd te benoemen wat je ziet en te vragen naar de betekenis. De praktijk Meneer L. Dochter Marie zorgt voor haar vader, meneer L. Die zorg gaat niet van harte, Marie heeft een eigen gezinsleven en werkt een aantal dagen in een winkel. Marie en haar gezin leven vrij geïsoleerd met weinig contacten. Marie is enig kind. De buren van meneer L. doen zijn tuin. Zij ontmoeten daarbij geregeld Marie die de huishouding doet en de boodschappen voor haar vader haalt. Ze zijn er zo nu en dan getuige van dat Marie erg boos is op haar vader, ze verwijt hem dat hij vroeger nooit een cent heeft gespaard en daardoor geen extra zorg kan betalen. Nu moet zij voor de gevolgen opdraaien. Eigenlijk wordt Marie in de loop van de jaren steeds bozer, ze moet steeds meer voor haar vader doen terwijl het anders had gekund vindt ze. Meneer L. ging er voorheen nog wel tegen in maar zwijgt inmiddels. Hij is gespannen als zijn dochter komt. De buren maken zich zorgen en bellen met de stichting ouderenwerk in hun regio. De ouderenadviseur gaat bij meneer L. op bezoek op een moment dat zijn dochter niet thuis is, ze wil hem uitnodigen voor een biljartavond in het zorgcentrum en vraagt of hij belangstelling heeft en of ze even binnen mag komen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 80
Eigenlijk heeft meneer L. wel zin in die avond maar zegt, wanneer hij hoort dat er enige kosten aan verbonden zijn, dat het dan niet kan. De ouderenwerker is belangstellend en hoort van meneer L. dat zijn dochter niet wil dat hij kosten maakt omdat hij beter kan sparen voor goede hulp. De ouderenadviseur legt meneer L. uit dat goede hulp ook voor hem mogelijk is en vraagt hem of ze ook eens met zijn dochter mag spreken. Meneer L. vindt het goed, maar vermoedt dat zijn dochter dit niet op prijs stelt, hij wordt er erg nerveus van. De ouderenadviseur komt weer langs wanneer Marie de huishouding van meneer L. doet. De ouderenadviseur legt uit waarom ze komt en dat meneer L. heeft aangegeven dat hij niet naar de biljartavond komt in verband met de kosten. Marie is terughoudend, wat argwanend. De ouderenadviseur neemt de tijd en maakt duidelijk dat dit soort situaties vaak voorkomen en dat het niet meevalt om de zorg voor een oudere te combineren met een eigen gezin. Marie barst gelijk uit dat dat inderdaad zo is, meneer L. heeft zijn leven lang al alles gedaan wat hij wilde en nu moet zij voor de gevolgen opdraaien.
Plan van aanpak -
Er wordt een traject in gang gezet (ouderenwerk en huisarts) waarin er Thuiszorg voor meneer L. wordt aangevraagd en zijn financiële situatie in kaart wordt gebracht waardoor Marie wordt ontlast.
-
Marie krijgt informatie over de mogelijkheden die er zijn met betrekking tot zorg en ondersteuning voor meneer L.. Tijdens dat contact met de ouderenwerker blijkt dat Marie zich overbelast voelt en dat er in de relatie met haar vader meer is waar ze moeite mee heeft (gehad). Daarnaast zijn er in haar eigen gezin ook problemen in haar relatie met haar man.
-
Marie wordt gemotiveerd een aantal gesprekken met een psychotherapeut aan te gaan voor zichzelf, daaraan voorafgaand vindt er eerst een diagnostisch onderzoek plaats. Vanuit die gesprekken worden ook enkele relatiegesprekken georganiseerd, beide partners hebben nog ervaringen uit hun verleden te verwerken. Er is tevens aandacht voor communicatie (uitspreken van wensen en het maken van concrete afspraken) en opvoedingsondersteuning.
-
Marie en haar vader leren anders met elkaar te communiceren, niet in verwijten maar in het zeggen wat er is; voorzichtig aan ontspant hun relatie en zijn ze meer met elkaar in gesprek en ontstaat er meer begrip voor elkaar.
Kern -
De wijze van communiceren van Marie wordt een vorm van psychische mishandeling: verwijten, schreeuwen, niet gelijkwaardig, plezier ontzeggend. Het is vooral de opeenstapeling die maakt dat meneer L. nerveus en gespannen wordt en niet meer vanuit zijn eigen kader denkt en handelt maar uit dat van zijn dochter.
-
Signalen komen van buitenaf, de buren grijpen in.
-
Eerst laagdrempelig contact zoeken en vertrouwen bieden, daarnaast benoemen wat gezien en gehoord wordt, en vervolgens uitnodigen tot het vertellen van beleving en betekenisgeving;
-
Niet altijd zijn ouderen en hun omgeving op de hoogte van de mogelijkheden in zorg en ondersteuning.
-
Er wordt adequaat samengewerkt / adequaat verwezen naar de juiste (hulp)mogelijkheden;
-
Interventies zijn daarom gericht op: o
het geven van informatie / psycho-educatie;
o
opening maken naar wat er allemaal speelt, het waarom van de destructieve interactie, stil staan bij wat men eigenlijk zou willen en daar een aansluitend aanbod op doen -> psychotherapie in deze situatie;
o
daarnaast het gebruik maken van dagelijkse situaties in het anders met elkaar leren communiceren;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 81
o
Werken met schalen en meters wanneer het stilstaan bij beleving en betekenisgeving moeilijk is (zie de Bijlage Interventies). Hierdoor kan er gemakkelijker woorden gegeven worden aan ervaringen en bijbehorende gevoelens
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 82
10
Verwaarlozing
Aandachtspunten -
Verwaarlozing kan moeilijk aan te tonen of te signaleren zijn. Dit betekent dat het contact met de oudere, opbouwen van vertrouwen, erg belangrijk is. Binnen dat contact zie en hoor je of de oudere zelf kiest voor zijn leefwijze of er onder lijdt.
-
Wanneer de oudere zichzelf verwaarloost spreken we niet van een vorm van ouderenmishandeling; het is dan belangrijk laagdrempelig contact met de oudere te maken en hem te motiveren en begeleiden naar wat in basis nodig is alhoewel dat een subjectief begrip is. Wanneer zorg nodig lijkt, past een zorgvuldige en zinvolle wijze van bemoeizorg (S. van der Lindt, 2000).
-
Ouderenmishandeling is aan de orde wanneer de oudere wordt verwaarloosd en zelf onvoldoende in staat is die situatie te doorbreken.
-
Het is dus van belang goed te letten op de omgeving van de oudere, wat speelt er? Is de situatie de wens van de oudere? Zijn er strafbare feiten?
-
In de hulp gaat het dan eerst om het creëren van basis: veiligheid, voorziening in basisbehoeften, daarna kan er verdiept worden naar onderliggende vragen en problemen.
-
Spreek af wie de regie heeft wanneer er meerdere organisaties betrokken zijn en rapporteer zorgvuldig.
Specifieke aandachtspunten in het signaleren Ook bij verwaarlozing geldt dat er andere redenen kunnen zijn voor de signalen, bijvoorbeeld psychiatrische klachten, niet meer goed in staat zelf alles te regelen of financiële problemen. Stel dus je vragen! -
De oudere ziet er onverzorgd uit: draagt steeds dezelfde, vervuilende kleding, huiduitslag, doorligwonden, heeft zijn gebit / hoortoestel niet in, bril niet op.
-
Er is niet of nauwelijks zorg aanwezig of deze wordt niet of nauwelijks toegestaan door pleger.
-
De mantelzorger is niet alert m.b.t. juiste zorg / medicijngebruik.
-
Slechte hygiëne: vies beddengoed, nare geurtjes, beestjes, uitwerpselen van muizen, ratten;
-
Incontinentiemateriaal wordt te lang gebruikt.
-
Geen of gebrekkige voorzieningen zoals verwarming, stromend water, elektriciteit.
-
Wat kapot is wordt niet hersteld.
-
Medische problemen blijven lange tijd onbehandeld.
-
Blijvende lichamelijke problemen kunnen wijzen op het niet, of onjuist of onvoldoende of teveel innemen van medicatie.
-
Er is weinig, slechte of steeds dezelfde voeding in huis.
-
Er is geen aangepast sanitair of geen functionerend sanitair in huis.
-
De oudere vertoont verschijnselen van ondervoeding of uitdroging (dehydratatie), dit is door een arts vast te stellen.
-
De toestand in huis is wanordelijk of er is bijna geen meubilair (meer) in huis, er komt geen daglicht binnen.
-
Slechte verzorging huisdieren.
Kortom : verwaarlozing laat soms ook heel veel zien! Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 83
De praktijk Familie R. Mevrouw R. is opgenomen in een verpleeghuis. Ze heeft veel lichamelijke klachten en ze heeft daarom veel verzorging nodig. Meneer R. wil graag dat ze weer naar huis komt. Hun dochter maakt zich daarover echter zorgen: -
deze situatie is vaker voorgekomen, mevrouw R. ging een periode naar het verpleeghuis, vervolgens naar huis omdat haar man dat graag wilden maar binnen drie dagen was ze weer terug in het verpleeghuis, met uitdrogingsverschijnselen. Mevrouw R. had ook niet de juiste medicatie gekregen van haar man;
-
haar man had de Thuiszorg opgezegd; hij had moeite met al die mensen over de vloer en zei het zelf wel te kunnen;
-
meneer R. heeft in het verleden problemen gehad met een alcoholverslaving en criminele activiteiten.
De dochter vraagt zich af in hoeverre haar moeder zelf naar huis wil, haar vader is er altijd bij wanneer ze bij haar ouders komt waardoor ze haar moeder nooit alleen kan spreken. Ze legt de situatie voor aan de verpleeghuisarts die zegt weinig te kunnen doen; haar moeder is wilsbekwaam.
Plan van aanpak -
De OGGZ wordt ingeschakeld en vervolgens doet een Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV-er) onderzoek bij meneer en mevrouw R. thuis. Ze spreekt met zowel meneer R. die toezegt dat hij de Thuiszorg zal toelaten, als met mevrouw R. die aangeeft dat ze naar huis wil.
-
Ook in een gesprek met de verpleeghuisarts geeft mevrouw R. aan naar huis te willen.
-
Mevrouw R. gaat naar huis, er komt gestructureerd Thuiszorg. Er wordt daarbij rekening gehouden met de zorg voor mevrouw R. en met de behoefte van meneer R. niet steeds met allerlei mensen te hoeven omgaan.
-
Afgesproken wordt dat de huisarts gedurende de eerste weken elke dag zal langskomen om de situatie in de gaten te houden; de huisarts neemt contact op met de OGGZ wanneer meneer R. de Thuiszorg buitensluit. Dit wordt ook met het echtpaar en met de dochter besproken.
Kern -
Er is sprake van (dreigende) verwaarlozing.
-
Mevrouw is wilsbekwaam dus er wordt gehoor aan haar wensen gegeven.
-
Veiligheid voorop: er wordt daarom wel Thuiszorg georganiseerd ondanks de bezwaren van meneer R.; daarbinnen wordt rekening gehouden met zijn wens.
-
Er is professionele betrokkenheid bij dit gezin, er wordt zorgvuldig een oogje in het zeil gehouden en er zijn afspraken voor als het mis dreigt te gaan zodat er alert gereageerd kan worden;
-
Wanneer de situatie weer mis zou gaan doordat meneer R. de Thuiszorg zou opzeggen en ook de SPV-er zou hem niet kunnen motiveren tot het toestaan van de juiste zorg voor zijn vrouw, dan zou de huisarts die wel binnen mag komen, uiteindelijk kunnen constateren dat er sprake is van zorgonthouding. Op grond daarvan zou bij de kantonrechter een mentorschap gevorderd kunnen worden. De mentor neemt dan beslissingen inzake verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding en legt verantwoording af aan de kantonrechter.
-
Interventies zijn in eerste instantie vooral gericht op het opbouwen van vertrouwen, het versterken van de draagkracht van mevrouw R., het motiveren van meneer R. tot het toestaan van hulp, en het zorgvuldig volgen van dit gezin.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 84
Mevrouw J. en haar dochter Dochter Anneke draagt de zorg voor haar moeder (80). Overdag werkt ze en dan is moeder alleen thuis. Het huis is erg vies. Moeder is verwaarloosd: ze ligt zonder ondergoed in een bed zonder lakens op een plastic hoes en ze heeft onverzorgde wonden. Ze krijgt onvoldoende eten en drinken. Knelpunt is dat zowel moeder als dochter hulp weigeren. Ook hier is sprake van zorgonthouding. Er is wel hulpverlening binnen geweest wanneer mevrouw wonden had (huisarts), de OGGZ heeft pogingen gedaan op grond van meldingen door buren…steeds wordt de hulp bedankt en niet meer toegelaten. Zelfs de buurtagent die eens kwam informeren omdat niet alleen het huis maar ook de tuin toenemend onverzorgd is, wordt niet binnen gelaten. In deze situatie is het nodig alle professionals die van belang zijn te betrekken in een zorgoverleg: huisarts, OGGZ, ASHG, politie. Gezamenlijk kunnen zij een plan maken waarin opgenomen: -
wie neemt nog een keer contact op met dochter en moeder; het gaat hier niet zozeer om de organisatie maar veel meer om de professional of iemand uit het netwerk die ’t best contact kan maken met dit gezin;
-
welke mogelijkheden zijn er wanneer zij toch te motiveren zijn tot hulp en waarin ze hun eigen leefwijze kunnen behouden, op welke wijze kunnen we hen motiveren. Ook hier hoeft niet gebruik te worden gemaakt van standaard hulp: de hulp moet aansluiten bij de mensen!
-
wanneer contact en hulp geweigerd blijft worden -> op welke wijze willen we hen wijzen op de consequenties daarvan;
-
welke juridische mogelijkheden zijn er waardoor het mogelijk is mevrouw J. toch de hulp te bieden die ze nodig heeft;
-
op welke wijze kunnen we dat aangaan en toch mevrouw J. en haar dochter zoveel mogelijk betrekken.
Kortom: veiligheid voorop, daarbinnen aansluiten maar wel daadkrachtig optreden. Meneer en mevrouw S. Mevrouw S. heeft de ziekte van Alzheimer. Meneer en mevrouw hebben zich hier goed op voorbereid in die zin dat zij weten hoe het proces van deze ziekte kan verlopen. De eerste jaren hebben zij eigenlijk goed doorgebracht, meneer S is net met pensioen en heeft alle tijd voor zijn vrouw. Ze waren gewend om veel samen te zijn en te doen, hun leefwijze veranderde niet echt. Hun relatie bleef hecht, mevrouw S werd in haar ziekte spontaner in haar gedrag; ze hadden het samen goed. Het laatste half jaar versnelt het proces zich echter. Mevrouw S. wordt onrustiger, haar dag/nachtritme raakt ontregeld, ze is niet goed aanspreekbaar. Eigenlijk kan meneer S. haar geen moment meer alleen laten. Maar hij kan haar ook niet meer meenemen als hij bijvoorbeeld boodschappen gaat doen omdat ze van alles uit de schappen haalt en vast wil houden. Meneer S. kan de situatie niet goed aan. Hij weet niet goed hoe hij ’t allemaal moet doen maar vraagt ook geen hulp, hij wil zelf voor zijn vrouw zorgen. Wanneer hij boodschappen gaat doen geeft hij zijn vrouw van te voren een half slaap- of kalmeringstabletje en bindt haar vast in bed. ’t Is de oplossing niet, mevrouw S. reageert ook juist onrustig op die medicatie en uit onmacht heeft hij haar al een paar keer geslagen. Dit komt aan het licht wanneer de Thuiszorg die zijn vrouw helpt met douchen, merkt dat mevrouw S. pijn heeft. Ze bespreekt de verwonding met meneer S. die erkent dat er klappen zijn gevallen omdat hij het niet meer aankon.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 85
De Thuiszorgmedewerker is betrokken nabij maar ook duidelijk; ze begrijpt de onmacht van meneer S. en zijn wens zelf voor zijn vrouw te zorgen maar ze is heel helder dat de zorg uit de hand is gelopen en dat meneer S. in deze niet goed voor zijn vrouw zorgt. Op deze wijze, legt ze uit, komt zijn vrouw te kort, hij zal zich steeds machtelozer gaan voelen en in die onmacht mogelijk nog meer slaan… Meneer S schrikt nu hij zich realiseert wat er gebeurt, hij is nooit gewelddadig geweest! De Thuiszorgmedewerker gaat samen met meneer S. na wie hem op dit moment zou kunnen helpen in de zorg voor zijn vrouw; tegelijkertijd wordt er met zijn instemming meer hulp aangevraagd. -
Deze casus is een duidelijk voorbeeld van onbedoelde verwaarlozing (verkeerde medicatie) en lichamelijk geweld. Zorg voor meneer S. (respijtzorg) en een intensivering van de zorg thuis voor mevrouw S. doorbreken de beginnende patronen.
-
Wanneer meneer S. niet meer hulp had gewild voor zijn vrouw dan zou eerst geïnvesteerd kunnen worden in het opbouwen van contact met hem. Heel laagdrempelig, opbouwen van vertrouwen waardoor zijn draaglast meer bespreekbaar zou zijn en hij mogelijk toch te motiveren zou zijn voor intensivering van hulp. Zo niet, dan zouden de consequenties met hem besproken kunnen worden; in het uiterste geval kan er een procedure aangegaan worden waarin mevrouw S. wilsonbekwaam wordt verklaard op grond waarvan juridische maatregelen kunnen worden genomen. In alle gevallen zou gebruik moeten worden gemaakt van vertrouwenspersonen van meneer en mevrouw S. in het streven meneer S. zelf de beslissing tot aanvaarding van hulp te laten nemen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 86
11
Financiële uitbuiting
Alle vormen van afhankelijkheid zoals we die in paragraaf 2.1. beschreven kunnen leiden tot financiële uitbuiting. -
Bij financiële uitbuiting spelen altijd omstandigheden een rol12: o
Sociale omstandigheden: uitbuiting heeft te maken met waarden en normen; waarom en waarin respecteer je de bezittingen en grenzen van de ander wel en niet. Binnen families komen die waarden en normen tot uiting in de wijze waarop men met elkaar omgaat. Geld en goederen leveren plezier maar zijn in sommige families (soms onverwacht) een bron van conflicten en ruzies. Soms is de uitbuiting verbonden aan de situatie van de oudere: soms heeft een eenzame oudere heeft er wel iets voor over wanneer het resultaat een vanzelfsprekend contact is.
o
Financiële omstandigheden: de financiële situatie en bezittingen van ouderen kunnen een middel zijn om de afhankelijkheid van de oudere te misbruiken. Het kan dan gaan om een oudere met geld, maar ook een oudere met bezittingen als sieraden, kristal, kunst, verzamelingen kan financieel worden misbruikt. Een oudere kan er eveneens (met dwang) toe worden overgehaald aandelen of obligaties over te dragen of een hypotheek af te sluiten op eigen onroerend goed. Het gaat in deze niet eens zozeer om het geld en bezit van de oudere, het gaat er om dat er misbruik van zijn afhankelijkheid wordt gemaakt en dat gezocht wordt naar de wijze waarop dat kan; ook ouderen met weinig eigen bezittingen worden financieel uitgebuit.
Daarnaast zijn er specifieke risico’s: -
Onwetendheid van de oudere: o
nieuwe betalingsvormen;
o
oude banken verdwijnen, bij de nieuwe bank is ’t anders’.
o
in veel relaties van ouderen was er een taakverdeling waarin één van beide partners de betalingen deed. Wanneer die partner overlijdt weet de overgebleven partner niet altijd goed te handelen en laat het over aan de omgeving.
-
Mentale beperkingen van de oudere zoals dementie, een hersenbeschadiging, andere mentale beperkingen.
-
Sociale beperkingen, bijvoorbeeld bij ouderen met een heel klein netwerk.
-
Door fysieke beperkingen laat de oudere zijn financiële zaken door iemand anders behartigen.
Op zich zijn al deze beperkingen niet de reden voor de uitbuiting en mag je, weloverwogen, uitgaan van vertrouwen. De reden zit in de pleger die veelal bewust misbruik maakt van de situatie. Financiële uitbuiting wordt niet gemakkelijk besproken13; een aantal ouderen dat financieel uitgebuit wordt weet het niet en veronderstelt dat anderen zorgvuldig handelen, andere ouderen willen er niet over praten: -
zij vergoelijken of bagatelliseren het handelen van de pleger: ‘Hij heeft het moeilijk…’ , of zeggen: ‘Het is nu eenmaal gebeurd, ik kan er niets meer aan veranderen’;
12
Zie voor een uitwerking de factsheet ouderenmishandeling III: financiële uitbuiting en financieel misbruik van
ouderen 13
idem
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 87
-
zij schamen zich voor hun (klein)kind en houden liever het beeld van het hartelijke (klein)kind vast dat immers regelmatig langskomt;
-
zij zijn bang voor de gevolgen van aangifte of melding want stel je voor dat de pleger dan niet meer komt, mogelijk ook degene die hulp of ondersteuning biedt…deze ouderen zien niet hoe ze zich zonder die hulp en ondersteuning moeten redden;
-
financiële uitbuiting gaat soms gepaard met lichamelijke of psychische mishandeling; de oudere kan bang zijn voor de gevolgen wanneer hij er over praat.
Financiële uitbuiting blijft daardoor lang verborgen, schulden kunnen soms torenhoog oplopen; zelfs het GKB geeft aan dat er eerder ingegrepen zou moeten worden. Aandachtspunten -
Investeer in contact met de oudere zodat er een vertrouwensrelatie ontstaat.
-
Investeer op het ontwikkelen van empowerment en zelfmanagement bij de oudere (zie de Bijlage Interventies).
-
Investeer in netwerkversterking zodat de oudere meerdere contacten heeft en daardoor de gelegenheid heeft zijn situatie met anderen te bespreken en/of in de situatie verkeert dat anderen hem vragen stellen over zijn (financiële) situatie.
-
Kijk steeds of de oudere nog in staat is zijn eigen zaken te behartigen of dat hij daarin vertegenwoordigd wil of moet worden; in dat laatste geval zoek je in overleg met team / leidinggevende, de oudere en zijn omgeving naar de (juridische) mogelijkheden.
-
Notarissen beschikken sinds 2005 over een protocol dat de stappen beschrijft waarin de Wilsbekwaamheid van een cliënt kan worden bepaald.
-
Neem je eigen niet-pluis gevoel serieus en handel dan volgens de stappen van signaleren en bespreekbaar maken; blijf nabij en stel vanuit die houding je vragen. Dat geldt ook voor de situatie van curatele, bewind en mentorschap.
-
Betrek het systeem van de oudere waar mogelijk en zinvol om vermoedens te checken, inzicht te krijgen in de familieverhoudingen en –dynamiek en als mogelijkheid om de situatie van binnenuit te doorbreken.
-
Financiële uitbuiting gaat regelmatig samen met verslaving. Al in een vroeg stadium kan de Verslavingszorg betrokken worden, ook in het kader van OGGZ.
-
Financiële uitbuiting betreft vaak diefstal of verduistering, dat zijn strafbare feiten. Informeer dus tijdig wat het juridisch kader is zodat er, waar nodig, ook tijdig kan worden ingegrepen.
-
Spreek af wie de regie heeft wanneer er meerdere organisaties betrokken zijn en rapporteer zorgvuldig.
Specifieke aandachtspunten in het signaleren Financiële uitbuiting kan zich in heel veel gradaties voordoen; van ‘welwillende’ beïnvloeding tot diefstal. Als professional hoef je je niet wantrouwend maar wel alert op te stellen en aanwijzingen en signalen serieus te nemen. Vaak is er een vertrouwensband met de oudere en kan je door je regelmatige aanwezigheid een inschatting maken van wat er wel en niet klopt. (mogelijke) Aanwijzingen kunnen zijn: -
onbetaalde rekeningen; de oudere kampt met achterstalligheid in betaling van basiszaken zoals elektriciteit, gas en water terwijl het pensioen normaal toereikend zou moeten zijn;
-
de oudere gaat normaal gesproken zorgvuldig met zijn geld om maar neemt nu op onregelmatige tijdstippen geld op;
-
waardevolle voorwerpen (kunst, zilverwerk, juwelen) uit het huis verdwijnen plotseling;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 88
-
nadat de oudere uit het ziekenhuis komt wordt de volmacht die hij aan zijn kinderen gaf over zijn rekening 'voor het geval dat hij lang ziek zou blijven' niet ingetrokken;
-
de oudere brengt plotseling veranderingen in zijn/haar testament aan: eigendom of activa worden toegekend aan nieuwe vrienden of kennissen;
-
er zijn verdachte activiteiten rond creditkaartverrichtingen;
-
er wordt geld gestolen zonder sporen van braak;
-
de oudere kon financieel rondkomen en kan zich nu plotseling niks meer permitteren;
-
handtekeningen op cheques en andere documenten komen niet overeen met de handtekening van de oudere;
-
het pensioengeld wordt door een derde beheerd die echter nooit inzage / overzichten geeft;
-
onverwachte wisseling van een rekening van de ene bank naar de andere. Ouderen zullen in het algemeen niet snel van bank veranderen tenzij zij daartoe overgehaald worden;
-
documenten worden aan de oudere ter ondertekening voorgelegd zonder dat jij het waarom en doel van het document kan begrijpen of verklaren;
-
de oudere krijgt regelmatig hoge of foutieve rekeningen voor verzorging (arts, tandarts, pedicure);
-
de keuze voor een seniorenwoning, bejaardenhuis, verpleeghuis komt niet overeen met de levensstijl van de oudere.
Signalen die kunnen wijzen op een mogelijk slechte financiële situatie van de oudere: -
de oudere draagt kleding die niet past bij het seizoen of kleding in een slechte staat, niet passend bij hem als persoon. Dit kan ook betekenen dat de oudere zichzelf niet goed meer kan verzorgen maar kan noodzaak zijn omdat er, niet passend bij de oudere en zijn levenstandaard, geen geld is;
-
de oudere vertoont tekenen van ondervoeding en/of uitdroging, er zijn geen noodzakelijke hulpmiddelen en/of er is geen geld voor;
-
de oudere mag van zijn verzorger het eigen geld niet beheren, of mag zelf geen boodschappen doen;
-
een oudere heeft zijn hele leven heeft gewerkt en nu geen enkel eigendom of spaarrekening heeft;
-
de oudere kan zijn juwelen of persoonlijke bezittingen niet terugvinden;
-
de oudere mag zich van zijn verzorger geen gemak permitteren, zoals maaltijdenservice;
-
de levensstandaard van de oudere is niet in overeenstemming met zijn inkomen of activa of nalatenschap (gebrek aan nieuwe kleding, onbetaalde rekeningen);
-
de verzorger toont alleen interesse in de financiële toestand van de oudere;
-
mensen uit het netwerk zoals kennissen, huishoudelijke hulp, verzorging beloven levenslang te zorgen voor de oudere in ruil voor eigendomspapieren en/of toewijzing van de goederen;
-
de oudere heeft geen eigen geld ter beschikking en wordt zo compleet afhankelijk gehouden voor elke uitgave.
De praktijk Mevrouw van der Z. Mevrouw van der Z. kan haar eigen boodschappen niet meer doen en is blij met haar hulp in de huishouding die dat graag voor haar doet. Deze hulp haalt dan ook meteen haar eigen boodschappen zodat mevrouw van der Z. niet de gedachte hoeft te krijgen dat ze haar hulp belast. Kleindochter F. komt regelmatig bij haar oma op bezoek en is een paar keer aanwezig wanneer oma in de keuken de hulp betaalt voor de gehaalde boodschappen. F. vindt het wel gek dat er die keren geen kassabon wordt overhandigd en ze zegt dat ook tegen haar oma. Oma excuseert haar hulp aan de ene kant, ze komen er altijd samen wel uit, maar geeft aan de andere kant toe dat ze de schattingen van de Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 89
kosten van haar boodschappen wel wat aan de hoge kant vindt. Wanneer F oma aanbiedt om dat eens met de hulp te gaan bespreken, schrikt oma: ‘Nee, dat wil ik niet, stel je voor dat ze niet meer komt!’ F. bespreekt het dus niet met de hulp maar wel met haar ouders. F’s moeder neemt haar schoonmoeder dan zo nu en dan mee om boodschappen te doen zodat ze zelf haar spullen in huis haalt en op de hoogte blijft van de kosten van haar benodigdheden; echter een oplossing is het niet. Op een dag worden zoon en schoondochter gebeld door de verpleegkundige die wekelijks bij hun (schoon)moeder langs komt in verband met de begeleiding bij suikerziekte. De verpleegkundige spreekt haar zorg uit, ze merkt dat mw. Van der Z. gespannen is, steeds vraagt of ze de zorg nog wel kan betalen, er steeds onverzorgder uit gaan zien en klaagt over vergeetachtigheid: het is al meerdere keren voorgekomen dat ze dacht dat ze de hulp betaald had terwijl deze zei dat dat niet zo was. Zoon en (schoon)dochter gaan er eens met hun (schoon)moeder voor zitten om alle financiële zaken op een rij te zetten. Duidelijk wordt dat er steeds kleine bedragen zijn opgenomen op de dagen dat de hulp ook boodschappen deed. In overleg met mevrouw van der Z. wordt de hulp in de huishouding gevraagd kassabonnen en pinbonnen te overleggen; deze weigert en doet een beroep op vertrouwen. De zoon van mevrouw van der Z. confronteert haar met de feiten en stelt dat zij niet meer welkom is. tot er een nieuwe hulp is komt F. haar oma helpen met de huishouding. Oma is opgelucht. In deze situatie is een plan van aanpak binnen de familie al tot stand gekomen: op grond van de signalen van de verpleegkundige en hun dochter gaan de zoon en schoondochter van mevrouw van der Z. tot actie over.
Kern -
Wanneer iemand de financiën beheert, ook als is het maar over iets eenvoudigs als de boodschappen, moet er altijd inzage worden gegeven, dus bonnen, afschriften, etc.. Het is van belang een oudere daarin goed voor te lichten zodat hij weet dat er in zijn situatie iets niet klopt als er geen inzage wordt gegeven.
-
Het is de moeite waard om aan ouderen die zich niet meer helemaal goed kunnen redden te vragen hoe zij hun financiële zaken doen en/of wat zij zouden willen.
-
Houd je zorgen niet voor jezelf maar bespreek ze in je team volgens de stappen van signaleren en bespreekbar maken.
Meneer P. Meneer P. kon zich in zijn leven prima redden zolang zijn vrouw nog leefde. Hij heeft in het verleden een klein herseninfarct gehad waardoor hij niet goed meer zijn beslissingen kon nemen. Zolang zijn vrouw voor de structuur zorgde ging het goed en hadden ze ’t fijn samen. Nu zij een jaar geleden plotseling is overleden gaat het met meneer P. steeds slechter. Hij zorgt niet goed voor zichzelf maar met behulp van een hulp in de huishouding en de buren die hem in de gaten houden, gaat het redelijk. Hij heeft regelmatig contact met het Algemeen Maatschappelijk Werk omdat hij het leven moeilijk vindt zonder zijn vrouw. Eén van zijn zoons voert het bewind over de financiën, meneer P. kan zelf geen financiële beslissingen meer nemen. Wanneer de maatschappelijk werker eens bij meneer P. thuis komt ziet hij daar enkele brieven van incassobureaus liggen. Meneer P. weet niet meer of de aanmaningen betaald zijn of niet, zijn zoons regelen dat immers. De aanmaningen maken echter wel duidelijk dat meneer P. al langere tijd schulden heeft. Meneer P. heeft zelf weinig geld omhanden, hij loopt al lang in dezelfde kleding die eigenlijk vernieuwd zou moeten worden. De maatschappelijk werker besluit eens wat vaker bij meneer P. langs te gaan. Hij ontdekt dan ook dat er steeds meer spullen uit het huis verdwijnen; een kastje, het horloge dat meneer P. altijd droeg, een schilderij in de achterkamer.Meneer P. vertelt dat dat voor zijn zoons is, ze wilden het graag hebben.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 90
Wanneer de maatschappelijk werker op een dag het huis van meneer P. verlaat wordt hij aangesproken door de buren. Zij letten op meneer P. en maken zich zorgen. Ze vertellen dat ze al een paar keer bij de zoons van meneer P. hebben aangedrongen op een maaltijdenservice omdat meneer P. eigenlijk nooit kookt. Hij krijgt wel eens wat eten van de buren maar niet structureel en dan eet hij altijd brood. De zoons weigeren deze service, hun vader heeft dat niet nodig. Gedurende de maanden die volgen versobert meneer P., net als zijn huis. Hij wordt ook vergeetachtig en is soms wat in de war. Bij navraag vertellen de buren dat meneer P. soms ’s nachts in huis rondspookt en andere keren al om 18 uur het licht uitdoet. De maatschappelijk werker bespreekt de situatie van meneer P. in het team en onderneemt actie: -
hij neemt contact op met de zoons en legt hen de zorgen voor. De zoons ontkennen en zeggen dat er niets met hun vader aan de hand is én dat de maatschappelijk werker zich niet met de situatie moet bemoeien;
-
de maatschappelijk werker motiveert meneer P. tot een bezoek aan de huisarts, meneer P. heeft wat vage lichamelijke klachten en de maatschappelijk werker ziet dit als een mooie aanleiding de huisarts te betrekken in de situatie. Duidelijk wordt dat meneer P. niet gezond is en een dieet nodig heeft;
-
de maatschappelijk werker vraagt aan meneer P. of hij de bankafschriften eens mag zien die open op tafel liggen; uit de afschriften blijkt dat er regelmatig bedragen naar een zelfde bankrekeningnummer wordt afgeschreven, een nummer op naam van de zoon die het bewind voert…meneer P. vertelt dat hij zo nu en dan zijn handtekening onder een document zet, hij weet niet waarvoor maar is blij dat zijn zoon hem er in betrekt;
De maatschappelijk werker legt vervolgens opnieuw de situatie voor aan de zoons. Zij willen niets veranderen, de bewindvoerende zoon zegt dat er niets aan de hand is.
Plan van aanpak -
De maatschappelijk werker overlegt opnieuw binnen zijn organisatie en namens zijn organisatie vraagt hij juridisch advies over bewindvoering en de evaluatie daarvan.
-
In de contacten met meneer P. wordt zijn netwerk steeds duidelijker; hij heeft wel familie maar de contacten zijn niet zo intensief. De maatschappelijk werker legt samen met hem het contact; zeer tot tevredenheid van meneer P. en van zijn familie.
-
De maatschappelijk werker legt, in overleg met meneer P. en met zijn team, de financiële zorgen voor aan de broer van meneer P. die zijn neven vervolgens aanspreekt op een andere wijze van bewindvoering. De zoons blijven hetzelfde gedrag vertonen waarna de broer een klacht over de bewindvoering indient bij de kantonrechter die de bewindvoering moet evalueren. De bewindvoering wordt beëindigd, een onafhankelijk notariskantoor neemt het vervolgens over.
-
In de begeleiding van meneer P. is aandacht voor zijn relatie met zijn zoons, daar is verdriet.
-
Wees opmerkzaam naar de levenssituatie van de oudere die je begeleidt; is deze conform zijn
Kern levensstandaard of zijn er veranderingen. Wanneer dat laatste zo is, kan de oudere die veranderingen dan verklaren en is dat in overeenstemming? -
Verdiep je altijd in de inhoud van curatele, bewind en mentorschap wanneer dat bij een oudere aan de orde is. Heb je vragen dan kan je informatie vinden op internet, bij je organisatieadvocaat of bij het kantongerecht. Neem geen werk over van deskundigen!
-
Wees open en transparant naar je cliënt en naar je collega’s over wat je ziet en vermoedt (volg daarbij de stappen van signaleren en bespreken) zodat je betrouwbaar bent in je handelen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 91
-
Richt je ook op de betekenis van het gebeuren; de relatie verandert wanneer de situatie van uitbuiting is doorbroken. Dat kan betekenen dat er geen contact meer is, dat de oudere contacten, relaties verliest: ingrijpend!
Meneer H. Meneer H (70) heeft een licht verstandelijke beperking; hij woont in zijn ouderlijk huis en is tijdelijk opgenomen in een verzorgingshuis. Zijn zus is bewindvoerder waarbij geregeld is dat meneer H. altijd in het ouderlijk huis mag blijven wonen. Wanneer hij van een andere zus hoort dat het ouderlijk huis verbouwd wordt, raakt hij in paniek: hij wil dat niet en kan hij nog wel terug naar zijn huis?
Plan van aanpak -
Contact ( door zijn meest nabije begeleider) met meneer H. en aandacht voor zijn zorg.
-
Contact met de bewindvoerende zus en de zorg van meneer H. voorleggen.
-
Onderzoek: o
Waarom is er een verbouwing gestart?
o
In wiens voordeel is deze verbouwing?
o
Op welke wijze wordt de verbouwing gefinancierd en wat betekent dit voor meneer H; is er sprake van uitbuiting?
Mogelijkheden o
1
De verbouwing is in het voordeel van meneer H.: begeleiding van meneer H. en systeemgericht begeleiden van meneer H. en zijn zus om tot overeenstemming te komen;
o
2
De verbouwing is in het voordeel van de bewindvoerende zus: onderzoek naar de juridische aspecten, raadplegen van een deskundige:
wanneer er misbruik is gemaakt van de situatie van meneer H. leg dan in overleg met hem contact met de zus en zoek naar de mogelijkheden waarin meneer H. alsnog recht gedaan wordt;
eventueel in overleg met meneer H. een klacht indienen bij de kantonrechter.
Kern -
Neem de zorgen altijd serieus.
-
Wees opmerkzaam op plotselinge veranderingen wanneer de oudere (tijdelijk) uit huis is.
-
Wees transparant in je handelen en betrek ieder in wat je doet.
-
Vraag tijdig advies.
-
Beleg tijdig een overleg in je team en/of met betrokken professionals zodat je én je zorg kunt delen én tijdig op signalen en vermoedens in kunt gaan.
Kees en zijn vader Kees is gokverslaafd en gebruikt en dealt drugs. Hij bedreigt zijn vader en krijgt daardoor geld van hem. Vader maakt steeds meer schulden, verwaarloost zichzelf. De buren klagen door de overlast van de dealpraktijken en het woningbouwbedrijf dreigt met uitzetting wanneer de huur weer niet betaald wordt. Ouderenwerkers zijn meermalen aan de deur geweest, proberen de vader te motiveren Kees zijn huis uit te zetten maar het lukt hen niet, de macht van Kees is te groot. Wat nu?
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 92
Plan van aanpak -
Wanneer er veel geprobeerd is om binnen een vrijwillig kader te situatie te beïnvloeden (bijvoorbeeld via de OGGZ waar ook de verslavingszorg deel aan heeft) maar het helpt niet kan er gekeken worden naar juridische mogelijkheden: o
een huisverbod wanneer Kees gewelddadig is en de veiligheid van zijn vader in het geding is;
-
o
een strafprocedure op grond van het dealen van drugs;
o
wachten op uitzetting uit de woning;
In alle gevallen is het betrekken van deskundigen op juridisch gebied van groot belang. Daarnaast is de (buurt)politie noodzakelijk in het constateren van en handelen met betrekking tot strafbare feiten.
In de situatie van Kees en zijn vader heeft men het aan laten komen op de situatie dat zij op straat werden gezet vanwege een enorme huurachterstand. Zowel Kees als zijn vader zijn naar een opvangadres gebracht; Kees was al snel verdwenen. Pas in de opvang wilde Kees voor zijn vader een plek in een verzorgingshuis aanvaarden. Kees probeerde hem nog wel zijn geld af te troggelen. Zijn vader gaf hem nog wel eens wat maar had ondertussen wel geregeld dat zijn basisbehoeften anders waren ingevuld, daar kon Kees niet meer bij.
Kern -
Er is sprake van financiële uitbuiting, psychische mishandeling en van een oudere die wilsbekwaam is maar de situatie niet kan doorbreken.
-
Soms kan er daarom pas worden ingegrepen nadat de situatie escaleert.
-
Ook in dergelijke situaties is het van belang in contact te blijven met de oudere en zijn situatie heel goed te volgen met alle betrokken professionals.
-
Veiligheid is en blijft dan hetgeen waarop wél kan worden ingegrepen: wanneer Kees’ vader gevaar zou lopen dan zou bijvoorbeeld een huisverbod uitgesproken kunnen worden. In de tien dagen huisverbod zou dan een plan met de vader en met Kees kunnen worden gemaakt. In deze situatie zou het echter de vraag zijn of er dan werkelijk verandering was ontstaan.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 93
12
Schending van rechten
De rechten van ouderen zijn net als de grondrechten van alle mensen ter wereld gekoppeld aan universele waarden, beschreven in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het gaat in het kader van deze handleiding in het bijzonder om het recht op vrijheid, zelfbeschikking, privacy. Aandachtspunten -
Ouderen hebben het recht op zelfbeschikking, zelfs als dit leidt tot zelfverwaarlozing. Dit recht kan angst en bezorgdheid veroorzaken voor de omgeving van de oudere. Het is daarom van belang steeds goed te inventariseren wat er echt speelt: is er sprake van zelfverwaarlozing met risico’s en is de angst of bezorgdheid van de omgeving reëel, of zijn het de normen van de omgeving die bepalen en moet de oudere voldoen aan de maatstaven van de omgeving? In principe heeft de oudere recht op het invullen van zijn leven zoals hij dat wenst en mag hij hulp of inmenging weigeren wanneer het zijn eigen vrije wil is en hij wilsbekwaam is. Bij twijfel kan er een beroep gedaan worden op bemoeizorg om contact te maken en in kaart te brengen wat er speelt; er kan eveneens een arts geraadpleegd worden om de wils(on)bekwaamheid vast te stellen. Uitgangspunt is echter het recht op zelfbeschikking en eigen vrijheid.
-
Er is sprake van schending als door de toegenomen afhankelijkheid van de oudere deze zelfbeschikking wordt ingeperkt door de verzorger of omgeving. Dan gaat het om een bejegening en situatie die de oudere eigenlijk niet wil. Dan is het van belang te investeren in contact en te onderzoeken of er sprake is van strafbare feiten.
-
Spreek af wie de regie heeft wanneer er meerdere organisaties betrokken zijn en rapporteer zorgvuldig.
Specifieke aandachtspunten in het signaleren De schending van rechten is moeilijk vast te stellen; de interactie tussen de oudere en de pleger laat het meest zien, zoals: -
De leefwijze, de waarden van de oudere worden belemmerd, afgewezen: o
de oudere mag zijn sociale contacten niet onderhouden: bezoek wordt weggestuurd en/of de oudere wordt belemmerd in het verlaten van het huis;
o
de religieuze beleving wordt belemmerd; de oudere mag bijvoorbeeld niet naar de kerk, relikwieën worden weggehaald;
-
-
o
de oudere kan niet zelf beslissen in zijn dagstructuur;
o
de oudere mag zijn hobby’s niet uitoefenen: te duur, te lastig;
Privacy wordt belemmerd: o
persoonlijke post wordt geopend of weggehouden;
o
deuren worden verwijderd om de oudere in het zicht te houden;
o
de oudere moet met open deuren, in open ruimtes zijn behoeften doen;
o
er wordt bij de oudere binnengelopen zonder te kloppen;
o
de oudere wordt nooit alleen gelaten.
Ondanks het feit dat de oudere (op onderdelen) zijn eigen beslissingen kan nemen wordt er voor hem gesproken en besloten.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 94
De Praktijk Mevrouw A Mevrouw A. woont alleen en klaagt over eenzaamheid, haar kennissen komen niet meer langs. Zij voelt zich in de steek gelaten. Een ouderenadviseur die mevrouw uit haar isolement wil halen en haar naar de activiteiten van het dienstencentrum wil brengen, staat regelmatig tevergeefs aan te bellen. Mevrouw doet niet open. De ouderenadviseur wordt na enkele weken ongerust en probeert via de achterdeur toch binnen te komen. ze ziet dan dat mevrouw A. gewoon in haar woonkamer zit. Bij binnenkomst vertelt mevrouw A. dat zij de bel niet gehoord heeft en dan blijkt dat deze buiten werking is. De buurvrouw vertelt dat de familie voor mevrouw A. zorgt en de deurbel uit doet als zij het huis verlaten…
Plan van aanpak -
De ouderenadviseur neemt contact op met de familie.
-
Het blijkt dat de zorg voor mevrouw A. eigenlijk te zwaar is, de familie kan het met moeite aan maar heeft geen idee wat de mogelijkheden zijn en waar zij terecht kunnen.
-
Samen met mevrouw A. en de familie worden de mogelijkheden op een rij gezet, zij zijn allen gemotiveerd tot het vinden van hulp nu zij weten dat daar mogelijkheden voor zijn.
-
De ouderenadviseur zet samen met de nodige professionals hulp in gang, tot zo lang wordt de familie ondersteund.
Kern -
Een situatie waarin onwetendheid veroorzaakt dat rechten worden geschonden.
-
Interventies zijn vooral gericht op het geven van voorlichting over de mogelijkheden, begeleiding in het maken van keuzes en in gang zetten van de juiste en aansluitende hulp.
-
Schending van rechten kan deel zijn van andere vormen van ouderenmishandeling; blijf alert!
Meneer B. Meneer B. woont in bij zijn dochter en schoonzoon. Hij heeft in hun huis een eigen kamer, op de eerste verdieping. Een maal in de week komt er een verpleegkundige die meneer B. helpt bij het douchen en bij enkele lichamelijke klachten; zijn dochter zorgt voor de rest. De situatie lijkt goed maar is ’t niet. Meneer B. heeft toenemend moeite met traplopen en komt daardoor zijn kamer eigenlijk niet meer af. De telefoon waar hij gebruik van kon maken is weggehaald in verband met de kosten; hij belde te veel vond zijn dochter. De dochter van meneer B. heeft samen met haar man een eigen bedrijf buitenshuis, ze is dus weinig thuis. Wanneer ze wel thuis is heeft ze weinig contact met haar vader. Meneer B. krijgt op onregelmatige tijden zijn eten, zeker wanneer zijn dochter de hele dag weg is. De verpleegkundige moet erg veel moeite doen om een afspraak met de dochter te maken. Wanneer dat toch lukt bespreekt zij haar zorg: meneer B. kan vallen en er is dan voor hem geen mogelijkheid hulp in te schakelen. De dochter geeft toe dat zij het pensioen van haar vader nodig heeft; de zaak loopt slecht. Een andere woningvoorziening met meer hulp is niet bespreekbaar, ook mogelijkheden in dagopvang wordt afgewezen. De dochter vindt eigenlijk dat de verpleegkundige zich nergens mee moet bemoeien. Meneer B. spreekt zich niet uit over zijn situatie; er zijn geen twijfels aan zijn wilsbekwaamheid.
Plan van aanpak -
De verpleegkundige bespreekt de situatie van meneer B. in haar team.
-
Ze blijft meneer B. begeleiden, ondanks het feit dat de dochter haar zorg bemoeizuchtig vindt. De verpleegkundige adviseert daarom de dochter een klacht in te dienen bij de organisatie
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 95
waar zij werkt. De dochter doet dat niet, vermoedt waarschijnlijk dat wanneer de klacht behandeld wordt de verpleegkundige in het gelijk wordt gesteld. -
In het contact met meneer B. informeert zij naar zijn geschiedenis, hoe heeft hij geleefd, waar genoot hij van, wat zou hij willen. Ze kijkt samen met hem naar zijn mogelijkheden maar hij ziet ze niet.
-
De verpleegkundige maakt nauwgezet dossier op.
-
Op grond van het feit dat meneer B. in een risicovolle situatie leeft, stelt zij nogmaals aan de dochter voor dat er in huis voorzieningen nodig zijn zodat meneer B. in staat is hulp in te schakelen wanneer hij dat nodig heeft. Dochter weigert.
-
Na bespreking in het team neemt de verpleegkundige contact op met de huisarts en bespreekt de situatie. Ook de huisarts erkent de risico’s in de situatie van meneer B. Zij concluderen dat er een situatie is van onthouding van zorg en schending van rechten: meneer B. loopt risico in huis terwijl, voorzieningen ten aanzien van hulp en vrijheid in beweging worden onthouden.
-
De huisarts bespreekt de situatie met dochter. Er zijn verschillende mogelijkheden: o
meneer B. blijft in het huis wonen, er worden voorzieningen getroffen zodat hij zich vrij kan bewegen en hulp kan organiseren wanneer dat nodig is;
o
meneer B. gaat naar de dagopvang op dagen dat de dochter niet thuis is;
o
meneer B. gaat naar een verzorgingshuis;
o
samen met de dochter wordt gekeken naar hun financiële positie en eventuele mogelijkheden zodat het pensioen van meneer B. niet de reden is dat hij daar woont;
o
bij weigering worden er juridische maatregelen genomen zodat in de zorg van meneer B. wordt voorzien.
-
Uiteindelijk wordt meneer B. in een verzorgingshuis opgenomen; zijn lichamelijke situatie vraagt meer zorg dan zijn dochter en voorzieningen kunnen bieden; bovendien is er te weinig vertrouwen in de zorg die de dochter biedt. Meneer B. is gemotiveerd, met name omdat hij in het verzorgingshuis meer contacten heeft dan bij zijn dochter thuis.
Kern -
Er is sprake van een vorm van ouderenmishandeling: zorgonthouding, schending van rechten en eigenlijk ook financieel misbruik.
-
Investeren in contact met alle betrokkenen en blijf gericht op empowerment van ieder.
-
Multidisciplinair samenwerken.
-
Zorgvuldig dossier opbouwen zodat op grond van feiten en verklaringen ingegrepen kan worden.
-
Daarbinnen aandacht voor wat er werkelijk speelt en nodig is en aandacht voor de relatie tussen meneer B. en zijn dochter; wat willen en kunnen ze wel met elkaar, waar ligt hun verbinding, zijn er vraagstukken in hun relatie die ze willen uitwerken waardoor hun contact verbetert?
-
Niet te lang wachten, ingrijpen waar nodig.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 96
Deel 4
Bijlagen
o Informatie o Signalen o Veiligheid o Balansmodel o Interventies o Geheimhouding o Strafbare feiten
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 97
Bijlage Informatie
Elke organisatie hanteert haar eigen intake om de informatie te krijgen die nodig is voor het zorgvuldig begeleiden van een cliënt. Binnen die eigen intake, in welke hulpverlenende organisatie dan ook is het van belang altijd het thema geweld te bespreken. In je vraagstelling vraag je dan niet zozeer naar ‘geweld’ ervaringen; mensen interpreteren de wijze waarop ze ruzie met elkaar maken lang niet altijd als geweld; anderen willen het juist niet als zondanig noemen, uit angst, schaamte, loyaliteit. Je staat binnen je intake altijd stil bij de relatie en vraagt daarbij hoe men met ruzies omgaat; vallen er bijvoorbeeld wel eens klappen, wordt er gedreigd. Aarzel niet om het onderwerp geweld bespreekbaar te maken; het komt immers in de geschiedenis van mensen veel voor! In deze bijlage geven we enkele aandachtspunten die van belang kunnen zijn in het verzamelen van de informatie die nodig is om een goed beeld te verkrijgen van de situatie van de oudere, de pleger en zijn omgeving voor wat betreft de (mogelijke) ouderenmishandeling. Deze aandachtspunten kunnen meegenomen worden in eigen intakes. Je stelt de vragen aansluitend bij het niveau en de leefwereld. En nogmaals: we benoemen oudere en pleger, maar gaan uit van de dynamiek in hun relatie.
Culturele, sociale en religieuze achtergronden Deze achtergronden geven de kaders aan van hoe iemand in het leven staat en zijn van invloed op de waarden en normen die iemand hanteert: waarden en normen van het individu, binnen een gezin en ten aanzien van de omgeving en maatschappij. Deze waarden en normen zijn bijvoorbeeld van invloed op de wijze waarop men met elkaar omgaat, op wat doorgegeven wordt in volgende generaties, of op de wijze waarop mishandeling wordt ervaren. Enkele aandachtspunten: -
waarden en normen van de oudere/ pleger ten aanzien van omgaan met elkaar en met gezin/familie, omgaan met vrouwen/mannen, omgaan met verzorgers/hulpverleners;
-
waarden en normen ten aanzien van mishandeling;
-
culturele achtergrond en de betekenis daarvan (zoals dorps/platteland- stadscultuur, familiecultuur, eercultuur, cultuur van een bepaald land);
-
religieuze achtergrond en de betekenis daarvan;
-
contacten met familie en de betekenis daarvan (zie de Bijlage Interventies om de familie in kaart te brengen);
-
betekenis van eer in de familie;
-
sociale positie en de betekenis daarvan;
-
economische positie (voorheen) en de betekenis daarvan;
-
financiële positie en de betekenis daarvan;
Deze aandachtspunten worden of wel duidelijk in het contact of je stelt er vragen over. Bij alle aandachtspunten kan de vraag gesteld worden of de oudere / pleger denkt of vindt dat deze aandachtspunten van invloed zijn op het feit dat er (dreiging van) mishandeling ontstond. Op welke wijze zou hij/zij dat willen en kunnen doorbreken?
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 99
Mishandeling binnen de partnerrelatie Aandachtspunten, geldend voor beide partners. Belangrijk: gebruik vooral de feitelijke woorden voor wat er gebeurd is. Relatie -
Ontwikkeling in de relatie o
waarom ging u met uw partner samenwonen, trouwen, kinderen krijgen, eventueel migreren?
o
kwam u uit dezelfde leefomgeving of juist niet? In dat laatste geval, wat vond uw familie daarvan?
o
welke verwachtingen had u ten aanzien van uw partner, welke verwachtingen hebt u nog?
o
welke ideeën had u toen van een relatie, gezin. Zijn die ideeën wel/niet uitgekomen, welke redenen ziet u daarvoor?
-
Welke veranderingen ziet u bij u zelf en bij uw partner in de loop van uw relatie?
-
Wat betekent deze relatie nu voor u?
Ontstaan van (dreiging van) geweld -
Hoe ontstond de (dreigende) ruzie / escalatie; wat was volgens u de aanleiding?
-
Was er daarvoor al spanning, zo ja, wat was daarvan de reden?
-
Is dit vaker gebeurd in deze relatie?
-
Heeft u eerdere ervaringen met dergelijke ruzies, mishandelingen: in de jeugd, in andere relaties, geweld t.a.v. vreemden: zo ja, hoe kijkt u hier op terug?
-
Zo ja, hebt u hierbij hulp gehad, is er politie/justitie bij betrokken geweest, wilt u uw verhaal vertellen?
-
Is er sprake van een verslaving, middelengebruik. Zo ja, in hoeverre denkt u dat deze verslaving/middelengebruik van invloed is op de ontstane spanningen?
Visie op geweld -
Wie was er in uw beleving verantwoordelijk voor de (dreigende) ruzie, escalatie, en waarom?
-
Welke invloed heeft u zelf op het wel of niet uit de hand lopen van de situatie: o
voor de oudere: wat ziet u als de reden voor het knijpen, slaan, schoppen, dreigen, etc. NB.: let op of de oudere het gedrag van de pleger verexcuseert en zichzelf mede verantwoordelijk maakt;
o
voor de pleger: wat was de reden dat u kneep, sloeg, schopte, dreigde, etc. NB.: let op of de pleger zijn gedrag rechtvaardigt of zich verantwoordelijk maakt.
Beleving -
Wanneer dergelijke situaties vaker zijn voorgekomen: Hoe is het met u in het algemeen voor en na de (dreigende) geweldsuitbarsting?
-
En hoe is het nu met u?
-
Wat vindt u er van dat er nu over gesproken wordt?
-
Hoe denkt u dat het nu met uw partner is in deze situatie?
-
Wat zou u in deze situatie graag willen, waar zou u hulp bij willen?
Door deze vragen krijg je een beeld van de relatie en van de verbinding die beide partners met elkaar hebben. Bovendien krijg je enigszins zicht in de probleem/risicofactoren en in de verhouding draagkracht-draaglast. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 100
Mishandeling door ontspoorde zorg Om de situatie van de mantelzorger volledig in kaart te brengen verwijzen we naar het Zorgkompas voor mantelzorgers van ouderen en chronisch zieken (Duijnstee, 2001). Met behulp van dit Zorgkompas wordt de belasting goed in kaart gebracht; je kunt eveneens het mantelplan gebruiken, zie Bijlage Interventies. Belangrijk is dat je goed inzicht krijgt in hoe de zorg aan de oudere door de mantelzorger wordt ervaren, zoals: vanuit wil of juist als verplichting, als van waarde of niet, energie krijgend of alleen energie inleverend, in een gezamenlijkheid of heel alleen, met ondersteuning of niet. Daarnaast ga je in op de mishandeling, ook bij de mantelzorger benoem je feitelijk wat er gebeurd is. De mantelzorger de partner zijn, verbind dan je beide onderdelen met elkaar, aansluitend bij de situatie. Ontstaan van (dreiging van) geweld -
Hoe ontstond de (dreigende) ruzie / escalatie, wat was volgens u de aanleiding?
-
Was er daarvoor al spanning, zo ja, waardoor kwam dat?
-
Is dit vaker gebeurd in uw zorg aan de oudere?
-
Wilt u iets vertellen over uw relatie met de oudere ( je kunt hier zicht krijgen op de mate van zorgzin versus zorgplicht)?
-
Hebt u zelf eerdere ervaringen gehad met dergelijke ruzies, mishandelingen: in de jeugd, in uw of andere relaties, geweld t.a.v. vreemden: zo ja, hoe kijkt u hier op terug?
-
Vindt u dat er hulp nodig is om deze situaties te voorkomen, wilt u vertellen waarom u dat vindt?
Visie op geweld -
Wie was er in uw beleving verantwoordelijk voor de (dreigende) ruzie, escalatie, waarom?
-
Welke invloed heeft u zelf op het wel of niet uit de hand lopen van de situatie?
-
Had u achteraf gezien anders willen of kunnen handelen; zo ja, wat had u kunnen doen?
Beleving -
Hoe is het met u na deze ervaring(en)?
-
Wat vindt u er van dat er nu over gesproken wordt?
-
Hoe denkt u dat het nu met de oudere is in deze situatie?
-
Wat zou u in deze situatie graag willen, waar zou u hulp bij willen en welke hulp is er in uw visie nodig voor de oudere?
Door deze vragen krijg je een indruk van de relatie van de oudere met de mantelzorger, van de verbinding die ze samen hebben, van de interactie en van de verhouding draagkracht-draaglast voor ieder apart en in die relatie.
Mishandeling niet binnen de partnerrelatie maar door iemand uit de huiselijke kring Aandachtspunten voor zowel de oudere als voor de pleger uit huiselijke kring:
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 101
Het contact -
Ontwikkeling o
Hoe bent u in contact gekomen met…?
o
Hoe ontwikkelde dat contact zich verder, wat verbond u met elkaar ; wilt u iets vertellen over uw contact in het begin?
o
Had u bepaalde verwachtingen ten aanzien van uw contact met…, zo ja, welke?
-
Wat is er in uw contact met …veranderd in de loop van de tijd?
-
Wat betekent dit contact nu voor u?
Ontstaan van (dreiging van) geweld -
Hoe ontstond de (dreigende) ruzie / escalatie, wat was volgens u de aanleiding?
-
Was er daarvoor al spanning, zo ja, waarom?
-
Is dit vaker gebeurd in dit contact?
-
Zijn er eerdere ervaringen geweest met dergelijke ruzies, mishandelingen: in uw jeugd, in andere relaties, geweld t.a.v. vreemden? Zo ja, hoe kijkt u hier op terug?
-
Zo ja, hebt u hierbij hulp gehad, is er politie/justitie bij betrokken geweest, wilt u uw verhaal vertellen?
-
Is er sprake van een verslaving, middelengebruik. Zo ja, in hoeverre denkt u dat deze verslaving/middelengebruik van invloed is op de ontstane spanningen?
Visie op geweld -
Wie was er in uw beleving verantwoordelijk voor de (dreigende) ruzie, escalatie, waarom?
-
Welke invloed heeft u zelf op het wel of niet uit de hand lopen van de situatie: o
voor de oudere: wat ziet u als de reden voor het knijpen, slaan, schoppen, dreigen, etc. NB.: let op of de oudere het gedrag van de pleger verexcuseert en zichzelf mede verantwoordelijk maakt;
o
voor de pleger: wat was de reden dat u kneep, sloeg, schopte, dreigde, etc. NB.: Let op of de pleger zijn gedrag rechtvaardigt of zich verantwoordelijk maakt.
Beleving, het contact verduidelijkend -
Wanneer dergelijke situaties vaker zijn voorgekomen: Hoe is het met u in het algemeen voor en na de (dreigende) geweldsuitbarsting?
-
En hoe is het nu met u?
-
Wat vindt u er van dat er nu over gesproken wordt?
-
Hoe denkt u dat het nu met … is in deze situatie?
-
Wat zou u in deze situatie graag willen, waar zou u hulp bij willen?
Door deze vragen krijg je een indruk van het contact en de verbinding die ze met elkaar hebben, van de interactie en van de verhouding draagkracht-draaglast voor ieder apart en in die relatie.
Probleemfactoren Vanuit je intake en vanuit bovenstaande aandachtspunten zijn nu risicofactoren in kaart te brengen:
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 102
Risicofactoren bij de oudere
Risicofactoren bij de pleger
Toegenomen afhankelijkheid
Overbelaste mantelzorg (ontspoorde zorg) Onmacht Onkunde Onwetendheid
Machtsverschuivingen /rolverandering
Machtsverschuivingen / rolverandering
Relatie
Relatie Loyaliteit
Loyaliteit
Andere verbinding
Zorgzin of zorgplicht Wraakgevoelens
Psychische problemen
Psychische problemen
Verwardheid
Verwardheid
Dementie
Dementie
Psychiatrische klachten
Psychiatrische klachten
Agressie
Agressie
Onbalans
Onbalans
Sociale problemen
Sociale problemen
Problemen in contacten / familie
Problemen in contacten/
Isolement
Isolement
Huisvesting
Huisvesting
familie
Lichamelijke problemen Ziekte / handicap Verslaving
Lichamelijke problemen Ziekte / handicap Verslaving
Alcohol
Alcohol
Drugs
Drugs
Gokken
Gokken
Medicatie
Medicatie
Eten
Eten
Seks
Seks
Financiële problemen
Financiële problemen
Dit overzicht kan vervolgens meegenomen worden in het ontdekken van de verhouding draagkracht – draaglast, zie de Bijlage Balansmodel.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 103
Bijlage Signalen
Signalen bij de oudere Mogelijke signalen -
De oudere krijgt niet de gelegenheid met de professional te spreken zonder aanwezigheid van de vermoedelijke pleger.
-
De verzorging en huishouding van de oudere laten sporen van verwaarlozing zien.
-
De oudere heeft (vage) lichamelijke en psychische klachten.
-
De oudere maakt een niet te verklaren depressieve en/of angstige indruk.
-
De oudere geeft onsamenhangende of tegenstrijdige verklaringen voor verwondingen.
-
De oudere heeft een mantelzorger waarbij signalen van overbelasting en/of ontsporing van de mantelzorg te zien zijn.
-
De oudere bagatelliseert gedrag van de mantelzorger.
-
De oudere wordt belemmerd in contacten met omgeving / professionals.
-
Er verdwijnen om onduidelijke redenen spullen of geld.
-
Toenemend aantal schuldeisers.
-
Lege koelkast.
Daarnaast gelden de uitingen zoals beschreven bij de diverse vormen van geweld in paragraaf 2.5. en in de hoofdstukken 7,8,9, 10, 11 en 12.
Signalen van overbelasting bij de mantelzorg -
De mantelzorger is oververmoeid, uitgeput.
-
De mantelzorger heeft last van slaapproblemen.
-
De mantelzorger uit zich in somberheid, depressie.
-
De mantelzorger komt gejaagd over, kan niet meer goed loslaten.
-
De mantelzorger heeft geen of weinig tijd voor zichzelf of iets anders.
-
De mantelzorger verwaarloost andere taken en plichten (werk, school, vrije tijd, familie, vrienden).
-
De mantelzorger klaagt in bedekte termen.
-
De mantelzorger ervaart een gevoel van machteloosheid, uitzichtloosheid, of van zich klem voelen zitten.
Signalen van ontsporing van de mantelzorg -
De mantelzorger toont zich onverschillig voor het wel en wee van de oudere.
-
De mantelzorger is openlijke onverschillig naar de oudere.
-
De mantelzorger vertoont openlijk verbaal geweld in aanwezigheid van de professional, zoals schelden, schreeuwen,afsnauwen, of de professional hoort van de omgeving dat er veel gescholden en geschreeuwd wordt wanneer er geen professionals zijn.
-
De mantelzorger spreekt zeer negatief over de oudere.
-
De mantelzorger probeert hulpverlener buiten de deur te houden, ontwijkt vragen.
-
De professional krijgt de oudere nooit alleen te spreken.
-
De oudere wordt bewust geïsoleerd, de mantelzorger probeert de professional buiten de deur te houden of om de tuin te leiden.
Sta altijd stil bij de context van de signalen: -
Is er sprake van een (toegenomen) afhankelijkheid van de oudere? Zo ja, waardoor?
-
Is er sprake van een (toegenomen) belasting van de verzorger? Zo ja, waardoor?
-
Zijn er andere problemen waardoor de signalen zich voordoen?
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 104
Bijlage Veiligheid
Het creëren van veiligheid is de leidraad in de volledige aanpak bij geweld in afhankelijkheidsrelaties; veiligheid staat immers voorop en is uiteindelijk het meest belangrijke doel. Vanuit de veiligheid = geen geweld ontstaan mogelijkheden voor verdere wensen en andere doelen. Daarbij geldt een aantal uitgangspunten, gebaseerd op de methodiek Signs of Safety, dat ingebed is in onze benaderingswijze en uitgangspunten14: -
wees als professional meervoudig partijdig, dus zie het perspectief van alle betrokkenen en zie allen als de moeite waard;
-
werk samen met de personen, niet met de mishandeling; samenwerken is ook mogelijk wanneer je drang en dwang gaat inzetten;
-
kijk altijd naar waar ieder wél toe in staat is, dus kijk ook naar de uitzonderingen op de mishandeling en naar waar het hen lukte om niet over te gaan op geweld als oplossing. In elke relatie zijn mogelijkheden van veiligheid (zie ook de Bijlage Interventies);
-
zoek altijd naar de krachten en mogelijkheden van de ouder, van de pleger, van het systeem; (zie daarvoor ook het veiligheidsplan 1, hieronder beschreven en de Bijlagen interventies en het Balansmodel);
-
richt je op het opdoen van succeservaringen en op daarmee samenhangende bereikbare doelen; de kleinste stappen zijn de moeite van waardering waard!
-
laat daarbij steeds zien dat er keuze is, geweld hoeft niet!
-
ben nabij en breng steeds opnieuw de veiligheid in kaart, stel het steeds centraal en maak het zo concreet dat het meetbaar is. Het gaat bijvoorbeeld dus niet alleen over de gedachten van betrokkenen over veiligheid, het gaat vervolgens heel concreet over hoe ze dat dan gaan invullen, dus in termen van gedrag en tijd;
-
zie het contact als de mogelijkheid voor verandering, werk bijvoorbeeld met de actuele situatie, houd het dichtbij.
Binnen deze uitgangspunten kan je samen met de oudere en de pleger, of ieder apart plannen maken voor veiligheid en hen begeleiden in het zich toe-eigenen van de Time-out. Veiligheidsplan 1 Dit veiligheidsplan is verbonden aan het leefplan, beschreven in de Bijlage Interventies, en aan het Balansmodel. In het plan gaat het om je inventarisatie van het volgende: -
-
Waarom heb je zorgen ten aanzien van de oudere en zijn omgeving? o
wat is er aan feitelijk, aantoonbaar gevaar;
o
wat is er aan dreigend gevaar;
o
welke zorgen heb je concreet;
o
welke complicerende (probleem/risico)factoren spelen een rol.
Krachten en mogelijkheden o
14
wat zijn de krachten en mogelijkheden van de oudere, van de pleger, van het systeem;
Signs of Safety is een oplossingsgerichte benaderingswijze in de hulpverlening, ontwikkeld door Turnell en
Edwards, en gericht op het samen met cliënten veroorzaken van veiligheid thuis. Turnell en Edwards richtten zich op de veiligheid van kinderen, de uitgangspunten en werkwijze zijn in hun basis echter ook geldend voor veiligheid bij volwassenen en ouderen. We hebben enkele belangrijke aspecten uitgelicht en omgezet naar het veroorzaken van veiligheid bij ouderen thuis. Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 105
o
wat is er wel aan veiligheid, waar zijn de betrokkenen toe in staat om geweld te voorkomen?
-
Doelen o
welke doelen heeft de oudere, wat wil hij bereiken?
o
wat is er concreet en direct nodig om veiligheid te veroorzaken:
wat doe jij/je organisatie/andere professionals daarin;
wat doet de oudere, zie veiligheidsplan 2;
wat doet de pleger;
wat doet de omgeving.
Het gaat hierbij natuurlijk om ideeën en gedachten van ieder over veiligheid maar zeer zeker ook om de hele concrete invulling: wat gaat ieder doen om er voor te zorgen dat het veilig is, waar is ieder vanuit zichzelf toe in staat en zijn dat constructieve handelingen.
Time-out De Time-out is een interventie die kan worden ingezet wanneer geweld dreigt en beide betrokkenen dat willen voorkomen en verantwoordelijkheid willen nemen voor eigen gedrag. Een Time-out wordt daarom besproken met de ouder en de pleger; lukt dit niet dan kan er beter alleen met een veiligheidsplan 2 worden gewerkt. De kern van de Time-out zit in het nemen van verantwoordelijkheid om escalatie van geweld te voorkomen. Het gaat hier dus pertinent niet om een schuldvraag, het gaat om de keuze en de wil om geweld te stoppen. En daar de verantwoordelijkheid voor te nemen, door alle betrokkenen. Dit is een constructieve beweging gebaseerd op motivatie. De Time-out richt beiden er op de signalen van geweld serieus te nemen en op tijd, vóór de escalatie, uit de situatie te stappen. Als het hen lukt ontstaat er ruimte, ruimte waarin veiligheid weer ervaren wordt. Pas dan is er ruimte voor reflectie waardoor de eigenlijke oorzaken van geweld besproken kunnen worden. Werkwijze -
In je houding en in het contact neem je beiden serieus en je benoemt wat beiden als probleem aangeven. Daarbij benoem je helder dat er alleen gewerkt kan worden aan problemen als er geen geweld meer is. Pas als er veiligheid is kan een situatie veranderen.
-
Je bespreekt dat door het inzetten van geweld de problemen niet werden opgelost. Geweld is een manier. Er kunnen dus ook andere manieren gevonden worden, andere keuzes gemaakt worden.
-
Eventuele weerstanden worden serieus genomen en besproken, je luistert goed of beide tot het hanteren van de Time-out in staat zijn; veiligheid, motivatie en eigen verantwoordelijkheid en daardoor de Time-out willen hanteren, zijn uitgangspunt.
-
Het doel van de Time-out is om de escalatie van geweld te voorkomen en daar verantwoordelijkheid voor te willen nemen.
Escalatie -
Om duidelijk te krijgen waarom en wanneer de Time-out kan worden ingezet, wordt in detail ingegaan op een situatie binnen het systeem die leidde tot escalatie van geweld;.
-
Die situatie wordt duidelijk door na te vragen waarom er geweld plaatsvond, wat er precies gebeurde en vooral wat ieder deed. Gedrag is duidelijk en hierdoor ontstaat bij iedereen bewustzijn naar verantwoordelijkheid. Daarnaast wordt geïnventariseerd waar iedereen gevoelig voor is: de ‘rode lap’ waardoor je ‘door het lint gaat’.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 106
-
Vervolgens sta je met hen stil bij wanneer ze weten dat het mis gaat. Hierbij gaat het om het bewust worden van het moment van controleverlies, het moment dat je beleeft als het moment waarop je niet meer terugkunt.
-
Ook dat doorvraag je in detail: ‘Wat deed je toen je boos werd, waaraan merk je dat de spanning stijgt, wat merk je aan lichamelijke signalen? Spanning wordt vaak ervaren in de buikstreek en tussen de nek en schouders. Je vraagt om dat moment te beschrijven. Door deze bewustwording kan vóór ’t moment van controleverlies de situatie van spanning worden verlaten en worden controleverlies en escalatie voorkomen.
-
Daarnaast sta je ook stil bij wat ieder in het algemeen helpt om te ontspannen, ook weer met de bedoeling om dat aan te grijpen wanneer de spanning dreigt te escaleren. Hiervoor zijn vaak vele mogelijkheden zoals met iemand anders gaan praten, rust zoeken, iets doen. Laat hen hun eigen mogelijkheden benoemen, dit vergroot het vertrouwen om zelf de situatie te kunnen hanteren en dat werkt weer motiverend.
Afspraken15 -
Wacht niet te lang met het aanvragen van een Time-out. Beter te vroeg dan te laat;
-
Een Time-out aanvragen is niet hetzelfde als toegeven, verliezen of weglopen. Het is een adempauze voor jezelf en de ander.
-
Je vraagt alleen een Time-out aan voor jezelf, niet voor elkaar omdat dat vaak als beschuldiging wordt ervaren en juist irritatie oproept.
-
Het aanvragen van een Time-out wordt door beiden gerespecteerd. Er is dus geen discussie over.
-
Een Time-out wordt aangevraagd als de emotie of de spanning te hoog oploopt; je kunt dat vaak aan jezelf wel merken.
-
Maak van tevoren een lijst met ontspanningsmogelijkheden voor en tijdens een Time-out.
-
Een Time-out wordt aangevraagd door ‘time-out’ te zeggen gecombineerd met een afgesproken gebaar of teken.
-
Een Time-out duurt minimaal 30 minuten (dan neemt de adrenaline in het bloed af); een maximum tijd wordt onderling afgesproken.
-
Als de Time-out ingaat verlaat degene die de Time-out aanvraagt de ruimte. Hij/zij zegt waar hij/zij naar toe gaat.
-
Geen auto rijden wanneer alcohol/drugs zijn gebruikt.
-
Degene die de Time-out aanvroeg begint direct aan de ontspannende activiteit.
-
Zoek tijdens de Time-out geen contact met de ander.
-
Denk na over het op een constructieve manier herstellen van het contact.
-
Dit geldt ook voor de ander; echter de aanvrager van de Time-out is degene die verantwoordelijk is voor het herstel van het contact.
-
Er wordt alleen teruggekomen op het conflict als beide naar elkaar kunnen luisteren; als dit moeilijk is wordt het conflict uitgewerkt als de professional er bij is.
In de begeleiding sta je stil bij wanneer een Time-out genomen is of genomen had kunnen worden. Wanneer men de Time-out goed gehanteerd heeft dan is dat fantastisch; mensen hebben zelf de patronen doorbroken!! Wanneer de Time-out niet goed of misschien te laat wordt ingezet ga je over tot een veiligheidsplan.
15
bewerkt naar de methodische handleiding mishandeling van ouders, ASHG Groningen
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 107
Veiligheidsplan 2 Wanneer een oudere goed aanspreekbaar is en kan reflecteren op eigen wensen en mogelijkheden, dan is het (samen) maken van een eigen veiligheidsplan zinvol. Daarin kan de oudere zelf aangeven wat bij hem hoort; waardevol wanneer het gaat om empowerment en goed voor het zelfbeeld. Een dergelijk plan bevat hele concrete mogelijkheden die gelden wanneer veiligheid in het geding komt: wat kan hij doen wanneer er dreigend geweld is: Enkele aspecten: -
Waar aan merkt u dat u in gevaar bent?
-
Wie belt u wanneer er dreigend gevaar is?
-
Wat kunt u doen wanneer u in gevaar bent?
-
Wanneer u weg wilt gaan van huis, wat neemt u dan mee?
o o o
voorbeelden zijn: kind, familie, buren, politie, 112, vertrouwenspersoon, huisarts, taxi. bijvoorbeeld naar buiten gaan, hard roepen, naar de buren gaan. belangrijke papieren zoals ID, pinpas, verblijfsvergunning, sofinummer/burgerservicenummer, rijbewijs, ziektekostenverzekering
-
-
Wanneer u niet uit huis kunt komen: o
maak een veilige plek in huis
o
koop een mobiele telefoon
o
betrek buren
Wat doet u vooral niet: in discussie, treiteren, dreigen
Voor een uitgebreid veiligheidplan verwijzen we naar de Richtlijn Familiair Huiselijk Geweld bij kinderen en volwassenen.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 108
Bijlage Balansmodel
Het Balansmodel
DRAAGKRACHT
DRAAGLAST
Beschermende factoren (+)
Risicofactoren (-) Microniveau Persoonlijke factoren
Positief zelfbeeld
Negatief zelfbeeld
Gezondheid / zelfmanagement
Ziekte/afhankelijk
Stabiele persoon
(Psychiatrische) problematiek
Weerbaar/zelfkrachtig
Indringende (trauma/geweld) ervaringen en niet weerbaar
Van betekenis voelen
Niet van betekenis voelen Mesoniveau Sociale (gezins)factoren
Netwerk/sociale steun
Isolement
Tevreden in gezin, familie, sociale contacten
Ontevreden in gezien, familie, sociale contacten
Constructieve conflicthantering
Destructieve conflicthantering
Erkennen van geweldsimpact
Bagatelliseren van geweld
Sociaal vaardig
Belemmeringen in contact
Van betekenis zijn in ouderdom
Sociaal/ in ouderdom niet van betekenis voelen Sociale omgevingsfactoren
Sociale cohesie
Ontbreken van sociale voorzieningen
Beschikbaarheid van aansluitende hulp
Sociale desintegratie Verpaupering
Afwijzing van mishandeling
Acceptatie van mishandeling Macroniveau Maatschappelijke factoren
Open tolerante samenleving /waarden
Gesloten samenleving / wantrouwen / veel normen
Stabiel sociaal en politiek klimaat
Crisis
Cultuur die geweld afwijst
Cultuur die geweld legitimeert
Aanpak huiselijk geweld
Ontbreken van aanpak huiselijk geweld
Gelijkwaardigheid
Ongelijkwaardigheid
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 109
Bijlage Interventies
Interventies zijn bedoeld om de situatie van de oudere en zijn omgeving te beïnvloeden, zodanig dat in elk geval veiligheid gewaarborgd is. Interventies kunnen direct en indirect van aard zijn. Een indirecte interventie is bijvoorbeeld het melden van ernstige vermoedens van mishandeling. Een directe interventie is bijvoorbeeld het heel dichtbij in contact met de oudere, en waar mogelijk met de pleger, beïnvloeden van een situatie waarin geoefend wordt met het kenbaar maken van wensen en grenzen. Het opleggen van een huisverbod is eveneens een voorbeeld van een directe interventie. De hieronder volgende interventies zijn mogelijkheden in het contact met de oudere en zijn omgeving.
1
Interventies gericht op Psycho-educatie
Psycho-educatie is het geven van voorlichting over bepaalde ziektes, problemen, stoornissen, belemmeringen én de betekenis daarvan om er meer inzicht in te krijgen en er beter dan voorheen mee om te kunnen gaan. Psycho-educatie gaat dus verder dan het bieden van alleen informatie. Door psycho-educatie kunnen mensen en hun omgeving de problemen in een beter perspectief plaatsten. Het werkt bijvoorbeeld bevrijdend wanneer je weet dat je niet de enige bent met een bepaald probleem en dat sommige problemen horen bij ‘ouder worden’ of bij bijvoorbeeld ‘mantelzorg’ en dat ze oplosbaar zijn. De druk van sommige problemen (bijvoorbeeld vanwege de familie-eer of omdat je in je leven geleerd hebt dat je de vuile was niet buiten hangt of elkaar niet afvalt) wordt verminderd en copingstrategieën (de mogelijkheid tot handelen in probleemsituaties) worden vergroot. Psycho-educatie gericht op de oudere en de mantelzorger: -
vanuit een proactieve houding is voorlichting en/of psycho-educatie in contacten met ouderen en mantelzorgers altijd aanwezig, zowel preventief als curatief. Waar het kan geef je informatie en uitleg over de thema’s waar een oudere, de mantelzorger en/of de omgeving in de situatie mee te maken hebben;
-
mogelijke onderwerpen voor de oudere: ouder worden / zingeving / mogelijkheden en beperkingen, lichamelijk, geestelijk, emotioneel en spiritueel welzijn en verzorging, contact met de omgeving / hulp- en zorginstellingen, ouderdomskwalen, dementie, verlies en rouw, eenzaamheid, omgaan met grenzen, waar kan je waarvoor terecht. Mogelijke onderwerpen voor de mantelzorger: zorgen voor je omgeving / zingeving, balans in zorg bieden - privé - werk, omgaan met afhankelijkheid, betekenis van ouderdom, omgaan met wensen en grenzen, waar kan je waar voor terecht, respijtzorg;
-
binnen de dagelijkse situatie van de oudere, de mantelzorger en/of de omgeving ga je in op wat mensen als goed en waardevol ervaren en wat hen moeite kost en belemmert. De wijze waarop zij met elkaar omgaan wordt dan bespreekbaar.
Psycho-educatie kan zich ook richten op plegers die geen mantelzorger zijn; thema’s die dan aan de orde komen zijn bijvoorbeeld verslavingen, de patronen van geweld. Voorlichting en psycho-educatie staan nooit op zichzelf maar sluiten aan bij de oudere, zijn omgeving en bij de dagelijkse situatie.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 110
2
Interventies gericht op motivatie en eigen oplossingen
Binnen een nabije houding ben je als professional altijd motiverend aanwezig; je daagt de oudere en de pleger uit tot wat zij eigenlijk willen, je legt de motivatie tot verandering niet op. Je prikkelt door aan te sluiten bij wie de oudere en de pleger eigenlijk zijn. Veiligheid wordt dan niet iets dat moet maar een waarde die gewenst wordt. Belangrijk in houding -
Zorgvuldig luisteren en kijken zodat ieder zich gezien voelt in wie hij is: o
wat is de essentie;
o
wat is de betekenis en beleving daarvan, zowel voor de oudere als voor de pleger;
o
op welke wijze gaan ze met elkaar om: interactie, communicatie;
o
wat wil ieder, welke waarden zijn van belang;
o
let daarbij op uitspraken die laten horen dat de oudere en/of de pleger iets wíl, dáár zit energie, dáár kan aangesloten worden in het kader van veiligheid en verandering veroorzaken.
-
-
Aansluiten: o
wat hebben zij ieder / samen al geprobeerd, wat ging goed, wat niet en waarom;
o
welke oplossingen zien ze nu, wat willen en kunnen ze daar zelf in doen;
o
wat willen ze bereiken en welke (kleine, dus succeservaringen);
o
op welke wijze kan jij hen daarbij helpen.
Omgaan met weerstand: motiverende gespreksvoering lijkt meer op een dans, waarin je meebeweegt om te helpen weerstanden te doorbreken, dan op een gevecht waarin je tegenover de oudere en/of de pleger staat.
-
Alle betrokkenen serieus nemen en dus als gelijkwaardig gesprekspartner benaderen, ruimte bieden waar het kan, begrenzen waar het nodig is.
Belangrijke aandachtspunten in motivatie -
De oudere is expert in zijn situatie, benader hem ook zo! Dat geldt ook voor de pleger. o
Wanneer zij niet gemotiveerd zijn tot hulp is dat ook een motivatie: ‘Wat kunt u er aan doen om er voor te zorgen dat er geen hulpverleners meer hoeven te komen dan alleen wat echt nodig is voor uw verzorging…’
o
Zet samen met de oudere, de pleger meerdere mogelijkheden op een rij in het zoeken van oplossingen, ook de ‘foute’ oplossingen. Op deze wijze ontstaan overzicht én keuzemogelijkheden.
o
Werk naar eigen wensen en eigen oplossingen en doe dat concreet: wat zou u het liefst veranderd zien in uw situatie? als dat veranderd zou zijn, hoe zou de situatie er dan uitzien…voor u, voor…? hebt u ’t in uw leven wel eens meegemaakt dat de situatie was zoals u ’t graag wilt? weet u nog hoe dat voor u was? wat zou u als eerste kunnen doen om dat gevoel weer te krijgen? en hoe zou ik, … u daar bij kunnen helpen?
-
Zet wensen en veranderingen om in kleine stappen zodat er succeservaringen kunnen worden opgedaan en geef dan ook gemeende complimenten!
-
Veiligheid staat voorop. Ook al zijn mensen daar niet toe gemotiveerd, dan kunnen de consequenties alsnog motiverend zijn: o
zou u die consequenties willen voorkomen, hoe zou u dat kunnen doen/eerste stappen, wat kan ik daarin betekenen;
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 111
-
En vergeet niet te herkaderen (reattributie): o
overleven laat ook veerkracht zien, verandering is vaak mogelijk, zij het aansluitend bij de oudere, de pleger en de situatie;
o
mislukkingen zijn ook pogingen om de situatie te veranderen;
o
geweld is vaak een uiting van onmacht, wat wilde u eigenlijk zeggen / bereiken;
o
hoe hebt u kunnen voorkomen dat het vaker gebeurde.
Voor meer informatie over oplossingsgericht en motiverend werken verwijzen we naar Miller e.a. (2005) en literatuur met betrekking to oplossingsgericht werken.
3
Interventies gericht op empowerment en zelfmanagement van de oudere
Om een beeld te krijgen van de kracht en de mogelijkheden van de oudere is het nodig met hem in gesprek te zijn, de dialoog aan te gaan (zie ook Houben en van Gennip, 2005). Hierin gaat het vooral om de kern: Wat wilt u eigenlijk, wat is voor u van waarde, wat vindt u fijn, wat bent u gewend? Om antwoord te krijgen op deze kernvragen richt je je op de volgende aandachtspunten: -
De (levens)ervaringen van de oudere: uit zijn ervaringen blijkt dat hij weet wat goed voor hem is en wat dat is. Hij kent zijn eigen krachtbronnen;
-
Waar zit de kracht van de oudere, tot in hoeverre kan hij zichzelf managen? o
de rode draad in zijn levensverhaal;
o
de verschillende levensthema’s die er in zijn leven zijn (geweest), hoe is hij daarmee omgegaan;
o
waar is hij goed in, krachtig en waar ervaart hij belemmeringen? Je kunt hiervoor het balansmodel gebruiken ( zie bijlage Balansmodel);
o
zou hij zijn krachten nog meer kunnen gebruiken in wat hem belemmert?
o
wie zijn voor hem van waarde in zijn netwerk?
o
wat kan hij allemaal zelf regelen en waar heeft hij ondersteuning nodig?
o
wat vindt hij daarvan? -> indien somber, kan je hem helpen om zijn beeld te veranderen?
Op deze wijze kan je samen met de oudere (en zijn omgeving) onderzoeken wat hij wil en/of nodig heeft om zo veel als mogelijk is zelfsturend te zijn. Je onderzoekt daarvoor alle levensterreinen. Een bepaalde aanpassing in huis kan bijvoorbeeld van veel betekenis zijn; net als het aanschaffen van een huisdier, het regelen van dagopvang, structureel contact met een familielid / professional. Maken van een Leefplan Voor iedere oudere, in welke situatie dan ook, is het van belang dat hij in het contact ervaart dat hij de moeite waard is, uniek, is en iets te zeggen heeft; kortom, zo volwaardig mogelijk partner in de werkrelatie. Binnen je begeleiding kom je vanuit je inventarisatie van draagkracht en draaglast tot een leefplan; een overzicht van de verschillende leefgebieden en de mogelijkheden en onmogelijkheden daarin: -
wat is voor de oudere van waarde op de verschillende leefgebieden;
-
wat wil en kan hij zelf / eigen regie;
-
waar heeft hij ondersteuning en/of hulp bij nodig: o
wat doet de familie / mantelzorg / omgeving;
o
wat doet de professionele zorg.
Het zelfbeschikkingsrecht van de oudere staat centraal; is hij niet (volledig) meer in staat om zijn eigen leven vorm te geven dan ga je in contact met mensen die hem nabij zijn en/of zet je in gang dat hij wordt bijgestaan. Een leefplan wordt steeds weer bijgesteld naar de situatie van de oudere.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 112
4
Interventies gericht op empowerment van de mantelzorger
Van belang is het feit dat de mantelzorger gezien en gehoord wordt. Het gaat dan om: -
waardering en erkenning voor de zorg die de mantelzorger biedt. Versterken van zelfvertrouwen;
-
waar ontleent de mantelzorger kracht, ontspanning, plezier aan? Zoek met hem samen naar de mogelijkheden;
-
waar is de verhouding draagkracht-draaglast uit balans, waar is het kritieke punt? Gebruik hiervoor het Balansmodel. Bespreek daarin niet alleen wat de mantelzorger zelf ervaart maar ook wat jij als professional signaleert aan stress;
-
wil de mantelzorger steun voor zichzelf en bij wie, waar kan hij dat vinden. Onderzoek net als met de oudere ook met de mantelzorger het netwerk en de mogelijkheden: o
afstemmen van de zorg door de mantelzorger met de (vrijwillige) zorg van anderen uit het netwerk; onderzoek of het netwerk in die zin vergroot kan worden;
-
stem de professionele hulp en de mantelzorg goed op elkaar af en benader de mantelzorger als gelijkwaardig, dus overleg;
-
bevordering van de kennis en de kunde van de mantelzorger: o
bijvoorbeeld door een themabijeenkomst over de ziekte/ het probleem, verzorgingstechnieken, hulpmiddelen;
o
onderzoek waar de mantelzorger gebruik kan maken van hulpmogelijkheden en hulpmiddelen.
-
motiveer en stimuleer de mantelzorger tot het gebruik maken van de Steunpunten Mantelzorg. Deze steunpunten bieden zowel persoonlijke (lotgenotengroepen) als inhoudelijke ondersteuning en beiden eveneens informatie met betrekking tot zorg-, financiële en juridische vragen.
Maken van een Mantelplan Voor iedere mantelzorger geldt dat het zinvol is dat zijn zorg gewaardeerd en erkend wordt en dat zijn zorg is afgestemd op privé / werk en op de professionele zorg. Uiteindelijk kom je samen met de mantelzorger tot een overzicht in draagkracht / draaglast: -
hoe ervaart hij de verhouding draagkracht / draaglast;
-
op welke wijze wil, kan en gaat de mantelzorger zijn draagkracht versterken en zijn draaglast verkleinen zodat er (weer) energie zit in de zorg;
-
waar kan (meer) professionele zorg worden ingezet;
-
waar kan vrijwillige zorg / respijtzorg worden ingezet;
-
op welke wijze gaat de mantelzorger zijn balans bewaken.
Waar mogelijk worden afspraken samen met de oudere besproken.
5
Interventies gericht op communicatie en conflicthantering
Communicatie Anders leren communiceren gebeurt vooral in dagelijkse situaties; in je begeleiding is er gelegenheid genoeg om ervaringen en de hier en nu situatie te gebruiken. We beschrijven enkele onderdelen in communicatie die goed te begrijpen en te oefenen zijn:
Inhoud en betrekking Aan de hand van actuele gebeurtenissen kan je laten zien dat communicatie veelal iets laat zien van hoe je relatie is, wat je aan elkaar beleeft. Je kunt voorbeelden geven van wat je ziet in de interactie Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 113
tussen de oudere en de pleger waardoor nog meer herkenbaar wordt dat het in communicatie om inhoud én betrekking gaat maar dat dat niet altijd duidelijk is. Geef voorbeelden van communicatie waarin over de inhoud wordt gecommuniceerd maar waarin het juist om de betrekking gaat. Verduidelijk dit door te benoemen dat in de betrekking gelaatsuitdrukking, beweging, houding, stem en toon altijd belangrijk zijn. Laat ieder bijvoorbeeld duidelijk maken hoe hij/zij spreekt wanneer hij/zij boos, angstig, verdrietig is,of wanneer hem/haar iets dwars zit. Verbind dit aan wat je tussen hen ziet en hoort. Aandachtspunten: -
De vraag: wat bedoel je eigenlijk…is in communicatie heel belangrijk omdat die ingaat op de inhoud én op de betrekking;
-
-
Werk in situaties met: o
wat wordt er gezegd en wat is het effect daarvan;
o
was dat ook uw bedoeling?
o
wat zou u dan eigenlijk willen zeggen?
o
en hoe zou u dat kunnen doen?
Dan wordt vaak duidelijk dat de basis sociale vaardigheden belangrijk zijn: luisteren, vragen stellen, omgaan met feedback.
Conflicthantering In de interactie van de oudere en de pleger spelen onderliggende gevoelens een grote rol, gevoelens zoals onmacht, angst, pijn, frustratie, onzekerheid, boosheid, agressie. Conflicthantering begint bij bewustwording van het waarom van die gevoelens en ze vervolgens op een andere, constructieve manier te willen uiten. Aandachtspunten: -
Aan de hand van actuele situaties en vraagstukken wordt zo concreet mogelijk ingegaan op gevoelens:
-
o
toen werd u boos, waardoor kwam dat?
o
wat voelde u, waar voelde u dat in uw lichaam?
o
op welke wijze werd u boos?
o
wat gebeurt er dan?
o
toen was u bang, waardoor kwam dat?
o
wat voelt u dan, waar voelt u dat? Wat doet u dan?
o
wat gebeurt er dan?
Zinvol is om te bespreken dat boosheid en agressie vaak geuit worden wanneer er iets anders aan de hand is: een diep gevoel dat je niet kan of durft te uiten: verdriet, pijn, angst. Daarmee wordt weer gemotiveerd om te letten op het waarom van die gevoelens en op communicatie om juist wel die gevoelens te benoemen.
-
Leg uit welke mogelijkheden er zijn om te leren om te gaan met gevoelens van boosheid, agressie en frustratie.
Een belangrijke vaardigheid in conflicthantering is de Time-out, zie hiervoor de Bijlage Veiligheid. Wanneer conflicten al generaties lang met geweld worden opgelost is (systeem)therapie nodig om de patronen te doorbreken.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 114
6
Interventies gericht op netwerkontdekking en –versterking
Er zijn verschillende manieren om het netwerk van de oudere te ontdekken, we noemen er enkele: Familienetwerk Familie kan van grote waarde zijn in het doorbreken van patronen van geweld maar de contacten in de familie kunnen ook deel zijn van de geweldspatronen. In alle gevallen is het van belang de familie in kaart te brengen. -
Genogram: de opbouw van de generaties rondom de oudere en daarbij tegelijkertijd de kwaliteit van de relaties. Je neemt een groot vel papier en brengt de generaties in beeld: o
de (groot)ouders van de oudere;
o
de (groot)ouders van de man/vrouw van de oudere;
o
de kinderen zij hebben gekregen en hun mannen en vrouwen en kinderen.
Je krijgt op deze wijze een goed overzicht van de directe familieleden van de oudere en het is een prachtige gelegenheid om in gesprek te gaan over de inhoud van de contacten, zoals: o
welke waarden en normen zijn in de familie belangrijk, bijvoorbeeld ten aanzien van religie, politiek, omgaan met kinderen / met ouderen, omgaan met ziekte, problemen en conflicten;
o
wet welke familieleden heeft hij een hechte relatie, waarom is dat zo voor hem en hoe uit zich dat;
o
wet welke familieleden zou hij een hechtere relatie willen hebben; je kunt dan vervolgens met hem praten over de stappen die hij daarin zou willen zetten en waar je hem in kunt ondersteunen;
o
wet welke familieleden heeft hij een afstandelijke of mogelijk vijandige relatie, waar is dat door ontstaan en wat zou hij er in willen;
-
o
zijn er relatie in de familie verbroken, met welke reden en hoe ziet hij dat;
o
zijn er geheimen in de familie, wil hij daar iets over vertellen.
Familieschema: met name bij allochtonen uit familie- en eerculturen is het van belang een familieschema te maken, uitgebreider dan een genogram omdat de belangrijke familieleden zich ook uitstrekken tot familie in de 2e en 3e graad. In het bespreken van de familie is het belangrijk te ontdekken wie het in de familie voor het zeggen heeft. Veelal zijn dat de ouderen en dan met name mannen. Niet altijd is duidelijk hoe die lijn loopt, een oom in Turkije kan bijvoorbeeld belangrijker zijn in beslissingen in de familie dan de oudste broer in Nederland.
Door het in kaart brengen van de familie krijg je tevens inzicht in de verbinding van de familieleden: -
los zand familie: de verbinding tussen en loyaliteit naar familieleden is niet sterk, de aandacht is meer gericht op individuele zelfstandigheid. Afhankelijkheid van familieleden is er weinigen er wordt niet vanzelfsprekend steun in de familie gevraagd. Familieleden letten niet erg op elkaar en iemand kan dus zo maar een tijd ziek zijn; een depressie wordt niet snel opgemerkt;
-
de kluwenfamilie: de verbinding en loyaliteit is groot; persoonlijk welbevinden is minder belangrijk dan het welbevinden van de familie. Verschillen worden niet opgemerkt of genegeerd. Men wil graag gezamenlijke besluiten nemen, heeft iemand en andere mening dan leidt dat tot problemen;
-
de balansfamilie: er is in deze familie balans in persoonlijke belangen en familiebanden. Er is respect voor een eigen mening en bereidwilligheid om naar win-win oplossingen te werken, maar trouw zijn aan eigenheid is het uitgangspunt.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 115
Sociaal netwerk -
Relatienetwerk of ecogram: een visuele voorstelling van de belangrijke relaties van de oudere en de betekenis én de dynamiek van die relaties. Het gaat dan niet zo zeer om een familieoverzicht maar veel meer om wie voor de oudere van belang zijn. dat kunnen familieleden zijn maar bijvoorbeeld ook vrienden, buren, oud-collega’s, hulpverleners. Het gaat ook dan vooral om het in kaart brengen van dat netwerk en om inzicht in de kwaliteit van die relaties: o
welke relaties ervaart de oudere als prettig, welke als belastend of negatief en waarom;
o
welke relaties zijn voor hem in zijn situatie steunend en welke leveren hem stress op. Ook dan is van belang met de oudere stil te staan bij waarom hij dat zo ervaart en wat hij er in zou willen.
Nadat je de familie, belangrijke anderen in kaart hebt gebracht kan je samen met de oudere bespreken op welke wijze hij zijn contacten wel of niet wil voorzetten. Besprek daarbij ook wie hem daarbij zou kunnen helpen. Het is mogelijk dat de oudere vrijwel geen contacten meer heeft; wanneer hij dat niet prettig vindt kan je met hem onderzoeken welke activiteiten hij kan ondernemen om nieuwe contacten op te doen.
7
Interventies gericht op ervaringsgericht en/of probleemoplossend leren
Ervaringsgericht leren Ook hier sluit je aan bij de actuele situatie en bij concrete ervaringen. Dit is concreet, laat duidelijk gedrag zien en je kunt direct het verschil laten zien in constructief en destructief gedrag, in prettige en niet prettige communicatie. Stilstaan bij ervaringen betekent stil staan bij gedrag en vervolgens bij betekenis: wat werd als goed beleefd en wat niet en vooral: waarom? Elke ervaring is zinvol en je kunt er goed systeemgericht mee werken. Je stelt je vragen over een situatie toegankelijk: -
wat gebeurde er
-
wat deed u, wat deed de ander
-
wat vond u daarvan
-
stel, u maakt het nog eens mee, wat zou u dan hetzelfde doen en wat zou u anders doen?
Op deze wijze wordt er gereflecteerd op eigen beleven en handelen waardoor keuzemomenten ontstaan. Hier kunnen direct wensen en doelen gekoppeld worden; het werken met concrete situaties levert ook heel snel succeservaringen op; zo kan je bijvoorbeeld over of in een situatie van spanning goed stil staan bij waartoe de oudere of juist de ander geneigd is en wat er gedaan zou kunnen worden om een escalatie te voorkomen. Op deze wijze kun je direct oefenen in wanneer de Time-out zou kunnen worden ingezet. Door ervaringen zo uit te werken en inzet en mogelijkheden te waarderen ontstaat ruimte en daardoor zelfvertrouwen, ontwikkeling van waarden en normen, empowerment. Als professional ben je zelf een rolmodel; communiceer motiverend, aansluitend, uitnodigend en duidelijk! Probleemoplossend leren De situatie is vaak complex, niet veilig, veelal is de oudere afhankelijk en heeft daardoor geen zicht op perspectief. Wanneer er sprake is van ontspoorde zorg geldt hetzelfde voor de mantelzorger. Die berg, zoals de situatie ervaren wordt, is alleen te bedwingen door kleine stappen te nemen. Jij als professional houdt bovendien in de gaten dat die stappen zo groot zijn dat ze succes opleveren, want dan is de motivatie om de volgende stap te nemen! Je begeleidt vragend: Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 116
-
je laat de oudere vertellen over een situatie;
-
je bespreekt met hem zijn beleving van de situatie, wat hij er wel en niet in zou willen en waarom;
-
je kijkt met hem naar de mogelijkheden om wat hij wil voor elkaar te krijgen. Je kunt daarvoor gebruik maken van de beslismatrix: Voordelen
Nadelen
Wens 1
Wens 2 Etc. -
vanuit dit overzicht wordt al duidelijker wat het meest zinvolle zou kunnen zijn en/of wat het eerste is dat hij wil en kan doen. Daarvoor jouw waardering en enthousiasme, ook dit is weer iets dat hij zelf veroorzaakt!
-
mogelijk zijn er al meer stappen te bedenken en dan is er al een (klein) plan;
-
maak het niet te groot, hou het overzichtelijk.
In deze probleemsituatie is beweging ontstaat door er van uit te gaan dat er verschillende mogelijkheden voor oplossingen zijn. Er ontstaan ook hierdoor keuzemomenten, ook al zijn ze nog zo klein. Op deze wijze kun je ook met een mantelzorger en/of andere leden van het systeem werken. Keuzes maken Je legt in het nemen van beslissingen de oudere steeds kleine keuzemogelijkheden voor en vraagt wat de consequentie zou zijn wanneer hij die keuze zou volgen. Het gaat om het zetten van kleine stappen: -
Zou u dit willen of liever dat?
-
Als u dat dan kiest, wat betekent dat dan voor u? En wat betekent het voor uw partner / kind(eren) / verzorger / anderen?
-
Zou u nu u zich dat realiseert , nog steeds dezelfde beslissing nemen? Waarom wel /niet?
-
Hoe ziet het leven er uit als u dat gekozen hebt? Wat zou u fijn vinden, wat moeilijk en waarom?
Zo ga je verkennend en stap voor stap verder. Zeker voor de ouderen die beginnend dementerend zijn en voor ouderen met een allochtone achtergrond is dit een fijne en inzichtelijke werkwijze. In het algemeen is het zo dat door deze werkwijze mensen zich realiseren dat er keuzes zijn en dat een vraag of een probleem van verschillende kanten te bekijken is. Op deze wijze kun je ook inschatten of de oudere nog wel in staat is om weloverwogen keuzes te maken of daar specifieke hulp in nodig heeft. Werken met schalen, meters, cijfers In hoofdstuk 4.3.3. hebben we al beschreven dat het methodisch in sommige situaties prettig kan zijn om van gedrag naar gevoel te werken. Gevoel kan ook nog op een andere, heel concrete wijze benaderd worden, namelijk door het werken met schalen, meters of cijfers. Om een heel goed beeld te krijgen van de situatie vraag je aan de oudere welk cijfer hij aan de situatie geeft. Als dat ook moeilijk is benoem je wat je ziet aan de oudere: ‘Ik heb het idee dat u gespannen / verdrietig/ (on)gelukkig bent…
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 117
Je stel dan het volgende voor: -
als u nu eens een cijfer zou kunnen geven aan uw spanning (of ander gevoel) tussen de 0 (geen spanning) en de 10 (zeer gespannen), welk cijfer zou u dan geven?
-
zo kan je heel veel becijferen, zoals veiligheid, eenzaamheid, afhankelijkheid, zelfredzaamheid;
-
wanneer dat cijfer dan gegeven wordt kan je er op in gaan door stil te staan bij: o
bent u tevreden met het cijfer dat u gegeven hebt?
o
zo ja: wat fijn! Hoe is u dat gelukt, hoe hebt u dat voor elkaar gekregen?
o
zo nee: Wat zou u willen? Naar welk cijfer zou u willen gaan?
o
hoe zou de situatie er dan uitzien denkt u? Waar zou u ’t aan merken?
o
kent u dat wel, dat het dan zo is?
o
hoe voelde u zich toen?
o
en wat hielp u om dat voor elkaar te krijgen?
o
als er een groot verschil is tussen de cijfers, maak het dan wat kleiner en begin een half cijfer hoger dan het cijfer van nu:
o
hoe zou u zich dan voelen, merkt u dan verschil met nu? Zou u dat al willen?
o
wat zou u nu kunnen helpen om u weer zo te voelen?
o
wie zou(den) u daar bij kunnen helpen, denkt u? Wat zou ik voor u kunnen betekenen?
Op deze wijze kan je ( met het systeem of individueel) heel concreet de situatie inschatten en er vanuit de waarde die de oudere er aan geeft in werken. Een stap verder wordt zo ook concreet en inzichtelijk, net als de gewenste ondersteuning; opnieuw motiverend want verandering is dichterbij dan gedacht!
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 118
Bijlage Geheimhouding Huiselijk geweld en beroepsgeheim Binnen beroepsgroepen die met het verschijnsel huiselijk geweld of kindermishandeling in aanraking komen, bestaat behoefte aan kennis over de mogelijkheden om informatie over huiselijk geweld met anderen te delen. Huisartsen, hulpverleners, medewerkers van consultatiebureaus, ziekenhuizen en thuiszorginstellingen durven vaak geen persoonlijke gegevens van hun cliënten uit te wisselen uit angst de geheimhoudplicht te doorbreken. Toch biedt de Nederlandse wet- en regelgeving wel ruimte om het belang van de cliënt af te wegen tegen het belang van geheimhouding. De brochure ‘Horen,
zien en zwijgplicht? Wegwijzer Huiselijk Geweld en Beroepsgeheim’ is er om te voorkomen dat beroepskrachten onnodig terughoudend zijn bij de uitwisseling van informatie. De brochure bevat informatie en adviezen over de mogelijkheden van gegevensuitwisseling bij huiselijk geweld. Ook is er een digitale wegwijzer waar men aan de hand van een stappenplan kan nagaan of men als gevolg van de regelgeving aan een bepaalde ketenpartner gegevens mag verstrekken. Deze digitale wegwijzer dient echter alleen als hulpmiddel, de verantwoordelijkheid blijft bij de individuele professional om al dan niet informatie te delen. Deze digitale ‘Wegwijzer huiselijk geweld en
beroepsgeheim’ is te vinden op de website www.huiselijkgeweld.nl Modelconvenant De privacyregelgeving biedt mogelijkheden tot gegevensuitwisseling, wanneer dit noodzakelijk is om huiselijk geweld aan te pakken. Om deze gegevensuitwisseling zorgvuldig en in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens te doen verlopen, is er een Modelconvenant ontwikkeld. Deze is te downloaden via www.huiselijkgeweldenberoepsgeheim.nl Uit factsheet huiselijk geweld 2009 Zie ook de brochure Horen, Zien, Zwijgplicht, Ministerie van Justitie, 2009
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 119
Bijlage Strafbare feiten
Lichamelijke mishandeling -
Slaan en schoppen = strafbaar als mishandeling
-
Vastbinden aan stoel of bed = strafbaar als wederrechtelijke vrijheidsberoving
-
Drogeren = (mogelijk) strafbaar als benadelen gezondheid
Seksueel misbruik -
Aanranding = strafbaar als aanranding
-
Verkrachting = strafbaar als verkrachting
-
Ongewenst confronteren met pornografisch materiaal = niet strafbaar
Psychische mishandeling -
Beledigen = strafbaar als belediging
-
Bedreigen = strafbaar als bedreiging
-
Treiteren, intimideren, vernederen, vals beschuldigen = niet strafbaar
Verwaarlozing -
Onthouden van lichamelijke en medische zorg = strafbaar, hulpverleners mogen een cliënt of patiënt niet in hulpeloze toestand achterlaten. Wanneer er sprake is van ontspoorde zorg is het van belang te onderzoeken of er sprake is van benadelen gezondheid = strafbaar
-
Negeren behoefte van geestelijke ondersteuning/ behoefte aan aandacht = niet strafbaar
Financiële uitbuiting -
Afpersen = strafbaar als afpersing
-
Afdreigen ( chantage) = strafbaar als afdreiging
-
Ontvreemden geld = strafbaar als diefstal of verduistering
-
Financieel kort houden = niet strafbaar
-
Valse beloftes = niet strafbaar
Schending van rechten -
Geen vrijheid = niet strafbaar
-
Geen privacy = niet strafbaar
-
Zelfbeschikking wordt ingeperkt = niet strafbaar
-
Geen bezoek = niet strafbaar
-
Geen telefoon = niet strafbaar
Bronnen: Snabilié (2008), A. van de Ruit (2010)
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 120
Literatuur -
Bakker, H. (2001). Ontspoorde zorg. Overbelasting en ontsporing in mantelzorg voor ouderen. Utrecht, NIZW
-
Banga, (G-A) 2007. Verklaringen voor het geringe aantal meldingen door signaleerders bij
meldpunten ouderenmishandeling. Groningen: Faculteit Sociologie Rijksuniversiteit Groningen i.o.v. CMO in het kader van het project ‘Signaal op rood’: aanpak ouderenmishandeling in de provincie Groningen’ -
Beauvoir, S. de (2e druk 1985). De ouderdom. Oorspronkelijke titel La vieillesse (1970). Utrecht, Bijleveld
-
Bergen, A. van (2007). De Turkse mantelzorger beter ondersteund, evaluatie fase 2. Utrecht, GG & GD, Gemeente Utrecht
-
Boer, de M. (2009). Juridische aspecten van huiselijk geweld. Utrecht Movisie i.o.v. het Ministerie van Justitie
-
Comijs, H.C., e.a. (1996). Agressie tegen en benadeling van ouderen. Een onderzoek naar
-
ouderenmishandeling. Amsterdam, Vrije Universiteit Comijs, H.C. (1999). Elder mistreatment. Prevalence, Risk Indicators and Consequences Amsterdam, Vrije Universiteit
-
Dijk, T. van, Flight, S., Oppenhuis, E., Duesmann, B. (1997). Huiselijk geweld : aard, omvang en
hulpverlening Den Haag : Ministerie van Justitie, -
-
Duijnstee, M., H. Guldemond, L. Hendriks (2001). Zorgkompas voor mantelzorgers van
ouderen en chronisch zieken. Leidraad voor het in kaart brengen van de belasting van zorgende familieleden. Utrecht, NIZW Evers, T. (2009). Huiselijk geweld: een kerntaak van de politie. Utrecht, Movisie Factsheet ouderenmishandeling (2009). Factsheet III: Financiële uitbuiting en financieel misbruik van ouderen. Utrecht, Movisie Groen, M. en J. van Lawick (2008). Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties. Amsterdam, van Gennip
-
Groot, G. de (2005). Rechtsom keert geweld. Harmelen, STM&C
-
Groot, G. de en J. Şimşek (2008). In ontmoeting. Een interactieve benadering van geweld in
eerculturen. Amsterdam, SWP -
Houben P.J.J., T. van Gennip e.a. (2005).Levensloopbeleid in gesprek: Gereedschap voor de
benutting van de persoonlijke software gericht op persoonlijke ontwikkeling. Werkcahier Rotterdam, Vrije Levensloop Academie. -
Kriek, F, Oude Ophuis, R. (2003). Een verkennend onderzoek naar ouderenmishandeling.
Eindrapport. Amsterdam. Regioplan Beleidsonderzoek Lindt, S. van der (2000). Bemoei je er mee! Leidraad voor assertieve psychiatrische hulp aan zorgmijders. Assen, van Gorcum Loog, A. en R. van Overbeek (2006). Ouder worden in Nederland in de 21e eeuw. Cursusboek. Utrecht, Vilans
-
Loog, A. en R. van Overbeek (2007). Zelfmanagement bij ouderen. Factsheet. Utrecht. Vilans
-
Millner, W.R., S. Rollnick (2005): Motiverende gespreksvoering. Gorinchem: Theologische uitgeverij Ekklesia
-
Ministerie van VWS (2009). Basismodel Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. (2009). Den Haag, Ministerie van VWS -
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (2009). Richtlijn Familiair Huiselijk Geweld bij
-
kinderen en volwassenen. Utrecht, NVVP Nieuwenhuis, A. & Ferwerda. H. (2010). Tot de dood ons scheidt: Een onderzoek naar de omvang en kenmerken van moord en doodslag in huiselijke kring . Arnhem: Bureau Beke.
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 121
-
Pot, A.M. (1996). Caregiver’s perspectives: A longitudinal study on the psychological distress
of -
informal caregivers of demented eldery. Academisch proefschrift. Amsterdam, Vrije Universiteit
-
Ridder, K. de (2002). Op is op, het verband tussen compassiemoeheid en ontspoorde zorg. Nieuwsbrief NIZW, februarinr.
-
Strümpel, C. e.a. (2009). Breaking the taboo. Geweld tegen oudere vrouwen in familieverband:
herkennen en behandelen. Wenen, Rode Kruis. Europees Daphne project Serkei, B (2005). Praten doet geen pijn. Handboek bespreekbaar maken huiselijk geweld in allochtone kring. Utrecht, TransAct Snabilié, B (2008). Veiligheidsplan. Integrale aanpak ouderenmishandeling. Groningen, opleiding ‘Politiekundig bachelor niveau 5 verkort’.
-
Steunpunt Ouderen(mis)behandeling Provincie Antwerpen (2007). Draaiboek
ouderenmis(be)handeling. Syllabus bij de training ‘aanpak en preventie bij ouderenmis(be)handeling in de familiale sfeer’. Antwerpen, Dienst Welzijn en Gezondheid Provincie Antwerpen -
Veen, R. van der, e.a. (1996). Signalement: Oud en mishandeld. Utrecht, NIZW
-
Verbeek, G. (2006) Zorgplan voor het leefplan. Maarssen, Business Reed Information
-
Vink, R. en M. van Bavel (2007). Naar methodisch handelen bij Ouderenmishandeling. Utrecht,
Movisie -
Vries de, S. (2007). Wat werkt? De kern en de kracht van het maatschappelijk werk. BV Uitgeverij SWP, Amsterdam
Methodische handleiding aanpak ouderenmishandeling versie 1 – april 2010 122
Colofon Wanneer huiselijk geweld ouderen treft Een methodische handleiding in de aanpak van ouderenmishandeling Uitgave: (Advies- en) Steunpunt Huiselijk Geweld Groningen / sinds 2013 onderdeel van Het Kopland Antillenstraat 9 9714 JT Groningen
[email protected] www.hetkopland.nl
ten tijde van uitgave in 2010 was het ASHG Groningen onderdeel van stichting Toevluchtsoord Auteur: Gerda de Groot – Rechtsom Academy BV Met medewerking van en dank aan:
OGGz stad Groningen o
Annette von Unruh
o
Faiza Charkaoui
Regiopolitie Groningen
AFPN
o o
Gaby Drenth
Team 290 – Lentis/Dignis o
Marianne Brinks
Lentis Groningen o
Tineke Tims
Stichting Welzijn Vlagtwedde o
Nienke Visser
Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Oldambt o
Alex van de Ruit
Johanna de Vries
ASHG Groningen o
Pieta Nijhuis
o
Henri Dijk
o
Grietje Nieland
Alle deelnemers aan de werkgroepen in Stad Groningen en provincie, het provinciaal platform ouderenmishandeling en de organisaties waar alle betrokkenen werkzaam zijn voor het ‘uitlenen’ van hun mensen en hun expertise ten behoeve van het project.
Het project “Aanpak ouderenmishandeling” is tot stand gekomen dankzij financiële steun van Gemeente Groningen en de Provincie Groningen.
Uit deze handleiding mag naar hartenlust worden gekopieerd, mits met bronvermelding…